1
Begripsbepaling
1.1 Inleiding Bedrijven spelen een belangrijke rol in de maatschappij. Voor medewerkers en klanten van dat bedrijf; maar ook voor aandeelhouders, overheden en alle andere belanghebbenden. In dit hoofdstuk gaan we in op begrippen en verschijnselen, die je moet kennen om inzicht te krijgen in de rol van een bedrijf in de maatschappij.
De inhoud van dit hoofdstuk: 1.2 Organisatie, bedrijf of onderneming? 1.3 De omgeving 1.4 Juridische aspecten 1.5 Indelingen van bedrijven 1.6 Management 1-1
Hoofdstuk 1 Begripsbepaling
9
1.2 Organisatie, bedrijf of onderneming? Er is een verschil tussen een organisatie, een bedrijf en een onderneming. Organisatie, bedrijf, onderneming: • een organisatie: een doelgericht samenwerkingsverband van mensen en middelen • een bedrijf: een organisatie die goederen en/of diensten voor klanten voortbrengt • een onderneming: een bedrijf dat winst moet maken om te kunnen blijven bestaan
1-2
Ieder bedrijf is een organisatie. Bij een bedrijf is er namelijk sprake van een doelgericht samenwerkingsverband van mensen en middelen. Maar een bedrijf is méér. Een bedrijf produceert namelijk goederen en/of diensten voor externe klanten en voorziet daarmee in een maatschappelijke behoefte. Een organisatie hoeft dat niet. Ieder bedrijf is dus een organisatie, maar niet iedere organisatie is een bedrijf.
Is een wijngaard een organisatie, een bedrijf en/of een onderneming?
10
Basiskennis Management; de complete methode
In het onderstaande voorbeeld is er sprake van een organisatie. Er is namelijk sprake van een samenwerkingsverband van mensen die allemaal hetzelfde doel nastreven. De feestcommissie is echter geen bedrijf. Ze voorziet immers niet in een maatschappelijke behoefte. Je organiseert samen je buren een buurtfeest. Jullie richten een feestcommissie op. De één doet de boodschappen, de ander maakt muziek, weer een ander richt de feestruimte in.
Een onderneming heeft een commercieel doel. Iedere onderneming is een bedrijf (en dus ook een organisatie!) Andersom niet. Een onderneming is een doelgericht samenwerkingsverband van mensen en middelen (organisatie), dat goederen en/of diensten voor klanten voortbrengt (bedrijf ) en winst moet maken om te kunnen blijven bestaan (onderneming). Een ander woord voor onderneming is profitorganisatie. We kennen een profit- en een not-for-profitorganisatie.
Profit of not-for-profit: • een profitorganisatie: een bedrijf dat goederen en diensten voor klanten voortbrengt en winst moet maken om te kunnen blijven bestaan • een not-for-profitorganisatie: een bedrijf waar het verlenen van diensten of het produceren van goederen op niet-commerciële basis de hoofddoelstelling is
1-3
Een not-for profitorganisatie hoeft geen winst te maken en is dus geen onderneming
Hoofdstuk 1 Begripsbepaling
11
In een bedrijf vindt een transformatieproces plaats, dat wil zeggen de omzetting van productie-middelen in goederen of diensten. De activiteiten die de input transformeren tot de output, noemen we het primaire proces. Het primaire proces: INPUT
TRANSFORMATIE
OUTPUT
arbeid
productieproces
producten
grondstoffen machines geld marktinformatie
1-4
12
Basiskennis Management; de complete methode
diensten
1.3 De omgeving Ieder bedrijf, profit of not-for-profit, ontstaat omdat er sprake is van een maatschappelijke behoefte waar het bedrijf in wil voorzien. Dat kan bijvoorbeeld DAF zijn, dat in de jaren vijftig van de vorige eeuw voorzag in de behoefte aan goedkope personenauto’s met automatische transmissie. Maar ook de oprichters van een alcoholkliniek, die zagen dat er opvang en begeleiding voor verslaafden nodig was. Daarmee komen we op omgevingsfactoren van de organisatie: partijen en ontwikkelingen die het bedrijf beïnvloeden. Partijen zijn stakeholders, belanghebbenden waar het bedrijf direct mee te maken heeft en waar het bedrijf invloed op kan uitoefenen. Ontwikkelingen zijn verschijnselen in de maatschappij waar het bedrijf geen of nauwelijks invloed op kan uitoefenen. Tot slot gaan we kort in op de werking van het marktmechanisme. 1.3.1 De directe omgeving; partijen
In feite staat een bedrijf in allerlei afhankelijkheidsrelaties met partijen (stakeholders) uit haar omgeving. We noemen dat de directe omgeving. Enkele voorbeelden:
Directe omgeving; onder andere: • afnemers/klanten • personeel • aandeelhouders • werkgevers- en werknemersorganisaties • leveranciers 1-5
We lichten de genoemde voorbeelden toe: • Afnemers of klanten ontvangen producten of diensten in ruil voor geld en beïnvloeden door veranderende behoeften het marketing- en productiebeleid van het bedrijf. Een bedrijf heeft immers een afzetmarkt nodig om haar goederen of diensten aan te bieden en moet dus wel op veranderende behoeften inspelen. Als we het over afzetmarkt hebben, dan moet je niet alleen denken aan de concrete markt (de weekmarkt, de veiling), maar met name aan de abstracte markt (de totale vraag naar en aanbod van bepaalde goederen of diensten).
Hoofdstuk 1 Begripsbepaling
13
• Het aanbod van personeel op de arbeidsmarkt kan krap of ruim zijn waardoor het personeelsbeleid wijzigt. Medewerkers hebben behoefte aan een prettige werkkring, met onder anderen zekerheid en perspectief op verbetering. • Aandeelhouders verschaffen vermogen en beïnvloeden daarmee het financiële beleid van het bedrijf. Aandeelhouders hebben behoefte aan continuïteit en waardegroei van hun aandelen. • Werkgevers- en werknemersorganisaties beïnvloeden de werkomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden. • Leveranciers hebben belang bij regelmatige afzet en correcte betaling. De directe omgeving scharen we onder de meso- en micro-omgeving. De meso-omgeving bestaat uit factoren die gedeeltelijk door het bedrijf te beïnvloeden zijn, zoals de leveranciers en de afzetkanalen. De micro-omgeving is redelijk goed beïnvloedbaar. Denk aan leveranciers en de kwaliteit van het personeel. 1.3.2 De indirecte omgeving: ontwikkelingen
Naast de directe omgeving heeft ieder bedrijf een indirecte omgeving, oftewel de macroomgeving. De indirecte omgeving is van invloed op het bedrijf, maar het bedrijf zelf kan deze omgeving niét of nauwelijks beïnvloeden. We hebben het dan over ontwikkelingen in de maatschappij, ook wel DESTEP-factoren genoemd: Indirecte omgeving; onder andere: • demografische veranderingen (D) • economische ontwikkelingen (E) • sociaal-maatschappelijke veranderingen (S) • technologische ontwikkelingen (T) • ecologische ontwikkelingen (E) • politiek (P) 1-6
14
Basiskennis Management; de complete methode
We lichten de DESTEP-factoren toe: • Demografische veranderingen (bevolkingsopbouw) bepalen de vraag naar producten en diensten in de maatschappij; denk maar eens aan de vergrijzing waardoor bijvoorbeeld reisbureaus steeds meer seniorenreizen aanbieden. • De vraag naar producten en/of diensten wordt beïnvloed door economische ontwikkelingen. Bijvoorbeeld de koopkracht van burgers beïnvloedt de vraag naar luxe producten. • Ook sociaal-maatschappelijke veranderingen zijn van invloed op een bedrijf. Bijvoorbeeld: met de toename van criminaliteit neemt de vraag naar beveiliging toe. • Het productieproces verandert onder invloed van technologische ontwikkelingen. Bijvoorbeeld: automatisering. • Ook ecologische ontwikkelingen beïnvloeden het bedrijf. Bijvoorbeeld veranderingen in milieuwetgeving en klimaatopwarming. • De nationale politiek oefent door wetgeving invloed uit op het bedrijf. Bijvoorbeeld veranderende winkelsluitingstijden. Ook grijpt de overheid met wetten, heffingen of subsidies in op het marktmechanisme (zie hoofdstuk 7). Het marktmechanisme kan worden gezien als zelfregulerend mechanisme dat voor een perfecte afstemming van vraag en aanbod zorgt. Inderdaad, als het marktmechanisme feilloos zou werken, zou er sprake zijn van een perfecte economie. Helaas is dit niet zo. De overheid grijpt in om mensen met een laag inkomen te beschermen tegen een te hoge marktprijs of, andersom, om bedrijven te laten overleven bij een te lage marktprijs. Ook kan het zo zijn dat de overheid het gebruik van een bepaald product wil stimuleren of afremmen. • De internationale politiek heeft een steeds grotere invloed op het Nederlandse bedrijfsleven. Op de internationale politiek gaan we nu wat nader in. Internationale politiek
Europese ontwikkelingen hebben een grote invloed op de Nederlandse economie. Denk maar aan de oprichting van de Europese Unie (EU), een politiek, economisch en juridisch samenwerkingsverband van Europese staten. De éénwording van Europa was een reactie op de Tweede Wereldoorlog. De Europese landen verenigden zich in eerste instantie om een oorlog als gevolg van extreem nationalisme te voorkomen. Maar er werden ook afspraken gemaakt om de handel te bevorderen. Denk maar aan het wegvallen van de binnengrenzen, het opheffen van protectiemiddelen en het invoeren van de euro. Bovendien werden er politieke afspraken gemaakt, bijvoorbeeld over milieuvervuiling en misdaadbestrijding.
Hoofdstuk 1 Begripsbepaling
15
Een aantal belangrijke doelstellingen van de Europese Unie: • Vrije handel van goederen en diensten tussen de lidstaten. • Geen grenscontrole tussen de lidstaten. • Een gemeenschappelijke opstelling in onderhandelingen over internationale handelsverdragen met niet EU-leden. • Vrije beweging van kapitaal tussen de lidstaten. • Harmonisatie van nationale regels en bepalingen, bedrijfsrecht en merkregistraties. • Harmonisatie van indirecte belastingen, de BTW. De omgeving van het bedrijf: klanten aandeelhouders
personeel
werkgevers- en werknemersorganisaties
leveranciers politiek demografie ecologie
economie sociaal
technologie
1-7
Beschrijf de omgeving van dit uitzendbureau!
16
Basiskennis Management; de complete methode
1.4 Juridische aspecten In de vorige paragraaf zagen we dat er allerlei partijen en ontwikkelingen van invloed zijn op een bedrijf. Invloeden die juridisch van aard zijn, werken we hier nader uit. Hierbij gaat het enerzijds om wetgeving en anderzijds om de keuze van de rechtsvorm. 1.4.1 Wetgeving
Een bedrijf is aan wetgeving gebonden. Zo is bijvoorbeeld kinderarbeid verboden, evenals het werken met gevaarlijke stoffen zonder beschermingsmiddelen. De overheid wil met deze wetgeving de maatschappij een ordelijk en menselijk karakter geven. We laten enkele belangrijke wetten die bedrijfsvoering rechtstreeks beïnvloeden de revue passeren: Wetgeving m.b.t. bedrijven: • Arbeidswet • Wet op de Ondernemingsraden • Arbowet • Wet op de Jaarrekening • Milieuwetgeving • Mededingingswetgeving • Wet Flexibiliteit en Zekerheid 1-8
We lichten de bovengenoemde wetten toe. De Arbeidswet
Arbeidsrecht regelt allerlei zaken die van belang zijn voor het werken met personeel. Daarbij gaat het om zaken als: • de lengte van de werkweek; • nachtwerk; • werk- en rusttijden; • de arbeidsovereenkomst; • het verbod op kinderarbeid; • loon op tijd betalen; • instructies van de werkgever opvolgen.
Hoofdstuk 1 Begripsbepaling
17
De Arbeidswet is opgenomen in het Nieuwe Burgerlijk Wetboek. De arbeidsinspectie is verantwoordelijk voor de controle op de uitvoering van de Arbeidswet. Wet op de Ondernemingsraden
Vanaf 1971 kent Nederland de Wet op de Ondernemingsraden. Deze wet bepaalt dat bedrijven met tenminste vijftig werknemers verplicht zijn een ondernemingsraad (OR) op te richten. In bedrijven met tien tot vijftig medewerkers kan op vrijwillige basis een Personeelsvertegenwoordiging (PVT) opgericht worden. De OR is het formele overlegorgaan tussen werknemers en werkgever waarin werknemers vertegenwoordigd zijn. De medezeggenschap wordt namelijk via gekozen vertegenwoordigers, dus indirect, uitgeoefend. De OR-leden worden voor twee jaar gekozen. De OR behartigt werknemersbelangen en heeft indirecte medezeggenschap. Op sommige terreinen heeft de OR adviesbevoegdheden, op andere instemmingsbevoegdheden. Adviesbevoegdheid houdt in dat de directie over alle belangrijke beslissingen verplicht is advies te vragen aan de OR. Instemmingsbevoegdheid betekent dat de directie een voorgenomen besluit pas mag invoeren als de OR hiermee heeft ingestemd. De OR heeft adviesbevoegdheden op het terrein van: • investeringen; • inkrimping, fusie en overnames, uitbreidingen; • het inhuren van adviseurs.
Deze straatartiesten verdienen een centje bij. Welke juridische aspecten rondom bedrijfsvoering zijn van toepassing op hen?
18
Basiskennis Management; de complete methode
De OR heeft instemmingsbevoegdheden in besluiten over: • beloningssystemen; • vakantieregelingen; • het arbeidsreglement; • werkoverleg; • veiligheid en gezondheid; • opleidingen. In 1981 en 1998 is de Wet op de Ondernemingsraden aangevuld met bepalingen over kleine organisaties (van tien tot vijftig medewerkers). Een belangrijk verschil met grote organisaties (met meer dan vijftig medewerkers) is het ontbreken van instemmingsbevoegdheden. Arbowet
Een andere wet die ieder bedrijf beïnvloedt is de ArbeidsOmstandighedenWet (arbowet). Deze wet bepaalt dat de werkgever moet zorgen voor arbeidsomstandigheden die gericht zijn op: • veiligheid; • gezondheid; • welzijn. De arbowet schrijft echter ook bepaalde verplichtingen van werknemers voor. Bijvoorbeeld het melden van gevaarlijk situaties aan de werkgever. In bedrijven met veel risico’s met betrekking tot de veiligheid, de gezondheid of het welzijn moet er een arbocommissie zijn. Deze commissie inventariseert gevaren en stelt maatregelen voor om arbeidsomstandigheden te verbeteren. Net als de Arbeidswet, controleert de arbeidsinspectie de naleving van de ARBO-wet.
Hoofdstuk 1 Begripsbepaling
19
Wet op de Jaarrekening
Bedrijven zijn op grond van de Wet op de Jaarrekening verplicht om aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken verslag uit te brengen over de financiële situatie van het bedrijf. We noemen dit publicatieplicht. Voor NV’s geldt een uitgebreidere publicatieplicht dan voor bijvoorbeeld BV’s, omdat het maatschappelijk belang van een NV groter is. Bij een NV kan immers iedereen aandeelhouder zijn (zie 1.4.2). Deze publicatieplicht houdt in dat bedrijven een jaarverslag moeten publiceren met een jaarrekening en een directieverslag. Bij grote ondernemingen moet er ook een goedkeuring van de Raad van Commissarissen en een accountantsverklaring bij. In hoofdstuk 9 lees je meer over het jaarverslag. Milieuwetgeving
Milieuwetgeving waar bedrijven mee te maken hebben zijn bijvoorbeeld: • Wet Luchtverontreiniging; • Wet Geluidhinder; • Wet Gevaarlijke stoffen; • Wet Bodembescherming; • Wet Chemische afvalstoffen; • Wet Verontreiniging oppervlaktewateren.
Wat regelt de arbowet voor deze werknemers?
20
Basiskennis Management; de complete methode
Wet Economische Mededinging
De mededingingswetgeving heeft als doel oneerlijke praktijken in de handel tegen te gaan, zoals prijsafspraken en het opbouwen van machtsposities door middel van kartels. Bedrijven zouden afspraken kunnen maken om de (prijs)concurrentie wat te laten afnemen en de winsten te vergroten. Als de bedrijven uit dezelfde bedrijfstak komen, dan heet zo’n afspraak een kartel. Dit is natuurlijk nadelig voor de consument. Daarom is het wettelijk verplicht dat bedrijven dergelijke afspraken melden bij het Ministerie van Economische Zaken. De minister kan dan de afspraken goedkeuren of ongeldig verklaren als het algemeen belang wordt geschaad. Wet Flexibiliteit en Zekerheid
Per 1 januari 1999 is de zogeheten Wet Flexibiliteit en Zekerheid in werking getreden. Deze wet wordt ook wel aangeduid als de Flexwet. Deze wetgeving heeft ingrijpende gevolgen voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en arbeidsovereenkomsten in het kader van uitzendwerk. De Flexwet biedt de flexibel werkende werknemers, zoals freelancers en uitzendkrachten (die daarom ook wel worden aangeduid als ‘flexwerker’), meer rechten. 1.4.2 De rechtsvorm van het bedrijf
Bedrijven in Nederland kennen een rechtsvorm. Daarbij onderscheiden we de ‘natuurlijke persoon’ en de ‘rechtspersoon’. Bij een natuurlijke persoon is de eigenaar hoofdelijk (=privé) aansprakelijk voor schulden en lasten. Iemand die namens een rechtspersoon optreedt, is privé niet aansprakelijk. Dit is dan ook een reden om als bedrijf een rechtspersoon op te richten. Het voorkomt bijvoorbeeld dat bij een faillissement persoonlijke bezittingen van een eigenaar worden gevorderd. Overigens geldt dit niet als er sprake is van fraude of mismanagement. Naast aansprakelijkheid is de aard van de rechtsvorm van invloed op fiscale regelingen, financieringsmogelijkheden en publicatieverplichtingen. Het Nieuw Burgerlijk Wetboek onderscheidt de volgende wettelijke organisatievormen:
Hoofdstuk 1 Begripsbepaling
21
Wettelijke organisatievormen: • éénmanszaak • vennootschap onder firma (VOF) • besloten vennootschap (BV) • naamloze vennootschap (NV) • maatschap • commanditaire vennootschap (CV) • vereniging • stichting 1-9
De éénmanszaak
De éénmanszaak is een ‘natuurlijke persoon’. De eigenaar is privé aansprakelijk voor schulden. Er is dus géén verschil tussen privé en bedrijfsvermogen. De eigenaar heeft recht op fiscale zelfstandigenaftrek en betaalt inkomstenbelasting over de winst. Eenmanszaken zien we vooral in het midden- en kleinbedrijf. De éénmanszaak moet ingeschreven staan in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Vennootschap onder firma (VOF)
Een VOF ontstaat wanneer meerdere personen of bedrijven onder een gemeenschappelijke naam een bedrijf voeren. Iedere firmant of vennoot is privé aansprakelijk voor alle bedrijfsschulden. Firmanten zijn overigens niet aansprakelijk voor elkaars privé-schulden. Bij meerdere firmanten kan er gemakkelijker kapitaal aangetrokken worden dan bij een éénmanszaak. Verder gelden de voorwaarden die ook voor de éénmanszaak gelden. De Besloten Vennootschap (BV)
De BV is een rechtspersoon waarbij één of meer partijen samen minimaal € 18.000,- inbrengen, wat omgezet wordt in één of meer aandelen. Deze aandelen staan op naam, overdracht is slechts beperkt mogelijk. De BV is een rechtspersoon, waardoor de aandeelhouders niet privé aansprakelijk zijn voor de ondernemingsschulden, tenzij er sprake is van grove fouten. Grote BV’s moeten een uitgebreid financieel jaarverslag publiceren. Ondernemingen die hun aandelen ‘besloten’ willen houden, kiezen voor een BV als rechtspersoon. Bijvoorbeeld familiebedrijven of dochtermaatschappijen van een holding.
22
Basiskennis Management; de complete methode
De Naamloze Vennootschap (NV)
De NV is - net als de BV - een rechtspersoon. Belangrijk verschil is dat de aandelen ‘aan toonder’ zijn en daardoor vrij verhandelbaar op de effectenbeurs. Beleggers kopen aandelen omdat ze verwachten dat de waarde ervan stijgt en er dus koerswinst behaald wordt. Een belegger is dus mede-eigenaar van het bedrijf waarvan hij aandelen heeft. Een NV vinden we vooral bij grote ondernemingen die veel kapitaal aan willen trekken om te kunnen groeien. Bijvoorbeeld: KPN, ING, Philips, Shell en Unilever. De NV moet een uitgebreid financieel jaarverslag publiceren. NV’s (en grote BV’s) kennen een Raad van Commissarissen. Deze raad benoemt directieleden (bestuurders) en houdt toezicht op deze bestuurders. De Maatschap
Een maatschap is een overeenkomst tussen twee of meer personen of bedrijven, die zich verbinden om iets in gemeenschap uit te voeren, met de bedoeling het daaruit ontstane voordeel te delen. De ‘maten’ zijn alleen hoofdelijk aansprakelijk voor elkaars rechtshandelingen wanneer een maat heeft gehandeld in naam van de maatschap (beheersdaad). Maatschappen komen veel voor in de professionele dienstverlening: huisartsen, medische specialisten en advocaten. De Commanditaire Vennootschap
Naast één of meer beherende, ‘actieve’ vennoten, vinden we bij de Commanditaire Vennootschap een of meer ‘stille’ geldschieters, die alleen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het geld dat zij hebben ingebracht. De actieve - beherende - vennoten, beheren het bedrijf en zijn hoofdelijk aansprakelijk voor alle bedrijfsschulden. Zij hebben dezelfde positie als de VOF-vennoot. De Vereniging
De vereniging is een rechtsvorm waarbij leden een door hen vooraf vastgesteld - niet-commercieel - doel willen realiseren. Het hoogste beslissingsorgaan is de ledenvergadering, waar bij meerderheid van stemmen beslissingen genomen worden. De ledenvergadering kiest en controleert het verenigingsbestuur. Voorbeelden: politieke partijen, omroepverenigingen en vakbonden. De Stichting
De stichting wordt in het leven geroepen voor een ideëel doel. De stichting kent geen leden. Het bestuur wordt gevormd door stichters die, als zij vertrekken, zelf nieuwe bestuurders voordragen aan het zittende bestuur (het coöptatieprincipe). Als de stichting is ingeschreven bij het stichtingenregister van de Kamer van Koophandel zijn de bestuurders
Hoofdstuk 1 Begripsbepaling
23
niet hoofdelijk aansprakelijk. Deze juridische vorm komt veel voor in de gesubsidieerde dienstverlening: welzijnswerk, gezondheidszorg, onderwijs enzovoort. Overige rechtsvormen
Tot slot noemen we nog een aantal rechtsvormen die minder vaak voorkomen. • De coöperatieve vereniging: Deelnemers werken samen in een vereniging om hun materiële belangen te behartigen. Voorbeelden zijn zuivelcoöperaties en de RABO-bank. • Onderlinge waarborgmaatschappij: Deelnemers werken samen ten behoeve van risicospreiding. Deze rechtsvorm lijkt op de coöperatieve vereniging maar is alléén bestemd voor verzekeringen. • Overheidsorganisaties: - de Nederlandse staat; - de provincie; - de gemeente; - het Waterschap; - Veenschap en Veenpolder. • Semi-overheidsorganisaties De overheid kan bepaalde organisaties wettelijk taken en bevoegdheden opdragen. We spreken dan van semi-overheidsorganisaties. Een voorbeeld hiervan is de Kamer van Koophandel.
Welke rechtsvorm heeft dit kinderdagverblijf waarschijnlijk? Waarom? Tot welke sector behoort dit kinderdagverblijf?
24
Basiskennis Management; de complete methode
1.5 Indelingen van bedrijven We kunnen bedrijven onderscheiden naar hun wettelijke organisatievorm, maar ook naar: • sector; • de bedrijfskolom waarin het bedrijf actief is. 1.5.1 De indeling in sectoren
We kunnen bedrijven indelen naar de aard van het productieproces, met andere woorden: naar sectoren. Sectoren van bedrijvigheid: • primaire sector • secundaire sector • tertiaire sector • quartaire sector 1-10
De primaire sector omvat oerproducenten. Oerproducenten zijn bedrijven die natuurproducten op de markt brengen, niet te verwarren met biologisch-dynamische bedrijven! De bedrijven in de primaire sector bewerken de natuur of onttrekken elementen aan de natuur. Bijvoorbeeld: landbouw, veeteelt, jacht, bosbouw en mijnbouw en olie- en gaswinning. De secundaire sector omvat industriële bedrijven waar natuurlijke grondstoffen - met machines en menselijke arbeid - omgezet worden in goederen. Bedrijven in de secundaire sector zijn technische omvormers; bijvoorbeeld machinefabrieken. In de tertiaire sector bevinden zich bedrijven op het terrein van commerciële dienstverlening. Bijvoorbeeld: banken, verzekeringsbedrijven, kappers, makelaars of detailhandelaren. De quartaire sector is de gesubsidieerde sector. Dit zijn de not-for-profitorganisaties op het terrein van gezondheidszorg, overheid, onderwijs, cultuur en welzijnswerk enzovoort.
Hoofdstuk 1 Begripsbepaling
25
Overigens is het mogelijk dat de activiteiten van een onderneming zich over meerdere sectoren uitstrekken. Zo kan bijvoorbeeld Shell in Saoedi-Arabië de olie zelf uit de grond halen (primair); vervolgens in Rotterdam raffineren tot benzine (secundair) en deze benzine vervolgens verkopen aan de eigen pompstations (tertiair). We hebben het dan over verschillende activiteiten binnen de bedrijfskolom. Daarover gaat de volgende paragraaf. 1.5.2 Indeling naar plaats in de bedrijfskolom
De invalshoek die we na de sectorale indeling bekijken, is de plaats die het bedrijf inneemt in de bedrijfskolom. Bedrijfskolom: de weg die het product aflegt langs verschillende bedrijven, vanaf oerproducent tot consument
1-11
Welke sector zie je op deze foto?
26
Basiskennis Management; de complete methode
Als we naar de winkel gaan om een brood te kopen realiseren we ons niet altijd dat er verschillende productiefasen aan de totstandkoming van het brood voorafgegaan zijn. Ieder bedrijf brengt namelijk een product een stadium verder totdat het uiteindelijk bij de consument komt. De bedrijfskolom is dus verticaal gericht. Als we het hebben over verschillende bedrijven die zich op gelijke hoogte binnen de bedrijfskolom bevinden, horizontaal dus, spreken we van een bedrijfstak of branche. Zo horen de gezamenlijke pompstations of kledingzaken tot één bedrijfstak. boer
houtproducent
bedrijfstak graanhandel
houthandel
vervoer
vervoer
meelfabriek
papierfabriek
bakker
drukkerij
bedrijfskolom
De consument is de (eind)gebruiker, die consumeert en niet produceert. Dus: de consument hoort niet in de bedrijfskolom. Het beeld van een bedrijfskolom lijkt op een zandloper. Breed van boven en beneden, en smal in het midden. Een voorbeeld geeft de bedrijfskolom ‘koffie’. Er zijn veel koffieboeren, minder koffiehandelaren, enkele koffieverwerkende industrieën, vrij veel groothandelaren en heel veel detaillisten die koffie verkopen. koffieboeren koffieboeren koffieboeren kofiieboeren koffieboeren koffieboeren koffiehandelaren koffiehandelaren koffiehandelaren koffieverwerkende industrieën groothandelaren groothandelaren groothandelaren detaillisten detaillisten detaillisten detaillisten detaillisten detaillisten detaillisten
Veranderingen in de bedrijfskolom
In de bedrijfskolom kunnen allerlei veranderingen optreden. Deze veranderingen ontstaan doordat bedrijven andere bedrijven overnemen of bepaalde activiteiten afstoten. We kennen verschillende soorten veranderingen.
Hoofdstuk 1 Begripsbepaling
27
Veranderingen in bedrijfskolom: • differentiatie (verticale splitsing) • integratie (verticale samenvoeging) • specialisatie (horizontale splitsing) • parallellisatie (horizontale samenvoeging) 1-12
Differentiatie
We spreken van differentiatie als een bedrijf een bewerkingsfase in het productieproces afstoot naar een ander bedrijf. Differentiatie is een verticale splitsing binnen de bedrijfskolom. Dat kan gebeuren door bepaalde bedrijfsonderdelen te verkopen, of door werkzaamheden uit te besteden. De bedrijfskolom wordt dan langer. oude situatie
nieuwe situatie
boer
boer
graanhandel & vervoer
graanhandel
meelfabriek
vervoer
bakker
meelfabriek
bakker
Integratie
Het tegenovergestelde kan zich ook voordoen. Twee bedrijven binnen een bedrijfskolom worden samengevoegd. Dit noemen we integratie; een vorm van verticale samenvoeging. Een bedrijf neemt bijvoorbeeld een ander bedrijf over om het marktaandeel te vergroten, of om meer greep te krijgen op de inkoopmarkt. oude situatie
nieuwe situatie
boer
boer
graanhandel vervoer
graanhandel & vervoer
meelfabriek bakker
28
Basiskennis Management; de complete methode
meelfabriek & bakker
Specialisatie
Als een bedrijf zich in bepaalde activiteiten gaat specialiseren - en een gedeelte afstoot naar een andere bedrijfskolom - spreken we van horizontale splitsing of specialisatie. Een bedrijf versmalt het assortiment om zich toe te leggen op producten waarin het sterk is. oude situatie
nieuwe situatie
brood & banketbakkerij
banketbakkerij
detailhandel
detailhandel
Parallellisatie Tot slot is het mogelijk dat een bedrijf zich ook gaat toeleggen op activiteiten buiten de eigen bedrijfskolom. Bijvoorbeeld omdat het bedrijf haar risico’s wil spreiden. Dit is een vorm van horizontale samenvoeging of parallellisatie. Deze verbreding van activiteiten maakt de bedrijfstak ondoorzichtiger en wordt daardoor ook wel als branchevervaging gezien. oude situatie
nieuwe situatie
tabakgroothandel
tabakgroothandel
tabakswinkel
tabak- en tijdschriftenwinkel
Beschrijf de bedrijfskolom van de bloemenwinkel.
Hoofdstuk 1 Begripsbepaling
29
1.6 Management Het begrip management komen we tegen in twee betekenissen: Management: • alle activiteiten in het kader van het bestuursproces • alle medewerkers die actief zijn in het bestuur van de organisatie
1-13
In deze paragraaf hebben we het over de eerste betekenis. Management bestaat dan uit het beheersen van processen binnen een bedrijf. Er zijn verschillende vormen van management: personeelsmanagement, logistiek management, kennismanagement enzovoort. In een bedrijf werken mensen. Deze mensen vervullen verschillende rollen in het bedrijf. Eén van deze rollen is de rol van manager. ‘To manage’ betekent in het Engels: ‘iets voor elkaar krijgen’. Een manager in een bedrijf is iemand die iets tot stand laat komen door inspanningen van anderen. Managen is iets anders dan leidinggeven. Een leider zet de koers uit, een manager houdt de zaak draaiende. Fayol beschreef honderd jaar geleden vijf taken die de manager moet verrichten: • plannen; • organiseren; • leidinggeven; • coördineren; • controleren. Deze taken gelden nog steeds. Alleen zal hij anders met zijn mensen omgaan als hij deze taken uitvoert, dan honderd jaar geleden.
30
Basiskennis Management; de complete methode
Als een manager succesvol wil opereren, moet hij allerlei kennis, inzicht en vaardigheden hebben. Het vak management is daarom opgebouwd uit allerlei onderdelen. Het vak management is opgebouwd uit: • marketing • algemene economie en bedrijfseconomie • recht • psychologie en sociologie • logistiek • technologie
1-14
In het volgende hoofdstuk lees je over managementtaken op verschillende managementniveaus.
Leg uit of je de baas in deze cartoon een manager vindt.
Hoofdstuk 1 Begripsbepaling
31
Welke taken (paragraaf 1.6) van de manager zie je op bovenstaande foto’s?
32
Basiskennis Management; de complete methode