Onderzoek beschermde flora en fauna reconstructie 150kV kabel Venserweg-Zorvlied
-versie 2-
Opdrachtgever: Redynn B.V.
Datum Auteur
: :
18 december 2015 M. Kuiper
INHOUDSOPGAVE 1. 2. 3. 4.
INLEIDING .................................................................................................. 3 Flora- en faunawet ...................................................................................... 3 Doel onderzoek ........................................................................................... 3 Werkwijze.................................................................................................... 4 Stap 1. Bureaustudie .................................................................................. 4 Stap 2. Veldonderzoek ................................................................................ 4 Stap 3. Effectenonderzoek .......................................................................... 4 Stap 4. Conclusies en advies met betrekking tot de ontheffingsaanvraag .. 5
5. 6. 7. 8. 9.
Onderzoekgebied ........................................................................................ 5 Werkzaamheden ......................................................................................... 5 Natuurgebieden .......................................................................................... 7 Resultaten bureaustudie ............................................................................. 9 Resultaten veldonderzoek......................................................................... 10 Biotopen ....................................................................................................... 10 Intensief onderhouden gras .......................................................................... 11 Bomen .......................................................................................................... 11 bomen, struiken en kruid laag....................................................................... 14 Water en oevers ........................................................................................... 17 10. jaarrond beschermde nesten .................................................................. 18 Categorie 5 ............................................................................................... 18 11. Vleermuisonderzoek............................................................................... 19 12. Inschatting effecten werkzaamheden ..................................................... 21 13. Conclusies .............................................................................................. 25 Per soortgroep .............................................................................................. 25 Per biotoop: .................................................................................................. 26 Kalender werkzaamheden ............................................................................ 27 14. Planning ................................................................................................. 27 Planten ......................................................................................................... 27 Broedvogels.................................................................................................. 28 Vissen-amfibieën .......................................................................................... 28 Kleine zoogdieren ......................................................................................... 28 Bijlage 1 Foto tour ............................................................................................ 29 Bijlage 2 ........................................................................................................... 44
2
1. INLEIDING In verband met de geplande herinrichting van het spoor en de ringweg A 10 bij de Zuidas in Amsterdam worden in de omgeving gebieden functievrij gemaakt en ondergrondse infrastructuur verplaatst. Reddyn B.V. zal in dit kader de 150 kV-verbinding verleggen tussen het Amstelpark en het politiecentrum aan de Ouderkerkerdijk. Sommige natuurwaarden worden beschermd door de Flora- en faunawet en altijd geldt de zorgplicht om schade aan de natuur zoveel als mogelijk te beperken. Doel van deze rapportage is het tijdig in kaart brengen van mogelijke conflicten met de Flora- en faunawet. Op basis van deze kennis worden adviezen gegeven, zodat met alle natuurwaarden in het werkgebied rekening wordt gehouden zoals dat door de wet wordt voorgeschreven. We geven aan welke beperkingen dit met zich meebrengt, welk vervolgonderzoek nodig is en welke vervolgstappen in de planning nodig zijn.
2. Flora- en faunawet Vanuit de Flora- en faunawet is de initiatiefnemer bij ingrepen verplicht op de hoogte te zijn van mogelijk voorkomende beschermde natuurwaarden in het plangebied en omgeving. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Door, voorafgaand aan ingrepen, stil te staan bij aanwezige natuurwaarden, kan onnodige schade aan beschermde soorten worden voorkomen of beperkt. Indien schade niet te voorkomen is, is een ontheffing ex art. 75 Flora- en faunawet noodzakelijk. Sinds 23 februari 2005 is het Vrijstellingsbesluit van kracht. Met dit besluit is geregeld dat voor algemeen voorkomende soorten een vrijstelling geldt bij ruimtelijke ingrepen en geen ontheffing meer aangevraagd hoeft te worden. De algemene zorgplicht blijft wel van kracht.
3. Doel onderzoek Het doel van het onderzoek is het opsporen van eventuele strijdigheden van de voorgenomen werkzaamheden met de natuurbeschermingswet of de flora- en faunawet.
3
4. Werkwijze Om eventuele strijdigheden met de Flora- en faunawet op te sporen dienen de volgende vragen te worden beantwoord: 1. Komen er beschermde soorten in het werkgebied voor? Welke status hebben deze soorten? 2. Welke invloed hebben de werkzaamheden op de beschermde soorten in het plangebied? 3. Door welke maatregelen kunnen negatieve effecten op beschermde soorten worden voorkomen of verzacht? 4. Indien de duurzame staat van instandhouding van strikt beschermde soorten in gevaar komt, welk vervolgtraject dient dan doorlopen te worden? 5. Voor welke beschermde soorten moet een ontheffing aangevraagd worden? Om bovenstaande vragen te beantwoorden, zijn de volgende stappen doorlopen:
Stap 1. Bureaustudie Op basis van voorgaand onderzoek, literatuuronderzoek en verspreidingsatlassen is nagegaan of er wettelijk beschermde planten- of diersoorten in het plangebied voorkomen. Hierbij is, naast het raadplegen van de gangbare verspreidingsatlassen, gebruik gemaakt van eerder onderzoeken door Natuurbeleven B.V.
Stap 2. Veldonderzoek Na het bureauonderzoek is een veldonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek was gericht op het maken van een biotoopanalyse en op het vaststellen van mogelijk aanwezige beschermde soorten. Onderzoekers waren drs. L. van Groningen en dr. M. Kuiper. Het onderzoek vond plaats op 13 september 2015 van 10.00-13.00 uur bij mooi nazomer weer. In opdracht van de gemeente heeft is op 2 juli en op 16 september onderzoek uitgevoerd naar vleermuizen in het werkgebied door Anneke Blokker en Daan van der Elsken. NatuurBeleven deed ook mee aan dit onderzoek in een ander deel van Buitenveldert. We nemen deze gegevens mee in ons onderzoek.
Stap 3. Effectenonderzoek Op basis van de verzamelde gegevens in combinatie met de geplande aanpak zijn de (mogelijke) effecten op de verwachte beschermde soorten beschreven. Voor de verwachte negatieve effecten op de beschermde soorten worden mitigerende maatregelen voorgesteld.
4
Stap 4. Conclusies en advies met betrekking tot de ontheffingsaanvraag Op basis van stap 1 tot en met 3 zijn conclusies getrokken met betrekking tot eventuele overtredingen van verbodsbepalingen, zoals genoemd in de Flora- en faunawet art. 75, en te nemen vervolgstappen.
5. Onderzoekgebied Dit onderzoek richt zich op het gebied dat wordt aangeduid als 'fase 1' en ‘fase 2’ (kaart hieronder). In dit rapport geven we op basis van een interpretatie van de aanwezige biotopen een overzicht van de mogelijk aanwezige natuurwaarden.
Figuur 1. Indicatie werkgebied, Rood = fase 1. Blauw = fase 2
6. Werkzaamheden Fase 1: realiseren van een horizontaal gestuurde boring met stalen buizen onder de Amstel. Hierbij wordt bij de in- en uitreedpunten van de boring de grond ontgraven (omvang elk circa 2 x 2 m en 1,5 m diep). Bij de in- en uittreedpunten zullen er een (boor)installaties aanwezig zijn met nabij een werkterrein. De locatie van het werkterrein moet nog bepaald worden maar zal in ieder geval binnen het aangegeven onderzoeksgebied op de bijgevoegde tekening liggen. De afmetingen van het werkterrein worden nog nagezonden. Voorbereidende werkzaamheden op locatie starten in Q1 2016 (naar verwachting februari 2016). Uitvoering zal in maart 2016 plaatsvinden. 5
Fase 2: doorvoeren van kabels in de mantelbuizen onder de Amstel en het verleggen van de kabel aan de oostzijde van de Amstel. Hierbij zullen graafwerkzaamheden plaatsvinden bij de in- en uitreedpunten van de geboorde mantelbuizen (omvang elk circa 2 x 2 m en 1,5 diep). Voorafgaand de intreedpunt van de geboorde mantelbuizen (openontgraving 1,5 m diep, 1,5 breed en circa 80 meter lang en lasput(ten) 10 m lang x 3,5 m breed x 2 m diep). Na de uitreedpunt van de geboorde mantelbuizen (bij de Ouderkerkerdijk aan de oostzijde van de Amstel). Hierbij wordt de bestaande kabel opgegraven en verlegd. Afmeting sleuf nieuwe ligging is 1,5 m diep x 1,5 breed x 570 m lang en afmeting sleuf oude ligging is 1,5 m diep x 1,5 breed x 620 m lang. Tevens zal binnen het onderzoeksgebied een werkterrein worden ingericht. De afmetingen van het werkterrein worden nu nog bepaald en zullen nagezonden worden. Er vinden geen werkzaamheden plaats in de nacht. Gezien het feit dat er direct naast de werklocaties een snelweg en spoorweg liggen, is er geen sprake van ernstige extra geluidsbelasting van de omgeving. Uitvoering medio juni 2016 t/m oktober 2016.
6
7. Natuurgebieden Binnen een straal van 3 kilometer zijn geen Natura 2000 gebieden, beschermde natuurmonumenten, nationale parken of wetlands.
Figuur 2. De Amstelscheg brengt het nationaal landschap het groene hart tot aan de werklocatie. Status Nationale Landschappen zijn geen beschermde natuurgebieden, want in de landschappen wordt gewoond en gewerkt. Ruimtelijke ontwikkelingen blijven mogelijk. Uitgangspunt is wel dat de belangrijkste landschappelijke kwaliteiten niet mogen worden aangetast.1 In het geval van het groene hart gaat het vooral om de openheid van het agrarische weide landschap.
1
Natuurbescherming in Nederland, uitgave ministerie van LNV 2005, p.10.
7
Figuur 3. De ecologische hoofdstructuur (donker groen) tikt het werkgebied aan, maar werkzaamheden komen er niet in.
Figuur 4 Het weidevogelkerngebied De Duivendrechterpolder nadert de werklocatie. Status Bestemmingsplannen moeten bestaande natuur bestendigen en mogen de natuurfunctie niet onomkeerbaar belemmeren.2 Hier gaat om water en oevers, boomsingels en parkachtige gebieden. Deze zijn van belang voor vissen, amfibieën, kleine zoogdieren en vleermuizen.
2
Structuurvisie Noord-Holland Artikel 19
8
Het open karakter van de weidevogelgebieden mag niet worden aangetast in een wijziging van een bestemmingsplan.3
Figuur 5 Het gebied is onderdeel van de hoofdgroenstructuur Status De Hoofdgroenstructuur omvat de minimaal benodigde hoeveelheid groen die Amsterdam wil borgen, bestaande uit gebieden die waardevol zijn voor de stad en de metropool.
8. Resultaten bureaustudie In 2013 is in het westelijk deel van het werkgebied door NatuurBeleven een QuickScan flora- en fauna uitgevoerd. Deze QuickScan omvatte het talud van de A10 en directe omgeving tussen Amstel en Nieuwe Meer. Op basis van deze eerder rapporten van Natuurbeleven betreffende het talud van de A10 en persoonlijke informatie van de gemeente Amsterdam, gebaseerd op de NDFF, kunnen de volgende soorten aanwezig zijn 4 Broedvogels (Onderstreept: meerjarige nest, categorie 4.) boomklever bosuil (ook in noordelijk deel, pers. Mededeling Auke Brouwer, gemeente Amsterdam) braamsluiper gaai
3
Structuurvisie Noord-Holland artikel 25
4
Onderzoek beschermde flora en fauna Zuidas fase 1 functie vrij maken. Natuurbeleven juni 2013. Persoonlijke communicatie Auke Brouwer, stadsecologie Amsterdam. 9
groenling grote bonte specht halsbandparkiet holenduif merel pimpelmees roodborst staartmees tjiftjaf vink wilde eend winterkoning zanglijster zwartkop
Zoogdieren eekhoorn gewone dwergvleermuis laatvlieger meervleermuis mol huismuis Amfibieën gewone pad groene kikker-complex Beschermde vaatplanten Brede wespenorchis
9. Resultaten veldonderzoek Biotopen In het werkgebied kunnen we vier biotopen onderscheiden:
Intensief onderhouden gras Bomen Park met bomen, struiken en kruid laag Water en oevers Gebouwen
10
Intensief onderhouden gras Gras dat in het groeiseizoen zeer regelmatig wordt gemaaid en intensief betreden wordt, herbergt geen vaste verblijfplaatsen van beschermde soorten.
Figuur 6. Gazon in park kent nauwelijks natuurwaarden – de bomen uiteraard wel!
Bomen In het werkgebied staan veel bomen van klein tot groot en in vele soorten. Bomen kunnen nesten bevatten. Vleermuizen gebruiken bomen als markeringen in de ruimte voor hun vliegroutes. Dit kan relevant zijn wanneer over een grotere afstand bomen (bijvoorbeeld een singel of laanbomen) verdwijnen. De enige vleermuis in de regio die bomen als verblijfplaats gebruikt is de Ruige dwergvleermuis. De soort gebruikt bomen heel opportunistisch en is niet van een enkele specifieke boom afhankelijk, zoals het geval kan zijn bij soorten die kolonies vestigen in holten.
11
Figuur 7-8. Bomen kunnen nesten bevatten, broedende vogels mogen niet verstoord worden.
12
Figuur 9. Locatie van nesten die vermoedelijk door kraaiachtigen zijn gebruikt, maar ook geschikt zijn voor roofvogels.
13
bomen, struiken en kruid laag Deze combinaties vormen aantrekkelijke biotopen die een hoge broedvogeldichtheid kennen. Mogelijke broedvogels zijn: Merel Zanglijster Heggemus Roodborst Winterkoning Staartmees koolmees pimpelmees Fitis Tjiftjaf Zwartkop Groenling Putter Vink Zwarte kraai Ekster Vlaamse gaai Sperwer Bosuil Boomkruiper Grote bonte specht Algemene kleine zoogdieren zoals egel en bosmuis zijn hier eveneens te verwachten. Eekhoorn is gemeld in het park –tussen november 2014 en juli 2015 zijn 15 waarnemingen doorgegeven, wat duidt op een vaste verblijfplaats ergens in het park.5 In het werkgebied is echter niets waargenomen wat als een vaste verblijfplaats van een eekhoorn kan dienen.
5
Waarneming.nl
14
Figuur 10. Eekhoorn in het Amstelpark (waarnmeing.nl)
Figuur 11: Amstelpark en Amsterdamse bos zijn verbonden leefgebieden van de eekhoorn (bron Amsterdam.nl) Mogelijk komt de brede wespenorchis in plantsoenen voor, deze soort is bekend uit de plantsoenen in het park. Er zijn tijdens het onderzoek geen planten waargenomen, voorkomen is echter niet uit te sluiten. Bij het onderzoek zijn die niet aangetroffen, jaarrond beschermde nesten van roofvogels of uilen zijn niet bekend en daarom zeer onwaarschijnlijk, maar niet uit te sluiten.
15
Figuur 12-14. Bij een combinatie van bomen, struiken en ondergroei, zijn vrijwel altijd broedende vogels aanwezig in het broedseizoen. Werkzaamheden die struiken of bomen aantasten bij voorkeur niet in het broedseizoen plannen. 16
Water en oevers Het water in het werkgebied biedt broedgelegenheid aan watervogels als meerkoet, waterhoen en wilde eend. In de rietkragen komt mogelijk de kleine karekiet als broedvogel voor. Algemenere amfibieën als kleine watersalamander, gewone pad, bruine kikker en groene kikker kunnen aanwezig zijn. Vissen komen zeker voor. Het aanwezig zijn van beschermde soorten die in de regio algemeen voorkomen, zoals kleine modderkruiper, is mogelijk.
Figuur 15. De bittervoorn komt niet meer voor in het werkgebied (bron: Amsterdam.nl) De beschermde zwanenbloem en rietorchis kunnen hier voorkomen. Er zijn tijdens het onderzoek geen planten waargenomen, voorkomen is echter niet uit te sluiten.
17
Figuur 16-18. Water en oevers herbergen mogelijk beschermde soorten vissen, amfibieën, kleine zoogdieren en broedvogels.
10.
jaarrond beschermde nesten
De wetgever maakt onderscheid tussen verschillende categorieën. Hierbij is voor categorie 5 in het kader van een ingreep t.b.v. ruimtelijke ontwikkeling geen ontheffing nodig. Wel is inventarisatie gewenst.
Categorie 5 De volgende broedvogels uit categorie 5 kunnen in of nabij het werkgebied aanwezig zijn:
boomkruiper boomklever (niet waargenomen bij veldonderzoek, wel door derden gemeld) 18
bosuil ekster grote bonte specht koolmees pimpelmees spreeuw zwarte kraai
Voor de andere categorieën is het nodig ontheffing aan te vragen ingeval er sprake is van verstoring met wezenlijk invloed. In een parkachtig biotoop als het Amstelpark is het voorkomen van sperwer, boomvalk of buizerd als broedvogel niet uit te sluiten. Sperwernesten zijn niet waargenomen. In het werkgebied zijn enkele nesten aanwezig die waarschijnlijk in gebruik zijn door zwarte kraai of ekster, maar (mede-) gebruik door buizerd of boomvalk is mogelijk.
11.
Vleermuisonderzoek
Figuur 19 Onderzoekgebied vleermuizen
19
Figuur 20. Waarnemingen gewone dwergvleermuis 7 juli
Figuur 21. Waarnemingen gewone dwergvleermuis 16 september
20
Figuur 22. Waarnemingen ruige dwergvleermuis 16 september De gewone dwergvleermuis foerageert in het Amstelpark. Deze soort verblijft niet in bomen, vaste verblijfplaatsen zijn niet in het geding. Bomen zijn wel belangrijk voor de foerageergebieden. De ruige dwergvleermuis komt in de nazomer naar het park. De waarnemingen betreffen foeragerende dieren. De ruige dwergvleermuis gebruikt opportuun bomen als verblijf- en baltsplaats. Vaste verblijfplaatsen zijn pas in het geding als het overgrote deel van de bomen in het gebied zou verdwijnen. Bomen zijn wel belangrijk voor de foerageergebieden. Van het oostelijke deel van het werkgebied zijn geen vleermuisgegevens bekend. Onderzoek hier i naar ons oordeel niet nodig. Er zijn geen oude bomen in het geding waarin vleermuizen kunnen verblijven; Boombewonende vleermuizen zijn niet bekend uit de regio; Er worden geen potentiele vliegroutes onderbroken door het kappen van enkele bomen.
12.
Inschatting effecten werkzaamheden
Vanaf februari 2016 zijn de werkzaamheden geplant die bestaan uit het graven van in- en uittreepunten voor de boringen (circa 2 x 2 m en 1,5 m diep). Bij de in- en uittreedpunten staan boorinstallaties met nabij een werkterrein. In het Amstelpark worden de bomen die in de weg staat tijdelijk uitgeplaatst en daarna weer terug geplaatst (in overleg met Amstelpark beheerder). Hiervoor 21
zullen we een kapvergunning aanvragen. Aan de oostzijde zullen bosschages worden gerooid en mogelijk bomen. Het is nog onbekend welke bomen er precies in de weg staan. Daarnaast zal een watergang in het park worden gedempt. Mogelijk raken ook aan de oostzijde werkzaamheden aan de waterlopen.
Februari/maart is nog voor het broedseizoen (uitzondering bosuil) en voor de periode waarin de meeste dieren zich voortplanten. Verstoring van beschermde soorten is goed te voorkomen door de werklocaties en toegangswegen bijtijds zodanig in te richten en zo nodig af te schermen dat verstoring op een later moment in het seizoen niet meer aan de orde is. Dit kan het eenvoudigst door het werkterrein vroegtijdig kaal te maken en af te schermen met bouwhekken. Gezien het feit dat de omgeving deels bestaat uit een druk gebruikt park (speelplaats, festival terrein, kinderboerderij) en overal onder grote invloed staat van verkeer) zullen de werkzaamheden geen extra verstoring veroorzaken in de omgeving. Indien er bomen gekapt worden of struiken gerooid, dan kan dit alleen als er geen broedende vogels worden verstoord. De kans op broedende vogels is zeer groot bij struiken. Door deze werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, is verstoring eenvoudig te voorkomen. Wanneer de bomen de gekapt worden bekend zijn, is controle op jaarrond beschermde nesten nodig –de kans dat die er zijn, is zeer laag. Impact op vleermuizen is niet te verwachten. De gewone dwergvleermuis en de laatvlieger hebben geen verblijfplaatsen in bomen. De ruige dwergvleermuis kan heel opportuun in de nazomer bomen in gebruik nemen als baltsplaats. Het vervangen van enkele bomen heeft geen enkele impact op dit gedrag, de dieren zijn flexibel en kunnen makkelijk een andere boom kiezen. Bomen zijn zowel voor de ruige- als de gewone dwergvleermuis van belang voor het vinden van voedsel -als bron van insecten, windscherm e.d. Het vervangen van enkele bomen in een park met duizenden bomen heeft echter geen impact. Schade voor vissen, inclusief de onder tabel 2 opgenomen kleine modderkruiper, is goed te voorkomen door eerst het te dempen water af te dammen en het vervolgens geleidelijk aan leeg te pompen en alle vissen en andere waterdieren er uit te halen en over te zetten naar een veilig deel van het water in de directe omgeving. Hiervoor is geen ontheffing nodig.
In de periode medio juni-oktober vinden de werkzaamheden plaats van fase 2. Dit vindt deels plaats bij de bestaande in- en uittreepunten van de boringen. Daarnaast wordt de nieuwe kabel in- en de oude kabel opgegraven, hiervoor worden twee sleuven gegraven van ongeveer 600 meter lengte.
Juni is een periode dat er nog vogels kunnen broeden, voornamelijk bij struiken en riet. Verstoring is zeker aan de orde als er bij de 22
werkzaamheden struiken of riet worden ontgraven. Drukke werkzaamheden en het gebruik van lawaaiige machines kan ook verstorend werken in de directe omgeving. Als kappen van bomen, het rooien van struiken of maaien van riet of ruigte in de planning zit, is schade te voorkomen door twee maatregelen: men kan voor het broedseizoen de struiken rooien en het riet geregeld maaien, zodat er geen vogels gaan broeden of men kan kort voor de werkzaamheden het terrein laten controleren op broedvogels en mochten die aanwezig zijn de werkzaamheden uitstellen tot de vogels vertrokken zijn. Mochten er nabij drukke werkzaamheden vogels broeden, dan kan de verstorende werking beperkt worden door de broedplaats op enige afstand af te schermen met een hek met plastic. Als dit niet effectief kan, dient gewacht te worden tot het broeden is afgerond. Indien er bomen gekapt worden of struiken gerooid, dan kan dit alleen als er geen broedende vogels worden verstoord. De kans op broedende vogels is zeer groot bij struiken. Door deze werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, is verstoring eenvoudig te voorkomen. Wanneer de bomen de gekapt worden bekend zijn, is controle op jaarrond beschermde nesten nodig –de kans dat die er zijn, is zeer laag. Impact op vleermuizen is niet te verwachten. De gewone dwergvleermuis en de laatvlieger hebben geen verblijfplaatsen in bomen. De ruige dwergvleermuis kan heel opportuun in de nazomer bomen in gebruik nemen als baltsplaats. Het vervangen van enkele bomen heeft geen enkele impact op dit gedrag, de dieren zijn flexibel en kunnen makkelijk een andere boom kiezen. Bomen zijn zowel voor de ruige- als de gewone dwergvleermuis van belang voor het vinden van voedsel -als bron van insecten, windscherm e.d. Het vervangen van enkele bomen in een park met duizenden bomen heeft echter geen impact. Schade voor vissen, inclusief de onder tabel 2 opgenomen kleine modderkruiper, is goed te voorkomen door eerst het te dempen water af te dammen en het vervolgens geleidelijk aan leeg te pompen en alle vissen en andere waterdieren er uit te halen en over te zetten naar een veilig deel van het water in de directe omgeving. Hiervoor is geen ontheffing nodig.
Effecten op de streng beschermde vleermuizen zijn niet te verwachten: er worden geen vaste verblijfplaatsen aangetast of markeringen van vaste vliegroutes verwijderd. Er zijn geen werkzaamheden in de nacht. Effecten op de kerndoelen van het Groene Hart zijn niet aan de orde. Deze doelen zijn het behoud van het open agrarisch karakter van het gebied, Het gaat om het vervangen van een ondergrondse kabel, dit heeft geen effect. Het (tijdelijk) verwijderen van bomen en struiken tast het open agrarisch karakter niet aan. De werkzaamheden zelf zijn beperkt in omvang en vallen weg tegen de effecten van de naastgelegen snelweg en spoorlijn. 23
De werkzaamheden tasten geen elementen van de ecologische hoofdstructuur aan, deze ligt net buiten het werkgebied. Er wordt goed uitgezocht dat uitsluitend bomen worden gekapt waarvan de kap onvermijdelijk is. Het tijdelijk verwijderen van enkele bomen (een belangrijk deel wordt herplant) in een groene omgeving met duizenden bomen kan niet worden gezien als een aantasting van het groene karakter. De eigenschappen van het gebied als ecologische verbinding veranderen niet.
24
13.
Conclusies
Beschermde soorten zijn in het gebied aanwezig. Voor soorten van tabel 1 en 2 is ontheffing niet nodig, wel geldt de zorgplicht. Verstoring van broedende vogels is altijd verboden, ontheffing wordt niet gegeven. Verstoring is te voorkomen door te zorgen dat er binnen de directe invloedssfeer van de werkzaamheden geen vogels broeden. Kappen van bomen en rooien van struiken is alleen mogelijk op een moment dat er geen vogels broeden, dus kan het best voor maart worden uitgevoerd! Tijdens het broedseizoen is controle vooraf noodzakelijk en er is een kans dat gewacht moet worden. Ontheffing is nodig indien er meerjarig gebruikte verblijfplaatsen van roofvogels (Boomvalk, Sperwer, Buizerd) zijn en de werkzaamheden een verstorend effect hebben op deze verblijfplaatsen. De aanwezigheid van dergelijke verblijfplaatsen is niet bekend, terwijl nesten van deze groep vogels zeer goed bekend zijn bij de lokale natuurliefhebbers, maar kan in deze tijd van het jaar niet worden uitgesloten (er zijn nesten, in de regel van zwarte kraai en ekster, maar die kunnen ook door roofvogels gebruikt gaan worden). Indien de precieze werklocaties beken zijn, is het goed mogelijk te bepalen of er in de directe omgeving potentiele verblijfplaatsen onder invloed komen te staan. Als er geen bomen worden gekapt met verdachte nesten, kan dit risico worden uitgesloten. De kans op een onbekend roofvogelnest wordt laag ingeschat. Indien op de werklocaties beschermde planten (orchideeën?) groeien, kunnen deze vooraf verplaatst worden. Vooraf controle is hiervoor aanbevolen. We geven een overzicht van de implicaties per soortgroep en per biotoop – beide vullen elkaar aan. Door de voorgestelde mitigerende maatregelen te nemen zal schade aan vleermuizen worden voorkomen, ontheffing is niet nodig. Uitvoering van het werkplan voor de broedplaats van de sperwer zal deze broedplaats veilig stellen, ontheffing is daarom niet nodig. Er wordt gewerkt volgens een erkende protocol
Per soortgroep
Kleine zoogdieren: o Bij kappen/rooien op basis van zorgplicht egels laten weghalen en vluchtruimte voor andere soorten zoals eekhoorn en bosmuis open laten. Vleermuizen: o Geen invloed te verwachten
Broedvogels: 25
o Kappen van bomen of het rooien van struiken is in het broedseizoen alleen mogelijk indien uit controle is gebleken dat er geen nesten in worden verstoord. De veiligste aanpak is deze maatregel voor het begin van het broedseizoen uit te voeren. o Jaarrond beschermde nesten zijn niet waargenomen in het werkgebied, controle is toch aanbevolen, omdat een kraaien- of eksternest soms in gebruik is bij roofvogel.
Vissen: Mitigerende maatregel, het verplaatsen van de vissen, voorkomt schade. Ook voor kleine modderkruiper, tabel 2, is dan geen ontheffing nodig
Vaatplanten o Bij graafwerkzaamheden in het kader van de zorgplicht beschermde planten (rietorchis en brede wespenorchis) verplanten naar een alternatieve geschikte groeiplaats in de omgeving. De rietorchis is goed te traceren in mei, de brede wespenorchis bloeit pas in de zomer. De bladeren zijn echter ook op al eerder in het jaar in een niet al te omvangrijk zoekgebied te vinden (vanaf april). De brede wespenorchis is in oktober nog te vinden als er niet is gemaaid. Ontheffing voor de Flora- en faunawet is niet nodig (vrijstelling in het kader van ruimtelijke ontwikkeling).
Amfibieën o In het kader van de zorgplicht dienen vluchtwegen worden open gelaten. Ontheffing voor de Flora- en faunawet is niet nodig (vrijstelling in het kader van ruimtelijke ontwikkeling).
Reptielen o Niet aanwezig
Insecten o Geen beschermde soorten aanwezig Vissen o Alle vissen wegvangen en verplaatsen bij droogpompen o Bij andersoortige werkzaamheden vluchtwegen open laten.
Per biotoop:
Gazon: geen beperkingen. Solitaire bomen: o in het broedseizoen alleen kappen na controle door deskundige; 26
o altijd controle op meerjarig gebruikte nesten. Park: o werkzaamheden in broedseizoen lopen het risico stil gelegd te worden i.v.m. mogelijke broedvogels; o bij rooien egels redden, kleine zoogdieren laten vluchten; Water en oevers o begroeide oevers: liever geen werkzaamheden in broedseizoen; o water dempen: onder begeleiding van visser die vissen verplaatst. o
Kalender werkzaamheden Biotoop
jan feb ma apr mei juni juli aug sept okt nov dec opm.
Losse bomen
Oranje: controleer op nesten Oranje: let op egels en kleine zoogdieren Rood: bij voorkeur vermijden, anders controle op broedvogels Rood: bij voorkeur vermijden, anders controle op broedvogels Oranje: altijd vissen redden
Struiken al dan niet met bomen
Oever met riet en of ruigte
water
Figuur 23. Kalender NB: als er werk gepland is bij park of riet in de rode fase, dan kan een oplossing worden gevonden door vooraf het gebied ongeschikt te maken voor broedvogels.
14.
Planning
Planten De ideale tijd om de beide mogelijk aanwezige planten, rietorchis en brede wespenorchis, waar te nemen is voorbij. In een beperkt zoekgebied is de brede 27
wespenorchis zeker nog in oktober goed te vinden, de rietorchis mogelijk ook nog nadat er gemaaid is.
Oktober: plaats van (mogelijk) te verwijderen bomen en heesters en rietoevers in kaart brengen en inspecteren.
Broedvogels Zo snel mogelijk de plaats van de te verwijderen bomen en heesters en rietoevers in kaart brengen. Zodra bomen bekend zijn, controleren op aanwezige nesten+ Bij voorkeur voor 15 maart: kappen van bomen, rooien van struiken en maaien van riet; Na 15 maart kan dit nog worden uitgevoerd als nader onderzoek uitwijst dat er geen nesten verstoord worden.
Vissen-amfibieën Op het moment dat een sloot wordt leeggepompt de vissen voorzichtig met schepnetten (eventueel elektrisch) laten opvissen en op een veilige plek in de directe omgeving loslaten.
Kleine zoogdieren Bij rooien van struiken of kappen van bomen enkele dagen vooraf controleren of er een winterverblijf van een egel is (hoop takken en balderen). Mocht er een egel zijn, dan kan deze neer een nieuw kunstmatig winterverblijf in de omgeving verplaatst worden. Bij werkzaamheden vluchtwegen open laten.
oktober oktober-februari oktober-15 maart
15 maart-1 september
Locatie grondwerkzaamheden inspecteren op wespen- en rietorchis I.h.a. kapaanvraag controleren op jaarrond beschermde nesten Bij voorkeur kappen bomen, rooien struiken en maaien riet of ruigte. Controle op egel. Bij kap of struiken rooien controle op nesten
28
Bijlage 1 Nadere uitwerking i.v.m. kapaanvraag. T OEVOEGING 18 DECEMBER 2015.
Inmiddels is duidelijk welke bomen (mogelijk) gekapt worden. Zie aanvraag hierachter. Opmerking: de iepen, boom nrs. 51-64, blijven bij nader inzien behouden. Mogelijk blijven ook andere bomen behouden. De werkzaamheden worden voorzien voor februari. Op basis van deze lijst kan worden vastgesteld dat:
Er geen bomen gekapt worden die potentieel een verblijfplaats kunnen zijn van vleermuizen. Er geen bomen gekapt worden die een vaste verblijfplaats bevatten van de eekhoorn. Er geen bomen gekapt worden waar mogelijk een jaarrond beschermd nest aanwezig is. De kapwerkzaamheden zijn geplant voor februari, dat is voor het broedseizoen, broedende vogels zijn niet te verwachten. Voor het kappen zullen de bomen worden gecontroleerd op de aanwezigheid van broedende vogels (cf. gevolgde gedragscode) .
Conclusie Er zijn geen problemen te verwachten met de flora- en faunawet. Mocht er onverhoopt een vogel al broeden, dan dient het nest ongestoord te blijven –als er bij tijds wordt gekapt zoals verwacht, zal dit niet het geval zijn.
29
Kappen van bomen Amstelpark en Overamstel Op maandag 2 november zijn de bomen geïnventariseerd die zich in het beoogde werkgebied bevinden. Indien kap noodzakelijk is, lenen de sierkersen en beuk in het Amstelpark zich voor herplant al dan niet op dezelfde locatie. De te treffen maatregelen zijn met name afhankelijk van het plantjaar van de kersen. De overige bomen (met name wilg, els, es, iep en veldesdoorn) zijn vanwege hun groeiplaats, habitus (oa veelstammigheid) conditie of omvang niet geschikt voor herplant. Kap en vervangen door jonge passende aanplant is een betere optie.
30
31
32
33
34
Bijlage 2 Foto tour
35
36
37
38
39
40
41
42
43
Bijlage 3 BEKNOPTE SAMENVATTING FLORA- EN FAUNAWET De Flora- en faunawet beschermt alle inheemse zoogdieren (m.u.v. bruine en zwarte rat en huismuis), alle inheemse vogelsoorten, alle soorten inheemse amfibieën en reptielen, de inheemse niet bevisbare vissoorten, enkele hieronder genoemde soorten uit andere soortgroepen en enkele niet inheemse soorten. De Flora- en faunawet maakt onderscheid tussen verschillende typen werkzaamheden en onderscheidt de daarbij beschermde soorten in een drietal tabellen. Nb: alle vogelsoorten zijn beschermd en staan niet in de opsommingen. Altijd geldt de zorgplicht. Ongeacht de activiteit en de soort dient voldoende zorg in acht genomen te worden voor de in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Bij het uitvoeren van werkzaamheden die beschouwd kunnen worden als bestendig beheer of werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling, is geen ontheffing nodig voor de onderstaande soorten (tabel 1). Voor andere werkzaamheden is een ontheffing nodig die alleen wordt gegeven als er geen afbreuk wordt gedaan aan gunstige staat van instandhouding van de soort: Zoogdieren aardmuis Microtus agrestis bosmuis Apodemus sylvaticus dwergmuis Micromys minutus bunzing Mustela putorius dwergspitsmuis Sorex minutus egel Erinaceus europeus gewone bosspitsmuis Sorex araneus haas Lepus europeus hermelijn Mustela erminea huisspitsmuis Crocidura russula konijn Oryctolagus cuniculus mol Talpa europea ondergrondse woelmuis Pitymys subterraneus ree Capreolus capreolus rosse woelmuis Clethrionomys glareolus tweekleurige bosspitsmuis Sorex coronatus veldmuis Microtus arvalis vos Vulpes vulpes wezel Mustela nivalis woelrat Arvicola terrestris 44
Reptielen en amfibieën bruine kikker Rana temporaria gewone pad Bufo bufo middelste groene kikker Rana esculenta kleine watersalamander Triturus vulgaris meerkikker Rana ridibunda Mieren behaarde rode bosmier Formica rufa kale rode bosmier Formica polyctena stronkmier Formica truncorum zwartrugbosmier Formica pratensis Slakken wijngaardslak Helix pomatia Vaatplanten aardaker Lathyrus tuberosus akkerklokje Campanula rapunculoides brede wespenorchis Epipactis helleborine breed klokje Campanula latifolia dotterbloem Caltha palustris gewone vogelmelk Ornithogalum umbellatum grasklokje Campanula rotundifolia grote kaardenbol Dipsacus fullonum kleine maagdenpalm Vinca minor knikkende vogelmelk Ornithogalum nutans koningsvaren Osmunda regalis slanke sleutelbloem Primula elatior zwanebloem Butomus umbellatus Bij het uitvoeren van werkzaamheden die beschouwd kunnen worden als bestendig beheer of werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling is geen ontheffing nodig voor de onderstaande soorten, tabel 2, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode. Voor andere werkzaamheden of als er niet volgens een gedragscode wordt gewerkt, is een ontheffing nodig die alleen wordt gegeven als er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort: Zoogdieren damhert Dama dama edelhert Cervus elaphus eekhoorn Sciurus vulgaris grijze zeehond Halichoerus grypus grote bosmuis Apodemus flavicollis steenmarter Martes foina wild zwijn Sus scrofa
45
Reptielen en amfibieën alpenwatersalamander Triturus alpestris levendbarende hagedis Lacerta vivipara Dagvlinders moerasparelmoervlinder Euphydryas aurinia vals heideblauwtje Lycaeides idas Vissen bermpje Noemacheilus barbatulus kleine modderkruiper Cobitis taenia meerval Silurus glanis rivierdonderpad Cottus gobio Vaatplanten aangebrande orchis Orchis ustulata aapjesorchis Orchis simia beenbreek Narthecium ossifragum bergklokje Campanula rhomboidalis bergnachtorchis Platanthera chlorantha bijenorchis Ophrys apifera blaasvaren Cystopteris fragilis blauwe zeedistel Eryngium maritimum bleek bosvogeltje Cephalantera damasonium bokkenorchis Himantoglossum hircinum brede orchis Dactylorhiza majalis majalis bruinrode wespenorchis Epipactis atrorubens daslook Allium ursinum dennenorchis Goodyera repens Duitse gentiaan Gentianella germanica franjegentiaan Gentianella ciliata geelgroene wespenorchis Epipactis muelleri gele helmbloem Pseudofumaria lutea gevlekte orchis Dactylorhiza maculata groene nachtorchis Coeloglossum viride groensteel Asplenium viride grote keverorchis Listera ovata grote muggenorchis Gymnadenia conopsea gulden sleutelbloem Primula veris harlekijn Orchis morio herfstschroeforchis Spiranthes spiralis hondskruid Anacamptis pyramidalis honingorchis Herminium monorchis jeneverbes Juniperus communis klein glaskruid Parietaria judaica kleine keverorchis Listera cordata kleine zonnedauw Drosera intermedia klokjesgentiaan Gentiana pneumonanthe kluwenklokje Campanula glomerata koraalwortel Corallorhiza trifida kruisbladgentiaan Gentiana cruciata 46
lange ereprijs Veronica longifola lange zonnedauw Drosera anglica mannetjesorchis Orchis mascula maretak Viscum album moeraswespenorchis Epipactis palustris muurbloem Erysimum cheiri parnassia Parnassia palustris pijlscheefkelk Arabis hirsuto sagittata poppenorchis Aceras anthropophorum prachtklokje Campanula persicifolia purperorchis Orchis purpurea rapunzelklokje Campanula rapunculus rechte driehoeksvaren Gymnocarpium robertianum rietorchis Dactylorhiza majalis praetermissa ronde zonnedauw Drosera rotundifolia rood bosvogeltje Cephalanthera rubra ruig klokje Campanula trachelium schubvaren Ceterach officinarum slanke gentiaan Gentianella amarella soldaatje Orchis militaris Spaanse ruiter Cirsium dissectum steenanjer Dianthus deltoides steenbreekvaren Asplenium trichomanes stengelloze sleutelbloem Primula vulgaris stengelomvattend havikskruid Hieracium amplexicaule stijf hardgras Catapodium rigidum tongvaren Asplenium scolopendrium valkruid Arnica montana veenmosorchis Hammarbya paludosa veldgentiaan Gentianella campestris veldsalie Salvia pratensis vleeskleurige orchis Dactylorhiza incarnata vliegenorchis Ophrys insectifera vogelnestje Neottia nidus-avis voorjaarsadonis Adonis vernalis wantsenorchis Orchis coriophora waterdrieblad Menyanthes trifoliata weideklokje Campanula patula welriekende nachtorchis Platanthera bifolia wilde gagel Myrica gale wilde herfsttijloos Colchicum autumnale wilde kievitsbloem Fritillaria meleagris wilde marjolein Origanum vulgare wit bosvogeltje Cephalanthera longifolia witte muggenorchis Pseudorchis albida zinkviooltje Viola lutea calaminaria zomerklokje Leucojum aestivum 47
zwartsteel Asplenium adiantum-nigrum Kevers vliegend hert Lucanus cervus Kreeftachtigen rivierkreeft Astacus astacus Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik, geldt een beperkte vrijstelling voor de volgende soorten, uit tabel 3, mits de activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode. Voor activiteiten in de landbouw en bosbouw geldt geen vrijstelling voor het verstoren van dieren. Een ontheffingaanvraag voor deze soorten wordt getoetst aan drie criteria: 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang, 2) er is geen alternatief, 3) doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Deze drie criteria vormen de zogenaamde uitgebreide toets. Op basis van AMvB Zoogdieren das Meles meles boommarter Martes martes eikelmuis Eliomys quercinus gewone zeehond Phoca vitulina veldspitsmuis Crocidura leucodon waterspitsmuis Neomys fodiens Reptielen en amfibieën adder Vipera berus hazelworm Anguis fragilis ringslang Natrix natrix vinpootsalamander Triturus helveticus vuursalamander Salamandra salamandra Vissen beekprik Lampetra planeri bittervoorn Rhodeus cericeus elrits Phoxinus phoxinus gestippelde alver Alburnoides bipunctatus grote modderkruiper Misgurnus fossilis rivierprik Lampetra fluviatilis Dagvlinders bruin dikkopje Erynnis tages dwergblauwtje Cupido minimus dwergdikkopje Thymelicus acteon groot geaderd witje Aporia crataegi grote ijsvogelvlinder Limenitis populi heideblauwtje Plebejus argus iepepage Strymonidia w-album 48
kalkgraslanddikkopje Spialia sertorius keizersmantel Argynnis paphia klaverblauwtje Cyaniris semiargus purperstreepparelmoervlinder Brenthis ino rode vuurvlinder Palaeochrysophanus hippothoe rouwmantel Nymphalis antiopa tweekleurig hooibeestje Coenonympha arcania veenbesparelmoervlinder Bolaria aquilonais veenhooibeestje Coenonympha tullia veldparelmoervlinder Melitaea cinxia woudparelmoervlinder Melitaea diamina zilvervlek Clossiana euphrosyne Vaatplanten groot zeegras Zostera marina Op basis van de Habitatrichtlijn bijlage IV Zoogdieren baardvleermuis Myotis mystacinus Bechstein’s vleermuis Myotis bechsteinii bever Castor fiber bosvleermuis Nyctalus leisleri Brandt’s vleermuis Myotis brandtii bruinvis Phocoena phocoena Euraziatische lynx Lynx lynx franjestaart Myotis nattereri gewone dolfijn Delphinus delphis gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus gewone grootoorvleermuis Plecotus auritus grijze grootoorvleermuis Plecotus austriacus grote hoefijzerneus Rhinolophus ferrumequinum hamster Cricetus cricetus hazelmuis Muscardinus avellanarius ingekorven vleermuis Myotis emarginatus kleine dwergvleermuis Pipistrellus pygmaeus kleine hoefijzerneus Rhinolophus hipposideros laatvlieger Eptesicus serotinus meervleermuis Myotis dasycneme mopsvleermuis Barbastella barbastellus Nathusius’ dwergvleermuis Pipistrellus nathusii noordse woelmuis Microtus oeconomus otter Lutra lutra rosse vleermuis Nyctalus noctula tuimelaar Tursiops truncatus tweekleurige vleermuis Vespertilio murinus vale vleermuis Myotis myotis watervleermuis Myotis daubentonii wilde kat Felis silvestris witflankdolfijn Lagenorhynchus acutus 49
witsnuitdolfijn Lagenorhynchus albirostris Reptielen en amfibieën boomkikker Hyla arborea geelbuikvuurpad Bombina variegata gladde slang Coronella austriacus heikikker Rana arvalis kamsalamander Triturus cristatus knoflookpad Pelobates fuscus muurhagedis Podarcis muralis poelkikker Rana lessonae rugstreeppad Bufo calamita vroedmeesterpad Alytes obstetricans zandhagedis Lacerta agilis Dagvlinders donker pimpernelblauwtje Maculinea nausithous grote vuurvlinder Lycaena dispar pimpernelblauwtje Maculinea teleius tijmblauwtje Maculinea arion zilverstreephooibeestje Coenonympha hero Libellen bronslibel Oxygastra curtisii gaffellibel Ophiogomphus cecilia gevlekte witsnuitlibel Leucorrhinia pectoralis groene glazenmaker Aeshna viridis noordse winterjuffer Sympecma paedisca oostelijke witsnuitlibel Leucorrhinia albifrons rivierrombout Stylurus flavipes sierlijke witsnuitlibel Leucorrhinia caudalis Vissen houting Conegonus oxyrrhynchus steur Acipenser sturio Vaatplanten drijvende waterweegbree Luronium natans groenknolorchis Liparis loeselii kruipend moerasscherm Apium repens zomerschroeforchis Spiranthes aestivalis Kevers brede geelrandwaterroofkever Dytiscus latissimus gestreepte waterroofkever Graphoderus bilineatus heldenbok Cerambyx cerdo juchtleerkever Osmoderma eremita Tweekleppigen Bataafse stroommossel Unio crassus Jaarrond beschermde nesten
50
Niet alleen zijn alle broedende vogels beschermd, een aantal vaste verblijfplaatsen van vogels is ook buiten het broedseizoen beschermd. Hierbij worden vijf categorieën gehanteerd. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil). 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus). 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: sperwer, boomvalk, buizerd en ransuil). 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. Wat betreft categorie 5 geldt dat inventarisatie gewenst is en dat moet worden aangegeven in hoeverre er alternatieve broedplaatsen in de omgeving zijn. Zijn er alternatieven, dan mogen nesten worden verwijderd – alleen buiten het broedseizoen uiteraard.
51