Brussel, 4 januari 2006 (14.02) (OR. en)
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
5053/06
FIN 1
INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie ingekomen: 26 december 2005 aan: de heer Javier SOLANA, secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger Betreft: Verslag van de Commissie aan de begrotingsautoriteit over de stand van de algemene-begrotingsgaranties op 30 juni 2005
Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2005) 699 definitief
Bijlage: COM(2005) 699 definitief
5053/06
jg DG G III
NL
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Brussel, 23.12.2005 COM(2005) 699 definitief
VERSLAG VAN DE COMMISSIE aan de begrotingsautoriteit over de stand van de algemene-begrotingsgaranties op 30 juni 2005
{SEC(2005)1769}
NL
NL
INHOUDSOPGAVE Deel een: Gebeurtenissen sinds het verslag van 31 december 2004, stand van de risico's en gebruik van de begrotingsgaranties............................................................................................ 3 1.
Inleiding: soorten acties ............................................................................................... 3
2.
Gebeurtenissen sinds het verslag van 31 december 2004 ............................................ 3
3.
Stand van de risico's ..................................................................................................... 4
3.1.
Uitstaand bedrag in hoofdsom op 30 juni 2005 ........................................................... 4
3.2.
Maximaal jaarlijks risico voor de begroting van de Unie: uitbetaalde leningen op 30 juni 2005 (zie tabel A2 van de bijlage) ........................................................................ 5
3.3.
Theoretisch maximaal jaarlijks risico voor de begroting van de Unie: uitbetaalde en goedgekeurde leningen op 30 juni 2005 (zie tabel A3 van de bijlage)........................ 5
4.
Gebruik van begrotingsgaranties.................................................................................. 5
4.1.
Gebruik van kasmiddelen............................................................................................. 5
4.2.
Gebruik van het Garantiefonds .................................................................................... 5
5.
Analyse van de theoretische lening- en garantiecapaciteit van de Gemeenschap voor derde landen ................................................................................................................. 6
6.
Stand van het Garantiefonds op 30 juni 2005 .............................................................. 7
7.
Relatieve soliditeit........................................................................................................ 7
Deel twee: Evaluatie van de potentiële risico's: economische en financiële toestand in de derde landen waarop de voornaamste leningsoperaties betrekking hebben............................... 8
NL
1.
Inleiding ....................................................................................................................... 8
2.
Kandidaat-lidstaten ...................................................................................................... 8
3.
Westelijke Balkan ........................................................................................................ 9
4.
Nieuwe Onafhankelijke Staten..................................................................................... 9
2
NL
Deel een: Gebeurtenissen sinds het verslag van 31 december 2004, stand van de risico's en gebruik van de begrotingsgaranties1 1.
INLEIDING: SOORTEN ACTIES
De door de begroting van de Europese Unie gedekte risico's houden verband met uiteenlopende lening- en garantieoperaties, die in twee categorieën kunnen worden ingedeeld: EG-leningen met een macro-economisch doel (betalingsbalansleningen aan lidstaten en macrofinanciële bijstandsleningen (MFB) aan derde landen) en leningen met een microeconomisch doel (leningen van Euratom en de Europese Investeringsbank (EIB)2 buiten de Gemeenschap). 2.
GEBEURTENISSEN SINDS HET VERSLAG VAN 31 DECEMBER 2004
De Raad heeft geen enkel nieuw besluit inzake macrofinanciële bijstand aan derde landen aangenomen. Op grond van een bestaand besluit is een lening van 15 miljoen EUR uitbetaald aan Servië en Montenegro. Er is in totaal 22 miljoen EUR uitbetaald in de vorm van giften, waarvan 15 miljoen EUR aan Bosnië en Herzegovina en 7 miljoen EUR aan Tadzjikistan. Op basis van een bestaand besluit is door Euratom een lening van 25 miljoen EUR uitbetaald aan Bulgarije (Kozloduy). Daarnaast zijn op grond van een Commissiebesluit3 twee leningtranches uitbetaald aan Roemenië (Cernavodă, 100 miljoen EUR en 90 miljoen EUR). Wat de EIB-mandaten betreft, besloot de Raad op 22 december 20044 een Gemeenschapsgarantie aan de EIB te verlenen voor verliezen op leningen voor bepaalde soorten projecten in Rusland, Oekraïne, Moldavië en Belarus; het algemene plafond is vastgesteld op 500 miljoen EUR. Op 23 mei 2005 heeft de Commissie beslist dat Rusland en Oekraïne voor de toepassing van dit besluit in aanmerking komen5. Op 12 april 2005 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan een voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94 tot instelling van een Garantiefonds6 teneinde de voorzieningsregeling van het Garantiefonds aan te passen. Met dit voorstel wordt in de eerste plaats beoogd een efficiënter gebruik van de begrotingsmiddelen te bewerkstelligen. Krachtens het voorstel zou de middelentoewijzing aan het Garantiefonds achteraf plaatsvinden op grond van de feitelijke bedragen van de uitstaande gegarandeerde leningen.
1
2 3 4 5 6
NL
Er zij op gewezen dat de diensten van de Commissie een werkdocument hebben opgesteld dat fungeert als bijlage bij dit verslag en waarin een reeks gedetailleerde tabellen en toelichtingen is opgenomen. Voor nadere bijzonderheden over de EIB-mandaten, zie tabel A1 van de bijlage. C(2004) 891/2 van 30 maart 2004. PB L 21 van 25.1.2005, blz. 11. C(2005) 1499. COM(2005) 130.
3
NL
Volgens de mededeling van de Commissie over de financiële vooruitzichten 2007-20137 zal het bedrag van de reserve in de toekomst theoretisch onbeperkt zijn, aangezien het Garantiefonds zal worden gefinancierd aan de hand van een begrotingsonderdeel dat valt onder rubriek 4 (externe betrekkingen) en niet, zoals thans het geval is, met behulp van een specifieke reserve. 3.
STAND VAN DE RISICO'S
In onderstaande risicoanalyse wordt uitgegaan van de ontwikkeling van de geijkte maatstaven, namelijk het uitstaande bedrag in hoofdsom, het maximale jaarlijkse risico en het theoretische maximale jaarlijkse risico voor de begroting van de Europese Unie (de gehanteerde methodologie wordt toegelicht in het werkdocument van de diensten van de Commissie). Voor meer gedetailleerde gegevens wordt verwezen naar respectievelijk de tabellen A1, A2 en A3 van de bijlage. 3.1.
Uitstaand bedrag in hoofdsom op 30 juni 2005
Op 30 juni 2005 bedroeg het totale risico 16 333 miljoen EUR, tegen 15 284 miljoen EUR op 31 december 2004. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de operaties die van invloed zijn geweest op de ontwikkeling van het uitstaande bedrag in hoofdsom sinds het vorige verslag. Tabel 1: Uitstaand bedrag in hoofdsom op 30 juni 2005*
(miljoen EUR - afgerond)
Uitstaand bedrag op 31 december 2004
15 284
Aflossingen Euratom Macrofinanciële bijstand EIB
0 -38 -561
Euratom Macrofinanciële bijstand EIB
215 15 1 565
Wisselkoersverschillen tussen de euro en andere valuta's
-147
Uitbetalingen
Uitstaand bedrag op 30 juni 2005 *
7
NL
16 333
Alle gegarandeerde leningen (lidstaten en derde landen) samen, exclusief verschuldigde rente en achterstallige aflossingen.
COM(2004) 487 van 14.7.2004.
4
NL
Het uitstaande bedrag in hoofdsom van de leningen in de lidstaten bedroeg op 30 juni 2005 3 214 miljoen EUR, tegen 3 360 miljoen EUR op 31 december 2004. Het uitstaande bedrag in hoofdsom van de leningen in derde landen bedroeg op 30 juni 2005 13 119 miljoen EUR, tegen 11 924 miljoen EUR op 31 december 2004. 3.2.
Maximaal jaarlijks risico voor de begroting van de Unie: uitbetaalde leningen op 30 juni 2005 (zie tabel A2 van de bijlage)
–
Het totale maximale jaarlijkse risico voor de tweede helft van 2005 beloopt 1 053 miljoen EUR.
–
Het risico wegens leningen in de lidstaten beloopt 265 miljoen EUR.
–
Het risico wegens leningen in derde landen beloopt 789 miljoen EUR.
3.3.
Theoretisch maximaal jaarlijks risico voor de begroting van de Unie: uitbetaalde en goedgekeurde leningen op 30 juni 2005 (zie tabel A3 van de bijlage)
–
Het theoretische maximale risico beloopt 1 103 miljoen EUR voor de tweede helft van 2005 en zou uitgaande van bepaalde aannames toenemen tot naar schatting 3 480 miljoen EUR in 2013.
–
Het theoretische maximale risico wegens leningen in de lidstaten is hetzelfde als het in punt 3.2 vermelde maximale jaarlijkse risico.
–
Voor de tweede helft van 2005 beloopt het risico wegens leningen in derde landen 839 miljoen EUR. Het neemt toe tot naar schatting 3 253 miljoen EUR in 2013.
4.
GEBRUIK VAN BEGROTINGSGARANTIES
4.1.
Gebruik van kasmiddelen
De Commissie verricht betalingen uit haar kasmiddelen8 om in geval van wanbetaling door een debiteur vertraging bij de dienst van opgenomen leningen en de daaruit voortvloeiende kosten te voorkomen. 4.2.
Gebruik van het Garantiefonds
Bij Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94 van de Raad van 31 oktober 1994, als gewijzigd, is een Garantiefonds voor externe acties ingesteld. Wanneer de nemer van een door de Gemeenschap toegekende of gewaarborgde lening in gebreke blijft, wordt binnen de drie
8
NL
Overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000, als gewijzigd, houdende toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen.
5
NL
maanden na de datum waarop de betaling verschuldigd was, een beroep op het Garantiefonds gedaan9. In de eerste helft van 2005 is het Garantiefonds niet aangesproken omdat er zich geen wanbetalingen in verband met dergelijke leningen hebben voorgedaan. 5.
ANALYSE VAN DE THEORETISCHE LENINGGEMEENSCHAP VOOR DERDE LANDEN
EN GARANTIECAPACITEIT VAN DE
Wegens het mechanisme van het Garantiefonds is de lening- en garantiecapaciteit van de Gemeenschap voor derde landen in de praktijk beperkt omdat de beschikbare kredieten voor de voorziening van het Fonds afhankelijk zijn van het bedrag dat in de huidige financiële vooruitzichten als garantiereserve is opgenomen10. In tabel A4 van de bijlage wordt de leningcapaciteit van de Gemeenschap voor derde landen voor de periode 2005-2006 geraamd overeenkomstig het mechanisme van het Garantiefonds. De berekeningsmethode en de verwijzingen naar de regelgeving worden nader toegelicht in de bijlage. Op 30 juni 2005 bedroegen de uitstaande leningen en leninggaranties voor derde landen in totaal 13 245 miljoen EUR, zoals tabel 2 laat zien. Tabel 2: Uitstaande leningen en leninggaranties voor derde landen (miljoen EUR - afgerond) 1. Uitstaand bedrag in hoofdsom, EG (MFB) en Euratom 2. Uitstaande hoofdsom, EIB
1 576 11 543
3. Achterstallige betalingen
0
4. Achterstandsrente
1
5. Verschuldigde rente*
125
Uitstaand bedrag op 30 juni 2005
13 245
* "Verschuldigde en niet betaalde intresten" in de zin van de verordening tot instelling van het Garantiefonds.
De middelen van het Fonds bedroegen 9,8% van het uitstaande bedrag in hoofdsom in de zin van de verordening tot instelling van het Fonds, wat meer is dan het streefcijfer van 9% genoemd in Verordening (EG, Euratom) nr. 1149/1999 tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94 tot instelling van een Garantiefonds. Volgens de voorschriften dient het surplus aan het einde van het jaar te worden teruggeboekt naar een 9 10
NL
Voor nadere bijzonderheden, zie afdeling 2.5 van de bijlage. In de financiële vooruitzichten 2000-2006 is een jaarlijks bedrag van 200 miljoen EUR (prijzen van 1999) opgenomen; het bedrag voor 2005 beloopt 223 miljoen EUR.
6
NL
specifiek begrotingsonderdeel in de staat van ontvangsten van de algemene begroting van de Europese Unie. 6.
STAND VAN HET GARANTIEFONDS OP 30 JUNI 2005
Op 30 juni 2005 bedroeg het Garantiefonds 1 298,35 miljoen EUR. In de eerste helft van 2005 werden de volgende bewegingen genoteerd: –
Op 10 januari 2005 is een bedrag van 338 831 402,07 EUR teruggeboekt naar de begroting, hetgeen overeenstemt met 9% van de lopende operaties ten gunste van de nieuwe lidstaten op 1 mei 2004 (3 764 793 356,32), zoals Verordening (EG, Euratom) nr. 2273/200411 voorschrijft.
–
Netto-inkomsten van 25,1 miljoen EUR uit beleggingen van het Fonds per 30 juni 2005.
De achterstallige betalingen per 30 juni 2005, d.w.z. de achterstandsrente van Argentinië, bedroegen in totaal 1 718 493,12 USD (1 261 649,75 EUR). 7.
RELATIEVE SOLIDITEIT
De verhouding tussen de stand van het Fonds op 30 juni 2005 (1 298,35 miljoen EUR) en het theoretische maximale jaarlijkse risico voor leningen aan derde landen in 2005 (839 miljoen EUR) wordt op 77% geraamd (zie bijlage, tabel A3)12.
11 12
NL
PB L 396 van 31.12.2004, blz. 28. Er zij op gewezen dat de in tabel A3 opgenomen raming van het theoretische maximale jaarlijkse risico voor 2005 uitsluitend betrekking heeft op de tweede helft van 2005. Ter wille van de vergelijkbaarheid is dit bedrag omgerekend naar een periode van 12 maanden.
7
NL
Deel twee: Evaluatie van de potentiële risico's: economische en financiële toestand in de derde landen waarop de voornaamste leningsoperaties betrekking hebben 1.
INLEIDING
In deel een zijn de kwantitatieve aspecten van het risico voor de algemene begroting toegelicht. Er moet echter ook rekening worden gehouden met de kwalitatieve aspecten, die afhangen van de aard van de operaties en de kredietwaardigheid van de debiteuren. De tabellen betreffende de evaluatie van het landenrisico worden afzonderlijk gegeven in het werkdocument van de diensten van de Commissie13. Hierna volgt een beknopte samenvatting van de in het werkdocument opgenomen analyse. Een analyse van de situatie in de andere dan de in de titel hierboven bedoelde derde landen is te vinden in punt 3.1 van de bijlage. 2.
KANDIDAAT-LIDSTATEN
In de Commissieprognose voor Bulgarije wordt voor 2005 rekening gehouden met een groei van 6,0%, hoofdzakelijk als gevolg van een levendige binnenlandse vraag die voortvloeit uit een expansief begrotings- en loonbeleid. Het tekort op de lopende rekening is in 2004 op 7,4% van het BBP uitgekomen en zal naar verwachting verder oplopen tot 8,5% in 2005 vanwege de krachtig blijvende invoergroei. De BDI-instroom beliep 8,4% van het BBP in 2004, terwijl de buitenlandse schuld van het land iets is toegenomen tot 63,0% van het BBP aan het einde van 2004. Verwacht wordt dat de economie van Roemenië in de periode 2005-2006 een bestendige groei van 5 à 6% te zien zal geven (na een expansie van 5,3% in 2004) en dat het tekort op de lopende rekening van het land, dat in 2004 7,5% van het BBP bedroeg, verder zal toenemen als gevolg van een grote instroom van BDI (7,1% van het BBP) en een bescheiden stijging van de buitenlandse schuld, die 37% van het BBP beloopt. Het reële BBP van Turkije is in 2004 met 8,9% gegroeid. In het eerste kwartaal van 2005 is de groei vertraagd tot 4,8%. In de Commissieprognose voor 2005 wordt uitgegaan van een groei van 5%, die vooral wordt geschraagd door de investeringen en de particuliere consumptie. Het tekort op de lopende rekening is in 2004 op 5,2% van het BBP uitgekomen en zal in 2005 naar verwachting een lichte stijging tot iets minder dan 6% te zien geven wegens hogere energieprijzen en een toegenomen invoervraag. De BDI-instroom beliep 0,5% van het BBP en heeft bijgedragen tot een daling van de buitenlandse schuld tot 46% van het BBP aan het einde van 2004.
13
NL
SEC(2005)1769
8
NL
3.
WESTELIJKE BALKAN
Het reële BBP van Bosnië en Herzegovina zal naar verwachting met ongeveer 5% groeien en daarmee eenzelfde expansie laten zien als in 2004. Het tekort op de lopende rekening bleef in 2004 steken op 23% van het BBP en zal in 2005 vermoedelijk een lichte daling vertonen als gevolg van een sterke exportprestatie en een tragere invoergroei. De instroom van BDI bedroeg in 2004 7% van het BBP. De buitenlandse schuld van het land bleef afnemen en beliep aan het einde van 2004 30%. De totale binnenlandse schuld daarentegen zal in de nabije toekomst wellicht fors stijgen vanwege een schikking met betrekking tot oude vorderingen die een groot bedrag vertegenwoordigen. In de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië is de groei in de eerste helft van het jaar uitgekomen op 3,7%, een percentage dat in de lijn lag van de IMF-prognose van 3,7% voor 2005. Het groeitempo is in het tweede kwartaal versneld, wat vooral toe te schrijven was aan een grotere productie in de industrie en in de dienstensectoren. Het tekort op de lopende rekening beliep 7,7% van het BBP in 2004 en zal naar verwachting verder teruglopen in 2005 als gevolg van een toename van de export. De instroom van BDI bedroeg in 2004 2,8% van het BBP. De buitenlandse schuld van het land is afgenomen tot 38% van het BBP aan het einde van 2004. Het reële BBP van Servië en Montenegro is in 2004 met 7,2% gegroeid, terwijl het IMF voor 2005 uitgaat van een groeipercentage van 4,6%, vooral onder invloed van een levendige binnenlandse vraag en een verbeterende handelsbalans. Het tekort op de lopende rekening is in 2004 op 13% van het BBP uitgekomen en zal naar verwachting verder dalen tot 9,5% in 2005 dankzij een betere exportprestatie. De instroom van BDI bedroeg in 2004 4,3% van het BBP. De buitenlandse schuld van het land is afgenomen tot 62% van het BBP aan het einde van 2004. 4.
NIEUWE ONAFHANKELIJKE STATEN
In Armenië is de reële BBP-groei in 2004 en begin 2005 dicht in de buurt gebleven van 10%, terwijl de overheid in 2005 de sociale en kapitaaluitgaven conform de armoedebestrijdingsstrategie heeft opgetrokken. Het begrotingstekort zal naar verwachting onder de 3% van het BBP blijven. Het tekort op de lopende rekening is verminderd tot 4,7% van het BBP in 2004 en de internationale brutoreserves van de centrale bank van Armenië zijn goed voor bijna vier maanden invoer. De buitenlandse overheidsschuld vertegenwoordigde in 2005 ongeveer 29% van het BBP, tegen circa 33% in 2004. In Georgië blijft de aanleg van olie- en gaspijpleidingen de groei ondersteunen, maar leidt hij ook tot een forse toename van het tekort op de lopende rekening (wegens de hoge invoervraag van de bouwnijverheid) – 11,8% van het BBP in 2005, tegen 8,1% in 2004. In 2005 heeft de overheid grote uitgavenverhogingen gepland (sociale programma's, defensie en infrastructuur), waardoor een tekort wordt verwacht van 4,8% van het BBP. De internationale brutoreserves zijn in 2004 gestegen en dekten bijna twee maanden invoer. De buitenlandse schuld van Georgië bedroeg eind 2004 ongeveer 36% van het BBP (46% in 2003). In 2004 is de BBP-groei van Belarus uitgekomen op 11%. Verwacht wordt dat hij in 2005 in de buurt zal liggen van 9%, hetgeen resulteert in een gecumuleerde reële BBP-groei van meer dan 80% sinds 1996. Medio 2005 liet de overheidsbegroting een overschot zien van 2,7% van het BBP, hetgeen neerkomt op een toename in vergelijking met 2004, toen een overschot van
NL
9
NL
1,8% werd geboekt. De – vooral kortlopende – buitenlandse schuld bleef beperkt: de schuldquote bleef onder de 20%. Ondanks deze verbetering blijft de economie van Belarus op vele terreinen kwetsbaar. Zo zijn de deviezenreserves zeer gering (minder dan een maand invoer). De BBP-groei in Moldavië, die in 2004 meer dan 7% bedroeg, zal in 2005 naar verwachting vertragen tot 6%. De inflatie blijft er hoger dan 10%. De begroting zal in 2005 vermoedelijk wederom een overschot vertonen omdat hogere belastingen werden geïnd op de invoer. De appreciatie van de valuta en de BBP-groei zullen er naar verwachting toe leiden dat de buitenlandse schuld aan het einde van 2005 iets meer dan een derde van het BBP vertegenwoordigt. Na in 2004 een recordhoogte van 12% te hebben bereikt, zal de reële BBP-groei in Oekraïne in 2005 vermoedelijk niet meer dan 5,5 à 6% bedragen. De regeringsdoelstellingen wat de belastinginning in de eerste helft van 2005 betreft, zijn gehaald, waardoor het tekortstreefcijfer van 2,5% van het BBP realistisch lijkt. Er is sprake van een gunstige ontwikkeling van de betalingsbalans aangezien wordt verwacht dat de lopende rekening ook in 2005 een groot overschot zal laten zien (7% van het BBP, tegen 10,5% in 2004). De feitelijke koppeling van de plaatselijke valuta aan de VS-dollar heeft tot een snelle accumulatie van deviezenreserves geleid (gelijk aan 3½ maand invoer). Verwacht wordt dat de buitenlandse overheidsschuld in 2005 verder zal teruglopen tot ongeveer 16% van het BBP (tegen circa 19% van het BBP in 2004). De economie van Tadzjikistan is in 2005 krachtig blijven groeien, ondanks de temperende effecten die uitgingen van een verslechterende externe omgeving. Voor het gehele jaar wordt een reële BBP-groei van 7% voorspeld, tegen 10,6% in 2004. Verwacht wordt dat het begrotingstekort in 2005 beperkt zal blijven tot 0,5% van het BBP. Dankzij de succesvolle bilaterale schuldherschikkingsovereenkomsten met Rusland (de grootste crediteur van Tadzjikistan) en Pakistan is de buitenlandse schuld gedaald van 66,3% van het BBP in 2003 tot 41,1% in 2004 en zal zij naar verwachting verder afnemen tot 38,4% in 2005. Na in 2004 tot 4% van het BBP te zijn toegenomen, is het tekort op de lopende rekening in het eerste kwartaal van 2005 verder opgelopen als gevolg van een forse stijging van het handelstekort.
NL
10
NL