Technische bepalingen
III. Technische bepalingen De technische bepalingen worden als bijlage bij dit bestek gepubliceerd en maken integraal deel uit van de aanbestedingsdocumenten. 1. BESCHRIJVING OPDRACHT - DETAIL De onderhavige aanneming heeft tot doel het uitvoeren van:
AANLEG VAN EEN PARKING AAN DE FILIP WILLIOTSTRAAT (ALM) De opdracht behelst vooral: ALGEMENE ADMINISTRATIEVE VOORSCHRIFTEN het opmaken en afleveren van een volledig as-built-dossier: digitale opmeting bovenbouw en fiches kolkaansluitingen het opmaken van een tegensprekelijke plaatsbeschrijving opmaken van planning van de werken rekening houdend met fasering opmaken van een werfinrichtingsplan opmaken van een grondverzetplan opmaken van een signalisatieplan VOORBEREIDENDE WERKEN EN GRONDWERKEN voorbereidende werken op- en afbraakwerken insnijden, verbrokkelen en opbreken van asfaltverhardingen en/of betonverhardingen opbreken van verhardingen opbreken van funderingen/onderfunderingen opbreken van lijnvormige elementen opbreken en opvullen van buizen en kokers opbreken van plaatselijke elementen op- en afbreken van massieven, constructies, kleine kunstwerken en afsluitingen werken voor bescherming van de beplanting werken voor groenaanleg werken in wortelzone droog grondverzet geschikt maken van de zate van de ophoging en van het baanbed in uitgraving verwerken van teelaarde ONDERFUNDERING EN FUNDERINGEN onderfundering onderfundering van skeletbodems (bomengranulaat) fundering
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Steenslagfundering met continue korrelverdeling Zandcementfundering Fundering van schraal beton
VERHARDINGEN bitumineuze verhardingen bitumineuze onderlagen bitumineuze toplagen asfaltbeton bestratingen bestrating van in rijen te leggen kasseien al dan niet met gemodificeerde mortel bestrating van betonstraatstenen bestrating van betontegels RIOLERING EN AFVOER VAN WATER aanbrengen van een nieuwe bovenbouw op bestaande toegangs- en verbindingsputten aansluitingen op de riolering rioleringsonderdelen straatkolken putdeksels LIJNVORMIGE ELEMENTEN trottoirbanden (borduren) en trottoirbanden-watergreppels en schampkanten geprefabriceerde betonnen trottoirbanden en trottoirbanden-watergreppels en schampkanten ter plaatse vervaardigde en geprefabriceerde betonnen kantstroken en watergreppels Ter plaatse vervaardigde betonnen watergreppels straatgoten in betontegels ALLERHANDE WERKEN zandcement schraal beton regiewerken leveren en plaatsen straatmeubilair (zitbanken, vuilnisbak, fietsbeugels en pictogram andersvalide) leveren en plaatsen van wachtbuizen in pvc SIGNALISATIE signalisatie van de werken onderhouden van de werfsignalisatie voor de volledige duurtijd van de werf
20150511_08233_Bestek
2/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
GROENAANLEG EN GROENONDERHOUD verwerken van materialen en producten voor groenaanleg en groenonderhoud grondbewerkingen verwerken van bodemverbeteringsmiddelen aanleg van grasmatten aanleg van grasmatten door bezaaiing plantklaar maken van de plantvakken VOORZORGEN VOOR MINDER HINDER
TECHNISCHE SPECIFICATIES EN NORMEN Naast de wettelijke en reglementaire voorschriften zijn de volgende documenten eveneens van toepassing op de opdrachten onderhevig aan dit bijzonder bestek. het standaardbestek 250 voor de wegenbouw, versie 3.1. voor de hoofdstukken 2 t/m 14 en bijgevoegde hoofdstukken 15 en 16; De algemene aanvullingen gemeentelijke rioleringswerken voor het SB 250 3.0. versie 2.0. van juli 2013; (beschikbaar via www.vlario.be); het A.R.A.B. (het algemeen arbeidsreglement; DE WET EN CODEX OVER HET WELZIJN OP HET WERK van juni 2012 en latere aanvullingen en wijzigingen De praktische leidraad ter voorkoming van de schade aan ondergrondse installaties tijdens in hun nabijheid uitgevoerde werken; In voorkomend geval geotechnisch onderzoek en resultaat van infiltratieproeven; In het aanbestedingsdossier zijn de resultaten van het uitgevoerde grondonderzoek toegevoegd. De aannemer wordt geacht bij zijn uitvoering en/of zijn uitvoeringsmethodes met de resultaten van dit grondonderzoek rekening te houden. De opgemeten grondwaterstanden weergegeven op de boorstaten en op de sonderingen zijn niet betrouwbaar en mogen niet gebruikt worden. Enkel periodiek opgemeten grondwaterstanden in piëzometrische buizen mogen gebruikt worden voor de laag (lagen) waar ze betrekking op hebben. Hierbij dient nog wel rekening gehouden te worden met cyclische (seizoensgebonden) variaties. In voorkomend geval voor de bestaande asfaltverharding een onderzoek naar de aanwezigheid van teer; de NBN-, NBN-EN, NBN-ISO- en andere normen (PTV, STS, BUtgb, e.a.) waarnaar in de bestekken en onderhavig bijzonder bestek wordt verwezen, zijn de bepalingen van het SB 250 versie 3.1. van toepassing; Bijlage 20140201: figuren en tekeningen: bijlage aan het bijzonder bestek stad Antwerpen (ter inzage bij het stadsbestuur); KB van 10 maart 1981 (BS 29 april 1981) waarbij het Algemeen Reglement op de elektrische installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport
20150511_08233_Bestek
3/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard en van de latere wijzigingen en aanvullingen bij deze wet en besluiten; het KB van 23 maart 1977 (BS 31 maart 1977) tot vaststelling van de veiligheidswaarborgen welke bepaalde elektrische machines, apparaten en leidingen moeten bieden en de ministeriële uitvoeringsbesluiten, genomen in toepassing van dat KB; de voorschriften van de waterleidingsmaatschappij, indien van toepassing op deze aanneming; de voorschriften van de gasverdelingsmaatschappij, indien van toepassing op deze aanneming; de voorschriften van de Vlaamse vervoermaatschappij - De Lijn (entiteit Antwerpen) wat de uitbating en stabiliteit van de sporen betreft, indien van toepassing op deze aanneming; de bescherming van ferro-metalen tegen corrosie volgens aflevering X van het algemeen bestek, uitgave 1981, verschenen als omzendbrief nr. 576-56 dd. 11 december 1980 van het Ministerie van Openbare Werken, Algemene Technische Diensten; de code voor infrastructuur- en nutswerken langs stadswegen (goedgekeurd door de gemeenteraad van Antwerpen in 22 oktober 2007), ter inzage bij het stadsbestuur; het besluit van de Vlaamse regering van 22 april 1997 (BS van 7 mei 1997) houdende vaststelling van een algemene bouwverordening betreffende wegen voor voetgangersverkeer; het KB van 3 mei 2002 tot wijziging van het KB van 9 oktober 1998 tot bepaling van de vereisten voor de aanleg van verhoogde inrichtingen op de openbare weg en van de technische voorschriften waaraan die moeten voldoen ( BS 31 mei 2002); omzendbrief dd. 28 februari 2002 (BS van 20 maart 2002) met bijlage en omzendbrief OW/2002/02 dd. 1 september 2002: Verplichting van het gebruik van zichtveldverbeterende systemen (zgn. anti-dode- hoek) voor bedrijfsauto's op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen; het materialendecreet en het besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (Vlarema); “Beheersing van niet-geleide stofemissies” van Vlarem II – afdeling 4.4.7.; de huisstijlgids Stad Antwerpen. Deze gids is te raadplegen op: http://stad.antwerpen.be/huisstijl/huisstijlgids/20060203_basiselementen.pdf en http://stad.antwerpen.be/huisstijl/huisstijlgids/20060203_layout.pdf Het koninklijk besluit van 28.03.2001 betreffende de veiligheid van speeltoestellen en het koninklijk besluit van 28.03.2001 betreffende de uitbating van speeltoestellen (B.S. 09.05.2001) De EN 1176 en EN 1177 zoals gepubliceerd door het BIN, voor speeltoestellen en valdempende bodemoppervlakken. nieuwe bodemsaneringsregeling
20150511_08233_Bestek
4/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
I. Bodemdecreet Decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en bodembescherming (BS 22 januari 2007) (erratum, BS 20 februari 2007); Decreet van 21 december 2007 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2008 (BS 31 december 2007): artikel 47 en 48 van dit programmadecreet wijzigen artikel 162 en 163 (retributies) van het bodemdecreet. II. Vlarebo Besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en bodembescherming (BS 22 april 2008) (erratum bijlage 2 tot en met 5, BS 19 mei 2008) (erratum bijlage 1, BS 11 juni 2008). III. MB's ministerieel besluit van 9 mei 2008 houdende vaststelling van de lijst van bouwkundig bodemgebruik van uitgegraven bodem en van de lijst van vormvaste toepassingen van uitgegraven bodem (BS 29 mei 2008); ministerieel besluit van 9 mei 2008 houdende vaststelling van modelformulieren in het kader van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 en het Vlarebo van 14 december 2007 (BS 29 mei 2008: bij uittreksel; integraal besluit is te raadplegen op de OVAM- website); ministerieel besluit van 9 mei 2008 houdende vaststelling van codes van goede praktijk en standaardprocedures in het kader van de grondverzetregeling van het bodemdecreet van 27 oktober 2006 en het Vlarebo van 14 december 2007 (BS 29 mei 2008: bij uittreksel; integraal besluit is te raadplegen op de OVAM-website). De in dit deel weergegeven bepalingen zijn niet-limitatief opgesomd. De inschrijver wordt geacht alle van toepassing zijnde bepalingen te kennen en in overeenstemming met de van toepassing zijnde regelgeving te handelen.
20150511_08233_Bestek
5/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
1. ADMINISTRATIEVE VOORSCHRIFTEN BIJ TOEPASSING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 14.01.2013 TOT BEPALING VAN DE ALGEMENE UITVOERINGSREGELS VAN DE OVERHEIDSOPDRACHTEN EN VAN DE CONCESSIES VOOR OPENBARE WERKEN (BS 14 FEBRUARI 2013) ART.35. Plannen, documenten en voorwerpen opgemaakt door de aanbestedende overheid De tekst van het SB 250 versie 3.1. voor de wegenbouw wordt aangevuld met: Volgende bescheiden zijn nog bijkomend toegevoegd aan het bestek en maken deel uit van het aanbestedingsbundel: Signalisatieplannen Het definitief werfsignalisatie- en wegomlegginsplan wordt door de aannemer uitgewerkt en op punt gesteld in samenwerking met de verkeerspolitie. De aannemer houdt hierbij rekening met de opgelegde randvoorwaarden. Grondmechanisch onderzoek In het aanbestedingsdossier zijn de resultaten van het uitgevoerde grondonderzoek bijgevoegd. De aannemer wordt geacht bij zijn uitvoering en/of uitvoeringsmethodes met de resultaten ervan rekening te houden. De opgemeten waterstanden weergegeven op de boorstaten en op de sonderingen zijn niet betrouwbaar en mogen niet gebruikt worden. Enkel periodiek opgemeten grondwaterstanden in piëzometrische buizen mogen gebruikt worden voor de laag (lagen) waar ze betrekking op hebben. Hierbij dient nog rekening te worden gehouden met cyclische (seizoensgebonden) variaties. ART.36. Detail- en werktekeningen en documenten opgemaakt door de opdrachtnemer Deze documenten worden opgemaakt conform de bepalingen van 2-12. ART.39. Draagwijdte van de controle en toezicht In principe moeten alle andere producten vermeld in hoofdstuk 3 van het SB 250 versie 3.1. en/of van de aanbestedingsdocumenten onderworpen worden aan het voorafgaand technisch nazicht door een erkende onafhankelijke instantie zoals aangegeven in art. 41 van het SB 250 versie 3.1.. De tekst van dit artikel wordt aangevuld met volgende bepaling: “Indien de aanbestedende overheid gegronde reden meent te hebben om een product, dat door een onpartijdige instelling werd nagezien, te onderwerpen aan een a-priori-keuring, zal dit worden uitgevoerd op kosten van de aanbestedende overheid. De opdrachtnemer wordt van deze beslissing in kennis gesteld door een vermelding in het dagboek der werken. Indien dan blijkt dat het product moet worden afgekeurd, worden de proefkosten teruggevorderd van de opdrachtnemer. Eventuele reeds verwerkte hoeveelheden van het product dienen op kosten van de opdrachtnemer te worden opgebroken en verwijderd van de werf, en vervangen door een voldoening gevend product.”
20150511_08233_Bestek
6/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Alle andere producten, d.w.z. de producten die niet voorkomen in de lijst van het SB 250 versie 3.1. maar vermeld in de aanbestedingsdocumenten, moeten worden gekeurd door de leidende ambtenaar. Bij het begin van het werk wordt tussen de opdrachtnemer en de leidende ambtenaar afgesproken hoe de afleveringsbonnen zullen verzameld worden op het werk, ook bij afwezigheid van een toezichter. Indien geen afspraken zijn gemaakt moeten de afleveringsbons dagelijks afgegeven worden aan het adres van de aanbestedende overheid. Van alle te verwerken materialen dient vóór aanvang van de werken een exemplaar of monster ter goedkeuring voorgelegd aan de leidende ambtenaar. Alle originele keuringsattesten worden voorgelegd vóór verwerking. De algemene regel is dat de producten niet mogen verwerkt worden vooraleer zij door de leidende ambtenaar werden goedgekeurd. Voor elke levering is een gedateerde vrachtbrief voor te leggen met minimaal volgende gegevens: omvang van de levering, attest partijkeuring. Wanneer voor de te leveren producten het BENOR-of COPRO-merk bestaat, dan mogen enkel producten geleverd worden met het BENOR- of COPRO-merk, of een gelijkwaardig merk. Bij elke levering moet de opdrachtnemer aan de gemachtigde van de aanbestedende overheid een vrachtbrief voorleggen, opgesteld en ondertekend door de fabrikant en/of de leverancier waarin wordt vermeld: de datum van de aflevering; de omvang van de aflevering; in voorkomend geval: het certificaat van de onafhankelijke instantie die het product heeft nagezien; het attest van de onafhankelijke instantie die de partijkeuring heeft uitgevoerd. ART.41. Soorten keuringen De bepalingen van het SB 250 versie 3.1. voor de wegenbouw zijn van toepassing. De opdrachtnemer dient bij de aanbestedende overheid een schriftelijke aanvraag tot keuring in. ART.42. Voorafgaande technische keuringen De tekst van het SB 250 versie 3.1. voor de wegenbouw is van toepassing. ART.43. A posteriori uitgevoerde keuringen De tekst van het SB 250 versie 3.1. voor de wegenbouw is van toepassing. ART.44. In gebreke blijven en sancties De bepalingen het SB 250 versie 3.1. zijn van toepassing ART.45. Straffen ART.45. §1. Bijzondere straffen De tekst van het SB 250 versie 3.1. voor de wegenbouw wordt aangevuld met:
20150511_08233_Bestek
7/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Voor de hiernavolgende inbreuken wordt van rechtswege een boete opgelegd, naargelang het geval, hetzij een éénmalige, hetzij een dagelijkse voor de termijn waarin de inbreuk wordt vastgesteld. Ze worden van de eerstvolgende vorderingsstaat afgehouden. Deze straffen zijn onverminderd de boeten wegens vertraging in de uitvoering van de opdracht: cfr. Art. 46. Voor inbreuken op de volgende wets- en reglementbepalingen Voor inbreuken op de verplichtingen betreffende de inrichting van de werfkeet en veiligheid op de bouwplaatsen (o.a. art. 79), wordt een boete opgelegd van 250 EUR/kalenderdag dat de inbreuk wordt vastgesteld. Herhalingen De aanbestedende overheid is gerechtigd de straffen zoveel malen toe te passen als: de inbreuk is gepleegd; er werknemers zijn op wie de inbreuk is gepleegd. De aanbestedende overheid is gerechtigd dit “aantal malen” ambtshalve vast te stellen wanneer dit aantal door toedoen van de opdrachtnemer niet juist kan worden bepaald. Voor inbreuken op de bepalingen van hfdst. 10 – Signalisatie van werken De aanbestedende overheid is gerechtigd een dagelijkse boete aan te rekenen voor het niet in orde en/of niet in overeenstemming zijn van de wegsignalisatie met het goedgekeurd signalisatieplan en latere aanpassingen en met de technische voorschriften. Deze boete bedraagt 250 EUR/kalenderdag. Indien de opdrachtnemer in gebreke blijft om aan de inbreuk een einde te stellen of indien aan een oproeping geen gevolg wordt gegeven, kan de opdrachtgevende overheid ingrijpen en de uitvoering verrichten in eigen beheer, op kosten en risico van de betrokken opdrachtnemer. Bovendien wordt in deze gevallen de dagelijkse boete verhoogd met de hieronder vermelde straffen. gewone verkeersborden, inbegrepen wegwijzers en wegbakens: 30 EUR/stuk/kalenderdag; voorwegwijzers, aankondigingsborden, borden ter aanwijzing van de bouwplaats en trambarelen: 200 EUR/stuk/kalenderdag; hekwerken, inbegrepen de aan te brengen borden: 100 EUR/meter doorgangsruimte/kalenderdag; knipperlichten: 25 EUR/stuk/kalenderdag; niet afdekken van bestaande signalisatie, waar nodig: 30 EUR/stuk; niet bijhouden van het formulier voor leveren en plaatsen van elk element van het signalisatieplan door de opdrachtnemer: 50 EUR/kalenderdag; niet wegnemen van de tijdelijke werfsignalisatie na uitvoering der werken, of na plaatsing van de definitieve signalisatie: 200 EUR/verkeersbord met paal. Voor inbreuken op de bepalingen van hfdst. 15 – Minder hinder maatregelen De aanbestedende overheid wenst dat de door haar opgedragen werken zo weinig mogelijk hinder veroorzaken. De aanbestedende overheid is gerechtigd een boete aan te rekenen indien aan een aanmaning, genoteerd in het dagboek van de werken, binnen de 24 uur geen gevolg wordt gegeven, kan de
20150511_08233_Bestek
8/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
aanbestedende overheid overgaan tot ofwel het aanrekenen van een boete van 250 EUR/kalenderdag dat de inbreuk wordt vastgesteld ofwel het treffen van de nodige maatregelen en dit op kosten van de opdrachtnemer. Vaststellingen van inbreuken, zoals droog slijpen, worden beboet met een éénmalige boete van minimum 250 EUR/vaststelling. Voor inbreuken met schade aan het milieu Vaststelling van inbreuken met schade aan het milieu voor gevolg – zoals het verpompen en/of lozen van afvalwater in het oppervlaktewater, ingraving van rest- of afvalstoffen, verontreiniging van grond door lekkende brandstof of olie e.d. – worden beboet met een éénmalige boete van 500 EUR of een dagelijkse boete van 250 EUR/kalenderdag boete zolang de schade blijft voorduren. De aanbestedende overheid wenst dat de door haar opgedragen werken op een milieuvriendelijke wijze worden uitgevoerd en heeft hiertoe onder art. 79 de milieuzorgmaatregelen voorgeschreven. Gelet op de onomkeerbaarheid van de zware gevolgschade bij milieu-inbreuken enerzijds en om het afdwingen van de noodzakelijke maatregelen te kunnen ondersteunen anderzijds zijn de boetebedragen op een representatieve wijze verhoogd. Voor inbreuken op gecertificeerde samenstellingen De opdrachtgevende overheid wenst dat de opdrachtnemers de voorgeschreven reglementering i.v.m. gecertificeerde mengsel respecteert en dat kwalitatief goede producten worden verwerkt. inbreuken op de bepalingen van 5-4.7.1.2.A voor het leveren van een mengsel voor “zandcementfundering” dat niet gecertificeerd werd door een onafhankelijke instantie: 2 EUR/ton; inbreuken op de bepalingen van 5-4.11.1.2.A voor het leveren van een mengsel voor “fundering van schraal beton” dat niet gecertificeerd werd door een onafhankelijke instantie: 2 EUR/ton; ART.45. §2. Straffen De straffen van rechtswege (m.n. de enige straf of de boete per kalenderdag) of de voorziene speciale straffen worden opgelegd onverminderd de toepassing van de maatregelen bepaald in art. 46; 47; 48; 71 en 72. Voor elke inbreuk waarvoor geen bijzondere straf is voorzien en geen enkele rechtvaardiging werd aanvaard of binnen de vereiste termijn (art. 44. §2) werd verstrekt, van rechtswege bestraft met een éénmalige boete van 350,00 EUR, hetzij, zo de overtreding onmiddellijk behoort hersteld, met een dagboete van 125,00 EUR/dag. De boeten worden in mindering gebracht bij de eerstvolgende vorderingsstaat.
20150511_08233_Bestek
9/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
ART.50. §3. Teruggave van boeten wegens laattijdige uitvoering De verzoeken tot kwijtschelding van de toegepaste boeten worden gericht aan het college van burgemeester en schepenen, Grote Markt 1, 2000 Antwerpen binnen de gestelde termijn vermeld in dit artikel. ART.55. Schadevergoeding voor schorsingen op bevel van de aanbestedende overheid De bepalingen het SB 250 versie 3.1. zijn van toepassing Deze bepalingen worden aangevuld met: De aanbestedende overheid behoudt zich het recht voor de aanneming te schorsen: Volgens de bepalingen van het SB 250 versie 3.1.. Er mag niet gewerkt worden in perioden met neerslag of in en op een natte bodem voor de aanleg van de groenzones. De leidende ambtenaar bepaalt de perioden met neerslag of te natte bodem. In voorkomend geval worden de werkzaamheden tijdelijk gestaakt. Schorsingen tgv aanplanten van bomen in het plantseizoen. Aanleggen van nutsleidingen. Werken ten behoeve van de aanleg openbare verlichting. Indien door noodzakelijke aanpassingen aan nutsleidingen de rioolwerkzaamheden tijdelijk dienen onderbroken te worden. Bij het bouwen van de sifon onder de industriële leidingen zijn de voorschriften van hfdst 9 – 32 strikt na te leven, alsook de ter plaatse gegeven instructies van de beheerders van deze leidingen. Hierdoor kan het zijn dat de werkzaamheden tijdelijk dienen onderbroken te worden. De opdrachtnemer neemt tijdig contact met de beheerders om degelijke afspraken voor de uitvoering van de werken te maken. Nutsleidingen Onderbrekingen, die nodig zijn voor het uitvoeren van andere opdrachten op de werf (vb. werken van nutsmaatschappijen, aanleg openbare verlichting, werken aan marktkasten en andere) die uitgevoerd moeten worden vooraleer bepaalde werken vervat in de huidige opdracht kunnen gebeuren, worden beschouwd als “ontoegankelijk terrein” en tellen dus niet mee als werkdagen en geven geen recht tot schadevergoeding. De aannemer moet zich hierover volledig inlichten vóór de indiening van zijn offerte, ten einde de aanpassingen voor de fasering en de planning van zijn werken in functie van deze onderbrekingen in te calculeren in zijn offerte. Beplantingen De werken, riolering, bestrating en groen, worden als één geheel beschouwd en alzo opgeleverd. De beplanting wordt uitgevoerd in het eerst volgende plantseizoen. Hierdoor kan het nodig zijn de werken tijdelijk te schorsen tot deze kunnen uitgevoerd worden. Na de aanplantingswerken wordt dan overgegaan tot de oplevering. De onderhoudsbeurten lopen vanaf de aanplanting van de bomen tot de definitieve oplevering. De opdrachtnemer kan hiervoor geen schadeloosstelling eisen en treft de nodige maatregelen cfr. art. 89 van dit bestek.
20150511_08233_Bestek
10/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
ART.65. Waarborgen ART.65. §2. Verplichtingen van de opdrachtnemer tot de definitieve oplevering Inzake groenaanleg en natuurtechnische werken aan waterlopen vervangt de opdrachtnemer, tijdens de waarborgtermijn, op zijn kosten de dode, slecht opkomende en niet-echte planten en levend materiaal zoals uitschietend rijshout, e.a. en dit gedurende elk plantseizoen telkens vóór 31 december. In de overeenstemmende posten van de opmeting zijn de onderhoudswerken opgenomen die tijdens de waarborgtermijn uitgevoerd worden voor rekening van de aanbestedende overheid. De werken worden tijdens de waarborgtermijn jaarlijks onderworpen aan een keuring die aanleiding geeft tot het opstellen van een proces-verbaal van vaststelling. Deze keuring gaat uit van de aanbestedende overheid en heeft plaats in de periode van 16 augustus tot 30 september. Ze gebeurt in aanwezigheid van de opdrachtnemer nadat hij tenminste 15 kalenderdagen voor de aanvang van de keuring behoorlijk bij ter post aangetekende brief werd opgeroepen. Het proces-verbaal vermeldt alle dode, slecht opkomende en niet-echte planten die het volgend plantseizoen moeten vervangen worden. ART.65. § 4. De bepalingen worden aangevuld met: Bij ontbreken van de nodige maatregelen van de opdrachtnemer, of bij dringende noodzaak omwille van de continuïteit van de uitbating, worden op initiatief van de opdrachtgevende overheid de noodzakelijke werken op kosten en verantwoordelijkheid van de opdrachtnemer uitgevoerd. ART.71. Kortingen wegens minderwaarde De bepalingen van het SB 250 versie 3.1. voor de wegenbouw zijn van toepassing. ART.73. §2. Rechtskeuze – bevoegde rechtbanken Het Belgisch recht is van toepassing. Ingeval van betwisting zijn uitsluitend de rechtbanken van Antwerpen bevoegd. ART.74. Vergunningsaanvragen Alleen de principiële toelatingen die voor de uitvoering van de opdracht zelf nodig zijn moeten door de aanbestedende overheid worden bezorgd. Het verkrijgen van de vergunningen nodig voor de uitvoering van de werken en alle andere verrichtingen en verplichtingen die er aan onderworpen zijn vallen ten laste van de aannemer. Volgende vergunningen zijn aan te vragen door de aannemer: Cfr. Vlarem I dient de opdrachtnemer desgevallend een aanvraag in te dienen voor bronbemaling die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen (rubriek 53.2.2.) Het aanvragen van de toelating voor het tussentijds opslaan van cfr. Hoofdstuk XIII van het Vlarebo herbruikbare uitgegraven grond met een hoeveelheid tussen 1.000 en 10.000 m³ zoals bedoeld in Vlarem I onder rubriek 61 (welke in dit geval steeds een melding is) wordt niet beschouwd als een principiële toelating en valt dus ten laste van de aannemer. De
20150511_08233_Bestek
11/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
aannemer mag slechts een aanvang nemen met het stapelen van de grond na het voorleggen van een ontvangstbewijs door de gemeente van deze melding. De exploitant (van de puinbreekinstallatie) dient over een milieuvergunning te beschikken met bijhorende rubrieken (bijlage 1 uit Vlarem I: Lijst van als hinderlijk beschouwde inrichtingen). ART.75. §2. Machtiging en vertegenwoordiging Bij de aanvang van de werken geeft de opdrachtnemer de naam en de coördinaten op van zijn vertegenwoordiger op de bouwplaats, die gemachtigd is de werken te leiden en het dagboek van de werken te tekenen. De vertegenwoordiger is gedurende de ganse uitvoeringstermijn bereikbaar en moet de werfvergaderingen bijwonen. Op eenvoudige uitnodiging neemt hij ook deel aan elke bijkomende door de aanbestedende overheid nodig geachte bespreking of overlegvergadering. De aanbestedende overheid heeft het recht aangeduide personen te weigeren op grond van een vermoeden van onkunde. Verantwoordelijke werf De opdrachtnemer duidt de verantwoordelijke persoon of personen op de werf aan. Zonder aanwezigheid van deze verantwoordelijke(n) voor de opdrachtnemer mogen de werken niet worden uitgevoerd. Verantwoordelijke signalisatie Het aanspreekpunt, naam en telefoonnummer, voor verkeerssignalisatie dient, zoals bepaald in het SB 250 versie 3.1. hfdst 10-3.1.6. op een bord voorbij het werk in het geel op zwarte achtergrond te worden vermeld. Verantwoordelijke grondverzet De opdrachtnemer duidt voor het begin van de grondwerken ‘een verantwoordelijke grondverzet’ aan, die de taken/plichten/vereisten omschreven in het kwaliteitszorgsysteem van een erkende bodembeheersorganisatie op zich neemt. ART.76. Uitvoeringstermijnen De bepalingen van SB 250 versie 3.1. zijn van toepassing en worden aangevuld met: Fasering van de werken Er wordt geen fasering opgelegd. De werken worden zodanig uitgevoerd, zodat de uitvoering kadert binnen de opgelegde randvoorwaarden en basisprincipes en met toepassing van begeleidende maatregelen, derwijze dat de hinder voor de bedrijven, bewoners en weggebruikers minimaal is. (hoofdstuk 15 van dit bestek)
20150511_08233_Bestek
12/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
RANDVOORWAARDEN Stockage van alle materiaal blijft binnen de opgelegde projectgrenzen. De toegang en veiligheid tot de school Het Avontuur blijft ten alle tijden verzekerd. Voor de start van de werken worden de nodige afspraken gemaakt met de directie. Inrit ondergrondse parkeergarage ALM blijft toegankelijk tijdens de werken. Er wordt enkelrichtingsverkeer voorzien vanuit de Berchemstadionstraat richting Filip Williotstraat en Fruithoflaan. Alle werftransport (aan- en afvoer van gronden, aanleveren materialen etc.) gaan via de Berchemstadionstraat. De Pulhoflaan, Berchemboslaan, Rooilaan, Jan Moorkensstraat en Kannunik Peeterstraat mogen niet gebruikt worden voor werftransport. De werken aan de Berchemstadionstraat en zijde Filip Williotstraat worden bij voorkeur zo snel mogelijk uitgevoerd om de normale doorgang te herstellen.
20150511_08233_Bestek
13/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
De volgorde van uitvoering kan door de opdrachtnemer in samenspraak met het bestuur bepaald worden. In alle eenheidsprijzen dient de meerkost ten gevolge van een opsplitsing in deelwerken of een eventuele gefaseerde uitvoering vervat te zitten (zowel dwarsfasering als langsfasering). De opdrachtnemer draagt er, conform de bepalingen van minder hinder Hoofdstuk 15, zorg voor dat woningen bereikbaar zijn en blijven. De garages blijven zo lang mogelijk beschikbaar, in samenspraak met projectingenieur. Om de continuïteit in de werkuitvoering te handhaven en te trachten de uitvoeringstermijn in te korten, kan het aan de opdrachtnemer toegestaan worden een volgende fase aan te vatten als: dit door de leidende ambtenaar wordt goedgekeurd; het lokaal verkeer toegelaten wordt op de rijweg met minstens één bitumineuze onderlaag; de voetpaden volledig gerealiseerd zijn; de verdere uitvoering van alle op die fase nog uit te voeren werkzaamheden, continu blijft doorgaan; de opdrachtnemer de vereiste werf- en omleidingssignalisatie heeft aangepast. Indien door het samenvoegen van twee fasen bijkomende signalisatie noodzakelijk is, worden de kosten door de opdrachtnemer gedragen; het door de opdrachtnemer ingediend en door de leidende ambtenaar goedgekeurd faseringsplan niet in het gedrag komt; er wordt geen enkele schadeclaim van welke vorm dan ook van de opdrachtnemer aanvaard bij normaal gebruik van de al aangelegde verharding, funderingen en alle andere elementen. een volgende fase kan slechts aangevat worden wanneer de vorige zo goed als afgewerkt is. Een overlapping van een week is toegelaten. De aanbestedende overheid kan eventueel ingaan op het voorstel van de opdrachtnemer tot aanpassing van deze fazen indien blijkt dat dit voorstel gunstiger is voor de omwonenden. Enkel de aanbestedende overheid beslist hierover. Mogelijke meerkosten hieraan verbonden zijn een aannemingslast. ART.79. Algemene organisatie van de bouwplaats Onverminderd wat bepaald is in het standaardbestek 250 versie 3.1. dienen de hierna volgende voorschriften te worden ingevolgd: 1. Veiligheid en hygiëne De bepalingen van het SB 250 versie 3.1. worden aangevuld met: 1.1. Stofbestrijding en vervuiling van de wegen Ter bestrijding van het stof besproeit de opdrachtnemer de rijwegen en voetpaden met water of chloorkalk, telkens als de afgevaardigde van het bestuur dit nodig acht en in voldoende mate. De opdrachtnemer voorkomt alle bevuiling van de wegen. Hij treft alle maatregelen om de straten te ontdoen van alle aarde en slijk voortkomende
20150511_08233_Bestek
14/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
van zijn vervoer, indien nodig en/of op vraag van het bestuur worden de banden gereinigd alvorens het openbare domein op te rijden. De afgevaardigde van de aanbestedende overheid kan de opdrachtnemer verplichten de bevuilde straten op gelijk welk tijdstip degelijk te reinigen. 1.2. Milieuzorgmaatregelen 1.2.1. Algemene bepalingen Gedurende de werken houdt de opdrachtnemer zich aan de voorschriften zoals deze bepaald zijn in VLAREM I en II en aan de aanpassing van de Vlaremwetgeving goedgekeurd door de Vlaamse regering met richtlijnen voor aannemers van wegenwerken. Het is de opdrachtnemer ten strengste verboden afvalstoffen te laten rondslingeren, te sluikstorten, te verbranden, te begraven e.d. op de werf en in de nabijheid van de werf, zelfs wanneer de eigenaar van het perceel hiervoor gebeurlijk de goedkeuring zou geven. Het is de opdrachtnemer gedurende de werken ten strengste verboden om nieuwe lozingspunten te creëren (ook niet kortstondig!) van DWA - afvoer naar grachten, beken en/of rivieren. De opdrachtnemer zal op de werf alle voorzorgsmaatregelen nemen ter voorkoming van grondverontreiniging door oliën of brandstoffen. Op de werf opgestelde machines (o.a. bemalingspompen, groepen e.d.) en voorraadtanks zijn met passende lekbeveiligingsconstructies uit te rusten (conform de VLAREM voorschriften). Geluid- en trillinghinder moeten op de werf worden beperkt. Hiervoor wordt verwezen naar de richtlijnen “Bouwmateriaal en Bouwmachines” van de Europese Gemeenschap en overgenomen door het Besluit Vlaamse Executieven van 30/7/92. Inbreuken hierop kunnen aanleiding geven tot het onmiddellijk stilleggen van de werf en onmiddellijke verwijdering van de werf van de verontreinigende toestellen en machines. 1.2.2. Afvalstoffen. 1.2.2.1. Selectieve en gescheiden inzameling van afvalstoffen en bouwafval op de werf De opdrachtnemer is verplicht op een selectieve wijze bouw- en wegenisonderdelen te slopen en op een gescheiden wijze te verzamelen en af te voeren, inclusief het op selectieve wijze inzamelen van afvalstoffen. De selectieve inzameling is minstens op elke werf te voorzien voor de volgende fracties: gevaarlijk afval; schoon puin (niet verontreinigd); metaal; restfractie. De selectieve inzameling geschiedt in hiervoor geschikte containers en/of andere zakverpakkingen. Elke container of zakverpakking dient voorzien te worden van een duidelijk en blijvend opschrift. Gevaarlijk afval moet op wettelijke wijze worden opgeslagen en afgevoerd.
20150511_08233_Bestek
15/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
1.2.2.2. Selectieve sloop Er moet door de opdrachtnemer naar gestreefd worden de deelfracties van het puin en afval met volgende rangorde van prioriteiten te behandelen en/of te verwerken: 1. rechtstreeks herbruik op de werf; 2. recyclagebedrijf; 3. sorteerbedrijf; 4. storten of verbranden. Door de opdrachtnemer is voor elk van de afvalstoffen en puin vóór de aanvang van de werken een planvoorstel betreffende afvoer- en behandeling aan de bouwheer ter goedkeuring voor te leggen. 1.2.2.3. Afvoer van afvalstoffen en puin De opdrachtnemer staat in voor de selectieve afvoer van alle afvalstoffen naar een erkend sorteer- en recyclagebedrijf of stortplaats. Alle puin is door de opdrachtnemer rechtstreeks af te voeren naar een puinbreekinstallatie. De opdrachtnemer dient ter bewijsvoering een kopie van elke vervoerbon of stortbon aan de bouwheer over te maken. 1.2.3. Opbraak asbestcementbuizen De opdrachtnemer is verplicht bij opbraak van asbestcementbuizen een selectieve opbraak en afvoer met een afzonderlijke container te voorzien, ongeacht de grootte van de diameter van de leiding (ook indien di < 300 mm). In de meetstaat is geen afzonderlijke post voorzien voor deze selectieve afvoer. 1.3. Bestrijding van geluidshinder, uitlaatgassen en trillingen De opdrachtnemer is ertoe gehouden de gebruikte apparatuur te voorzien van de geluiddempende middelen die de techniek ter beschikking kan stellen. Dit geldt eveneens voor het vermijden van trillingen als het uitscheiden van uitlaatgassen. 2. Verkeersomlegging De bepalingen van het SB 250 versie 3.1. worden aangevuld met: Er wordt enkelrichting voorzien vanuit de Berchemstadionstraat richting Filip Williotstraat en Fruithoflaan. Het verkeer wordt hiervoor omgelegd. De aannemer neemt al de nodige schikkingen zodanig dat de verkeershinder tot het minimum wordt herleid. 3. Verkeersveiligheid en signalisatie De bepalingen van het SB 250 versie 3.1. worden aangevuld met: De signalisatie van de werken en van de eventuele wegomleggingen, inbegrepen het leveren en onderhouden van de materialen en de eventuele verlichting met onderhoud ervan, worden aan de aannemer vergoed volgens posten voorzien in de meetstaat.
20150511_08233_Bestek
16/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
4. Gelijktijdig uit te voeren werken De bepalingen van het SB 250 versie 3.1. worden aangevuld met: Door de opdrachtnemer kan geen bezwaar worden gemaakt indien, samen met zijn opdracht, en binnen de grenzen van de bouwplaatsen van deze opdracht, anderen werken uitvoeren. Tijdens de uitvoering van de werken kunnen tezelfdertijd en op hetzelfde terrein de werken tot aanleggen of verplaatsen van andere leidingen in uitvoering zijn. De opdrachtnemer neemt alle nodige maatregelen om de uitvoerders van andere werken niet te hinderen. Hij kan hiervoor geen vergoeding eisen. Door de opdrachtnemer kan geen verzet worden aangetekend, noch bezwaar worden gemaakt, noch vergoeding of termijnverlenging worden gevraagd wegens het begaan of tijdelijk in gebruik nemen door andere aannemingen van zijn bouwplaatsen. De opdrachtnemer wint ter plaatse en bij de betrokken diensten daaromtrent inlichtingen in. De betrokken aannemers komen steeds zoveel als nodig onderling overeen en voor het begin van de werken wordt de leidend ambtenaar of zijn gemachtigde rekenschap gegeven van de in gemeen overleg voorgestelde maatregelen. Komt men tot geen overeenkomst of bestaan er tegen de getroffen overeenkomst bezwaren, of kunnen de door de aannemers voorgestelde maatregelen niet worden goedgekeurd, of dienen die maatregelen aangevuld, dan stelt de leidend ambtenaar vast volgens welk programma de uitvoering moet gebeuren en welke veiligheidsmaatregelen dienen in acht genomen. De gelijktijdig uit te voeren werken zijn (niet-limitatieve opsomming): Werken OV-kabel. Verplaatsingswerken marktkast. Verplaatsingswerken nuts. … Uit hoofde van de hieruit voortvloeiende normale vertraging, mag de opdrachtnemer geen bezwaren maken, noch vergoeding of termijnverlenging eisen, en dient hij deze besturen en andere opdrachtnemers de nodige faciliteiten te verlenen bij het uitvoeren van hun werken, ook indien deze veranderingswerken al dan niet voorkomen op de goedgekeurde plannen. ART.80. Wijzigingen aan de opdracht ART.80. §2. Onvoorziene werken De tekst van SB 250 versie 3.1. wordt aangevuld met: CMK-2003 – Kostenschaal voor aannemersmateriaal: voor zover bij het opstellen van de overeen te komen prijzen geen beroep kan gedaan worden op de aanbestedingsprijzen, gegevens uit de eventuele verantwoordingen van zijn inschrijving, samenstellende delen van de aannemingsprijzen, prijzen overeengekomen op basis van de aanbestedingsprijzen, prijzen van vergelijkbare werken of courant gangbare prijzen. In aanvulling van de omzendbrief MOW/2006/01 worden de begrippen onderaanneming en eigen aannemingen als volgt vastgelegd:
20150511_08233_Bestek
17/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Onderaanneming: een afgelijnd pakket werken dat in zijn totaliteit wordt uitbesteed aan een andere aannemer die hiervoor eigen personeel op de werf inzet, of leveringen die door personeel van de leverancier worden gemonteerd, aangesloten of in dienst gesteld. Zelfs indien hier assistentie wordt verleend of deelactiviteiten worden uitgevoerd door arbeiders van de hoofdaannemer wordt dit werk als onderaanneming beschouwd indien het financiële aandeel meer dan 75% bedraagt van het totaalbedrag van betreffende verrekening. Bij ontbreken van de door de aannemer opgegeven andere percentages (bv. in prijsverantwoordingen bij inschrijving) wordt de toeslag AO + W in dit geval op 10 % voor eigen aannemingen vastgelegd. eigen aanneming: eigen werken en eigen materialen Bij ontbreken van de door de aannemer opgegeven andere percentages (bv. in prijsverantwoordingen bij inschrijving) wordt de toeslag AO + W in dit geval op 17 % voor eigen aannemingen vastgelegd. Bovenvermelde percentages mogen verhoogd worden met 0,8 % voor de bijdrage aan het OCW. In overeenstemming met de bepalingen van de omzendbrief MOW/2006/01 worden bij verrekeningen de materiaalkosten bepaald op de datum van de aanbesteding en blijven zij onveranderd gedurende de ganse duur van de aanneming. De motivering voor de afwijking is dat het bestuur alle mogelijke middelen moet hebben om het bedrag van de overeen te komen prijzen te bepalen. Om die reden is het voor het bestuur onmogelijk om de gegrondheid en redelijkheid te controleren als zij laattijdig op de hoogte werd gebracht van de onvoorziene werken, de door de aannemer beschouwde meerwerken ten opzichte van het bestek of vergeten posten. ONVOORZIENE WERKEN (formulier zie bijlage 20140201) De opdrachtnemer heeft meldingsplicht van alle werken die volgens hem aanleiding geven tot een verrekening in meer. Hij dient dit op te geven aan de leidende ambtenaar vooraleer hij met de uitvoering aanvangt. De leidende ambtenaar zal een overzicht bijhouden van alle meer- en minwerken. Indien de opdrachtnemer nalaat dit te doen wordt betreffend werk niet als een “verrekening in meer” aanvaard. De aannemer is verplicht om de kosten gekoppeld aan de door hem als beschouwde meerwerken t.o.v. het bestek, onmiddellijk, binnen de 15 kalenderdagen na vaststelling, aan het opdrachtgevend bestuur voor te leggen. Indien dit niet tijdig gebeurt worden deze kosten beschouwd als zijnde inbegrepen in de inschrijvingsprijs. De opdrachtnemer dient binnen de 15 kalenderdagen schriftelijk te antwoorden op de vraag om prijsverantwoording. Indien deze termijn wordt overschreden wordt een PV van vaststelling opgemaakt. Bij het uitblijven van enige reactie van de opdrachtnemer wordt de verrekening ambtshalve opgesteld met, zo nodig, ambtshalve vastgestelde prijzen.
20150511_08233_Bestek
18/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Aan het opdrachtgevend bestuur moet te allen tijde tijdens de uitvoering van het contract de mogelijkheid geboden worden om aan een degelijke prijzencontrole te doen. M.a.w. alle boekhoudkundige stukken te verifiëren en controles ter plaatse te verrichten om de juistheid na te gaan van de overeen te komen prijzen in geval van meerwerken. Voor leveringen en/of onderaannemingen vanaf 500 EUR moet de aannemer op eenvoudige vraag van het bestuur ter staving van het bedrag een factuur voorleggen. ART.80. §5. Wijzigingen aan de opdracht De aannemer is in geen geval gemachtigd enig bezwaar of vraag om schadevergoeding of schadeloosstelling te eisen wanneer: naargelang de degelijkheid van de bestaande materialen, de onderlinge hoeveelheden van de te behouden materialen met de nieuw te leveren materialen onderling worden gewijzigd; de uiteindelijke uitgevoerde hoeveelheden afwijken van de in de opmetingsstaat vermelde vermoedelijke hoeveelheden. De wijzigingen hebben geen invloed op de uitvoeringstermijn; wanneer voor één of meerdere posten (optionele posten) geen opdrachten worden gegeven: de motivering van deze afwijking is dat voor de posten de werkelijk uit te voeren hoeveelheden voorafgaandelijk niet juist zijn vast te stellen (eventueel te presteren regieuren, opbraak van restmaterialen, facultatieve posten zoals vervangen van slechte gronden, beschoeiing met damwanden, e.d.) ART.82. ART.82. §1. Proeven en controles 1. Controle op de bouwplaats of op de plaats van levering De bepalingen van het SB 250 versie 3.1. zijn van toepassing. De volgende a posteriori technische keuringen zijn voorzien: ten laste van de opdrachtnemer aardebaan verdichting en draagvermogen steenslagfundering dikte profiel en vlakheid van het oppervlak draagvermogen zandcementfundering (zowel fundering verharding als riolering) dikte profiel en vlakheid van het oppervlak boren van kernen / vervaardiging proctors voor drukproef (drainerend) schraalbetonfundering boren van kernen; dikte; profiel en vlakheid van het oppervlak. bitumineuze verharding
20150511_08233_Bestek
19/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
boren van kernen profiel en vlakheid van het oppervlak dikte van de verharding dikte van de toplaag nemen van een dubbel aantal bulkmonsters/laag cfr. 14 – 4.14
ten laste van de aanbestedende overheid riolering cameraonderzoek water/luchtdichtheid (gevallen 1, 2 en 3) ovalisatieproef zandcementfundering (zowel fundering verharding als riolering) druksterkte schraalbetonfundering druksterkte cementbetonverharding druksterkte wateropslorping bitumineuze verharding relatieve dichtheid percentage holle ruimten vervoeren van bulkmonsters naar labo bitumengehalte van de laag korrelverdeling minerale bestanddelen Voor deze proeven is in de opmetingsstaat een voorbehouden som (VS) voorzien. De volgende proeven ter zelfcontrole worden voorzien: zandcementfundering proctorproef ART.82. §2. Tegenproeven De bepalingen van het SB 250 versie 3.1. worden aangevuld met: De resultaten van de tegenproeven zijn beslissend. De kosten van de tegenproef vallen ten laste van de aanvrager. ART.83. Dagboek van de werken De uitvoering van de grondwerken wordt volgens de aard van de werken genoteerd in een dagboek van de grondwerken (dagrapportering), dat als bijlage gevoegd wordt bij het dagboek van de werken. In de dagrapportering moeten alle rapporten, attesten en verklaringen worden verzameld.
20150511_08233_Bestek
20/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
ART.84. Aansprakelijkheid van de opdrachtnemer De bepalingen van het SB 250 versie 3.1. worden aangevuld met: Het staat de aanbestedende overheid vrij om de herstellingen van beschadigingen, die niet de schuld zijn van de opdrachtnemer, te laten herstellen door een derde. Gedurende de waarborgperiode is de aannemer gehouden: op zijn kosten en verantwoordelijkheid, de herstellingen die hem toe te schrijven zijn, te verrichten en dit op eerste verzoek van de aanbestedende overheid; voert de aannemer de nodige onderhoudswerken uit aan de beplanting. De inboet van de afgestorven planten dient jaarlijks te gebeuren voor 31 december. ART.90. Vondsten tijdens het werk De bepalingen van het standaardbestek 250 versie 3.1. zijn van toepassing en worden aangevuld met: Als het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed (V.I.O.E., vroeger I.A.P.) de nodige opzoekingen en opgravingen wenst te verrichten. Algemene administratieve voorschriften in navolging van het Decreet houdende bescherming van het Archeologisch Patrimonium van 30 juni 1993 (BS 15/09/1993), gewijzigd bij decreet van 18 mei 1999, 28 februari 2003 en 10 maart 2006 (BS 08/06/1999; 24/03/2003 en 07/06/2006). Het Besluit van de Vlaamse regering van 20 april 1994 tot uitvoering van het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het Archeologisch Patrimonium (BS 15/07/1994) 1. Alle werken met ingreep in de bodem dienen door een archeologische prospectie met ingreep in de bodem te worden voorafgegaan. Dit houdt in dat: Voorafgaand aan de werken op het terrein proefsleuven dienen te worden gegraven over een oppervlakte en tot op een diepte bepaald door de archeoloog De proefsleuven dienen pragmatisch te worden gegraven met als doel 12% van het terrein open te leggen. 2. De archeologische prospectie met ingreep in de bodem dient te worden uitgevoerd door een archeoloog conform art. 12 van het Besluit van de Vlaamse regering van 20 april 1994 tot uitvoering van het Decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium en dit in opdracht van de bouwheer die de financiële lasten hiervoor draagt; 3. De archeoloog stelt na het afronden van de archeologische prospectie met ingreep in de bodem een rapport op. Dit rapport moet binnen de 14 dagen na het afronden van het onderzoek aan de voor archeologie bevoegde administratie worden toegezonden die zal beslissen of de gronden kunnen worden vrijgegeven. 4. Indien geen archeologische monumenten aangetroffen worden, kunnen de gronden door het Agentschap R-O Vlaanderen Onroerend Erfgoed meteen worden vrijgegeven. 5. Indien echter wel archeologische monumenten aangetroffen worden, moet door de bouwheer de middelen én de nodige tijd worden voorzien. Het V.I.O.E. beschikt wettelijk over het recht op de locaties waar zij onderzoek wensen uit te voeren over een termijn van telkens 10 werkdagen. De aannemer dient bij de planning van zijn werken rekening te houden met het oponthoud en/of hinder welke deze opgravingen – en opzoekingswerken zullen veroorzaken.
20150511_08233_Bestek
21/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
ART.91. Opleveringen en waarborg De laatste alinea van dit artikel wordt als volgt gewijzigd: Beschadigingen door normaal gebruik aan de door de aanbestedende overheid geheel of gedeeltelijk in bezit genomen werken, te wijten aan gebrekkige uitvoering, dienen door de opdrachtnemer op zijn kosten hersteld. ART.92. §1. Werken die niet voor oplevering worden aanvaard Wanneer de redenen tot afkeuring minimaal zijn en geen gevolgen zullen hebben voor de instandhouding van het werk, zijn levensduur noch het gebruik ervan, behoudt de aanbestedende overheid zich het recht voor de werken toch te aanvaarden onder beperkende voorwaarden van korting wegens minderwaarde en/of verlenging van de waarborgtermijn. ART.92. §2. Waarborg De bepalingen van het SB 250 3.1. worden aangevuld met: De werken: riolering, bestrating en groen, worden als één geheel beschouwd en alzo opgeleverd. De beplanting wordt uitgevoerd in het eerst volgende plantseizoen. Hierdoor kan het nodig zijn de werken tijdelijk te schorsen tot deze kunnen uitgevoerd worden. Na de aanplantingswerken wordt dan overgegaan tot de oplevering. Voor de herstellingswerken binnen het laatste jaar van de waarborgtermijn bepaalt de aanbestedende overheid het bedrag dat behouden blijft tot het einde van de afzonderlijke waarborgtermijn volgens de bepalingen van art. 93. Ongeacht de eventuele voorlopige ingebruikname door de opdrachtgever dient de opdrachtnemer bij de voorlopige oplevering van de werken: alle straatgoten en kantstroken te reinigen en te borstelen; alle straatkolken te reinigen; alle wildgroei, puin en afval te verwijderen uit de plantvakken tot een diepte van 50 cm; het losmaken van de teelaarde/bomenzand in de plantvakken en verwijderen van alle overtollige fundering binnen de boomkaders; het overgroeiend gras of onkruid over de verharding te verwijderen; een algemene opkuis van het globale werk te verrichten. Deze werken zijn een last van de aanneming. Het werk wordt pas voorlopig opgeleverd na aflevering, één exemplaar per deelgenoot, door de opdrachtnemer van: alle "as-built" plannen, zie bepalingen, in functie van de bestratingswerken: 1. per huis/wachtaansluiting, RWA en DWA, een formulier waarop de plaats en de diepteligging van de aansluiting weergegeven is 2. een degelijke opmeting van alle ontoegankelijke ondergrondse constructies; 3. attesten van de nutsmaatschappijen i.v.m. de straatkasten; 4. alle proefresultaten;
20150511_08233_Bestek
22/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
5. aflevering van het acceptatie-attesten (verwerkingsattest) afgeleverd door een erkend verwerkings- of opslagbedrijf en/of een bodembeheerrapport van een erkende bodembeheerorganisatie. 6. alle keuringsattesten Benor en/of Copro 7. technische nota’s en eventuele bedieningsvoorschriften van: – terugslagkleppen; – wandafsluiters; – wervelventielen; – be- en ontluchters inclusief appendages; – andere mechanische installaties. 8. overzicht met aanduiding van alle ondergrondse tijdelijke beschoeiingsmaterialen of andere materialen (tijdelijke omlegging voor waterafvoer, …) die niet gerecupereerd werden. 9. overzicht eventuele blijvende maatregelen naar instandhouding waterafvoer – schildmuren; – tijdelijke verbindingen; – lokale aanpassingen overstorten; – dichtgezette afsluiters. ART.93. Vrijgave van de borgtocht Voor de herstellingen die plaats hebben minder dan één jaar voor het verstrijken van de waarborgperiode van de opdracht, wordt een nieuwe waarborgtermijn toegepast van 1 jaar.
20150511_08233_Bestek
23/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
HOOFDSTUK 2 ALGEMENE BEPALINGEN 6. MEETMETHODEN VOOR HOEVEELHEDEN 6.1. Bepaling van hoeveelheden Na uitvoering van de werken worden de hoeveelheden voor de posten met “vermoedelijke hoeveelheden” tegensprekelijk opgemeten. De hoeveelheden berekend uit de digitale opmeting, zullen als basis dienen voor het opmaken van de eindstaat. hoeveelheden waarvan de eenheid uitgedrukt is in “m”, worden afgerond op twee cijfers na de komma; hoeveelheden waarvan de eenheid uitgedrukt is in “m²”, worden afgerond op twee cijfers na de komma; hoeveelheden waarvan de eenheid uitgedrukt is in “m³”, worden afgerond op drie cijfers na de komma. 6.2. Catalogus van de genormaliseerde posten 6.2.1. Beschrijving De strengaanduidingen en/of putnummers vermeld in de meetstaat zijn indicatief. Het vijfde karakter (punt) van het codenummer is vervangen door de letter “A” wanneer het een door het bestuur gewijzigde of bijkomende post betreft. 6.3. Grond, struikgewas en materialen te verwijderen door de opdrachtnemer (toegevoegd artikel) Alle grond, struikgewas en materialen afkomstig van de afgraving, de uitgraving, het rooien en de op- en afbraak worden door de opdrachtnemer verwijderd, behoudens andersluidende bepaling in de aanbestedingsdocumenten. De posten betreffende afgraving, uitgraving, rooien en op- en afbraak omvatten eveneens het laden, het vervoer en storten van deze grond, struikgewas en/of materialen. Het struikgewas en de materialen worden in principe naar de opslagplaats van de opdrachtnemer of naar een herbruikcentrale gebracht. Slechts indien dit niet mogelijk is, worden het struikgewas en de materialen gestort op door het Vlaamse Gewest vergunde stortplaatsen. Vooraleer de werken begonnen worden dient de opdrachtnemer aan de leidende ambtenaar de ligging en de klasse van de vergunde stortplaatsen mede te delen. Bovendien zal de opdrachtnemer de nodige stukken voorleggen waaruit blijkt dat het struikgewas en de materialen werkelijk naar deze vergunde stortplaatsen werden afgevoerd. De te verwijderen grond wordt volgens het traceerbaarheidssysteem van een erkende bodembeheerorganisatie afgevoerd naar bestemmingen die overeenstemmen met het bijgevoegde en conform verklaarde technisch verslag van het eveneens bijgevoegde milieutechnisch bodemonderzoek. Na uitvoering van het grondverzet zal de opdrachtnemer het finale bodembeheerrapport van een erkende bodembeheerorganisatie voorleggen aan de aanbestedende overheid.
20150511_08233_Bestek
24/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Op- of afbraakwerken, al of niet voor hergebruik, moeten tevens voldoen aan de bepalingen van 4-1.1.2. 7. INBEGREPEN PRESTATIES EN LEVERINGEN 7.1. Materialen beschikbaar gesteld door aanbestedende overheid. 7.1.1. Wegnemen op win- en stapelplaatsen, vervoer en aanbrengen van materialen. Herbruikmaterialen Tenzij andersluidende bepalingen in het bijzonder bestek zijn herbruikmaterialen afkomstig van onderhavige aanneming. De in onderhavige aanneming te herbruiken materialen worden, voor zover geen hinder ontstaat voor de aangelanden, ter plaatse gestapeld. Het wegnemen op de stapelplaats, het vervoeren en het aanbrengen van de materialen zijn voor rekening van de opdrachtnemer. Hergebruik/geschikt maken van gronden In geval de opdrachtnemer voor de aanvulling en omhulling van bouwputten en bouwsleuven, de ophoging en aanleg van de aardebaan van een rijweg gronden 3-5.1.1., 3-5.1.5. wenst te gebruiken, is hem dit toegelaten op voorwaarde dat hierbij voldaan wordt aan volgende voorwaarden: er dient maximaal door de opdrachtnemer de vrijkomende gronden 3-5.1.1., 3-5.1.2. of 35.1.5. afkomstig van onderhavige werf te worden hergebruikt. De opdrachtnemer dient bij zijn planning van de werken hiermee rekening te houden; er zal pas door de bouwheer worden aanvaard dat er van buiten de eigenlijke werf gronden worden aangevoerd, nadat tegensprekelijk het tekort van geschikte hergebruikgronden op de werf zelf is kunnen worden vastgesteld, en er bovendien voldaan wordt aan de bepalingen van 1-3.2-25 § 1.7. inzake bodem-attestering en 3-5.1.1. of 3-5.1.2.; bij het aantreffen van gronden 3-6.2.2. op deze werf zijn deze steeds verplicht op de plaats van uitgraving of onmiddellijke nabijheid terug te verwerken, ook al zijn op deze plaatsen gronden 3-5.1.1. of 3-5.1.2. toegelaten. Het afvoeren van gronden 3-6.2.2. naar een andere werf gecombineerd met het omgekeerd aanvoeren van gronden 3-5.1.1. of 3-5.1.2. wordt niet aanvaard; alle mogelijke meerkosten (zoals o.a. moeilijker verdichten van grond, meerkosten bemaling, verminderde productiviteit, gebeurlijke stilstand, vergunningen voor tijdelijke menginstallaties e.d.) als gevolg van het gebruik van hergebruikgronden dienen in de prijs van de aanvulling te zijn begrepen; de opdrachtnemer kan in het kader van het toepassen van gronden 3-5.1.1., 3-5.1.2. en 35.1.5. in perioden van aanhoudende neerslag om de schorsing of gedeeltelijke schorsing van de werken vragen, voor zover de gevraagde schorsing in kalenderdagen in het totaal niet meer bedraagt dan 10% van de uitvoeringstermijn (= uitvoeringstermijn in werkdagen x factor 2 (voor omrekening naar kalenderdagen)), en de opdrachtnemer hierbij afziet van elke schadevergoeding.
20150511_08233_Bestek
25/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
7.1.2. Tijdelijk terrein voor grondverbetering. De opdrachtnemer zoekt zelf in de nabijheid der werken (buiten de bouwzone) een terrein tijdelijk voor de duur van deze werken voor de opstelling van een grondmenginstallatie, de stapeling van voor herbruik geschikt of geschikt te maken gronden en het zeven van gronden. Alle kosten hieraan verbonden zijn een last van de aanneming. De opdrachtnemer dient zelf in te staan voor het terrein en de nodige vergunningen. 7.3. Materialen te leveren door de opdrachtnemer Alle materialen te leveren door de opdrachtnemer zijn nieuw, behoudens andersluidende vermeldingen op de planen, in dit bestek en/of de samenvattende opmetingsstaat. Steenslag- en grindfunderingen, afkomstig van de opbraak kunnen door de opdrachtnemer worden herbruikt, voor zover ze voldoen aan de voorschriften van het bestek. Eventueel dienen deze materialen eerst een bewerking te ondergaan. 8. CATERGORIEEN VAN WEGEN EN BOUWKLASSEN 8.1. Wegcategorie De in deze aanneming aan te leggen wegen zijn: secundaire en lokale wegen. 8.3. Bouwklassen De bouwklasse die van toepassing is op deze werken komt overeen met B7 van secundaire wegen. 9. INDELING IN VAKKEN EN DEELVAKKEN De bepalingen van het SB 250 versie 3.1. worden aangevuld met: Op de tekeningen worden de te beproeven homogene vakken en deelvakken aangegeven. Elk homogeen vak voldoet aan volgende bepalingen: heeft betrekking op één post van de aanneming; vormt één fysiek aaneengesloten geheel; is in één uitvoeringsfase aangelegd. Deze indeling kan bij uitvoering worden aangepast. Elk homogeen vak wordt afzonderlijk beschouwd en behandeld en wordt desgevallend in gelijke deelvakken onderverdeeld. Bij de aanleg van homogene vakken (verkeersplateau en/of –drempels, parkeerzones, edg.) met beperkte oppervlakte of lengte (max 100 m² of 50 m), wordt slechts één kern geboord. Deze kern dient dan te voldoen aan de gemiddelde eisen gesteld in het SB 250 versie 3.1.. In de andere gevallen wordt het homogeen vak verdeeld in minstens drie deelvakken. In de opdrachtdocumenten worden de te beproeven vakken aangegeven. In elk vak wordt één monster genomen. Een minimum van drie stalen is te nemen. Indien slechts één monster genomen wordt, dient dit steeds te voldoen aan de gestelde gemiddelde voorwaarden. Indien geen opgave wordt gedaan, zijn de voorwaarden van 2-9.1 en 2-9.2. van het SB 250 versie 3.1. van toepassing.
20150511_08233_Bestek
26/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
12. DOCUMENTEN OPGEMAAKT DOOR DE AANNEMER Alle documenten worden in tweevoud aan het bestuur overgemaakt. 12.1. Werkplanning Het definitieve, globaal geïntegreerd en gecoördineerd faseringsplan van de werken, met bijhorende uitvoeringstermijnen, verkeersomleggingen ter goedkeuring aan de leidende ambtenaar voorleggen. Dit werkplan, grafisch voorgesteld in werkdagen, geeft de indeling en opeenvolging van de onderscheidene werkzaamheden van zijn aanneming op, met al de inlichtingen welke nodig zijn om een volledig inzicht te bezorgen in het aantal bouwfasen waarop gelijktijdig zal gewerkt worden. Na goedkeuring dient de opdrachtnemer elke afwijking ter goedkeuring voor te leggen. De werken nemen slechts een aanvang na goedkeuring van deze werkplanning. 12.2. Detailtekeningen 12.2.1. Signalisatieplannen De definitieve signalisatieplannen met de aanduiding en de juiste inplanting van de werfsignalisatie en wegomleggingen zijn op te maken door de opdrachtnemer en ter goedkeuring voor te leggen aan de verkeerspolitie, Kievitplein 20, 2018 Antwerpen. Hij houdt hierbij rekening met de fasering van de werken. De aanvraag gebeurt bij de verkeerspolitie, dienst tijdelijke signalisatie, Kievitplein 20 in 2018 Antwerpen. Elke werkdag van 08.00 uur tot 12.00 uur. Op maandag en dinsdag eveneens van 13.00 uur tot 15.00 uur. Per e-mail:
[email protected]. De werken nemen slechts een aanvang na goedkeuring van dit signalisatieplan. Vóór de start der werken moet het signalisatie- en wegomleggingplan van de aannemer goedgekeurd zijn door de bevoegde dienst van de aanbestedende overheid. Deze plannen houden rekening met de wettelijke voorschriften en de eventuele fasering van de werken. De werken worden uitgevoerd volgens het signalisatie- en wegomleggingplan, eventueel bij dit bestek gevoegd of door de aannemer op te maken. De aannemer zal deze vervolledigen en ter goedkeuring voorleggen aan het Bedrijf Integrale Veiligheid, Lokale Politie, Verkeerspolitie. De werken worden uitgevoerd volgens de wettelijke signalisatie voorschriften en volgens de bepalingen van het standaard- en typebestek wegen. De aannemer zorgt ervoor dat de werfsignalisatie tijdig (vóór het begin der werken) geplaatst wordt. Na afwerking van elke fase dient de definitieve signalisatie en wegmarkering te worden aangepast aan de nieuwe toestand. Indien niet in het bestek voorzien worden deze werken door het opdrachtgevend bestuur uitgevoerd. De werfsignalisatie blijft in dit geval behouden tot de aanpassingen zijn uitgevoerd. De tijdelijke vergunning voor het signalisatieplan kan steeds onmiddellijk ingetrokken worden.
20150511_08233_Bestek
27/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
12.2.2. Grondverzetplan
Voor de aanvang van het grondverzet maakt de opdrachtnemer, in overleg met de aanbestedende overheid, op basis van de opmetingstabel en het zoneringsplan uit het conform verklaarde technisch verslag, een uitvoeringsplan voor grondverzet op. Het grondverzetplan bevat: ontgravingsvakken met benaming, rekening houdend met uitgravingstaluds; visuele ruimtelijke afbakening van de verschillende milieuhygiënische kwaliteiten; aanduiding van de kadastrale werkzone(s); volumes van de verschillende partijen uit te graven bodem; schaal; nauwkeurigheid zoals opgegeven in het zoneringsplan; plaatsen van tijdelijke opslag met benaming; aanduiding van bestemming bij gebruik binnen de kadastrale werkzone; link met de bestemming bij gebruik buiten de kadastrale werkzone. 12.2.3. Werfinrichtingsplan (voor werfzones in bestaande groenzones) Een grafisch opgesteld werfinrichtingsplan (werftoegang met zandbed en rijplaten; stockageplaats; afgeschermde zones) ter goedkeuring aan de aanbestedende overheid voor te leggen. Van de aldus door de bouwheer goedgekeurd werfinrichting mag door de opdrachtnemer, zonder voorafgaandelijke instemming van de bouwheer, niet worden afgeweken. De werken nemen slechts een aanvang na goedkeuring van deze werfinrichting. 12.2.4. Allerlei Detailtekeningen en bijhorende rekennota’s van geprefabriceerde elementen zonder benorkeurmerk; Specifieke detail- en werktekeningen volgens de vermelding in het bestek; Inspectieputten: Een beschrijvende nota, met detailtekeningen voor de geprefabriceerde inspectieputten, welke hij wenst te gebruiken en een berekeningsnota waaruit blijkt dat zij voldoen aan de optredende belastingen volgens de technische eisen van dit bestek voor zover deze niet voorkomen in een door een onpartijdige instelling goedgekeurde Benorcatalogus. 12.3. As-builtdossier wordt aangevuld met volgende bepaling: As-builtplannen van de uitgevoerde rioleringswerken, bestratingswerken en/of alle andere uitgevoerde werken van de aanneming worden in digitale vorm op- en overgemaakt in zoveel exemplaren als er deelgenoten zijn. Alle kosten voor het opmeten van de as-built-toestand en het afleveren van de bijhorende fiches zijn begrepen in de hiervoor voorziene post in de meetstaat. Indien het as-built-dossier nog niet volledig in orde is na deze termijn van dertig kalenderdagen zal het bestuur zonder verdere
20150511_08233_Bestek
28/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
ingebrekestelling de ontbrekende of foutieve gegevens ambtshalve op kosten van de aannemer laten opmeten. Het opdrachtgevend bestuur verkrijgt het volle gebruiksrecht van deze plannen na de voorlopige oplevering van de werken. Dit betekent dat het bestuur het recht krijgt om deze plannen te publiceren, te reproduceren en te verspreiden in databestanden, CD’s, DVD’s, op papier, JPEG, of op kopie bestemd voor doeleinden van openbaar nut zonder dat hiervoor de toestemming van de eigenaar vereist is, of zonder dat deze hiervoor enige geldelijke tegemoetkoming kan eisen. De overdracht van dit recht is van onbepaalde duur en geldt wereldwijd. 1. de opdrachtnemer dient per straatkolkaansluiting een formulier te overhandigen waarop de plaats en de diepteligging van de aansluiting weergegeven is, evenals de in rekening te brengen lengte van de aansluiting, aard, aantal hulpstukken, enz. Verder dient de opdrachtnemer van elke aansluiting één of meerdere foto’s af te leveren, waarop de volledige aansluiting vanaf de riolering tot de grens met het openbaar domein duidelijk zichtbaar is. Deze foto’s dienen genummerd te worden, waarbij de nummering dient overeen te komen met deze aangeduid op de formulieren. Voor het maken en afleveren van de detailformulieren en foto’s van kolkaansluitingen is er een afzonderlijke post voorzien in de meetstaat. 2. de opdrachtnemer zorgt voor een degelijke opmeting van alle ontoegankelijke ondergrondse constructies (indien aanwezig tijdens de werken); 3. as-builtplannen De bepalingen voor het opmaken van de as built plannen in de bestekken worden aangevuld als volgt: Algemeen Uitvoeren van een terrestrische opmeting en de oplevering van een digitaal bestand op basis van deze opmeting. De opdracht houdt de inventarisatie in van de uitgevoerde werken (bestratingswerken en/of alle andere uitgevoerde werken) inclusief een bufferzone van 20 m rond deze uitgevoerde werken. Met de inventarisatie wordt bedoeld alle metingen en handelingen die nodig zijn voor het in kaart brengen van de bestaande toestand van de terreinsituatie in de opdrachtzone(s) conform de specificaties van de volgende GRB-skeletcomponenten : GRB-basis, laatste versie GRB-skeletaanvulling detail, laatste versie GRB-skeletoptie water- en rioolbeheer, laatste versie GRB-skeletoptie groen- en begraafplaatsenbeheer, laatste versie GRB-skeletoptie wegbeheer, laatste versie Aanvullende steekkaarten In de bufferzone van 20 m moet enkel gemeten worden volgens GRB-basis, laatste versie Al deze specificaties zijn beschikbaar via volgende link: https://www.agiv.be/producten/grb/meer-over/grb-skelet/nieuweskeletspecificaties/documenten-templates-en-voorbeelden
20150511_08233_Bestek
29/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Deze specificaties houden onder meer in dat: de opmeting gebeurt in Lambert 72 (BEREF2003) en TAW. Er wordt voor GPS-metingen gebruik gemaakt van de FLEPOS-dienstverlening. GPS-metingen worden uitgevoerd conform de aanbeveling A-GIS-VL-008-1.4 voor het uitvoeren van GPS-metingen met behulp van FLEPOS. Deze aanbeveling is beschikbaar via volgende link https://www.agiv.be/producten/flepos/meer-over/ondersteuning/aanbev-gps-metingenflepos de opmeting gebeurt rekening houdende met de GRB-objectencatalogus. Elke DXF-layer is in detail gespecificeerd op vlak van definitie, meetcriteria, voorwaarden, geometrie en kwaliteit de meetopdracht gebeurt in dimensie 2,5D de opmeting resulteert in een DXFr2000-bestand. Het DXF-bestand voldoet aan de specificaties van de hierboven vermelde GRB-skeletcomponenten. de opmeting wordt door stad Antwerpen doorgestuurd naar het AGIV en door het AGIV gecontroleerd op: digitale consistentie (is het DXF-bestand opgebouwd conform de hierboven gestelde voorwaarden?) positionele nauwkeurigheid (voldoet de kartering aan de volgens GRB geldende eisen naar absolute precisie ten opzichte van de FLEPOS-antennes?) volledigheid en juistheid (zijn alle terreinfenomenen opgenomen volgens de meetcriteria en zijn er niet teveel opgenomen? Zijn ze gekarteerd onder de juiste DXFlayer?) De controle van de opmeting zal gebeuren conform de specificaties op kwaliteitscontrole GRB-basis die beschikbaar zijn op https://www.agiv.be/~/media/agiv/producten/grb/documenten/grbskelet/rldm141124av0as%20builtkwaliteitsspecificatiesv100.pdf Indien de opmeting door AGIV wordt afgekeurd, dient er ten laatste 1 maand na de uitspraak een nieuwe aangepaste opmeting aangeleverd te worden. Bijkomende specificaties 2D en 3D: Alle lijnen, polylijnen en polygonen dienen hoogte nul te hebben. De Z coördinaat van elk object wordt als punt toegevoegd in een aparte 3D layer = ZPT, dit ten behoeve van opmaak Digitaal Terrein Model (DTM) en profielen. Kruin van de weg: De kruin van de weg dient steeds apart opgemeten en opgeslagen in layer HOP = hoogtepunt. Er wordt minimaal elke 20m een hoogtepunt opgenomen en bij elk zichtbaar niveauverschil. Gevellijnen / Rooilijnen: Van de bestaande gevellijn (indien deze samenvalt met de rooilijn) en van de zichtbare rooilijn dienen hoogtepunten gemeten te worden bij elke perceelsscheiding. De maximale afstand tussen deze punten bedraagt 10m. Grachten: (vooral van toepassing in de parkzones en landelijke gebieden) Het opmeten van grachten bestaat uit twee delen: enerzijds het opmeten van de topografie, anderzijds het opmeten van profielen. Voor de topografie worden de objecten opgemeten gebaseerd op
20150511_08233_Bestek
30/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
GRB-skeletoptie water- en rioolbeheer, laatste versie. Daarnaast worden om de 25 m dwarsprofielen opgenomen alsook op alle punten waar de gracht een wijziging ondergaat. Trottoirbanden / goten: De verschillende types trottoirbanden, kantstenen en straatgoten dienen opgenomen te worden, met hun resp. breedte. De overgangstrottoirbanden tussen de verschillende typen en de aparte hoekstukken dienen eveneens opgemeten en opgeslagen te worden in layer WRV10. De tekst van de berekende lengtes van de trottoirbanden, kantstenen en straatgoten en de tekst van de materialen van trottoirbanden, kantstenen, straatgoten, overgangstrottoirbanden en hoekstukken worden per polylijn op het plan vermeld en in een aparte layer geplaatst. Lijnen van hetzelfde type worden als één polylijn weergegeven. De lengte van de gebogen trottoirbanden, trottoirbanden-watergreppels, schampkanten of watergreppels, goten wordt opgemeten aan de kant van de rijweg. Oppervlakten: Alle overgangen tussen materialen moeten opgenomen worden, ook als dat resulteert in een oppervlakte van < 1m². De oppervlakten dienen begrensd te worden door een gesloten polygoon, met verschillende arcering per soort materiaal en in een aparte layer geplaatst. De tekst van de berekende oppervlakte der materialen en de tekst van de materialen worden op het plan vermeld per polygoon en tevens in een aparte layer geplaatst. Landmeter De naam van de landmeter en de datum van de terrestrische opmeting worden op een aparte layer vermeld. Controle de opmeting wordt door stad Antwerpen gecontroleerd op: digitale consistentie (is het DXF-bestand opgebouwd conform de hierboven gestelde voorwaarden?) positionele nauwkeurigheid (voldoet de kartering aan de volgens GRB geldende eisen naar absolute precisie ten opzichte van de FLEPOS-antennes?) volledigheid en juistheid (zijn alle terreinfenomenen opgenomen volgens de meetcriteria en zijn er niet teveel/te weinig opgenomen? Zijn ze gekarteerd onder de juiste DXF-layer en bevatten ze de juiste blocks?) Indien de opmeting door stad Antwerpen wordt afgekeurd, dient er ten laatste 1 maand na de uitspraak een nieuwe aangepaste opmeting aangeleverd te worden. 12.4. Voor de uitvoering De opdrachtnemer dient uiterlijk binnen de maand na de kennisgeving van de goedkeuring van zijn offerte volgende documenten ter goedkeuring voor te leggen aan de bouwheer. 12.4.1. Certificatieattesten Voor het verwerken maakt de aannemer de nodige certificatieattesten ter goedkeuring over aan het opdrachtgevend bestuur aangevuld met de nodige bewijsstukken dat het product voldoet aan de gestelde eisen. (voorbeeld van voorblad is bijgevoegd bij dit bijzonder bestek).
20150511_08233_Bestek
31/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
12.4.2. Logo het logo van de inschrijver met een resolutie van 600dpi of hoger voor aankondigingsborden art 79-10. 12.4.3. Grondwaterverlaging: (7-1.1.12.7) Een beschrijving, berekeningsnota en schets der werkmethoden, beschoeiingen en grondwaterverlagingswerken die hij zal toepassen voor de uitvoering van de bouwsleuven en bouwputten voor de rioleringen, e.d.. 12.4.4. Veiligheids- en gezondheidsplan (K.B. van 25/01/2001) Alle documenten vereist volgens het KB van 25/01/2001 of gevraagd in het veiligheids- en gezondheidsplan, zijn door de opdrachtnemer ter goedkeuring voor te leggen aan de bouwheer, de veiligheidscoördinator verwezenlijking en de leidende ingenieur. 12.4.5. Allerlei specifieke rekennota’s volgens vermelding in het bestek; specifieke beschrijving van uitvoeringsmethodes volgens vermelding in het bestek; een lijst met aanduiding van de beschoeiingswijze(n) van alle sleuven en bouwputten m.i.v. vermelding van afmetingen (l; b en h) van de beschoeiingssystemen en bijhorende rekennota’s. Voor bemaling in een niet-kwetsbaar gebied (zoals bedoeld in Vlarem I onder rubriek 53.2.2) dient de opdrachtnemer als last van de aanneming in te staan voor de melding van grondwaterverlaging aan het stadsbestuur. 12.5. Voor de start van de werken De opdrachtnemer dient voor de start van de werken volgende documenten ter goedkeuring aan het bestuur voor te leggen: bewijs van kennisgeving bouwplaats aan NAVB en Technische Inspectie van de Administratie Arbeidsveiligheid; bewijs van kennisgeving bouwplaats aan Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed; bewijs van opvragen lijst concessiehoudende nutsbedrijven t.h.v. de bouwplaats; bewijs van opvragen nutsleidingsplannen bij alle concessiehoudende nutsbedrijven; bewijs van aanvraag aansluiting nutsvoorzieningen werflokaal; noodnummer werf; coördinaten erkend labo voor proeven t.l.v. de opdrachtnemer; naam en kwalificatie werfverantwoordelijke; tijdig en voor verwerking van de te leveren materialen dienen volgende stukken te worden voorgelegd: technische fiches, de aannemer gebruikt hierbij het voorblad aangeleverd door de opdrachtgever; monsters, stalen en proefvakken volgens de vermeldingen in het bestek; keuringsverslagen.
20150511_08233_Bestek
32/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
12.6. Na de uitvoering 12.6.1. Mileuhygiënisch bodemonderzoek Na uitvoering van het grondverzet en vóór de voorlopige oplevering, zal de opdrachtnemer het acceptatieattest (verwerkingsattest) en/of een bodembeheerrapport van een erkende bodembeheerorganisatie voorleggen. 12.6.2. Attesten van nutsmaatschappijen Na uitvoering van de bestratingswerken dient de aannemer de nutsleidingen te vragen om hun installatie op gebruik te controleren. De betrokken maatschappijen leveren hiervoor een attest. 13. ORGANISATIE VAN DE BOUWPLAATS 13.1. Lokalen ter beschikking van het bestuur De opdrachtnemer stelt, uitsluitend ten behoeve van de aanbestedende overheid, een locatie ter beschikking die bestaat uit: een vergaderruimte voor minimum 12 personen (minimum oppervlakte 15 m2) voorzien van het nodige meubilair; een sanitair voorzien van toilet en wastafel met stromend water (koud en warm); een paneel voor het ophangen van plannen; internet: De opdrachtnemer verbindt het lokaal met het internet door middel van een breedbandverbinding met een minimale downloadsnelheid van 10 Mbps en een minimum uploadsnelheid van 512 Kbps. Op deze locatie is een router met minstens vier outlets aanwezig die verbonden kan worden met de internetaansluiting; de locatie is tevens voorzien van elektrische verwarming, de nodige verluchting en verlichting; een aansluiting op de openbare riolering is vereist; aan de buitenzijde dient een kastje aangebracht waar, achter een afsluitbaar gaas, de bouwvergunning kan uitgehangen worden; hij onderhoudt dit lokaal; in dit lokaal dient de opdrachtnemer bestendig volgende zaken permanent ter beschikking te stellen van de aanbestedende overheid: een aangepast exemplaar van het "SB 250 voor de wegenbouw" van het ministerie van de Vlaamse gemeenschap – aangepaste versie 3.1.; 3 paar proper laarzen (inclusief maat 39); 3 stuks propere werfhelmen; 3 stuks propere signalisatievestjes. 13.4. Uitzetten tracé van de werken De bepalingen van het SB 250 versie 3.1. worden verder aangevuld met: Referentiepeil De opdrachtnemer dient bij de uitvoering van onderhavige werken te vertrekken van het referentiepeil: BG31 TAW gelegen aan: Baan Mechelen - Antwerpen (N1)
20150511_08233_Bestek
33/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
20150511_08233_Bestek
34/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
De op de plannen aangegeven ontworpen hoogtes zijn indicatief. Het uitzetten van het tracé der werken en referentiepeilen is een last van de aannemer. De aannemer doet hiervoor ten spoedigste het nodige bij de aanvang der werken. Hij brengt hiervoor een voldoende aantal hoogtemerken aan, ten opzichte waarvan de relatieve hoogte van de verschillende delen der werken nauwkeurig moet worden bepaald. Overal waar de aanbestedende overheid ten dien einde zulks nodig oordeelt, plaatst hij ondermeer piketten, baken en profiellatten. De toleranties bij het uitzetten van het tracé der werken bedragen 1 cm in de hoogte en 5 cm in grondplan. Alle gegevens met betrekking tot de uitzetting dienen overgemaakt aan de leidende ingenieur en/of de toezichter. Het uitzetten van de inspectieputten dient te gebeuren volgens onderstaande voorschriften: alle inspectieputten dienen uitgezet te worden aan de hand van minimaal 3 palen, te plaatsen op de rand van de werkzone per inspectieput dient minimaal 1 hoogtepunt vastgelegd te worden. de piketten moeten gemakkelijk bereikbaar blijven tijdens de werken. Het plaatsen van de piketten biedt het bestuur een extra controlemogelijkheid, maar ontslaat de aannemer niet van zijn verantwoordelijkheid voor de correcte inplanting. Van zodra de inspectieputten en bochten van de persleidingen zijn uitgezet (eventueel in fases) dient de leidende ingenieur hiervan op de hoogte gebracht te worden. Tijdens de uitvoering der werken zullen ter plaatse de nodige onderrichtingen gegeven worden waardoor de te verwezenlijken hoogtes kunnen afwijken van de opgegeven hoogtes. Tevens zullen in samenspraak met opdrachtgever, ontwerper en opdrachtnemer de nodige detailhoogtes worden bepaald. Eventuele wijzigingen aan deze hoogtes hebben dan ook altijd voorrang op het plan. Deze wijzigingen kunnen dan ook geen aanleiding geven tot enige prijsherziening. Dit houdt tevens in dat reeds geplaatste lijnvormige elementen en verhardingen volgens hoogtepeilen die nog niet door de afgevaardigde van de bouwheer werden gecontroleerd, kosteloos dienen te worden herplaatst wanneer de afgevaardigde van de bouwheer van oordeel is dat zulks, rekening houdend met de lokale situatie, nodig is. De bepalingen van dit artikel worden verder aangevuld met: 13.5. Aankondigingsborden De aanbestedende overheid levert een drukklare PDF voor vierkleurendruk aan met de opmaak van het werfbord. De opdrachtnemer is verplicht om dit werfbord te gebruiken bij zijn werken. Hij mag dit werfbord niet wijzigen, enkel een proportioneel wijzigen van de grootte is toegestaan in samenspraak met de aanbestedende overheid. Hoogte- en breedteverhoudingen moeten gerespecteerd worden. De opdrachtnemer zal zorgen voor het (laten) maken, leveren en plaatsen van 2 werfborden op de locaties door het bestuur aan te duiden.
20150511_08233_Bestek
35/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Kenmerken werfbord Het werfbord is een veelvoud van een standaard plaatafmeting. De aanbestedende overheid bepaalt de grootte van het bord. Er worden geen andere (werf)borden dan hier beschreven toegestaan. Uitvoering Bij plaatsing dient aan de volgende voorwaarden voldaan te worden: de opdrachtnemer is verplicht minstens 15 dagen voor de aanvang van de werken de werfborden op te stellen; het werfbord wordt op een stevige constructie opgehangen op een hoogte van minimum 2.10 m, op een in samenspraak met de leidende ambtenaar te bepalen plaats. Een obstakelvrije ruimte voor de voetgangers van 1,5 m dient verzekerd; het bord moet goed zichtbaar en leesbaar zijn. Het geheel zal weerstand bieden aan stormweer en gedurende de gehele uitvoeringstermijn in goede staat onderhouden worden; Het bord blijft eigendom van de opdrachtnemer en zal onmiddellijk na het beëindigen van de werken van de bouwplaats verwijderd worden. 13.6. Verzekering van wachtdienst 24/24: schrappen indien niet van toepassing Voor de gehele duurtijd, van aanvang tot de voorlopige oplevering, van onderhavige werken is door de opdrachtnemer een wachtdienst te organiseren. De opdrachtnemer zal hiertoe vóór de start van de werken zijn noodtelefoonnummer mededelen waarop hij 24/24 uur bereikbaar is, inbegrepen op zaterdag-, zondag- en feestdagen, vakantieperiodes e.d. De opdrachtnemer zal er zorg voor dragen dat na ontvangst van een noodoproep er binnen het uur een interventieploeg op de werf aanwezig kan zijn. Alle lasten en kosten i.v.m. de verzekering van deze wachtdienst zijn een last van aanneming. Bij niet-bereikbaarheid van de opdrachtnemer zal bij noodgevallen Aquafin om de tussenkomst van derden vragen en de hieraan gekoppelde kosten ten laste van de opdrachtnemer doorrekenen. 13.7. Uitgraven van gronden De opdrachtnemer dient de behandeling van uit te graven en aan te voeren grond te organiseren, volgens het ketensysteem van een erkende bodembeheersorganisatie. Hij moet zich schikken naar de bepalingen in de respectievelijke technische verslagen en bodembeheerrapporten. De “Codes van goede praktijk voor werken met uitgegraven bodem” van OVAM zijn van kracht. De opdrachtnemer dient desgevallend te werken volgens de principes van “selectieve afgraving”, eventueel onder toezicht van een erkende bodemsaneringsdekundige.
20150511_08233_Bestek
36/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
14. BESCHERMING, INSTANDHOUDING EN INTEGRITEIT VAN BESTAANDE CONSTRUCTIES EN WERKEN 14.1. Installaties van concessiehoudende en/of nutsmaatschappijen De bepalingen van het SB 250 versie 3.1. zijn van toepassing en worden aangevuld met: De in het bereik van de werken bestaande ondergrondse of bovengrondse leidingen van algemeen nut (drinkwater, gas, elektriciteit en telefoon) worden in dienst behouden. De aannemer treft op zijn kosten al de maatregelen om dergelijke dienst niet te onderbreken. De leidende ambtenaar alleen oordeelt of sommige leidingen of palen dienen verplaatst. De kosten van deze verplaatsing vallen niet ten laste van de inschrijver. Vóór de aanvang van de werken belegt het bestuur opnieuw een coördinatievergadering met de aannemer en de exploiterende maatschappijen om de schikkingen nodig tot het behoud van de leidingen te bespreken. De moeilijkheden voor het uitvoeren van de werken die uit de aanwezigheid en behoud van de leidingen voortvloeien zijn een last van de onderneming en geven geen aanleiding tot betalen van vergoedingen, herzieningen of de verbreking van de overeenkomst. De aandacht van de aannemer wordt gevestigd op het feit dat, indien door de aanwezigheid van nutsleidingen e.a., de nodige op- en afbraakwerken en uitgravingen dienen te gebeuren met de hand, hij geen recht heeft op schadevergoeding. Schade aan ondergrondse installaties Op deze aanneming is ook omzendbrief 512-107 van 12 maart 1985 van toepassing over het toepasselijk maken van de praktische leidraad ter voorkoming van schade aan ondergrondse installaties tijdens de in hun nabijheid uitgevoerde werken en zijn bijlage, zijnde genoemde leidraad, die een integrerend deel uitmaakt van onderhavig bestek. De opdrachtnemer blijft verantwoordelijk voor de door hem gebruikte uitvoeringsmethoden. In de nabijheid van de installaties moet hij alle gepaste maatregelen treffen teneinde deze installaties te beschermen tegen beschadiging en voor risico’s te vrijwaren, en wel op een manier die de continuïteit van de exploitatie op geen enkel ogenblik in het gedrang brengt. Algemene maatregelen nutsleidingen De aanneming wordt gekruist door verschillende leidingen, kabels en andere installaties van openbaar nut. Bij de aanbestedingsbescheiden zijn eventueel plannen gevoegd met aanduiding van de vermoedelijke ligging van de nutsleidingen. Deze informatie is afgeleid van de gegevens verstrekt door de concessiehoudende diensten en is louter informatief en zonder waarborg. Naast de maatschappijen vermeld op de plannen zal de opdrachtnemer eveneens een schrijven richten aan het gemeente- of stadsbestuur waarin hij de vraag stelt naar de mogelijke ligging van nutsleidingen door ander nutsmaatschappijen over het tracé der werken. Van zodra de opdrachtnemer het bericht ontvangen heeft dat het werk hem is toegewezen, vraagt hij via KLIP/KLIM overeenkomstig de toepasselijke wetgeving de meest recente plannen aan van de boven- of ondergrondse leidingen, kabels of andere installaties langs het tracé der werken indienen teneinde de werken uit te voeren met de meest recente plannen van
20150511_08233_Bestek
37/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
de boven- of ondergrondse leidingen, kabels of andere installaties langs het tracé van de werken. Ten gepaste tijde en in functie van de voortgang van de werken zal de opdrachtnemer via KLIP/KLIM overeenkomstig de toepasselijke wetgeving opnieuw de planaanvraag van de boven- en ondergrondse leidingen, kabels en andere installaties langs het tracé indienen, teneinde de werken uit te voeren met de meest accurate plannen. Teneinde de door de nutsmaatschappijen ter beschikking gestelde liggingsplannen te controleren en eventueel aan te passen zal de opdrachtnemer op alle nodige plaatsen overgaan tot het uitvoeren van sonderingen om de juiste ligging van de leidingen te bepalen, en dit volgens de voorschriften van de betreffende nutsmaatschappij(en). De sonderingen zijn een last van de aanneming: (Zie ook 4–2.1.2.8.) Volgende sonderingen zijn minimaal uit te voeren: ter hoogte van elke te bouwen inspectieput of constructie; elke bijkomende sondering t.o.v. de hierboven vermelde sonderingen opdat de afstand tussen 2 sondering niet groter zou zijn dan 50 m. De sonderingen dienen voldoende ruim voor de aanvang van de betreffende fase uitgevoerd te worden. Alle werken, zoals de sondering zelf, het dichten van de sleuf en de signalisatie blijven een last van de aanneming. Ook voor sonderingen in verhardingen is het voorlopig verharden van de sleuf een aannemingslast. (de voorlopige verharding mag uitgevoerd worden met ter plaatse gelegen wegverhardingen: betonstraatstenen, kassei, ….) Tevens zal de opdrachtnemer de bouwheer, per aangetekend schrijven, op de hoogte brengen van alle te verplaatsen nutsvoorzieningen teneinde de nodige schikkingen te kunnen treffen met de concessiehoudende diensten. De coördinatie van de te verplaatsen nutsvoorzieningen is een last van de aanneming, daartoe zal de opdrachtnemer tijdens de uitvoering van het werk de concessiehoudende diensten op de hoogte houden van het verloop van zijn uitvoering en hij zal met de exploitanten de nodige schikkingen treffen om de aanwezige installaties in goede staat te houden of te laten verplaatsen. De uitvoeringsplanning opgemaakt door de opdrachtnemer en goedgekeurd tijdens de coördinatievergadering, dient de data te vermelden waarop nutsleidingen dienen te worden verplaatst door of in opdracht van de concessiehouden diensten. De opdrachtnemer zal het opdrachtgevend bestuur schriftelijk in kennis stellen van het in gebreke blijven van de concessiehoudende diensten wat betreft de op hen rustende verbintenissen betreffende het verplaatsen of laten verplaatsen van nutsleidingen. De uitvoeringsmoeilijkheden veroorzaakt door de aanwezige kabels, leidingen of andere installaties binnen de werkzone kunnen in geen geval door de opdrachtnemer ingeroepen worden om prijsherziening of termijnverlenging te bedingen, behalve indien: De opdrachtnemer zijn verbintenissen betreffende de coördinatie van de te verplaatsen nutsleidingen, zoals opgenomen in onderhavig artikel is nagekomen.
20150511_08233_Bestek
38/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
De uitvoeringsmoeilijkheden veroorzaakt worden door de nutsleidingen waarvan de verplaatsing tijdens de uitvoering van de aannemingswerken contractueel niet ten laste van de opdrachtnemer vallen. Van zodra de sonderingswerken beëindigd zijn, en in elk geval voor aanvang der werken belegt de leidende ingenieur een coördinatievergadering waarop de bouwheer, de exploitanten van de nutsinstallaties en de opdrachtnemer uitgenodigd worden. Op deze vergadering wordt door de opdrachtnemer een planning voorgelegd die toelaat de voorziene vooruitgang van de werken te kennen. Indien de nutsmaatschappijen voorafgaand aan de aanleg van de rioleringsinfrastructuur kabels of leidingen moeten verplaatsen of bijkomende (ondergronds) aanleggen, kan het zijn dat het noodzakelijk is de grenzen van de zone waar de rioleringsinfrastructuur komt, landmeetkundig af te bakenen. Deze afbakening dient te gebeuren door markering op de verharding en/of door het plaatsen van piketten. De afbakening dient minimum elke 10 m te gebeuren en ter hoogte van hoekverdraaiingen. Het afbakenen van kunstwerken (ter plaatse gestorte inspectieputten, overstorten, pompstations,….), verbindings-, las-, blinde of verzonken putten en inspectieputten die aansluiten op bestaande collectoren of waarop een bestaande riolering aansluit is een last van de aanneming. De opdrachtnemer dient ervan uit te gaan dat de afbakening van de grenzen na de werken van de nutsmaatschappijen niet meer bruikbaar is. De kosten van het tijdelijk ophangen en beschermen van leidingen, kabels, enz. gelegen binnen de grenzen van het werk zijn ten laste van de opdrachtnemer voor zover de last hiervoor niet op de eigenaars ervan berust. De opdrachtnemer wordt er uitdrukkelijk op gewezen dat geen enkele ondergrondse leiding, kabel, edg. in de kunstwerken, funderingen, grondstabilisaties en andere constructies mag ingewerkt of ingestort worden, zonder uitdrukkelijke toelating van de betreffende nutsmaatschappij en het opdrachtgevend bestuur. De opdrachtnemer is ertoe gehouden de aanbestedende overheid onmiddellijk in te lichten wanneer er zich problemen met nutsleidingen voordoen. Op verzoek van de opdrachtnemer kan de aanbestedende overheid, in de aanvangsfase(n) de werken onderbreken, teneinde de vergunninghoudende maatschappijen toe te laten hun leidingen en/of installaties aan te passen en/of te verplaatsen. In die periode van onderbreking mag de opdrachtnemer enkel werkzaamheden uitvoeren die noodzakelijk zijn om de verplaatsingswerken van leidingen en/of installaties door de vergunninghoudende maatschappijen mogelijk te maken. De periode van onderbreking zal door aanbestedende overheid per aangetekende brief aan de opdrachtnemer worden kenbaar gemaakt. De opdrachtnemer heeft geen recht op enige schadevergoeding van welke aard ook, uit hoofde van deze onderbreking. Er zijn altijd meer nutsleidingen dan op de plannen aangegeven. Dit als gevolg van vernieuwing (oude kabels of leidingen die niet zijn verwijderd), uitbreiding, ontdubbeling, … . Dit heeft tot gevolg dat er anderhalf tot twee maal zoveel kabels of leidingen aanwezig zijn en
20150511_08233_Bestek
39/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
moeten gedwarst worden. De opdrachtnemer kan hiervoor noch voor de aanleg van de riolering, noch voor de huisaansluitingen aanspraak maken op een meerprijs of termijnverlenging. Alle werken hiervoor zijn een last van de aanneming. De aannemer blijft verantwoordelijk voor de door hem gebruikte uitvoeringsmethoden. In de nabijheid van de installaties moet hij alle gepaste maatregelen treffen teneinde deze installaties te beschermen tegen beschadiging en voor risico’s te vrijwaren, en wel op een manier die de continuïteit van de exploitatie op geen enkel ogenblik in het gedrang brengt. 14.4. Bestaande vegetatie De bepalingen van het SB 250 3.1. worden aangevuld met: Schade aan beplanting, andere dan deze volgens vermeld in onderstaande bepalingen, wordt berekend volgens de bepalingen hfdst. 2–11. Werken in wortelzones van bestaande hoogstammige bomen: Wortelzone wordt omschreven als de zone rond bestaande bomen (minimaal kroonprojectie + 2m). Volgende maatregelen dienen te worden genomen wanneer bij grondwerken wortels (zowel fijne wortelpaketten als dikke gestelwortels) worden blootgelegd: sleuven in de wortelzone worden zoveel mogelijk recht uitgegraven. Indien nodig wordt gebruik gemaakt van een beschoeiing; wortels dikker dan enkele centimeters worden altijd gesnoeid met handgereedschap en dwars op de wortel. Dikkere wortels worden bij voorkeur afgezaagd tot op een vertakking, net als bij taksnoei. De beste manier om afgravingen te doen binnen de zone met gestelwortels is door eerst handmatig een sleuf te graven. Daarbij worden alle wortels tot op de gewenste diepte met handgereedschap afgezaagd. De verdere afgraving weg van de boomzijde kan dan gebeuren met zwaar materieel zonder extra wortelschade voor de boom. Gestelwortels mogen nooit afgestoken worden met de kraanbak; in ieder geval wordt de bestaande maaiveldhoogte in de wortelzone zo veel mogelijk gehandhaafd. Dit betekent dat er geen afgravingen of ophogingen mogen worden uitgevoerd, tenzij uitdrukkelijk vermeld. Ook tijdelijke stockage van gronden is ten allen tijde verboden; indien bij een afgraving toch wortels worden blootgelegd worden deze zo snel mogelijk en ten laatste op het eind van de werkdag afgedekt met minimaal 15 cm humusrijke grond. Het aanvoeren van deze grond is een aannemingslast. Dit geldt ook tijdens vorstperiodes; in samenspraak met de aanbestedende overheid kunnen alternatieve gelijkwaardige beschermingsmaatregelen tegen verdroging worden toegepast (wijziging uitvoertermijn, begieten, afdekken met water- en luchtdoorlatend materialen zoals jute, geotextiel e.d.). Aanbevolen afstand tot de stam waarbinnen overgeschakeld moet worden van een open sleuf naar perstechnieken voor kabels en leidingen Diameterklasse van de bomen (cm) < 15 15-30
20150511_08233_Bestek
Afstand tot de stam (m) 1 1,5
40/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
30-50 50-70 > 70
2 2,5 3
14.6. Bescherming, instandhouding en integriteit van bestaande constructies en werken 14.6.1. Straatmeubilair en verkeersborden Voor de aanvang van de werken wordt een tegensprekelijke plaatsbeschrijving opgemaakt van het patrimonium van de stad (verkeersborden, straatmeubilair, beplanting gelijktijdig wordt de waarde ervan bepaald op basis van een geëigend formulier, enz.). Deze staat dient door alle partijen voor akkoord te worden ondertekend. Bij niet opmaken van zulke beschrijvende staat, zal elke beschadiging aan de opdrachtnemer aangerekend worden. Het opmaken van deze staten is een last van de aanneming. De opdrachtnemer maakt hiervoor tijdig de nodige afspraken met de afgevaardigden van de aanbestedende overheid Dezelfde werkwijze geldt voor water- en gaskranen met aanhorigheden. Deze staat dient te worden opgemaakt in bijzijn van een afgevaardigde van de nutsbedrijven. Hoofdstuk 2 wordt verder aangevuld met volgende bepalingen: 15. VOORGESCHREVEN NAUWKEURIGHEDEN EN TOEGLATEN TOLERANTIES 15.1. Voorgeschreven nauwkeurigheden en toegelaten toleranties Volgende nauwkeurigheden dienen door de opdrachtnemer te worden gerespecteerd: nauwkeurigheden van weg- en waterloopprofielen, bouwputten: volgens de bepalingen van hfdst 4-2.1.2 en 4.1.2 van het SB 250 versie 3.1. nauwkeurigheden lengteprofiel van riolen, e.d. : volgens hoofdstuk 7 van het SB 250 versie 3.1.. Wordt aangevuld met volgende bepaling: overstortdrempel bij overstorten: peil overstortdrempel: + of - 1 cm vlakheid overstortdrempel: + /- 1 mm/m met een maximum van 3 mm met de lat van 3 m. 15.2. Controles De controle van weg- en waterloopprofielen en van het lengteprofiel bij leidingprojecten geschiedt respectievelijk volgens de bepalingen van hoofdstuk 4 en 7. 15.3. Minwaarden Bij vaststelling van inbreuken en/of overschrijding op de onder artikel 2-11.1. Voorgeschreven nauwkeurigheden zullen volgende minwaarden worden toegepast: bij overschrijding van de toegelaten maximale waarden zijn de werken op te breken of de ontstane meerkosten ten laste van de aannemer te worden genomen, voor zover bij deze laatste de bruikbaarheid van de constructies hierdoor niet in het gedrang komt. bij overschrijding van de toelaatbare grenswaarden van de lengteprofielen zijn de minwaarden van 7-1.4.1. van toepassing.
20150511_08233_Bestek
41/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
HOOFDSTUK 3 MATERIALEN 0. LIJST VAN DE MATERIALEN WAARVAN HET VOORAFGAAND TECHNISCH NAZICHT MOET GEBEUREN DOOR EEN ERKEND ONAFHANKELIJKE INSTANTIE 0.2. Producten onderworpen aan voorafgaande controle In de verwijzing naar tabel 3-0-1 van SB250 dient er rekening gehouden te worden met de wijziging van de Vlarema bijlage 2.2. de lijst van materialen die overeenkomstig hoofdstuk 2 van het Vlarema die in aanmerking komen voor gebruik als grondstoffen. De gerecycleerde granulaten die als grondstof worden ingezet, moeten voldoen aan de bepalingen van het eenheidsreglement. Keurmerk attest
Product 6.1.1. 7.1.1.1.A 7.1.1.1.B.3 8.1 8.2 9.1.1 12.4.1.2 12.4.3 13.2.1.2 13.2.1.3 13.2.1.4 14.1.1 23.1.1 23.2 23.3 24.4.2 24.60 32.1 63 90.5 91.1 91.2
Natuurlijk en kunstmatig zand Natuursteenslag Betongranulaat Cement Hydraulische bindmiddelen Ongebluste kalk voor bodembehandeling Gietijzeren riooldeksel van het Type I Rioolkolken Geotextiel voor draineerinrichtingen Geotextiel voor aardebaan of baanbed van wegen Geotextiel voor het wapenen van grond (Zelfklevende) voorgevormde bitumineuze voegband In rijen te leggen kasseien Betonstraatstenen Betontegels Pvc-U-buizen en –hulpstukken voor riolering Mof van PVC voor huis- of straatkolkaansluiting op riolering Geprefabriceerde betonnen trottoirbanden Zaden Geprefabriceerde markeringen Glasparels voor nabestrooiing Stroefmakend middel voor nabestrooiing
20150511_08233_Bestek
of
BENOR BENOR BENOR BENOR BENOR BENOR BENOR BENOR BENOR BENOR
Onafhankelijke instantie of leverancier OCI OCI OCI OCI OCI OCI OCI OCI OCI OCI
BENOR COPRO
OCI COPRO
BENOR BENOR BENOR BENOR
OCI OCI OCI OCI
BENOR
OCI
BENOR ATTEST BENOR BENOR BENOR
OCI LEVERANCIER OCI OCI OCI
42/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
91.3
5-4.7 5.4.11 6-2 6-3.1.2.1.A 9-1 9-2
van markeringen Mengsels van glasparels en stroefmakend middel voor nabestrooiing van markeringen Zandcementfundering Fundering van schraal beton Bitumineuze mengsels AB, APT, AGT, APO, ABT, AVS, SMA, ZOA
Zandcement Zandcement Schraal beton
BENOR
OCI
BENOR BENOR COPRO
OCI OCI COPRO
BENOR BENOR BENOR
OCI OCI OCI
2. PRIMAIRE EN GERECYCLEERDE EN SECUNDAIRE GRANULATEN 2.2. Gerecycleerde en secundaire granulaten De granulaten volgens 2.2.6; 2.2.8.1.; 2.2.9; 2.2.10 en 2.2.16.1 dienen te voldoen aan de gestelde voorwaarden in PTV 406. Elke levering op de werf dient vergezeld te zijn van een originele gewaarmerkte afleveringsbon met oplopende volgnummer. Aanwending puingranulaten Voor werken waarbij puingranulaten worden aangewend, vraagt VLAREA voor de meeste toepassingen een COPRO-keuring of een gelijkwaardige kwaliteitscontrole. Iedere vracht puingranulaten wordt vergezeld van een afleveringsbon. De afleveringsbon vermeldt minstens de volgende elementen: een volgnummer; naam van de producent; productiezetel met zijn identificatienummer; datum en uur van afvoer; productidentificatie; nauwkeurige omschrijving van de bestemming; naam van de vervoeder; nummerplaat van het vervoermiddel; hoeveelheid (ton) puingranulaat; vermelding met certificaat COPRO of “gelijkwaardige kwaliteitscontrole”; in voorkomend geval: de bewijsstukken inzake gelijkwaardigheid van de kwaliteitscontrole. 4. AFDEKKINGSMATERIALEN VOOR BERMEN EN TALUDS Afdekkingsmaterialen voor bermen, groene zones en taluds dienen vrij te zijn van stenen en/of restmateriaal en bij de voorlopige oplevering onkruidvrij te zijn. 4.2. Teelaarde te leveren door de aannemer De teelaarde beantwoordt aan volgende bepalingen:
20150511_08233_Bestek
43/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Dit materiaal moet meer dan 5 % organische stoffen bevatten. De pH in water dient begrepen te zijn tussen 6 en 7, waarbij een tolerantie van 0,5 pH-eenheid als boven en ondergrens aanvaard wordt. De teelaarde moet van het type lemig zand zijn. Het moet een korrelige structuur vertonen die gekenmerkt wordt door een verbrokkeling van de grond volgens een netwerk van scheuren die in min of meer regelmatige richting verlopen, en die aggregaten begrenzen die in alle richtingen quasi gelijkmatig ontwikkeld zijn, en zelfs een min of meer regelmatig netwerk van scheurtjes vertonen. De teelaarde moet ook vrij zijn van alle plantaardige afval (stronken, wortels, takken ) en van alle andere elementen met diameter > 1cm, zoals steenpuin. Ook restanten van wortelonkruiden zijn niet toegelaten zoals stengels van invasieve planten (Japanse duizendknoop, reuzeberenklauw, reuze balsemien). Een attest van oorsprong en een recent analyseverslag is bij te voegen. Het bestuur behoudt zich het recht voor deze grond voorafgaandelijk te keuren en bij onvoldoende kwaliteit te weigeren. De keuringskosten worden in dat geval op de aannemer verhaald. Er wordt getest op deze eigenschappen. Parameter Organische stof gehalte Structuur (op basis van granulaire analyse) pH EC (geleidbaarheid)
toegelaten waarden > 5% lemig zand 6 – 7 (tolerantie van 0,5) < 1,5 mS/cm (bij 25 °C)
Het gebruik van teelaarde is verplicht in plantvakken en op plaatsen waar geen verharding dient aangebracht te worden. Het bereikte humusgehalte in de teelaarde mag uitsluitend het gevolg zijn van doormengen van de grond met groencompost met keuringsattest van VLACO vzw. Het gebruik van veenproducten wordt zo veel mogelijk beperkt. 5. OPHOGINGS- EN AANVULLINGSMATERIALEN Het is de aannemer toegestaan om naar eigen keuze naast zandgrond volgens 3-6.2.2, ook herbruik- of andere gronden te gebruiken welke beantwoorden aan 3-5.1.1. en 3-5.1.2. of geschikt gemaakt worden overeenkomstig de bepalingen van 4-2.1.2.7. om te voldoen aan de bepalingen van 3-5.1.5. voor het aanvullen van bouwputten en rioleringssleuven in rijwegen, de ophoging en aanleg van de aardebaan en voor het omhullen van betonbuizen. Er moet hierbij tevens voldaan worden aan de bepalingen van artikel 2-6.1.1.. Wordt aangevuld met: 5.3. Monsterneming De hoeveelheid ophogings- en aanvullingsmateriaal, afkomstig van één en dezelfde winplaats, wordt als één partij beschouwd.
20150511_08233_Bestek
44/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
5.4. Keuring en bemonstering van (herbruik-) gronden In het kader van de vervanging van zand 3-6.2.2. door andere gronden voor aanvulling en ophoging van bouwsleuven, in en onder rijwegen e.d. is door de aannemer per vak van maximum 250m³ te verwerken gronden steeds een bemonstering en keuring a priori op de uitgegraven gronden op zijn kosten uit te voeren vooraleer deze mogen worden toegepast. 7. STEENSLAG, ROLGRIND, RUWE STEEN EN BROKKEN PUIN Elke levering van steenslag, rolgrind, ruwe steen en brokken puin op de werf dient afkomstig te zijn van een BENOR-gecertificeerde winplaats (nieuwe materialen) ofwel van een COPROgecertificeerde breekwerf (puingranulaten en herbruikgranulaten). Op de leveringsbon dient uitdrukkelijk ofwel het BENOR-keurmerk ofwel het COPROkeurmerk als vermelding voor te komen. 8. CEMENT Voor ter plaatse gestort beton in een vochtig milieu zijn ook de cementsoorten CEM III/B en CEM V/A toegelaten. Het niet bestatigbaar en/of controleerbaar zijn door het keuringsorganisme van het soort gebruikt HSR-cement, (ingegrepen stortklaar beton afkomstig van betoncentrales) kan aanleiding geven tot weigering van het betonproduct. 12. METAALPRODUCTEN 12.4. Onderdelen van gietijzer of van vormgietstaal (zie bijlage 20140201) De aandacht wordt erop gevestigd dat de rioleringsonderdelen van gietijzer of van vormgietstaal voor plaatsing en voor de voorlopige oplevering behandeld worden met een watergedragen verflaag. Een blackvernis of koolteervrije bescherming is vanuit ecologisch standpunt geen duurzaam product. De nodige werken zijn uit te voeren volgens de bepalingen van hfdst 9-.27. 12.4.1. Rioleringsonderdelen voor afsluitingsinrichtingen die voorzien zijn als mangaten. 12.4.1.1. Aanvullingen aan de PTV 800 en PTV 801. 12.4.1.1.A. AANGEWENDE MATERIALEN Zowel het deksel als het kader zijn in nodulair gietijzer en voldoet aan de klasse EN-GJS-5007 of EN-GJS-600-3 (NBN EN 1563). De openingsmaat bedraagt minimum 700 mm. 12.4.1.1.B. KLASSE De rioleringsonderdelen zijn minimum van de klasse D 400, gewicht deksel min. 77 kg, zowel voor rijwegen, voetpaden en bermen. In bestrating en bermen zijn ze van het type 9. In monoliete verharding van het type 5. 12.4.1.2. Gietijzeren riooldeksels van het type I Deze paragraaf wordt aangevuld als volgt: De hoofdafmetingen van de putranden zijn aangeduid op de tekeningen bij dit bestek.
20150511_08233_Bestek
45/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
De putranden moeten van een ingeklemde rubberen dichtingsring voorzien zijn. Deze rubberring, die voldoet aan de norm NBN EN 681-1 en PTV 832, moet zodanig geconstrueerd zijn dat hij op een eenvoudige wijze kan vernieuwd worden. 12.4.1.5 Scharnierend riooldeksel (toegevoegd artikel) Specifiek voor scharnierende deksels wordt bovenop de voorziene keuring een bijkomende 10jarige garantie van de leverancier gevraagd i.v.m. de duurzaamheid van het scharnier en de bijhorende veiligheidsstand. De openingshoek van een scharnierend riooldeksel beantwoordt aan § 7.17 van de NBN EN 124 en bedraagt tenminste 100° en max 120°. 12.4.3. Rioolkolken De rioolkolken zijn volgens de PTV 802 en zijn van de klasse D 400 Het gietijzer van de roosters en bakken voor de klasse D 400 voldoet aan de klasse EN-GJS500-7 of EN-GJS-600-3 (NBN EN 1563) voor nodulair gietijzer. Bovenstaande gegevens dienen te zijn aangebracht in roosters en bakken. De kussenblokken worden goed passend geplaatst in de openingen, die worden voorzien in de straatkolk en steken er niet bovenuit. De stukken, die dezelfde afmetingen hebben, zijn onderling verwisselbaar. De lengte van de uitlaten is minimum 70 mm. De straatkolken hebben volgende minimale buitenafmetingen: Referentie F1 G1
Lengte in mm 750 750
Breedte in mm 295 295
Hoogte in mm 400 600
Eventuele bouten of pinnen voor vergrendelen of verankeren van de onderdelen zijn van corrosievast staal – kwaliteit A 2 – volgens de norm – reeks NBN-EN ISO-3506-1 tot en met NBN-EN ISO-3506-3. De toleranties op de afmetingen voldoen aan de eisen van de norm ISO 8062 Klasse CT 10. Straatkolk F1 wordt enkel maar geplaatst in geval van onvoldoende inbouwhoogte en met goedkeuring van de leidende ambtenaar. Anders wordt standaard straatkolk type G1 voorzien. 13. GEOKUNSTSTOFFEN 13.2. Geotextiel 13.2.1. Beschrijving 13.2.1.2. Geotextiel voor draineerinrichtingen Geotextiel voor draineerinrichtingen met een drainerende functie in het vlak is volgens tabel 5 van PTV 829: type 5.1. Geotextiel voor draineerinrichtingen gebruikt als filter is volgens tabel 5 van PTV 829: type 5.2.
20150511_08233_Bestek
46/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
13.2.1.3. Geotextiel voor aardebaan of baanbed van wegen Geotextiel voor aardebaan of baanbed van wegen is volgens tabel 2 van PTV 829: type 2.1.B. 13.2.1.8. Flexibel antiwortelscherm Wordt aangevuld met volgende bepalingen: Het flexibel antiwortelscherm is een niet-geweven propyleentextiel van thermisch gebonden filamenten met daarop aangebracht een geëxtrudeerde propyleencoating dat beantwoordt aan de eisen van tabel 4 van PTV 829: type 4.2. Flexibel antiwortelscherm wordt geleverd op rollen van minstens 50 m. De rollen worden, beschut tegen zon en weer, gestapeld op een schoon stapeloppervlak dat vrij is van scherpe voorwerpen. Het scherm wordt enkel voorzien op minimaal 2 meter afstand van de boom, maar indien mogelijk verder. Het scherm mag tot tegen de te vrijwaren constructie worden geplaatst. Het scherm mag nooit de boom volledig omsluiten. 14. BANDEN VOOR DIVERSE TOEPASSINGEN 14.1. Bitumineuze voegbanden 14.1.1. (Zelfklevende) voorgevormde bitumineuze voegband 14.1.1.4. Monsterneming Er worden minstens 3 monsters genomen. 23. BESTRATINGSELEMENTEN 23.1. Kasseien De te gebruiken kasseien zijn af te halen of nieuw te leveren door de aannemer, afhankelijk van de beschikbaarheid van kasseien uit recuperatie. Bij levering dient een staal met keuringsattest voor de aanvang van de werken voorgelegd aan de aanbestedende overheid. Ze dienen te voldoen aan de EN 1342 en de PTV 842 en PTV 845 en de gebruikersklasse is minstens 5 (wegen en straten). De druksterkte wordt bepaald overeenkomstig proefmethode EN 1926. 23.1.1. In rijen te leggen kasseien. 23.1.1.1. Formaten Ze hebben de afmetingen ca. 13x19 cm en hebben een grijze kleur (kleur af te stemmen met kasseien uit herbruik). Een staal wordt op voorhand ter goedkeuring voorgelegd aan het bestuur. De keien worden in een halfsteens verband geplaatst. Er worden geen halve stenen toegestaan, om het verband te behouden worden passtenen (anderhalve steen) geplaatst. De kasseien voor de mindervalide parkeerplaatsen zijn gezaagde kasseien. De te gebruiken straatkeien zijn te leveren door de opdrachtnemer, type en uitzicht gelijkaardig aan de kasseien gebruikt voor de overige parkeerplaatsen, en waarvan het kopvlak gezaagd wordt.
20150511_08233_Bestek
47/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Afmeting (kopvlak) ca. 13 x 19 cm en minimale dikte (na het zagen) 14 cm. 23.2. Betonstraatstenen Volgende formaten worden voorzien: 22x22x8 cm, kleuren grijs (voetpaden). 22x22x10cm (toegang parking). Die delen van de verharding 22x22 die ook door autoverkeer wordt gebruikt (toegang tot de parking) worden aangelegd in betonstraatstenen met dikte 10 cm. 22x11x8 cm, kleuren antraciet (parkeerstrook Filip Williotstraat) en grijs (parkeerstrook Berchemstadionstraat). Betonstraten welke in één vak worden verwerkt, mogen slechts lichte kleurverschillen vertonen. De straatstenen hebben een hoge dooizoutbelasting. De stenen hebben een vellingskant van 2/2 mm. Ze zijn van het type A: straatstenen zonder verband. De afwijking op de hoogte tussen de betonstraatstenen mag onderling maximum 2 mm. bedragen. Om beschadigingen van de randen te voorkomen zijn de stenen voorzien van afstand lakken(houders). Deze bevinden zich aan de opstaande zijden van de stenen. De verbreding begint op circa 15 mm van de bovenrand met een dikte van ongeveer 1 mm per zijde. De gekleurde straatstenen worden gekleurd, hetzij in de massa hetzij in de massa van de slijtlaag. De aan het cement toegevoegde kleurstof in de slijtlaag is zuiver synthetisch oxidekleurstof, in een dosering van 5 % van het gewicht aan cement. De stenen met heldere kleuren worden vervaardigd met licht gekleurde of eventueel wit cement. Een staal van elke soort en afmeting zal voor de aanvang van de werken ter goedkeuring voorgelegd worden aan de aanbestedende overheid. 23.2.1. Kleurvaste betonstraatstenen De deklaag bevat uitsluitend kleurondersteunende granulaten, ook de zandfractie, en kleurvaste pigmenten. De aan het cement toegevoegde kleurstof in de slijtlaag is zuiver synthetisch oxidekleurstof, in een dosering van 5 % van het gewicht aan cement. De slijtlaag heeft een dikte van min. 8 mm. De slijtlaag en de onderlaag worden in één bewerking verdicht en onverbrekelijk met elkaar verbonden. De leveringen dienen eenvormig van kleur te zijn. Er zijn verschillende kleurencombinaties mogelijk. 23.2.1.B. ZWARTE BETONSTRAATSTENEN De zwarte betonstraatstenen, gebruikt voor de aanleg van rijwegen en markeringen, worden vervaardigd met zwarte gebroken natuursteen (o.a. basalt), grof zand en hoogovencement. De samenstelling van de zwarte betonstraatstenen voor aanleg van parkeerplaatsen is volgens keuze van de fabrikant. Het gebruik van roet of een combinatie van roet met synthetisch metaaloxide is niet toegelaten.
20150511_08233_Bestek
48/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
23.8. Stenen voor het maken van weggoten (toegevoegd artikel) De stenen hebben als afmetingen 30 x 15 x 7 cm. Het zijn volle-massa-betonstenen en voldoen aan de voorschriften van norm NBN-EN 1338. Ze zijn grijs van kleur en hebben scherpe, gave ribben. De toegelaten afwijking op de lengte en de breedte bedraagt 3,0 mm in min of in meer en op de hoogte 4,0 mm in min of in meer. 24. BUIZEN EN HULPSTUKKEN VOOR RIOLERING EN AFVOER VAN WATER 24.4. Kunststofbuizen en - hulpstukken 24.4.2. PVC-U-buizen en -hulpstukken voor riolering De pvc-buizen en hulpstukken zijn van de reeks SN 8. Enkel buisverbindingen met vast aan de mof of buiseinde bevestigde dichtingsringen zijn toegelaten. De buizen zijn voorzien van een KURIO - EMSO Recyclinggarantie die, op onuitwisbare wijze, is aangebracht. Dit houdt in dat de uitgegraven en / of vrijgekomen restmaterialen van thermoplastische kunststofleidingsystemen onder bepaalde voorwaarden kunnen worden afgevoerd. Daartoe wordt door een landelijk inzamelsysteem gecoördineerd door KURIO vzw beschikbaar gesteld ten behoeve van een gesloten ketenbeheer en recycling. 24.60. Mof voor huis- en straatkolkaansluitingen op de riolering 24.60.2. Materialen De verbindingen tussen de rioolaansluitingen en het riool wordt uitgevoerd met een aangepaste geprefabriceerde mof. 32. GEPREFABRICERDE LIJNVORMIGE ELEMENTEN VAN BETON VOOR WEGENBOUW Volgende types zijn voorzien: IB, IE en ID4. De lijnvormige elementen zijn bestand tegen dooizouten, zoals bepaald in § 7.4 van PTV 21411. Boordstenen met grindnesten in de zichtvlakken dienen onmiddellijk afgekeurd te worden. 60. FYTOPHARMACEUTISCHE PRODUCTEN Het gebruik van fytopharmaceutische producten is verboden overeenkomstig het decreet houdende de vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door Openbare Diensten in het Vlaams gewest 62. BODEMVERBETERINGSMIDDELEN 62.2. GFT-compost Beschrijving in SB 250 wordt aangevuld met: Groencompost dient volledig verteerd te zijn en te beschikken over een Vlaco-keuringsattest. 62.3. Controle Alle controle-analyses gebeuren volgens het “Compendium voor monsterneming en analyse
20150511_08233_Bestek
49/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
(CMA) in uitvoering van het afvalstoffendecreet en het bodemsaneringsdecreet” van OVAM.
77. MATERIALEN VOOR WORTELRUIMTE ONDER EEN VERHARDING 77.2. Skeletbodems (bomengranulaat) Dit substraat wordt aangewend in de plantput-zone (zone onder de verharding rond beplanting, op plan aangeduid met stippellijnen) en dient na verdichting een doorwortelbare ruimte te vormen voor de beplanting. Het bomengranulaat dient te voldoen aan de voorwaarden gesteld in de technische fiche van de stad Antwerpen. Elke levering van bomengranulaat is vergezeld van een certificaat van oorsprong en een recent analyseverslag, waarin minimaal de resultaten voor de kenmerken vermeld in de technische fiche zijn opgenomen. 94. STRAATMEUBILAIR (bijgevoegd artikel): zie bijlage 20140201 Voor het straatmeubilair verwijzen wij naar de huisstijlgids Stad Antwerpen. Deze gids is te raadplegen op: http://www.antwerpen.be/docs/Stad/Bedrijven/Stadsontwikkeling/SW_Beleid/Straatmeubilaris _internet.pdf. Het straatmeubilair dient te voldoen aan de eisen gesteld in de straatmeubilaris van de stad Antwerpen qua zekerheid van samenhang, afmetingen, materialen, verbindingen en oppervlaktebehandeling. 94.3. Zitbanken en tafels 94.3.1. Standaard zitbank met leuning SA/ZB/01/03 94.3.1.1. Materiaal De houtsoort is hardhout van hardheidsklasse 1 en voorzien van een FSC label of equivalent dat aantoont dat het hout afkomstig is van bossen waarvan het duurzaam beheer door een onafhankelijke instelling volgens de internationaal erkende criteria werd gecertificeerd. 94.3.1.2. Afmetingen Lengte: 3000 mm 94.3.1.3. Toepassing Bevestiging met stalen grondankers, die in de poten worden geschroefd. Plaatsing volgens aanduiding op plan. 94.3.1.4. Meetmethode voor hoeveelheden Zie beschrijving hoofdstuk 9. 94.5. Fietsenstallingen 94.5.1. Standaard fietsenstalling SA/FS/01
20150511_08233_Bestek
50/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
94.5.1.1. Beschrijving Deze fietsbeugel kan in diverse samenstellingen worden opgesteld. Deze fietsbeugel wordt samengesteld uit de volgende onderdelen: Het centrale element is gelijkaardig aan de vaste verkeerspaal (1.). De opbouwring 18 mm van de kop (1.3.21) wordt vervangen door drie ringen waarvan er één of meerdere voorzien zijn van één of twee flenzen (1.3.23/1.3.24.0/1.3.24.1/1.3.25.0/1.3.25.1) (Tekening 13-14/20) de fietsbeugels (2.1) zelf bestaan uit gegalvaniseerde en gelakte stalen buis, diameter 50,8 mm, wanddikte 2,00 mm. Deze buis wordt in vorm gebogen. De bevestiging van deze buis op de paal d.m.v. bouten (4.3.1 en 4.3.2) en een vormstuk in polyamide (4.1). De voorgeboorde gaten in dit vormstuk zijn voorzien van aangepaste schroefdraad; aan de andere zijde wordt deze beugel bevestigd in een in de grond verankerde bodemhuls met aangepaste diameter 52 mm; de schroefhuls van deze bodemhuls wordt afgedekt met een afdekplaat (2.2) in staal, dikte 0.5 mm. (Tekening 12/20). 94.5.1.2. Toepassing Plaatsing volgens aanduiding op plan. 94.5.1.3. Meetmethode voor hoeveelheden Levering en plaatsing per type en per stuk gerekend.
20150511_08233_Bestek
51/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
HOOFDSTUK 4 VOORBEREIDENDE WERKEN EN GRONDWERKEN 1. VOORBEREIDENDE WERKEN Alle voorbereidende werken waarvoor in de inschrijving geen specifieke post is voorzien, worden geacht te zijn begrepen in de opgegeven prijzen van alle overige in de opmetingsstaat 1.1. Beschrijving 1.1.2. Op- en afbraakwerken al of niet voor herbruik De aandacht van de aannemer wordt erop gevestigd dat de te behouden gedeelten van de rijwegen, verharde zijstroken, lijnvormige elementen, e.d. volledig dienen gevrijwaard te worden en bij beschadiging onmiddellijk en als last van de aanneming moeten hersteld worden. Puinbreekinstallaties De exploitant (van de puinbreekinstallatie) dient over een milieuvergunning te beschikken met bijhorende rubrieken (bijlage 1 uit Vlarem I: Lijst van als hinderlijk beschouwde inrichtingen). De mobiele breker heeft geen milieuvergunning nodig wanneer aan alle volgende voorwaarden tegelijk voldaan is: het puin, dat wordt verwerkt, is afkomstig van de bouwplaats zelf. Het gebroken puin wordt volledig ter plaatse nuttig hergebruikt, er mag m.a.w. geen gebroken puin van de werf worden afgevoerd en er mag geen puin worden aangevoerd. De nuttige toepassing moet blijken uit het feit dat indien de restanten niet zouden gebruikt worden, een alternatief materiaal met vergelijkbare eigenschappen zou aangevoerd worden; er worden enkel inert puin van wegeniswerken gebroken; de mobiele breker bevindt zich op de bouwplaats zelf, op de percelen vermeld in de stedenbouwkundige vergunning voor het bouwwerk. Materialen: grondstoffen en afvalstoffen De opdrachtnemer houdt bij zijn inschrijver rekening met het hergebruik als grondstof. De mogelijkheid tot hergebruik wordt bepaald op basis van de geldende criteria, dit is ofwel/en volgens een milieuhygiënische beoordeling, het keuringsattest, het eenheidsreglement of met een grondstoffenverklaring (of de einde-afval-verordening), dit geldt specifiek voor de materialen die opgenomen zijn in de lijst van de Vlarema bijlage 2.2, voor alle andere materialen kan een grondstoffenverklaring aangevraagd worden Indien van toepassing, er moet een kopie van de grondstofverklaring of keuringscertificaat (eenheidsreglement, compost) aanwezig zijn tijdens het vervoer van materialen. De af- en aangevoerde afvalstoffen worden bijgehouden in een afvalstoffenregister, aangevoerde grondstoffen in een grondstoffenregister Alle kosten die hiermee verbonden zijn (verzekeringsbijdrage, kosten voor afleveren van de grondstoffenverklaring, certificaat, kosten voor transportdocumenten,…) dienen in de eenheidsprijzen of totaalprijzen te zijn opgenomen. De opdrachtnemer staat in voor het opmaken van de vrachtbrieven (identificatieformulier afvalstoffen, afleveringsbon, …) en het afleveren van de vrachtbrieven aan de aanbestedende overheid, en (indien van toepassing) het aanvragen van de grondstofverklaringen.
20150511_08233_Bestek
52/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
De opbraak en afvoer van verhardingen, lijnvormige elementen en buizen/kokers, (onder)fundering en eventuele omhulling dienen te gebeuren volgens de onderrichtingen van Vlarema. Op/afbraakmaterialen Materialen die het bestuur wenst te behouden: Alle materialen die de bouwheer wenst te behouden, worden in het bijzonder bestek aangegeven. Deze worden door de opdrachtnemer naar een stapelplaats van het bestuur vervoerd (prijs inbegrepen in de opbraakwerken) volgens de bepalingen van SB 250 versie 3.1. De bijzondere aandacht van de aannemer wordt gevestigd op de bepalingen van SB 250, meer in het bijzonder 2-7.2 en 4-1.1.2 i.v.m. op- en afbraakmaterialen die dienen opgeslagen te worden op de stapelplaats van de aanbestedende overheid of herbruikt te worden in het werk. Met ‘omzichtig’ opbreken wordt bedoeld dat de opbraakwerken zodanig worden uitgevoerd dat de herbruikwaarde van het product volledig behouden blijft. Ontbrekende en / of beschadigde materialen: Al de materialen worden op tegenspraak geteld door een afgevaardigde van de aanbestedende overheid en een afgevaardigde van de aannemer voor en na het lossen. De aannemer blijft verantwoordelijk voor de materialen die door hem worden vervoerd. De ontbrekende en door de aannemer beschadigde materialen worden door hem vervangen of in rekening gebracht tegen de prijs van de dag. 1. De eenheidsprijs voor het omzichtig opbreken van keien omvat o.m. het laden, vervoeren en lossen van: Straatkeien naar de stapelplaats van de bedrijfseenheid stadsontwikkeling: de overtollige herbruikbare keien m.i.v. het sorteren, verwijderen van alle aanklevende gronden en/of bitumineuze verhardingen; de kasseien worden gestort op de volgende stapelplaats van de bedrijfseenheid stadsontwikkeling, openbaar domein van de stad Antwerpen: Schelde 7/8 (D'Herbouvillekaai), 2020 Antwerpen; de aannemer doet eveneens het nodige voor het opduwen van deze kasseien om de gebruikte m² stapelruimte te beperken. Voor iedere wagen die het werk verlaat, wordt aan de aannemer een genummerde bon afgeleverd door de afgevaardigde van de aanbestedende overheid die belast is met het dagelijks toezicht op de werken. Het lossen van de kasseien geschiedt volgens de aanduidingen van de aanbestedende overheid en zo dat ze gemakkelijk kunnen worden nagezien. Straatkeien te herbruiken, m.i.v. het sorteren en verwijderen van alle aanklevende gronden en/of bitumineuze verhardingen, het voorlopige stapelen op de werf (t.p.v. of in de onmiddellijke omgeving), alsook het laden en vervoeren van de onderscheiden opslagplaatsen naar de plaats van herbruik. Straatkeien niet te hergebruiken, het gebeurlijk van de werf verwijderen van overschotten en niet te hergebruiken keien. 2. De eenheidsprijs voor het omzichtig opbreken van boordstenen, elementverhardingen, e.a. omvat o.m. het laden, vervoeren, lossen en stapelen ervan in het magazijn van het bestuur. De
20150511_08233_Bestek
53/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
aannemer doet het nodige voor een ordentelijke stapeling en volgt de richtlijnen gegeven door de afgevaardigde van het bestuur. De materialen worden gestapeld op de volgende stapelplaats van het bedrijf stadsontwikkeling, openbaar domein van de stad Antwerpen: Schelde 7/8 (D'Herbouvillekaai), 2020 Antwerpen. Voor iedere wagen die het werk verlaat, wordt aan de aannemer een genummerde bon afgeleverd door de afgevaardigde van de aanbestedende overheid die belast is met het dagelijks toezicht op de werken. De materialen worden, hetzij met de hand, hetzij met behulp van een kraan, gestapeld op de stapelplaats. De materialen worden vooraf door de aannemer gereinigd. Het is wel te verstaan dat de materialen worden gestapeld volgens hun samenstelling, kleur, aard en afmetingen. Hierbij wordt de aandacht van de aannemer er in het bijzonder op gevestigd dat de tegels, betonstraatstenen en trottoirbanden onmiddellijk worden gestapeld en niet mogen afgekapt worden. Deze werken zijn te verrekenen in de eenheidsprijs van de betrokken post in de opmetingsstaat. Het omzichtig opbreken van de keien, betonstraatstenen en/of betontegels zal machinaal of desnoods met de hand gebeuren, al naargelang de mogelijkheden en de bijzondere omstandigheden van het werk. 3. De opbraakmaterialen voortkomende van private opritten worden op eenvoudige vraag van de eigenaar op het betrokken perceel gestapeld (prijs inbegrepen in de opbraakwerken onder dezelfde voorwaarden als door het bestuur te behouden). 4. Op aanduiding van het bestuur dient de opdrachtnemer de door het bestuur aangeduide te behouden afgravings- en uitgravingsmaterialen op plaats van bestemming te nivelleren zonder bijkomende prijsvergoeding. Bv voor het plaatselijk afwerken en/of aanvullen van bermen. 5. Het opbreken van dolomiet-, steenslag-, steengruis- of asseverhardingen of andere niet gebonden verhardingen is in de grondwerken begrepen in zover er geen afzonderlijke post in de meetstaat is voorzien. 6. Materialen die herplaatst dienen te worden: zoals verhardingen van opritten, bestratingsmaterialen, enz…. dient de aannemer tijdelijk te stockeren op de werf tot herplaatsing. Bij beschadiging dienen deze te worden vervangen indien ze niet meer te herbruiken zijn. Materialen voor de aannemer: Alle andere op- en afbraakmaterialen worden eigendom van de aannemer en dient hiervoor een stapelplaats of stortplaats te zoeken: afbraakmaterialen voortkomende van ondergrondse massieven; gronden voortkomende van het geschikt maken van de grond; overtollige gronden voortkomende van de afgraving en de uitgraving, zowel van wegenis als riolering, voor zover op de werf niet te herbruiken; hout van bomen, boomstronken en struikgewas, voor zover deze gewassen de werken hinderen en na overleg met de aanbestedende overheid; buizen en kokers, voor zover op de werf niet te herbruiken; beschadigde en/of vernielde materialen voortkomende van het afbreken van afsluitingen;
20150511_08233_Bestek
54/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
afbraakmaterialen voortkomende van cementbetonverhardingen, bitumineuze verhardingen (incl. funderingen), inspectieputten, betontegels, betonstraatstenen, steenslag, putranden en straatkolken; slib voortkomende van het kuisen of werken aan waterlopen en sloten voor zover geen post in de meetstaat werd voorzien. De ruiming van oppervlaktewaterlichamen (behorende tot het openbaar hydrografische net), dient te voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in de ‘leidraad en algemene code van goede praktijk bagger- en ruimingsspecie’ met uitzondering van de latere wijzigingen van de opgenomen verwijzing naar wetgeving. ; slib voortkomende van het reinigen van de bestaande afvalwatercollector (buizen + inspectieputten) voor zover geen post in de meetstaat werd voorzien. Voor het geval de aannemer de op- en afbraakmaterialen, grond en eventueel slib naar een erkende stortplaats zal voeren dient hij, vooraleer de werken aan te vangen, de erkende stortplaats mede te delen aan de leidende ambtenaar. … Deze lijst is niet limitatief en omvat alle vrijgekomen materialen welke niet voorzien zijn om te herbruiken binnen deze aanneming. Alle kosten (opbraak, uitgraven, laden, vervoeren, stortkosten e.a.) zijn voor rekening van de aannemer. Tevens zal de aannemer de nodige stukken voorbrengen waaruit blijkt dat de afvalstoffen werkelijk naar deze stortplaatsen werden afgevoerd (weegbons met vermelding van datum, plaats en uur van weging, gewicht van het afval, aard van het afval en nummerplaat van de vrachtwagen). Transport De aannemer mag zonder geregistreerd te zijn als vervoerder van afvalstoffen, zijn afvalstoffen van de eigen werven, zelf naar een vergunde inrichting afvoeren (enkel voor afvalstoffen die vrij komen van de eigen activiteiten). Voor het transport van gevaarlijk afval, moeten aannemers met meer dan 10 werknemers een verzekeringscontract voor het vervoer van gevaarlijk afval hebben of moeten het vervoer uitvoeren in opdracht van een opdrachtgever met een verzekeringscontract, wanneer de aannemer gevaarlijk afvalstoffen van hun eigen werf afvoeren. De aannemer kan beroep doen op een geregistreerde inzamelaar, afvalstoffenhandelaar ofmakelaar voor het vervoer van de afvalstoffen of op een geregistreerde vervoerder. In dat laatste geval moet de aannemer zelf optreden als opdrachtgever van het transport en is hij verantwoordelijk voor het naleven van de voorwaarden voor het vervoer van afvalstoffen. Het bouwpuin kan, al dan niet via een voorafgaande uitsortering in een sorteerbedrijf, afgevoerd worden naar een vaste breekinrichting waar het puin wordt verwerkt tot gerecycleerde granulaten. Verontreinigde stromen bouwpuin kunnen bij sommige daarvoor vergunde inrichtingen voor grondreiniging, gereinigd worden. Alle bewijsstukken van transport en legale verwerking van de afvalfracties (afgiftebonnen, facturen, …) worden minstens maandelijks en, vóór de oplevering van de werken aan de opdrachtgever overhandigd.
20150511_08233_Bestek
55/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
1.1.2.1. Insnijden, verbrokkelen en affrezen van verhardingen In afwijking van de bepalingen van het SB 250 versie 3.1. wordt bij cementbetonverharding op de volle dikte ingesneden. Het verbrokkelen van de verharding dient op een trillingsarme wijze te gebeuren. Indien de gezaagde rand van de verharding of het lijnvormig element tijdens de werkuitvoering wordt beschadigd, dient zonder bijkomende vergoeding een nieuwe zaagsnede gemaakt en het afgezaagde materiaal omzichtig opgebroken te worden. 1.1.2.2. Affrezen van verhardingen 1.1.2.2.A BESCHRIJVING De werken omvatten het gedeeltelijk affrezen van de bestaande bitumineuze verharding. 1.1.2.2.B MATERIEEL In de nabijheid van allerhande wegelementen (trottoirbanden, straatgoten, keldergaten putranden, brugvoegen e.d.) dient met aangepast materieel te worden gewerkt aangepast aan de omstandigheden ( kleinere freesmachine, pneumatische beitel e.d.) 1.1.2.2.D MEETMETHODE VOOR HOEVEELHEDEN De dwarse insnijdingen of dwarse bewerkingen met een aangepaste (kleinere) frees worden in m opgemeten, met vermelding van de voorgeschreven diepte. Langse schaafvoeg wordt niet in aanmerking genomen voor betaling als insnijding. De oppervlakten van de gedeeltelijk afgefreesde bitumineuze verhardingen worden in m² opgemeten met vermelding van de voorgeschreven diepte waarop afgefreesd wordt. 1.1.2.2. Opbreken van verhardingen Indien bij het opbreken van de verharding grond wordt ontgraven, dan worden de afvoer en verwerking van de grondoverschotten verrekend onder de posten van droog grondverzet 4-2. De aannemer graaft selectief af en mengt hierbij de aanwezige bodem tijdens de werken niet op met de opgebroken verharding. Indien deze opmenging toch plaatsvindt, zullen er, op zijn kosten, controlestalen genomen worden teneinde de milieuhygiënische kwaliteit te bevestigen. De meerkosten die voorkomen uit een slechtere milieuhygiënische kwaliteit door het niet selectief opbreken en afgraven van de verharding zijn volledig ten laste van de aannemer. 1.1.2.32. Opbreken van funderingen Indien het nieuwe profiel het toelaat blijft de bestaande steenslagfundering maximaal behouden. Hetzij als onderfundering, hetzij als onderlaag van de nieuwe fundering tot het bekomen van het nieuwe funderingsniveau. De kwaliteit van de bestaande funderingslaag wordt hiertoe gecontroleerd op de desbetreffende gevraagde draagkracht. Als bijlage worden hier de resultaten van de boringen weergegeven. Het bestuur is echter niet aansprakelijk voor eventuele wijzigingen aan de bestaande toestand. De aannemer blijft verantwoordelijk om de bestaande funderingslagen ter plaatse te controleren.
20150511_08233_Bestek
56/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
1.1.2.4. Opbreken van lijnvormige elementen De kantopsluitingen van cementbeton worden ingezaagd tot de volledige dikte. De bijzondere aandacht van de aannemer wordt gevestigd op het opbreken van de trottoirbanden in natuursteen waarover de aanbestedende overheid wenst te beschikken. De door het toezichthoudend personeel aangeduide trottoirbanden zullen door de aannemer op de werf op paletten worden gestapeld. De aannemer beschikt over het nodige materieel voor het laden en lossen van de paletten. Iedere trottoirband in natuursteen die door toedoen van de aannemer beschadigd wordt en dit zowel bij het uitbreken, het vervoeren als bij het lossen van de trottoirbanden zal aangerekend worden aan de prijs van 25,00 euro per meter
20150511_08233_Bestek
57/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
1.1.2.5. Opbreken of opvullen van buizen en kokers Een post met betrekking tot het afvoeren en storten van de reinigingsspecie wordt voorzien in het bestek vanaf 400 mm. Het eventueel reinigen van kleinere diameters en het afvoeren van de reinigingsspecie is een aannemingslast. De buizen en kokers dienen volledig te worden opgebroken. In principe worden alle oude buizen, duikers en afvoerleidingen voor rioleringen, verlaten nutsleidingen e.a., gelegen binnen de begrenzing van de werken en die niet meer dienstig zijn voor de goede werking of overtollig zijn geworden, opgebroken tenzij op de plannen uitdrukkelijk vermeld staat om ze te behouden. De opbraak van verlaten nutsleidingen met een diameter kleiner of gelijk aan 300 mm miv bijhorende inspectieputjes, allerhande aansluitingen e.d. is begrepen in de posten van het grondwerk. Voor duikers en leidingen vervaardigd van baksteenmetselwerk of ter plaatse gestort beton is er geen afzonderlijke post in de meetstaat voorzien. Het opbreken van buizen en kokers met een diepteligging tot 1,30m dient voorzichtig te gebeuren met aangepast materieel. De nutsleidingen aanwezig buiten de breedte van de op te breken buis of koker zijn te behouden en te beschermen. Indien het technisch onmogelijk is om de leidingen op te breken kan ook toegestaan worden om de kruin van de buis te verbrijzelen teneinde de aflopen te lokaliseren, de onderste helft van de buizen te behouden en de sleuf aan te vullen met zand 3-.6.2.2, en dit na het reinigen van de buizen. Deze werken worden tegen zelfde eenheidsprijs uitgevoerd als voor de opbraak van de leidingen. Slechts indien het technisch onmogelijk is om de buizen op te breken of om de kruin van de buis te verbrijzelen, mogen deze opgevuld worden, na akkoord van de leidende ingenieur. In voorkomend geval zijn alle supplementaire werken om de bestaande aansluitingen te lokaliseren ten laste van de aannemer (dient begrepen te zijn in de prijs voor het opvullen). De aanduiding van de bestaande leidingen op de plannen is slechts ter inlichting. De aannemer dient zelf de correcte ligging te bepalen. Het opbreken van buizen en kokers omvat eveneens: het grondwerk voor de uitgraving volgens 7-1.1.2.6 het drooghouden van de sleuf volgens 7-1.1.2.7. het in stand houden van de sleuf volgens 7-1.1.2.8. het opbreken van de inspectieputten, ondergrondse verbindingsputten en allerhande aansluitingen op de riolering de ongeschonden bewaring, de eventuele verlegging en terugplaatsing van kabels en leidingen volgens 7-1.1.2.9. het in stand houden van bestaande ontwatering de opbraak van eventuele fundering, omhulling en aanvulling in zandcement het reinigen van de buizen, alsook de afvoer-, stort- en verwerkingskosten van het rioolslib eveneens het desgevallend aanvullen en verdichten van de vrijgekomen sleuf met geschikt gemaakt aanvullingsmateriaal volgens 3-5.
20150511_08233_Bestek
58/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Bij het aantreffen van op te breken buisleidingen in asbestvezelcement (< 300 mm): De buizen zijn door de aannemer gescheiden en selectief van de andere materialen op te breken, te verzamelen, af te voeren en te (laten) verwerken. Deze kosten worden afzonderlijk vergoed. Deze vergoeding voor het selectief verwijderen van asbesthoudende materialen volgens de asbestinventaris, wordt slechts uitbetaald op basis van de voorgelegde afleveringsdocumenten van een erkend verwerkingsbedrijf. Voor asbestvezelcementbuizen van nutsleidingen die opgebroken worden, dient contact te worden opgenomen met de betrokken maatschappij om de nodige afspraken over afvoer en verwerking te maken. 1.1.2.6. Opbreken van plaatselijke elementen In aansluiting met de bepalingen van het SB 250 versie 3.1. dienen de kosten voor opbraak van verbindingsputjes aan straatkolken te worden voorzien in de eenheidsprijs voor opbraak van straatkolken. 1.1.2.7. Op- en afbreken van massieven, constructies, kleine kunstwerken en afsluitingen Deze paragraaf wordt aangevuld als volgt: Het opbreken en wegruimen van massieven of restmaterialen van hout, metselwerk, natuursteen (ook zandsteen), beton, staal e.d. bij de aanleg van rioleringen en kunstwerken is een last van de aannemer, tenzij deze stukken een volume hebben van 0,5 m³ of groter. De post voor massieven groter dan 0,50 m³ zal bovendien uitsluitend worden toegekend voor het volume van rotsen, metselwerk, beton- en andere massieven, welke enkel ontegensprekelijk kunnen verwijderd worden met behulp van speciaal materieel. Vooraleer een aanvang te nemen met het verwijderen van de massieven dient hij tegensprekelijk te laten vaststellen, dat het wel degelijk gaat om hindernissen, groter dan 0,50 m³ per massief, welke bovendien moeten verwijderd worden met behulp van speciaal materieel. Enkel tegensprekelijk opgemeten hoeveelheden worden in aanmerking genomen. In dit geval worden in een afzonderlijke post van de samenvattende opmetingsstaat in rekening gebracht. De eenheidsprijs opgebroken en uitgegraven massief of restmateriaal omvat eveneens: alle kosten te wijten aan het lager rendement en/of stilstand; alle gebeurlijke kosten voor extra prestaties zoals zagen, branden, e.a.; het afvoeren van alle puin en storten op de geschikte vergunninghoudende stortplaats; bijkomende grondwerken, beschoeiing, bestempeling en grondwaterverlaging; Oude funderingen en dergelijke, bestaande uit makkelijk machinaal uitgraafbaar verweerd metselwerk, e.a. kunnen onder geen beding in beschouwing worden genomen voor het verwijderen van massieven. De post wordt bovendien enkel in rekening gebracht voor zover deze werken niet zijn opgenomen in andere posten van de opmeting. Metselwerk, puin enerzijds en zand/grond anderzijds dienen zoveel mogelijk gescheiden en afzonderlijk vervoerd. Materialen die kunnen gerecycleerd worden dienen afgevoerd naar een recycleerinstallatie.
20150511_08233_Bestek
59/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Niet herbruikbaar puin wordt afgevoerd naar een stortplaats van de aannemer; Niet herbruikbare grond wordt afgevoerd en/of behandeld in functie van de bekomen resultaten van een bodemonderzoek, uitgevoerd in het kader van het bodemdecreet, de uitvoeringsbesluiten hiervan en de eventuele uitbreidingen er op. 1.1.2.9. Op- en afbreken van signalisatie
De bestaande signalisatie of bebakening die de werken hindert wordt, volgens aanduidingen van de leidende ambtenaar, omzichtig verwijderd, herplaatst en/of afgevoerd. De meetmethode voor hoeveelheden is conform de opmetingsstaat (opbraak en afvoer, opbraak en herplaatsen bestaande of (leveren en)plaatsen nieuwe signalisatie). Er wordt op gewezen dat enkel een post is voorzien voor opbraak, terugplaatsen of afvoeren van signalisatie op 1 paal. Indien signalisatie op meerdere palen dient opgebroken, teruggeplaatst of afgevoerd, worden de posten meerdere keren (= aantal palen) betaald. 1.1.4. Werken voor groenaanleg 1.1.4.2. Zuiveringswerken 1.1.4.2.A. ALGEMEEN Zie ook de bepalingen gesteld in 2-14.4. i.v.m. werken in wortelzone van bestaande te behouden bomen. De bepalingen van het SB 250 versie 3.1. worden aangevuld met volgende bepalingen: Bij de voorlopige oplevering dienen alle nog niet beplante plantvakken vrij te zijn van begroeiing of materialen vreemd hieraan. Stenen met afmetingen meer dan 50 mm dienen eveneens te worden verwijderd. Ook dient de teelaarde/bomenzand tot op een diepte van 50 cm te worden losgewerkt. 1.1.4.2.B. BESCHRIJVING Voor en gedurende de aanlegwerken bij de grondbewerkingen worden de grove plantresten, stenen met afmeting meer dan 50 mm verzameltd en afgevoerd buiten de werf. 1.1.4.2.C. MEETMETHODE VOOR HOEVEELHEDEN Mogelijks een post te voorzien, indien niet is het een last van de aanneming.
20150511_08233_Bestek
60/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
2. DROOG GRONDVERZET Algemene bemerkingen Het soortelijk gewicht van grond wordt bepaald op 1,700 ton/m³. Deze waarde wordt voor alle verdere bewerkingen van deze aanneming aangenomen ongeacht de samenstelling ervan. De opdrachtnemer dient bij zijn inschrijving rekening te houden met de grondverzetregeling Vlarebo Hoofdstuk XIII en latere wijzigingen en aanvullingen. Alle kosten die hiermee verbonden zijn (aansluitingsbijdrage bodembeheersorganisatie, verzekeringsbijdrage, kosten voor afleveren van bodembeheerrapporten, kosten voor transportdocumenten,…) dienen in de eenheidsprijzen of totaalprijzen te zijn opgenomen. De bijzondere aandacht van de aannemers wordt gevestigd op 2 – 13.4. Uitzetten van de werken. Bij ontstentenis hiervan wordt de aannemer geacht akkoord te gaan met de opgave van het bestuur. De grondwerken worden uitgevoerd conform het door de aannemer opgemaakt en door het bestuur goedgekeurde grondverzetplan voor aanvang van de werken. Indien de aannemer ten gevolge van zijn gekozen uitvoeringsmethode grotere hoeveelheden afvoert dan voorzien in de tabel van grondverzet zijn de kosten voor vervoer en sanering van deze hoeveelheden ten laste van de aannemer. Er wordt steeds gerekend met vaste m³ bodem, dus zonder uitzetting. De technische verslagen worden conform verklaard door de grondbank vzw. Als de opdrachtnemer op een andere bodembeheerorganisatie een beroep wenst te doen zijn de eventuele bijkomende kosten voor het (opnieuw) goedkeuren van het technisch verslag ten laste van de opdrachtnemer. De opdrachtnemer staat in voor het opmaken van de vrachtbrieven (grondtransportverklaring, gebruiksbrief, vrachtbon, identificatieformulier afvalstoffen, …) en het afleveren van het bodembeheerrapport door een bodembeheerorganisatie. Het aanvragen van de toelating voor het tussentijds opslaan van cfr. Hoofdstuk XIII van het Vlarebo herbruikbare uitgegraven grond met een hoeveelheid tussen 1.000 en 10.000 m³ zoals bedoeld in Vlarem I onder rubriek 61 (welke in dit geval steeds een melding is) wordt niet beschouwd als een principiële toelating en valt dus ten laste van de aannemer. De aannemer mag slechts een aanvang nemen met het stapelen van de grond na het voorleggen van een ontvangstbewijs door de gemeente van deze melding. Volgende tekst dient te worden opgenomen in het meldingsformulier onder bijlage 2 – voorwerp van de melding: “Hierbij vragen wij een afwijking op artikel 5.61.2§2 van Vlarem II ‘gebruik van een geijkte weegbrug met automatische registratie’ op te nemen in de aktename. Doordat er enkel uitgegraven bodem van op de werf wordt gestockeerd en deze bodem is opgenomen in een technisch verslag en het grondtransport en de grondstapeling volledig traceerbaar is door het ketenzorgsysteem, valt de noodzaak van de geijkte weegbrug weg.” Tussentijdse opslag voor uitgegraven bodem, die niet voldoet aan een toepassing als vermeld in het bodemdecreet en het Vlarebo, is vergunningsplichtig volgens Vlarem rubriek 2.1.3.
20150511_08233_Bestek
61/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
2.1. Beschrijving Het droog grondverzet heeft als doel het baanbed, de wegbermen, de steunberen, de taluds en de sloten te verwezenlijken. De grondwerken nodig voor de rioolaansluitingen en bouwputten zijn te voorzien in de eenheidsprijzen van de corresponderende posten. De bepalingen van dit art. worden aangevuld met volgende bepalingen: A. Post voor het algemeen droog grondverzet (G.P.) De post voor het algemeen droog grondverzet omvat: alle voorafgaande afgravingen, het ontzoden, het verwijderen van de teelaarde, de machinale nivelleringen; het nauwkeurig uitzetten en controleren van de hoogtepeilen van de uit te graven zones: 213.4.; het ter plaatse brengen en de installatie van het benodigde materieel, graafmachines, pompinstallaties, e.a.; het uitbreken en wegruimen van hindernissen of massieven met een volume kleiner dan 0,50m3; de ongeschonden vrijwaring, de eventuele verlegging of terugplaatsing van aangetroffen kabels en leidingen; de instandhouding van bouwputten en sleuven om grondafkalving te voorkomen, d.m.v. stutten en schoren; het droog houden van de bouwputten en sleuven, zowel ten gevolge van grondwater, als van neerslag; het voorlopig opslaan van grond op een terrein door de aannemer te zoeken, inclusief het lossen, laden en transport tussen het terrein en de werkzone. De aannemer staat in dit geval zelf in voor het tijdig verkrijgen van de nodige vergunningen en toelatingen. De werken en de leveringen die afhangen van, of samenhangen met bovengenoemde werken, zoals: het selectief af- of uitgraven conform het zoneringsplan en het goedgekeurd technisch verslag als bijlage aan onderhavig bestek; de uitgravingen, volgens de door de aannemer gekozen wijze van uitvoering, zowel machinaal als handmatig; om schade aan nutsleidingen te voorkomen bij het gondwerk vereist voor aanleg van voet- en fietspaden, trottoirbanden en greppel is het verboden om mechanische werktuigen te gebruiken over een sleufbreedte van 2 x 50 cm plus de leidingdikte. (zie ARAB, titel III of art 192-02-c A.R.E.I.). Het spreekt voor zich dat deze ruimte slechts kan worden vastgesteld nadat de leiding voorafgaandelijk werd gelokaliseerd. De aannemer zal zijn prijsbepaling hierop afstemmen. Het grondkoffer kan machinaal worden afgegraven indien voorafgaandelijk sonderingen (zie ook 2.1.2.8. sonderingen) hebben uitgewezen dat er géén conflictsituaties kunnen ontstaan. Dit ontslaat de aannemer niet van zijn verantwoordelijkheid bij eventuele beschadiging. (ter info: een lijst van mogelijke aanwezige nutsleidingen is bij de aanbestedende overheid te verkrijgen) 20150511_08233_Bestek
62/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
het laden van de af- of uitgegraven bodem, het vervoeren naar de plaats van gebruik binnen de werken en het lossen; tijdens transport op openbare wegen moet de aannemer de gemorste grond dagelijks opruimen. Indien gemorste grond gevaar kan opleveren voor het verkeer dient dit onmiddellijk te gebeuren; het eventueel plaatsen van een plastiekfolie onder de grondopslag; de afdekking van de hoop; indien het technisch verslag indicatie geeft van gronden met meer dan 5% gewichtsprocent aan inerte materialen dient een fysische scheiding volgens de best beschikbare technieken (zeving, …), waarbij alle inerte materialen of andere bodemvreemde materialen met afmetingen groter dan 50 mm worden verwijderd, te gebeuren. Alle kosten hieruit voortkomend zijn in een afzonderlijke post vervat.
De bouwheer staat in voor de eventueel bijkomend gevraagde beproeving van gestapelde hopen en draagt hiervoor de kosten alsook van de eventueel bijkomend gevraagde rapportage naar derden. De aannemer kan geen extra kosten rekenen voor de termijn die hiervoor nodig is. Aanvoer van grond In het geval van een grondtekort is aanvoer van aangerijkte bodem toegestaan, er worden uitsluitende gronden van code 211 aanvaard. De vereiste bijkomende studie van het ontvangend terrein bij aanvoer van aangerijkte bodem is ten laste van de aannemer. Hierbij dienen eveneens de grondmechanische en de milieuhygiënische eigenschappen van de aangevoerde bodem te worden aangetoond. In eerste instantie moeten de afgegraven gronden maximaal hergebruikt worden binnen de werf. In de meetstaat is er een aparte post voorzien voor “Ophoging/demping volgens 4-4.1.2.3.” met uitgegraven bodem, geleverd door de aannemer. Inclusief transportkosten naar de werf voor aanvoer van deze gronden. Ter plaatse van de grasvlakken en plantputten worden de aanvullingen met teelaarde voorzien. Hier is een aparte post voor voorzien in de meetstaat. De bepalingen van SB 250 versie 3.1. worden aangevuld met: De aannemer voert de grondwerken uit en staat in voor het selectief uitgraven en stapelen van de bodem van de grondwerken cfr het technisch verslag. De bodem van het ‘ondiep grondwerk’ dient bij voorkeur in het werk te worden hergebruikt. Wat is “ondiep grondwerk”: Uitgraven van bodem (grondwerk) onder de op te breken verhardingen (4-1.1.2.3.), lijnvormige elementen (4-1.1.2.4.), buizen en kokers (4-1.1.2.5) en plaatselijke elementen (4-1.1.2.6.), met dien verstande dat deze verhardingen, lijnvormige elementen, buizen/kokers met (onder)fundering en eventuele omhulling volgens de richtlijnen van het Vlarema worden afgevoerd. (verdiepen funderingsaanzet, verbreden wegen, nieuw fietspad, …, huisaansluitingen van de woningen op RWA of DWA, opbraak bestaande riolen).
20150511_08233_Bestek
63/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Afgraving en uitgraving van bodem onder 4-2., droog grondverzet naast bestaande weginfrastructuur.? Uitgegraven bodem voor de aanleg van huisaansluitingen of aansluitingen op bestaande riolen in de zone waar de nutsleidingen liggen. Steenachtige lagen die 211 zijn maar waaraan de erkende bodemsaneringsdeskundige een code 011 toekent. (Vanwege de mogelijke vermenging met (onderdelen uit) de verharding, de huidige of vroegere functie (als wegonderdeel bijvoorbeeld), de ligging (naast de rijweg),…voldoet de uitgegraven bodem niet aan de normen voor vrij hergebruik als bodem (I-V of II-V) maar wel aan de normen voor niet vormgegeven bouwstof (bouwkundig bodemgebruik)) B. Posten voor afvoeren, verwerken en/of storten van uitgegraven gronden Voor de duidelijkheid wordt gesteld dat van de totale uitgraving volgende volumes worden weerhouden als af te voeren hoeveelheden: ondiep grondwerk bij bestratingswerken; uitgraving voor de riolering en aanhorigheden onder de bestrating. enkel fundering, buisvolume en omhulling voor de riolering in akker/weiland. De aanvulling wordt hier normaal steeds teruggeplaatst; uitgraving voor pompstations, BBB, bufferbekken, gracht(verbreding of verdieping), inclusief de teelaarde als die effectief wordt afgevoerd; grond die vrijkomt bij doorpersing, beschoeiingtechnieken waarbij de grond in situ niet vermengd wordt met bentoniet, cement of andere toeslagstoffen.
De uitgegraven gronden moeten maximaal worden hergebruikt binnen de werken. De aannemer voert de grondwerken uit en staat in voor het selectief uitgraven en stapelen van de bodem van de grondwerken conform het technisch verslag. Eventuele stockage van de gronden voor hergebruik zit in de prijs begrepen. Indien uit het grondverzetsplan blijkt dat er overtollige gronden moeten worden afgevoerd, moeten de gronden type 3Y1 tot 9Y1 zoveel als mogelijk binnen de werken worden hergebruikt om de afvoer van deze gronden zoveel mogelijk te beperken. Code 311, 411, 421, 511, 521,…991 (De codes hebben als laatste cijfer steeds een “1”.) Post: overname van gronden code xx1, grondoverschotten bouwstof/bouwkundig bodemgebruik in vermoedelijke hoeveelheden (VH) / m³. Het transport zit in de overnameprijs inbegrepen en wordt niet apart uitbetaald.
Code 929
20150511_08233_Bestek
64/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Post: afvoer van grondoverschotten die noch als bodem, noch in of als bouwstof (bouwkundig bodemgebruik) aan te wenden zijn in vermoedelijke hoeveelheden (VH) kmton. (de afstand wordt bepaald vanaf de locatie van opladen tot de locatie waar de grond wordt gestort. Enkele de heenrit komt in aanmerking voor betaling. Deze afstand kan niet groter zijn dan de afstand volgens een traject die resulteert in de kortste rijtijd met het gebruikte voertuig tussen beide locaties) Deze post omvat eveneens het steekvast maken van de grond en wordt uitbetaald naargelang de voorgelegde vrachtbrieven. Het gewicht wordt overgenomen van de weegbons. De verwerkingskosten worden door de het SA-bestuur aan de aannemer terugbetaald tegen voorleggen van factuur en weegbons. Hiervoor is in de meetstaat een VS voorzien. Het bestuur is echter vrij om eventueel zelf het grondverwerkingsbedrijf aan te duiden. In dit geval worden de verwerkingskosten rechtstreeks door de opdrachtgever aan het grondreinigingscentrum betaald. De opdrachtnemer kan voor het wegvallen van deze post geen schadevergoeding vragen. Op plaatsen waar grondverbetering wordt toegepast Post: meerprijs voor de afvoer en verwerking van bodem op plaatsen waar grondverbetering wordt toegepast VH m³. Fysische scheiding Voor de uitgegraven bodem waarvan het gehalte aan inerte materialen groter is dan 5% of de inerte materialen groter zijn dan 50 mm moet de post fysische scheiding worden voorzien. De aannemer verwittigt steeds voorafgaand aan de fysische scheiding de leidende ingenieur zodat de hoeveelheden tegensprekelijk kunnen worden vastgelegd. De eenheidsprijs voor het fysisch scheiden van de bodem omvat eveneens: Tijdelijk afzonderlijk stapelen van de bodem met inerte materialen. Het zeven van de gronden Afvoer van de inerte materialen met inbegrip van stortkosten of verwerkingskosten in of als bouwstof. Het tijdelijk stockeren van het gezeefde materiaal. Post: fysische scheiding van bodem VH m³. Voor de aan- en afvoer van een installatie is er een aparte post te voorzien. Deze post wordt maar één maal uitbetaald. Post: aan- en afvoer van een installatie voor fysisch scheiden. 2.1.2.7. Geschikt maken van grond als ophogingsmateriaal 2.1.2.7.A. MENGEN VAN GROND MET BINDMIDDEL Voor het geschikt maken van gronden door toevoegen van een bindmiddel is ongebluste vette kalk 3-9.1.1. toegelaten. Andere bindmiddelen zoals cement e.d. worden in principe slechts bij uitzondering toegelaten. De aandacht van de aannemer wordt gevestigd op de irriterende en schadelijke neveneffecten welke het gebruik van ongebluste kalk in het kader van de grondverbetering kan veroorzaken.
20150511_08233_Bestek
65/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
De aannemer dient hiertoe voor zijn personeel, de omwonenden, dieren e.d. alle nodige en passende voorzorgsmaatregelen te nemen, zodat deze geen hinder hiervan ondervinden. De grond en het bindmiddel zijn vóór het aanwenden als aanvullingsgrond steeds verplichtend intens mechanisch te mengen in een menginstallatie derwijze dat er een homogeen mengsel wordt verkregen. 2.1.2.8. Ongeschonden bewaring, verlegging en terugplaatsing van kabels en leidingen Deze paragraaf wordt aangevuld als volgt: Bereikbaarheid Toestellen (zoals hydranten en afsluitkranen) en straatkasten worden nooit bedekt en de aannemer treft de nodige maatregelen opdat ze schoon en bruikbaar blijven. Schade De aannemer is verantwoordelijk voor elke schade veroorzaakt aan de inrichtingen, geleidingen en toebehoren van deze maatschappijen, van Belgacom en van Ema, tijdens of naar aanleiding van zijn opdracht. De verantwoordelijkheid is algemeen en de aannemer kan, om aan zijn verantwoordelijkheid te ontsnappen, geen enkel feit doen gelden, tenzij hij voor de uitvoering van zijn werken een deskundig onderzoek op tegenspraak doet plaatsvinden om het bewijs te leveren dat de inrichtingen, geleidingen of hun toebehoren in slechte staat verkeerden voor de werken. De aannemer betaalt de herstellingskosten rechtstreeks aan de eigenaars. Aandachtspunten de opgevraagde plannen van de nutsleidingen dienen steeds op de werf aanwezig te zijn en gemakkelijk toegankelijk voor iedereen; de huisaansluitingen van de abonnees zijn meestal niet aangeduid op de plannen; zorg voor de meest recente plannen van de maatschappijen; Sonderingen Het opzoeken en situeren van leidingen en kabels met huisaansluitingen omvat alle bijhorende werken en grondwerken. De aandacht van de aannemer wordt gevestigd op het feit dat, indien door de aanwezigheid van nutsleidingen e.a., de nodige op- en afbraakwerken en uitgravingen dienen te gebeuren met de hand. Graafwerken in de onmiddellijke nabijheid van en onder leidingen van openbaar nut, dienen, zo nodig, met handkracht te worden uitgevoerd. Alle meerkosten voor het aldus optredende lager rendement van het grondwerk, worden niet afzonderlijk vergoed. Ze worden verondersteld te zijn begrepen in de bij de inschrijving voorziene prijs voor het grondwerk. De sonderingen gebeuren op regelmatige afstanden door het maken van een sleuf op een voldoende diepte om alle leidingen exact te kunnen lokaliseren. Deze vaststellingen worden nauwkeurig op een grondplan ingetekend en opgemeten t.o.v. vaste constructies.
20150511_08233_Bestek
66/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Het grondwerk omvat het uitgraven, het aanvullen van de ontstane putten, het verdichten, verwijderen van alle overtollige gronden en het voorlopig of definitief herstellen van de verharding. Verplaatsing In geval de bestaande ondergrondse leidingen of luchtleidingen of hun toebehoren de uitvoering van zijn werken hinderen, pleegt de aannemer overleg met de aanbestedende overheid om de moeilijkheden te regelen. Hij onderwerpt zich steeds aan de door de aanbestedende overheid genomen maatregelen. Wanneer de aannemer werken in de omgeving van gasleidingen of dienstleidingen uitvoert moet hij, bij aangetekende brief, de betrokken gasverdelers daarvan ten minste 48 uur vooraf kennis geven en de nodige maatregelen nemen om de veiligheid en de goede staat van de gasinstallaties te verzekeren. Op niveau brengen van brandkranen, sleutelmonden, merktekens van nutsleidingen Het op niveau van de verharding brengen van brandkranen, sleutelmonden en merktekens behelst: het opzoeken van de bestaande merktekens, brandkranen en sleutelmonden; de nodige uitgravingen en aanvullingen rondom de merktekens, brandkranen en sleutelmonden; alle werken nodig tot het op niveau brengen ervan volgens de instructies van de maatschappij aan wie deze merktekens toebehoren; de werken die van voornoemde werken afhangen of ermee samenhangen. Er mag zich geen niveauverschil voordoen tussen de omkaderingen, straatpotten en straatdeksels met de omgevende bestrating. In geval van herplaatsing moeten de omkaderingen (ook onderkaders) en straatpotten zodanig herplaatst worden dat een normale bediening van de toestellen gewaarborgd is. De aanduidingspalen moeten, volgens de vermelde coördinaten op de aanduidingsplaat, teruggeplaatst worden. Wanneer de opdrachtnemer bij de uitvoering van de werken omkaderingen, straatpotten, straatdeksels en aanduidingspalen ontmoet, moet hij die op hun plaats laten of ze terugplaatsen indien het voor de uitvoering van de werken noodzakelijk was ze tijdelijk te verwijderen. Enkele aandachtspunten ivm het herplaatsen van straatpotten: Brandmondkraankasten: Een brandmondkraankast staat steeds rechtstreeks op het draagkader van beton of kunststof. Een brandmondkraan moet goed bereikbaar en zuiver in de kast staan. Ze mogen niet in de greppel geplaatst worden. In volle grond moet er een omlijsting geplaatst worden rond de kast. In de rijbaan echter geen omlijsting. Schuifafsluiterkasten (SA-kast): Kraan in kast moet in het center van de schutbuis staan. De kraan moet vrij en zuiver in de kast staan. In volle grond moet er een omlijsting geplaatst worden rond de kast. Hoofdstopkraankast (HSK-kast): Kraan in kast moet in het center van de schutbuis staan. De kraan moet vrij en zuiver in de kast staan. In volle grond moet er een omlijsting geplaatst worden rond de kast.
20150511_08233_Bestek
67/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Materialen: Alle kasten of omlijstingen, schutbuizen, draagkaders voor brandmonden, brandmondkastkraankasten, znz kan men vrij afhalen in ons magazijn te Herenpolderbrug in Hoboken van 8 tot 15 u. Voor levering op de werf moet de bestelling minsten 48 u op voorhand per mail doorgegeven worden met de vermelding van het juiste leveringsadres.
[email protected] Deze werken zijn in het werk begrepen. Er wordt daarvoor aan de aannemer niets betaald. Hij heeft zich te verstaan met de betrokken maatschappijen, Belgacom en het ministerie van de Vlaamse gemeenschap - dienst voor elektriciteit en elektromechanica (Ema), water-, gas-, elektriciteits-, telegraaf-, telefoon- en televisiedistributiemaatschappijen. Voor de aanvang van de werken wordt een tegensprekelijke plaatsbeschrijving opgemaakt van Straatmeubilair: Voor de aanvang van de werken wordt een tegensprekelijke plaatsbeschrijving opgemaakt van het stadspatrimonium (verkeersborden, straatmeubilair, enz.). Deze staat dient door alle partijen voor akkoord te worden ondertekend. Het opmaken van deze staat is een last van aanneming. Bij niet opmaken van zulke beschrijvende staten, zal elke beschadiging, zonder voorafgaande procedure of formaliteit, aan de aannemer aangerekend worden. Nutsbedrijven: Een zelfde werkwijze geldt voor water- en gaskranen met aanhorigheden en alle andere nutsleidingen. Deze staat dient best te worden opgemaakt in bijzijn van afgevaardigden van de nutsbedrijven. Bij niet opmaken van zulke beschrijvende staten, zal elke beschadiging, zonder voorafgaande procedure of formaliteit, aan de aannemer aangerekend worden. Attest Na uitvoering van werken wordt er, ten behoeve van de voorlopige oplevering door de aanbestedende overheid, een attest van de nutsbedrijven van nazicht en conformiteit van hun straatkasten en onderliggende toestellen voorgelegd. De nutsbedrijven zullen daartoe op verzoek van de aannemer overgaan tot nazicht. Eventuele opmerkingen dienen te worden geregulariseerd in onderling overleg tussen de aannemer en het betreffende nutsbedrijf, alvorens het attest kan worden afgeleverd. De verantwoordelijkheid is algemeen en de aannemer kan, om aan zijn verantwoordelijkheid te ontsnappen, geen enkel feit doen gelden, tenzij hij voor de uitvoering van zijn werken een deskundig onderzoek op tegenspraak doet plaatsvinden om het bewijs te leveren dat de inrichtingen, geleidingen of hun toebehoren in slechte staat verkeerden. De aannemer betaalt de herstellingskosten rechtstreeks aan de eigenaars. 5. GESCHIKT MAKEN VAN DE ZATE VAN DE OPHOGING EN VAN HET BAANBED IN UITGRAVING 5.1. Beschrijving 5.1.4. Geschikt maken, na uitgraving, door aanbrengen van aanvullingsmateriaal 5.1.4.1. Beschrijving
20150511_08233_Bestek
68/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
5.1.4.1.A. MATERIAAL Het ophogings- en aanvullingsmateriaal is volgens 3-5.1.1 of 3-5.1.2. Het zand is zand voor onderfundering volgens 3-6.2.2. Het steenslag volgens 3-7.1.2.8. Het geotextiel volgens 3-13.2. 5.1.4.1.B. UITVOERING De omvang en de diepte van de uitgraving wordt bepaald door de leidende ambtenaar. Op plaatsen waar de ondergrond onvoldoende draagvermogen heeft om het weglichaam te dragen, dient op uitdrukkelijk bevel van de leidende ambtenaar, de aannemer de bodem van het baanbed verder uit te graven tot op een voldoende stabiele ondergrond. Alle uitgravingsmaterialen worden op aanduiding van de leidende ambtenaar vervangen door goede aanvullingsgrond, door zand 3-6.2.2. of steenslag. Eveneens kan de aannemer worden opgelegd gebruik te maken van een geotextiel volgens 5.1.5. 5.1.5. Geotextiel 5.1.5.1. Beschrijving Het geotextiel wordt niet genaaid en/of gelast. 5.1.5.1.A. MATERIAAL Het geotextiel is van het type volgens 3-13.2.1.1. 5.1.5.1.B. Uitvoering De overlapping van het geotextiel is zowel in de langs- als dwarsrichting minstens 50 cm. De aandacht wordt erop gevestigd dat alle verkeer op het geotextiel verboden is indien het niet afgedekt is over minstens 15 cm. 5.2. Meetmethode voor hoeveelheden Teneinde de uitgevoerde hoeveelheid te kunnen nagaan zal de aannemer de leidende ambtenaar of zijn afgevaardigde verwittigen alvorens de aanvullingen te beginnen. Door opmeting en eventuele waterpassing op de werf zal het volume van de aanvulling nagegaan worden om aldus de werkelijke hoeveelheid geleverde aanvullingsmaterialen te bepalen. Voor het geschikt maken van de zate van de ophoging en van het baanbed in uitgraving met bindmiddel, met steenslag of rolgrind, met uitgraving en aanbrengen van aanvullingsmateriaal, wordt één post voorzien waarin alle vereiste bewerkingen zijn te voorzien. Geotextiel wordt gemeten in m² grondoppervlak waarop het wordt aangelegd, de overlappingen zijn in de prijs begrepen. 10. VERWEKREN VAN TEELAARDE 10.2. Materiaal De materialen zijn volgens 3-4.2.. Bewijs van herkomst, monster en een bodemkundig onderzoek zijn voorafgaand voor te leggen.
20150511_08233_Bestek
69/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
De verwerking omvat het spreiden, het profileren, het verkruimelen en het licht verdichten van de teelaarde op de te beplanten en te bezaaien oppervlakken alsook daar waar bomengroepen worden aangeplant, tot de grond een fijne korrel vertoont en het oppervlak regelmatig geëffend en vlak is. Verder zijn de bepalingen van 4-2.1.2.4. van toepassing. 10.3. Uitvoering De vorming van bodemverdichting moet voorkomen worden, onder meer door het draagvlak van de machines zoveel mogelijk te verruimen of achteruitrijdend te werken. De rijroute van machines en voertuigen mag de verdichting van de grond niet in de hand werken. De leidende ambtenaar duidt hiervoor de minst draagkrachtige plekken aan, schrijft de bevestiging van de route met metalen platen of ander geschikt materiaal voor en beperkt het aantal rijwegen. Er mag niet gewerkt worden in perioden met neerslag of in en op een natte bodem. De leidende ambtenaar bepaalt de perioden met neerslag of te natte bodem. De aannemer zal er hierbij op waken dat het terrein geen hinder ondervindt van te zware belasting. Na het spreiden mogen geen zware machines meer worden ingezet die het aandrukken van de grond tot gevolg hebben. Solitaire boomvakken worden volledig opgevuld met teelaarde tot op een diepte van minimaal -1.00 m. Aan de groenstroken in de voetpaden (Filip Williotstraat) en alle grasvlaktes wordt de teelaarde aangebracht met een minimale dikte van 20 cm. Ter hoogte van de aan te planten bomen (niet in deze aanneming) in de groenzones wordt deze ter plaatse opgevuld met teelaarde tot op minimaal -1.00m. De groenstroken worden aangelegd vrij van betonresten. De stut van de boordstenen aan de binnenzijde van de stroken wordt zo minimaal mogelijk aangebracht, zodat de maximale oppervlakte benut kan worden met teelaarde. Bovendien mag de stut niet doorlopen onderaan de plantvakken, zodat de teelaarde contact maakt met het bomengranulaat. Cfr. detailtekeningen en aanduiding plannen. Alle werken kunnen alleen plaatshebben bij gunstige weersomstandigheden en met aangepast materiaal. De aannemer zal voor het uitvoeren van deze werken gebruik maken van de daartoe meest geschikte verdeelvoertuigen. De toestemming van de leidende ambtenaar is vereist. 10.4. Meetmethode voor hoeveelheden De uitgevoerde hoeveelheden worden opgemeten in m³.
20150511_08233_Bestek
70/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
HOOFDSTUK 5 ONDERFUNDERINGEN EN FUNDERINGEN 1. BESCHERMING VAN DE ONDERFUNDERING OF DE FUNDERING 1.1. Beschrijving Het geotextiel wordt niet genaaid en/of gelast. 1.1.1. Materiaal Het geotextiel is volgens 3-13.2.1.3. 1.2. Meetmethode De uitgevoerde hoeveelheid wordt per m² uitgedrukt. De overlapping worden niet meegerekend. 3. ONDERFUNDERINGEN 3.5. Wortelruimte onder verhardingen 3.5.2. Verwerken van skeletbodems (bomengranulaat) 3.5.2.3. Uitvoering De bepalingen van SB 250 versie 3.1. worden aangevuld met: De uit te graven oppervlakte voor het inbrengen van bomengranulaat is bepaald door de grootteklasse van de voorziene boomsoort, de diepte van de uitgraving (1.00m) en de dikte van de fundering en bestrating. Het volume teelaarde wordt bepaald door de grootte van de uiteindelijk onverharde plantput. Volgende werken zijn in volgorde uit te voeren: uitgraven van grond volgens de gegevens van het bestek en of tekeningen; aanvullen en verdichten van de uitgraving met bomengranulaat, het stuk dat niet wordt verhard wordt niet verdicht, maar aangevuld met teelaarde of een bigbag; plaatsen van fundering en bestrating. Volgende bepalingen zijn van toepassing: Plantput en boomspiegel De plantput is een zone van enkele tot enkele tientallen m³ onder de verharding rond de beplanting. Op het plan wordt die zone aangeduid met stippellijnen. De zone wordt door het aanbrengen van een substraat geschikt gemaakt - een gewone, onbewerkte bodem zal door het aanbrengen van de verharding en daarmee gepaard het draagkrachtig maken van de grond altijd ongeschikt zijn voor plantengroei. De beplanting (i.c. boom) wordt verondersteld de zone progressief te gebruiken en na meerdere groeiseizoenen in de volledige zone met zijn wortels te benutten. De boomspiegel is de zone rond de stam die niet wordt verhard en waar, eenmaal de boom is geplant, ook geen grondwerken meer mogen worden uitgevoerd tijdens de uitvoering van de werken. De boomspiegel wordt tot op ca. 1 m diepte gevuld met losse, vruchtbare grond. De grond is niet dragend en mag niet worden belast (niet overrijden, geen gebruik als stockageruimte, …)
20150511_08233_Bestek
71/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Plaats binnen het wegprofiel (Van laag naar hoger (maaiveld)) 1. Bodem van de plantput op max > 1m diepte. 2. Grondwatertafel (plantput is niet dieper dan de hoogste gemiddelde grondwaterstand + 10 cm). 3. Bomengranulaat: het bomengranulaat wordt geplaatst van het niveau van de plantput (1.00m) tot onder het niveau van de fundering van de verharding. Het bomengranulaat wordt geplaatst in de kasseistroken (Filip Williotstraat), volgens aanduiding op de plannen. 4. Legbed, verharding en voegvulling Verwerking op de leverplaats 1. Voorbereiding leverplaats Op de plaatsen waar bomen in verharding voorzien worden, wordt de grond vóór het plaatsen van fundering en verharding over de op plan aangegeven oppervlakte tot 1 m onder het toekomstige maaiveld uitgegraven en weer aangevuld met bomengranulaat. De zijkanten van de plantput openwerken (oppervlak ruw maken, gladde wanden zijn ondoordringbaar voor boomwortels). 2. Aanbrengen substraat De bodem van de plantput doorwerken met het substraat (ca 10 cm) en daarna het substraat aanbrengen in lagen van max 30 cm en in lagen verdichten. Maximaal 2 maal verdichten met trilplaat of sleufstamper van maximaal 2,5 ton met een maximale slagkracht van 4 ton. Tussen de lagen de bovenste laag (ca. 3 cm) terug openwerken, bvb door er met de tanden van een kraan over te gaan. Vervolgens afwerken volgens plan (fundering, evt. legbed en verharding). Tijdens verdichten verbrijzeling van gesteente voorkomen. 3. Vermijden van stabiliteitsproblemen 3.1. Vocht Een vochtgehalte hoger dan veldcapaciteit (ca. 17 volume%), eender op welke manier veroorzaakt, zorgt voor een ontmenging van het product. Een niet-homogeen gemengd product kan niet gelijkmatig worden verdicht en zal na enige tijd verder inzakken en daardoor stabiliteitsproblemen veroorzaken. Mogelijk zal de afgewerkte situatie storende lagen bevatten waar water stagneert. Te nemen voorzorgen: Het substraat mag niet nat worden en er mag geen water onder in de plantput staan bij verwerking. Na het invullen en verdichten zo spoedig mogelijk de verharding aanbrengen in verband met tussentijdse regenval, anders afdekken met folie. Instromen van hemelwater in de plantputten voorkomen. Alle mogelijke onzuiverheden dienen uit de boomput worden verwijderd, hier worden geen extra kosten voor aanvaard. Indien het substraat nat is geworden vóór het is afgewerkt met verharding of zorgvuldig aangebrachte ondoorlatende folie, moet het worden uitgegraven, afgevoerd en vervangen.
20150511_08233_Bestek
72/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
3.2. Verkruimeling, verbrijzeling Het product is voorzien om zware belastingen aan te kunnen, maar enkel als die last verdeeld wordt over een voldoende groot oppervlak. Pas na het aanbrengen van de afwerkingslaag (geotextiel, evt. sandwichconstructie of fundering en legbed, verharding en voegvulling) vervult het gemengde product zijn rol als belastbare laag. Te nemen voorzorgen: Gedurende het openliggen van de plantputten niet met machines over de plantputten rijden. 3.5.2.3.A DRAAGVERMOGEN Belastbaarheid (CBR) meten in labo : NEN-EN 13286-47 (cbr proef) geeft een inzicht in de te verwachten samendrukcoëfficiënt die wordt bepaald tijdens de plaatproef in situ. Samendrukcoëfficiënt wordt bepaald door plaatproef volgens OCW na verwerking van het bomengranulaat. De proef wordt uitgevoerd met de belastingsplaat van 200 cm² en een dynamometrische ring van 15kN.
Figuur 1: mogelijk vb. van verschillende gevraagde draagvermogens per laag (bron: Bofas standaardbestek http://www.bofas.be/docs/standaarddocumenten/EBSD/T5080_PRO_mbt_aanvullingen_funderingen_en_verhardingen _v1.pdf p3 )
3.5.2.4. Meetmethode voor hoeveelheden: De hoeveelheid effectief aangebracht bomengranulaat wordt in rekening gebracht: m³ 3.5.2.5. Controle Het mengen en verwerken van het mengsel wordt onderworpen aan steekproefsgewijze controles, naarmate de menging en verwerking van het mengsel vordert, teneinde na te gaan of de uitvoering overeenkomstig de beschrijving is. 4. FUNDERINGEN 4.2. Steenslagfundering met niet-continue korrelverdeling 4.2.1. Beschrijving De aannemer mag de steenslagfundering met niet-continue korrelverdeling niet vervangen door een steenslagfundering met continue korrelverdeling volgens 4.3.
20150511_08233_Bestek
73/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
De bijzondere aandacht wordt erop gevestigd dat het oppervlak van de onderfundering volkomen evenwijdig dient te lopen met het oppervlak van de uiteindelijke bestrating, zodat een constante dikte van de straatlaag verkregen wordt. De onderfundering of aardebaan dient bijgevolg de veranderingen in lengte- en dwarsprofielen te volgen. 4.3. Steenslagfundering met continue korrelverdeling zonder toevoegsel 4.3.1. Beschrijving Wordt aangevuld met: Aanbrengen van "MINDER HINDER"-steenslagfundering De onderlaag van de fundering wordt aangelegd, zodat zij de basis vormt van de steenslagfundering conform 15–4.5.. Deze dient zodanig aangelegd dat ze tegen een beperkte snelheid kan worden bereden. ONDERLAAG De onderlaag wordt op een zo geprofileerd mogelijk afgewerkte aardebaan aangelegd. In de prijs van de onderlaag dient vervat: het wegwerken (uitvullen) van putten telkens deze hinderlijk zijn vanwege plasvorming; het wegwerken van oneffenheden; het verwijderen van grond, modder of slijk; het zuiver houden van de steenslag tijdens de uitvoering van de werken. VERZEKERING TOEGANGEN T.H.V. OPRITTEN Ter hoogte van elke oprit is op de plaatsen waar de verharding is opgebroken de toegang tot garages en bedrijven te verzekeren door het aanbrengen van tijdelijke steenslag onder helling voor het overbruggen van het hoogteverschil met de oprit. In de prijs van onderhavige steenslag is de verwijdering (eventueel meerdere keren) en afvoer te begrijpen, de waterafvoer te verzekeren e.d.. AFWERKLAAG Zodra de werkzaamheden het toelaten dient de afwerklaag op de onderlaag te worden aangebracht en afgewerkt. Voorafgaandelijk aan het aanbrengen van de afwerklaag zijn de putten en oneffenheden weg te werken, grond, modder en slijk te verwijderen e.d.. 4.3.1.2. Kenmerken van de uitvoering 4.2.1.2.A. SAMENSTELLING VAN DE LAGEN De aan te brengen “minder hinder”-steenslag is voor de onderlaag van het type 20/63 of 31,5/63 en voor de afwerklaag van het type 6,3/31,5. De voorkeur gaat uit naar het gebruik van gecertificeerd gebroken betongranulaat. Enkel wanneer er geen of onvoldoende gebroken betonpuinsteenslag voorradig is mag nieuwe steenslag geleverd worden.
20150511_08233_Bestek
74/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
4.2.1.2.B DIKTE VAN DE LAGEN De steenslagfundering heeft een totale dikte van 18 cm buiten de parkeerzone (rijweg en parkeerstroken buiten de marktplaats) en 25 cm binnen de parkeerzone (rijweg en parkeerstroken binnen de marktplaats). De onderlaag van de "minder hinder"-steenslag heeft een dikte van 10 cm (buiten de marktplaats) en 15 cm (binnen de marktplaats). Deze mag op volledige dikte in één laag worden geplaatst. De tijdelijke "minder hinder"-steenslag voor aanvulling van de onderlaag tot rijweg heeft een veranderlijke dikte afhankelijk van de opbouw van de wegverharding. De nominale dikte van de afwerklaag is 8 cm (buiten de marktplaats) en 10 cm (binnen de marktplaats). 4.2.1.3.Wijze van uitvoering De steenslagfundering met niet-continue korrelverdeling wordt samengesteld uit één of meer onderlagen en een afwerklaag. 4.3.1.2. Kenmerken van de uitvoering 4.3.1.2.A. SAMENSTELLING VAN DE LAGEN De lagen bestaan uit een homogeen mengsel van zand, steenslag en aanmaakwater. De korrelverdelingsgrenzen van de mengsels van zand en steenslag zijn overeenkomstig de types I en II in tabel 5-4-1. Deze types komen respectievelijk overeen met de types 0/40 UF7 OC90 GA en 0/20 UF7 OC80 GA van NBN-EN 13285. 4.3.2. Meetmethode voor hoeveelheden De totale steenslagfundering in m3. De tijdelijke steenslag t.h.v. opritten in stuks. 4.7. Zandcementfundering 4.7.1. Beschrijving De aannemer mag de zandcementfundering niet vervangen door een vliegas-kalkfundering volgens 4.8. of een vliegas-cementfundering volgens 4.9.. Voor de niet-machinaal geplaatste zandcementfundering onder en de stut achter geprefabriceerde lijnvormige elementen zijn de bepalingen van 5-4.7. van toepassing. Voor de afmetingen hiervan zie tekeningen bij het bestek gevoegd. 4.7.1.2. Kenmerken van uitvoering 4.7.1.2.A. SAMENSTELLING VAN DE LAAG In afwijking van de bepalingen het SB 250 dient er geen voorstudie te worden opgemaakt. Het mengsel waarmee de laag aangelegd wordt, wordt bereid in een mengcentrale met dwangmenger. Het vervoer ervan gebeurt in met zeildoek afgedekte laadbakken of met mengwagens. De zandcementfundering wordt in één laag geplaatst. De mengsels dienen gecertificeerd te zijn door een onafhankelijke instantie. 4.7.1.3. Wijze van uitvoering De bepalingen van SB 250 zijn van integraal van toepassing. 20150511_08233_Bestek
75/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
De aannemer is verantwoordelijk voor het ontoegankelijk houden van de fundering gedurende 7 dagen volgend op de aanleg ervan. De bijzondere aandacht wordt erop gevestigd dat het oppervlak van de onderfundering volkomen evenwijdig dient te lopen met het oppervlak van de uiteindelijke bestrating, zodat een constante dikte van de straatlaag verkregen wordt. De onderfundering dient bijgevolg de veranderingen in lengte- en dwarsprofielen te volgen. 4.9. Fundering van schraal beton Voor de stut in schraal beton achter geprefabriceerde lijnvormige elementen zijn de bepalingen van 5-4.11. van toepassing. Voor de afmetingen hiervan zie tekeningen bij het bestek gevoegd. 4.9.1. Beschrijving 4.9.1.1. Materialen Het gebruik van poederkoolvliegas wordt niet toegelaten. 4.9.1.2. Kenmerken van de uitvoering 4.9.1.2.A. samenstelling van de laag In afwijking van de bepalingen het SB 250 dient er geen voorstudie te worden opgemaakt. Het mengsel waarmee de laag wordt aangelegd, wordt bereid in een mengcentrale met dwangmenger. Het vervoer ervan gebeurt in met zeildoek afgedekte laadbakken of met mengwagens. De schraalbetonfundering wordt in één laag geplaatst. De mengsels dienen gecertificeerd te zijn. 4.9.1.3. Wijze van uitvoering De bepalingen van het SB 250 zijn integraal van toepassing. De aannemer is verantwoordelijk voor het ontoegankelijk houden van de fundering gedurende 7 dagen volgend op de aanleg ervan. De bijzondere aandacht wordt erop gevestigd dat het oppervlak van de onderfundering volkomen evenwijdig dient te lopen met het oppervlak van de uiteindelijke bestrating, zodat een constante dikte van de straatlaag verkregen wordt. De onderfundering dient bijgevolg de veranderingen in lengte- en dwarsprofielen te volgen.
20150511_08233_Bestek
76/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
HOOFDSTUK 6 VERHARDINGEN Aanwerken van de bestaande toestand aan de nieuwe toestand. Het aanwerken van de nieuwe aan de bestaande toestand is niet opgenomen als een aparte post in de opmetingsstaat. Hiervoor kan geen verrekening voor worden opgemaakt, de aannemer dient hiermee rekening te houden en te voorzien in zijn eenheidsprijzen. Dit omvat alle werken buiten de grens der werken die noodzakelijk zijn om een goede afwatering/aansluiting te kunnen garanderen uitgevoerd volgens de regels van de kunst. 2. BITUMINEUZE VERHARDINGEN 2.1. Beschrijving en materialen 2.1.1. Beschrijving Onderlaag: alvorens de aanliggende onderlaag aan te leggen wordt het snijvlak van de al aanwezige onderlaag behandeld met bitumen of bitumenemulsie volgens Hoofdstuk 3-11.4. Deze behandeling is te voorzien in de eenheidsprijs van de onderlaag. Voor de onderlaag: type APO-B, granulaat 0/14 met een nominale dikte 6 cm. Het te gebruiken bindmiddel is B 50/70. Toplaag: de stortnaden worden uitgevoerd met een naadklever volgens Hoofdstuk 3-16.3. Deze behandeling is te voorzien in de eenheidsprijs van de toplaag. Voor de toplaag wordt AB-4C, granulaat 0/10 voorzien met een nominale dikte 4 cm. Er worden geen vezels aan het bitumen toegevoegd. Het te gebruiken bindmiddel is B 50/70. De bitumineuze verharding wordt zodanig aangelegd dat er zich zo weinig mogelijk langse of dwarse naden voordoen. De aannemer treft hiervoor de nodige schikkingen. 2.2. Bitumineuze mengsels 2.2.1. Samenstelling 2.2.1.4. Gekleurde mengsels De te gebruiken kleurstoffen bestaan hoofdzakelijk uit synthetische metaaloxides. De rode kleurstof bestaat minimaal uit 95 % synthetisch ijzeroxide. De hoeveelheid toegevoegde kleurstof bedraagt 4 % t.o.v. het gebruikte bitumengewicht. 2.2.2. Registratie van de bitumineuze mengsels 2.2.2.3. Toepassing Minstens 15 dagen voor het begin van de asfalteringswerken, legt de aannemer de bitumineuze mengsels, die hij wenst aan te leggen, ter goedkeuring voor aan de aanbestedende overheid. Ten laatste 7 dagen voor het begin van de asfalteringswerken, keurt de aanbestedende overheid dit voorstel goed of af. Enkel geregistreerde mengsels mogen door de aanbestedende overheid goedgekeurd worden en gebruikt worden. Het onderzoek van de kwaliteit van het aangelegde bitumineus mengsel steunt op het goedgekeurde mengsel.
20150511_08233_Bestek
77/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Elke levering dient voorzien te zijn van een registratieattest. De verantwoordingsnota bevat de resultaten van de voorstudie. De kenmerken van het bitumineus mengsel worden samengevat in een technische fiche, die gebaseerd is op deze verantwoordingsnota. 2.5. Controles De bepalingen van het SB 250 worden aangevuld met volgende bepalingen: 2.5.2.9. Oppervlaktekenmerken 2.5.2.9.A.1. REI VAN 3 METER Voor verhardingen van fietspaden in asfaltverhardingen gelden volgende bepalingen: De controle gebeurt met de rij van 3 m. De oneffenheden gemeten onder de rij van 3 m zijn hoogstens 4 mm. Bovendien zijn er bij regenweer geen waterplassen. 3. BESTRATINGEN 3.1. Algemene bepalingen: zie bijlage 20140201 3.2. Bestrating van in rijen te leggen kasseien 3.2.2. Materialen De bestrating omvat het in rijen plaatsen en vastzetten met ter plaatse gelegen platines en afgehaalde of geleverde kasseien. De te leveren kasseien voor de parkeerstroken hebben volgende afmeting: 13 x 19 cm. Gebarsten, beschadigde, of besmeurde stenen mogen niet in de afgewerkte bestrating voorkomen. De te leveren kasseien dienen gelijkaardig te zijn aan het staal dat werd voorgelegd en gelijkaardig aan de geplaatste kasseien uit herbruik. De kasseien voor de mindervalide parkeerplaatsen zijn gezaagde kasseien. De te gebruiken straatkeien zijn te leveren door de opdrachtnemer, type en uitzicht gelijkaardig aan de kasseien gebruikt voor de overige parkeerplaatsen, en waarvan het kopvlak gezaagd wordt. Afmeting (kopvlak) ca. 13 x 19 cm en minimale dikte (na het zagen) 14 cm. De ter plaatse gelegen platines hebben de afmeting 14 x 14 cm en zijn afkomstig uit opbraak (inrit ondergrondse parking ALM). 3.2.3. Kenmerken van de uitvoering 3.2.3.1. Bed van de bestrating Het bed van bestrating voor kasseien in de parkeerstroken (13 x 19 cm) is van zand. Het bed van bestrating voor de platines in de voetpaden (14 x 14 cm) is van zandcement. De minimum en nominale dikte van het legbed bedraagt na verdichting 7,5 cm. 3.2.3.2. Profiel van het oppervlak van de bestrating De verharding wordt geplaatst volgens de profielen op de tekeningen weergegeven.
20150511_08233_Bestek
78/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
3.2.3.7. Steenverband De stenen worden in halfsteensverband loodrecht op de rijrichting geplaatst. In de parkeerstroken worden ze opgesloten tussen twee strekse lagen. De platines in de voetpaden worden aangelegd conform het bestaande legpatroon aan de inkom ALM. 3.2.3.8. Voegen 3.2.3.8.B. VOEGVULLING Wanneer de bestrating aangelegd wordt op een zandbed of steenslagfundering, dan is de voegvulling met split (waterdoorlatend). De fractie van het split dient voldoende fijn te zijn, zodat de opsluiting bij zwaar of wringend verkeer te verzekeren. Wanneer de bestrating aangelegd wordt op zandcement en gebonden fundering, dan is de voegvulling met gemodificeerde mortel. 3.2.4. Wijze van uitvoering De bijzondere aandacht van de aannemer wordt gevestigd op deze paragraaf, meer bepaald het ‘vastzetten en bezanden van de bestrating’. De nodige voorzorgen zijn te nemen opdat bij het openstellen van de verharding geen zand of ander materialen op de bestrating aanwezig zijn en dat de voegen volledig gevuld zijn. 3.2.4.2. Bestrating van in rijen te leggen kasseien op een zandcementbed 3.2.4.2.F. VULLEN VAN DE VOEGEN MET GEMODIFICEERDE MORTEL. Alvorens de gemodificeerde mortel aan te brengen dienen de voegen tot 4 cm diepte vrij te zijn. De aannemer neemt hiervoor de nodige maatregelen. Het vullen van de voegen met gemodificeerde mortel wordt uitgevoerd bij droog weer. Volgende bewerkingen worden na elkaar uitgevoerd: het sproeien van water op de bestrating er echter wel op letten dat er niet te veel water in de voegen blijft staan; het in de voegen aanbrengen en invegen van gemodificeerde mortel tot ze volledig gevuld zijn; de gemodificeerde mortel wordt aangevoerd per mixer en gebruiksklaar geleverd, zodat een eenvormig homogeen mengsel wordt aangebracht; de gemodificeerde mortel wordt ter plaatse bereid in een mengkuip; de aangemaakte mortel wordt met een vloerwisser diagonaal op de voegrichting in de voegen gestreken; volgens de aard van de voegen en de weersomstandigheden worden, na 5 à 15 minuten, de voegen gereinigd met zuiver water; het verwijderen van alle overtollige mortel, zodra de mortel in de voegen voldoende opgestijfd is, door borstelen onder toevoeging van grof zand.
20150511_08233_Bestek
79/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
3.4. Bestrating van betonstraatstenen 3.4.3. Kenmerken van de uitvoering 3.4.3.1. Bed van de bestrating De tolerantie op de nominale dikte van het bed is ± 0,5 cm. Plassen en onzuiverheden op de fundering en te grote oneffenheden zijn vooraf te verwijderen. Vooraleer de straatlaag aan te brengen, moeten eventuele oneffenheden in de fundering worden weggewerkt. De straatlaag mag NIET verdicht worden voordat de betonstraatstenen zijn geplaatst en de voegvulling is aangebracht. De verdichting vindt pas bij het aftrillen van de verharding plaats. De bestrating wordt geplaatst op een legbed van zand. De nominale dikte van het bed bedraagt na verdichting 3 cm. 3.4.3.3. Vlakheid van het oppervlak van de bestrating Voor verhardingen van voetpaden in betonstraatstenen gelden volgende bepalingen: De controle gebeurt met de rij van 3 m. De oneffenheden gemeten onder de rij van 3 m zijn hoogstens 4 mm. Bovendien vormen er zich bij regenweer geen waterplassen. 3.4.3.4. Dwarshelling van het oppervlak van de bestrating. De nominale dwarshelling bedraagt 2,50 % voor de rijwegen en 2 % voor de voet- en fietspaden. Bovendien mag er geen waterstagnatie optreden. 3.4.3.6. Gaafheid van de bestrating In aansluiting met deze paragraaf wordt bepaald dat de betonstraatstenen enkel nat gezaagd worden bij het aanwerken van toezichtsputten, putjes, wegmarkeringen en aanwerking tegen de trottoirbanden. In de andere gevallen worden de betonstraatstenen gesneden met aangepast materieel. Er worden geen passtukken verwerkt, kleiner dan een halve steen van te verwerken betonstraatstenen. 3.4.3.7. Steenverband De stenen voor de rijweg en voet- en fietspaden worden in halfsteensverband geplaatst. Ze vormen evenwijdige rijen die loodrecht op de gevellijn en/of boordsteen staan. De langsvoegen tussen de rijen zijn rechtlijnig en evenwijdig. Naast rechte boordstenen en/of kantstroken en t.h.v. rooilijnen worden geen strekse lagen aangebracht. Het gebruik van verbandstenen (de zogenaamde bisschopshoeden) is verplicht bij de aanleg van de verhardingen in diagonaal verband en is in de eenheidsprijs van de verharding te voorzien. 3.4.3.8. Voegen 3.4.3.8.A. BREEDTE VAN DE VOEGEN De voegen hebben een breedte van max. 3 mm. In de bochten met straal kleiner dan 15 m mogen de voegen nergens breder zijn dan 6 mm.
20150511_08233_Bestek
80/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
3.4.3.8.B. VOEGVULLING Het voegvullingsmateriaal dient zodanig te worden gekozen dat deze niet in de straatlaag verdwijnt. 3.4.4. Wijze van uitvoering 3.4.4.1. Bestrating van betonstraatstenen op een straatlaag van zand of granulaatmengsel 0/4 of 0/6.3 3.4.4.1.B. PLAATSEN VAN DE BETONSTRAATSTENEN Het oppervlak van de fundering dient evenwijdig te zijn met het toekomstig te verwezenlijken profiel. Oneffenheden met een rij van 3.00 m mogen nergens groter zijn dan 10 mm. De kantopsluitingen en greppels dienen zodanig geplaatst te worden dat hiertussen een volledig legverband geplaatst kan worden. Voorafgaandelijk is het best enkele lagen uit te leggen om de minimumbreedte van de weg te bepalen. Hierdoor kan het zaag- en paswerk sterk verminderd worden. Om eventuele kleurverschillen tussen naast elkaar liggende betonstraatstenen te vermijden is het raadzaam de stenen uit verschillende pakken te nemen en bij het straten te mengen. Regelmatig (bv om de 3.00m) wordt de rechtlijnigheid van de voegen gecontroleerd zowel in de lengte- als in de dwarsrichting. De bijzondere aandacht van de aannemer wordt gevestigd op deze paragraaf, meer bepaald het ‘nat zagen van de stenen’ zodat de omgeving niet gestoord wordt. 3.4.4.1.C. VASTZETTEN EN BEZANDEN VAN DE BESTRATING Voor het vastzetten wordt de bestrating bedekt met een dunne laag zand voor voegvulling 36.2.16. dat nadien in de voegen geveegd wordt, indien nodig onder toevoeging van water. Het voegvullingsmateriaal is bij voorkeur hoekig om een betere samenhang te krijgen. Ofwel wordt de bestrating ingezand met 0/2 of 2/4, (bij verbrede voegen) desgevallend met water zodat de voegen volledig gevuld zijn. Nadat de volledige bestrating (met inbegrip van de randafwerking) is aangelegd, worden de voegen voor een eerste maal ingeveegd. Na dit invegen mag geen dikke zandlaag of steentjes op de oppervlakte aanwezig zijn. Vervolgens worden de stenen met een daartoe geschikte trilplaat met rubber- of kunststofzool vastgezet, waarbij ook de straatlaag verdicht wordt. Na het inzanden houdt de aannemer, in bebouwde kommen, door sproeien van water de bestrating vochtig om te voorkomen dat opstuivend zand de aangelanden zou hinderen. En bij het einde van de werken neemt hij de nodige voorzorgen opdat bij het openstellen van de straat geen zand of ander materialen op de bestrating meer aanwezig zijn. 3.7. Bestrating van betontegels 3.7.2. Materialen De betontegels worden maximaal gerecupereerd uit de opbraak van de bestaande bestrating. Het betreft het aanwerken van de bestaande betontegels tegen de nieuwe boordsteen ter hoogte van de inkom ALM. 3.7.3. Kenmerken van de uitvoering 20150511_08233_Bestek
81/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
3.7.3.1. Bed van de bestrating De tegels worden geplaatst op een legbed van zand. Plassen en onzuiverheden op de fundering en te grote oneffenheden zijn vooraf te verwijderen. Vooraleer de straatlaag aan te brengen, moeten eventuele oneffenheden in de fundering worden weggewerkt. De straatlaag mag NIET verdicht worden voordat de betontegels zijn geplaatst en de voegvulling is aangebracht. De verdichting vindt pas bij het aftrillen van de verharding plaats. 3.7.3.3. Vlakheid van het oppervlak van de bestrating Voor verhardingen van voetpaden in betontegels gelden volgende bepalingen: De controle gebeurt met de rij van 3 m. De oneffenheden gemeten onder de rij van 3 m zijn hoogstens 4 mm. Bovendien zijn er bij regenweer geen waterplassen. 3.7.3.6. Gaafheid van de bestrating In aansluiting met deze paragraaf wordt bepaald dat de betontegels enkel nat gezaagd worden bij het aanwerken van toezichtsputten en -putjes. In de andere gevallen worden de betontegels gesneden met aangepast materieel. 3.7.3.6.A. TEGELVERBAND Het tegelverband is een halfsteensverband (conform het bestaande legpatroon). De stenen voor de voetpaden worden in halfsteensverband geplaatst. Ze vormen evenwijdige rijen die loodrecht op de gevellijn en/of boordsteen staan. De langsvoegen tussen de rijen zijn rechtlijnig en evenwijdig. Naast rechte boordstenen en/of kantstroken en t.h.v. rooilijnen worden geen strekse lagen aangebracht. 3.7.3.7. Voegen 3.7.3.7.B. VOEGVULLING Wanneer de bestrating is aangelegd op een zandcementbed, is de voegvulling met zand. 3.7.4. Wijze van uitvoering 3.7.4.1. Bestrating van betontegels op een zandbed 3.7.4.1.B PLAATSEN VAN DE TEGELS De bijzondere aandacht van de aannemer wordt gevestigd op deze paragraaf, meer bepaald het ‘nat zagen van de stenen’ zodat de omgeving niet gestoord wordt. 3.7.4.1.C. VASTZETTEN EN BEZANDEN VAN DE BESTRATING De aangelegde bestrating wordt met een daartoe geschikte trilplaat met rubber- of kunststofzool vastgezet. Na het inzanden houdt de aannemer, in bebouwde kommen, door sproeien van water de bestrating vochtig om te voorkomen dat opstuivend zand de aangelanden zou hinderen. En bij het einde van de werken neemt hij de nodige voorzorgen opdat bij het openstellen van de straat geen zand of ander materialen op de bestrating meer aanwezig zijn.
20150511_08233_Bestek
82/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
3.7.5. Meetmethoden voor hoeveelheden De bestrating wordt per m² opgemeten volgens formaat, kleur, enz. Het invoegen van de betonstraatstenen met zand, split of mortel is inbegrepen in de eenheidsprijs van de verharding.
20150511_08233_Bestek
83/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
HOOFDSTUK 7 RIOLERINGEN EN AFVOER VAN WATER 3. TOEGANGS- EN VERBINDINGSPUTTEN 3.8. Aanbrengen van een nieuwe bovenbouw op bestaande toegangs- en verbindingsputten volgens 7-3.8. Deze post omvat zowel de opbraak van de bestaande bovenbouw als het aanbrengen van een nieuwe bovenbouw op bestaande putten inclusief het riooldeksel. 5. AANSLUITINGEN OP DE RIOLERINGEN 5.1. Beschrijving 5.1.1. Materialen a) De huisrioolaansluitingen (DWA en gemengd afvalwater) worden uitgevoerd in PVC-buizen SN 8 volgens de norm NBN-EN 1401 en PTV 1005 roodbruin. b) De straatkolkaansluitingen en huisaansluitingen (hemelwater) worden uitgevoerd in PVCbuizen SN 8 volgens de norm NBN-EN 1401 en PTV 1005 grijs. 5.1.2. Uitvoering In principe worden er geen aansluitingen aangebracht op de inspectieputten, tenzij in overleg met de leidend ambtenaar. Nieuwe aansluitingen op de bestaande gemetste riolering worden zoveel mogelijk vermeden tenzij akkoord van het bestuur, er wordt maximaal gebruik gemaakt van de bestaande kolkaansluitingen. Indien nodig worden tot circa 3 kolken aangesloten op 1 bestaande aansluiting. Huis-, kolk- en wachtaansluitingen worden in principe uitgevoerd op een diepte van 1.30 m onder het maaiveld en sluiten boven (12u) op de hoofdriolering aan. De aannemer dient de bestaande aansluitingen op te zoeken, dit is een aannemingslast. De meerkosten ontstaan door slechte positioneren van de aansluitmof ten opzichte van de aan te sluiten buis is een aannemingslast. De aansluiting dienen zo kort mogelijk te zijn. Voor elke woning of braakliggend terrein worden RWA- en DWA-aansluitingen gemaakt. Indien een gescheiden rioolstelsel aanwezig is of wordt aangelegd, dienen alle aansluitingen voor oppervlaktewater aangesloten te worden op de RWA-leidingen en aansluitingen voor afvalwater op de DWA-riolering. Verkeerde aansluiting heeft onherroepelijk de opbraak en een correcte heraanleg tot gevolg, op kosten van de aannemer. 5.1.2.1. Uitgraven van de sleuven 5.1.2.1.A. TRACE VAN DE SLEUVEN Deze paragraaf wordt aangevuld als volgt: Alvorens te beginnen met de aanleg van de riolering, zal de aannemer zich, samen met de toezichter of een afgevaardigde van de aanbestedende overheid, vergewissen van de juiste plaatsen waar de aansluitingen dienen te gebeuren, tot voldoening van de aan te sluiten private eigendommen, alsmede van de straat- en/of trottoirkolken.
20150511_08233_Bestek
84/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
De aannemer zal de geplaatste aansluitingen opmeten ten overstaan van vaste punten en de gegevens van deze meting overbrengen op een plan. Hij blijft verantwoordelijk voor de vastlegging van de aansluitingen, die hij tijdens de werken heeft opgetekend tot bij de definitieve oplevering. 5.1.2.1.D. GESCHIKT MAKEN VAN GROND ALS AANVULLINGSMATERIAAL De bepalingen van 4–3.1.2.6. zijn van toepassing. Er dient gebruik te worden gemaakt van gecertificeerde mengsels. 5.1.2.2. Fundering en/of omhulling van de buizen De fundering en de omhulling van de PVC-buizen worden in principe uitgevoerd met zand volgens 3-6.2.2. (dikte 20 cm). De aannemer dient in te staan voor een degelijke verdichting mits rekening te houden met de aanwezigheid van nutsleidingen. Gelijke uitvoering over de volle lengte van de aansluiting. 5.1.2.3. Aansluiting in de riool Volgens de algemene regel worden aansluitopeningen in de wanden van de rioolbuis geboord. De voorkeur gaat uit naar ter plaatse geboorde gaten. Indien het materiaal of de diameter van de rioolbuis geen geboorde aansluitopeningen toelaat en de rioolbuis zelf plaatselijk vervangen dient te worden door een speciale stuk (T-stuk, …) wordt hiervoor een afzonderlijk post voorzien. (leveren en plaatsen van T-stuk of meerprijs voor een niet-geboorde aansluitopening (V.H. st)) Het is de aannemer toegelaten om in de fabriek geboorde buizen te gebruiken. De meer lengte van de huisaansluiting en de extra hulpstukken die door het gebruik van vooraf geboorde buizen noodzakelijk is, wordt niet in rekening gebracht. In principe wordt uitgegaan van een rechte aansluiting tussen riolering en rooilijn met 5 hulpstukken (1 mof; 3 bochtstukken en 1 aansluitstuk) Om technische redenen, die aanvaard en goedgekeurd moeten worden door de leidende ambtenaar, kan hiervan afgeweken worden. 5.1.2.4. Aansluitmof Aansluitmoffen volgens 3-24.50 en 24.60. Aansluitingsringen en krimpmoffen volgens 3-25 Indien de hoofdriolering wordt gecontroleerd overeenkomstig 14-4.21., dan dient de aannemer erop te letten dat de aansluitmof niet in de buis mag steken, best worden hier T- of Y-stukken gebruikt. 5.1.2.5. Leggen van de buizen Deze paragraaf wordt aangevuld als volgt: De rioolverbindingen, aan te duiden door een afgevaardigde van de aanbestedende overheid, worden uitgebroken. De niet opnieuw te gebruiken openingen in het riool worden dichtgemetseld en gecementeerd tot voldoening van de aanbestedende overheid.
20150511_08233_Bestek
85/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
De rioolverbindingen worden haaks op de as van het riool geplaatst. Aansluitingen op de inspectieputten zijn in principe verboden. Wachtbuizen hebben t.h.v. de rooilijn een diepteligging van ongeveer 1.00 m. 5.1.2.6. Grondwerk voor aanvulling van de sleuf en verdichten Het grondwerk voor de aanvulling van de sleuf gebeurt met zand volgens 3-6.2.2. of met aanvullingsgrond volgens 3-5. 5.1.2.9. Ongeschonden bewaring, verlegging en terugplaatsen van kabels en leidingen De paragraaf 4-2.1.2.8.van dit bestek is van toepassing. 5.2. Meetmethode voor hoeveelheden Deze paragraaf wordt aangevuld als volgt: Het grondwerk voor de aanvulling van de sleuf wordt niet afzonderlijk in rekening gebracht maar is begrepen in de prijs van de buizen. Indien geen afzonderlijke prijs in de meetstaat werd opgegeven, wordt het volgende aangenomen: krimpmoffen worden gelijkgesteld met 2 meter buis; de stoppen in pvc worden gelijkgesteld met 0,15 meter buis; het inboren is inbegrepen in de prijs van de mofstukken; 6. RIOLERINGSONDERDELEN 6.1. Straatkolken en/of trottoirkolken (zie ook 9 – 27) 6.1.1. Plaatsen van straatkolken en/of trottoirkolken 6.1.1.1. Beschrijving De straatkolk wordt eveneens tegen corrosie behandeld. 6.1.1.1.B. UITVOERING 6.1.1.1.B.2. FUNDERING De straatkolken worden op 0,20 m schraal beton volgens 9-2. gefundeerd. De fundering van schraal beton wordt 10 cm breder uitgevoerd dan de buitenafmetingen van de straatkolk. 6.1.1.1.B.3. PLAATSING De aannemer ziet erop toe dat er steeds de nodige kolken geplaatst worden op de laagste punten van het lengteprofiel van de weg, ondanks eventuele andere aanduidingen op het grondplan. De locaties op het grondplan zijn meestal enkel informatief. De scharnieren van de roosters worden geplaatst aan de kant welke tegen de rijrichting van de voertuigen en/of fietsers is gelegen. Bij geprefabriceerde weggoten volgens 8-3.2. in beton worden de voegen gevuld met koud verwerkte voegvulingsmassa volgens 3-16.1.2.. Bij het plaatsen van straatkolken in een monoliete greppel, worden uitzettingsvoegen gecreëerd volgens detailtekening nr. 32.
20150511_08233_Bestek
86/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
6.1.1.1.B.4 AANVULLING VAN DE BOUWPUT De aanvulling gebeurd met zand volgens 3-6.2.2. De aannemer staat in voor een degelijke verdichting mits rekening te houden met de aanwezigheid van nutsleidingen. 6.1.1.1.B.5. VERBINDING VAN DE STRAATKOLK EN/OF TROTTOIRKOLK MET DE AFVOERLEIDING De afvoerleiding wordt rechtstreeks aangesloten op de kolkuitlaat. Indien dit niet mogelijk is, mag worden gewerkt met een reductiestuk van hetzelfde materiaal en afdichtingstype als de afvoerleiding zelf. De eventuele verwerking van zulk reductiestuk mag evenwel niet in rekening worden gebracht en dient begrepen te zijn in de eenheidsprijs van de straatkolk. 6.1.1.2. Meetmethode voor hoeveelheden De straatkolken worden per stuk in rekening gebracht.
20150511_08233_Bestek
87/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
HOOFDSTUK 8 LIJNVORMIGE ELEMENTEN Voorafgaande noot: het grondwerk voor het plaatsen van de lijnvormige elementen en hun fundering is begrepen in het algemeen droog grondverzet volgens 4-2. 1. TROTTOIRBANDEN (BORDUREN), TROTTOIRBANDEN-WATERGREPPELS EN SCHAMPKANTEN 1.2. Geprefabriceerde betonnen trottoirbanden, trottoirbanden-watergreppels en schampkanten 1.2.1. Beschrijving Voorafgaande noot: De bijzondere aandacht van de aannemers wordt erop gevestigd dat na plaatsing van de trottoirbanden deze volledig dienen ontdaan te worden van eventuele aanwezige braamvorming. De aannemer dient in de eerste plaats de kwaliteit van het aangeleverd materiaal te verzekeren, dus braamvrij. Het niet verwijderen of aanwezig zijn van deze braamvorming kan tot aansprakelijkheidsstelling leiden. Het is wenselijk om steeds een kleine voeg te voorzien aan de aansluiting tussen de bovenzijde van de boordsteen en het aanliggende element verharding om hetzij tijdens het aftrillen van de bestrating, hetzij bij eventuele zettingen schade te voorkomen. 1.2.1.1. Materialen Wordt aangevuld als volgt: trottoirbanden (IB) afkomstig van de opbraak. 1.2.1.2. Uitvoering De trottoirbanden zijn van het type: IE, IA, IB en ID4 volgens 3-32.1. De trottoirbanden worden op een de schraal betonfundering geplaatst met een minimum dikte van 15 cm en een overbreedte van 15 cm aan de achterzijde van de trottoirbanden. De schraal betonfundering wordt verplicht tussen bekisting aangebracht en verdicht. Er wordt geen tolerantie in min toegestaan. Afmetingen van de stut in schraal beton en de opstand t.o.v. de rijweg/voetpad en/of watergreppel zijn weergegeven op de tekeningen. De trottoirbanden worden op de fundering geplaatst nadat op een uniforme wijze een laag cementmortel of zandcement op de fundering werd gespreid, zodanig dat de trottoirband volkomen draagt. Het legbed is maximaal 2 cm dik na plaatsing. Schraalbetonfundering: zowel fundering als stut dienen te voldoen aan de druksterkte gesteld in 5-4.9.1.2.E. Behoudens andersluidende aanduiding op de tekeningen dient de stut gebouwd tot op halve hoogte van de trottoirband met een breedte van 15 cm. Voegen zijn tussen de 3 en 6 mm en worden niet opgevoegd maar worden aan de achterzijde gesloten met cementmortel.
20150511_08233_Bestek
88/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
In de bochten worden rechte betonnen trottoirbanden gebruikt: zodra de straal 25 m overschrijdt voor de betonnen trottoirbanden die een breedte hebben > dan 0,25 m; zodra de straal 15 m overschrijdt voor de betonnen trottoirbanden die een breedte hebben tussen 0.15 m < x <= 0,25 m; zodra de straal 12 m overschrijdt voor de betonnen trottoirbanden die een breedte hebben van <= dan 0.15 m. Indien de lengte waarover de betonnen trottoirbanden worden geplaatst op een gedeelte van 1 m eindigt, zal, ten einde de juiste lengte te bekomen, gebruik gemaakt worden van één of meer betonnen trottoirbanden van ten minste 0,50 m. Het gebruik van kleinere stukken is niet toegestaan. Het op lengte zagen van de betonnen trottoirbanden dient begrepen in de eenheidsprijzen voor het plaatsen van trottoirbanden. De opnieuw te gebruiken betonnen trottoirbanden worden ofwel rechtgezet, verhoogd, verlaagd of verplaatst, ofwel op het werk gestapeld, volgens de aanduidingen van de afgevaardigde van de aanbestedende overheid. Betonnen trottoirbanden die onder een hoek tegen elkaar staan, worden nat in verstek gezaagd, zodat ze passend aansluiten en wel zodanig dat de voeg tussen beide trottoirbanden samenvalt met de bissectrice van de hoek. (verstek = twee zaagsneden) Voor het in verstek zagen is een afzonderlijke post in de meetstaat voorzien. Indien mogelijk wordt verplicht gebruik gemaakt van prefab-hoekstukken. Hiervoor is een afzonderlijke post in de meetstaat voorzien. Kantstenen (ingegraven trottoirbanden) worden niet opgevoegd en worden ongeveer 0.50 cm onder het niveau van de opgesloten verharding geplaatst. Verzonken trottoirbanden worden geplaatst met een opstand van 2 cm. 1.2.2. Meetmethode voor hoeveelheden De post trottoirbanden in de meetstaat is opgesplitst per type en per rechte of boogvormige trottoirbanden. Bij de post boogvormige trottoirbanden zijn uitsluitend de effectief geplaatste gebogen boordstenen te verrekenen. De overige zijn te rekenen als rechte boordstenen. De in verstek gezaagde trottoirbanden behelzen twee zaagsnede per afgewerkte hoek. De prefab-hoekstukken worden per stuk gemeten. 3. KANTSTROKEN EN WATERGREPPELS 3.6. Kantstroken en straatgoten in betontegels (toegevoegd artikel) 3.6.1. Beschrijving Kantstroken en straatgoten in betontegels omvatten: het plaatsen van de betontegels 300x150x70 mm; de werken die van voornoemde werken afhangen of ermede samenhangen zoals: in voorkomend geval, het vooraf wegwerken van de oneffenheden van de fundering; het vooraf verwijderen van alle plassen en ongewenste materialen van het oppervlak;
20150511_08233_Bestek
89/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
het aanbrengen van een fundering van zandcement; in voorkomend geval, het opvoegen van de kantstrook en/of de straatgoot.
3.6.1.1. Materialen De materialen zijn: betontegels volgens 3-23.3.; zand voor metselmortel volgens 3-6.2.10.; cement volgens 3-8.; hulpstoffen en toevoegsels voor mortel en beton volgens 3-20.; aanmaakwater volgens NBN B 15-102. 3.6.1.2. Kenmerken van de uitvoering 3.6.1.2.A. PROFIEL De toleranties in min en in meer op de meetkundige kenmerken van het lengteprofiel, afgeleid van het lengteprofiel van de weg op de plannen, zijn 1 cm. De dwarshelling wordt aangegeven in de aanbestedingsdocumenten, zo niet bedraagt ze in regel 2 %. 3.6.1.2.B. VLAKHEID De oneffenheden zijn niet groter dan 4 mm. 3.6.1.3. Wijze van uitvoering De kantstroken en straatgoten worden geplaatst in halfsteensverband volgens de aanduidingen op het type dwarsprofiel. De betontegels worden geplaatst op een fundering van schraal beton volgens 5-4.11. met tussenplaatsing van een laag cementmortel van 2 cm dikte. De voegen tussen de betontegels zijn tussen 3 en 5 mm breed; na het vaststampen worden de voegen volledig gevuld dood inwassen van een dunne cementbrij. Het herstellen van de bestaande, aan te passen weggoten, aan te duiden door de afgevaardigde van de aanbestedende overheid omvat o.a. volgende werkzaamheden: opbreken en reinigen van de greppelstenen; indien nodig eveneens de schraalbetonfundering; herplaatsen van de herbruikbare stenen; leveren en plaatsen van de ontbrekende stenen; inwassen van de voegen met een dunne cementbrij. 3.6.2. Meetmethode voor hoeveelheden De hoeveelheden worden vastgesteld in m. De straatkolken e.d. worden niet afgetrokken. 3.6.3. Controles De controle van de voegbreedte gebeurt met een gekalibreerd mes.
20150511_08233_Bestek
90/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
STREETLINE BANDEN (toegevoegd artikel) Het betreft het leveren en plaatsen van streetline banden met afmetingen 1.00 x 0.50 x 0.20 m. Kleur: grijs
Een technische fiche wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het bestuur.
20150511_08233_Bestek
91/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
HOOFDSTUK 9 ALLERHANDE WERKEN 1. ZANDCEMENT - GRANULAATCEMENT Is volgens SB 250 versie 3.1. met volgende aanvullingen en/of wijzigingen De aanvulling van bouwputten voor plaatselijke elementen is begrepen in het bouwen en/of plaatsen van het element. 1.1.2. Uitvoering 1.1.2.1. Samenstelling van het zand- of granulaatcement Voor deze mengsels wordt een voorstudie uitgevoerd. De mengsels zelf dienen gecertificeerd te zijn. 1.2. Meetmethode voor hoeveelheden De meetmethode voor hoeveelheden is enkel van toepassing voor geschikt maken van de zate van de ophoging/baanbed en uitgraving en wordt gerekend in m³. De overige hoeveelheden vinden hun toepassing bij: a) fundering en/of omhulling van de buizen: de hoeveelheden worden gerekend in m. Ze wordt voorzien in post “0701.3vxyz: Fundering van zandcement/ granulaatcement volgens 9-1” en/of 0701.4vxyz: omhulling met zandcement/ granulaatcement volgens 9.1.”; b) fundering en omhulling van rioolaansluitingen worden gerekend in m. Ze wordt voorzien in post “0705.8vxyz: Meerprijs voor de fundering en omhulling met zandcement/ granulaatcement volgens 9-1”; c) onder geprefabriceerde inspectieputten: het zandcement/ granulaatcement is begrepen in de prijs van de put; d) straatkolken: het zandcement/ granulaatcement is begrepen in de prijs voor het plaatsen van de straatkolk; e) fundering voor verhardingen: de hoeveelheden worden vastgesteld in m² en wordt voorzien in post “0504.070yz: Fundering van zandcement/granulaatcement volgens 5-4.7”; f) fundering voor lijnvormige elementen: de hoeveelheden worden vastgsteld in m en wordt voorzien in post “0504.071yz. 1.3. Controles Het zandcement/granulaatcement wordt onderworpen aan vaksgewijze a posteriori uitgevoerde technische keuringen. De vakken worden afgebakend volgens de aanduidingen in de aanbestedingsdocumenten. (Bij ontstentenis van die aanduidingen wordt één vak per 200 m³ genomen of volgens de gegevens van 2-9). 1.3.2. Controle van de druksterkte Het vervaardigen van de proefstukken dient altijd tegensprekelijk op de werf te gebeuren door een erkend onafhankelijk labo en is ten laste van de aannemer.
20150511_08233_Bestek
92/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
2. SCHRAAL BETON Is volgens SB 250 versie 3.1. met volgende aanvullingen en/of wijzigingen: Aanvullingen van bouwputten voor plaatselijke elementen dienen begrepen te zijn in het bouwen of plaatsen van het element. 2.1.1. Materialen Voor deze mengsels wordt een voorstudie uitgevoerd. De mengsels zelf dienen gecertificeerd te zijn. 2.2. Meetmethode voor hoeveelheden De meetmethode voor hoeveelheden is enkel van toepassing voor geschikt maken van de zate van de ophoging/baanbed en uitgraving en wordt gerekend in m³. De overige hoeveelheden vinden hun toepassing bij a) fundering van de buizen: de hoeveelheden worden vastgesteld in m en wordt voorzien in post “0708.50xyz; b) onder geprefabriceerde inspectieputten: het schraal beton is begrepen in de prijs van de put; c) straatkolken: het schraal beton is begrepen in de prijs voor het plaatsen van de straatkolk; d) fundering voor verhardingen: de hoeveelheden worden vastgesteld in m² en wordt voorzien in post “0504.110yz: Fundering van schraal beton volgens 5-4.11”; e) fundering voor verhardingen: de hoeveelheden worden vastgesteld in m² en wordt voorzien in post “0504.120yz: Fundering van drainerend schraal beton volgens 5-4.12”; f) fundering voor lijnvormige elementen: de hoeveelheden worden vastgsteld in m en wordt voorzien in post “0504.111yz: Fundering en stut van schraal beton voor lijnvormige elementen volgens 5-4.11.”. 2.3. Controles Het schraal beton wordt onderworpen aan vaksgewijze a posteriori uitgevoerde technische keuringen. De vakken worden afgebakend volgens de aanduidingen in de aanbestedingsdocumenten. (Bij ontstentenis volgens de gegevens van 2-9). 20. REGIEWERKEN Is volgens SB 250 versie 3.1. met volgende aanvullingen en/of wijzigingen: 20.1. Beschrijving Volgens de aard van de ingezette middelen worden onderscheiden: arbeidsprestaties; gebruik van materieel; vervoer van materiaal verder dan 15 km buiten de grenzen van de bouwplaats. 20.2. Meetmethode voor hoeveelheden Arbeidsprestaties, het gebruik van materieel en signalisatievoertuigen worden gemeten per effectief gepresteerd uur op de bouwplaats.
20150511_08233_Bestek
93/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Voor regiewerken: voor de uurlonen: in de prijs van de gepresteerde werkuren moeten alle kosten voor het ingezette personeel begrepen zijn; voor de vrachtwagens en ander materieel: in de prijs van de vrachtwagen-uren en andere voertuigen moeten de kosten huur, het verbruik, de lonen voor de chauffeur, de algmene kosten en winst, taksen verzekeringen, onderhoud enz begrepen zijn; Het vervoer verder dan 15 km buiten de grenzen van de bouwplaats wordt gemeten in tonkilometer (tonkm). Dit in tegenstelling met standaardposten. 22. VERHOGEN OF VERLAGEN VAN KELDERGATEN EN VERLUCHTINGSGATEN (toegevoegd artikel) 22.1. Beschrijving Daar waar het nodig is, ingevolge wijzigingen van het profiel van de weg, worden de keldergaten verhoogd of verlaagd volgens de aanduidingen van de afgevaardigde van de aanbestedende overheid. De aannemer verstaat zich hiervoor met de eigenaar. Wanneer het nodig blijkt laat hij een tegensprekelijke plaatsbeschrijving opmaken van de schade aan de keldergaten die voor de aanvang van de werken bestond. De aannemer is alleen en uitsluitend ten volle verantwoordelijk voor de schade, door de werken veroorzaakt aan de keldergaten, zelfs voor schade te wijten aan het uitvoeren van bevelen, door de aanbestedende overheid gegeven. In geen geval komt de aanbestedende overheid tussenbeide wanneer moeilijkheden zouden ontstaan tussen de aannemer en de eigenaars. De aanbestedende overheid wijst dan ook alle verantwoordelijkheid van de hand. De werken omvatten: het eventuele grondwerk voor het vrijmaken van de deksels en/of roosters vlg 4-3; het terug aanvullen zal gebeuren met zand 3-6.2.2.; het omzichtig opbreken van de deksels en/of roosters vlg. 4-1.1.25.; het aanpassen van het regelingsmetselwerk en/of betonrand vlg 9-4 of 9-3.; de cementering vlg 9-6.; de bescherming vlg 9-7.; het terugplaatsen en stellen van de deksels en/of roosters op dezelfde hoogte van de aangrenzende verharding. Verluchtingsgaten hebben een maximale afmeting van 0,50 m x 0,50 m. (leveren van materialen: enkel metselstenen; rooster en omlijsting zijn ten laste van de eigenaar) 22.2. Meetmethode voor hoeveelheden De keldergaten worden per stuk opgemeten. De verluchtingsgaten worden per stuk opgemeten.
20150511_08233_Bestek
94/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
24. PLAATSEN VAN STRAATMEUBILAIR. (toegevoegd artikel) 24.1. Beschrijving Het plaatsen van straatmeubilair behelst in voorkomend geval o.a.: het grondwerk voor de bouwput; het plaatsen van de bodemhuls; het plaatsen van betonelementen als fundering voor zitbanken en vuilnisbakken; het plaatsen van de paal;, fietsbeugel, e.a.; in het ondergrondse gedeelte van de benen worden gaten voorzien waardoor staafjes in staal (diam. 10 mm, lengte min 100 mm) worden gestoken. Het geheel wordt verankerd in ter plaatse gegoten betonnen voet (min diam. 200 mm, min. hoogte 300 mm) welke volledig door de bestrating wordt afgedekt; alle nodige werken voor een goede uitvoering. Meetmethode voor hoeveelheden Het straatmeubilair voorzien in het ontwerp worden geleverd via het raamcontract stad Antwerpen voor straatmeubilair, na afroep door de aannemer. Hiervoor wordt een post met voorbehouden som voorzien in de meetstaat “leveren van straatmeubilair”. Deze som mag niet gewijzigd worden. De algemene kosten voor plaatsing en winst voor het leveren van het straatmeubilair vermeld in bovenstaande post is in een afzonderlijke post te voorzien “plaatsen van straatmeubilair” en wordt uitgedrukt in VH per stuk . Deze post geldt alleen voor het straatmeubilair en kan niet worden toegepast bij prijsverantwoordingen voor andere posten. 26. WACHTKOKERS VOOR NUTSLEIDINGEN (toegevoegd artikel) 26.1. Beschrijving Het plaatsen van de wachtkokers voor leidingen van openbaar nut omvat: de uitgraving van de sleuf; de fundering en omhulling van zandcement; het plaatsen van de wachtkokers; de nylon trekdraad in de buizen; het afdichten van de buisuiteinden; de aanvulling van de sleuf met zand 3-6.2.2.; de werken die van voornoemde werken afhangen of ermee samengaan zoals: het drooghouden van de sleuf; de instandhouding van de sleuf; de ongeschonden bewaring, de eventuele verlegging en terugplaatsing van kabels en leidingen; de verwijdering, het vervoeren en het wegbrengen van materialen; de levering, het vervoeren en het aanbrengen van materialen. 26.2. Materialen De materialen zijn: zand 3-6.2.2.;
20150511_08233_Bestek
95/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
zandcement volgens 9-1.; buizen en hulpstukken zijn in PVC volgens 3-24.4.2., reeks 20; afdichtingsringen volgens 3-25.2.1. 26.3. Uitvoering De dwarse PVC-wachtkokers worden geplaatst op een diepte van 60 tot 120 cm onder het maaiveld. De fundering en omhulling zijn met zandcement. De dikte van de fundering is 15 cm. De omhulling is tot 20 cm boven de buis. De overbreedte bedraagt 20 cm. Het lengteprofiel is rechtlijnig en horizontaal. Alle noodzakelijke grondwerken zijn vervat in de eenheidsprijs. In de regel worden de wachtscheden loodrecht op de wegas gebouwd. Min. 10 dagen vooraleer de aannemer overgaat tot het plaatsen van de wachtbuizen zal hij hiervan de projectingenieur verwittigen. De projectingenieur zal daarop een coördinatievergadering beleggen met de nutsmaatschappijen. Op deze vergadering zullen de plaatsen waar de kokers dienen geplaatst en hun diepteligging aangegeven worden. De wachtkokers dienen hetzelfde uitgevoerd als de riolering en afvoer van water aangelegd in een sleuf volgens 7-1.. De buizen worden zo geplaatst dat ze 0,50 m verder reiken dan de trottoirbanden en/of straatgoten. De uiteinden van de buizen worden afgedekt met een afdekkap. Door de buizen wordt een nylonkoord aangebracht met een dikte van 6 mm. Dit koord wordt naar het maaiveld gebracht en bevestigd aan een betonnen paal 15 cm x 15 cm en met een lengte van 0,30 m waarin hiertoe een opening is uitgespaard van 15 mm diameter. Deze paal wordt naast het voetpad of naast de trottoirbanden en/of straatgoten geplaatst. De aannemer maakt een plan op waarop alle wachtkokers zijn aangegeven en met maatcijfers vastgelegd t.o.v. vaste punten zoals woningen, onderzoekschouwen, straatkolken, enz. Dit plan wordt in drie exemplaren overgemaakt aan het opdrachtgevend bestuur en in één exemplaar aan de ontwerper. De aannemer is verplicht tijdens de waarborgtermijn op aanvraag van de aanbestedende overheid de geplaatste wachtkokers aan te duiden. Elke koker die niet kan gevonden worden zal door de aannemer op zijn kosten dienen uitgevoerd door onderboring. 26.4. Meetmethode voor hoeveelheden De werkelijke lengte (aslengte) der wachtkokers wordt gemeten met vermelding van de diameter. Al de bovenvermelde werken dienen in de prijs per m van de buizen begrepen te zijn. 27. VERFWERKEN (toegevoegd artikel) De nieuwe gietijzeren straatkolken en putrandramen met bijhorend deksel, desgevallend de onderdelen worden op het hele binnen- en buitenoppervlak voorzien van een primaire verflaag, een grondlaag en één deklaag. Alvorens de deklaag aan te brengen worden gebeurlijk aanwezige roestvlekken verwijderd, het metaal wordt blank gemaakt met hamer, beitel en staaldraadborstel, waarna opnieuw
20150511_08233_Bestek
96/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
een primaire verflaag en een grondlaag worden aangebracht. 27.1. Meetmethode voor hoeveelheden. Voor zover er geen afzonderlijke posten voorzien zijn in de opmetingsstaat zijn de kosten voor het schilderen begrepen in de eenheidsprijs en/of totale prijs van de respectievelijke constructies en/of te plaatsen materialen. 28. PLAATSEN VAN PICTOGRAM ANDERSVALIDEPLAATS (toegevoegd artikel) 28.1. Beschrijving Deze groot-formaattegels geven een aanduiding van een parking voor mindervaliden. Ze worden zo opgevat dat de markering blijvend en duurzaam is. Afmetingen: Lengte 880 mm Breedte 880 mm Dikte 110 mm De buitenranden zijn afgeschuind 10 x 10 mm. De tegels zijn licht gewapend. De blauwe achtergrondbeton en witte beton voor de tekening hebben een dikte van ongeveer 15 mm en zijn door middel van een voeg van elkaar gescheiden. Er wordt een perfecte hechting verzekerd tussen de onderlagen en de zichtbare beton. Het beton van de onderlaag is samengesteld uit grind of harde kalksteen, zand, cement, water, hulp- en toeslagstoffen en lichtecht blauw kleurpigment op basis van kobaltblauw (minimum 5% van het cementgewicht). De witte lijnen in de zichtlaag zijn samengesteld uit kwartsgranulaten met korrelgrootte maximum 4 mm, witte cement, water, hulp- en toeslagstoffen en titaandioxyde. Het titaandioxyde wordt toegevoegd à rato van minimum 8 % van het cementgewicht. 28.2. Uitvoering Volgens aanduiding plannen en detailtekening.
20150511_08233_Bestek
97/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
HOOFDSTUK 10 SIGNALISATIE De bepalingen van het SB 250 worden aangevuld met volgende bepalingen. 3. OVERIGE TECHNISCHE BEPALINGEN INZAKE SIGNALISATIE EN WERFSIGNALISATIE 3.1. Verhouding bestaande signalisatie/werfsignalisatie Waar nodig wordt de bestaande signalisatie tijdelijk afgedekt en later terug in oorspronkelijke staat gebracht. Het afdekken van bestemmingen op weg- en voorwegwijzers met tape wordt enkel toegelaten op voorwaarde dat na gebruik de lijmresten worden verwijderd en de tape het bestaand bord niet beschadigt. Bij beschadigingen aan bestaande signalisatie - in welke staat dat ze bij de aanvang van de werken ook verkeerden - wordt deze door de aannemer op zijn kosten vervangen door nieuwe door hem te leveren en te plaatsen. De afdekking bestaat uit weerbestendig materiaal en maakt het bord voor 100 % onherkenbaar. 3.2. Materialen en afmetingen inzake werfsignalisatie De signalisatie van werken voldoet aan de voorschriften van het Ministerieel Besluit van 07.05.1999 (BS 21.05.1999) betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg. Zijn eveneens van toepassing: 1. het KB van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer met al de latere aanvullingen en wijzigingen 2. het ministerieel rondschrijven van 14 november 1977 betreffende de plaatsing van verkeerstekens met al de latere aanvullingen en wijzigingen; 3. het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimum afmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald met al de latere aanvullingen en wijzigingen. 3.3. Lichten van de signalisatie en werfsignalisatie 3.3.1. Algemeen Wordt aangevuld met: Elektrische signalisatie (knipperlichten," dagslapers, "lopend licht", “mini max"e.a.) Signalisatie werkend op batterijen De aannemer dient steeds op de plaatsen opgelegd door de opdrachtgever en het bedrijf lokale politie, verkeerspolitie knipperlichten te installeren. Die lampen dienen, naargelang het toepassingsgebied, voorzien te zijn van een rode of een gele lens en dienen continu of met korte intervallen te branden. De knipperlichten mogen uitgerust zijn met een lichtgevoelige cel, zodat zij enkel werken bij duisternis. De aannemer doet steeds het noodzakelijke om tijdig de batterijen te vervangen en staat in voor de verwijdering van de oude batterijen naar een erkende verwerkingseenheid.
20150511_08233_Bestek
98/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Signalisatie werkend op het elektriciteitsnet Het staat het de aannemer vrij de keuze van de voeding van de signalisatie te bepalen. De spanning van deze verlichting is altijd maximum 24 Volt. De aannemer dient de installatie aan te leggen volgens de geldende eisen van ARAB en AREI. Hij staat ook in voor de levering van een veiligheidstransformator in een waterdichte kast. Deze kast, die reglementair geaard is, wordt in de onmiddellijke nabijheid van de aansluiting op het elektriciteitsnet geplaatst. De installatie (kast en verlichting) dient steeds gekeurd door een erkend keuringsorganisme (zelfs bij een particuliere aansluiting). De verdere overspanningen van draden moeten boven de voetpaden op minimum 3 m hoogte en over de rijweg op minimum 6 m (laagste punt) opgehangen worden. Indien bestaande luchtlijnen zouden gekruist worden (bv. bovenleidingen voor spoorvoertuigen, elektriciteits-, telefoon-, distributieleidingen, …) dient hiervoor advies en toestemming te worden gevraagd aan de verantwoordelijke beheerders. Wanneer de draden die deel uitmaken van de overspanning de rijweg kruisen dienen deze te worden opgehangen aan een spankabel uitgevoerd in een niet rekbaar roestvrij materiaal teneinde geen treklast op de kabels zelf uit te oefenen. De kosten voor keuring door het erkend keuringsorganisme en de aansluiting op het elektriciteitsnet zijn ten laste van de aannemer. De aanvraag voor deze aansluiting en het laten ontkoppelen ervan dient tijdig aangevraagd. De aannemer doet steeds het noodzakelijke om de veiligheid van de installatie te waarborgen. 3.3.5. Mobiele verkeerslichten Tenzij uitdrukkelijk vermeld in het bestek zijn de eventuele wijzigingen aan de verkeerslichten, zowel wat infrastructuur als eventuele wijzigingen aan de programmatie van de verkeersregelaar betreft, ten laste van het opdrachtgevend bestuur. Het plaatsen van een bijkomende tijdelijke installatie op de werf zelf (bijvoorbeeld voor het beurtelings eenrichtingsverkeer) is echter ten laste van de aannemer. De aandacht van de aannemer wordt er in het bijzonder op gevestigd dat verkeerslichten, niet voorzien van de "groen - groen" en "defecte rechtse rode lamp beveiliging" niet aanvaard worden. Deze tijdelijke opstelling dient te worden uitgevoerd volgens het door de aanbestedende overheid overgemaakt werkingsdiagram en veiligheidsmatrix. 3.7. Betaling werfsignalisatie Alle kosten voor de uitvoering van de definitieve signalisatie- en wegomleggingplannen worden verrekend in de voorziene posten van de opmetingsstaat met inbegrip van de verplaatsingen tgv de voorziene fasering van de werken. 4. WERFSIGNALISATIE: OPSTELLING 4.1. Gemeenschappelijke bepalingen Wordt aangevuld met:
20150511_08233_Bestek
99/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Werkzone en werfzone Hoewel niet rechtstreeks behorende tot de werfzone zijn de voorschriften van dit bestek en het standaardbestek ook van kracht op de bij deze werken horende signalisatie van wegomleggingen, aankondigingsborden en borden ter aanduiding van de bouwplaats. Algemeen wordt gesteld dat de signalisatie die geplaatst dient te worden zal bestaan uit: a) signalisatie op de werkzone zelf; b) signalisatie op de werfzone zelf: de voorsignalisatie; de eigenlijke werfsignalisatie; signalisatie ten behoeve van de veiligheidszones voor fietsers en voetgangers langs de werfzone; het plaatsen van de werfafsluiting is verplicht tussen werfzone en voetpadgedeelte met een hoogte van 1.00 m. De aannemer moet zorgen voor goed gesignaleerde toeritten en uitgangen van zijn werfzone. Het plaatsen van deze werfafsluiting is mee te voorzien in de posten voor het plaatsen van de signalisatie. Deze werfafsluiting is mee te voorzien in de posten voor het plaatsen van signalisatie. c) signalisatie buiten de werfzone, bestaande uit: de aanduiding van omleidingswegen voor voertuigen, fietsers, voetgangers en openbaar vervoer. Deze omleidingswegen volgen niet noodzakelijk hetzelfde traject; signalisatie voor de plaatselijke bereikbaarheid, zoals het aanbrengen van borden “Handelaars bereikbaar” of (Handelaars bereikbaar via ….) d) de aankondigingsborden; e) de borden ter aanduiding van de bouwplaats. Deze opsomming is niet beperkend. Het plaatsen van de werfafsluiting is verplicht tussen werfzone en voetpadgedeelte met een hoogte van 1.00 m. De aannemer moet zorgen voor goed gesignaleerde toeritten en uitgangen van zijn werfzone. Het plaatsen van deze werfafsluiting is mee te voorzien in de posten voor het plaatsen van signalisatie van de opmetingsstaat. 4.1.2. Verantwoordelijke signalisatie De aannemer zal de hem opgelegde signalisatie volledig opstellen, onderhouden en eventueel herstellen. Alle herstellingen dienen onmiddellijk uitgevoerd, dit is binnen de twee uur na melding aan de aannemer. Bijzondere aandacht moet worden gegeven aan het bord met naam en telefoonnummer van de verantwoordelijke voor de bebakening: dit bord moet duidelijk zichtbaar worden opgesteld en moet actuele gegevens dragen. De aannemer alleen blijft verantwoordelijk voor de instandhouding en de goede werking van de aangebrachte signalisatie. Er dient steeds een aanspreekpunt bereikbaar te zijn voor herstellingen en voor dringende onderhouds- en aanpassingswerken. Dat aanspreekpunt, met naam en telefoonnummer, wordt als “verantwoordelijke werfsignalisatie” voorbij het werk vermeld in het geel op zwarte
20150511_08233_Bestek
100/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
achtergrond, zoals bepaald in het M.B. betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg. 4.1.3. Bakens voor signalisatie op afstand en zijdelingse signalisatie De bakens voor langse bebakening, vermeld in het MB van 07.05.1999 worden bekleed met retroreflecterende folie van het type 3.a of 3.b.. 4.1.5. Werfaankondiging Het type aankondigingsbord is opgenomen in het bijzonder bestek van de werken. Het bord is volgens de bepalingen van art. 79. 4.1.6. Wegmarkeringen Tijdelijke markeringen (toegevoegd artikel) Indien het signalisatieplan melding maakt van aanpassing van markeringen, gelden volgende regels: indien bestaande markeringen moeten worden verwijderd dient dit te gebeuren met stralen, inbegrepen de nodige maatregelen ter voorkoming van schade aan voertuigen en hinder voor fietsers en voetgangers (toevoeging van water en/of afzuiging). Verder gelden de bepalingen van hoofdstuk 10-2.3.4.8. in dit verband; de aannemer dient in te staan voor de zichtbaarheid van de markeringen. Hij dient steeds de waarden, zoals bepaald in hoofdstuk 10-2.3.4, te waarborgen. 4.4 Werken van derde categorie 4.4.1 Werken die het verkeer sterk hinderen Wordt aangevuld met: de werkzone strekt zich uit over de volledige breedte van de straat, het verkeer wordt onderbroken.
4.4.1.A. KENMERKEN VAN DE WERFSIGNALISATIE (toegevoegd artikel) Bijkomend zijn volgende aanvullingen van kracht: De aannemer is verplicht een formulier bij te houden wat betreft het plaatsen van elk element van het signalisatieplan: in dit formulier staan steeds de datum en de plaats van het geplaatste, vervangen of verwijderd signalisatie-element vermeld. Dit formulier dient op verzoek aan de aanbestedende overheid overgemaakt te worden. De eventueel tijdelijk opgebroken verharding wordt na verwijdering van de paal degelijk hersteld; in ieder geval dient de aannemer het nodige te doen voor de stabiliteit van de verkeerstekens en hun bijbehoren. De aanbestedende overheid verkiest dat mits inachtneming van de bestaande signalisatie, verkeerstekens aan bestaande palen van verkeersborden en openbare verlichting aangebracht worden. De aannemer treft steeds de nodige maatregelen voor de zichtbaarheid van de werfsignalisatie (schoonmaken indien nodig). De aanbestedende overheid kan in bijzondere omstandigheden eisen dat boven het verkeersbord een knipperlicht wordt aangebracht.
20150511_08233_Bestek
101/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Steunpalen met een lengte van meer dan 30 cm zijn in metaal, als afwijking, kan toestemming verleend worden voor houten palen voor het bevestiging van de werfsignalisatie. Hekwerk: dit omvat 4 types, zoals verder in het bestek beschreven in punt 4.4.1.D. 4.4.1.B. HEKWERKEN (toegevoegd artikel) Het afsluiten van de straat gebeurt door het plaatsen van een combinatie van vaste en verwijderbare (rood - witte) hekwerken met dwarsregel, zoals bepaald in het ministerieel besluit van 7 mei 1999. De verplichte reflectoren worden bijkomend ondersteund door het gebruik van retroflecterende film type 3 voor de rood/witte vlakken zoals aangeduid op bijlage 4 “hekwerk Type 1” van het ministerieel besluit van 7 mei 1999. Indien dit hekwerk ook aanwezig blijft bij duisternis worden de nodige knipperlichten verplicht aangebracht. 4.4.1.D. AANVULLENDE BEPALINGEN (toegevoegd artikel) 1. Veiligheid voor de weggebruikers Kruispunten dienen zo vlug als technisch uitvoerbaar opnieuw te worden opengesteld voor het verkeer. Het afsluiten van kruispunten dient steeds vooraf besproken te worden met de opdrachtgever en het bedrijf lokale politie, verkeerspolitie. Steeds dienen de nodige maatregelen te worden genomen om de bereikbaarheid door voertuigen van de hulpdiensten (politie, brandweer, ziekenwagens enz.) te waarborgen. De nodige veiligheidsmaatregelen inzake doorgang voor voetgangers, inbegrepen personen met een handicap, worden door de aannemer genomen. Er wordt voorzien in een obstakelvrije en egale doorgangsruimte, aangepast aan de ter plaatse te verwachten voetgangersintensiteit. Sleuven voor huisrioolaansluitingen moeten voor het einde van de werkdag ter hoogte van de voetpaden worden gedicht. Voor de voetgangers worden steeds de nodige loopbruggen met leuningen boven sleuven aangebracht. Het verdient voorkeur de voetgangers en fietsers de rijbaan niet te laten oversteken, maar ze te begeleiden met bijvoorbeeld bakens parallel aan de werkzone.
Het te gebruiken type bakens of hekwerk is minstens van het type B. Na beëindiging van de dagtaak moeten de werfputten omringd worden met hekwerken type B, C of D en voorzien van een verlichting. Het trottoir dient begaanbaar te blijven voor de voetgangers met een minimum vrije doorgang van 1,50 m. Indien dit niet kan, moet voorzien worden in een afzonderlijke doorgang over de werf, die voldoet aan de hoger vermelde voorwaarden. De tekeningen zijn richtlijngevend. De aannemer dient de signalisatie steeds te plaatsen volgens de wetgeving en de doorgangsmogelijkheden voor voetgangers, fietsers en voertuigen. 2. Tijdelijke werfsignalisatie Bij het plaatsen van de verkeersborden voor stilstaan- en/of parkeerverbod, moeten de nummerplaten van de geparkeerde voertuigen genoteerd worden op een ter beschikking gestelde lijst, en vervolgens gefaxt of gemaild aan het bedrijf lokale politie, verkeerspolitie.
20150511_08233_Bestek
102/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Bij het plaatsen van verkeersborden E3 met onderbord, moeten de onderborden - indien van toepassing - nadien terug verwijderd worden (in samenspraak met de opdrachtgever en het bedrijf lokale politie, verkeerspolitie). Bij werken in fasen dient bij elke fase de bestaande signalisatie afgedekt en/of aangepast te worden. De signalisatie van de werken moet tot de plaatsing van de definitieve signalisatie aanwezig blijven. Het eenzijdig openstellen vóór deze plaatsing is niet toegelaten. Ingeval de definitieve signalisatie na de voorziene termijn nog niet is aangebracht, kan de aannemer na een week aanspraak maken op een vergoeding voor het verder gebruiken van zijn werfsignalisatie. Bij elke wijziging aan de werfsignalisatie tijdens de werken, moet het gewijzigde plan ter goedkeuring voorgelegd worden aan de aanbestedende overheid en de lokale politie, verkeerspolitie. 3. Varia Bij verkeerstechnische problemen kan de opdrachtgever of het bedrijf lokale politie, verkeerspolitie steeds andere of bijkomende beperkingen opleggen, dan deze voorzien in de huidige afspraken. Het vrijhouden van inrichtingen van openbaar nut (rioolmonden, sleutelmond gasleidingen van IGAO, straatpotten waterleidingen van AWW, brandmondkasten van Brandweer) is verplicht volgens artikel 10.4. van de Gemeentelijke bouw- en woningverordening. De bouwmaterialen dienen binnen de afsluiting van het werk te worden geplaatst of verwerkt (artikel 10.4 van de Gemeentelijke bouw- en woningverordening). Een bericht over de gewijzigde verkeerstoestand is - mits noodzakelijk geacht door de aanbestedende overheid - minstens twee dagen vooraf aan bewoners, handelaars en bedrijven te bezorgen. Een kopie van dat bericht moet worden gestuurd aan het bedrijf lokale politie, verkeerspolitie. Opmerking: Buiten de werfzone en/of voor de afbakening van de werf wordt het hekwerk type A niet toegelaten.
20150511_08233_Bestek
103/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
type A
type B
type C
type D
Opmerking hekwerk type A Het hekwerk type A mag wel gebruikt worden binnen een afgesloten werfzone (met een ander type hekwerk) waarbij het enkel bedoeld is ten behoeve van de mensen die op de werf aanwezig zijn en de gesignaleerde werken mogen maximaal drie opeenvolgende werkdagen in beslag nemen. Bij hekwerk type A mag er geen gebruik meer gemaakt worden van metalen staven (betonijzers), deze zijn te gevaarlijk voor voorbijgangers die er zich aan kunnen bezeren. Hekwerk type A wordt gemonteerd door middel van vierkante aluminium palen waar bovenaan een kunststoffen dop is aangebracht om snijranden af te dekken. Om afschuiven van het net tegen te gaan wordt het net bevestigd met colsonbandjes. Kunststoffen voeten zorgen voor extra stabiliteit. Het hekwerk type A mag nooit gebruikt worden buiten de werktijd van de aannemer en mag geen werfzone afbakenen waarbij het hoogteverschil tussen het werk en de plaats waar zich voetgangers, fietsers of bestuurders bevinden meer is dan 20 cm. Van de kleur van de panelen van de hekwerken type C zoals op de foto voorgesteld kan afgeweken worden.
20150511_08233_Bestek
104/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
HOOFDSTUK 11 GROENAANLEG EN GROENONDERHOUD 1. ALGEMENE BEPALINGEN 1.1. Algemene maatregelen inzake vermijden van bodemverdichting Bij alle werkzaamheden inzake groenaanleg of groenonderhoud wordt bodemverdichting vermeden. De bijzondere aandacht van de aannemer wordt gevestigd op de bepalingen van dit hoofdstuk. 2. GRONDBEWERKINGEN 2.2. Beschrijving 2.2.1. Diepspitten 2.2.7. Frezen 2.2.10. Egaliseren of effenen Alle toekomstige plant- en grasvakken worden geëffend. Na effening moet het terrein strak en goed aansluiten op de aanwezige verhardingen en gebouwen. 2.2.11. Rollen 3. VERWERKEN VAN BODEMVERBETERINGSMIDDELEN 3.1. Verwerken van eigenlijke bodemverbeteringsmiddelen 3.1.1. Beschrijving 3.1.1.1. Materialen Het betreft het verwerken van groencompost volgens 3-62.2 3.1.1.2. Uitvoering Dosering voor alle nieuwe plantvakken: 3 m³ groencompost/are, gelijkmatig te verspreiden. Dosering voor alle nieuwe grasvlakken: 1,5 m³ groencompost/are, gelijkmatig te verspreiden. Na het spreiden en inwerken (20 cm diep door middel van frezen) van de bodemverbeteringsmiddelen is de grond te effenen en te verkruimelen en eventueel te rollen. Het inbrengen van het groencompost moet minimaal twee weken voor het planten of zaaien te gebeuren. Bomen krijgen een extra gift van 50 liter fijne groencompost per plantgat te vermengen met de teelaarde van de plantput. 3.1.2. Meetmethode voor hoeveelheden De met bodemverbeteringsmiddelen verbeterde gronden worden opgemeten in vierkante meter. De hoeveelheid groencompost die verwerkt wordt, is in de eenheidsprijs te voorzien. Het effenen en verkruimelen dient begrepen te zijn in de eenheidsprijs leveren en plaatsen van teelaarde.
20150511_08233_Bestek
105/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
4. VERWERKEN VAN MESTSTOFFEN 4.1. Algemeen Het eventueel verwerken van de meststoffen dient te gebeuren bij de onderhoudswerken. Na advies van de bodemkundige dienst van België, zal bepaald worden welke bemesting eventueel noodzakelijk is. 4.2. Beschrijving 4.2.2. Uitvoering Op de grasmatten en/of plantvakken wordt eventueel een minerale bemesting aangebracht. Aard en hoeveelheid zal bepaald worden na het advies van de bodemkundige dienst. 6. AANLEG VAN GRAZIGE VEGETATIES EN GRASMATTEN 6.3. Aanleg van grasmatten door bezaaiing 6.3.1. Beschrijving
De aannemer staat in voor het afsluiten van de grasperken d.m.v. afsluitingen zodat de perken niet kunnen betreden worden en een degelijke grasmat verkregen wordt. De kosten hiervoor zijn te verrekenen in de aanlegprijs. 6.3.1.1. Materialen De materialen zijn zaden volgens 3-63.2.2. 6.3.1.2. Kenmerken van de uitvoering Dit artikel wordt aangevuld als volgt: De grasmatten worden aangelegd volgens de profielen op de tekeningen weergegeven. Rond een boom, aangeplant in een grasperk, wordt in teelaarde een gietkuil gevormd met een doormeter van 1.5 m en een diepte van 0.15 m. Deze wordt mee ingezaaid met het grasveld. Deze werken zijn begrepen in de eenheidsprijs van de aanleg van grasmatten. De zaaiwerken worden uitgevoerd nadat de aanplantingen van bomen door de groendienst van stad Antwerpen zijn uitgevoerd. 6.3.1.3. Wijze van uitvoering 6.3.1.3.A. BEWERKINGEN BIJ HET ZAAIEN Dit artikel wordt aangevuld met volgende specificatie: het aandrukken van de grond, zodanig dat bij het betreden de voetindrukken niet dieper zijn dan 0.5 cm. het gelijkmatig verdelen van het zaad, met inachtneming van de voorgeschreven dosis per oppervlakte-eenheid van 3 kg/100 m²
20150511_08233_Bestek
106/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
6.3.1.3.B. BEWERKINGEN NA HET ZAAIEN De bewerkingen na het zaaien omvatten de eerste twee maaibeurten en het afranden bij de tweede maaibeurt. Deze bewerkingen zijn begrepen in de aanlegprijs. Alle maaibeurten omvatten de werken gesteld in het SB 250 en aangevuld met de beschrijving volgens 11-13.2. 6.3.2. Meetmethode voor hoeveelheden De aangelegde grasmatten worden opgemeten in m². 8. AANLEG VAN HOUTACHTIGE VEGETATIES Het aanplanten van nieuwe bomen zit niet in deze aanneming inbegrepen. Deze werken worden uitgevoerd door de groendienst van stad Antwerpen in coördinatie met de bestratingswerken. De aannemer houdt hiermee rekening tijdens de uitvoering van zijn werken en opmaak planning.
20150511_08233_Bestek
107/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
HOOFDSTUK 15 MINDER HINDER
GEDRAGSCODE BIJ INFRASTRUCTUURWERKEN VOOR HET DRAAGLIJK MAKEN VAN DE HINDER (In onderhavig hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de te nemen maatregelen in het kader van ‘Minder-Hinder’ bij openbare werken. De bepalingen in voorgaande hoofdstukken blijven evenwel onverminderd en in eerste lijn van kracht bij eventuele discrepantie tussen beide.) 1. INLEIDING Riolerings- en bestratingswerken geven altijd een zekere hinder en zijn niet altijd populair omwille van deze hinder. Het is dus zeer belangrijk dat het opdrachtgevend bestuur samen met alle partners op het terrein begrip tonen voor de belangen en de bezorgdheden van de omwonenden en gebruikers. De klemtonen liggen op een zorgvuldige voorbereiding en een adequate communicatie van het project. Heel belangrijk is ook de houding van de uitvoerders op de werf. Omdat het veel gemakkelijker is zijn gedrag te bepalen als de normen zijn vastgelegd, wordt in dit hoofdstuk een "Gedragscode bij de uitvoering van riolerings- en bestratingswerken" vastgelegd. Deze gedragscode is bindend. In samenspraak met de projectingenieur kunnen afwijkingen en aanpassingen worden toegestaan. Door het toevoegen aan het lastenboek van een aantal bepalingen omtrent werkorganisatie, bereikbaarheid en signalisatie moet de hinder bij riolerings- en bestratingswerken tenslotte een stuk draaglijker worden (zie ook verder in de bestekbeschrijving). 2. ALGEMEEN 2.1. Werkmethode De aannemer dient zijn werf dusdanig te organiseren dat de hinder voor aangelanden en verkeer tot een minimum beperkt blijft. Het STOP-principe wordt hierbij als leidraad gebruikt. Volgens dit principe geeft de stad – in deze volgorde – de prioriteit aan Stappers, Trappers, Openbaar vervoer en Privaat vervoer. Veiligheid en comfort van de voetganger zijn dus de norm en extra aandacht wordt besteed aan de mobiliteit van personen met een handicap. De aannemer zal zich, conform het bestek, strikt houden aan de goedgekeurde planning. De werkfases dienen in elk geval zo opgevat te worden dat opbraak en aanleg van riolering, vervangen en aanleggen van rioolaansluitingen en herstel of aanleg van de bestrating als één aaneengesloten geheel vorderen. Eens de werken zijn aangevangen, moet non-activiteit op de werken absoluut vermeden worden (behoudens weersverlet), zeker als wegen moeten worden afgesloten, verkeersbelemmeringen kunnen optreden of handelszaken betrokken zijn. De opslag van materialen op de openbare weg of terreinen moet beperkt worden tot de hoogst noodzakelijke termijn en oppervlakte. Om wegspoelen, wegwaaien en verschuiven van losse materialen (opbraak, uitgegraven gronden,…) te vermijden, dienen deze in kleine of grote recipiënten te worden opgeslagen. Het openbaar domein wordt op verzoek van de
20150511_08233_Bestek
108/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
projectingenieur onmiddellijk ontruimd. Alle materialen en materieel dienen binnen de afgebakende werfzone te worden ondergebracht. De aannemer houdt zich nauwgezet aan het door de politie goedgekeurd signalisatieplan met de opgelegde faseringen en de erbij horende onderrichtingen. Enkel in goede staat verkerende signalisatie en werfafsluiting mag worden gebruikt. De werfzone en de werfafsluitingen mogen niet voor commerciële doeleinden gebruikt worden tenzij mits uitdrukkelijke toestemming en onder voorwaarden van de stad Antwerpen. Algemeen gesproken dienen de werken een ordelijk verloop te kennen. De aannemer zorgt voor een geordende en nette werf met correcte stapeling van materialen en opstelling van machines. Op het einde van de werkdag zorgt de aannemer voor een veilige en propere werf. Bovendien doet de aannemer al het nodige om stofvorming en modder te bestrijden en te voorkomen. 2.2. Materieel De aannemer zal enkel materieel gebruiken dat aangepast is aan de lokale omgeving en de grootte van de opdracht. Hierbij gaat de aandacht vooral uit naar: grootte van het materieel; geluidshinder en trillingen (bv. gebruik trilwals); uitscheiding van uitlaatgassen (bv. stationair draaiende voertuigen, gebruik dieselgeneratoren,…); stofhinder, plasvorming of modder; verplicht nat zagen; wendbaarheid (o.a. van de voertuigen); mogelijk risico voor de burger; mogelijk risico voor schade aan eigendommen; alle materiaal en materieel moet binnen de werfzone opgeslagen worden, zoniet dient deze duidelijk en cfr. de reglementering gesignaleerd worden. 2.3. Onderaannemers De aannemer zal alle onderaannemers opdracht geven zich te houden aan de voorwaarden van het bestek en is verantwoordelijk voor het al dan niet naleven van de gestelde eisen door de onderaannemers. 3. COMMUNICATIE 3.1. Werknemers De werknemers van de aannemer moeten een identiteitsbewijs kunnen voorleggen. Bovendien moeten zij herkenbaar zijn door een identificatie op hun bovenkledij of hoofddeksel. Conform de gedragscode voor personeelsleden van de stad Antwerpen, zullen zij tegenover iedereen op en langs de werken en onder alle omstandigheden, handelen met beleefdheid en respect. De projectingenieur kan elke werknemer die zich niet houdt aan de opgelegde gedragscode van de werf laten verwijderen. Op de werf dient steeds minstens één werknemer aanwezig te zijn die het Nederlands machtig is.
20150511_08233_Bestek
109/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
3.2. Verzoeken en klachten De aannemer duidt een verantwoordelijke aan tot wie de omwonenden en gebruikers zich kunnen richten met eventuele verzoeken en klachten. De contactgegevens, waaronder een bereikbaar telefoonnummer, van de verantwoordelijke worden gecommuniceerd aan de omwonenden via een brief in de brievenbus. De aannemer houdt rekening met alle redelijke verzoeken aangaande werfhinder van de bevolking. Indien er op een verzoek niet kan worden ingegaan, wordt deze beslissing gemotiveerd aan de betrokkene overgemaakt door de aanbestedende overheid of de aannemer. Dit draagt bij tot wederzijds begrip tussen de partijen. Verzoeken waarop niet kan worden ingegaan, alsook alle mondelinge en schriftelijke verzoeken en klachten die de aannemer ontvangt, worden binnen de 24 uur doorgegeven aan de projectingenieur. De werfvergaderingen kunnen gestart worden met een vast item over vragen omtrent hinder. Hier worden alle vragen en opmerkingen besproken en oplossingen afgetoetst aan de mogelijkheden zowel verkeerstechnisch als uitvoeringstechnisch. Dit voorkomt dat de aannemer continu bezig moet zijn met het beantwoorden van vragen en opmerkingen. Het voorkomt ondoordachte handelingen/beslissingen om toch maar “ goed te doen”. 3.3. Informatieverstrekking De aannemer communiceert niet met de pers zonder voorafgaandelijk overleg met het bestuur. De stad zal op diverse wijzen de bevolking inlichten omtrent de vooruitgang der werken. De aannemer zal hieraan zijn medewerking verlenen en zal ten minste 6 weken voor de start der werken onder meer schriftelijke informatie aangaande de gedetailleerde timing van de verschillende bouwfases en betreffende de omleidingen verschaffen. Indien een infovergadering wordt georganiseerd, zal de aannemer hierop aanwezig zijn. De aannemer brengt de bewoners via een brief in de brievenbus op de hoogte van gepersonaliseerde hinder (bv. verminderde bereikbaarheid woonst, handelspand, garages, ...). De projectingenieur ontvangt een kopie van deze brief. Alle foto- en beeldmateriaal dat de aannemer maakt voor eigen gebruik, zal hij rechtenvrij en kosteloos ter beschikking stellen van de stad Antwerpen. Dit geldt eveneens voor projectmateriaal zoals technische, economische of projectorganisatorische informatie. 3.4. Crisiscommunicatie Bij crisissituaties (bv. ongeval op de werf, waterlek, protestactie,…) of onverwachtse wijzigingen van de goedgekeurde planning, fasering of wegomlegging informeert de aannemer onmiddellijk de projectingenieur. Crisissituaties en onverwachtse wijzigingen worden ook steeds op de eerstkomende werfvergadering besproken of direct indien de situatie dit vereist.
20150511_08233_Bestek
110/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
3.5. Overleg 3.5.1. Startvergadering De stad Antwerpen belegt ten spoedigste een startvergadering na kennisgeving van de gunning aan de aannemer. Hierop worden de projectingenieur, de communicatieverantwoordelijke, de aannemer, de exploitanten van de nutsmaatschappijen en andere betrokken technische partners uitgenodigd. De aannemer of zijn afgevaardigde dient hierop aanwezig te zijn. Op deze vergadering legt de aannemer een planning voor die de andere aanwezigen toelaat de voorziene vooruitgang van het werk te kennen. 3.5.2. Werfvergadering Wekelijks is er een werfvergadering waarop de aannemer, de projectingenieur en de participerende partners aanwezig zijn. Bewoners kunnen op dit moment hun beklag doen of vragen stellen. Een vertegenwoordiger van de lokale handelaars- en/of bewonersvereniging kan mits akkoord van de projectingenieur een gedeelte van de werfvergadering bijwonen. 3.5.3. Infovergadering Op vraag van de stad Antwerpen zal de aannemer deelnemen aan infovergaderingen waarop onder andere handelaars en bewoners aanwezig kunnen zijn. De stad bepaalt wie op dit overleg wordt uitgenodigd. 3.6. Werfbezoeken De stad Antwerpen kan werfbezoeken organiseren. De aannemer werkt hieraan actief mee en zorgt voor de veiligheid en de netheid van de werf. De aannemer voorziet een volledige veiligheidsuitrusting (helm, jas, schoenen) voor maximaal 30 werfbezoekers per deelproject. De aannemer organiseert geen werfbezoeken zonder de voorafgaandelijke toestemming van de stad Antwerpen. 4. TOEGANKELIJKHEID 4.1. Voetgangers Het voetgangersverkeer langsheen de werf moet steeds in behoorlijke en veilige omstandigheden kunnen verlopen. Dit houdt in dat de huidige voetpaden, inclusief trottoirbanden langsheen de woningen en handelspanden over een zo groot mogelijke lengte en zo lang mogelijk behouden blijven tijdens de werkuitvoering. De heraanleg van de voetpaden moet altijd zo kort mogelijk volgen op de opbraak ervan. De duur van de onderbreking van het voetpad dient tot het strikte minimum te worden beperkt. Tenzij dit expliciet in het bestek is opgenomen, zal de bouwheer niet toestaan dat hinderende of toegankelijkheid beperkende werken: worden gestart kort voor een verlofperiode van de aannemer (langer dan 1 week); onvoltooid, tijdelijk worden verlaten voor een periode langer dan twee werkdagen.
20150511_08233_Bestek
111/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Er dient in alle omstandigheden een voldoende brede obstakelvrije strook (min. 1,50 m) te zijn opdat het voetgangersverkeer veilig kan blijven verlopen. Deze strook dient vrij te zijn van grondresten en zal, conform de bepalingen van het bestek, worden voorzien van een verticale afsluiting. Bovendien treft de aannemer de nodige schikkingen ter hoogte van kruispunten om voetgangers op een veilige manier te laten oversteken. Er dient minimaal elke 200 meter (100 meter in winkelstraten) een comfortabele en obstakelvrije oversteek te worden voorzien. De aannemer neemt de nodige maatregelen om de toegang tot de aangelande eigendommen te verzekeren. Bij het opbreken van het openbaar domein dienen persoonsbruggen te worden geplaatst. Een persoonsbrug is een (onder normale gebruiksomstandigheden) niet-vervormbaar paneel, voorzien van anti-slip-bodem (bv. aluminium traanplaat) van tenminste 1m breed met twee leuningen. De aannemer zorgt er voor dat de toegankelijkheid voor mindervaliden en de bereikbaarheid van handelszaken optimaal gegarandeerd is. 4.2. Fietsers 4.2.1. Fietsen in de nabijheid van de werf Het fietsverkeer in de nabijheid van de werf dient steeds in behoorlijke en veilige omstandigheden te kunnen verlopen. De duur van de onderbreking van het fietspad dient tot het strikte minimum te worden beperkt. De bouwheer zal in die zin niet toestaan dat hinderende of toegankelijkheid beperkende werken: worden gestart kort voor een lange verlofperiode van de aannemer (langer dan 1 week); onvoltooid, tijdelijk worden verlaten voor een periode langer dan twee werkdagen. 4.2.2. Fietsen langsheen de werf Indien het fietsverkeer langsheen de werf verloopt, dient in alle omstandigheden een voldoende brede obstakelvrije strook (min. 1,50 m) te bestaan zodat het fietsverkeer veilig tegelijkertijd in de twee richtingen kan blijven verlopen. Deze strook dient vrij van grondresten te zijn en zal conform de bepalingen van het bestek worden voorzien van een verticale afsluiting. Bovendien treft de aannemer de nodige schikkingen ter hoogte van kruispunten om fietsers op een veilige manier te laten oversteken. Er dient minimaal elke 200 meter (100 meter in winkelstraten) een oversteek te worden voorzien. Indien de projectingenieur beslist dat het fietsverkeer niet (meer) langsheen de werf kan verlopen, dient een omleiding voor fietsers te worden voorzien. In overleg met de verkeerspolitie zal de aannemer zorgen voor en gesignaleerde omleiding. 4.3. Openbaar vervoer Voor wat betreft de toegangswegen voor het openbaar vervoer, worden de afspraken met vervoersmaatschappij de Lijn strikt nageleefd. De aannemer zorgt optimaal voor de toegankelijkheid voor hulpdiensten en taxi’s. 4.4. Privaat vervoer Het autoverkeer moet steeds in behoorlijke en veilige omstandigheden kunnen verlopen.
20150511_08233_Bestek
112/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Dit houdt in dat de toegangswegen voor voertuigen zo lang en zoveel mogelijk gevrijwaard moeten blijven gedurende de werken. Behoudens ter hoogte van bouwputten en sleuven en ingevolge technische noodwendigheid, dient de aannemer ervoor te zorgen dat de toegang tot de aangelande eigendommen ’s avonds, ’s ochtends en tijdens de weekends is verzekerd. De aannemer plaatst hiervoor de nodige staalplaten. In de straten waar het doorgaand verkeer mag worden onderbroken, dient de duur van de verkeersonderbreking tot het strikte minimum te worden beperkt. De bouwheer zal in die zin niet toestaan dat hinderende of toegankelijkheid beperkende werken: worden gestart kort voor een lange verlofperiode van de aannemer (langer dan 1 week); onvoltooid, tijdelijk worden verlaten voor een periode langer dan twee werkdagen. 4.5. Riolering in de rijweg In geval de riolering voorzien is in de rijweg is het slechts toegestaan de verharding maximum 50 m vóór de sleuf op te breken behoudens technische noodwendigheden in samenspraak met de projectingenieur. Enkel indien onmiddellijk na de opbraak een tijdelijke steenslag wordt aangebracht, mag de verharding over een grotere afstand worden opgebroken. Deze tijdelijke steenslag wordt zo aangebracht en onderhouden dat ze tegen een beperkte snelheid kan worden bereden. Verder wordt verwezen naar de bepalingen van het bijzonder bestek hfdst 5-4.2. Funderingen 5. SIGNALISATIE De aannemer houdt zich nauwgezet aan de bepalingen van het bestek met betrekking tot signalisatie. Op basis hiervan dient de aannemer een definitief signalisatieplan op te maken voor elke fase van het werk. Dit plan dient voor de start van de werken door de verkeerspolitie te worden goedgekeurd. Het goedgekeurde plan wordt aan de projectingenieur bezorgd. Beschadigde, gestolen of foutief geplaatste signalisatie dient binnen de 12 uur na melding te worden vervangen of aangepast. De bouwheer kan in geen geval aansprakelijk worden gesteld voor beschadigde of gestolen borden. De aannemer controleert minimaal eenmaal per week de staat van de signalisatieborden. Verder wordt verwezen naar hfdst 10 – signalisatie van de werken. 6. FASERING 6.1. Werkmethode bij 1 fase Tenzij anders vermeld in het bestek worden de werken in één fase uitgevoerd. Dit wil zeggen dat, behoudens technische noodwendigheden en in samenspraak met de projectingenieur: 6.1.1. de opbreekwerken maximaal 50 m (bij aansluitingen is 100 m toegelaten) voorlopen op de rioleringswerken; 6.1.2. na het plaatsen van de ondergrondse installaties, de sleuf onmiddellijk wordt aangevuld en een steenslagfundering wordt aangebracht. De aannemer schenkt hierbij de nodige aandacht aan de toegankelijkheid.
20150511_08233_Bestek
113/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Indien in dit bestek geen specifieke fasering is opgenomen, dient de aannemer dusdanig zijn werf te organiseren dat de hinder voor aangelanden en verkeer tot een minimum beperkt blijft. Hierbij wordt onder meer rekening gehouden met omleidingen en toegankelijkheid. De werkfases dienen in elk geval zo opgevat te worden dat opbraak, aanleg van riolering, uitvoering van huisaansluitingen en herstel van wegenis als één aaneengesloten geheel vorderen. 6.2. Werkmethode bij meerdere fasen In dit bestek wordt de fasering van de werken opgenomen. (bv. straat per straat, als gevolg van mogelijke omleidingen). Binnen elke afzonderlijke fase zijn de bepalingen van de één-fasige werkmethode van toepassing. Behoudens uitzonderingen vermeld in het bijzonder bestek en behoudens technische noodwendigheden in samenspraak met de projectingenieur, kan een volgende fase pas worden aangevangen als de vorige fase volledig is uitgevoerd (inclusief het plaatsen van verlichting, straatmeubilair, edg…). Het staat de aannemer vrij suggesties te doen om: de werken in meerdere fases uit te voeren; verschillende fases gelijktijdig uit te voeren. indien hierdoor de hinder voor de omwonenden kan worden beperkt en dit zonder prijsconsequenties voor de bouwheer. Hij heeft hiervoor de goedkeuring nodig van de projectingenieur en dient zelf in te staan voor het verkrijgen van de nodige vergunningen. De aannemer schenkt de nodige aandacht aan de toegankelijkheid overheen de verschillende fases. 7. ONDERHOUD VAN WERF EN WEGENNET 7.1. Wekelijkse afhaling huisvuil De projectingenieur bepaalt welke zones niet bereikbaar zijn voor de ophaaldiensten. In periodes van non-activiteit op de werf (bv. bouwverlof, langdurige vorst, te voorziene inactiviteit, …) dient de aannemer ervoor te zorgen dat alle zones bereikbaar zijn voor de ophaaldiensten. In bijzondere gevallen, waarover de projectingenieur beslist, kan de aannemer gevraagd worden om huishoudelijk afval of –containers naar de verzamelplaats te brengen. In de zones die niet bereikbaar zijn voor de ophaaldiensten, zorgt de aannemer er voor dat het vuilnis (restafval, papier, glas, PMD en GFT) naar de afgesproken verzamelplaatsen wordt gebracht waar het door de ophaaldienst kan worden opgeladen. Containers worden eveneens naar de afgesproken verzamelplaatsen gebracht en na lediging terug naar de oorspronkelijke plaats gebracht. 7.2. Onderhoud van de werfzone De aannemer dient ervoor te zorgen dat de werfzone steeds opgeruimd en overzichtelijk is. Verspreide materialen, vuilnis, hoopjes bouwafval, woekerend onkruid, sluikstort ook vreemd aan de werf, enz… worden niet toegelaten.
20150511_08233_Bestek
114/115
STADSONTWIKKELING/OPENBAAR DOMEIN/UITVOERING
Bij vrijgave van een fase of een onderdeel ervan voor plaatselijk verkeer, dient de werf te worden opgeruimd en dienen alle nog aanwezige materialen en materieel binnen de vijf werkdagen te worden verwijderd. Pas dan kan het betrokken werk worden vrijgegeven. De instructies van de projectingenieur hieromtrent zullen strikt worden opgevolgd. 7.3. Onderhoud van het wegennet Gedurende de volledige duur der werken worden de rijbanen, fietspaden en trottoirs in de onmiddellijke nabijheid van de werfzone behoorlijk gereinigd, onderhouden en indien nodig hersteld in de oorspronkelijke staat indien schade door de aannemer werd veroorzaakt. Hij is verantwoordelijk voor de ongevallen die zouden voortspruiten uit een gebrek aan onderhoud. Hij treft de nodige maatregelen om, conform het bestek, stofvorming, vervuiling en beschadiging van de wegen en ondergrondse installaties tegen te gaan. Na voltooiing van de werken is de aannemer verplicht om de bouwplaats en de omgeving der werken grondig te reinigen, en dit overeenkomstig de aanduidingen van de projectingenieur.
20150511_08233_Bestek
115/115