1.
De Voedselbank Rotterdam In dit hoofdstuk wordt algemeen ingegaan op de organisatie voedselbank. Allereerst wordt stil gestaan bij de oprichting van de voedselbank Rotterdam. Vervolgens wordt ingegaan op het punt voor wie de voedselbank bedoeld is en wordt ingegaan op het punt van vraag en aanbod en distributie. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een koppeling van de voedselbank aan het armoedebeleid.
Oprichting Voedselbank Rotterdam In 1999 is de Stichting MinusPlus opgericht met de gedachte om de minderbedeelden in de samenleving te kunnen ondersteunen met datgene wat de rijken aan restgoederen kunnen aanleveren. De initiatiefnemers van de non-profit organisatie, de heer Sies en mevrouw Sies, zijn hiertoe gekomen vanuit hun eigen ervaring als uitkeringsgerechtigden sinds 1986. Zij zijn actief op zowel kerkelijk als sociaal terrein en hebben ervoor gekozen om via deze contacten actie te ondernemen tegen zowel de armoede als tegen de verspilling in Nederland. In augustus 2001 heeft het echtpaar de voorbereidingen getroffen voor het opzetten van een Voedselbank, eveneens een non-profit organisatie. Zij hebben zich laten inspireren door één van de Voedselbanken in België, provincie Antwerpen. Door het inspelen op de overschotten van producten in de voedingsindustrie wordt het verkregen voedsel doorgespeeld aan de minderbedeelden in de samenleving. Het gaat hier om voedsel dat door de leveranciers niet meer in de handel kan of wil worden gebracht, maar dat nog in kwalitatief goede staat is. Er zijn inmiddels zo’n 110 voedselbanken in Nederland, waarvan, sinds 2009, acht regiovestigingen. Deze vestigingen zijn wat groter en van hieruit kunnen voedselbanken in andere delen van het land worden voorzien van voedsel. Rotterdam blijft als vestiging werkzaam als ‘hoofdkantoor’.
Voor wie is de Voedselbank bedoeld? In de zomer van 2002 werd er aan ongeveer 30 gezinnen in en rond Rotterdam wekelijks ondersteuning gegeven door middel van groenten en brood ter waarde van € 15.000,- op jaarbasis. De verspreiding van levensmiddelen vindt ook plaats via onder andere hulpverleningsorganisaties als het Tienermoeders, Daklozenopvang en Verslaafdenzorg. De ontvangers worden ongeacht nationaliteit, geloof of cultuur door de Voedselbank voorzien van de door de levensmiddelenbedrijven beschikbaar gestelde middelen. Verdere opbrengsten worden verkregen uit giften. Inmiddels zijn de criteria voor mensen die in aanmerking komen voor hulp van de voedselbank gericht op ‘leefgeld’. Dit is het geld wat iemand overhoud na aftrek van vaste lasten als huur, nutsvoorziening, verzekering en schuldsanering. Komt dit onder een bepaald bedrag, zie de tabel hieronder, dan kan men een beroep doen op de voedselbank.
Leefgeldcriteria Voedselbank 2009 Persoon Eenpersoonshuishouden: Meer volwassenen vanaf 18 jaar: Kinderen t/m 12 jaar: Kinderen 13-18 jaar:
Hoeveelheid leefgeld € 175,€ 60,€ 25,€ 50,-
Tabel 3.1: Leefgeldcriteria Voedselbank 2009, bron: voedselbank.nl
Vraag en aanbod 2008-2009 De Voedselbank levert op dit moment voedselpakketten aan bijna drieduizend gezinnen in Rotterdam –Rijnmond en voor ongeveer 17.000 gezinnen in plaatsen elders in Nederland levert Rotterdam een aantal basis artikelen aan.. In 2008 heeft er een stijging plaatsgevonden van het aantal uitgedeelde voedselpakketten door o.a. de samenwerking met René en Natasja Froger om de Voedselbank te promoten. Hierdoor werd de ‘vraag’ groter en gezien de ingetreden recessie in de economie in 2008 en 2009 gaan bedrijven efficiënter produceren waardoor de aanbodzijde ‘krapper wordt’.
Distributie voedselpakketten Het voedsel dat verworven wordt bij de voedselleveranciers wordt opgeslagen in een loods in Rotterdam. Het aantal vrijwilligers bedraagt nu per voedselbank zo’n 20-30 personen, maar naast deze groep bieden steeds vaker mensen zich aan om hulp te verlenen. Wat betreft het vervoer beschikt de Voedselbank Rotterdam over een wagenpark met ingebouwde koeling. Hiermee kunnen de voorraden voedsel eventueel bij de leveranciers opgehaald worden. De huidige kosten worden gedekt door giften van zowel particulieren als van bedrijven. Daarnaast subsidieert de gemeente de Voedselbank.
Een week bij de Voedselbank ziet er als volgt uit: Maandag / dinsdag:
Telefoontjes afhandelen. Er worden afspraken voor de week erna gemaakt met de leveranciers en de verenigingen. Vrijwilligers komen naar de loods om goederen te sorteren.
woensdag:
Brood wordt bij de bakker gehaald, dit gaat in de vriezer in de opslag. Wanneer de leveranciers zelf geen producten aangeboden hebben, belt de heer Sies de bedrijven zelf en vraagt of er nog overschotten zijn. Mevrouw Sies houdt zich wederom bezig met interne zaken. Ook wordt er deze dag voedsel naar de verenigingen gebracht.
donderdag:
De pakketten worden ingepakt door de vrijwilligers in de loods. De “Voedselbanken elders in Nederland” komen voedsel ophalen.
vrijdag:
Broden halen, de vrijwilligers briefen, pakketten inladen en rondbrengen in Rotterdam.
Tabel 3.2: Overzicht weekindeling voedselbank, bron: N. Horsmans, 2003
Voedselbank in relatie tot het armoedebeleid. Uit onderzoek blijkt dat gemeenten enerzijds van mening zijn dat het minimabeleid dat zij voeren in principe voldoende moet zijn om rond te kunnen komen. Toch erkennen zij dat er een groep mensen is die van het sociaalminimuminkomen niet kan rondkomen en daarom een beroep doet op de voedselbank. Verklaringen waarom deze groep hiervan niet kan rondkomen zijn: • Koppelingswet • Schuldenproblematiek • Aanvraagtermijn uitkering • (Plotselinge) verandering in leefsituatie • Complexiteit samenleving Gemeenten zien het ontstaan van voedselbanken als particuliere initiatieven. Het feit dat het eten terechtkomt bij mensen die het goed kunnen gebruiken in plaats dat het vernietigd wordt, wordt als positief gezien. Daarnaast voelen zij zich wel verantwoordelijk voor een goede uitvoering van een goed minimabeleid.
Ten aanzien van de aanbodzijde komen we een soortgelijk probleem van registratie tegen. Onderzoeken onder andere uitgevoerd door het Ministerie van LNV tonen aan dat exacte cijfers ontbreken en veelal gebruik gemaakt wordt van schattingen De Universiteit Wageningen doet nog steeds actueel onderzoek naar voedselverspilling in de voedselketen en meldt dat bedrijven wel erkennen dat ze verspillen maar niet direct hoeveelheden registreren. De schattingen zijn wel valide genoeg om te kunnen concluderen dat het niet om geringe hoeveelheden gaat. Zo blijkt uit verschillende onderzoeken dat ca 30-40% van nog eetbaar voedsel in de keten verloren gaat. Dit komt neer op ongeveer 3 miljard Euro aan waarde. Hiervan wordt het grootste gedeelte afgevoerd, een gedeelte doorgedraaid (voedsel voor dieren) en slechts 3% komt terecht bij voedselbanken. De Voedselbank Rotterdam schat zelf in dat het aandeel nog veel lager is. Volgens hen komt slechts 1,5 % van de totale 30-40% eetbare verspilling bij Voedselbanken terecht. De voedselverspilling komt in alle verschillende schakels van de voedselketen voor. De ketenschakels uitgangsmaterialen, primaire sectoren en de bewerkende- en verwerkende industrie hebben gezamenlijk het grootste aandeel (ca. 19%). De verspilling zou ruimschoots voldoende moeten zijn om het aantal voedselpakketten dat nu geproduceerd wordt op te voeren met 5000 stuks. Wel blijkt uit de omgevingsanalyse dat diverse partijen binnen de voedselketen actief bezig zijn om initiatieven te ontplooien om de verspillingen terug te dringen. Maar ondanks deze initiatieven is het niet aannemelijk dat de voedselverspilling op korte termijn sterk terug gedrongen wordt. Er treedt veel meer verspilling in de voedselketen op dan nu aan producten wordt aangeboden. Een belangrijk oorzaak hiervan is terug te voeren op het logistieke proces van de producenten. De ‘totale’ kosten en het organiseren daar omheen om producten bij de voedselbank te krijgen spelen hierbij een belangrijke rol. Kortom in het logistieke proces is voor alle partijen winst te behalen. Voedselverspilling brengt ook enorme energieverspilling met zich mee. Zo heeft de Universiteit Wageningen becijferd dat 30% van alle broeikasgassen wordt veroorzaakt door voedselverliezen in de keten. En het afvoeren hiervan een aandeel van 25% heeft van het totale energieverbruik. Met iedere kilo eten die we weggooien, gooien we een hoeveelheid energie weg die gelijk staat aan 1 liter benzine.
De stad Rotterdam heeft een stadsvisie waarin een duurzame leefomgeving centraal staat. Wanneer de politiek, voedselbank en de verschillende diensten de samenwerking aangaan kunnen belangen in de stad aan elkaar worden gekoppeld. Voedselverspilling, de behoefte aan hulp en reductie van CO2-uitstoot leveren een bijdrage die van betekenis is voor de leefbaarheid van de stad. Ook de samenwerking tussen de verschillende voedselbanken in combinatie met het bedrijfsleven kan nog beter worden gefaciliteerd door bijvoorbeeld het delen van informatie over voorraden. Gedacht kan worden aan een internetmarktplaats voor voedselbanken die het bedrijven gemakkelijk maakt te communiceren over hun overschotten en verliezen. Ten slotte kan de overheid invloed uitoefenen op bedrijven door belastingsvoordelen te creëren voor een duurzame productie maar ook de wijze waarop men met misproducties omgaat. Tegelijkertijd levert dit registratie op waarmee een continu beeld gewaarborgd is van de verliezen.
CPB: economische groei neemt af naar 1,75% in 2009 (bron: http://www.nu.nl, 2009) ........
Conclusie Vier jaar na de invoering van de euro leeft een veel te groot percentage Nederlandse rond, op of onder de armoedegrens. Een welvarend land als Nederland, het Koninkrijk der Nederlanden, zou dusdanige armoede onder haar bevolking niet als acceptabel mogen beschouwen. Echter, de Nederlandse regering heeft slechts méér belastingmaatregelen bedacht om de Nederlandse bevolking in de nabije toekomst en verdere toekomst volledig leeg te trekken. Iedere eurocent dient om vier verschillende wijzen naar de schatkist te vloeien. Belasting óp belasting óp belasting, is de dagelijkse gang van zaken voor de Nederlandse overheid. Nog altijd wenst de Nederlandse regering het bestaan én de noodzakelijkheid van voedselbanken in Nederland te ontkennen. Zoals de trend nu laat zien, volgens cijfers van het CPB, zal de noodzakelijkheid van voedselbanken enkel toenemen. Meer dan één miljoen huishoudens leven in Nederland in armoede, waardoor deze