Gemeenteblad Nijmegen
Jaartal / nummer
2011 / 024 Naam
Verordening bodembescherming Nijmegen (2011) Publicatiedatum
9 februari 2011 Opmerkingen
-
Vaststelling van de verordening bij raadsbesluit van 26 januari 2011 (raadsvoorstel nummer 9/2011). De verordening treedt in werking de dag na bekendmaking: 10 februari 2011 Op deze datum vervalt de Verordening bodembescherming Nijmegen (2006), (GB06-054).
Aantal bladzijden / verkoopprijs
10/ € 0,50
gb2011-024-vb.doc
De Raad van de Gemeente Nijmegen, 26 januari 2011; Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 januari 2011; Gelet op de artikelen 52, 96, 39, 39c en 39d in samenhang met artikel 88, negende lid, van de Wet bodembescherming en artikel 147 van de Gemeentewet en artikel 1 van het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming Besluit: de Verordening bodembescherming Nijmegen als volgt vast te stellen: VERORDENING BODEMBESCHERMING NIJMEGEN
Hoofdstuk 1 Algemeen Artikel 1.1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. bodemsaneringsprogramma: het programma als bedoeld in artikel 4.14, lid 2, onder a, ten eerste, van de Wet milieubeheer; b. de wet: Wet bodembescherming; c. nader onderzoek: nader onderzoek als bedoeld in artikel 1 van de wet; d. saneringsonderzoek: saneringsonderzoek als bedoeld in artikel 1 van de wet; e. saneringsplan: saneringsplan als bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de wet; f. evaluatieverslag: een verslag als bedoeld in artikel 39c van de wet; g. nazorgplan: een plan als bedoeld in artikel 39d van de wet. Artikel 1.2 Procedurele bepalingen Voor de toepassing van de Algemene wet bestuursrecht worden als aanvraag tot het nemen van een besluit aangemerkt: a. de indiening van een rapport van het nader onderzoek; b. het doen van een melding als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet; c. de indiening van een saneringsplan; d. de indiening van een evaluatieverslag; e. de indiening van een nazorgplan. Artikel 1.3 Formulier meldingen bodemverontreiniging/bodemsanering Bij de meldingen als bedoeld in de artikelen 27 juncto 13, 27 juncto 30 en 28 van de wet en het indienen van een nader onderzoek, saneringsplan, evaluatieverslag en een nazorgplan wordt een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier, naar waarheid ingevuld en ondertekend, overgelegd. Hoofdstuk 2 Gemeentelijk bodemsaneringsprogramma Artikel 2.1 Op de voorbereiding van een gemeentelijk bodemsaneringsprogramma is de gemeentelijke Inspraakverordening van toepassing. Hoofdstuk 3 Bodemsanering Nader onderzoek Artikel 3.1 1. Het nader onderzoek wordt uitgevoerd op zodanige wijze dat aard, omvang en spoedeisendheid door burgemeester en wethouders kunnen worden vastgesteld.
2. De resultaten van het nader onderzoek worden in drievoud bij burgemeester en wethouders ingediend. Artikel 3.2 Saneringsplan Een saneringsplan wordt in drievoud bij burgemeester en wethouders ingediend. Artikel 3.3 Inhoud saneringsplan Onverminderd de eisen die op grond van artikel 39, eerste lid van de wet aan het saneringsplan worden gesteld, dienen in het saneringsplan de volgende gegevens te worden vermeld: A
Algemene gegevens a. een tijdschema met een eventuele fasering, waarbij in ieder geval het tijdstip waarop met de sanering zal worden begonnen, en het tijdstip waarop de sanering naar verwachting zal zijn afgerond, zijn aangegeven; b. een specificatie van de bij de uitvoering van de sanering betrokken bedrijven en instanties, voor zover deze ten tijde van het indienen van het saneringsplan bekend zijn; c. een overzicht van de benodigde vergunningen, meldingen en instemmingen om het werk te kunnen uitvoeren; d. de wijze van evaluatie en rapportage van de uitvoering van de sanering, met inbegrip van de voorgenomen wijze van vaststellen van het bereiken van de saneringsdoelstelling (evaluatieverslag); e. de wijze waarop belanghebbenden bij de uitvoering van de sanering zullen worden betrokken; f. een beschrijving van de relevante bodemkundige opbouw en relevante geohydrologische situatie.
B.
Keuze saneringsvariant a. de gekozen saneringsvariant met het saneringsdoel, waarbij is aangegeven hoe aan artikel 38, eerste lid van de wet zal worden voldaan; b indien de sanering in fasen wordt uitgevoerd: de voorgenomen fasering, alsmede het verzoek om een besluit te nemen als bedoeld in artikel 38, derde lid, van de wet; c indien slechts een gedeelte van de verontreiniging van de bodem wordt gesaneerd, verminderd of verplaatst: het verzoek om een besluit te nemen op grond van artikel 40, eerste lid, van de wet.
C.
De te nemen maatregelen a. een beschrijving van de te treffen (geo)hydrologische en andere technische voorzieningen met de gekozen dimensionering en de invloed hiervan op de omgeving; b. een beschrijving van de veiligheids- en arbeidshygiënische aspecten; c. een beschrijving van de maatregelen die overlast als gevolg van de sanering voorkomen of zoveel mogelijk beperken; d. een beschrijving van de zorg tijdens de sanering, waarin in elk geval de tijdelijke gebruiksbeperkingen en de controle en eindbemonstering tijdens de saneringsfasen worden beschreven; e. gegevens over de hoeveelheid, kwaliteit en herkomst van de eventueel te gebruiken aanvulgrond; f. gegevens over de bestemming van overige verontreinigde stoffen die, naast de verontreinigde grond, vrijkomen bij de sanering; g. indien verontreinigde grond zal worden afgegraven of verontreinigd grondwater zal worden onttrokken: de te verwachten hoeveelheid af te graven grond dan wel te onttrekken hoeveelheid grondwater; indien de grond of het grondwater geheel of gedeeltelijk niet zal worden gereinigd: de redenen daarvoor; h. een beschrijving van de wijze waarop de voortgang van de sanering wordt gecontroleerd en hoe over de voortgang wordt gerapporteerd.
D.
Financiële gegevens Een overzicht van de voorzienbare schade aan derden ten gevolge van het uitvoeren van de sanering. Daarbij wordt aangegeven hoe in de vergoeding van die schade zal worden voorzien.
Artikel 3.4 Meldingen bij de uitvoering 1. Degene die saneert dan wel degene die de sanering feitelijk uitvoert volgens een saneringsplan waarmee burgemeester en wethouders op basis van artikel 39, tweede lid, van de wet hebben ingestemd, meldt de aanvangsdatum van de sanering uiterlijk twee weken voor de feitelijke aanvang schriftelijk bij burgemeester en wethouders. 2. Indien de sanering niet zal worden gestart op de overeenkomstig het eerste lid gemelde aanvangsdatum, meldt één van de in het eerste lid genoemde personen dit onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders, onder opgave van de nieuwe aanvangsdatum. Indien de nieuwe aanvangsdatum nog niet bekend is, meldt één van de in het eerste lid genoemde personen de nieuwe aanvangsdatum minimaal twee weken voor deze datum aan burgemeester en wethouders. 3. Indien bij de sanering ontgraving van verontreinigde grond plaatsvindt, stelt één van de in het eerste lid genoemde personen burgemeester en wethouders uiterlijk 24 uur van te voren op de hoogte van het tijdstip waarop de eindbemonstering plaatsvindt, door een bericht te sturen naar het emailadres
[email protected]. Bij bemonstering in gedeeltes, geldt voornoemde verplichting tot melding per gedeelte. 4. Uiterlijk 24 uur voordat een ontgraving bij een sanering wordt aangevuld stuurt één van de in het eerste lid genoemde personen per email een rapportage van de analyse van de monsters van de putbodem en de putwanden en een milieuhygiënische verklaring van de aanvulgrond naar het emailadres
[email protected]. 5. Eén van de in het eerste lid genoemde personen meldt de beëindiging van de sanering binnen een week na de beëindiging schriftelijk aan burgemeester en wethouders. 6. Indien sprake is van een sanering, waarbij burgemeester en wethouders hebben ingestemd met een aanpak overeenkomstig artikel 38, derde lid van de wet, wordt de beëindiging van iedere afzonderlijke fase op de in het vijfde lid beschreven wijze gemeld. Artikel 3.5 Gegevens bij melding wijziging saneringsplan Bij een melding tot wijziging van het saneringsplan als bedoeld in artikel 39, vierde lid van de wet worden alle gegevens verstrekt die afwijken van de gegevens die eerder zijn verstrekt op grond van artikel 39, eerste lid van de wet, artikel 3.3 van deze verordening en artikel 1.3 van deze verordening voor zover het de sanering betreft. Ook wordt bij de melding de reden van de wijziging vermeld. Artikel 3.6 Evaluatieverslag Het evaluatieverslag wordt uiterlijk vijftien weken na beëindiging van de saneringswerkzaamheden of een fase van de sanering in drievoud bij burgemeester en wethouders ingediend. Artikel 3.7 Inhoud evaluatieverslag Onverminderd de eisen die op grond van artikel 39c, eerste lid van de wet aan een evaluatieverslag worden gesteld, dienen in het evaluatieverslag de volgende gegevens te worden vermeld: A. a. b. c. d. e.
Algemene gegevens naam van de opdrachtgever, directievoerende partij en milieukundige begeleider; data van uitvoering; een korte omschrijving van de bodemverontreinigingsituatie voor de uitvoering van de sanering; welke vergunningen zijn verleend; een overzicht van de ingevolge artikel 39, vierde lid van de wet gemelde afwijkingen ten opzichte van het saneringsplan waarmee burgemeester en wethouders hebben ingestemd en door burgemeester en wethouders gegeven aanwijzingen als bedoeld in artikel 39, vijfde lid van de wet;
f. inrichting gronddepots; g. gegevens over alle overige materialen die, naast de verontreinigde grond, zijn vrijgekomen tijdens de sanering; h. indien bij de sanering grond binnen het geval van de verontreiniging is verplaatst, de hoeveelheid, kwaliteit en huidige plaats en plaats van herkomst van die grond; i. wijze van onttrekken en zuiveren van grondwater en/of bodemlucht (filterstelling, debiet, vracht); j. diepte en toegepaste techniek grondwater en/of bodemlucht onttrekkingen; k. hoeveelheid onttrokken grondwater en eventueel geïnfiltreerd gezuiverd grondwater/bodemlucht; l. bespreking influent en effluent analyseresultaten in relatie tot verleende vergunning; dit geldt ook voor luchtmonsters; m. bespreking analyse resultaten monsters uit waarnemingsfilters; n. de wijze van verwerking van het grondwater/bodemlucht. B. a. b. c.. d. e. f.
g.
Bijlagen tekeningen en/of kaarten van de uit gevoerde maatregelen, van bemonsteringen en van eventuele restverontreinigingen; overzicht technische installaties die nog gedurende langere tijd op de locatie aanwezig blijven; locatie van bemaling en lozingspunten tijdens grondsanering; afvoercertificaten en afgevoerde hoeveelheden grond naar verwerker; grondbalans; analyse certificaten van: aangevoerde grond of andere niet vormgegeven bouwstoffen (of kwaliteitsverklaringen) schoon zand; gehalten aan verontreiniging voor, tijdens en na sanering; plaats van controlevoorzieningen.
Artikel 3.8 Nazorgplan Het nazorgplan wordt tegelijk met het evaluatieverslag in drievoud bij burgemeester en wethouders ingediend. Inhoud nazorgplan Artikel 3.9 Onverminderd de eisen die op grond van artikel 39d van de wet aan het nazorgplan worden gesteld, dienen in het nazorgplan de volgende gegevens te worden vermeld: A. a. b.
Algemeen een beschrijving van de verontreinigingsituatie na afloop van de sanering; gegevens van de bij het nazorgplan betrokken personen en instanties waaronder in elk geval: naam- en adresgegevens, taken en verantwoordelijkheden.
B. Gebruiksbeperkingen Een beschrijving van de beperkingen in het gebruik van de bodem na afloop van de sanering en de duur van deze beperkingen. C. a. b. c.
Nazorgmaatregelen een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen in verband met de na afloop van de sanering aanwezige verontreiniging, welke maatregelen er voor moeten zorgen dat het saneringsresultaat behouden blijft; een beschrijving van de wijze waarop het betrokken grondgebied in verband met de nazorgmaatregelen zal worden beheerd; een begroting van de kosten van de nazorg.
Artikel 3.10 Gegevensverstrekking in voorkomende gevallen 1. In voorkomende gevallen worden naast de gegevens, die moeten worden verstrekt volgens artikel 39, 39c en 39d van de wet en de artikelen 1.3 en 3.1 tot en met 3.9 van deze verordening, gegevens verstrekt die nodig zijn voor de beoordeling van een nader onderzoek,
saneringsplan, melding tot wijziging van een saneringsplan, evaluatieverslag, nazorgplan of een melding als bedoeld in artikel 27 en 28 van de wet. 2. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 39, 39c, en 39d van de wet kunnen de gegevens die moeten worden verstrekt volgens de artikelen 1.3 en 3.1 tot en met 3.9 van deze verordening achterwege blijven, voor zover zij niet nodig zijn in het kader van uitoefening van taken door het bevoegd gezag voor de Wet bodembescherming. Hoofdstuk 4
Tijdelijke opslag van grond en baggerspecie
Artikel 4.1 Tijdelijke opslag van grond en baggerspecie 1. Een tijdelijke opslag van grond of baggerspecie als bedoeld in artikel 35, onder h en i van het Besluit bodemkwaliteit moet zijn omgeven door een gesloten hekwerk van minstens 1,80 meter hoog. Een toegang tot de tijdelijke opslag moet zijn afgesloten, behalve tijdens het lossen of laden of wanneer door of namens de eigenaar van de grond toezicht wordt gehouden op de opslag. 2. Het eerst geldt niet voor een tijdelijke opslag die niet meldingsplichtig is volgens artikel 42, eerste lid, van het Besluit Bodemkwaliteit . Hoofdstuk 5
Handhaving
Artikel 5.1 Toezichthouders Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door burgemeester en wethouders aangewezen personen. Artikel 5.2 Strafbaarstelling Een gedraging in strijd met de artikelen 3.4, 3.6 en 3.8 geldt als een strafbaar feit op grond van artikel 1a van de Wet economische delicten. Hoofdstuk 6
Overgangs- en slotbepalingen
Citeertitel Artikel 6.1 Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening bodembescherming Nijmegen. Artikel 6.2 In werking treding De verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking. Op de datum van inwerking treding vervalt de Verordening bodembescherming Nijmegen van 19 april 2006. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Nijmegen d.d. 26 januari 2011,
De voorzitter,
Mr. Th.C. de Graaf
De raadsgriffier,
Mevr. Drs. M.M.V. Mientjes
TOELICHTING BIJ DE VERORDENING BODEMBESCHERMING Inleiding In de Wet bodembescherming (Wbb) is een regeling opgenomen voor de sanering van verontreinigde bodems. Sinds oktober 2002 is de gemeente Nijmegen het bevoegd gezag voor de Wet Bodembescherming in Nijmegen. Hierdoor moet de gemeenteraad onder meer een verordening opstellen die regels geeft over de betrokkenheid van derden bij het uitvoeren van bodemonderzoek en -sanering. Tevens kan hij nadere regels stellen omtrent de gegevens die in een saneringsplan, evaluatieverslag of nazorgplan moeten worden opgenomen. Ook overigens heeft de gemeenteraad de bevoegdheid om regels te stellen met betrekking tot dit beleidsveld, voor zover die niet in strijd zijn met de bepalingen van de Wet bodembescherming. In april 2003 heeft de Raad voor het eerst de verordening bodembescherming Nijmegen vastgesteld. In 2006 is de verordening gewijzigd vastgesteld naar aanleiding van een ingrijpende wijziging van de Wet bodembescherming. Onder meer moeten burgemeester en wethouders sinds de wetswijziging een besluit nemen over het evaluatieverslag en het nazorgplan . Verschillende redenen maken een actualisatie van de in 2006 vastgestelde verordening wenselijk. De verordening bevat hoofdzakelijk regels over informatie die moet worden verstrekt voor besluitvorming bij bodemsanering. Naar aanleiding van opgedane ervaring met de in 2006 gewijzigde Wet bodembescherming en gewijzigde hogere regelgeving (Wbb en Wkpb) zijn de bepalingen over informatieverstrekking deels aangepast. Bepalingen voor het verstrekken van informatie zijn uit de verordening verwijderd, voor zover die informatie al volgens de Wet bodembescherming of volgens verplichte meldingsformulieren verstrekt moet worden of slechts in incidentele gevallen nodig is. De wijzigingen betreffen voor een klein deel extra informatie ten opzichte van de bestaande verordening. De meeste in de Wet bodembescherming en de verordening gevraagde gegevens zijn vaak nodig en toereikend voor besluitvorming. Daarnaast komen er situaties voor waarin nog andere gegevens nodig zijn of waarin bepaalde gegevens juist achterwege kunnen blijven. Voor deze situaties zijn twee bepalingen opgenomen. Ook geeft de ervaring met het in 2008 in werking getreden Besluit bodemkwaliteit, dat onder meer regels bevat voor het gebruik van vrijgekomen grond, aanleiding voor het opnemen van een extra bepaling. Gemeentelijk bodemsaneringsprogramma - artikel 2.1 Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks een gemeentelijk bodemsaneringsprogramma vaststellen, gebaseerd op artikel 4.14 van de Wet milieubeheer. Het bodemsaneringsprogramma bevat een overzicht van bodemverontreinigingen en activiteiten in verband met bodemsanering in de komende vier jaar. Artikel 2.1 geeft invulling aan de verplichting uit de Wbb (artikel 52) om per verordening vast te stellen op welke wijze derden worden betrokken bij de uitvoering van het bodemsaneringsprogramma. Ernst en spoedeisendheid – artikel 3.1 en 3.2 Burgemeester en wethouders moeten, naar aanleiding van een nader onderzoek of een melding zoals bedoeld in artikel 28 van de Wet bodembescherming, in een besluit vaststellen of sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In feite betreft dit een beoordeling van de mate en omvang van de verontreiniging. Wordt geoordeeld dat het geval ernstig is, dan moet in het besluit tevens de spoedeisendheid van de sanering worden aangegeven. Melding bodemsanering – artikel 3.2 en 3.3 Op 1 januari 1987 is de Wbb volledig in werking getreden. Vanaf dat moment kent Nederland een algemeen beschermingsniveau. Voor verontreinigingen die na 1987 zijn ontstaan kent de Wbb een strenger saneringsregime. Vandaar dat de regelgeving onderscheid maakt tussen de sanering van verontreiniging veroorzaakt voor en na 1 januari 1987. Zowel verontreinigingen van voor als na 1987 moeten aan burgemeester en wethouders worden gemeld. In deze verordening wordt geregeld welke gegevens moeten worden ingediend om de sanering van verontreinigingen van gevallen van voor 1
januari 1987 te kunnen beoordelen. Voor verontreinigingen van na 1 januari 1987 geldt artikel 13 van de Wbb. In dit artikel is geregeld dat iedereen die de bodem verontreinigt alle maatregelen moet nemen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om die verontreiniging ongedaan te maken of te beperken. Op grond van artikel 27 van de Wbb moet de veroorzaker van een verontreiniging of aantasting van de bodem van na 1 januari 1987 deze melden aan burgemeester en wethouders. Per geval en overeenkomstig de hiervoor vastgestelde beleidsregels bepalen burgemeester en wethouders welke maatregelen redelijkerwijs gevergd kunnen worden. Het vervolg van deze toelichting betreft de melding en sanering van gevallen van ernstige verontreiniging die zijn veroorzaakt voor 1 januari 1987. Op grond van artikel 28 van de Wbb moet degene die het voornemen heeft een ernstige bodemverontreiniging van voor 1 januari 1987 te saneren, bij de melding onder meer de resultaten van een saneringsonderzoek en een saneringsplan verstrekken (artikel 39 Wbb). In het saneringsonderzoek worden voor de betreffende verontreiniging de mogelijke wijzen van sanering geïnventariseerd. Op basis hiervan kan een keuze worden gemaakt voor een saneringsvariant. Met het saneringsplan moeten burgemeester en wethouders instemmen. De saneerder is degene die het saneringsplan indient. Maar ook degene die de sanering feitelijk gaat uitvoeren moet worden opgegeven. In de praktijk wordt een sanering meestal door een aannemer uitgevoerd in opdracht van de eigenaar van de grond. Op deze manier is een brede groep van personen aanspreekbaar die bij de sanering zijn betrokken. Dit is tevens van belang voor eventueel handhavend optreden. Saneringsplan – artikel 3.3 Een saneringsplan behoeft instemming van burgemeester en wethouders (artikel 39 Wbb). De functie van een saneringsonderzoek en -plan is dat burgemeester en wethouders kunnen toetsen of op een milieuhygiënisch toereikende en aanvaardbare manier zal worden gesaneerd. In de Wbb (artikel 28 en 39) worden gegevens genoemd die in een saneringsplan moeten staan. Daarnaast worden in deze verordening gegevens gevraagd waardoor een goede beoordeling van het saneringsplan mogelijk is. De gemeente is daartoe bevoegd volgens de artikelen 39, lid 1 onder f en 96 van de Wbb in samenhang met artikel 147 van de Gemeentewet (Stb. 1993, nr. 611). Toezicht en handhaving – artikel 3.4 en, 3.5 Voor het toezicht op de uitvoering van het saneringsplan is het van belang dat het bevoegd gezag op de hoogte is van het werkelijke tijdstip waarop met de sanering een aanvang wordt gemaakt. Regelmatig komt het voor dat de feitelijke aanvang van de werkzaamheden na goedkeuring van het saneringsplan door allerlei omstandigheden (ontbrekende vergunningen, ontbrekende materialen, weersomstandigheden en dergelijke) opschuift of dat door dergelijke omstandigheden geen exacte datum kan worden gegeven. Het is vanuit handhavingoogpunt noodzakelijk dat de start van de sanering wordt gemeld aan burgemeester en wethouders. Dit geldt ook als de datum van de start van de sanering wijzigt, dit moet eveneens kenbaar wordt gemaakt. Het gebeurt geregeld dat de start van de sanering of afwijkingen van het saneringsplan niet worden gemeld door de opdrachtgever van de sanering. In de meeste gevallen is de opdrachtgever een leek op het gebied van bodemsanering en zijn de meldverplichtingen uitbesteed aan het adviesbureau of de aannemer. Daarom richt de meldingsplicht zich tot de saneerder en degene die de sanering feitelijk uitvoert. Om adequaat toezicht te kunnen uitoefenen, dient het toezicht gericht te zijn op die aspecten die vanuit milieuoogpunt en vanwege fraudegevoeligheid van belang zijn. Hiervoor is het noodzakelijk dat burgemeester en wethouders op de hoogte zijn van de verschillende fasen van de saneringsuitvoering. Met name het moment waarop de einddiepte wordt bereikt dient bekend te zijn bij burgemeester en wethouders, zodat eventueel een controle uitgevoerd kan worden voordat de put volgestort wordt met (schone) grond. Het hiervoor geldende artikel 3.4 is aangepast om de kwaliteit van de grond in de
putbodem en putwanden en van de aanvulgrond te kunnen controleren voordat de put wordt aangevuld. De hiervoor opgenomen bepalingen zijn zodanig dat deze controle door de gemeente niet tot onnodig oponthoud van werkzaamheden leidt. Ook de melding van het einde van - een fase van - de sanering is van belang om controles te kunnen uitvoeren. Daarnaast is het relevant dat afwijkingen van het saneringsplan kenbaar worden gemaakt. Deze kunnen aanleiding zijn om een gewijzigd saneringsplan op te stellen en ter instemming voor te leggen aan burgemeester en wethouders. Evaluatieverslag – artikelen 3.6 en 3.7 Uiterlijk 15 weken na afronding van de sanering wordt een evaluatieverslag van de sanering ingediend bij burgemeester en wethouders. Het rapport moet gegevens verschaffen over de uitgevoerde saneringswerkzaamheden zodat burgemeester en wethouders kunnen beoordelen of de sanering is uitgevoerd overeenkomstig de Wbb en het saneringsplan. Volgens de Wbb is moet over het evaluatieverslag een besluit genomen worden. Tevens kunnen burgemeester en wethouders in aanvulling op de wettelijke vereisten van artikel 39c van de Wbb nadere gegevens vragen. Nazorgplan - artikelen 3.8 en 3.9 Als na de sanering een verontreiniging in de bodem is achtergebleven moet een nazorgplan worden ingediend, gelijk met het evaluatieverslag. Met het nazorgplan moeten burgemeester en wethouders instemmen. Ook hier kunnen zij nadere gegevens vragen in aanvulling op de in artikel 39d van de Wbb genoemde gegevens. Gegevensverstrekking in voorkomende gevallen - Artikel 3.10 Door dit nieuwe artikel kan het bevoegd gezag extra gegevens vragen wanneer deze in specifieke gevallen nodig zijn. Ook kunnen gegevens achterwege kunnen blijven die in een voorkomend geval niet nodig zijn maar die wel die elders in de verordening zijn genoemd. Tijdelijke opslag van grond - artikel 4.1 Volgens het in 2008 in werking getreden Besluit Bodemkwaliteit is het onder voorwaarden toegestaan tijdelijk grond of baggerspecie op te slaan. Uit het toezicht hierop blijkt dat bij dergelijke tijdelijke opslagen vaker illegaal grond wordt bijgestort door onbekenden. Het bijstorten van grond met onbekende kwaliteit is vanuit milieuhygiënisch oogpunt onwenselijk. Daarom moet volgens dit nieuwe artikel een tijdelijke opslag van grond zijn omgeven door een gesloten hekwerk. Dit geldt niet voor tijdelijke opslagen waarbij het risico van illegaal bijstorten beperkt is. Strafbaarstelling – artikel 5.2 Het soort overtredingen waarbij de start of beëindiging van de sanering niet of niet op tijd wordt gemeld is het best te ‘bestraffen’ met een proces-verbaal. Bestuursrechtelijk handhaven van deze meldingsplichten kan hoogstens een herhaling van de overtreding helpen voorkomen, maar kan de gevolgen van de overtreding niet meer ongedaan maken. Door de artikelen strafbaar te stellen kan justitie in geval van overtreding proces-verbaal opmaken. Het is de bevoegdheid van justitie om de hoogte van de boete vast te stellen. De procedure - geen artikel Volgens de eerste Verordening Bodembescherming uit 2003 werden besluiten standaard voorbereid met de uitgebreide procedure van (de huidige) afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit was vanuit het oogpunt van zorgvuldige voorbereiding in de meeste gevallen niet nodig. Bovendien maakten initiatiefnemers vaak gebruik van de mogelijkheid om te verzoeken een snellere procedure toe te passen. Bij de wijziging van deze verordening in 2006 zijn de bepalingen over de toe te passen procedure uit de verordening gehaald, waardoor bij besluitvorming sindsdien van rechtswege de procedurele bepalingen van Titel 4.1 van de Awb gelden bij de voorbereiding van besluiten. Conform deze bepalingen wordt een voorgenomen besluit gepubliceerd in de Brug, waarbij belanghebbenden gelegenheid krijgen hun zienswijze te geven, voordat een besluit wordt genomen. Deze procedure is eenvoudiger en sneller dan de procedure volgens afdeling 3.4 van de Awb en biedt tevens voldoende rechtsbescherming aan
belanghebbenden. Overigens kan volgens de Awb de procedure van afdeling 3.4 waar nodig in voorkomende gevallen nog steeds worden toegepast.