AUTEURS
ALL RIGHT! TWEEDE EDITIE
VERA HOUTENBOSSTUPENEA
All right! tweede editie is een vaardigheidsgerichte methode Engels voor de onderbouw en de bovenbouw vmbo. De vaardigheden luisteren, lezen, gesprekken voeren/spreken en schrijven worden behandeld op het niveau
LAURA HEMSTRA
A1/A2/B1. Het Europees Referentiekader is volledig zichtbaar geïntegreerd in de methode, zowel in de boeken als in het ePractice Pack.
BAS VOS KENMERKEN VAN DE TWEEDE EDITIE: • Instructie vanuit het werkboek of compleet vervangende computerlessen. • Leerlijn ERK met afsluitende ERK-taak aan einde van elke les. • Didactische alternatieven voor lessen beschikbaar. • Elektronische leeromgeving met differentiatielessen op eigen niveau voor de leerling, trainers grammatica, woordenschat en spreken, digitale toetsen, audio/video, een leerlingvolgsysteem en arrangeermogelijkheden.
DOORLOPENDE LEERLIJN All right! tweede editie maakt deel uit van het fonds Engels van Malmberg B.V. All right! sluit naadloos aan op de meest gebruikte methode Of Course! voor de bovenbouw havo/vwo.
ARRANGEMENTEN VOOR DE LEERLING • ePractice Pack: het ePractice Pack is een online leeromgeving en bevat de gedigitaliseerde oefeningen van het workbook. • Combi workbook / ePractice Pack: dit arrangement bestaat uit een workbook en een ePractice Pack, waarbij de leerlingen de mogelijkheid hebben om de lesstof op papier of digitaal te verwerken. • Full Digital Pack: het Full Digital Pack bevat het ePractice Pack en een digitale versie van het textbook.
ARRANGEMENT VOOR DE DOCENT • Leerlingmateriaal en een docenten ePractice Pack met digiboeken, toetsen, handleiding en audio/video.
ISBN 978 90 345 7672 9 Vanaf 2010 zijn de eindexamens gekoppeld aan het Europees Referentiekader (ERK) voor de moderne vreemde talen. Het niveau van luisteren, lezen gesprekken voeren/spreken en schrijven ontwikkelt zich in de MVT-methodes van Malmberg in een doorlopende leerlijn van ERK niveau A1 naar C1. Het ERK is voor de auteurs van All Right! hét uitgangspunt geweest bij het bepalen van de opbouw en de inhoud van de methode.
545602
UNIT 2
LESSON 1 FORCES OF NATURE LISTENING & READING
1
WARMING UP Deze Lesson gaat onder andere over bijzondere natuurverschijnselen. Welke van de volgende verschijnselen heb je weleens gezien (in het echt of op tv)? Kruis de juiste woorden aan. Zoek onbekende woorden op in een woordenboek. □ a hurricane □ a tornado □ an earthquake □ an active volcano □ a flood □ other:
2
HAVE A LOOK Bekijk de foto's op blz. 24-25 van je textbook. Welke twee natuurverschijnselen zie je? Geef antwoord in het Nederlands.
3
WORRIED |
| cd 1 track 8
Lees tekst 1 op blz. 24 van je textbook. Luister goed. Kruis aan: True of False. 1 2 3 4 5 6 7
4
Brian heeft een orkaanwaarschuwing gehoord. De orkaan wordt morgen verwacht. Alle huizen langs de kust worden geëvacueerd. Emma herinnert zich nog de orkaan van vorig jaar. Brians oma heeft een echte orkaan meegemaakt. Door de orkaan had zijn oma toen twee dagen geen elektriciteit. Emma verwacht dat de orkaan hooguit een paar boten zal beschadigen.
PUMPKINS |
True □ □ □ □ □ □ □
False □ □ □ □ □ □ □
| dvd 3 fragment 2
KIJKTIP Let bij Engelstalige filmpjes niet alleen op wat je hoort, maar ook op wat je ziet. Je begrijpt dan beter wat er wordt gezegd. Bekijk het videaofragment. Onderstreep de juiste woorden. 1 Het filmpje gaat over een bijzondere (race / wedstrijd / talentenjacht). 2 Er doen (geen / weinig / veel) vrouwen mee. 3 Er komen steeds (meer / minder / jongere) toeschouwers. 4 (Het ontwerp / Veel oefenen / Ervaring) is het belangrijkste. 5 Vorig jaar werd er een (koffietafel / auto / huis) vernield. 6 Team Hypertension (eindigt als laatste / wordt gediskwalificeerd / wint).
21
5
FREAKY Lees tekst 2 op blz. 25 van je textbook. Beantwoord de volgende vragen. 1 Wat kan een tornado met een windsnelheid van 70 mijl per uur doen?
2 Wat voor windsnelheid is er nodig om een trein te laten ontsporen?
3 Wat veroorzaakte de dood van honderden mensen in de Himalaya?
4 Wanneer vallen hagelstenen naar beneden?
5 Waarom moesten de inwoners van een stadje in Servië een schuilplaats zoeken?
6 Hoe ontstaat zo’n natuurverschijnsel, volgens wetenschappers?
6
CALM DOWN! Schrijf de juiste woorden onder de tekeningen. Er blijven twee woorden over. Kies uit: frog • barn • hurricane • pavement • scientist • basement
7
LISTENING |
| dvd 3 fragment 3
Je bent op vakantie in Singapore. Je ouders willen morgen in een Japans restaurant gaan eten. Toevallig is er een reportage op tv over een speciaal Japans gerecht. Bekijk het videofragment en beantwoord de vragen. 1 Wat is er opvallend aan dit gerecht?
2 Zou jij dit gerecht bestellen? Leg je antwoord uit.
22
EXTRA PRACTICE 8
UNBELIEVABLE Lees tekst 2 op blz. 25 van je textbook opnieuw. Bij welk natuurverschijnsel horen de volgende zinnen? Kruis de juiste hokjes aan. Tornado Hailstorm Frog rain 1 It can rip pavement from the street. □ □ □ 2 It can also take fish along for the ride. □ □ □ 3 It starts out as raindrops in extremely cold areas. □ □ □ 4 Once a wind speed of 318 miles an hour was recorded. □ □ □ 5 Scientists classify it by the damage it can do. □ □ □ 6 It can drop balls the size of baseballs. □ □ □
9
DON'T WORRY Zet de woorden in de juiste volgorde. 1 worried - warning - hurricane - about - I'm - this - kind of
2 all - houses - they're - the - along the - evacuating - coastline
3 too - it was - to go - dangerous - outside
4 barn - destroyed - her - the - high winds - family's
5 the wind - maybe - a few - damage - boats - will
10
WORDS Hoe vertaal je de volgende woorden? Schrijf de juiste letters achter de cijfers. 1 nergens
a hail
1
2 snelheid
b lie
2
3 liegen
c nowhere
3
4 kust
d speed
4
5 bezorgd
e worried
5
6 hagel
f
6
7 veilig
g grandmother
7
8 oma
h safe
8
coast
23
UNIT 2
LESSON 2 AMAZING READING & GRAMMAR
11
WARMING UP Deze Lesson gaat onder andere over een hotel. Als jij een hotel zou boeken, wat vind je dan belangrijk dat er aanwezig is? Schrijf minstens drie dingen op. Probeer dit in het Engels te doen.
12
HAVE A LOOK Bekijk de teksten op blz. 26-27 van je textbook. Onderstreep de juiste antwoorden. 1 Waar kun je tekst 1 vinden? (op internet / in een tijdschrift / in een krant / in een encyclopedie) 2 Wat voor soort tekst is tekst 2? (een recensie / een artikel / een interview / een weblog)
13
BE THERE! Lees tekstblokje A en B op blz. 26 van je textbook. Zet de woorden in de juiste volgorde. 1 tonight - to - let's go - Harry's party
2 going to - tomorrow - the beach - afternoon - how about - ?
3 you - here - could - an hour - be - in - ?
4 we - why don't - Sunday - go for - in the park - a walk - on - ?
5 can - at the cinema - you - meet - past nine - me - at half - ?
14
HOTEL LEESTIP Kijk bij leesopdrachten eerst of er naar hoofdzaken of details wordt gevraagd. Als het om details gaat, lees je de tekst grondig door. Bij hoofdzaken hoeft dit meestal niet. Lees de leestip. Lees dan tekst 1. Om wat voor hotel gaat het? Kruis het juiste antwoord aan. a □ Een goedkoop hotel voor rugzaktoeristen. b □ Een zeer luxe hotel. c □ Een hotel voor jonge mensen. d □ Een heel oud hotel.
24
15
IMPRESSIVE Lees tekst 1 op blz. 26 van je textbook opnieuw. Beantwoord de vragen in het Nederlands. 1 In wat voor vorm is het Burj Al Arab hotel ontworpen?
2 Wat voor auto krijg je in dit hotel tot je beschikking?
3 Hoe groot zijn de grootste suites van het hotel?
16
JOBS Lees tekst 2 op blz. 27 van je textbook. Schrijf in het Nederlands op over welke baantjes het gaat. 1 2 3
17
WORDS FOR YOU In de woordslang zijn zes Engelse woorden verstopt. Schrijf ze op naast de juiste vertaling.
REMOVEVOTE C M WEIRDKICKP O W ERFUL AL
18
1 stemmen
4 sterk
2 vreemd
5 rustig
3 verwijderen
6 schoppen
READING Lees tekst 2 opnieuw. Je Engelse neef logeert bij je. Hij leest een tijdschrift en laat je een artikel zien (tekst 2). Beantwoord de vragen in het Nederlands. Leg je antwoorden uit. 1 Als je een van deze drie banen zou moeten kiezen, welke zou het dan worden?
2 Welke van deze banen lijkt je het minst aantrekkelijk?
25
EXTRA PRACTICE 19
WHEN AND WHERE? Lees tekstblokje A en B op blz. 26 van je textbook opnieuw. Zet de woorden in de juiste volgorde. 1 to - a pub - went - last - I - week
2 met - there - they - on - Saturday
3 on - my phone – lots of messages - sent - he - me - yesterday
4 at 4 pm - at - I - called - home - her
5 tomorrow - going to - do that - we - are
20
UNUSUAL CAREERS Lees tekst 2 op blz. 27 van je textbook opnieuw. Vul de zinnen hieronder aan. 1 Kauwgom is een groot probleem in 2 Gestoomde kauwgom
. heel vies.
3 Struisvogels kunnen aanvallen als 4 Struisvogels hebben sterke
.
5 Om slangen te kunnen vangen, moet je dingen leren over
.
6 Cha-on Pungnam is weleens in zijn
21
gebeten.
PUZZLE TIME! Zoek de Nederlandse vertaling van de volgende woorden in de puzzel en streep ze door. Schrijf elke vertaling bij het juiste woord.
1 behaviour 2 attack
B G H
E
L
A
A
S M T
N
L
E
E
E
B
B
Y W T W
D O
L
D D Q M Q H
L
3 threaten
E
F
R
K
R
R
J
T
D
S O
4 steam
F
V
U M C
E
A
P
A H O
I
S
B
5 ordinary
26
C
K
E
A
B
I
G
T
G X
M O O T
S
L
J
G
S
Z W
B N
V
E
I
E
K
H
6 annoy
C
Y
7 unfortunately
A
A N
V
A
L
L
E
N N
L
A
V
R
R
I
T
E
R
N
E I
E
UNIT 2
LESSON 3 SOUNDS COOL WRITING & GRAMMAR
22
WARMING UP Lees de volgende zinnen en kruis aan wat bij jou past. 1 □ I am listening to my English teacher at the moment. 2 □ I am thinking about my lunch break right now. 3 □ I do sports every week. 4 □ I do my homework every day.
23
HAVE A LOOK Bekijk tekst 1 en 2 op blz. 28-29 van je textbook. Omcirkel de juiste woorden. 1 Tekst 1 is geschreven door (Ripley / Laura). De tekst gaat over een (festival / attractie) in Londen. 2 Tekst 2 is een (chatgesprek / interview). In de tekst praten Jason en (Luke / Charlie) met elkaar over hun (hobby's / school).
24
THEY'RE HAVING FUN GRAMMATICATIP Je kunt in zinnen met -ing ook korte vormen gebruiken, bijvoorbeeld: I am working = I'm working. Lees de grammaticatip. Lees dan tekst 1 en tekstblokje A op blz. 28 van je textbook. Wat zijn de mensen op de tekeningen hieronder aan het doen? Vul de juiste woorden in. Gebruik de woorden tussen haakjes. Gebruik in de tweede zin steeds de korte vorm.
1
1 (call)
2 (eat)
2
3
I
my friend.
I’m
my friend.
He
his lunch.
4
his lunch. 3 (play)
She
the piano. the piano.
4 (dance)
They
. .
27
25
IT HAPPENS GRAMMATICATIP Je zet ook -s of -es achter het hele werkwoord bij woorden die je kunt vervangen door he / she / it (bijvoorbeeld Martin, my sister of the dog). Lees de grammaticatip. Lees dan tekstblokje B op blz. 28 van je textbook. Vul de juiste woorden in. Gebruik de woorden tussen haakjes.
26
1 (go)
I often
to pop concerts.
2 (live)
Martin
3 (order)
Esther never
4 (visit)
We
our grandparents every year.
5 (read)
He
the newspaper every day.
6 (hate)
My friends
7 (drink)
The dog
8 (look)
You
9 (cost)
This camera
10 (love)
My sister
in Leiden. clothes online.
dance music. They prefer rock. a lot of water. very tired. over a hundred dollars. fast cars.
RIGHT NOW? Lees tekstblokje A en B opnieuw. Streep de foute woorden door. 1 She (is writing / writes) an email at the moment. 2 They (are planning / plan) their visit to London right now. 3 He (is reading / reads) magazines every day. 4 We (are going / go) to the cinema every month. 5 I often (am visiting / visit) my friends. 6 We always (are ordering / order) our tickets by email. 7 Stef (is listening / listens) to the radio at the moment. 8 She (is talking / talks) to her instructor now. 9 Look! The python (is eating / eats) a mouse. 10 She (is washing / washes) her hair every evening.
27
TNX Lees tekst 2 op blz. 29 van je textbook. Welke vragen en antwoorden horen bij elkaar? Zet de juiste letters achter de cijfers.
28
1 Do you have any hobbies?
a Dead mice.
1
2 How big is it?
b I juggle.
2
3 What does a python eat?
c I'm 15.
3
4 What do you do in your spare time?
d Yeah, I have a pet snake.
4
5 How old are you?
e Charlie's about a metre long.
5
28
CHATTING Lees tekstblokje A op blz. 29 van je textbook. Hieronder zie je een deel van een chatsessie. Jessica is 12 jaar en gaat naar een middelbare school in Leiden. Ze is goed in Engels en wiskunde. Ze speelt voetbal en haar favoriete band is Big Wheel. Vul Jessica's zinnen aan. Sunny16: Hi there. How old are you?
29
Jess:
I’m
Sunny16:
I see. What school do you go to?
Jess:
I go
Sunny16:
What subjects are you good at?
Jess:
I’m
Sunny16:
OK. Do you have any hobbies?
Jess:
I
Sunny16:
Well, in my spare time, I like listening to music. What's your favourite band?
Jess:
I’m a
Sunny16:
Cool! I love them too.
WRITING SCHRIJFTIP Gebruik bij het chatten vooral woorden die je kent. Je maakt dan minder snel fouten. Lees de schrijftip. Je bent ingelogd op een Australische chatwebsite. Al snel wil iemand een praatje met je maken. Vul de chatsessie hieronder aan. B@RT: Hi there! It'sME: B@RT:
I am 14. How old are you?
It'sME: B@RT:
I like shopping and watching TV. Do you have any hobbies?
It'sME:
B@RT:
Yes, I have a younger brother. His name is Jake. What about you?
It'sME: B@RT:
Who's your favourite actor?
It'sME: B@RT:
OK. I'm a fan of Dean Jackson. What school do you go to?
It'sME: B@RT:
I see. What subjects are you good at?
It'sME: B@RT:
Right. I'm good at biology and chemistry. 29
EXTRA PRACTICE 30
WE WORK HARD Lees tekstblokje A en B op blz. 28 van je textbook opnieuw. Wat past op de open plaats in de zin? Kruis de juiste woorden aan. 1 We ... our homework at school. □ always do □ are always doing 2 I ... TV at the moment. □ watch □ am watching 3 She ... me text messages. □ often sends □ is often sending 4 They never ... me with my problems. □ help □ are helping 5 Shut up! I ... read. □ try to □ 'm trying to 6 Fatimah ... tall boys. □ likes □ is liking 7 Listen! They ... ! □ sing □ ‘re singing 8 He usually ... orange juice. □ orders □ is ordering
31
WHAT ARE YOU DOING? Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm.
32
1 (watch)
What are they doing? − They
a film.
2 (go)
I often
3 (kiss)
He never
4 (try)
Can you help me for a minute? I
5 (walk)
Look! Ahmet
6 (surf)
We
7 (chat)
I
8 (run)
Steve
9 (do)
Sorry, I can't help you now. I'm busy. I
10 (listen)
He always
out with my friends. a girl on the first date. to find my shoes. hand in hand with Sheila! the Internet at the moment. with my friends all the time. for half an hour every day. He says it keeps him fit. my homework. to dance music.
THAT'S THE QUESTION Welke vragen passen bij de antwoorden hieronder? Schrijf passende vragen op. 1 − I go to a secondary school in Sneek. 2 − I'm good at English and biology. 3 − I have an elder sister. 4 − I like gaming online. 5 − I'm a fan of Johnny Steele.
30
UNIT 2
LESSON 4 WHAT DID YOU DO? SPEAKING
33
WARMING UP Deze Lesson gaat onder andere over telefoongesprekken. Onderstreep de woorden die daarmee te maken hebben. crazy / call / shape / message / hills / number / stage / line / day trip
34
HAVE A LOOK | Bekijk de tekeningen op blz. 30-31 van je textbook. Stel over elke tekening een Engelse vraag aan een klasgenoot. Je klasgenoot geeft antwoord in het Engels. Wissel daarna van rol. What is the girl doing? − She is talking on the phone.
35
WHAT'S UP? |
| cd 1 track 9
Luister goed. Kruis de juiste zinnen aan. 1 □ Sam vraagt of Rachel thuis is. 2 □ Sam heeft een verkeerd nummer gedraaid. 3 □ Sam is gisteren naar een concert geweest. 4 □ Rachel vraagt Sam om langzamer te praten. 5 □ Sam heeft geweldige foto's genomen.
36
MY DAY |
| cd 1 track 10
Patrick vertelt over zijn uitstapje naar Loch Ness. Luister goed en zet de tekeningen in de juiste volgorde. Nummer ze van 1 tot en met 4.
37
THAT'S CRAZY |
38
ON THE PHONE |
|
| cd 1 track 10 Lees gesprek 2 op blz. 30 van je textbook. Speel het na met een klasgenoot. Wissel ook van rol. Vind je het moeilijk? Luister dan opnieuw naar het gesprek.
A Vul de juiste woorden in. Er blijft één woord over. Kies uit: last • autograph • up • hike • steep • recognize • experience Ali:
Hey, Tim. What's
Tim: Well, I went to a concert Ali:
Wow! That sounds like an amazing
Tim: Yeah, it was. I also got his Ali:
I went hiking. The
? night. It was cool! The singer invited me backstage. . . So, what did you do yesterday? was pretty long and there were lots of
hills.
B Speel het gesprek na met een klasgenoot. Wissel ook van rol.
31
39
DAY TRIP | A Lees de expressions bij A op blz. 31 van je textbook. Vul het verhaal van Sheila hieronder aan. Ze vertelt haar vriendin over een uitstapje. Gebruik de aanwijzingen tussen haakjes. I had a great day yesterday. I went on (1 een dagtocht) (2 met de bus)
to Loch Ness. We went
. We arrived at noon. First (3 hebben we geluncht)
we (4 zijn rond het meer gewandeld) (5 gingen we naar huis)
. After that
. It was beautiful! Then . Here, let me show you the photos.
B Vertel het verhaal aan een klasgenoot. Je klasgenoot let op je uitspraak. Wissel ook van rol.
40
HELLO | A Lees de expressions B en C. Vul daarna het gesprek hieronder aan. Mr Branson
Lily
1 Hello. 3
2 Hi, Mr Branson. Is Rachel at I ask who's calling?
4 Oh, sorry. It's Lily.
5 Hi, Lily. I'm not sure if she's in.
6 Could you
7 I'm not sure if she's in. Can you the line?
8 Yes, of course.
9 She's not in. Can I take a
?
?
that, please?
10 No, thanks. I'll try again later. Bye!
B Speel het gesprekje na met een klasgenoot. Wissel ook van rol.
41
SPEAKING | SPREEKTIP Spreek altijd rustig en duidelijk. Dan kan de ander beter verstaan wat je zegt. Lees de spreektip. Werk samen met twee klasgenoten. Je wilt even bijkletsen met je Canadese neef of nicht. Je belt op en de telefoon wordt opgenomen door je oom of tante (je ene klasgenoot). Daarna krijg je je neef of nicht aan de telefoon (je andere klasgenoot). Vertel over je laatste uitstapje. Wissel twee keer van rol, zodat je alledrie de rollen een keer hebt gespeeld.
32
EXTRA PRACTICE 42
SLOWLY |
|
| cd 1 track 9
Lees gesprek 1 op blz. 30 van je textbook. Speel het na met een klasgenoot. Wissel ook van rol. Gebruik de tweede keer de naam van je favoriete band. Vind je het moeilijk? Luister dan opnieuw naar het gesprek.
43
YESTERDAY | A Vertaal de Nederlandse zinnen. Gebruik de expressions op blz. 31 van je textbook. Terry
Stuart
1 So, how was Adventure Land?
2 Fantastic! (Ik zal je er alles over vertellen.)
3 You went by train, right?
4 Yes. (Dat duurde een uur.)
5 (Kun je wat langzamer praten, alsjeblieft?)
6 Sure. Anyway, we went on all the rides.
7 Your parents too?
8 Yeah! (Ik heb geweldige foto's genomen.)
B Speel het gesprekje na met een klasgenoot. Wissel ook van rol.
44
ON THE PHONE | A Onderstreep de juiste woorden. Mr King 1 3 5 7 9 11
Ben
Hello. (May / First) I ask who's calling? Hi, Ben. Jack, it's Ben (holding / calling). Oh, wait a minute. I think he's out. I said Jack's out. Can I take a (line / message)? OK. Bye.
2 4 6 8 10 12
Hi, Mr King. Is Jack (at / in) home? It's Ben. Thanks. Could you (repeat / slowly) that, please? No, thanks. I'll try again later. Bye.
B Speel het gesprekje na met een klasgenoot. Wissel ook van rol.
45
WORDS FOR YOU Vertaal de woorden tussen haakjes. Je kunt de Engelse woorden vinden op blz. 30 van je textbook. 1 The hike around the lake was (zwaar) 2 Sam is (gek)
about Lisa.
3 I think we have to (wachten) 4 He (trok)
.
here.
the dog out of the water.
33
UNIT 2
LESSON 5 EXAM TRAINING READING & WRITING
46
WARMING UP In deze Lesson lees je onder andere over reality-tv: programma's waarin niet wordt geacteerd, maar waarin je iets volgt wat echt gebeurt. Geef drie voorbeelden van dit soort programma's. 1 2 3
47
LIVE LEESTIP Moet je kiezen welke woorden op een open plaats passen? Kijk dan niet alleen naar de zin met de open plaats, maar ook naar de zin ervoor en de zin erna. Meestal wordt het dan duidelijker. Lees de leestip. Lees dan tekst 1 op blz. 32 van je textbook. Kies bij elke open plaats het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden. 1 □ a an operation live 5 □ a have a real □ b New Jersey □ b give money for □ c an exciting match □ c read a book about 2 □ a young people □ b hospitals □ c experts
6 □ a What colour □ b What shape □ c How big
3 □ a problems □ b arms □ c people
7 □ a really boring □ b a bit too exciting □ c not live
4 □ a get into science □ b practise more □ c watch less TV
48
THAT'S A FACT Wat betekenen de vetgedrukte woorden hieronder? Schrijf de juiste woorden op. Kies uit: donder • piepklein • muur • eiland • hoofdstad • jaarlijks • raken 1 Paris is the capital of France. 2 It would be nice to go on holiday to a tropical island. 3 Wimbledon is an annual tennis tournament. 4 Can you hit the ball with the racket? 5 I've got lots of posters on my bedroom wall. 6 There was a huge storm with thunder and lightning. 7 A mouse is a tiny animal.
34
49
IN TUVALU Lees tekst 2 op blz. 33 van je textbook. Kies bij elke open plaats het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden. 1 □ a hurricane 6 □ a strong winds □ b festival □ b the water □ c competition □ c a huge fire 2 □ a teenager □ b baby □ c grandparent
7 □ a waves □ b houses □ c shelters
3 □ a too good □ b a sunny day □ c a storm
8 □ a the whole island □ b our house □ c all of the trees
4 □ a scared □ b happy □ c young
9 □ a forget □ b discover □ c celebrate
5 □ a a small □ b a huge □ c the last
50
A LETTER Brieven kennen een vaste opbouw met bepaalde onderdelen die altijd terugkomen. Hieronder zie je die onderdelen. Zet ze in de juiste volgorde. Nummer ze van 1 tot en met 6. je naam openingszin aanhef inhoud van de brief afsluiting slotzin
51
THANKS SCHRIJFTIP Schrijf je aan iemand die je goed kent, bijvoorbeeld een vriend(in) of familielid? Begin dan met Dear + voornaam. Anders schrijf je Dear Mr of Ms + achternaam. Weet je de achternaam ook niet? Begin dan met Dear Sir/Madam. Lees de schrijftip. Je gaat vakantiewerk doen in Engeland. Je vader heeft een baantje geregeld via een Engelse kennis, Charles Highbridge. Je wilt hem een briefje schrijven om hem alvast te bedanken. Geef aan welke aanhef je moet gebruiken. 1 □ Hi Charles! 2 □ Dear Sir/Madam, 3 □ Dear Mr Highbridge, 4 □ Dear Sir,
35
52
LIVERPOOL Lees tekst 3 op blz. 33 van je textbook. Je hebt meegedaan aan een uitwisselingsprogramma met een Engelse school. Je bent net terug uit Liverpool. Je hebt daar een aantal weken gelogeerd bij een gastgezin, de familie Richardson. Schrijf een bedankbriefje aan de familie Richardson. Verwerk de volgende elementen: 1 Groet hen en vraag hoe het met hen gaat. 2 Bedank hen voor de goede zorgen tijdens je verblijf in Liverpool. 3 Schrijf dat je het leuk vond om het gezin te ontmoeten. 4 Schrijf dat je Nederland erg hebt gemist, vooral op regenachtige dagen. 5 Bedank hen dat ze je elke dag naar school hebben gebracht. 6 Schrijf dat je hoopt hen snel weer te bezoeken. 7 Sluit af met een groet en je naam. Let op! – Schrijf in het Engels. – Gebruik geen chattaal met afkortingen en dergelijke. – Je mag een woordenboek gebruiken. – Zoek niet te veel onbekende woorden op. – Gebruik je woordenboek vooral om je spelling te controleren. – Controleer je tekst als je klaar bent. Heb je alle elementen verwerkt?
36
UNIT 2
CHECK IT OUT! TASKS
Deze Lesson bestaat uit vier opdrachten. Hiermee kun je laten zien dat je de dingen die je in Unit 2 geleerd hebt ook echt kunt toepassen. Check it out!
53
LISTENING |
| dvd 3 fragment 4
Je bent op vakantie in de Engelse plaats Brockworth. Op de regionale televisiezender zie je een reportage over een jaarlijks evenement in die plaats. Toevallig is het morgen weer zover. Bekijk het videofragment en beantwoord de vragen. 1 Wat voor soort evenement is dit?
2 Zou jij daar gaan kijken? Leg je antwoord uit.
3 Zou je zelf mee willen doen? Leg je antwoord uit.
54
SPEAKING | Lees tekst 1 op blz. 34 van je textbook. Werk samen met een klasgenoot. Je wilt even bijkletsen met je Engelse vriend(in). Je belt op en hij of zij (je klasgenoot) neemt zelf de telefoon op. Vertel over iets leuks wat je hebt meegemaakt. Je mag kiezen: vertel over een excursie of over een ontmoeting met een beroemd persoon. Je mag je fantasie gebruiken. Wissel ook van rol.
37
55
WRITING Je bent ingelogd op een internationale chatwebsite. Al snel wil iemand een praatje met je maken. Bedenk zelf een chatnaam en vul de chatsessie hieronder aan.
Student-217:
Hi! I’m Australian. I’m from Melbourne. What about you? :
Student-217:
I’m 15. What’s your age? :
Student-217:
I see. And do you have any brothers or sisters? :
Student-217:
I have an older sister. Her name is Ella. :
Student-217:
I love movies! What’s your favourite movie? :
Student-217:
I really like James Bond movies. I’m a big fan! What are your hobbies? :
Student-217:
Sounds cool. And what about school? What subjects do you like? :
Student-217:
56
Well, I like English and maths.
READING Lees tekst 2 tot en met 5 op blz. 35 van je textbook. Je sportclub wil geld inzamelen voor een goed doel via een speciale actie: een poging om een Guinness wereldrecord te breken. Een Engelstalig lid van de club is heel enthousiast over de actie en heeft vast wat teksten over records verzameld (tekst 2 tot en met 5). Beantwoord de vragen in het Nederlands. Leg je antwoorden uit. 1 Welk record vind jij het indrukwekkendst?
2 Welk record zou je zeker niet willen proberen te breken?
38