LIMBURGS MILIEU 04 / 03 Een uitgave van Stichting Milieufederatie Limburg / jaargang 18 / oktober 2004 / nummer 03
Eerste Vlaams Nationaal Park op Maasmechelse Heide
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
KOMMENTAAR
Betuwelijn in Limburg Kijkend naar de hoorzittingen over de Betuwelijn en de HSL kon ik slechts kwaad worden op mezelf. Hoe kon ik zo naïef zijn te geloven dat een spoorlijn goed is voor het milieu, dat een milieueffectenrapport de waarheid vertelt en – het belangrijkste van alles – dat een minister de Tweede Kamer niet willens en wetens belazert.
De Betuweroute was dus al een vaststaand besluit op het moment dat de kwestie als ‘plan’ naar de Tweede Kamer werd gestuurd. De MER deed er niet toe, de aangedragen alternatieven evenmin, de energie van omwonenden en bestuurders langs de lijn: alles bij voorbaat weggegooide tijd. Brieven van onafhankelijke deskundigen aan het kabinet om tot inkeer te komen stuitten op bestuurlijke arrogantie en een tunnelvisie. Onwelgevallige feiten werden genegeerd. De Tweede Kamer zelf was niet bij machte – of niet willens? - om die feiten van de minister los te krijgen, noch was zij in staat zelf de feiten die haar vanuit de maatschappij werden aangedragen op waarde te schatten, noch onderzocht zij de feiten zelf. De Kamerleden vertrouwden op de minister, te druk als zij het hadden met hun dagelijkse papierberg of de hype van het moment. Kortom, het patroon werd pijnlijk duidelijk: er lag een plan dat bij voorbaat een besluit was en de Kamer vond het goed of werd machteloos het bos ingestuurd. Is dat typisch Haags of kunnen we er in Limburg ook wat van? Ik kan me nog herinneren dat de Oostwestbaan er moest en zou komen. Zo niet dan zou Limburg het Jutland van Europa worden. Nu is Jutland geen onaangename regio, maar uit de
mond van het Limburgse bestuur klonk het alsof wij zouden terugzinken in de middeleeuwen. Verstoorde nachtrust, negatieve gezondheidseffecten en milieubederf? Alles overdreven gejammer van een paar geïmporteerde omwonenden die redeneerden vanuit eigenbelang. “Dames, houdt u toch op met uw acties”, was de boodschap aan de Boze Moeders die exgedeputeerde Henk Riem vilein kwamen feliciteren met zijn benoeming tot burgemeester van ‘Brulssum’. “Het heeft geen zin, het beton is al besteld”. Desondanks ging de ‘milieubaan’ niet door en dat is maar goed ook. Wie dat betwijfelt moet maar eens gaan slapen onder het kabaal van Bierset of Zaventem. Limburg bestaat intussen nog, met de aloude noordzuidbaan. Twijfel aan het nut daarvan is nu al even taboe als twijfel aan de oostwestbaan vroeger. Ander voorbeeld. Het Plateau van Margraten moest en zou eind jaren ’80 geofferd worden aan ENCI. Anders was het gedaan met het bedrijf, een alternatief was ondenkbaar. Landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische belangen waren per definitie ondergeschikt aan de economische belangen. Zoals bij de Oostwestbaan kwam de redding uiteindelijk niet uit Limburg maar uit Den Haag.
Veertien dagen later presenteerde ENCI een alternatief voor het afgraven van het plateau. De historische lijst kan moeiteloos worden uitgebreid. De A73 moest en zou op de oostoever van de Maas komen, MER of geen MER. Dat werd duidelijk toen het Milieu Effecten Rapport tot de conclusie kwam dat de minst kwalijke variant op de westoever lag en bovendien honderden miljoenen guldens goedkoper was. Het kabinet koos dus logischerwijs voor de westoever, de Limburglobby negeerde het onwelgevallige MER en kreeg de Tweede Kamer om. Het patroon van “eerst het politieke besluit, dan inspraak negeren en doorpakken”, blijkt ook in tijden van de roep om meer transparantie nog springlevend. Men leze het treurig makende relaas rond de groeve Spaubeek in dit nummer. En verder: Op 20 september gingen Provinciale Staten akkoord met de aanleg van de Buitenring Parkstad. “De natuur- en milieulobby”, aldus Dagblad De Limburger, “kan zich alvast gaan warmlopen om bezwaar te maken, want het meest waarschijnlijke traject loopt door nogal wat kwetsbare natuurgebieden”. In het tijdschema zijn de bezwaarprocedures al ingebouwd. En de benodigde milieueffectrapporten moeten weliswaar nog worden gemaakt maar we weten al wel dat de weg 151 miljoen euro gaat kosten. Kortom, wat valt er nog in te spreken? Tenslotte de ENCI. Het bedrijf mag, als het aan de meerderheid van PS ligt, afgraven tot 2034. De MER is er nog niet, wat de stad Maastricht voor ogen staat is nog onbekend maar kennelijk niet relevant, de insprekers mogen nog hun plichtmatige zegje doen maar het besluit staat alweer vast. Betuwelijnen zijn er ook in Hub Bemelmans Limburg.
JO BEISMAN OVERLEDEN Een paar jaar geleden kwam het bericht dat Jo Beisman kanker had. Hij gaf er niet veel ruchtbaarheid aan, onderging een operatie, leek weer opgeknapt, en ging gewoon door met zijn werk voor behoud van natuur en landschap. Tot aan het eind. Ik leerde Jo pas goed kennen toen wij samen wekelijks te gast waren in het vroegere natuuren milieu-uur van L1 op dinsdagmiddag. Zijn verhalen waren altijd sappig, overlopend van enthousiasme en het verhaal ging niet zelden met hem op de loop. En dat in een dialect – het Rimburgs - waarvan ik veronderstelde dat het hooguit door drie procent van de 2
Limburgers kon worden begrepen. Achteraf bleek dat ik het mis had. Jo Beisman bleek voor regelmatige luisteraars een begrip, vanwege zijn markante stemgeluid maar meer nog door zijn vermogen mensen te enthousiasmeren voor de natuur. In het plaatselijk IVN deed hij fantastisch werk op educatief gebied, maar ook als organisator toen de afdeling er weer bovenop moest worden gebracht omdat het verenigingslokaal was afgebrand. Daarbij realiseerde hij zich terdege, dat actieve natuurbescherming meer is dan wandelen en kennis vergaren van planten en dieren. Hij zag het belang van politieke besluit-
vorming als voorwaarde om het milieu gezond te houden en om ruimte voor de natuur te waarborgen. Jo Beisman was soms een lastige jongen voor gemeentebesturen die naar zijn inzicht natuur en landschap in gevaar brachten met hun zoveelste uitbreidingsplan. Die brede kijk op de samenhang van natuur, milieu en landschap bracht hem ook in het bestuur van de Milieufederatie Limburg. Daar deed hij een aantal jaren zijn werk zoals men dat van hem gewoon was. Wij wensen zijn vrouw veel sterkte toe. H.B.
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
Dit is een uitgave van de Stichting Milieufederatie Limburg.
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
Jaargang 17 Nummer 03 | Oktober 2003 Redaktieadres Stichting Milieufederatie Limburg Godsweerderstraat 2 6041 GH Roermond T (0475) 38 64 10 | F (0475) 38 64 29
[email protected] Aan dit nummer werkten mee Sandra Akkermans, Hub Bemelmans, Hetty Bruins, Thijs de la Court, Ine Crouzen, Petra Frissen, Annemiek Huijts, Jet Joris, Huub Keijzers, Hans van Kooij, Wim Kuipers, Nicole Lennards, Leo Reyrink, Nol Simons, Peter Spruijt, Toine Wuts
14
NIEUW GEZICHT BIJ MILIEUFEDERATIE Annemiek Huijts
14
4
WORDT BESCHERMDE NATUUR VOGELVRIJ? Hub Bemelmans
8
10
EERSTE VLAAMS NATIONAAL PARK KOMT OP MAASMECHELSE HEIDE ENCI: HET DOEK IS GEVALLEN Sandra Akkermans / Hub Bemelmans
11
WEERT EN DE IJZEREN RIJN Huub Keijzers / Hans van Kooij
Advertenties Limburgs Milieu verschijnt vier maal per jaar in een oplage van 1000 exemplaren. Het blad heeft een gemotiveerde lezerskring bij de overheid, natuur- en milieubeschermers en andere organisaties. Advertenties in overleg.
14
14
Jet Joris
16
20
De Stichting Milieufederatie Limburg is een overkoepelende organisatie van provinciale en lokale Limburgse natuuren milieubeschermingsorganisaties. De stichting is in 1971 opgericht met als doel: “Bevordering van natuurbehoud, landschapsbescherming en milieuzorg in de ruimste zin.” Zij wil dit doel bereiken door: “Het beoordelen, beïnvloeden en begeleiden van diverse overheden en andere instanties in de provincie.”
Medefinancier van projecten van de Milieu-
INSPRAAK? VERGEET HET MAAR Ine Crouzen / Nol Simons
Abonnement Een abonnement op Limburgs Milieu kost e12,50 per jaar, voor aangesloten organisaties is het gratis.
TERUG IN DE TIJD, OP WEG NAAR DE TOEKOMST
20
GROENHUISDAG GESLAAGD Annemiek Huijts
25
GRENSPARK MAAS-SWALM-NETTE Leo Reyrink
EN VERDER: 7 Column Wim Kuipers 19 Natuur-lijk goed voor de gezondheid 22 Nieuw openbaar vervoer voor Limburg 28 Te laat om te stoppen geldt niet voor windenergie 29 Lokale duurzaamheidsmeter 31 Producentenvereniging Mergelwind 38 Kunst voor windmolens
WWW.MILIEUFEDERATIELIMBURG.NL
federatie Limburg Het uitgeven van Limburgs Milieu wordt mede mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van de Provincie Limburg. 3
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
Nieuw gezicht bij milieufederatie
COMMUNICATIE ONDERGEBRACHT BIJ NIEUWE MEDEWERKER De Milieufederatie heeft er een nieuwe medewerker bij. Begin september is Annemiek Huijts begonnen als beleidsmedewerker communicatie. Alle communicatie-activiteiten worden bij haar ondergebracht. Communicatie-achtergrond
“Tijdens mijn studie psychologie kreeg ik voor het eerst te maken met voorlichting en reclame. Dat vond ik zo leuk, dat ik besloot om er nog een studie aan te wijden. Ik ben naar Nijmegen gegaan en heb daar communicatiewetenschappen gestudeerd. Erg interessant! Ik kon stage lopen bij de politie Limburg-Noord. Daar heb ik onderzocht hoe agenten en Marokkaanse jongeren met elkaar communiceren. Ook heb ik veel ervaring opgedaan met verschillende communicatie-activiteiten.” Opkomen voor natuur en milieu
“Omdat ik mens en milieu belangrijk vind, wilde ik me het liefst daarmee gaan bezighouden in mijn communicatiewerk. Ik ben altijd betrokken geweest bij het milieu en heb daaraan bijgedragen door het geldelijk steunen van doelen. Toen de vacature bij de Milieufederatie vrijkwam, heb ik meteen gereageerd. Het leek me erg leuk om ook op een andere manier op te komen voor natuur en milieu. En in september kon ik beginnen.” Taken en samenwerking
“De meeste taken neem ik over van Hub Bemelmans, die begin volgend jaar met de VUT gaat. Dat komt voornamelijk neer op de redactie van het Limburgs Milieu en persvoorlichting. Het zal voor veel van ons wel even wennen worden, zo’n nieuw gezicht. Ik ben geen tweede Hub en dat moet ik ook niet zijn. Ik zal me veel milieu-zaken nog eigen moeten maken. Maar ik heb wel een 4
idee van hoe het allemaal zou moeten. En dat moet ook in deze organisatie. Op termijn zal ik me gaan bezig houden met de coördinatie van het SMVL voorlichtersnetwerk. Daar kijk ik al naar uit. Verder ga ik een communicatieplan opstellen om onze doelgroepen nog beter te kunnen bereiken. In het werk vind ik een goede samenwerking erg belangrijk. Dat kan natuurlijk op veel niveaus. Binnen het GroenHuis bijvoorbeeld. Maar ook tussen individuele medewerkers en tussen de
Milieufederatie en haar achterban. We hebben tenslotte allemaal eenzelfde soort doel voor ogen. Ik ben me voorlopig nog druk aan het verdiepen in alle actuele milieuzaken en ben dagelijks in het GroenHuis te vinden. Ik zal steeds meer communicatiewerk voor mijn rekening nemen. Tot nu toe bevalt het me prima in deze organisatie en het GroenHuis. Ik hoop snel iedereen te leren kennen.”
Annemiek Huijts
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
WORDT DE BESCHERMDE NATUUR VOGELVRIJ? Onder die alarmerende titel vond op de Federatieraadsvergadering van 10 oktober in het GroenHuis een discussie plaats over de toekomst van de provinciale ecologische structuur. Herman van Steenwijk, beleidsambtenaar van de Provincie, legde uit wat met de Discussienota Heroriëntatie EHS/PES wordt beoogd. Meer flexibiliteit in het toepassen van de regelgeving, zonder dat dat ten koste gaat van de natuur, was zijn boodschap. De zaal was sceptisch. “De natuur- en milieuorganisaties doen er goed aan wakker te blijven bij de uitwerking die aan de nieuwe regeling gegeven wordt”, zo luidde de brede opvatting. “Wij weten wel wat we hebben maar niet wat we krijgen. Het is goed mogelijk dat met het nuanceren van het huidige beschermingsregime van de EHS/PES de deur open wordt gezet voor allerlei plannen die slecht zijn voor natuur en landschap. Niet alle plannen zullen slecht zijn, en waar een uitbreidingsplan van een bedrijf gepaard gaat met winst voor de natuur willen we best meedenken maar vooralsnog lijkt het erop, dat de goede bescherming die het Provinciaal Omgevingsplan aan de Limburgse natuur biedt, door het bedrijfsleven en sommige politieke partijen als te belemmerend wordt ervaren. En dat men er, twee jaar nadat het POL is vastgesteld, weer vanaf wil.” De scepsis wordt mede gevoed door een aantal feiten. Volgens van Steenwijk weet de Provincie niet precies hoeveel bedrijven in de knel zitten als gevolg van het huidige beleid. Daarbij komt dat er geen kaart bestaat over de exacte ligging van de grenzen van de EHS (die moet in elk geval worden beschermd). Beide factoren leiden ertoe dat niemand de gevolgen van het loslaten van het huidige beschermende beleid kan inschatten. Bovendien is de aanval van VVD-Statenlid Jos van Rey nog niet vergeten, die een jaar geleden de natuurorganisaties betichtte van machtsmisbruik omdat zij uitbreidingen van bedrijven in natuurgebieden zouden dwarsbomen. Hij vergat daarbij gemakshalve dat hij de regeling een jaar eerder zelf mee vaststelde. Van ‘Nee, tenzij’ naar ‘Ja, mits’ Soepeler regels betekenen meer vrijheid voor bedrijven (recreatiebedrijven, boeren) en gemeenten om uit te breiden waar dat nu niet kan. Voor uitbreidingen binnen de huidige
grenzen van de EHS of de PES heerst nu nog het ‘Nee, tenzij’ – principe: uitbreiding is niet toegestaan tenzij aan drie voorwaarden wordt voldaan: a) dat men kan aantonen dat het gaat om een zwaarwegend maatschappelijk belang; b) dat alternatieven ontbreken; c) dat de verloren natuur wordt gecompenseerd. Die voorwaarden blijken in veel gevallen een onoverkomelijke hindernis voor uitbreidingsplannen van b.v. recreatieondernemers in de EHS/PES. Vandaar de roep om het beleid maar weer te veranderen. Gedeputeerde Ger Driessen: “Het is al langer een punt van discussie. Met de discussie Heroriëntatie willen wij af van de strikte ‘Nee, tenzij’-benadering. We willen in de oude PESgebieden anderssoortige ontwikkelingen niet bij voorbaat uitsluiten. Eigenlijk willen we meer naar ‘Ja, mits’. En, zeg ik erbij, met behoud van de natuurwaarden. Dus: uitbreiden ja, mits elders natuurcompensatie plaats vindt. Wij denken daarbij b.v. aan de verbindingszones tussen natuurgebieden in de EHS, waardoor die zones - momenteel vaak midden in het veld gelegen, zonder noemenswaardige betekenis voor de natuur - versneld kunnen worden gerealiseerd.” Driessen verwijst daarbij naar het gegeven, dat de realisering van de verbindingszones in het voormalige rijksbeleid een zaak was van de rijksoverheid, maar in het beleid van het huidige kabinet tot verantwoordelijkheid van de provincies is verklaard. Zonder daarbij het benodigde geld ter financiering mee te leveren. “Ik denk dat die elementen buiten de EHS gaan vallen. Dat is de keuze die het Rijk heeft gemaakt. In onze nota geven we aan dat we die verbindingszones als pioriteringsbieden voor natuurcompensatie gaan zien zodat de verbin-
dingen op die manier kunnen worden ingevuld.” Minder natuur? De vrees van natuurbeschermingsorganisaties is dat met het nieuwe beleid – ook inclusief de compensatieregeling - per saldo minder hectares natuur in Limburg zullen worden beschermd of ontwikkeld. Ligt dat niet voor de hand als je de deur open zet voor uitbreidingen van bedrijven of gemeenten juist op de plaatsen waar je die natuur hebt gepland? Driessen: “Dat ligt niet voor de hand. Ik ga uit van een toename. Waar het ook om gaat is de kwaliteit van de natuur. Die zal zich in de tijd ontwikkelen. Regel is dat bestaand bos wordt ontzien, maar er kunnen incidentele gevallen aan de orde zijn waarbij er inbreuk op wordt gemaakt. Dat sluit ik niet uit. Maar er zal altijd een compensatie voor gevonden worden.” De vraag is vervolgens hoe de compensatie wordt ingevuld. Een stuk oud bos kappen voor de uitbreiding van een bungalowpark en er elders dezelfde oppervlakte sprieten voor terugplanten is in de ogen van de natuurorganisaties geen compensatie. Wie bepaalt de waarde van wat verloren gaat ten opzichte van wat er terug komt? Driessen verwijst naar de compensatieregeling die door de Staten is vastgesteld. Hij vraagt zich ook af of je bos meteen kunt compenseren. “Maar wat vandaag niet is, zal er morgen zijn. Moet die compensatie meteen op moment x gerealiseerd zijn, of is het perspectief op realisering in de toekomst ook goed?” De nota vermeldt, dat kleinschalige ontwikkelingen die leiden tot een kwalitatieve en kwantitatieve versterking van de ecologische structuur zijn toegestaan. Is reactie daarop hebben de natuurorganisaties voorgesteld om de uitvoering van dit idee in handen te geven van 5
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
onafhankelijke deskundigen. Die zouden per geval kunnen bekijken welke vorm van compensatie redelijk is. Driessen: “Dat is voor ons niet vanzelfsprekend. Wij hebben natuurlijk onze eigen mensen, die over kennis en kunde beschikken. Van het instellen van externe commissies, zoals in het verleden, zijn we juist terug gekomen. Anderzijds wil ik de gedachte ook niet meteen weggooien en zal haar, als ze wordt ingebracht, serieus bekijken. Als daardoor realistische compensatie plaats vindt en het proces kan worden versneld en adequater is, is er altijd wat voor te zeggen.” “Waar het primair om gaat is het zoeken naar een combinatie van economische en ecologische belangen op plekken waar nu in economisch opzicht niets mogelijk is. Zolang we het economisch goed redden zullen we zeker ook aandacht geven aan het economisch goed natuur, milieu en omgeving. Wij willen af van wat ik noem het dogmatisch denken vanuit één belang. We moeten links en rechts een concessie doen. Dat is uiteindelijk ten faveure van natuur en milieu. Dat ligt ook in de lijn
van wat we met het gebiedsgericht beleid nastreven: het in één project realiseren van meervoudige doelstellingen. Een uitbreiding van een bedrijf zorgt op die manier niet alleen voor zichzelf maar ook voor de realisering van natuur. Dat kun je als behoud van draagvlak zien. Het draagvlak voor natuur en milieu in de zin van ‘rood-voor-groen-constructies’ is van uitermate groot belang om de ontwikkeling van de natuur in onze provincie door te zetten”. Onduidelijkheid troef De tijd zal het leren. In een recente commissievergadering hebben de partijen in Provinciale Staten zich inmiddels in meerderheid positief over de Discussienota Heroriëntatie EHS/PES uitgesproken. In december zal behandeling in de voltallige Staten plaats vinden. Voorjaar 2000 komt de nota in de inspraak. Vooralsnog overheerst bij de natuurorganisaties onduidelijkheid hoe het loslaten van het huidige beschermingsbeleid in de praktijk gaat uitpakken. Over het POL waren zij in het verleden zeer te spreken: eindelijk een adequate bescherming voor de Limburgse natuur. Dat vond destijds ook het CDA onder Driessens
voorganger Jean Bronckers. Twee jaar na dato is alles anders. Het heldere beleid met de waarborg van de ecologische belangen, staat onder invloed van gewijzigde rijksregels, het nieuwe coalitieaccoord en druk uit het bedrijfsleven op losse schroeven. “Hoe moet ik dit nu begrijpen”, aldus een vraag uit de Federatieraad van 10 oktober. “Is dit nu wat moet worden verstaan onder flexibel, ondogmatisch beleid, of moet ik het zien als het meewaaien van de politiek met de wind van de tijd, twee jaar nadat het vorige beleid is vastgesteld? Met andere woorden: Hoe betrouwbaar is de overheid als het gaat om het beschermen van de natuur in Limburg?” Beleidsmedewerker Herman van Steenwijk gaf er wijselijk geen antwoord op.
Hub Bemelmans
Reden Heroriëntatie EHS/PES - 2001: PES in POL Onduidelijkheid over verschil PES en EHS. Rol LNV. Coalitieaccoord: heroriëntatie EHS/PES Deregulering, ‘ontwikkelingsplanologie’, ‘maatwerk’ Nota Ruimte, nieuwe kaart EHS POL 2 Kort vertaald: Kort na het vastleggen van de ecologische structuur van Limburg, werd duidelijk dat de afgrenzing tussen EHS (landelijk vereist) en PES (provinciaal toegevoegd om de EHS te versterken) en daarmee de rol van LNV onduidelijk was. De facto bestaat er geen exacte EHS-kaart voor de provincie. Die komt er in de nieuwe opzet wél. Al bij de onderhandelingen over het Coalitieaccoord zijn afspraken gemaakt over het opnieuw bezien van de begrenzingen, d.w.z. toen de inkt van het POL nog niet zo lang droog was. Een poging tot het terugdraaien van beschermende regelgeving voor de natuur die door de landbouw, recreatieondernemers en het nieuwe bestuur ongewenst werd geacht? Dit alles gemotiveerd met vage begrippen als ‘deregulering’, ‘ontwikkelingsplanologie’ en ‘maatwerk’. Van ‘deregulering’ is in de versoepelde opzet overigens geen sprake: Het huidige beleid kent maar één regel en die is volstrekt helder: ‘Nee, tenzij’. In de Nota Ruimte is op nationaal niveau een EHS-kaart vastgesteld. Om meer helderheid bij toetsing van bestemmingsplannen te geven is op provinciaal niveau een EHS/PES-kaart op een schaal van 1 : 25000 wenselijk. Alle veranderingen zullen worden opgenomen in de nieuwe versie van het POL: POL 2. In bovenstaand rijtje ontbreken de motieven die steeds weer naar voren komen in de discussie over het waarom van de gewenste aanpassing van beleid: de economische belangen van ten opzichte van natuurgebieden slecht gelegen landbouw- en recreatiebedrijven en gemeenten. Hub Bemelmans
6
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
NUL HELPT ENCI Dat was een daverend afstandsschot van de Limburgse deputé Mat Vestjens. Vanuit zijn gouvernement dwars door grote ruiten heen richting ENCI. Zijn schot werd daar met gejuich begroet. Want de ENCI kan alsnog een wereldsucces worden, meent de provincie. Wetenschapje spelen, Amerika en China verbazen met technische hoogstandjes. Straks maken ze nog cement uit vervuilde lucht: wie kan daar wat op tegen hebben?
En hoe kan dat allemaal? Juist: door onze zeer geachte deputés, onder aanvoering van Vestjens. Zij vonden dat de ENCI nog dertig jaar door mag graven in de Pietersberg. Wel tussendoor al gravende een door en door schone industrie worden. Geen probleem – dachten de doordenkende deputés, want rond de stinkfabriek liggen liefst zes universiteiten. Die staan natuurlijk al in de startblokken om de cementmaker te helpen. En anders is er nog een zevende universtiteit, nog net binnen de provinciegrens: deVedische Universiteit Vlodrop.Maar o wee: was daar ook niet de Natuurwetpartij kind aan huis? Allez, is spot hier wel op zijn plaats? Is de kwestie niet ernstig genoeg? Zeker. Op het moment dat deze aflevering naar de drukker moest, was al bekend dat er ontslagen zouden vallen bij de ENCI – alleen nog niet hoeveel. Rampspoed in gezinnen, daar kunnen we niet omheen, maar wie heeft er een potje van gemaakt? Juist: de provincie. Wat dit jaar gebeurd is in de slepende strijd, was doller dan de Europese voetbaltitel voor Griekenland. Laten we daarom even het wedstrijdverloop schetsen. Begin dit jaar organiseerde de provincie twee voorlichtingsavonden. Meteen werd duidelijk dat er van de provincie weinig te verwachten viel, voor de milieubeweging dan. De boodschap was eenvoudig: we hebben in dit land met zijn allen wat spelregels opgesteld, en de ENCI voldoet tot een kilometer achter de komma aan alle regels en voorschriften, betoogde vooral deputé Evers, die ook al burgemeester wordt. Vervolgens kwam er een maatschappelijke discussie. Voor veel geld had de provincie een sterspeler van boven de rivieren ingezet. Die ging zich de eerste keer te buiten aan wat schijnbewegingen en pingelen op het middenveld (fluitconcert van het publiek, vooral van tegenstanders van de ENCI), maar slaagde er bij zijn heroptreden in wat hoop te zaaien bij die tegenstanders. Hij kwam tot de conclusie dat het niet aardig is een paar honderd werknemers van de ENCI op straat te zetten. Daarom zou je beter kunnen uitpuzzelen hoe je zorg voor het milieu en werkgelegenheid kunt combineren. Meteen gonsde het van de ideeën. De werkgroep ENCI-Stop bleek zelfs zo enthousiast, dat overwogen werd de naam te veranderen in ENCIAnders, waarbij Anders staat voor: de ENCI kan doorgaan, maar zonder verdere schade toe te brengen aan het milieu. Overal begonnen bloemen te bloeien, vooral nadat de provincie weten liet dat de ingediende MER van de ENCI van geen kant deugde. Prutswerk zogezegd. Vestjens had het over het "meenemen van de signalen die in de maatschappelijke discussies over ENCI naar voren zijn gekomen.” Wat hij meenam, we weten het niet, maar plotseling kwam het provinciale besluit:ENCI doe maar. Argument: de werkgelegenheid. Dat hadden we kunnen weten. Voetbalsupporters kunnen treinen en stadions
slopen, mekaar het ziekenhuis in rammen, maar de competitie wordt niet stopgezet. De belangen zijn te groot. Zo ook hier. Maar Vestjens kon en kan die werkgelegenheid natuurlijk niet redden. Wie weet heeft hij overlegd met de Heidelberg Cement Group, de moeder van de ENCI, en hoorde hij maanden geleden al van de rampspoed. Hij heeft dan mooi weer kunnen spelen: in deze barre tijden, teerbeminde kiezers, gaat de provincie uiteraard voor werk, werk, werk. Dat zij hem gegund, maar het is natuurlijk volksverlakkerij van de bovenste plank. Want niemand weet waarop de beslissing van GS gebaseerd was. Dat noem ik onbehoorlijk bestuur – nee: helemaal geen bestuur. De politiek moet voor helderheid zorgen, dus zoveel informatie verschaffen dat de kiezer het hoe en waarom van besluiten kan beoordelen. Verder – vind ik althans – dient de politiek zelf alternatieven te verschaffen. Niet de bal bij universiteiten leggen die waarschijnlijk van niets weten. Ik moet me trouwens afvragen: wat weten de statenleden over de financiële positie van de ENCI, dus over de werkgelegenheid, dus over de noodzaak van ontslagen? Ook weinig. Bij de maatschappelijke discussie was geen topman van de ENCI te bekennen om antwoord te geven op de vele vragen. Arrogantie ten top – dachten we aanvankelijk. Maar nee: het was bangeschijterij. De heren durfden de confrontatie met een grote groep opgewonden werknemers van de ENCI niet aan. Een ander bitter verhaal: die mochten braaf maar vooral luidruchtig de belangen van hun ENCI verdedigen, en staan straks toch op straat. En de actievoerders lopen kans de zwarte piet te krijgen. Zo gaat dat in de grote boze wereld. Daarom de vraag: valt hier nou wat van te leren? Ik denk van wel. We moeten politici veel eerder plagen met vragen als: wat zijn jullie van plan, waarom en wanneer? En: hoe denken jullie die plannen uit te voeren? Journalisten doen daar veel te weinig aan. Ze vinden het veel leuker om een politicus te laten struikelen dan om een duidelijke weg te vragen. Straks heeft elke provincie een eigen Betuwelijn: we stonden erbij, keken ernaar en gingen vervolgens naar het voetbal kijken. Of moeten we toch maar Limburgs achtste universiteit inschakelen? Naast Vlodrop, en de reeds door GS genoemde Open Universiteit Heerlen plus de wetenschappelijke instituten in Eindhoven, Maastricht, Aken, Luik en Hasselt hebben we nog de NUL: de Narren Universiteit Limburg. Het wordt hoog tijd dat dit clubje vergeelde intellectuelen serieus genomen wordt. Wat ze ook adviseren, het kan haast niet gekker dan de werkelijkheid.
Wim Kuipers
7
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
Natuurontwikkeling in Belgischlimburg
EERSTE VLAAMS NATIONAAL PARK KOMT OP MAASMECHELSE HEIDE Een bezoek aan de collega-natuurbeschermers van het Regionaal Landschap Kempen en Maasland in Belgisch Limburg loont de moeite. De natuurbescherming is er anders georganiseerd dan aan deze zijde van de Maas, maar de motivatie, creativiteit en daadkracht zijn er niet minder om. Het jonge boompje dat in 1989 mede op initiatief van de Milieufederatie Limburg werd geplant, is inmiddels uitgegroeid tot een professionele organisatie die met aansprekende projecten aan de weg timmert.
Het begon in 1989 toen lokale en regionale natuurbeschermers aan beide zijden van de grens de organisatie van de Interlimburgse Natuurbeschermingsdag voor hun rekening namen. De belangstelling viel weliswaar tegen – het stortregende die dag – maar het resultaat mocht er zijn. Vijf Belgische en drie Nederlandse gemeenten tussen Maaseik en Budel ondertekenden een Intentieverklaring om op hun grondgebied gezamenlijk werk te gaan maken van het behoud van natuur en landschap. Het project kreeg de schone maar veel te ingewikkelde naam ‘’Grensoverschrijdend Landschap Stramprooierbroek en omgeving’’ met zich mee, en omdat er geen andere liefhebbers waren voerde de Milieufederatie in de persoon van directeur Henk Vijverberg het secretariaat, totdat het door een gewestelijke samenwerking van gemeenten werd overgenomen. In 2000 werd de naam veranderd in ”KempenBroek, Grensoverschrijdend Landschap”, kortweg Kempen-Broek. Erwin Christis, sinds 1999 projectmedewerker voor het Kempen-Broek bij het Regionaal Landschap Kempen en Maasland: “Die naamsverandering heeft een link naar de streek en het type landschap, zonder vast te zitten aan een natuurgebied. Het Stramprooierbroek was al lang niet meer het enige gebied dat in het Grensoverschrijdend Landschap werd beheerd. De bewoners en 8
Kempen-Broek
gebruikers herkennen in de naam KempenBroek het totale gebied. De Kempen is zowel in Nederland als in Vlaanderen een bekende naam. Het grensoverschrijdend landschap is gesitueerd aan de noordoostrand van het Kempisch plateau waar, door het samenvloeien van een aantal beken, natte en moerassige gebieden ontstonden: broekgronden, met hier en daar hoger gelegen, droge zandruggen. Binnen deze eenheid van het Kempen-Broek worden de afzonderlijke natuurgebieden beschouwd als kamers.” Christis’ opdracht is het om de verschillende partijen – natuurbeschermers, VVV’s, gemeenten – rond de tafel te krijgen. “Veel praten is de enige manier om tot overeenkomst te komen. Het gezamenlijk doel voor de ontwikkeling van Kempen-Broek is te vatten onder de noe-
mers rust, natuur, ruimte en recreatie.” “Naast de verwantschap in historie, landschap en doelstelling zijn er natuurlijk ook verschillen. Ik het Vlaamse gedeelte van het grensoverschrijdend landschapspark ogen grote delen van het landbouwgebied nog altijd kleinschaliger dan in Nederland. Mooie restanten van houtwallen vind je in de Brand en rond de Luysen. In Nederland zijn door de ruilverkaveling de sloten recht getrokken en lijkt alles platter met in het midden van het boerenlandschap een boerderij. Het meest in het oog springend verschil is dat tussen de Waterschappen aan de Nederlandse kant en de Wateringen in Belgie. Terwijl de waterschappen werken aan ecologisch beekbeheer en –inrichting, houdt men in Vlaanderen nog vast aan de oorspronkelijke doelstelling: ontwatering ten behoeve van de landbouw. Het is
een langzaam proces maar alle partijen halen voordeel uit de samenwerking”, aldus Erwin Christis. ”Het resultaat is een grote verscheidenheid aan landschappen die door verschillende eigenaren worden beheerd. Als recreant krijg je cultuurlandschappen en natuurgebieden afwisselend aangeboden. Recreanten houden van die afwisseling. Wij zorgen ervoor dat er samenhang is in het geheel.” Regionaal Landschap Kempen en Maasland Met ‘wij’ is Christis’ werkgever bedoeld, het Regionaal Landschap Kempen en Maasland. Deze organisatie zag het levenslicht in 1990 toen grote sommen geld vrij kwamen als compensatie voor de sluiting van de Kempische steenkoolmijnen. In een proces van “reconversie” moest voor alternatieve werkgelegenheid worden gezorgd en de uitbouw van recreatie en toerisme werd als kansrijk gezien. Dat gebeurde met steun van het provinciebestuur, 12 gemeenten en 9 natuurverenigingen. Kempen en Maasland is nu een van de acht regionale landschappen in Vlaanderen, met een werkingsgebied van ruim 70.000 hectare, waarvan meer dan 20.000 hectare bossen, heide, beekdalen en de vallei van de Maas. De activiteiten liggen op het snijvlak van natuur en recreatie: het streven naar een kwalitatief beter landschap en een beter gebruik. Het belang van natuur en landschap heeft daarbij prioriteit, boven het belang van het toerisme. In het werk onderkent men 4 hoofdpijlers: fietsen, wandelen, natuurprojecten en het Nationaal Park Hoge Kempen. Het fietsroutenetwerk is momenteel het meest in het oog springende paradepaard van het Regionaal Landschap en zo’n succes dat het zelfs door het doorgaans nogal eigenwijze Nederland is overgenomen. Vanaf 1994 is ongeveer 12,5 miljoen euro geïnvesteerd in een nieuw grensoverschrijdend netwerk van 1000 km, waarvan 500 km autovrij. Van de handige fietskaart zijn er tot nu toe meer dan 200.000 verkocht. Elk jaar maken ruim 750.000 recreanten gebruik van het netwerk, de oversteek over de Maas via drie nieuwe veerponten meegerekend. De economie van Nederlands Limburg plukt er mede de vruchten van. Het project werd gefinancierd met gelden van het Europees Fonds voor regionale Ontwikkeling en bijdragen van beide Limburgen en participerende gemeenten. Naast fietsen is wandelen populair. Het Regionaal Landschap bouwde 26 wandelgebie-
den uit, met 52 startplaatsen en 300 km wandelwegen over goed uitgeruste paden in bos en natuur. Met de opbrengst van de fiets- en wandelkaarten is een natuurprojectenfonds in het leven geroepen, waaruit financiële steun kan worden gegeven aan projecten van verenigingen en particulieren. In aanmerking komen aanleg en herstel van kleine landschapselementen, beheer en inrichting van natuurterreinen, integraal waterbeheer, soortenbescherming en recreatief medegebruik, voorlichting en educatie. Het is een nieuwe vorm van wat heet ‘’visitor pay back’’, een systeem van geldverwerving waarbij de gebruiker van de natuur meebetaalt aan beheer en onderhoud ervan. De verkoop van de routekaarten is zo’n succes dat dit soms leidt tot scheve ogen bij de commerciële toeristische sector. Sommige activiteiten van het Regionaal Landschap worden als concurrerend voor de eigen verkoop gezien. “Dat moet dan maar’’, zo luidt de reactie van Johan Van Den Bosch, projectleider van het Nationaal Park in oprichting. Hij is niet van plan zich deze vorm van medefinanciering te laten afnemen. De opbrengsten van de verkoop vloeien rechtstreeks terug naar natuur en landschap. Die varen er dus wel bij, en daarom is het begonnen. Nationaal Park Hoge Kempen De parel aan de kroon van Kempen en Maasland moet het eerste Vlaamse nationale park worden. In het dichtbevolkte Vlaanderen zijn er nog maar weinig mogelijkheden te vinden om een natuurgebied van meer dan 1000 hectare aaneengesloten oppervlakte te realiseren (volgens een internationaal gehanteerde definitie de minimumomvang voor een nationaal park). Op het plateau van de Hoge Kempen ligt zonder enige twijfel het grootste aaneengesloten natuur- en bosgebied van Vlaanderen. Door het aaneensmeden van natuurreservaten als De Mechelse Heide, het Ven onder de Berg, de Ziepbeekvallei en de Neerharenheide kan een Nationaal Park Hoge Kempen van 5746 hectare tot stand komen. De natuur, de recreant en de regionale economie zullen ervan profiteren, waarbij de hoofdfunctie blijft weggelegd voor het natuurbelang. Recreatief medegebruik is toegestaan mits geen schade wordt toegebracht aan natuur en landschap. Het Nationaal Park is een kwaliteitslabel en moet volgens het Regionaal Landschap Kempen en Maasland een voorbeeld worden van duurzame ontwikkeling, herkenbaar voor een groot publiek. Het
Regionaal Landschap heeft zich opgeworpen als wegbereider van dit idee en wil ook in de toekomst een leidende rol spelen in de realisatie van het plan. Nadat in september 2000 met de zegen van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw het startschot was gegeven voor de opmaak van een zogeheten “Masterplan Nationaal Park Hoge Kempen”, is de initiatiefnemer voortvarend van start gegaan. Het masterplan werd al in november 2001 gepubliceerd, waarna het in 2002 unaniem door de Vlaamse regering werd vastgesteld. Daarmee werden ook de benodigde gelden gereserveerd. Bij het Regionaal Landschap werd een Projectbureau ondergebracht, waar een vijftal medewerkers tot 2008 de tijd krijgen het Nationaal Park van de grond te tillen. Volgens projectleider Johan Van Den Bosch gaat dat ook lukken. “Wij denken eind 2005 of ten laatste eind 2006 het Nationaal Park open te kunnen verklaren. Dan zijn we natuurlijk nog niet helemaal klaar – wellicht zelfs dat dit in de voorgestelde omvang pas ver in de toekomst gebeurt – maar dan hebben we een belangrijke kern op de Mechelse heide die aan de internationale kwaliteitscriteria en de omvang van 1000 hectare voldoet.” Ruimte veilig stellen De eerste stap is het veilig stellen van de ruimte. Die wordt vooralsnog versnipperd door infrastructuur en allerlei bestemmingen of activiteiten die strijdig zijn met de bestemming ‘’natuur’’, in het masterplan enclaves genoemd. Versnippering betekent dat verplaatsing van wilde dieren verhinderd of belemmerd wordt door barrières: wegen, kanalen, lintbebouwing, etc. Een belangrijk uitgangspunt van het masterplan is dat er geen versnipperende infrastructuur meer bij mag komen. Dat betekent bijvoorbeeld geen verbreding of elektrificering van de oude spoorweg naar Eisden, het zogenaamde Kolenspoor. Mogelijk conflicteert dit uitgangspunt met het nog in een studiefase verkeende voornemen om een internationale goederenspoorweg te realiseren vanaf Genk naar Sittard of met gebruik ervan voor personenvervoer ter ontsluiting van het Maasland. Gebruik van de bestaande enkele lijn – met een eventuele verlenging tot Eisden mijnterrein - is wel mogelijk. Midden door het gebied loopt de internationale snelweg E 314. Het masterplan acht de bouw van minstens twee nieuwe ecoducten en de aanpassing van enkele bruggen tot ecoduct of ecotunnel noodzakelijk. lees verder op pagina 34 9
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
ENCI-Maastricht
HET DOEK IS GEVALLEN Wat niemand in deze omvang had kunnen bevroeden is werkelijkheid geworden. De reorganisatie door de Heidelberg Cement Group betreft niet alleen Enci-Maastricht maar de hele Enci-Benelux. In 2005 zal de mergelwinning in de St. Pietersberg worden beëindigd en de cementoven in Maastricht worden gesloten. In Maastricht verdwijnen 220 banen, in België 200.
Dat illustreert hoe slecht het gaat in de WestEuropese cementindustrie die steeds meer te maken krijgt met concurrentie uit Oost-Europa. e cementindustrie kent een structurele overcapaciteit en Heidelberg Cement heeft een puur economische afweging gemaakt. Waarom de keuze voor sluiting van de oven en de winning valt op Maastricht en niet op Lixhe in België, maakte directeur Pluijmen van het bedrijf gisteren duidelijk. Twee productiesites op enkele kilometers afstand van elkaar is te duur. De oven In Lixhe is moderner en heeft een grotere capaciteit, en de grondstofreserves in België zijn vele malen groter dan in het Nederlands deel van de St. Pietersberg, die nog slechts voor een periode van 30 jaar perspectief biedt. Daarnaast bevindt zich in de rest van Europa een grote grondstoffenvoorraad. De nog in Maastricht aanwezige mergel is gewoonweg niet nodig. Nadrukkelijk stelde directeur Pluijmen, dat de langdurige procedures die moesten worden doorlopen voor een nieuwe vergunning geen rol hebben gespeeld in het besluit van het Heidelberg concern. Voor de natuur- en milieuorganisaties die zich verzet hebben tegen een nieuwe vergunning aan de Maastrichtse cementmaker, was 19 oktober geen dag om de vlag uit te steken. Daarvoor is de smaak van het verloren gaan van 220 arbeidsplaatsen in Maastricht te bitter. De Milieufederatie heeft steeds gepleit voor een afbouwscenario, waarbij de tijd tot de sluiting zou worden benut voor een transitieproces naar andere bedrijvigheid. Het ging nooit om sluiting van vandaag op morgen. Als 2010 niet haalbaar zou zijn geweest, dan zou het uiterlijk 2020 moeten zijn, schreven we eerder. Het jaar waarna het bedrijf zich volgens de landsadvocaat niet meer zou kunnen beroepen op geformu10
leerd beleid voor mergelwinning.. Om het voor het bedrijf gemakkelijker te maken hebben we in het spoor van professor Luc Soete gepleit voor onderzoek naar een andere bestemming voor het bedrijfsterrein en de groeve, waardoor het bedrijf zou kunnen worden uitgekocht. Noch de afbouwgedachte, noch de transitiegedachte bleek bij het bedrijf bespreekbaar. Er was altijd slechts één optie: business as usual. Voor natuur en milieu is sluiting van het bedrijf winst. Sluiting van de cementoven betekent immers het einde van de afvalverbranding in Maastricht en het einde van de uitstoot van gezondheidsschadelijke stoffen door de ENCI naar de lucht. De recent gepubliceerde globale cijfers over verontreiniging van de atmosfeer met stikstofdioxide onderstrepen hoe het met de lucht in onze contreien gesteld is, evenals de eerdere vaststelling dat ook het gehalte fijn stof in Maastricht zodanig is dat strikt genomen het bouwbeleid van de stad op slot zit. Ook voor de natuur, recreatie en toerisme ontstaan nieuwe perspectieven. Eerder dan voorzien zal de natuur haar gang kunnen gaan en zich hoogwaardig ontwikkelen; en eerder dan voorzien kunnen de huidige generaties Maastrichtenaren en toeristen daarvan gebruk maken. In de nieuwe situatie ligt een herbestemming van het bedrijfsterrein voor de hand. Het eerder gevraagde onderzoek naar de mogelijkheid van een hoogwaardige woonbestemming, een prestigieus kantorenpark in het groen of een recreatief-toeristische bestemming kan zicht geven op een nieuw perspectief voor de groeve en het omliggende gebied. Uitgangspunt moet daarbij zijn dat het gedeelte van de groeve waar mergel wordt gewonnen een natuurbestemming krijgt. Zo is het ook contractueel vastgelegd tussen ENCI, de Provincie
Limburg en de Vereniging NatuurMonumenten. Een nieuwe bestemming van het gedeelte waarop de huidige fabrieksgebouwen staan mag met die natuurbelangen in de groeve niet conflicteren. De natuurbelangen dienen kaderstellend te zijn. Binnen dat kader pleit de Milieufederatie voor een open discussie. Het handhaven van een klein deel van het cementbedrijf - als maalindustrie met zo’n 95 arbeidsplaatsen - is de optie die eerder door ENCI-Stop werd voorgesteld, maar zowel door het bedrijf als door de vakbonden als ‘de doodsteek voor het bedrijf’ categorisch werd verworpen. Met het oog op de toekomst moet de vraag worden gesteld: hoe lang nog? Het is zelfs niet ondenkbaar dat het rekken van de aanwezigheid van ENCI als maalbedrijf een echte transitie van het bedrijfsterrein in de weg staat. Voor de goede orde: De Milieufederatie Limburg verzet zich niet tegen voortzetting van het maalbedrijf, noch zou de federatie zich verzetten tegen voortzetting van het huidige bedrijf tot 2010, het moment dat de vergunning afloopt. Dat laatste is wat de facto ook gevraagd wordt door de vakbonden, als een termijn die de werknemers enige zekerheid geeft op een overstap naar een andere job. Het ziet er echter naar uit dat de Heidelberg Cement Group vast van plan is de hoofdactiviteit in 2005 te beëindigen. Het bedrijf zegt uit puur bedrijfseconomische overwegingen geen andere keus te hebben.
Sandra Akkermans/ Hub Bemelmans
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
IJZEREN RIJN IN BESLISSEND STADIUM Nog voor 1 januari moeten de Tweede en de Eerste Kamer het staatsverdrag met België goedkeuren over de Arbitrage IJzeren Rijn. De Kamer – en met name de CDA-fractie - is door minister Bot van Buitenlandse Zaken onder grote druk gezet om zo snel mogelijk tot een instemmend besluit te komen en af te zien van een fundamentele nut- en noodzaakdiscussie over heringebruikname van de oude goederenspoorweg. België heeft n.l. gedreigd naar het Internationaal Gerechtshof te stappen om Nederland op basis van de 19e eeuwse verdragen over de IJzeren Rijn te dwingen akkoord te gaan met reactivering van de lijn tussen Antwerpen en het Duitse Ruhrgebiet.
En paar dagen voor de zomervakantie stuurde Bot een brief aan de Tweede Kamer waarin hij voorstelde stilzwijgend akkoord te gaan met de voorgestelde verdragstekst. Die hield in dat de Kamer zich zou neerleggen bij het oordeel van het Hof van Arbitrage. Het probleem was echter dat de Kamer niet op de hoogte was van de impact van een dergelijk besluit. Dat was reden voor het Platform IJzeren Rijn in Limburg om bij een aantal Kamerleden aan de bel te trekken. Als het Limburgse CDAKamerlid Jos Hessels niet zo alert had gereageerd, was de Kamer, waarschijnlijk zonder het te beseffen zonder discussie akkoord gegaan met de aan het Hof te stellen vragen over o.a. de verdeling van de kosten van heringebruikname van de IJzeren Rijn, maar had zij impliciet ook een besluit genomen voor het al lang in onbruik geraakte historische tracé. Inmiddels hebben diverse Kamerleden een aantal pittige vragen aan de minister gesteld. De CDA-fractie vraagt daarbij naar de geldigheid van de historische aanspraken. Die worden door prof. Alain Pellet, hoogleraar volkenrecht te Parijs, in twijfel getrokken. Daarnaast voorziet de fractie grote problemen omdat de spoorlijn de steden Weert en Roermond doorkruist, evenals diverse natuurgebieden. Overigens zegt de fractie het recht van België op een doorgaande goederenlijn tussen Antwerpen en het Ruhrgebied op geen enkele wijze ter discussie te willen stellen. De fractie van de PVDA betreurt dat alternatieven als de Montzenlijn en de route GenkSittard niet zijn onderzocht. Men toont zich bezorgd over de gevolgen van reactivering van
het historisch tracé voor de natuur en over de uitleg die door beide regeringen wordt gegeven van artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Voor de VVD ligt de zaak helder. Zij verbaast zich dat de Nederlandse regering een bijdrage heeft toegezegd in de totale kosten van modernisering van de IJzeren Rijn. Het Scheidingsverdrag uit 1839 is wat dat betreft glashelder. België heeft een recht van overpad maar vrij vertaald: op kosten van de Belgen en volgens de in Nederland geldende regels en volgens in Nederland te nemen besluiten. Er is dus geen enkele reden om mee te betalen, ook niet voor zogenaamde inpassingsmaatregelen. Een behandeling van een eventuele Belgische klacht bij het Internationaal Gerechtshof kan Nederland toch met vertrouwenb tegemoet zien? Zo neen, waarom niet?, vraagt de fractie aan de regering. Acties Platform IJzeren Rijn Het Platform IJzeren Rijn heeft op korte termijn twee acties in voorbereiding. Op korte termijn zal de Vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat naar Limburg worden uitgenodigd, om de Kamerleden ervan te doordringen dat de IJzeren Rijn voor Limburg enkel lasten en geen lusten met zich meebrengt. Daarnaast zal gewezen worden op het alternatief van de onlangs gemoderniseerde Montzenlijn.
den gemaakt. Het Platform kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de Tweede Kamer zich opnieuw in een avontuur stort – na de Betuwelijn – waarvan de financiële gevolgen niet te overzien zijn. Onlangs is duidelijk geworden dat de TEN-status van de IJzeren Rijn (Trans Europees Netwerk) impliceert dat de verbinding tweesporig en geëlektrificeerd moet zijn. Daarmee is noch in de MER, noch bij de kostenopzet rekening gehouden. Evenmin is stilgestaan bij de gevolgen van het aantrekken van meer goederenvervoer dan voorzien: in de toekomst uit Vlissingen en door een verschuiving van goederenvervoer vanaf de drukke Brabantroute naar de IJzeren Rijn. Tenslotte is volstrekt onhelder wat de impact is van de Europese Habitatrichtlijn, de Vogelrichtlijn, de MERrichtlijn en de Richtlijn betreffende de Luchtkwaliteit. Voldoen aan deze laatste is problematisch als, zoals voorzien, uitsluitend gereden wordt met diesellocomotieven. Kortom, de IJzeren Rijn komt in de politieke besluitvorming tussen Nederland en België in een beslissend stadium, maar staat wellicht pas aan het begin van een lange juridische strijd.
Toine Wuts.
Voor de behandeling in de Tweede Kamer zal het Platform bovendien een geamendeerd wetsvoorstel aan de Kamer voorleggen. Geprobeerd wordt te voorkomen dat door de uitspraak van het Hof van Arbitrage meteen een tracébesluit wordt genomen, waardoor de inspraakprocedures bij voorbaat kansloos wor11
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
COLUMN
WEERT EN DE IJZEREN RIJN Naar verwacht wordt tussen 15 november en 3 december beslist over het Staatsverdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de arbitrage over de spoorlijn IJzeren Rijn. Het wetsvoorstel betekent een impliciete goedkeuring door de Tweede Kamer van het historisch tracé (tracébesluit). Hans van Kooij en Huub Keijzers, ambtelijk beleidsverantwoordelijken van de gemeente Weert, zetten namens het Samenwerkingsverband IJzeren Rijn voor de gemeente Weert de gevolgen op een rij. De plannen De mogelijke reactivering van de IJzeren Rijn dreigt voor Weert uit te lopen op ingrijpende gevolgen voor het woon- en leefmilieu en op natuur- en landschapswaarden in en rond de stad. Volgens de in 2001 opgestelde MER gaan in 2015 tussen Antwerpen en het Roergebied dagelijks 43 goederentreinen rijden van elk 25 wagons, waarvan 8 wagons met gevaarlijke stoffen. In deze cijfers zijn de transporten van goederen uit de haven van Vlissingen en een verschuiving van goederen van de Brabantlijn naar de IJzeren Rijn niet opgenomen. Gezien de veiligheidsproblematiek in Venlo zal een verschuiving van goederen van de Brabantlijn, met name voor gevaarlijke stoffen, naar de Betuwelijn plaatsvinden zoals Van Geel heeft aangekondigd op een congres voor externe veiligheid in Eindhoven. Datzelfde kan gebeuren met de IJzeren Rijn, om het economisch gebruik te optimaliseren. Dit zal leiden tot aanzienlijk meer transporten dan in de MER worden voorzien. Als daarbij ook nog een verschuiving plaats vindt van het transport van gevaarlijke stoffen, zal de veiligheid in Weert en andere woongebieden sterk achteruitgaan, ondanks dat aan statistische normen wordt voldaan. Ecologie, Nadat de treinen de Nederlands-Belgische grens zijn gepasseerd, rijden zij door BudelSchoot op zeer korte afstand van woningen.. Tussen Budel-Schoot en Weert rijdt de trein door het natuurgebied de “Weerter en Budelerbergen”. Dit natuurgebied geniet extra bescherming vanwege de Vogel- en Habitatrichtlijn. Als gevolg van de toename van maximaal één trein die bestaat uit één locomotief met 2 wagons naar 43 treinen met twee á drie locomotieven en 25 wagons zal de spoorlijn een barrière gaan vormen voor de dieren in dit gebied. 12
Het geluid dat de treinen veroorzaken zal de dieren afschrikken, waardoor het leefgebied kleiner wordt. In de Milieueffecten rapportage (MER) zijn geen reële voorzieningen opgenomen om deze barrièrewerking te doorbreken. In de ecologische hoofdstructuur van natuurgebieden en haar verbindingszones zal hierdoor een belemmering ontstaan. De spoorlijn Weert-Roermond doorsnijdt een verbindingszone ter plaatse van de Roeventerpeel. Door verhoging van de treinintensiteit van het huidige aantal van 104 treinen per dag naar geprognosticeerd 242 treinen per dag in 2015 zal de barrièrewerking aanzienlijk toenemen. Het uiteindelijk aantal treinen zal hoger zijn, waarbij de intensiteit, met name in de nachtperiode, zal toenemen. Cultuur en archeologie Het tracégedeelte dat de Weerter- en Budelerbergen doorsnijdt (baanvak Budel – Weert), grenst aan het officiële archeologisch monument “Urnenveld Boshoverheide”. Toename van het aantal treinen en de grootte van de treinen kan een aantasting van het archeologische monument tot gevolg hebben. Het archeologische monument is van onschatbare waarde en mag daardoor niet verloren gaan c.q. verstoord worden. Recreatie Langs het tracé is het vakantiepark Weerterbergen gelegen. De eerste huisjes van dit park liggen op ongeveer 20 m vanaf de spoorbaan. Recreëren in het park zal door de passage van de treinen, met name door het nachtelijk vervoer, wreed verstoord worden. Vakantiegangers die voor de rust dit park bezoeken, zullen deze door de voorbijdenderende treinen niet meer vinden. Ook overdag zal de kwaliteit van het verblijf en het genieten van de Weerter- en Budeler Bergen ernstig worden aangetast. De spoorlijn doorkruist
diverse wandel- en fietsroutes (knooppuntroute). Diverse overwegen op stille en rustige landwegen zullen worden afgesloten, waardoor het toeristisch fietsen in deze omgeving ernstig wordt beperkt. De spoorlijn kan vervolgens alleen nog via gebruikmaking van drukke wegen gekruist worden. Stilte en rust behoren nu nog tot de belangrijkste belevingswaarden voor fietsers en wandelaars in het buitengebied. Daar zal dan geen sprake meer van zijn. Onderzoek door de Universiteit van Amsterdam in samenwerking met het Instituut voor toegepaste milieu-economie heeft aangetoond dat het opnieuw in gebruik nemen van de IJzeren Rijn gevolgen heeft voor 35% van de bezoekers. In de Trajectnota/MER wordt nauwelijks ingegaan op de visuele hinder van de spoorlijn. Zeker in een open natuurgebied als de “Weerter- en Budelerbergen” is dit aspect belangrijk voor de recreatie. Bebouwde kom Vervolgens zullen de treinen invoegen op het landelijk spoorwegtracé Eindhoven-Weert. Dit tracé kruist de Zuid-Willemsvaart met een stalen brug. De geluidsoverlast als gevolg van het rijden over deze brug zal aanzienlijk toenemen. De afstand waar de voorkeursgrenswaarde van 57 dB(A) als gevolg van het rijden over deze brug optreedt, zal toenemen van 320 m tot 635 m. Hierdoor neemt de geluidsoverlast in diverse woonwijken in Weert fors toe. In de bebouwde kom van Weert is de spoorlijn aangelegd op een dijk, die 4 tot 5 meter boven het omliggende maaiveld ligt. Om de geluidsoverlast in Weert enigszins te beperken dienen langs het spoor schermen geplaatst te worden
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
die 3 á 4 meter boven de rails uitsteken. Vanuit de stad is het spoor verdwenen achter een scherm met een hoogte van 8 á 9 meter. Zowel stedenbouwkundig als vanuit welstand is een scherm van deze hoogte niet acceptabel. De spoorlijn zal Weert in tweeën delen. Voorts zal de leefbaarheid in de spoorzone hierdoor afnemen. Bijkomend aspect voor de woongebieden langs deze lijn is dat het vervoer aan gevaarlijke stoffen zal toenemen, waardoor de veiligheid afneemt, ondanks de vaststelling in de MER dat aan de normstelling voldaan wordt. De kans op een ongeluk met gevaarlijke stoffen neemt toe, waarbij de schade aanzienlijk zal zijn. Een opvallend verschil met het tracé van de Betuwelijn is dat deze TEN-verbinding geen stedelijke kernen doorsnijdt. Bij de TENverbinding IJzeren Rijn worden de stedelijke
Historische context. De IJzeren Rijn is de spoorlijn die de haven van Antwerpen verbindt met het Roergebied in Duitsland. In het Scheidingsverdrag uit 1839 is opgenomen dat Nederland aan België een vrije doorgang moet verlenen voor transport van de Antwerpse havens naar het Duitse Roergebied. Deze vrije doorgang zou in het toenmalige kanton Sittard moeten komen. Onderhandelingen hierover hebben er toe geleid dat in 1873 het IJzeren Rijn verdrag werd getekend. Het heeft nog tot 1895 geduurd voordat de eerste trein over de spoorlijn reed. De spoorlijn komt bij BudelSchoot Nederland binnen en loopt vervolgens via Weert en Roermond oostwaarts en verlaat Nederland bij Vlodrop via het Meinweg-gebied. Tot de Eerste Wereldoorlog was de IJzeren Rijn een spoorlijn met veel verkeer. Daarna kwam aan het vervoer van goederen vanuit Antwerpen nagenoeg een eind. België gaf de voorkeur aan de in de Eerste Wereldoorlog aangelegde Montzenlijn, die ook momenteel nog in gebruik is. Na de Tweede Wereldoorlog werd de IJzeren Rijn tot de jaren negentig door de NAVO gebruikt voor transport van militair materieel. Na 1991 vond tussen Roermond en Duitsland helemaal geen railtransport meer plaats. Het gedeelte van de spoorlijn Weert Roermond is opgenomen in de noord-zuid verbinding van het landelijke spoorwegnet.
kernen van Weert en Roermond wel doorsneden. Klaarblijkelijk wordt met twee maten gemeten.
Voorts zal het toerisme in de regio met 35% afnemen, waarbij een mogelijke sluiting van het vakantiepark Weerter bergen.
Economische schade in de regio. De Universiteit van Amsterdam heeft in samenwerking met het Instituut voor toegepaste Milieueconomie een onderzoek uitgevoerd naar de economische gevolgen van reactivering van de IJzeren Rijn. Hieruit blijkt, dat reactivering van het historisch tracé enorme consequenties heeft voor de regio. Effecten die optreden variëren van verstoring van de rust en natuur, aantasting van de belevingswaarden, met name in woonwijken zoals in Weert die kort aan de spoorlijn zijn gelegen.
Door de komst van de IJzeren Rijn zal in de regio een groot verlies aan arbeidsplaatsen, met name in de recreatieve sfeer ontstaan. De jaarlijks optredende schade wordt geschat op 60 miljoen euro. Een belangrijke conclusie van de onderzoekers is dat de MER eenzijdig is, waarbij de aspecten stedelijke overlast, trillingen en geluid, visuele hinder, verlies van werkgelegenheid, planschade, menselijke risico´s, economische schade en recreatie en toerisme onderbelicht zijn.
Op het traject Weert - Budel vindt eenmaal per dag een transport plaats van goederen naar de zinkfabriek in Budel-Dorplein. Ruilobject in plaats van historische verplichting. In het kader van de onderhandelingen over aanleg van de HSL heeft de toenmalige Nederlandse regering in 1997 – als wisselgeld - aan België haar medewerking toegezegd om de IJzeren Rijn als volwaardige spoorlijn voor goederentransport weer in gebruik te nemen. Het Belgische verzoek en de Nederlandse medewerking is gebaseerd op de oude verdragen uit de 19e eeuw. Onderzoek door het gerenommeerde Amsterdamse advocatenkantoor Van den Biesen, in samenwerking met de Franse hoogleraar Europees volkenrecht A. Pellet, heeft echter aangetoond dat de oude verdragen uit de 19e eeuw volstrekt ontoereikend zijn als juridische basis voor een claim op reactivering van het historisch tracé van de IJzeren Rijn. Kwaliteit spoorlijn en gedateerd geprognosticeerd gebruik. De IJzeren Rijn is als goederenspoorlijn opgenomen in het Trans Europees Netwerk (TEN) voor railverkeer. Aan de eisen die voor een dergelijke spoorlijn gelden (dubbelspoors, geëlectrificeerd, etc.), voldoet de spoorlijn niet. Om aan deze eisen te kunnen voldoen dienen aanzienlijke kosten te worden gemaakt, mogelijk vergelijkbaar met de Betuwelijn.
Samenvattende conclusie De reactivering van het Historisch tracé zal voor Weert en omgeving grote gevolgen hebben op diverse terreinen. Als gevolg van de afspraak tussen de Nederlandse en Belgische regering over reactivering van de IJzeren Rijn, als wisselgeld bij het HSL-besluit, wordt: • voorbij gegaan aan de beperkte reikwijdte van de historische verdragen • voorbij gegaan aan de eisen waaraan een volwaardige TEN-verbinding moet voldoen • bij het realiseren van goederenspoorwegen met twee maten gemeten, zoals blijkt uit een vergelijking met de Betuwelijn • voorbij gegaan aan de onverantwoorde toename van de onveiligheid als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn, ondanks dat voldaan wordt aan de statistische normstelling die hiervoor geldt • voorbij gegaan aan het toestromen van goederentreinen vanuit de Brabantlijn • natuur, milieu en landschap langs de spoorlijn forse schade toegebracht • voorbij gegaan aan de Vogel- en Habitatrichtlijn • onvervangbare archeologische waarde verstoord • de recreatieve bedrijvigheid in de regio ernstig verstoord • aan rust en stiltegebieden een einde gemaakt • de stad Weert door een wand van 8-9 meter hoog in twee gebieden verdeeld • de geluidsoverlast in de stad slechts deels weggenomen door hoge geluidsschermen • de regio Midden-Limburg een economische schade van € 450 miljoen toegebracht.
Huub Keijzers Hans van Kooij
13
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
5 jaar name in de Westelijk Mijnstreek
TERUG IN DE TIJD, OP WEG NAAR DE TOEKOMST Dit najaar start het Centrum voor natuur- en milieueducatie Westelijke Mijnstreek met het Bokkenrijderspad. Dit is een lespakket over de geschiedenis van de Bokkenrijders en de nieuwe natuur in Schinnen. Een belangrijk onderdeel van het pakket is een educatief pad voor kinderen van 8 tot 10 jaar rondom kasteel Terborgh. Met een heuse buidel gaan zij terug naar de tijd van de Bokkenrijders en ontdekken tegelijkertijd de nieuwe natuur. Een mooie combinatie van geschiedenis en toekomstige natuur in de regio, die dankzij de samenwerking tussen IVN-Schinnen, Vereniging Historie Schinnen, Natuurmonumenten en Waterschap Roer & Overmaas mogelijk is geworden. In vijf jaren tijd is het landschap rondom Terborgh aanzienlijk veranderd. Op initiatief van Landschapspark De Graven slingert de Geleenbeek hier weer als vanouds, worden de graslanden extensief begraasd en wordt het regenwater dat van de hellingen afstroomt opgevangen in een groot bassin en langs geulen afgevoerd naar de Geleenbeek. Door deze maatregelingen krijgen vele planten en dieren de mogelijkheid zich te ontwikkelen tot nieuwe natuur. Het is inmiddels ook alweer vijf jaar geleden dat een eerste aanzet werd gemaakt om te komen tot een Centrum voor natuur- en milieueducatie in de Westelijke Mijnstreek. Daarom is de start van het nieuwe project ook een mooi moment om even terug te kijken naar hoe het allemaal begon. Een witte vlek………. Vijf jaar geleden ontbrak in deze regio een punt van waaruit natuur- en milieueducatie
14
opgepakt en gecoordineerd kon worden. De toenmalige gemeente Geleen ondersteunde zoveel mogelijk een aantal plaatselijke initiatieven, maar het ontbrak aan een structureel beleid. Om in die leemte te voorzien werd met enige moeite een Platform opgericht van belanghebbende organisaties zoals IVNGeleen, Stichting Middenbos, Milieufederatie Limburg, LLTB-afdeling Schinnen e.o., Stichting Buitenkans en Natuurmonumenten. Dit Platform stelde al snel een gemeenschappelijke doelstelling vast en sprak de noodzaak uit van professionele begeleiding. De gemeente had daarvoor echter onvoldoende middelen maar dankzij projectgelden en een bijdrage van Natuurmonumenten kon eind 1999 de schrijfster van dit stuk voor een periode van drie jaar als coördinator aan de slag. Omdat Geleen wilde voorkomen dat de coördinator te veel werd verbonden met deze gemeente werd gekozen voor een tijdelijk dienstverband bij Stichting
Buitenkans, een zorginstelling actief in het groenbeheer. ………op een prachtige plek Op dat moment was er ook nog geen geschikte huisvesting. Wel lagen er serieuze plannen om de steenfabriek Plinthos in Daniken te restaureren. De voormalige ringoven, de laatste in Limburg, ligt centraal in het mooie Geleenbeekdal, in een ideale omgeving voor educatieve projecten in de natuur. Vandaar dat in eerste instantie intrek werd genomen in een portacabin op het oude fabrieksterrein. Dat bleek weliswaar midden in de natuur maar geen ideale werkplek en ook niet echt geschikt voor vergaderingen en het ontvangen van bezoekers. In de zomer werkte de hitte verstikkend en s’winters was het gebouw niet warm te stoken en kwam er door de vrieskou geen water uit de kraan maar uit de grond. Desalniettemin werd van hieruit door vele groene organisaties met animo gewerkt aan het creëren van draagvlak voor de oprichting
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
organisaties bij de opzet betrokken. Vertraging ontstond door de gemeentelijke herindeling, waarbij Sittard, Geleen en Born werden samengevoegd tot een geheel. Susteren richtte zich inmiddels op een andere regio. In de huidige ituatie is het zo dat SittardGeleen, Beek en Schinnen hebben gekozen voor een vaste bijdrage per inwoner, Stein voor een financiering op projectbasis. Naast deze gemeenten van de Westelijke Mijnstreek betalen ook de Provincie Limburg, Landschapspark De Graven, de Europese Unie, het Waterschap Roer & Overmaas en DSM Limburg op projectbasis mee.
van een regionaal coördinatiepunt natuur- en milieueducatie voor de Westelijke Mijnstreek. Geld voor het ontwikkelen van activiteiten en/of het aanschaffen van materialen was er niet. Bovendien leverden de eerste subsidie- en sponsoraanvragen nul op het rekest op. Met het eerste geld, gekregen na de uitvoering van een workshop, werden stoelen en kopjes aangeschaft.
Vervolgens werden samen met vrijwilligers van alle acht lokale IVN-afdelingen natuurspeurtochten rondom Plinthos uitgezet en maandelijks uitgevoerd. De benodigde educatieve materialen konden worden aangeschaft dankzij Natuurfonds Geleen. Vanaf het begin werd volop gebruik van gemaakt van deze speurtochten, ook door het basisonderwijs, en de reacties waren altijd zeer positief!
Zichtbaar maken van de behoefte De vraag naar coördinatie van natuur- en milieueducatie was in het begin nog behoorlijk vaag en op het aanbod was weinig zicht. Bekendheid verwerven is dan een eerste vereiste, dus er volgde een kennismakingsronde langs allerlei mogelijke belanghebbenden. Als een van de eerste stappen werden de behoeften van het basisonderwijs in de regio geïnventariseerd. Dankzij een financiële bijdrage van de Provincie Limburg konden netwerkbijeenkomsten van NME-leerkrachten worden georganiseerd. Hierdoor was het mogelijk direct in te spelen op de vraag bij de basisscholen. De scholen bleken duidelijk behoefte te hebben aan een regionaal punt voor informatie, de uitleen van educatieve materialen en ondersteuning. Ook was er behoefte aan meer educatieve natuurpaden voor de leerlingen.
Functie voor hele regio Vanaf de start was duidelijk dat het centrum regionaal van opzet zou moeten zijn. Sittard, Born, Susteren, Schinnen, Beek en Stein werden actief benaderd om hen te overtuigen van de noodzaak van één coördinatiepunt voor de hele streek, en van de financiële ondersteuning hiervan. Door de inzet van veel tijd en energie en een financiële bijdrage van de Provincie Limburg uit de pot van het programma Leren voor Duurzaamheid kon dit proces tot een goed eind worden gebracht. Het resultaat was een notitie NME Westelijke Mijnstreek, gedragen door alle gemeenten. Belangrijk uitgangspunt is dat niet alleen de gemeenten verantwoordelijk zijn voor natuuren milieueducatie maar dat ook andere organisaties en bedrijven meebetalen. Daarom werden ook bedrijven en andere
Op weg naar duurzaamheid Inmiddels is de steenfabriek Plinthos duurzaam gerestaureerd en maken we goed gebruik van de mooie en functionele mogelijkheden in dit ruime gebouw. Het is zeer goed geoutilleerd en geïsoleerd en rondom is een educatief wandelpad aangelegd. Een groot verschil met de oorspronkelijke werkplek en een ideale werkplek en uitvalbasis dus voor natuur- en milieueducatie. Na veel inspanningen lukte het in 2003 een eigen stichting op te richten. Een eigen bestuur kan beter en onafhankelijk de nmebelangen behartigen. Het bestuur werkt hard aan een structurele en gezonde financiële basis van het centrum zodat instandhouding en de verdere ontwikkeling in de toekomst gegarandeerd zijn. De samenwerking met de gemeenten, provincie, groene organisatie en bedrijven in de regio heeft geleid tot mooie resultaten, zoals uit het activiteitenoverzicht blijkt (tabel 1). Het Bokkenrijderspad is een van de vele voorbeelden. Het Centrum heeft nu een uitgebreid educatief aanbod van lesmaterialen rondom natuur, milieu en techniek, ondersteunt vele vrijwilligers en organiseert regelmatig workshops en cursussen voor de inwoners van de regio. Op weg naar duurzaamheid blijft het een noodzaak en een uitdaging om gezamenlijk te blijven investeren in het behoud en de verdere ontwikkeling van natuur- en milieueducatie in deze sterk verstedelijkte regio.
Jet Joris
15
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
INSPRAAK? VERGEET HET MAAR Op 3 oktober jl. organiseerde de Milieugroep Regionaal Stort Westelijke Mijnstreek in Schinnen een activiteitenmiddag met als thema “Centraal Plateau: behouden zo!”. Centraal op deze middag stond het project “vrachtwagen en dode hoek” om verkeersdeelnemers te wijzen op het gevaar van vrachtwagens voor met name fietsers en bromfietsers. door Nol Simons, voorzitter Milieugroep Regionaal Stort Westelijke Mijnstreek en Ine Crouzen, secretaris
Voor dit thema was gekozen omdat er plannen zijn om op het Centraal Plateau een nieuwe weg aan te leggen om vrachtverkeer mogelijk te maken van de groeve in Spaubeek naar de A76 in Schinnen. In Schinnen zal het vrachtverkeer dan fors toenemen. Ook op een deel van de bestaande veldwegen zal als de plannen doorgaan vrachtverkeer worden toegestaan. De Milieugroep probeert al jarenlang gehoor te vinden voor haar bezwaren tegen deze plannen. Tot nu toe vergeefs. Een overzicht Dat was even schrikken en slikken voor de milieu- en natuurgroepen uit Spaubeek en Schinnen in april 1999 in het gouvernement. Wij dachten dat we uitgenodigd waren voor een gesprek over wat er moest gebeuren met de groeve Spaubeek die door een uitspraak van de Raad van State in 1997 niet zou mogen worden ingericht als afvalberging. Al snel werd duidelijk dat alle andere betrokken partijen – provin-
cie, gemeentes Beek, Schinnen en Nuth, eigenaar Essent Milieu van de groeve - in de maanden voorafgaand aan de bijeenkomst regelmatig met elkaar overlegd hadden en uit de verschillende mogelijkheden al een keuze gemaakt hadden. Gekozen was voor het gedeeltelijk opvullen van de groeve en het aanleggen van een nieuwe weg voor de aanvoer van de daarvoor benodigde grond. De natuur- en milieugroepen mochten alleen nog meepraten over de verschillende aan- en afvoerroutes of, zoals een van de vertegenwoordigers het zei: “We mogen op een rijdende trein springen en nog zeggen of we links- of rechtsom het eindstation bereiken.” Met het einddoel “natuurontwikkeling” hadden we geen enkele moeite, maar wel met de manier waarop dat doel bereikt zou moeten worden. Na ons protest werd afgesproken dat er een werkgroep zou komen waarin ook de milieu- en natuurgroepen vertegenwoordigd zouden zijn. Die werkgroep zou dan na de zomervakantie (van
1999!) bij elkaar komen om alle opties voor de afwerking en herinrichting van de groeve te bespreken. En vervolgens werd het stil. Februari 2000 sturen wij een brief naar de provincie waarin wij vragen naar de stand van zaken omdat wij alsmaar niets horen. Maart 2000 bericht een ambtenaar van de provincie ons dat de werkgroep op korte termijn bij elkaar komt. December 2000 sturen wij weer een brief naar de provincie. Nog steeds geen werkgroepvergadering. Wel horen wij dat er overleg plaatsvindt tussen provincie, Essent en gemeentes. Januari 2001 is er een gesprek tussen milieuverenigingen en de afdeling vergunningen van de provincie waarin wordt besproken waarom de werkgroep nog steeds niet heeft vergaderd. Er wordt afgesproken dat er regelmatig contact zal zijn! In april 2001 worden we dan eindelijk uitgenodigd in het gouvernement, echter niet voor een inhoudelijke discussie in de werkgroep, maar voor de presentatie van het plan “Natuurontwikkeling Groeve Spaubeek” dat Groenplanning heeft opgesteld in opdracht van de ontgronders en Essent. Ook volgens dit plan moet er grond worden aangevoerd via het Centraal Plateau. Ondanks de mooie plaatjes en de heerlijke vla zijn we niet overtuigd. Eind september 2001 volgt er dus weer een brief naar de provincie met de vraag wanneer de werkgroep bij elkaar komt. In oktober 2001 krijgen wij een antwoord van de verantwoordelijke gedeputeerde Vestjens…….”De werkgroep wordt binnenkort bij elkaar geroepen.”
16
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
In 2002 nemen wij zelf maar het initiatief. Om onze ideeën naar voren te brengen nodigen wij o.a. provincie, gemeentes, Essent, Natuurmonumenten uit voor een excursie naar de Meertensgroeve in Vilt en de groeve in Spaubeek. De excursie is begin september van dat jaar en vrijwel alle partijen zijn vertegenwoordigd. Dit levert o.a. vragen op in de Provinciale Staten en weer een antwoord van GS dat de werkgroep binnenkort……… April 2003 blijkt uit de besluitenlijst van GS dat Essent groen licht krijgt om hun voorstel nader uit te werken. Als reactie sturen wij weer een brief naar de provincie waarin wij ons ongenoegen kenbaar maken. In juli 2003 heeft het bestuur van de Milieugroep een gesprek bij Essent Milieu. Nog steeds wordt alleen gesproken over het plan van Essent om de groeve gedeeltelijk op te vullen en de daarvoor noodzakelijke nieuwe aanvoerroute. Er blijken rapporten van ingenieursbureau Fugro te bestaan waarin oplossingen voor het papierslib worden vergeleken. Na weer een hoop telefoontjes en brieven en uiteindelijk een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur bij de provincie krijgen wij tenslotte ook een exemplaar van deze rapporten. In diezelfde maand lezen we in de besluitenlijst van GS dat de nota inzake het Essent-voorstel voor de groeve ter inzage wordt gelegd onder oplegging van geheimhouding. Omdat wij vinden dat wij als lid van de werkgroep ook recht hebben op inzage doen wij een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur om de nota in handen te krijgen. Ons verzoek wordt in september 2003 afgewezen, maar in dezelfde brief zegt GS dat het complete uitge-
werkte Essent-voorstel ons op korte termijn zal worden toegezonden, waarna het zoals afgesproken in de integrale werkgroep wordt zal worden besproken. Nog diezelfde maand stuurt de provincie ons een brief met de mededeling dat het voorstel van Essent nog prematuur is en dat er nog vervolgonderzoek moet plaats vinden. Het kan dus allemaal nog wel even gaan duren. En in november 2003 krijgen wij een tussenbericht van de provincie dat er nog meer onderzoek moet plaats vinden en dat Essent daar nog wel even voor nodig heeft. In juni 2004 nodigen we B&W en de gemeenteraad van Schinnen uit om met ons een kijkje te nemen in de Meertensgroeve in Vilt en op het Centraal Plateau. Het ziet er naar uit dat het grootste deel van het vrachtverkeer dat nodig is om de grond naar de groeve Spaubeek te vervoeren via Schinnen zal gaan rijden. Na deze excursie vragen wij de gemeenteraad van Schinnen om een standpunt in te nemen. In september 2004 wordt er in de commissie Ruimte van de raad gesproken over de plannen van Essent en de problemen die ontstaan doordat de Milieugroep zich niet flexibel opstelt. Uit de stukken die ter inzage liggen blijkt dat Fugro in november 2003 een rapport heeft opgesteld over het papierslib in de groeve. Helaas heeft niemand er aan gedacht ons hiervan op de hoogte te stellen, laat staan het rapport aan ons toe te sturen. Wethouder Smeets vertelt ons dat hij Essent duidelijk heeft gemaakt dat hij niet verder wil praten tenzij ook de milieu- en natuurgroepen bij het overleg worden betrokken.
De Wob-procedure die wij in juli 2003 begonnen bij de provincie loopt nog steeds. Wij hebben bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van ons Wob-verzoek. In november 2003 vindt er een hoorzitting plaats bij de Commissie Bezwaarschriften en die adviseert onze bezwaren gegrond te verklaren. GS besluit desondanks onze bezwaren slechts gedeeltelijk gegrond te verklaren en stuurt ons de gevraagde nota toe met weglating van een aantal passages. Wij besluiten beroep in te stellen tegen deze beslissing bij de rechtbank. In juli 2004 krijgen wij bericht van de rechtbank dat het behandelen van de zaak in beginsel binnen zes maanden zal worden behandeld (dus misschien nog in 2004).
De groeve Spaubeek De groeve ligt op de grens van het open, grootschalig deel van het plateau van Schimmert en de steile helling waarop het Spaubekerbos gelegen is. De groeve is ca. 20 ha groot en ontstond door de winning van klei, mioceen zand, stol en grind. De ontgronding werd in 1965 begonnen en is nu op een klein deel na voltooid. In een deel van de groeve zijn in de jaren ’80 van de vorige eeuw verwerkingsresten van de papierfabricage (papierslib) gestort, in totaal ongeveer 150.000 m3. Dit papierslib ligt verspreid over een oppervlakte van ca. 4 ha in een laag van ca. 13 meter dik. Het slib is vanaf de rand van de berging gestort en langs de helling naar beneden gestroomd. In het verleden was het duidelijk herkenbaar als een grijsgroene massa, maar in de laatste 10 jaar is de plek begroeid met bomen en is er van buiten de groeve niets meer te zien van het slib. Dit slib is het grootste knelpunt bij de afwerking en herinrichting van de groeve. Essent Milieu, inmiddels eigenaar van de groeve, wilde een afwerking van de groeve die “kostenneutraal” zou zijn en stelde voor de groeve gedeeltelijk op te vullen met licht-vervuilde grond (categorie 1). Als belangrijkste argument voerde Essent aan dat het papierslib niet stabiel en dus erg onveilig was. Als oplossing kwam Essent met het plan het slib te mengen met een grote hoeveelheid grond. Omdat de gemeente Beek het extra vrachtverkeer – nodig om de 1,4 miljoen m3 grond aan te voeren – niet door de kern van Spaubeek wil, moest er een andere ontsluiting van de groeve gevonden worden. Opnieuw kwam de verbindings17
LIMBURGS MILIEU 03 / 03
weg van de groeve in Spaubeek naar of langs het stort in Schinnen, die in 1997 eveneens door de Raad van State was afgewezen, op tafel. Opnieuw werd de rust op het Centraal Plateau bedreigd. Het vrachtverkeer zal volgens het plan dan in Schinnen bij de Hettekensweg uit bij de A76 en zal ook via die route naar de groeve in Spaubeek moeten rijden. Bij de Hettekensweg, vlak bij de ingang van de stortplaats, zou deze nieuwe weg dan dwars door een dassenburcht gaan. De nieuwe weg zou volgens de plannen slechts tijdelijk voor de duur van maximaal vijf jaar worden aangelegd. De tijd die nodig is om de gewenste hoeveelheid grond aan te voeren bedraagt zeker meer dan 10 jaar. Hoe het transport als de weg weer verwijderd is, moet gaan lopen is niet duidelijk. De Milieugroep heeft een aantal bezwaren tegen de gekozen oplossing. Natuurontwikkeling is geen enkel probleem, maar als het plan van Essent wordt uitgevoerd zal pas na het aanvoeren van de grond en het mengen met het papierslib kunnen worden begonnen met natuurontwikkeling, d.w.z. op zijn vroegst over ruim tien jaar. Eerst zal de natuur die zich gedurende de laatste jaren al heeft ontwikkeld in een deel van de groeve weer moeten worden vernietigd om bij het papierslib te kunnen komen. Overigens is men bezig (of mogelijk is die ook al afgerond) met een inventarisatie in de groeve in het kader van de Flora en Faunawet. Verder hebben wij onze twijfels bij de stelling 18
SML-nieuws
dat het papierslib zo onveilig is dat er voor een zeer drastische oplossing moet worden gekozen. Wij hebben begrepen dat er onderzoek is gedaan naar die veiligheid; het rapport hierover hebben wij opgevraagd, maar op dit moment (begin oktober 2004) nog niet ontvangen. Uit eerdere rapporten over dit papierslib concludeerde een door ons geraadpleegde deskundige dat het papierslib vergelijkbaar is met veengrond, die in grote delen van Nederland voorkomt en waar je wel natte voeten in kunt krijgen, maar dat verder niet levensbedreigend is. Een medewerker van Natuurmonumenten heeft ons verteld dat het heel goed mogelijk is het gebied zó in te richten dat het papierslib niet betreden kan worden. Overigens heeft de gemeente Schinnen onlangs in het nieuwingerichte Geleenbeekdal gewoon bordjes geplaatst met de tekst “niet betreden; gevaarlijk drijfzand”, een simpele, goedkope en zeer snel te realiseren oplossing. Een weg over het plateau zal de rust en stilte in dit laatste stuk open ruimte tussen Westelijke Mijnstreek en Parkstad verstoren. De omwonenden die hier graag even uitwaaien, de van verder komende recreanten die Pieterpad of Pelgrimspad lopen, de dieren die hier leven en voedsel zoeken zijn dan een van de weinige plekken in dit deel van ZuidLimburg kwijt waar nog genoten kan worden van rust, stilte, ruimte en schitterende vergezichten. Het extra vrachtverkeer zal in Schinnen bij de aansluiting op de A76 voor
een grotere verkeersonveiligheid zorgen. Wij moeten ook nog zien of de weg, zoals in het plan staat, inderdaad na vijf jaar zal worden opgeruimd, zeker als de werkzaamheden in de groeve nog lang niet voltooid zijn. Misschien zijn er tegen die tijd ook wel andere ondernemers die brood zien in de open ruimte op het Centaal Plateau en dankbaar gebruik maken van de nieuwe ontsluitingsweg. Wat ons echter het meest heeft boos gemaakt en gefrustreerd in de afgelopen vijf jaar is dat ondanks uitdrukkelijke en herhaaldelijke beloftes, wij niet betrokken worden bij het overleg, sterker nog: stelselmatig worden genegeerd. Wij zouden graag met alle andere betrokkenen een discussie willen aangaan waarbij ook serieus wordt gekeken naar ons voorstel: “niets doen en de natuur zijn gang laten gaan.” Aan de zijlijn staande, hebben wij sterk de indruk dat er nooit serieus is gekeken naar andere mogelijke varianten voor de herinrichting van de groeve. In het concept-plan van Essent worden wel een aantal opties vergeleken, maar worden bij de variant “mengen” de negatieve effecten van de verbindingsweg niet meegenomen. Economische motieven lijken doorslaggevend te worden. Inspraak is weer een wassen neus.
LIMBURGS MILIEU 03 / 03
NATUUR-LIJK GOED VOOR DE GEZONDHEID! Recent onderzoek van de Gezondheidsraad toont een positief verband aan tussen natuur en gezondheid. Wat de meesten onder ons in de oren klinkt als een waarheid als een koe is nu kennelijk ook wetenschappelijk verantwoord aangetoond. Voor Natuurmonumenten was het uitkomen van het rapport van de Gezondheidsraad de reden om haar voorjaarsforum aan dit thema te wijden. Fred Woudenberg van de raad presenteerde de belangrijkste conclusies. Wat doet de natuur voor onze gezondheid?
1) Uit een groot aantal onderzoeken komen sterke aanwijzingen dat natuur kan helpen bij herstel van stress. Uitzicht op natuur en verblijf in de natuur blijken een positieve invloed te hebben op stemming, concentratie, zelfdiscipline en fysiologische stress.
2) Natuur stimuleert tot bewegen. Er zijn aanwijzingen dat de omgeving invloed heeft op de duur en de intensiteit van bewegen. Mensen blijken het bewegen in een natuurlijke omgeving hoger te waarderen en langer vol te houden.
3) Onderzoeken uitgevoerd in een achterstandswijk in Chicago tonen een verband aan tussen groene openbare voorzieningen en sociale integratie van mensen. Of dit ook geldt in de Nederlandse situatie zal verder onderzocht moeten worden.
5) Tenslotte blijkt natuur een grote rol te spelen in zingevingsvragen van volwassenen. Zingeving betekent dat mensen hun persoonlijke doelen in het leven benoemen en hun eigen doelen in een groter geheel kunnen plaatsen. De natuur biedt mensen ook een plek voor het verwerken van angst voor ouderdom, ziekte en dood. Een belangrijke conclusie van de Gezondheidsraad is dat er meer wetenschappelijk onderzoek nodig is om kennis te vergaren over de gunstige invloed van natuur op gezondheid. Woudenberg: “Ook al staat dan niet wetenschappelijk vast dat er een directe relatie bestaat tussen natuur en gezondheid, het indirecte bewijs is zo overtuigend dat overheid, zorg- en natuur-organisaties ermee aan de slag moeten. De relatie is duidelijk genoeg om er werk van te maken”.
Sandra Akkermans
4) De natuur biedt kinderen een geweldige speelplek. Dit blijkt goed te zijn voor de ontwikkeling van hun motoriek en hun fantasie; het zorgt voor grotere zelfbeheersing en vermindert agressiviteit.
Natuur geeft Nederlander gezond gevoel. Een uitstapje in de natuur geeft negen op de tien Nederlanders een ‘’gezond gevoel’’. De NIPO heeft in opdracht van Natuurmonumenten een enquête uitgevoerd; de resultaten:
Bron: “Van Nature’’, uitgave Natuurmonumenten, en website Gezondheidsraad: www.gr.nl
- verreweg de meeste ondervraagden ervaren daadwerkelijk een verband tussen natuur en gezondheid. - 96% vindt het belangrijk dat kinderen natuur in de buurt hebben om zich uit te kunnen leven. - 95% vindt dat een natuurlijke omgeving een ontspannende werking heeft en dat natuur uitnodigt tot bewegen, zoals wandelen en fietsen. - vrouwen vinden natuur nog belangrijker voor hun kinderen dan mannen. En vrouwen knappen in de natuur sneller op als ze ziek zijn. - 72% van de ondervraagden vindt dat de overheid zich meer moet inzetten voor de natuur, als uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat natuur een positieve bijdrage levert aan gezondheid. Concreet betekent dat: meer natuur in en om de steden, behoud van de bestaande natuur en bevorderen dat mensen de natuur in gaan. - bijna 50% van de mensen vindt dat zorginstellingen meer aandacht moeten besteden aan de natuur in Nederland. - 73% van de ondervraagden vindt het aanvaardbaar dat zorgverzekeraars natuurorganisaties gaan sponsoren.
19
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
Wandelingen, huifkartochten, demonstraties en een groene markt
GROENHUISDAG GESLAAGD Op zondag 10 oktober vond de Landschap Doedag plaats op Dagcamping De Houtsberg in Nederweert-Eind. Met circa 1200 bezoekers toonde de organisatie zich zeer ingenomen.
Doel van de dag was om mensen op een ontspannen manier kennis te laten maken met de natuur ter plaatse en met natuurbeheer door vrijwilligers. Kinderen konden het avontuurlijke Dassenspoor lopen. Ouders konden zelf de handen uit de mouwen steken bij de demonstraties natuurbeheer. En zo was er voor elk wat wils.
das om vervolgens in de voetsporen te treden van dit dier. Tijdens het Dassenspoor, een avontuurlijke route van 3 km, voerden de dasjes spannende opdrachten uit. Inmiddels meldden ook de eerste belangstellenden zich bij de maai- en snoei-activiteiten in het veld. Enthousiast stortten de bezoekers zich op deze vormen van landschapsbeheer.
Voor de medewerkers van de vijf organisaties in het GroenHuis begon de zondag al vroeg. Om 7 uur werden de 36 marktkramen en de grote feesttent opgezet. Het was een komen en gaan van vrachtwagens en aanhangers met alle benodigde spullen. De Nederweertse harmonie Pro Musica verzorgde de catering en begon om 8 uur met alle voorbereidingen en het zetten van de nodige kopjes koffie. Het was nog koud, maar gelukkig helemaal droog.
Vanaf het terrein reden twee huifkarren op en neer naar Geitenboerderij Aarts. De bezoekers van kregen daar informatie over de boerderij, konden vanuit een heuse skybox meekijken in de stal en mochten proeven van geitenmelk en geitenkaas. Op De Houtsberg liep ondertussen een schaapsherder met kudde rond en dit sprak met name de jonge bezoekers erg aan.
Om half 11 arriveerden de eerste genodigden en namen plaats in de tent. Genietend van een kopje koffie en een stuk vlaai luisterde men naar de toespraak van de Commissaris van de Koningin. Die was erg te spreken over de Landschap Doedag. Ook wethouder Willekens van Nederweert en Henk Vijverberg, voorzitter van het GroenHuisbestuur kwamen aan het woord. De toespraken werden afgewisseld door muziek van het Nederweertse gezelschap Mit Bezeij. Een schaapsherder met kudde loodste vervolgens het gezelschap naar de zandverstuiving, waar een onverwachte gast uit het struikgewas sprong: de zogenaamde marterman. De marterman vertelde de aanwezigen over de geschiedenis van het gebied en de natuur. Met het oprichten van een symbolische Houtsberg en het drinken van een borrel, was de Landschap Doedag officieel geopend. Om 12 uur stroomden de eerste nieuwsgierigen het terrein op. De zon was inmiddels volop gaan schijnen en het was aangenaam toeven. Kinderen lieten zich schminken als 20
Het bleef de hele dag lekker druk. De Groene Markt werd doorlopend goed bezocht. Voor iedereen stond er wel een organisatie bij die interessant was. De standhouders waren erg blij met de belangstelling van de geïnteresseerden. Aan het einde van de middag begon het fris te worden op De Houtsberg. Maar de bezoekers konden zich opwarmen in de gezellige feesttent op het voetbalterrein. Daar zorgden de cateringmedewerkers van de harmonie dat het hen aan niets ontbrak. De Hermenij Vannix luisterde de boel ondertussen op met bekende melodieën. Om vijf uur was het feest afgelopen. De tap werd gesloten, de bezoekers keerden huiswaarts en de opruimploeg kon aan de slag. Om 19.00 lag het terrein er weer bij als 12 uur eerder bij de start. De Doedag was geslaagd. Een compliment voor alle medewerkers is op zijn plaats. Annemiek Huijts
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
21
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
Nieuw systeem voor openbaar vervoer in Limburg
VERVOERSWENS REIZIGER MEER CENTRAAL Het openbaar vervoer in Limburg wordt, als het aan de Provincie ligt, in de komende jaren drastisch verbeterd. De organisatie komt in één hand en wordt opgezet als één provinciedekkend netwerk, waarin de diverse vervoerswijzen op elkaar zijn afgestemd. Het zal naargelang de behoefte van de reizigers kunnen worden aangepast. De kern van het systeem wordt gevormd door het treinvervoer in de provincie. Deze ‘assen’ zijn de ruggengraat, waarop het busvervoer moet gaan aansluiten. Waar geen treinverbindingen aanwezig zijn maar vanuit het totale netwerk bezien toch een ruggengraat nodig is, zullen snelbusdiensten de ruggengraat completeren. Het overige openbaar busvervoer krijgt een functie waarbij veel meer dan nu het geval is, verbindingen worden geboden van kernen naar knooppunten. Op deze knooppunten zal het openbaar busvervoer via een overstap als ‘voeder’ optreden van het vervoer langs de ruggengraat. Als aanvulling op het reguliere vervoer wordt in landelijke gebieden met relatief weinig reizigers oproepafhankelijk vervoer aangeboden, dat vervolgens aansluit op een systeem van hogere orde. Als sociaal vangnet wordt een oproepafhankelijk collectief vervoerssysteem voorzin, met als basis ‘deur-tot-deur’-vervoer. Aan de basis van het systeem ligt de filosofie dat alle Limburgers recht hebben op verplaatsingen. “Ook mensen die niet met auto of fiets kunnen of willen reizen”, zegt gedeputeerde van mobiliteit Mat Vestjens. “Het OV is dan de enige of de meest ideale vorm van mobiliteit. Daarom moet het OV bereikbaar en betaalbaar zijn en erop gericht nieuwe klanten te werven en een alternatief te vormen voor het gebruik van de auto.” Nieuwe concessies Op korte termijn lopen de huidige concessies voor het openbaar busvervoer af. Hetzelfde geldt voor het collectief vraagafhankelijk vervoer. Vanuit de nieuwe Wet Personenvervoer is aan de provincie een nadrukkelijke rol toebedeeld bij de regulering van het openbaar vervoer. De aanbesteding van het OV zal plaats vinden voor maximaal twee concessiegebieden, te weten Noord- en 22
Midden-Limburg en Zuid-Limburg. De bestaande concessies Heuvelland en Maastricht worden opgenomen in de nieuwe concessie Zuid-Limburg. Dat maakt een gemakkelijker integratie van de verschillende vervoerswijzen mogelijk en is financieel beter haalbaar. De aanbesteding moet plaats vinden voor 1 januari 2006 zodat per december 2006 met een nieuwe dienstregeling gereden kan worden. Wat vindt de Milieufederatie ervan? De nota Openbaar Vervoer in Limburg is een goed stuk werk en de uitwerking in het idee van de OV-ruggengraat met aanvullend oproepafhankelijk haltegebonden en vraagafhankelijk collectief vervoer heeft de instemming van
de Milieufederatie Limburg. Het uitgangspunt dat elke Limburger recht heeft op openbaar vervoer biedt een kans om minder auto te rijden en de onveiligheid en de milieubelasting door de auto terug te dringen. Aandacht voor dat laatste – terugdringing van de gezondheids- en milieuschadelijk uitstoot van met name bussen – krijgt ons inziens in de nota te weinig aandacht. Oude dieselbussen dienen taboe te worden verklaard. Op dat punt laat de nota vooralsnog een steek vallen, beter: een kans onbenut. Het begrip milieu hebben wij in de nota niet gevonden. Waar gesproken wordt over kwaliteit wordt die term begrepen als ‘betrouwbaarheid’, ‘bereikbaarheid’ en ‘betaalbaarheid’. Wel wordt onder ‘bereikbaar-
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
heid’ de inzet van ‘hoogwaardig materieel (modern en comfortabel)’ genoemd, maar dit wordt niet uitgewerkt in milieueisen die aan het wagenpark van de nieuwe concessiehouders kunnen worden gesteld. Wij menen dat in het Plan van Eisen dat voor de aanbesteding zal worden opgesteld een milieuparagraaf niet mag ontbreken. Op meerdere plaatsen in den lande rijden schone bussen en wordt geëxperimenteerd met innovatieve ontwikkelingen. Op straatniveau kan dat tientallen procenten emissievermindering van fijn stof schelen, om maar eens een gevoelig punt te noemen. Daarnaast is er de uitstoot
van stikstofoxiden en kooldioxide, die moet worden teruggedrongen. Programma van eisen Een aantal suggesties voor het Plan van Eisen: Vraag om ‘jonge’ bussen Stel eisen ten aanzien van de maximumleeftijd van de bus en de gemiddelde leeftijd van het wagenpark (Doe je dit niet dan mag je rekenen op de oude bussen van de buren) Eis regelmatig onderhoud. Regelmatig zijn de motoren ontregeld. N.B.: De periodieke APKkeuring neemt Fijn Stof niet mee. Eis op zijn minst voor stadsvervoer de installatie van nabehandelingstechnieken. Een roetfil-
ter (CRT en DPX) reduceert meer dan 90% van de roetuitstoot. Vraag lichtgewicht bussen (kleinere motor, dus minder uitstoot). Er rijden weliswaar relatief weinig bussen ten opzichte van personenwagens en bestelwagens maar zware voertuigen stoten een factor 10 uit t.o.v. lichtere voertuigen. Voor bussen is dit nog (veel) meer vanwege het rijprofiel (veel remmen en optrekken) Bekijk de inzet van alternatieve aandrijvingen (CNG, biobrandstoffen, hybride bussen; voorbeeld: “the Whisper”in Amersfoort) Vraag training van de chauffeurs in “Het Nieuwe Rijden” (aandacht voor de bandenspanning, rijstijl trainingen, 10-15% besparing op brandstof). Bij toepassing van het voorgaande is te bedenken dat het goed is een aantal maatregelen in combinatie met elkaar in te zetten. Individuele maatregelen bieden meestal onvoldoende resultaat. Daarbij moet niet alleen naar de uitstoot van NO2 worden gekeken maar vooral ook naar PM10 (fijn stof). Tenslotte: In het Programma van Eisen kunnen en mogen milieu-eisen worden opgenomen. Elders gebeurt het al en de concessiehouders blijken er goed mee te kunnen leven. De Milieufederatie Limburg zal zich sterk maken dit in Limburg te bevorderen,. Hub Bemelmans
23
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
SML-nieuws
Kanttekeningen Commissie MER bij MER MAA
FIJN STOF PROBLEEM VOOR MAA? Het opgestelde milieueffectenrapport voor MAA bevat voldoende formatie om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over het nieuwe Aanwijzingsbesluit voor het vliegveld. Dat zegt de Commissie voor de milieueffectrapportage in haar advies aan de minister van Verkeer en Waterstaat, naar aanleiding van de inspraakreacties op de Ontwerp-aanwijzing en het MER Luchtvaartterrein Maastricht Aachen Airport. Wel plaatst de Commissie een aantal kritische kanttekeningen bij het MER, en formuleert zij aanbevelingen. Het MER, en zeker de samenvatting, is voor niet-deskundigen deels moeilijk toegankelijk en leesbaar, aldus de Commissie.
Stopway De Commissie bevestigt dat de inmiddels aangelegde stopway aan de zuidzijde van de baan niet als onderdeel van de start- en landingsbaan mag worden gebruikt. De baanlengte blijft 2500 meter. Zij adviseert het bevoegd gezag in de Aanwijzing het beoogd gebruik van de stopway/verschoven baandrempel te verduidelijken en aan te geven hoe handhavend zal worden opgetreden. Klein verkeer en hinderbeleving Het aantal lesvluchten met kleine vliegtuigen zal naar verwachting sterk verminderen door verplaatsing ervan naar het buitenland (Portugal). Als deze verplaatsing doorgaat betekent dit een belangrijke verbetering voor de omwonenden. Uit een belevingsonderzoek is gebleken dat juist deze kleine luchtvaart relatief veel geluidhinder veroorzaakt. Deze vermindering is echter nog niet vastgelegd in een kleinere geluidszone. De Commissie adviseert de zone te verkleinen. Externe veiligheid Zoals eerder door de Milieufederatie is haar inspraakreactie werd gesignaleerd, is het ook de Commissie m.e.r. opgevallen dat er bij MAA meer woningen binnen de veiligheidscontour van 10-6 liggen dan bij Schiphol. Het is een bevestiging van de slechte ligging van MAA ten opzichte van haar (dichtbevolkte) omgeving. “Vergelijking van het groepsrisico voor MAA met dat van Schiphol maakt duidelijk dat de kans op een ongeluk met tussen de 10 en 100 dodelijke slachtoffers groter is voor MAA dan voor Schiphol”, aldus de Commissie. De Commissie verwijst expliciet naar de uitgangspunten van het regeringsbeleid in het 24
“Besluit externe veiligheid inrichtingen”. “Burgers mogen voor de veiligheid van hun woonomgeving rekenen op een maximum beschermingsniveau. De kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers moet expliciet worden afgewogen en verantwoord. Daarbij spelen de maatschappelijke baten van en de beschikbare alternatieven voor de betreffende activiteiten een belangrijke rol”. Die afweging kan, aldus de Commissie, alleen maar goed worden gemaakt wanneer het bevoegd gezag de informatie met betrekking tot de kans op een ramp (groepsrisico) verzamelt en verschaft. De Commissie adviseert deze informatie alsnog te verwerven en in de aanwijzing een motivatie van haar besluit hierover op te nemen. Luchtkwaliteit De Commissie is kritisch over de conclusies van de MER over de luchtkwaliteit. In de MER wordt gekeken of de fijn stof concentratie in de lucht voldoet aan de jaargemiddelde grenswaarde (40 microgram/M3). Dat blijkt het geval. Echter, zo signaleert de Commissie, uit de gegevens van het meetstation in. Wijnandsrade blijkt dat vooral de daggemiddelde concentratie relevant is en dat deze reeds bij een jaargemiddelde van 30 microgram per m3 wordt overschreden. “Volgens de studie is de jaargemiddelde concentratie fijn stof tussen 32 en 36 microgram per m3. Naar alle waarschijnlijkheid vindt dus momenteel al overschrijding van een grenswaarde (maximum daggemiddelde) voor fijn stof plaats.
Dit is dus in tegenstelling met de conclusie van het rapport dat er geen overschrijding van de grenswaarde oor fijn stof plaats vindt. De gepresenteerde toename van de fijn stof emissie (van 1,7 ton in 2000 naar 4 tot 4,5 ton in 2015) conflicteert met de noodzaak om de concentraties van fijn stof onder de grenswaarde te krijgen”. De Commissie adviseert het fijn stof probleem opnieuw te bezien en mogelijke maatregelen te inventariseren. Naast fijn stof neemt ook de uitstoot van kooldioxide (CO2) toe. Volgens het MER verdubbelen de CO2 emissies van het vliegverkeer van 11 naar 22-25 ton. Sandra Akkermans
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
GRENSPARK MAAS-SWALM-NETTE TWEE JAAR IN BEWEGING Naar aanleiding van een afstudeerscriptie van een student planologie van de Katholieke Universiteit van Nijmegen over de grensoverschrijdende samenwerking binnen het Duits-Nederlandse Grenspark Maas-Swalm-Nette schreef Hub Bemelmans in april 2002 in Limburgs Milieu dat deze samenwerking nog steeds niet functioneerde. In een reactie hierop verkondigde Jac Pouw van de Provincie Limburg in het juli-nummer 2002, dat er met de oprichting van het openbaar lichaam Grenspark Maas-Swalm-Nette in juni 2002 wel terdege beweging in zat. Per 1 juli 2002 kon met subsidies van de Rijksoverheid, de Provincie Limburg, het Land Noordrijn-Westfalen de elf deelnemende Nederlandse gemeenten en het Duitse Naturpark Schwalm-Nette een eigen projectbureau met anderhalve formatieplaats worden ingericht in het GroenHuis in Roermond. Het projectbureau kreeg daarbij de opdracht overeenkomstig de doelstellingen van het Grenspark de grensoverschrijdende samenwerking te verbeteren op het gebied van natuur en landschap, recreatie en toerisme en de milieueducatie. Het projectbureau zou daartoe zelf initiatieven en projecten moeten ontwikkelen en uitvoeren. Wat is in twee jaar bereikt? Natuur en landschap In samenwerking met en met financiële ondersteuning van het Ministerie LNV, de Provincie Limburg, SBB, de Stichting het Limburgs Landschap, het Forstamt Mönchengladbach en het Forschungsinstitut für Jagdkunde und Wildschadensverhütung te Bonn wordt een studie verricht naar de ecologische, maatschappelijke en voorlichtingsaspecten van de herintroductie van het edelhert binnen de grensregio Reichswald/Meinweg. Zowel in Nederland als in Duitsland speelt het edelhert binnen de ecologische hoofdstructuur een belangrijke rol. Zo is het edelhert als ambitiesoort genoemd in de robuuste verbinding Reichswald-Meinweggebied. Ook bij de nadere uitwerking van de recente herziening van het Bundes-naturschutzgesetz (vgl. NB-Wet) wordt het edelhert uitdrukkelijk in Duitsland als voorbeeldsoort genoemd. De coördinatie van het project dat onlangs gestart is en in 2007 zal eindigen, ligt in handen van het Grenspark Maas-Swalm-Nette. In het kader van het INTERREG III-A project “Natuurontwikkeling binnen de ecologische structuur tussen het nationaal park De Meinweg en het natuurgebied Brachter Wald” voert het Grenspark Maas-Swalm-Nette in opdracht van de gemeente Roermond een
gedeelte van de communicatie uit. Dit project, dat door de gemeente Roermond en de Kreis Viersen samen met andere partners is opgezet, omvat o.a. een nadere uitvoering van maatregelen uit het soortbeschermingsplan adder voor de Meinweg en de inrichting van 9 ha nieuwe natuur langs de grens bij Asenray ten oosten van Roermond. De maatregelen zijn mede gebaseerd op het in 1994 opgestelde
maatregelen kunnen een krachtige impuls geven aan de versterking van natuur en landschap in het Grenspark. Op e aanvraag zal nog dit jaar worden beslist.
Grensoverschrijdende Ecologische Basisplan Maas-Swalm-Nette (GEB MSN). Dit plan is ook de basis voor de uitvoering van maatregelen binnen de ecologische vochtige structuur van het Grenspark. Daartoe is door het Grenspark met SBB, de gemeente Swalmen, Staatsbosbeheer, de Kreis Viersen en het Forstamt Mönchengladbach een verzoek ingediend voor subsidiering binnen het INTERREG III-A programma van de euregio rijn-maasnoord. De uitvoering van de voorgestelde
Midden-Limburg en het Duitse Naturpark Schwalm-Nette. Doel van het project is het opzetten en intensiveren van grensoverschrijdende evenementen en activiteiten voor bewoners en bezoekers ten behoeve van de verdere bewustwording van de unieke natuur en de verscheidenheid van het cultuurlandschap in het Grenspark MaasSwalm-Nette. Na de vorming van het projectbureau Grenspark Maas-Swalm-Nette werd de uitvoering en inhoudelijke coördinatie van dit
Milieueducatie en voorlichting In 2002 werd het INTERREG III-A project “Grenspark Maas-Swalm-Nette in de Picture” geïnitieerd door het toenmalige gewest
25
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
belevenisgebieden en de oprichting van de bezoekerscentra in Wachtendonk en de Meinweg. In het verleden werden succesvolle projecten onvoldoende naar buiten gecommuniceerd. Mede daarom en om de uitwisseling en overdracht van kennis over natuur en landschap en recreatie en toerisme aan beide kanten van de grens te bevorderen werd begin 2004 door het Grenspark een symposium natuur & landschap en recreatie & toerisme georganiseerd.
project door het Grenspark overgenomen. Naast de Regio Noord- en Midden-Limburg nemen het Naturpark Schwalm-Nette, het Forstamt Mönchengladbach, SBB en het IVN Consulentschap Limburg deel aan het project. Een aantal werkzaamheden is reeds uitgevoerd: het uitbreiden van het grensoverschrijdend netwerk van informatie- en bezoekerscentra (21) en de presentatie ervan op het internet en in een flyer, een jaarlijkse grensoverschrijdende boomplantdag, waarop Nederlandse en Duitse scholieren een bos aanleggen door het planten van bomen, de 3-jaarlijkse Grensparkdag; door de medewerking van de verschillende bezoekerscentra wordt op de laatste zondag in augustus een uitgebreid grensoverschrijdend programma aan speciale evenementen georganiseerd, een jaarlijks excursieprogramma; in 2003 werden in Nederland in Duitsland 280 excursies en andere evenementen aangeboden. In 2004 steeg dit aantal al boven de 500. Het excursieprogramma wordt niet alleen op het internet gepresenteerd maar wordt ook drie keer per jaar tweetalig in gedrukte vorm verspreid. Met een gemiddeld aantal bezoekers van meer dan 20 personen per evenement zullen in 2004 ruim 10.000 personen worden bereikt. Met name de verhoging van het aandeel Nederlandse excursies toont, dat de inhaalslag die vooral aan de Nederlandse kant nodig was, nu is ingezet, jn samenwerking met
het IVN Consulentschap Limburg en het Naturpark Schwalm-Nette wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een grensoverschrijdend onderwijsprogramma voor de basisschool. Recreatie en toerisme Binnen het thema recreatie en toerisme wordt momenteel een projectidee uitgewerkt rond de 14 Nederlandse en Duitse kerkdorpen, die vroeger gemeenschappelijke eigenaren waren van De Meinweg en gekoppeld aan een projectidee rond de voormalige vliegerhorst bij Venlo/Straelen/Nettetal. De indiening van de subsidieaanvraag is gepland in het voorjaar 2005. Om de bewoners en de bezoekers kennis te laten nemen van alle projecten, activiteiten en excursieprogramma’s worden deze tweetalig op het internet (www.grenspark-msn.nl) gepresenteerd. Om de attractiviteit van het Grenspark te tonen zijn de belangrijkste natuurgebieden in hun samenhang beschreven en wordt nadere informatie gegeven voor een bezoek aan het Grenspark. De hierboven kort genoemde activiteiten van het grenspark tonen dat er in de afgelopen twee jaar beweging gekomen is in de grensoverschrijdende samenwerking in het Grenspark Maas-Swalm-Nette. De publicatie van het GEB MSN in 1994 heeft echter ook al voor 2002 tot meerdere succesvolle grensoverschrijdende initiatieven geleid. Te noemen zijn o.a. de inrichting van natuur-
Dat het Grenspark Maas-Schwalm-Nette al een duidelijke positie langs de Duits /Nederlandse grens inneemt, blijkt uit de interesse die er vanuit verschillende Nederlands/Duitse grensregios (Achterhoek/Hamaland, Provincie Drente/Landkreis Bentheim en Gelderse Poort/Kranenburg) is voor de vanaf 2002 gekozen samenwerkingsvorm binnen het Grenspark Maas-Schwalm-Nette.
De activiteiten worden ook buiten de regio geregistreerd. Dat blijkt uit de afstudeerscriptie „Natuur zonder grenzen“ (juni 2004) voor de studie Maatschappelijke Biologie van de Universiteit van Amsterdam. Hierin pleit auteur Karin Bolle zelfs voor instelling van meerdere regionale grensoverschrijdende steunpunten langs de Nederlands-Duitse grens, vergelijkbaar met de samenwerkingsvorm van het Grenspark Maas-Swalm-Nette. Daaruit blijkt duidelijk de voorbeeldfunctie die het Grenspark nu al speelt.
Leo Reyrink
26
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
Veel inwoners van Limburg liggen er wakker van
GRENSOVERSCHRIJDEND GEBULDER EN GEDENDER Inwoners van Zuid-Limburg ervaren al enkele jaren overlast van vliegtuigen die landen en opstijgen van vliegveld Bierset in Luik. Het gaat om vrachtvliegtuigen van het bedrijf TNT, dat Bierset heeft gemaakt tot Europees draaipunt voor postvervoer.
de westkant van de Maas, net op Belgisch grondgebied. “Er worden geen regels overtreden, de vliegtuigen vliegen niet te laag en ze vliegen er legaal. Daarom zijn de Provincie en individuele bewoners in feite machteloos. Het is tekenend voor de grensoverschrijdende overlast van vliegvelden.” Een aantal bewoners uit de regio Maastricht lijkt zich daarbij niet neer te leggen. Recente uitbreidingsplannen van Bierset geven voeding aan een groeiend verzet en er zijn contacten gelegd met medestanders uit Belgisch Limburg.
Inwoners van Zuid-Limburg ervaren al enkele jaren overlast van vliegtuigen die landen en opstijgen van vliegveld Bierset in Luik. Het gaat om vrachtvliegtuigen van het bedrijf TNT, dat Bierset heeft gemaakt tot Europees draaipunt voor postvervoer. De post wordt ’s nachts verzameld in Luik, gesorteerd en aansluitend verspreid over de omringende landen. De meeste overlast ontstaat tussen elf uur ’s avonds en half één ’s nachts. Mensen die in de buurt wonen van aan- en uitvliegroutes, met name Maastricht en Eijsden en de aangrenzende Vlaamse gemeente Riemst, klagen vanaf de opening van het nachtelijk postvervoer op Bierset, steen en been. Ook uit andere plaatsen druppelen klachten over vliegtuiglawaai binnen, zoals uit Vaals en het Heuvelland. In het grootste deel van de gevallen gaat het om aankomende vliegtuigen, die in Luik gaat landen. De overlast wordt versterkt doordat er incidenteel vliegtuigen met bestemming Maastricht Aachen Airport en Awacstoestellen overvliegen.
klachtenlijn bij hoe het zit met het vliegverkeer uit Luik. Vanaf januari is er boven Vaals geen toename van het aantal bewegingen en bijbehorende overlast.” Bovendien valt het aantal klachten uit Vaals en omgeving wel mee. “De meeste klachten komen toch nog steeds uit Maastricht en Eijsden maar ook daar zijn er geen aanwijzingen voor een toename van de overlast. Het blijft eigenlijk redelijk constant over de jaren. De overlast hangt voor een groot deel samen met de windrichting. Deze bepaalt namelijk of de vliegtuigen vanuit het zuiden of vanuit het noorden landen. In het eerste geval is er nauwelijks sprake van overlast voor de Limburgers. In het tweede geval wel.” De Provincie kan volgens Simons weinig aan de overlast van vliegveld Bierset doen. Het grootste gedeelte van het vliegverkeer vindt plaats aan
Henk Vijverberg, directeur van de Milieufederatie Limburg, pleit voor een actieve rol van de provinciale overheid. “Ook als er juridisch weinig te halen is, zou het de Provincie sieren de overlast van Bierset op de politieke agenda te plaatsen van het Euregionaal overleg, hoe netelig de kwestie wellicht ook is. In de Euregio is het bon ton om hoog op te geven van de intensieve grensoverschrijdende samenwerking, de goede contacten en de bedoeling om die in de toekomst verder uit te bouwen. De Euregio Maas Rijn zou echter meer moeten zijn dan een ‘mooi-weer-gezelschap’. Men zou mekaar ook moeten kunnen aanspreken op grensoverschrijdende ontwikkelingen die elkaars belangen hinderen,” aldus Vijverberg.
Annemiek Huijts
Jozine van Splunder, inwoonster van Vaals baalt behoorlijk van het vliegtuiglawaai. “Ik probeer te slapen, maar lig meestal wakker tot half één, totdat het lawaai voorbij is. Als een vliegtuig vertraging heeft, valt het me echt op: waar blijft die van half 11?”. Ze heeft de indruk dat de overlast de laatste maanden is toegenomen. Peter Simons, secretaris van de klachtenlijn van de Provincie, ontkent dit. “We houden via de 27
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
Discussie windenergie
TE LAAT OM TE STOPPEN GELDT NIET VOOR WINDENERGIE Windenergie brengt niets op en molens ontsieren het landschap. Dat lijken de twee argumenten waarop tegenstanders van windenergie zich concentreren in hun verzet tegen plaatsing van windturbines in hun omgeving. Onlangs brandde ook in de Volkskrant de discussie los. Gijs van Kuik, hoogleraar windenergie aan de Technische Universiteit Delft, leverde in de krant van 5 oktober een doortimmerde bijdrage. Windenergie is nu nog te duur, maar straks niet meer, zo is zijn overtuiging. Ook kun je er altijd mee stoppen – anders dan met de HSL en de Betuweroute – als blijkt dat de nadelen groter zijn dan de voordelen. Te laat ermee beginnen lijkt van Kuik een groter risico.
afschrijvingstermijn en minder eigen vermogen). Maar iedere kostenvergelijking gaat mank wanneer niet de basis van de vergelijking hetzelfde is: afschrijvingstermijn van de investering, rente en inflatie, aandeel eigen vermogen, etc.”
Opbrengst De opbrengst van een windturbine kan worden uitgedrukt in de productiefactor. Dit is de werkelijke jaaropbrengst gedeeld door de maximaal haalbare opbrengst wanneer de wind het hele jaar door voldoende zou zijn om altijd vollast te draaien. In Flevoland zou deze slechts 12 tot 13 procent zijn, aldus een tweetal tegenstanders van windenergie in dezelfde Volkskrant. Volgens van Kuik liggen de feiten genuanceerder: “Dé website die de windenergie-statistieken in Nederland bijhoudt, is http://home-.planet.nl/. Voor het gehele windvermogen in Nederland ligt dit getal lager, omdat hier ook de minder presterende, eerste generatie windturbines bij zit. De eerste windparken in zee echter, voornamelijk in Denemarken, geven factoren tussen 40 en 50% omdat het op zee veel harder waait. De opbrengst van windturbines op zee is dus in ieder geval twee keer hoger, met perspectief op drie maal zoveel.”
Ruimtelijke ordening De ruimtelijke ordeningsaspecten van windenergie zijn inderdaad een probleem, erkent van Kuik. Maar, zo benadrukt hij, over mooi en lelijk kan men twisten, want het gaat om een subjectieve waarneming. Objectief staat vast dat de ruimte op land beperkt is en dat het leeuwendeel van het windvermogen in Nederland in zee al worden gebouwd (in 2020 6000 MW op zee en 1500 MW op het land; momenteel: 1000 MW op land). Het groter worden van de turbines heeft niet alleen nadelen. Het voordeel is dat er voor het bereiken van het doel minder molens nodig zijn. Met dit windvermogen en een productiefactor van 25 procent kan in totaal 15 procent van het hele elektriciteitsverbruik in Nederland in 2002 worden gedekt.
tweede is windenergie een decentrale energiebron: er zijn vele turbines nodig, die niet allemaal gelijktijdig worden neergezet. Wanneer na een eerste begin op zee – en dus ook het land – blijkt dat windenergie echt niet werkt, dan stop je er simpelweg mee. Financiële risico’s voor de belastingbetaler zijn er niet. “Het is te laat om te stoppen” geldt niet voor windenergie. Wat wel geldt is dat het te laat kan zijn om te beginnen”, aldus professor van Kuik.
Bron: de Volkskrant, 5 oktober 2004.
De opwekprijs van een kilowattuur windenergie komt volgens de Organisation for Economic Co-operationand Development (OECD) en de International Energy Agency (IEA) voor 2001 neer op 4 a 5 eurocent, en voor gas- en kolengestookte centrales op 3 a 4 eurocent. “Van Kuik: “Windenergie is inderdaad nog te duur maar met een jaarlijkse daling in de opwekkosten van ongeveer 5 procent is het verschil in zeg vijf jaar overbrugbaar. In werkelijkheid is een kilowattuur duurder omdat de financieringsvoorwaarden voor windturbineprojecten minder gunstig zijn dan voor gas- en kolencentrales (door bijvoorbeeld een kortere 28
CO2 Windenergie leidt tot het vermijden van de uitstoot van CO2, levert dus een bijdrage aan bestrijding van het broeikasprobleem. Als de vermeden kosten daarvan worden meegeteld (voor Nederland door een Europese studie geschat op 3 a 4 eurocent per kilowattuur) , is windenergie nu al goedkoper dan conventioneel opgewekte elektriciteit. Stoppen altijd mogelijk Van Kuik verzet zich tegen een financiële risicovergelijking met de Betuwelijn en de HSL. “Windenergie is in alle opzichten onvergelijkbaar met projecten als HSL of Betuwelijn. Er wordt geen enkel windpark door de overheid gebouwd maar door het particuliere bedrijfsleven. Wel is sprake van medefinanciering. Ten
Reacties naar:
[email protected]
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
Wat doet uw gemeente aan duurzame ontwikkeling?
OP CAMPAGNE MET DE LOKALE DUURZAAMHEIDSMETER De wethouder kijkt haar ambtenaar vragend aan. “Is er geen structureel overleg met maatschappelijke groepen over energiebesparing?“ Het antwoord is onbevredigend. “Met woningcorporaties hebben we een regulier overleg, net als met het onderwijs. Daar komt het onderwerp wel eens aan de orde, bijvoorbeeld bij groot onderhoud”. “Dan moeten we hier dus ook ‘nee’ invullen”, verzucht de wethouder die in de Lokale Duurzaamheidsmeter graag hoge punten wil scoren.
Zo worden in ruim 90% van de gemeenten de drie vragenlijsten van dit meetinstrument ingevuld. Samen met milieu- en derde wereldorganisaties, in een overleg met ambtenaar en wethouders. Maar ook door de gemeente zelf, die wil weten waar ze ‘staat’ in vergelijking met andere gemeenten. Duurzaaamheid is voor omnivoren Duurzame ontwikkeling wordt wel eens te abstract gevonden om uit te leggen. Het is zó breed dat je een maatschappelijke omnivoor moet zijn om ermee uit de voeten te kunnen. COS Nederland, de vereniging van Centra voor Internationale Samenwerking, heeft het met de Lokale Duurzaamheidsmeter, de opvolger van de duurzaamheidsspiegel, grijpbaar gemaakt. Concreet, met vragenlijsten over gemeentelijk beleid die gaan over de drie dimensies van duurzaamheid: planet, profit en people. Vragenlijsten over veelal vanzelfsprekende zaken, zoals de inkoop van groene energie, gecertficeerd (FSC) hout, duurzaam beleggen, bewonersparticipatie en internationale samenwerking.
Planet De ‘ecologische dimensie’ van duurzame ontwikkeling verwijst, in de vragenlijst van de duurzaamheidsmeter, vooral naar het klimaaten het waterbeleid. Gemeenten hebben daarin een duidelijke rol gekregen, onder andere door een landelijke subsidieregeling. De vanzelfsprekende vraag is dan ook of úw gemeente gebruik heeft gemaakt van die regeling. Meer dan de helft van de gemeenten liet het geld liggen en voert nauwelijks een klimaat of energieprogramma uit. Maar áls uw gemeente inversteerde in het verkrijgen van deze subsidies, dan zijn we wel benieuwd met welke ambitie dat gebeurde. Want een gemeente kan ook kiezen voor een meer afwachtende houding. De dreiging van klimaatverandering laat dat vanzelfsprekend niet toe. Het hoogste ambitie-niveau is eigenlijk nog niet genoeg. Hoe doet uw gemeente het? Tegelijk willen we weten of uw gemeente zich voorbereid op de klimaatverandering die plaats vindt. Is er voldoende waterberging, gescheiden riolering? Vaak zijn er voorstellen op papier maar is de harde onderhandeling rond de centen nog gaande. Want grondeigena-
ren en gebruikers kunnen schade ondervinden van het nieuwe waterbeleid. Wie betaalt dat? Zo zijn in de vragenlijst ruim 40 vragen opgenomen die met een hard ‘ja’ of ‘nee’ beantwoord moeten worden. En elke vraag staat voor een maatregel waarvan we in grote meerderheid zeggen dat het een nuttige, belangrijke of zelfs noodzakelijke maatregel is. De ‘score’ van uw gemeente biedt dus een helder inzicht in de kansen die de lokale overheid grijpt en laat liggen. Profit Duurzaam ondernemen lijkt ‘in’. Elk groot bedrijf wil wel laten zien dat het niet alleen om de harde winst gaat maar dat die winst ook moet leiden tot een schone, veilige en verantwoordelijke samenleving. De gemeente is ook een onderneming. Als publieke organisatie heeft het gemeentelijk apparaat een duidelijke voorbeeldfunctie. Dus vragen we in de duurzaamheidsmeter of de gemeente duurzaam inkopen doet, bijvoorbeeld door gebruik van recycled papier afkomstig uit FSC gecertificeerde bossen, door het stimuleren van biologische producten in de kantine, door verbod op het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in het groenbeheer en een verantwoorde inkoop van bedrijfskleding. Heeft de gemeente die duurzame inkoop goed geregeld? Zijn er criteria vastgesteld en wat doet de inkoper als hij of zij de keuze heeft dus een goedkoop maar niet duurzaam geproduceerd product of een duurder, maar duurzaam materiaal? Zijn daar richtlijnen over? Is er een budget om het prijs-
29
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
verschil te overbruggen? Of wentelen we onze korte termijnwinst af op andere delen van de wereld of onze kinderen en kleinkinderen? Winst en ondernemen gaat niet alleen over geld. Het gaat over het beheer van schaarse goederen. En dat betekent ook het beheer van de natuur. Want is het geen winst voor de samenleving als het met de natuur goed gaat? Een goede bedrijfsvoering houdt daar rekening mee. Doet de gemeente dat, samen met maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven ook? Als de gemeente ecologisch groenbeheer belangrijk vindt, draagt ze dat dan ook uit naar de bewoners, bijvoorbeeld door natuurvriendelijk tuinieren bij particulieren te stimuleren. En wéét de gemeente hoe het staat met de schaarste van de natuur op haar grondgebied? Heeft ze een overzicht van de rode lijstsoorten en de beheersvragen die deze soorten oproepen? In 30 concrete vragen krijgen we een indicatie van de ‘winst’ die de gemeente nastreeft als het om duurzaamheid gaat. People Een samenleving zonder samenhang zal zich niet organiseren, zal de zwakkeren niet weerbaar maken, zal geen verandering teweeg brengen. Is daarbij ruimte voor samenhang, voor solidariteit, lokaal en internationaal? 29 vragen over sociaal beleid, over internationale samenwerking over emancipatiebeleid en de multiciulturele samenleving geven een beeld van de investering van uw gemeente in haar ‘mensen’. Investeert uw gemeente in een gezamenlijk proces, met maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven, gericht op een duurzame toekomst? Dat is geen vrijblijvende vraag. De Lokale Agenda 21, een lokaal actieplan voor duurzame ontwikkeling, is er een voorbeeld van. ‘Duurzame ontwikkeling’ vraagt om een investering met de samenleving, een lange adem, veel geduld en betrokkenheid. Heeft uw gemeente die bereidheid? Duurzame ontwikkeling is een mondiaal vraagstuk. Onze uitstoot van kooldioxide beinvloedt het leven aan de andere kant van de wereldbol. Werkt de gemeente, met het maatschappelijk veld, internationaal samen? Want waarom moet een ieder opnieuw het wiel uitvinden? En als de gemeente internationaal samenwerkt, speelt duurzame ontwikkeling daarin een belangrijke rol? Duurzame ontwikkeling is mensenwerk en een hechte samenleving kan veel aan. 30
SML-nieuws
Maar hoe ‘hecht’ is ons sociaal weefsel? Hoe zorgewe voor gehandicapten, chronisch zieken en ouderen? Of laten we die in de kou staan? In hoeverre is er werkelijk brede participatie in de besluitvorming? Hoeveel vrouwen zitten er eigenlijk in de gemeenteraad en in gemeentelijke topfuncties? Is er nog een actueel emancipatiebeleid, of is die nota verstoft in de archieven van uw gemeente? Hoe sociaal is uw gemeente? Pak de duurzaamheidsmeter op! 450 gemeenten worden in beeld gebracht. U, uw gemeente, het maatschappelijk veld en de pers kunnen een heldere indicatie krijgen van de investeringen van uw gemeente op duurzame ontwikkeling. Bijna 100 concrete vragen liggen daarvoor klaar, verbonden met een database op internet en een landelijk meetsysteem. U kan, met de vragen naar de gemeente stappen. U wordt zelden geweigerd. De vragen zijn meestal simpel en direct. Een beleidsambtenaar beantwoordt ze snel en het navragen van nog onbekende antwoorden duurt slechts enkele dagen. Het gesprek over het beleid, wat de gemeente ‘doet en laat’ is vaak verhelderend. De publiciteit, als alle gemeenten met elkaar vergeleken worden, biedt u een goed moment om uw wensen kenbaar te maken. De ervaringen met de voorganger van de duurzaamheidsmeter, de Lokale Duurzaamheidsspiegel, zijn wat dat betreft zeer positief. Menig raadsdebat is op de uitslagen gevolgd met heftige discussies in de lokale en regionale pers. De vragenlijsten zijn nú beschikbaar en kunnen tot eind juni 2005 worden ingevuld. Daarna vind de analyse plaats en wordt in het vroege najaar van 2005 bekend gemaakt. Naar de gemeenteraadsverkiezingen De presentatie van de resultaten van de Lokale Duurzaamheidsmeter vindt voor lokale organisaties op een goed moment plaats, want het is aan de vooravond van de gemeenteraadsverkiezingen. U kan de resultaten direct voorleggen aan de lokale partijen die werken aan hun verkiezingsprogramma. De Lokale Duurzaamheidsmeter is nú beschikbaar. Er zijn folders, handleidingen en een grote website (www.la21.nl) waar u ook de gegevens van eerdere metingen kunt ophalen. Vragenlijsten zijn daar ook verkrijgbaar, of u bestelt ze telefonisch of per e-mail bij het
secretariaat van de Duurzaamheidsmeter in Alkmaar. Verkiezingcampagne met jongeren COS Nederland, de organisator van de Lokale Duurzaamheidsspiegel, werkt met Jongeren Milieu Actief (de jongerenorganisatie van Milieudefensie) en de Nationale Jeugdraad aan een actieprogramma richting gemeenteraadsverkiezingen. Jongeren zullen dan raadsleden interviewen op de thema’s klimaat en water en deze gegevens ook landelijk in een database invoeren. Zo krijgen we lokaal en nationaal een beeld van het politieke draagvlak voor één belangrijk aspect van duurzame ontwikkeling. Ook voor u kan dit een kans bieden om samen met scholen en jongeren aan de gang te gaan. Want ook hier worden goed gestructureerde vragenlijsten, informatiebladen en een overzichtelijke website opgezet. Door samen met de pers een aantal van de interviews met raadsleden bij te wonen kunt u verzekerd zijn van goede publiciteit. En doordat de gegevens uit de duurzaamheidsmeter bekend zijn weet u op dat moment ook precies waar uw gemeente ‘staat’ als het om duurzame ontwikkeling gaat. Wilt u meer informatie? Dan kunt u contact opnemen met Richard van Leeuwen van COS Noord-Holland (
[email protected], tel. 072-5202517). De lokale groepen die zijn aangesloten bij de Milieufederatie Limburg krijgen binnenkort een antwoordkaart toegestuurd, waarmee ze de vragenlijsten kunnen bestellen. Voor vragen hierover kan contact worden opgenomen met Sandra Akkermans van de Milieufederatie Limburg (
[email protected] , tel. 0475–386410)
Thijs de la Court Coordinator Lokale Duurzaamheid COS Nederland
SML-NIEUWS
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
Mergelwind
REGIONALE PRODUCENTENVERENIGING TIMMERT AAN DE WEG Noordwestelijk van het drielandenpunt van België, Duitsland en Nederland ligt het Mergelland, een van oudsher vruchtbaar landbouwgebied. Hier werd 5 jaar geleden de kiem gelegd van de biologische producentenvereniging Mergelwind. Inmiddels hebben 13 biologische landbouwbedrijven en 1 biologische bakker uit de Euregio Maas-Rijn zich verenigd in Mergelwind om hun producten gezamenlijk te vermarkten. Dit gebeurt onder een gemeenschappelijk logo. Afzet producten De producten die onder Mergelwind worden afgezet zijn zeer divers. Het betreft seizoensgebonden groenten, aardappelen, verse kruiden, fruit, eieren, rundvlees, schapenvlees, gevogelte, (geiten) melk en (geiten)-melkproducten, brood en gebak. Aanvankelijk werden de producten alleen via de eigen boerderijwinkels verkocht. Na de oprichting van de producentenvereniging zorgde Pascal Cremers van het Windrakerhöfke in Sittard, een van de oprichters, voor het vervoer van de producten tussen de bedrijven. De afzet kreeg een forse stimulans met de uitbreiding van de vereniging met twee boerderijen in Aken, Gut Paulinenwäldchen met de Biokiste en VIA met de “Grüne Kiste”. Samen zijn zij goed voor 600 abonnementen. Zij leveren wekelijks bio-groenten en andere bio-producten aan huis of bij afhaaladressen in en rondom Aken en ook in Zuid-Limburg. Inmiddels is Mergelwind een samenwerking aangegaan met een regionale groothandel in biologische levensmiddelen in Aken, de BiofrischeDienst. De Mergelwind-producten
komen nu ook in diverse natuurvoedingswinkels in Aken. Cremers verzorgt nog steeds namens Mergelwind het vervoer van de producten naar de groothandel. Daarnaast zijn Mergelwind-producten verkrijgbaar op de Ökomarkt in Aken en op de bio-boerenmarkten in Maastricht en Sittard. De groei van de afzet in het Nederlandse en Belgische deel van de Euregio Maas-Rijn is de volgende stap die gezet gaat worden. Nederlandse mergelwindleden Naast het Windrakerhöfke, de biologische zuivelboerderij van de familie Cremers, maken nog vijf Limburgse bedrijven deel uit van de producentenvereniging. Holle Bolle Geit in St. Geertruid produceert geitenmelk en geitenzuivel. Het biologisch akkerbouwbedrijf van Norbert Huijts in Voerendaal levert winterpeen, witte en rode kool, ui, witlofpennen en aardappelen. De Regihoeve, de biologische zorgboerderij van de familie Frijns in Reijmerstok, produceert eieren. Sinds kort is ook de Corisberghoeve in Heerlen aangesloten. Deze zorgboerderij met tuinbouw, kippen en zoogkoeien teelt voornamelijk voor de eigen
boerderijwinkel en vult het assortiment in de winkel aan met Mergelwindproducten. Tot slot Biofruits in Meijel. Het fruitbedrijf van de familie Levels produceert appels, peren en opalpruimen. Vooralsnog kunnen alleen bedrijven lid worden die een aanvullend assortiment hebben. REGIOmarché De vereniging Mergelwind is een van de partners in het Interreg III-project “Regionale marketing in de Euregio Maas-Rijn”. In dit project wordt een netwerk van producenten, verwerkers en handelaren uit de Euregio Maas-Rijn opgezet, die ijveren voor een duurzame ontwikkeling, REGIOmarché. Dit opschrift garandeert dat de levensmiddelen afkomstig zijn uit de regio. De toevoeging van het EU-BIO-label of het nationale Eko (of Bioland, of Biogarantie) label garandeert dat het om regionale biologische geproduceerde levensmiddelen gaat. De Euregionale samenwerking kent voor- en nadelen. De uitwisseling van kennis en ervaring is positief. Maar de taal vormt een barrière. Ook eigen (eet)cultuur is een niet te onderschatten hindernis. Daarnaast is het een uitdaging om mensen te laten proeven en te laten kennis maken met de diversiteit aan biologische producten die in de eigen regio worden voortgebracht. Het motto van mergelwind is dan ook regionaal biologisch produceren en regionaal consumeren. Voor meer informatie over mergelwind bezoek de website: www.mergelwind.com of mail naar:
[email protected] of neem contact op met: Petra Frissen Tel. 06-46296765 of 043-4502644
31
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
SML-nieuws
HET GAAT GOED MET HET MILIEU “Als de economie weer gaat groeien, moet het volgende kabinet maar extra geld in milieubeleid steken en oude milieuschulden inlossen.” Die woorden komen van Pieter van Geel, staatssecretaris van Milieu. De bewindsman degradeert milieubeleid daarmee tot een luxe, die we ons alleen in goede tijden kunnen veroorloven. Twee jaar geleden nog, op de wereldtop over duurzaamheid, riep premier Balkenende dat we moesten stoppen met praten en werk moesten maken van duurzame ontwikkeling. Nu krijgen we te horen dat dat alleen geldt als het de economie goed gaat. En dat met instemming van de staatssecretaris van Milieu. Bovenstaande uitspraak, gedaan op 22 september, is inmiddels gevolgd door een paar onplezierige feiten. Of dat de minister tot inkeer brengt moet worden afgewacht. Op 12 oktober verscheen in Trouw het bericht dat de concentratie van kooldioxide in de atmosfeer in de laatste twee jaar sterk is gestegen. Sommige klimatologen vrezen dat het vermogen van de aarde om de extra kooldioxide op te slaan, uitgeput raakt. Het bericht kwam uit de hoek van de Amerikaanse wetenschapper Charles Keeling, die al sinds 1958 vanaf Hawaii de CO2-concentraties meet. Natuurlijke oorzaken voor de 32
snelle stijging zijn er volgens Keeling niet. De uitstoot door de mens was niet opvallend hoog, er waren geen grote bosbranden of vulkaanuitbarstingen en ook El Nino hield zich rustig. “Dan moet het aan de opslagcapaciteit van de aarde liggen”, speculeerde Keeling. De natuur houdt bijna de helft van de kooldioxide die de mens uitstoot, vast in planten, in de bodem en in de zeeën. De vraag is nu of het om lokale fluctuaties gaat of dat er meer aan de hand is. Dat lijkt in elk geval zo met de twee dagen later gepubliceerde gegevens over de vervuiling van Nederland, Vlaanderen en het Roergebied met stikstofdioxide. Nergens ter wereld is de lucht zo vervuild met deze stof als boven Nederland. Dat blijkt uit satellietopnames die zijn gemaakt door de Europese satelliet Envisat. Jaarlijks overlijden in Nederland zo’n 5000 mensen aan de gevolgen van de uitstoot van stikstofoxiden en fijne stofdeeltjes. Van Geel toont zich bezorgd. Nu
de maatregelen nog. In Duitsland praat men minder maar doet wel wat. Daar gaat men roetfilters op dieselauto’s invoeren. Milieuminister Trittin wil met een belastingvoordeel tot 6oo euro de consument aansporen om dieselauto’s met roetfilters aan te schaffen. Slechts een paar fabrikanten bieden op dit moment standaard roetfilters aan op enkele modellen, waaronder Peugeot, Citroën en BMW. Volvo en Fiat hebben beloofd volgens jaar te volgen. De grote achterblijver is Volkswagen en de dochters Audi, Seat en Skoda. Ook Ford, Opel en Renault maken geen haast. Bronnen: Trouw 23/9; Trouw 12/10; Telegraaf 15/10; Volkskrant.
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
Integreren binnen de hekken van de geordende ruimte
NEDERLANDSE WANDELAARS RECHTELOOS Vrijwel iedere Nederlander wandelt. Niet alleen zijn de kwetsbare voetpaden medebepalend voor de kwaliteit van natuur en landschap in Nederland. Ook zijn voorzieningen voor het wandelen van levensbelang, omdat het één van de meest gezonde vormen van vrije tijdsbesteding is. Wandelaars verliezen het recht op vrije toegang en de onverharde paden verdwijnen. Waar de landelijke overheid taken en bevoegdheden met betrekking tot ruimtelijke ordening, openluchtrecreatie en natuur- en landschapsbeheer overdraagt aan provinciale en lokale overheden, is het de plicht van de lokale overheden om die taken op zich te nemen. Maar dat gebeurt niet. De politiek is niet geïnteresseerd. De wandelaar dreigt nu tussen wal en schip te vallen. De vereniging Nemo komt op voor de vrije wandelaars. Hoewel wandelen mateloos populair is, zijn de rechten voor de wandelaar nergens zo slecht geregeld als in Nederland. Er is bijvoorbeeld geen enkele wet die de specifieke belangen van wandelaars en voetpaden regelt en beschermt, terwijl vrijwel elke Nederlander wandelt. En elk jaar verdwijnen vele kilometers onverharde voetpaden en worden paden onterecht afgesloten of geasfalteerd. Na bijna een eeuw actievoeren heeft de Britse Ramblers’ Association bereikt dat op 19 september 2004 een nieuwe wet in werking treedt
die in Groot Brittannië het recht om te struinen definitief vastlegt. Duizenden Britse wandelaars trokken door wandelgebieden die altijd gesloten waren geweest. Een grote overwinning voor de onvermoeibare Britse wandellobby. De nieuwe Engelse wandelwet is voor de vereniging Nemo aanleiding om dit najaar een campagne te voeren voor een Nederlandse wandelwet. De vereniging van vrije wandelaars Nemo zet zich sinds 1988 in voor het behoud en de toegankelijkheid van voetpaden. Een nieuwe wandelwet moet volgens de vereniging het recht van struinen vastleggen, de juridische status van onverharde voetpaden beschermen, de aanleg van voetpadennetwerken faciliteren, illegaal afgesloten voetpaden herstellen en bescherming bieden tegen oprukkende bouwondernemers, wegenbouwers en hun politici. Om dit alles te bereiken, onderneemt Nemo een aantal activiteiten. Ze organiseert bijvoorbeeld acties en protestwandelingen over bedreigde en onterecht afgesloten voetpaden.
Daarnaast voert Nemo juridische procedures om paden open te krijgen en biedt ze de Tweede Kamer een initiatiefwet aan. Geen rechten voor wandelaars Wandelaars hebben op dit moment helemaal geen rechten in Nederland. Op privé-terreinen en in natuurgebieden worden wandelaars formeel gedoogd, maar het gedoogbeleid kan elk moment worden ingetrokken. De enige wet die de juridische status van voetpaden regelt en waarop de wandelaar zich kan beroepen in het geval van afgesloten of verdwenen paden, is de Wegenwet. In de Wegenwet wordt de toegankelijkheid van openbare wegen en paden geregeld. Maar de Wegenwet wordt op grote schaal door gemeenten en provincies ontdoken en de verplichte registers van wegen en paden worden nauwelijks meer bijgehouden. Feitelijk heeft de wet opgehouden te bestaan, zonder dat er iets voor in de plaats is gekomen. Het belang van de voetpaden speelt nauwelijks meer een rol.
33
Het gevolg is dat de laatste 50 jaar meer dan 80% van alle onverharde paden zijn verdwenen. En nog steeds verdwijnen jaarlijks vele kilometers onverharde voetpaden door asfaltering, afsluiting en opheffing. Belangen van natuur en landschap verdrongen In het huidige politieke bestel hebben de machtige lobbies en kartels van bouwondernemers en de vastgoedsector, wegenbouwers en autobezitters en de aanjagers van de grote infrastructuren, zoals de Betuwelijn en HSL, de belangen verdrongen van natuur en landschap en met name de kwetsbare voetpaden. Er is in Nederland geen landelijke lobby die effectief opkomt voor wandelbelangen. Er is een versnipperde en verzuilde verzameling
Vervolg van pagina 10:
Kempen en Maasland Daarmee is het versnipperingsprobleem nog niet opgelost. Ook bij tal van Gewestwegen en gemeentewegen moeten maatregelen worden genomen in het belang van de natuur. Het Projectbureau heeft er geen gras over laten groeien. Een drietal ontsnipperingsmaatregelen is al gerealiseerd of momenteel in uitvoering. Nog in 2002 werden langs de autoweg E 314 ecorasters geplaatst om te verhinderen dat dieren de weg oversteken. In 2004 werd de verbindingsweg As-Zutendaal afgesloten, waardoor de kruising van deze weg met de E 314 kon worden omgebouwd tot ecoduct.
34
van organisaties die wandelaars bundelen als klant, lid, bezoeker of afnemer van producten. De wandelbelangen zijn daarbij volstrekt ondergeschikt. Bovendien laat het belang van voetpaden zich in Nederland niet vertalen in een politiek item dat massaal stemmen trekt. Politiek gezien verkeren de wandelaars in dezelfde ruimte als de illegalen en de dieren in de bio-industrie: ze worden geacht zich te verwijderen of zich aan te passen en te integreren binnen de hekken van de geordende ruimte.
Zandhopen in plaats van kinderspeelplaatsen, boomstammen en rioolbuizen in plaats van kunststoffen speeltuig. Weg met de wipkippen!
Wat vraagt de vrije wandelaar? De vrije wandelaar vraagt het volgende: geef het landschap terug aan de vrije wandelaar. Creëer niemandsland, marges, vrijplaatsen; durf te verwaarlozen; laat de natuur met rust, ook in en om de steden, bij de mensen.
Annemiek Huijts
Vervolgens werd in 2005 de bouw van een volledig nieuw ecoduct gestart, dat in 2006 wordt opgeleverd. Enclaves Om conform de internationaal gebruikte definitie voor een nationaal park een groot aaneengesloten natuurgebied te creëren, moeten de wezensvreemde enclaves worden omgevormd tot natuurgebied, niet alleen op papier maar ook in de realiteit. Het is de bedoeling dat de totale oppervlakte binnen de grenzen van het nationaal park volledig publiek eigendom wordt en als een geheel wordt beheerd door de Vlaamse overheid. Op dit moment is 83 procent van de totale oppervlakte in handen van de overheid. Voor elke niet gewenste
Inrichters van Nederland: creëer marges voor wandelaars! Bescherm de onverharde paden en bevorder de toegankelijkheid van het landelijk gebied voor de wandelaar.
Bron: Peter Spruijt, Nemo
activiteit is een apart scenario nodig voor beëindiging en herinrichting. Voor b.v. verlaten zand- of grindgroeves zal dit relatief snel kunnen, voor nog in exploitatie zijnde groeves of industrieterreinen kunnen beëindiging en herinrichting nog wel tot 2030 of zelfs langer duren. “En wellicht dat het voor sommige enclaves nooit lukt”, zegt Johan Van Den Bosch. “Maar je moet je voorstellen dat realisering van de volle omvang van het beoogde nationaal park een weg is van vele jaren, waarbij je al werkende weg komt in de richting van het beoogde eindresultaat”. Hub Bemelmans
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
VERKIEZING VAN DE MOOISTE PLEK VAN NEDERLAND Cottessen, Swalmdal en St. Pietersberg Limburgse kanshebbers. Bent u er al uit? Op NCRV televisie is vanaf 4 september de verkiezing van de mooiste plek van Nederland te zien. Twaalf afleveringen lang tonen Nederlanders een stuk natuur dat voor hen bijzonder is. Via landelijke en regionale radio en televisie, dagbladen, posters en internet proberen zij de kijker te overtuigen waarom hun plek de allermooiste is.
plekjes, schilderachtige beekdalen en indrukwekkende kastelen. Een mooie plek om al wandelend te verkennen. “En als je geluk hebt, kun je nog dassen tegenkomen.” Alexandra Bombeeck, een geboren Brabantse, is sinds haar verhuizing naar Swalmen bijna dagelijks in het Swalmdal te vinden. Zij hoopt dat het Swalmdal de titel ‘De mooiste plek van Nederland’ wint. Het Swalmdal ligt bij de Swalm, enkel kilometers boven Roermond. Het is onderdeel van het grenspark Maas-SwalmNette. Het natuurgebied heeft een kronkelend beekje en romantische bospaadjes. “Ik houd van open gebieden. Bos met nu en dan uitzicht op open velden, dat vind ik het mooist.’ Voor fotograaf Guido Paulussen is het duidelijk welke plek de titel ‘De mooiste plek van Nederland’ verdient. Dat is volgens hem de St. Pietersberg, net onder Maastricht. Guido speelde als kind vaak in de mergelgrotten van de berg en dat was natuurlijk erg spannend. De St. Pietersberg is volgens hem misschien wel één van de spannendste plekken van Nederland. “In de lange gangen van de mergelgrotten kun je heel gemakkelijk verdwalen. Het is hier een beetje angstig, ook omdat er niets te doen is, en dat is mooi”.
36 Nederlanders vertellen in het programma welk gebied volgens hen het mooiste van Nederland is. Elke aflevering staat in het teken van een provincie. Voor Limburg kwamen op 23 oktober Jaap Dirkmaat, Alexandra Bombeeck en Guido Paulussen aan het woord. Zij riepen de kijker op om respectievelijk op Cottessen, het Swalmdal en de St. Pietersberg te stemmen. Dit zijn namelijk de drie gebieden
die voor Limburg kans maken op de titel ‘de mooiste plek van Nederland’. Cottessen is voor Jaap Dirkmaat, voorzitter van de stichting Das en Boom, de mooiste plek van Nederland. Cottessen ligt in het zuiden van onze provincie en behoort tot de gemeente Vaals. Jaap is helemaal weg van de plek: “Ik val op de ouderdom ervan.” Het gebied kent een rijkdom aan prachtige uitzichten, idyllische
Elke Nederlander mag tot 20 november stemmen op zijn of haar favoriete gebied. Dat kan op de website van de NCRV. Wanneer alle stemmen zijn geteld, blijft er voor elke provincie één plek over. Deze gaat door naar de finale, die op 27 november wordt uitgezonden. De twaalf overgebleven gebieden zullen op deze avond live strijden om de titel ‘De mooiste plek van Nederland’. En de winnaar wordt niet met lege handen naar huis gestuurd. Hij of zij mag namelijk een project ter waarde van 25.000 euro realiseren op de mooiste plek van Nederland. Heeft u de aflevering over Limburg gemist? Geen nood, op de website van de NCRV kunt u alle informatie nog eens terug lezen. Annemiek Huijts
35
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
gids voor klussen en verbouwen in en om huis
DUURZAAM KLUSSEN ‘Duurzaam Klussen’, biedt ook informatie hoe duurzaam kan worden geïsoleerd of hoe een woning energiezuiniger is te maken. Ook de aanleg van waterbesparende voorzieningen komt aan bod. Dit zijn maatregelen die inwoners in hun huis kunnen nemen en die bijdragen aan comfortabel en prettig wonen. Bovendien bespaart het geld.
overwogen om tweedehands bouwmaterialen te gebruiken, zoals houten vloerdelen of straatklinkers voor in de tuin. Ook het goed omgaan met afval en kiezen voor producten met een lange levensduur vallen hieronder. ‘Duurzaam klussen’ is ook een goede informatiebron als bewoners ervoor kiezen om de klus te laten doen. Met de informatie uit de uitgave is bekend welke materialen er te koop zijn en waar op moet worden gelet, bijvoorbeeld in overleg met een aannemer. Deze nieuwste uitgave van Roodbont Uitgeverij maakt deel uit van de reeks ‘Hart voor uw huis’.
Duurzaam klussen is meer dan de aankoop van milieuvriendelijke materialen. De nieuwe uitgave van Roodbont Uitgeverij, de gids
‘Duurzaam klussen’ staat vol met handige tips en adviezen. De gids beschrijft in zeven hoofdstukken hoe bij het klussen te werk kan worden gegaan. De hoofdstukken gaan over de start van de klus, isoleren, verwarmen, schilderen, woninginrichting tuinieren en houtgebruik. Verder is een lijst met nuttige adressen en keurmerken toegevoegd. Belangrijk bij duurzaam klussen is de klus goed voor te bereiden en uit te voeren. Verder kan worden
Duurzaam klussen (ISBN 90-75280-52-1) is verkrijgbaar bij de boekhandel en kost €10,50.
Beleef wat het platteland u aan moois te bieden heeft
PLATTELAND AGENDA 2005
gids voor gezond leven in huis
GEZOND WONEN De meeste Nederlanders brengen zo’n 70 procent van hun tijd in huis door. Het is dan ook zinvol om aandacht te besteden aan een ‘gezond’ binnenklimaat. Dit betekent dat bewoners er voor zorgen dat het niet te vochtig wordt in huis, bijvoorbeeld door na het douchen de badkamer droog te maken. Of door regelmatig te ventileren. ‘Gezond wonen’ staat vol met praktische tips en adviezen voor gezond leven in huis. Daarbij komen onderwerpen aan bod zoals ventileren, tegengaan van schimmel en huisstofmijt, gebruik van gezonde bouwmaterialen en de invloed van licht en geluid op het woongenot. Ook worden oplossingen aangedragen voor het beperken van radon in de woning. Voor de aanwezigheid en gevolgen van radon is steeds meer aandacht omdat dit radioactieve gas longkanker kan veroorzaken.
Zojuist is de Plattelandagenda 2005 verschenen. De agenda geeft u een compleet overzicht van wat het platteland aan moois te bieden heeft! De prachtig uitgevoerde agenda is te gebruiken als bureau-agenda én muurkalender.
tot circa 800 sterfgevallen per jaar. ’Gezond wonen’ is een gids vol praktische informatie waarmee lezers direct hun voordeel kunnen doen. Met positieve gevolgen voor wooncomfort en gezondheid. De gids maakt deel uit van de reeks ‘Hart voor uw huis’. ‘Gezond wonen’ (ISBN 90-75280-51-3) is verkrijgbaar bij de boekhandel en kost € 10,50.
Steeds meer mensen komen naar het platteland om te kijken, ruiken, proeven, ontdekken, ontspannen…. kortom: om te genieten. De plattelandagenda 2005 nodigt u uit te komen genieten van de rust, de sfeervolle overnachtingen op boerderij of landgoed, de verse en smaakvolle streekproducten, de lekkere streekgerechten, de mooie fiets- en wandelroutes, de cultuurhistorie en de prachtige natuur en landschappen. De agenda is verkrijgbaar bij de boekhandel
Volgens berekeningen van de Gezondheidsraad leidt blootstelling aan radongas in Nederland 36
voor € 13,90
WONINGBOUWPLANNEN LANDGRAAF VOORBARIG De Milieufederatie Limburg heeft bedenkingen ingediend tegen een aantal bouwlocaties die zijn opgenomen in het ontwerp-struktuurplan van de gemeente Landgraaf. De locaties liggen voor een belangrijk deel aan de rand van het stedelijk gebied.
Eén van de kernkwaliteiten van Parkstad Limburg, waarvan Landgraaf deel uitmaakt, is de groene dooradering van het stedelijk gebied. De open ruimten binnen Parkstad maken deel uit van de groene parkstructuur en moeten vrij blijven van bebouwing. De Milieufederatie vindt dan ook dat het woningbouwbeleid van de gemeente zich moet concentreren op inbreiding, verdichting en zuinig ruimtegebruik. Volgens de Milieufederatie is er binnen het ste-
delijk gebied nog voldoende ruimte voor woningbouw, zeker gezien de verwachte bevolkingsontwikkeling voor de komende periode. Evenals in de hele regio en ver daarbuiten is ook in Landgraaf sprake van een teruglopende bevolking en sterke vergrijzing. De gemeente motiveert onvoldoende waarom er binnen het bestaande stedelijk gebied onvoldoende ruimte zou zijn voor woningbouw.
EEN TON VOOR WATER. Water besparen in Nederland en tegelijk de watervoorziening in ontwikkelingslanden verbeteren. Dat kunt u doen door een regenton te kopen. Vijf euro van het aankoopbedrag is bestemd voor waterprojecten van partners van Novib in ontwikkelingslanden.
Een Ton voor water is een initiatief van Natuur en Milieu Overijssel en is inmiddels door Novib opgeschaald tot een landelijke campagne. Het doel van de campagne is om te komen tot een bewuster en zuiniger omgaan met water en om te komen tot een verbetering van de drinkwatersituatie in ontwikkelingslanden...
Hoe komt u aan een ton? Via de website www.eentonvoorwaterbestellen.nl kunt u een regenton, waterzuil of afkoppelset bestellen. U ontvangt (per email) een bevestiging en factuur. Bij betaling voor 17 november kunt u uw bestelling afhalen op 25, 26 of 27 november bij een van de deelnemende waterschappen. U kiest zelf de locatie van uw voorkeur en ontvangt daarover nog een afhaalbericht. Achtergrond informatie is te vinden op: www.eentonvoorwater.nl
Deelnemers Aan de promotieactie via Internet werken bijna alle
waterschappen mee. De promotieactiviteiten worden mede ondersteund door de campagne Nederland leeft met Water.
Meer informatie: Barend Hazeleger Agrapen Zweerslaan 14 6711 GE Ede T: 0318-652632 F: 0318-652629 E:
[email protected]
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
WEDSTRIJD: KUNST VOOR WINDMOLENS
Laat je inspireren door windmolens en doe mee aan de leuke, uitdagende en landelijke kunstwedstrijd!
De kunstwedstrijd loopt van 15 oktober tot 15 december 2004. Maak iets origineels van, over of met molens en stuur dit op naar:
De 12 Provinciale Milieufederaties (waaronder de Milieufederatie Limburg) en Stichting Natuur en Milieu willen door middel van deze wedstrijd op een verrassende manier aandacht vragen voor windenergie. De jury staat onder leiding van Monique Somers. Voor velen een bekend gezicht, want als weervrouw was ze jarenlang te horen en te zien op radio en tv. Wordt geïnspireerd door wind en windmolens en maak een kunstwerk waardoor de toeschouwers wegen gaan zien die leiden naar een optimistische toekomst. Een duurzame toekomst waarin wind een grote rol speelt!
Natuur en Milieu Overijssel, Stationsweg 3, 8011 CZ in Zwolle.
De oude meesters lieten zich decennia geleden al inspireren door molens. Zo hebben Vincent van Gogh, Jacob van Ruisdael en Piet Mondriaan prachtige molens aan het doek toevertrouwd. Wie durft de uitdaging aan en maakt iets moois van de windmolens van deze tijd? De inspiratie kan omgezet worden in alle soorten van kunst zoals een schilderij, beeld, gedicht, maquette, digitale kunst, architectuur of fotografie. Dus jong of oud, amateur of professional… doe mee!
38
Om praktische redenen worden de kunstwerken niet teruggestuurd. Door inzending geeft u de organisatie van de wedstrijd toestemming om het kunstwerk te gebruiken voor publicitaire doeleinden (zie ook www.kunst4molens.nl). De eerste prijs: is een verzorgd weekend Amsterdam voor 2 personen, aangeboden door NUON. Tijdens dit weekend is het mogelijk om per fiets twee bijzondere windparken van NUON te bezoeken. Windparken waar kunst en windmolens elkaar al gevonden hebben. Zo staat in Almere windpark Jaap Rodenburg met rood/oranje/gele masten (vuur). De kleuren van deze turbines zijn gekozen door de kinderen van basisscholen in Almere. De fietsroute gaat ook langs windpark Eemmeerdijk bij Zeewolde. De masten van de 19 turbines hebben ieder een andere kleur en vormen met elkaar een regenboog. De wind is een onuitputtelijke bron van energie. En nog duurzaam ook. Windenergie draagt bij aan de oplossing van het energie vraagstuk. Ook andere vormen van duurzame energie en niet te vergeten energiebesparingsmaatregelen
zijn hard nodig om tot een duurzame energievoorziening te komen. In Nederland staat inmiddels zo’n 1000 megawatt (MW) aan windvermogen. Hiermee kunnen naar schatting zo’n 500.000 huishoudens van schone stroom worden voorzien. Maar windmolens hebben ook een zekere impact op landschap en natuur. De 12 Provinciale Milieufederaties en Stichting Natuur en Milieu zoeken daarom naar een goed evenwicht. Want natuurlijk zijn wij voorstander van windenergie, maar ook vóór energiebesparing, vóór mooie uitzichten en vóór vogels. Daarom is ons uitgangspunt mogelijke locaties voor windenergie zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij infrastructuur en bedrijventerreinen. Al in 2000 hebben we in lijn hiermee ruim voldoende locaties voorgesteld. Zo helpen we gemeenten en initiatiefnemers vanuit natuur en landschap verantwoorde locaties te kiezen.
Nadere informatie Kunst voor Molens: Hetty Bruins, Telefoon: (038) 425 09 97 Of: www.kunstvoormolens.nl Voor meer informatie over windenergie kunt u bellen met: Milieufederatie Limburg, Toine Wuts, 0475-386410
LIMBURGS MILIEU 04 / 03
39
Hoeveel ijsbergen hebt u al gered? Met Groene Stroom® van Essent levert u een belangrijke bijdrage aan de natuur en helpt u klimaatverandering tegen te gaan. Want met meer dan 800.000 klanten is Essent de grootste leverancier van duurzame energie in Aanbevolen door
Nederland. En door de eigen productielocaties ook de grootste producent. Bovendien blijft Groene Stroom van Essent net zo duur als gewone stroom. Dus wacht niet tot de ijsbergen zijn gesmolten. Help de natuur. En kies voor Groene Stroom van Essent, de uitvinders van Groene Stroom. Meer informatie? Bel 0800 03 30 of ga naar www.essent.nl