RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 8 juli 2003 (14.07) (OR. en)
10819/03 Interinstitutioneel dossier: 2001/0245 (COD) CODEC 891 JUR 273 ENV 362 MI 157 IND 96 ENER 204 NOTA van: aan: Betreft:
I.
het secretariaat-generaal het Comité van permanente vertegenwoordigers / de Raad Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasuitstootrechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad - Resultaat van de tweede lezing van het Europees Parlement (Straatsburg, 30 juni - 3 juli 2003)
INLEIDING
Overeenkomstig artikel 251, lid 2, van het EG-Verdrag en de gemeenschappelijke verklaring over de wijze van uitvoering van de medebeslissingsprocedure 1 vond een aantal informele contacten plaats tussen de Raad, het Europees Parlement en de Commissie om in de tweede lezing een compromisakkoord te bereiken. De rapporteur, de heer Jorge MOREIRA DA SILVA (PPE-DE, P), presenteerde zijn verslag namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid. In het licht van de informele gesprekken die tot een compromisovereenkomst tussen de drie instellingen geleid hebben, diende de rapporteur - tezamen met vertegenwoordigers van andere EP-fracties - een pakket compromisamendementen in (de amendementen 17 en 28 t/m 43) ter vervanging van de oorspronkelijke amendementen van de Commissie milieubeheer. 1
PB C 148 van 28.5.1999, blz. 1.
10819/03
ets/CQ/lm JUR
1
NL
II.
DEBAT
In zijn toespraak tot de plenaire vergadering toonde de rapporteur zich verheugd over het in de tweede lezing bereikte akkoord, waardoor de regeling voor de handel in uitstootrechten tijdig zal kunnen worden uitgevoerd. De rapporteur betoogde voorts dat er zich voor Europa, dankzij de aanneming van deze richtlijn, een nieuw model aandient: de handel in koolstof. Een ton koolstof, aldus de heer MOREIRA, zal een handelsproduct met een marktwaarde worden; degenen die hetzelfde met een geringere uitstoot van kooldioxide kunnen produceren, zullen de winnaars zijn. De goedkeuring van de richtlijn zal voorts van enorme politieke betekenis zijn: daardoor zal het internationale leiderschap van Europa op het gebied van het klimaatveranderingsbeleid nog toenemen en zal men vanaf 2005 de ontoereikende implementatie van het Kyoto-protocol waaraan de meeste lidstaten zich schuldig maken, kunnen bijsturen. Bovenal zal de regeling de economische kosten voor de toepassing van Kyoto in de EU met 35% verminderen. Namens de Commissie wees Commissielid WALLSTRÖM er nogmaals op hoe belangrijk de aanneming van de richtlijn is. Zij sprak haar voldoening uit over het in de tweede lezing bereikte akkoord, waardoor het tijdschema kan worden gehandhaafd. Het Commissielid betoogde voorts dat de Commissie zich geheel bij het compromispakket kan aansluiten. De richtlijn betekent een doorbraak, zowel wat de klimaatverandering als de handel in uitstootrechten betreft, maar is slechts één van de vele maatregelen die nog moeten worden genomen om de enorme uitdaging van de klimaatverandering aan te kunnen. Dit probleem zal niet verdwijnen, en de beleidsmakers zullen steeds meer creativiteit aan de dag moeten leggen om er instrumenten en oplossingen voor te vinden. In de plenaire vergadering gaven vertegenwoordigers van alle grote fracties uiting aan hun voldoening over het met de Raad bereikte akkoord. Een aantal sprekers wilde weten hoe de Commissie andere sectoren - in het bijzonder het vervoer - denkt op te nemen in soortgelijke regelingen. De enige uitzondering op de steun voor het akkoord kwam van sprekers van de fractie GUE/NGL die kritiek hadden op de "beursmatige" aanpak en die van mening waren dat de richtlijn niet uitvoeringsrijp is.
10819/03
ets/CQ/lm JUR
2
NL
III. STEMMING Het pakket compromisamendementen werd door een overweldigende meerderheid aangenomen. Deze amendementen zijn een afspiegeling van het compromis tussen de drie instellingen en zouden derhalve voor de Raad aanvaardbaar moeten zijn. De tekst van de aangenomen amendementen en de wetgevingsresolutie van het Europees Parlement staan in bijlage dezes.
_______________
10819/03
ets/CQ/lm JUR
3
NL
BIJLAGE (2.7.2003)
Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten ***II Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (15792/1/2002 – C5-0135/2003 – 2001/0245(COD)) (Medebeslissingsprocedure: tweede lezing) Het Europees Parlement, – gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (15792/1/2002 – C5-0135/2003)1, – gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt2 inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2001) 581)3, – gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(2002) 680)4, – gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag, – gelet op artikel 80 van zijn Reglement, – gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid (A5-0207/2003), 1. wijzigt het gemeenschappelijk standpunt als volgt; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1 2 3 4
PB C 125 E van 27.5.2003, blz. 72. P5_TA(2002)0461. PB C 75 E van 26.3.2002, blz. 33. Nog niet gepubliceerd in het PB.
10819/03 BIJLAGE
ets/CQ/lm JUR
4
NL
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad
Amendementen van het Parlement
Amendement 28 Overweging 7 bis (nieuw) 7 bis. Bij de toewijzing van rechten dienen de lidstaten rekening te houden met de mogelijkheden om de uitstoot als gevolg van industriële activiteiten te verminderen. Amendement 29 Overweging 14 (14) Bij de opneming van verdere installaties in de Gemeenschapsregeling worden de bepalingen van deze richtlijn in acht genomen.
(14) Bij de opneming van verdere installaties in de Gemeenschapsregeling dienen de bepalingen van deze richtlijn in acht te worden genomen. Daarbij kan het toepassingsgebied van de Gemeenschapsregeling worden uitgebreid met emissies van andere broeikasgassen dan kooldioxide, o.a. van de aluminium- en de chemische sector.
Amendement 30 Overweging 18 (18) De erkenning van kredieten van de projectgebonden mechanismen voor het nakomen van verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn vanaf 2005 zal de kosteneffectiviteit bij de verwezenlijking van de reductie van de wereldwijde broeikasgasemissies vergroten en geregeld worden in een richtlijn voor de koppeling van op projecten gebaseerde mechanismen waaronder gemeenschappelijke uitvoering (JI) en het mechanisme voor schone ontwikkeling (CDM) - met de Gemeenschapsregeling.
10819/03 BIJLAGE
(18) Op projecten gebaseerde mechanismen - waaronder gemeenschappelijke uitvoering (JI) en het mechanisme voor schone ontwikkeling (CDM) - zijn belangrijk om de doelstellingen van reductie van de wereldwijde broeikasgasemissies en verbetering van de kosteneffectieve werking van de Gemeenschapsregeling te bereiken. Overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Protocol van Kyoto en de Akkoorden van Marrakesj dient het gebruik van deze mechanismen een aanvulling te vormen op het binnenlandse optreden, zodat het binnenlandse optreden een aanzienlijk aandeel zal hebben in de geleverde inspanning.
ets/CQ/lm JUR
5
NL
Amendement 31 Overweging 19 bis (nieuw) (19 bis) Met deze richtlijn wordt beoogd het gebruik te bevorderen van energiezuiniger technologieën, waaronder warmtekrachtkoppeling, waarmee de uitstoot per eenheid output wordt verminderd, terwijl met Richtlijn 2003/…/EG [van … inzake de bevordering van warmtekrachtkoppeling]1 op basis van vraag naar nuttige warmte binnen de interne energiemarkt. _______ 1
PB …
Amendement 32 Overweging 23 (23) Er zouden door de lidstaten en op Gemeenschapsniveau beleidslijnen en maatregelen moeten worden uitgevoerd in alle economische sectoren, en niet alleen in de sectoren industrie en energie, teneinde substantiële emissiereducties te bewerkstelligen.
(23) Er zouden door de lidstaten en op Gemeenschapsniveau beleidslijnen en maatregelen moeten worden uitgevoerd in alle economische sectoren, en niet alleen in de sectoren industrie en energie, teneinde substantiële emissiereducties te bewerkstelligen. De Commissie dient met name beleidslijnen en maatregelen op Gemeenschapsniveau in overweging te nemen die ervoor zorgen dat de vervoerssector er substantieel toe bijdraagt dat de Gemeenschap en haar lidstaten aan hun in het Protocol van Kyoto omschreven verplichtingen inzake klimaatverandering voldoen.
Amendement 33 Overweging 26 bis (nieuw) (26 bis) De Commissie mag de in bijlage III vermelde criteria (1), (5) en (7) niet via de comitologieprocedure wijzigen. Wijzigingen die betrekking hebben op perioden na 2012 mogen alleen overeenkomstig de medebeslissingsprocedure worden vastgesteld.
10819/03 BIJLAGE
ets/CQ/lm JUR
6
NL
Amendement 34 Artikel 10 Voor de periode van drie jaar die ingaat op 1 januari 2005 wijzen de lidstaten de emissierechten kosteloos toe. Voor de periode van vijf jaar die ingaat op 1 januari 2008 wijzen de lidstaten ten minste 90% van de emissierechten kosteloos toe.
Voor de periode van drie jaar die ingaat op 1 januari 2005 wijzen de lidstaten ten minste 95% van de emissierechten kosteloos toe. Voor de periode van vijf jaar die ingaat op 1 januari 2008 wijzen de lidstaten ten minste 90% van de emissierechten kosteloos toe.
Amendement 35 Artikel 22 De Commissie kan bijlage III voor de periode van 2008 tot en met 2012 volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde procedure wijzigen op grond van de in artikel 21 bedoelde verslagen en de ervaring die met de toepassing van deze richtlijn is opgedaan.
De Commissie kan bijlage III, met uitzondering van de criteria (1), (5) en (7), voor de periode van 2008 tot en met 2012 volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde procedure wijzigen op grond van de in artikel 21 bedoelde verslagen en de ervaring die met de toepassing van deze richtlijn is opgedaan.
Amendement 36 Artikel 27, lid 1 1. De lidstaten kunnen de Commissie verzoeken sommige installaties en activiteiten tijdelijk buiten de Gemeenschapsregeling te houden tot en met uiterlijk 31 december 2007. Een dergelijk verzoek bevat een lijst van alle betrokken installaties en wordt bekendgemaakt.
1. De lidstaten kunnen de Commissie verzoeken installaties tijdelijk buiten de Gemeenschapsregeling te houden tot en met uiterlijk 31 december 2007. Een dergelijk verzoek bevat een lijst van alle betrokken installaties en wordt bekendgemaakt.
Amendement 37 Artikel 27, lid 2, inleidende formule 2. Als de Commissie, na eventuele reacties van het publiek op dit verzoek in overweging te hebben genomen, volgens de procedure van artikel 23, lid 2, besluit dat de betrokken installaties en activiteiten:
2. Als de Commissie, na eventuele reacties van het publiek op dit verzoek in overweging te hebben genomen, volgens de procedure van artikel 23, lid 2, besluit dat de betrokken installaties:
Amendement 17 Artikel 29, alinea 1 bis (nieuw) Onverminderd het Verdrag stelt de Commissie uiterlijk op 31 december 2003
10819/03 BIJLAGE
ets/CQ/lm JUR
7
NL
richtsnoeren op inzake de omstandigheden waarin overmacht is aangetoond. Amendement 38 Artikel 30, lid 2, letter a) a) of bijlage I dient te worden gewijzigd om andere activiteiten en de emissies van andere in bijlage II vermelde broeikasgassen op te nemen, met het oogmerk de economische efficiëntie van de regeling verder te vergroten;
a) hoe en of bijlage I dient te worden gewijzigd om andere relevante sectoren, o.a. de chemische, de aluminium- en de vervoerssector, activiteiten en de emissies van andere in bijlage II vermelde broeikasgassen op te nemen, met het oogmerk de economische efficiëntie van de regeling verder te vergroten;
Amendement 39 Artikel 30, lid 2, letter c) c) verdere harmonisatie van de toewijzingsmethode en van de criteria voor nationale toewijzingsplannen, bedoeld in bijlage III;
c) verdere harmonisatie van de toewijzingsmethode, met inbegrip van het veilen van rechten voor de periode na 2012, en van de criteria voor nationale toewijzingsplannen, bedoeld in bijlage III;
Amendement 40 Artikel 30, lid 2, letter j bis (nieuw) (j bis)of het praktisch uitvoerbaar is communautaire benchmarks te ontwikkelen als basis voor de toewijzing, rekening houdende met de beste beschikbare technieken en een kostenbatenanalyse. Amendement 41 Artikel 30, lid 3 3. Het koppelen van de projectgebonden mechanismen, waaronder de gemeenschappelijke uitvoering (JI) en het mechanisme voor schone ontwikkeling (CDM), aan de Gemeenschapsregeling is wenselijk en belangrijk om de doelstellingen van reductie van de wereldwijde broeikasemissies en verbetering van de kosteneffectieve werking van de Gemeenschapsregeling te bereiken. Daarom zullen de emissiekredieten van de
10819/03 BIJLAGE
3. Het koppelen van de projectgebonden mechanismen, waaronder de gemeenschappelijke uitvoering (JI) en het mechanisme voor schone ontwikkeling (CDM), aan de Gemeenschapsregeling is wenselijk en belangrijk om de doelstellingen van reductie van de wereldwijde broeikasemissies en verbetering van de kosteneffectieve werking van de Gemeenschapsregeling te bereiken. Daarom zullen de emissiekredieten van de
ets/CQ/lm JUR
8
NL
projectgebonden mechanismen worden erkend voor gebruik in deze regeling met inachtneming van de regels die door het Europees Parlement en de Raad op voorstel van de Commissie worden vastgesteld en die in 2005 van toepassing zouden moeten zijn naast de Gemeenschapsregeling.
projectgebonden mechanismen worden erkend voor gebruik in deze regeling met inachtneming van de regels die door het Europees Parlement en de Raad op voorstel van de Commissie worden vastgesteld en die in 2005 van toepassing zouden moeten zijn naast de Gemeenschapsregeling. Het gebruik van deze mechanismen moet overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Protocol van Kyoto en de Akkoorden van Marrakesj een aanvulling vormen op het binnenlandse optreden.
Amendement 42 Bijlage III, punt 1 (1) De totale hoeveelheid voor de betrokken periode toe te wijzen emissierechten moet enerzijds overeenstemmen met de verplichtingen van de lidstaat om de emissies te beperken overeenkomstig Beschikking 2002/358/EG en het Protocol van Kyoto, met inachtneming van het aandeel in de totale emissies dat deze vertegenwoordigen in vergelijking met de emissies uit bronnen die niet onder deze richtlijn en het nationale energiebeleid vallen en moeten anderzijds overeenstemmen met het nationaal programma inzake klimaatverandering.
(1) De totale hoeveelheid voor de betrokken periode toe te wijzen emissierechten moet enerzijds overeenstemmen met de verplichtingen van de lidstaat om de emissies te beperken overeenkomstig Beschikking 2002/358/EG en het Protocol van Kyoto, met inachtneming van het aandeel in de totale emissies dat deze vertegenwoordigen in vergelijking met de emissies uit bronnen die niet onder deze richtlijn en het nationale energiebeleid vallen en moeten anderzijds overeenstemmen met het nationaal programma inzake klimaatverandering. De totale hoeveelheid toe te wijzen emissierechten mag niet groter zijn dan de hoeveelheid die waarschijnlijk nodig is voor de strikte toepassing van de in deze bijlage vermelde criteria. Vóór 2008 moet de hoeveelheid in overeenstemming zijn met een ontwikkeling waarmee elke lidstaat zijn streefdoel uit hoofde van Beschikking 2002/358/EG en het Protocol van Kyoto kan halen of overtreffen.
Amendement 43 Bijlage III, punt 7 (7) Het plan kan rekening houden met vroegtijdige maatregelen en bevat informatie over de manier waarop vroegtijdige maatregelen in aanmerking worden
10819/03 BIJLAGE
(7) Het plan kan rekening houden met vroegtijdige maatregelen en bevat informatie over de manier waarop vroegtijdige maatregelen in aanmerking worden
ets/CQ/lm JUR
9
NL
genomen.
genomen. De lidstaten mogen bij de ontwikkeling van hun nationale toewijzingsplannen gebruik maken van aan referentiedocumenten over de beste beschikbare technieken ontleende benchmarks, en vroegtijdige maatregelen kunnen in die benchmarks worden verwerkt.
_______________
10819/03 BIJLAGE
ets/CQ/lm JUR
10
NL