- school de Ontmoeting Jenaplanschool voor basisonderwijs
Schoolondersteuningsprofiel 2016
Inhoudsopgave school-ondersteuningsprofiel 1. Inleiding
blz. 3
2. Algemene gegevens
blz. 5
2.1 Contactgegevens
blz. 5
2.2 Onderwijsvisie
blz. 6
2.3 Kengetallen leerlingenpopulatie huidig schooljaar en de afgelopen 3 schooljaren
blz. 6
3. Basisondersteuning
blz. 11
3.1 Basiskwaliteit van het onderwijs
blz. 11
3.2 Planmatig werken
blz. 12
3.3 Preventieve en licht curatieve interventies
blz. 16
3.4 School-ondersteuningsstructuur
blz. 35
4. Extra ondersteuning: Onderwijsarrangementen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften
blz. 37
4.1 Stappenplan extra ondersteuning
blz. 37
4.2 Leer- en ontwikkelingsondersteuning
blz. 42
4.3 Fysiek medische ondersteuning
blz. 43
4.4 Sociaal-emotioneel en gedragsondersteuning
blz. 43
4.5 Competenties van leerkrachten
blz. 43
5. Randvoorwaarden
blz. 44
6. Onze ambitie en passend onderwijs
blz. 46
2
1. Inleiding Voor u ligt het school-ondersteuningsprofiel van Saltoschool De Ontmoeting. Hierin staan de afspraken en ambities, die we binnen ons team hebben gemaakt op het gebied van ondersteuning, beschreven. Schoolplan In ons schoolplan staat geschreven dat we het kind centraal stellen. Dat betekent dat er aandacht is voor het kind als individu, en dat het zichzelf kan en mag zijn. Ieder kind is uniek! Wij willen dat kinderen ervaren: “Ik kan het!”, “Ik kan het zelf ”en “Ik kan het samen met anderen”. In ons onderwijs houden wij dan ook rekening met de verschillen tussen kinderen: niet ieder kind heeft hetzelfde tempo, heeft dezelfde manier van dingen leren. We willen ons onderwijs zodanig afstemmen op de behoeften van leerlingen dat zij groeien tot zelfstandige, verantwoordelijke en respectvolle mensen. Onder zorgverbreding verstaan wij de uitbreiding en versterking van maatregelen en activiteiten, vooral op school- en groepsniveau, ten behoeve van een zo intensief mogelijke ondersteuning voor leerlingen, in het bijzonder voor hen die specifieke pedagogisch-didactische behoeften tonen, opdat zij in een zekere hoeveelheid tijd door de school te bepalen doelen en tussendoelen bereiken. Het school-ondersteuningsprofiel is een onderdeel van dit schoolplan, waarin beschreven staat welke kinderen met ondersteuningsbehoeften we het onderwijs kunnen bieden waaraan het behoefte heeft, hoe de begeleiding en ondersteuning van leerlingen gerealiseerd wordt en welke competenties leerkrachten moeten beheersen om onderwijs en ondersteuning te verzorgen zoals de school heeft omschreven. Het school-ondersteuningsprofiel wordt opgesteld door het team: directie, interne begeleiders en leerkrachten. De medezeggenschapsraad heeft adviesrecht bij de vaststelling. Vervolgens stelt het bevoegd gezag het ondersteuningsprofiel van de school vast, minstens eenmaal in de vier jaar. Samenwerkingsverband Onze school is aangesloten bij het samenwerkingsverband Eindhoven e.o. Een samenwerkingsverband stelt zich ten doel een samenhangend geheel van zorgvoorzieningen binnen en tussen basisscholen en in samenwerking met speciale scholen voor basisonderwijs te realiseren en wel zodanig dat zoveel mogelijk leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken. Doelstelling van SWV Eindhoven is te komen tot passende extra zorg voor kinderen; zo dicht mogelijk bij huis, zo snel als noodzakelijk, zo kort als verantwoord. Dit houdt in:
3
dat er zo min mogelijk kinderen naar het SBO worden verwezen dat zo veel mogelijk kinderen in de eigen leefomgeving onderwijs kunnen krijgen ondanks eventuele belemmeringen in de ontwikkeling dat de kwaliteit van het pedagogisch-didactisch proces wordt verbeterd.
Passend onderwijs Per 1-8-2014 is Passend Onderwijs ingevoerd. Onderwijs en ondersteuning moeten aansluiten op de ontwikkeling van het kind, de mogelijkheden van het personeel en de wensen van de ouders. Kan een school niet aan de wensen van de ouders voldoen, dan wordt nagegaan welke school in het samenwerkingsverband (SWV) dit wel kan. Gezamenlijke schoolbesturen hebben hun onderwijsbeleid zo ingericht dat er voor alle leerlingen in die lokale/regionale situatie een passend onderwijsarrangement en een dekkend aanbod van onderwijszorg is. Binnen ons bestuur is er voor gekozen vanuit het handelingsgericht werken vorm te geven aan het Passend Onderwijs (zie hoofdstuk 3.1 ). In dit school-ondersteuningsprofiel geven we verheldering in hoeverre de onderwijsbehoefte van een leerling past bij de mogelijkheden van de school. Kunnen wij een kind de ondersteuning bieden die het nodig heeft? Als ouders hun kind aanmelden bij de school, dient het ondersteuningsprofiel als basis voor de afweging of onze school de onderwijsondersteuning kan bieden waaraan het kind behoefte heeft. Het ondersteuningsprofiel zal vrijwel nooit direct en eenduidig een antwoord bieden op die (éne) vraag; ieder kind en iedere situatie is uniek. Toch zal het ondersteuningsprofiel helpen om een beargumenteerde afweging te maken. Professionalisering Het ondersteuningsprofiel ondersteunt het professionaliseringsbeleid van de school. Het kan ambities van de school in kaart brengen als het gaat om extra ondersteuningsmogelijkheden. Deze ambities kunnen worden meegenomen in het schoolplan en zijn medebepalend voor het professionaliseringsbeleid.
4
2. Algemene gegevens 2.1 Contactgegevens SALTOschool De Ontmoeting: Hettenheuvellaan 2a 5628 DP Eindhoven telefoonnummer
040 – 2414663
website
www.bs-ontmoeting.nl
e-mail adres
[email protected]
directeur
Effy van Son
bouwleider 1-3
Jill Hardeman
bouwleider 4-8
Irma Zoetmulder
intern begeleider 1-5
Maaike Visser
intern begeleider 6-8
Virry Gout
SALTO: Odysseuslaan 2 5631 JM Eindhoven telefoonnummer
040-2606710
website
www.salto-eindhoven.nl.
Samenwerkingsverband Passend onderwijs PO Eindhoven: Postadres
Odysseuslaan 2 5631 JM Eindhoven
Telefoonnummer
040 – 296 8787
fax
040 – 243 49 39
e-mailadres
[email protected]
Medezeggenschapsraad: Voorzitter
Maaike Visser
e-mail
[email protected]
5
2.2 Onderwijsvisie Saltobasisschool de Ontmoeting werkt vanuit de visie van het Jenaplanonderwijs. Jenaplanscholen komen voort uit de ideeën van Peter Petersen (1884-1952), die ontevreden was over het onderwijs van zijn tijd waarin school slechts was bedoeld voor het overdragen van kennis. Ieder kind leerde hetzelfde, op dezelfde manier en in hetzelfde tempo. Lukte dat niet dan was er huiswerk, bijles en straf. Peter Petersen stelde dat het individu uitgangspunt was voor het onderwijs. Kinderen leren niet alleen “leerstof”, maar ook omgaan met elkaar en het ontwikkelen van de eigen mogelijkheden. Ze leren respect te krijgen voor zichzelf en anderen, maar ook voor de omgeving. Zelfstandigheid en dus ook zelfstandig kunnen functioneren in de maatschappij is binnen de Jenaplanvisie erg belangrijk. De uitgangspunten zijn voor alle Jenaplanscholen dezelfde, maar de individuele scholen vullen hun onderwijs op heel verschillende manieren in. Op onze school wordt aan de Jenaplanvisie veel aandacht besteed, en ook de invulling van ons onderwijs op basis van die visie is in voortdurende ontwikkeling. Wij hebben een gezamenlijke missie geformuleerd, en de 20 basisprincipes met de bijbehorende kernkwaliteiten geven het kader en de speelruimte aan voor de ontwikkeling van ons Jenaplanonderwijs. Deze 20 basisprincipes staan beschreven in de schoolgids.
2.3 Kengetallen leerlingenpopulatie huidig schooljaar en de afgelopen 3 schooljaren A. Het leerlinggewicht 2015-2016
1 oktober
Groep
Aantal leerlingen
Gewicht 0
Gewicht 0,3
Gewicht 1,2
1
43
40
2
1
2
43
43
0
0
3
35
34
1
0
4
32
30
2
0
5
37
36
1
0
6
35
32
1
2
7
31
29
1
1
8
39
38
1
0
6
B. Leerlingen doorgestroomd vanuit peuterspeelzaal 1415 1314 1213
8 14 8
C. Doublures 1 t/m 8 Jaar
Aantal
Gr1
Gr2
Gr3
Gr4
2
2
4
Gr5
Gr6
Gr7
Gr8
%
norm
2,3
<3%
leerlingen 1415
284
1314
312
1213
316
2
3
1
1,9
<3%
1,3
<3%
%
norm
0
<3%
0,3
<3%
0,3
<3%
1
1
1
1
Gr2
Gr3
Gr4
Gr5
D. Versnellers 1 t/m 8 Jaar
Aantal
Gr1
Gr6
Gr7
Gr8
leerlingen 1415
284
1314
312
1213
316
1 1
E. Leerlingen met specifieke behoeften Leerlingen met een eigen leerlijn Leerlingen met een ontwikkelingsperspectief (OPP) Norm:
leerlingen met max. eindniveau groep 7 leerlingen verwachte uitstroom extra ondersteuning, VSO of PrO leerlingen met SO of SBO indicatie ( cognitief en soc. emotioneel) leerling met zware ondersteuning
Jaar
Status
1415
opgesteld
1314
opgesteld
1213
opgesteld
7
Gr3
Gr4
Gr5
Gr6
Gr7
Gr8
1
2
5
4
3
3
3
1
3
Tabel onderzoeken door orthopedagoog vanuit school 2012-2013 groep
2013-2014 aantal
groep
2014-2015 aantal
groep
1
1
1
2
2
2
3
3
3
2
4
4
5
5
5
6
6
6
7
1
8 totaal
1
7
4
1
2
7
8 3
aantal
8
totaal
2
totaal
2
F. Terugplaatsing vanuit sbao Jaar
Aantal
Gr1
Gr2
Gr3
Gr4
Gr5
Gr6
Gr7
Gr8
%
norm
leerlingen 1415
284
0
1314
312
0
1213
316
0
G. Uitstroom naar sbao Jaar
Aantal
Gr1
Gr2
Gr3
Gr4
Gr5
Gr6
Gr7
Gr8
%
norm
0,3
<3%
0,3
<3%
0,6
<3%
leerlingen 1415
284
1314
312
1
1213
316
1
8
1
1
H. Uitstroom naar so Jaar
Aantal
Gr1
Gr2
Gr3
Gr4
Gr5
Gr6
Gr7
Gr8
%
norm
0,8
<3%
0
<3%
0,6
<3%
leerlingen 1415
284
1314
312
1213
316
1
2
2
I. Overzicht van het aantal gezinnen dat in het SPIL zorgteam is besproken Jaar
Aantal leerlingen
1415
284
1
1314
312
2
1213
316
4
K. Overzicht van de uitstroomgegevens van de leerlingen doorstroom naar:
2012-2013
2013-2104
2014-2015
REC / VSO
0%
0%
0%
VMBO b / k
21 %
27 %
10 %
VMBO-t
27 %
20 %
21 %
T-HAVO
12 %
5%
10 %
HAVO - VWO
39 %
48 %
41 %
LWOO
0%
1 leerling
6 leerlingen
9
L. Cito eindtoetsgegevens jaar
Aantal lln
Aantal lln deelgen.
Landelijk gemid.
School gemid.
Landelijk gemid. (met correctie)
Onder
School
Boven
grens
Gemid. (met correctie)
grens
2015
38
33
534,8
532,8
534,5
534,5
532,5
538,5
2014
42
39
534,4
535,2
534,6
532,2
534,4
536,2
2013
33
33
534,7
536,8
534,8
533,5
535,8
538,2
2012
39
39
535,1
535,1
535,3
532,7
534,7
536,7
10
3. Basisondersteuning 3.1 Basiskwaliteit van het onderwijs Wij geven op onze school vorm aan passend onderwijs vanuit het handelingsgericht werken. Dit houdt in dat we op onze school ons onderwijs afstemmen op de onderwijsbehoeften van de kinderen. Dit veronderstelt een denken, praten en handelen in interactiemogelijkheden in plaats van éénzijdig uitgaan van kindbeperkingen en/of ontwikkelings- en leerachterstanden. De vraag die we ons hierbij stellen is: wat heeft dit kind in deze groep nodig om verder te komen. In de interactie tussen alle betrokkenen (kind, ouders en school) wordt gezocht naar afstemming op de wensen en mogelijkheden van alle betrokkenen. Het handelingsgericht werken van de leerkracht wordt gekenmerkt door een systematische werkcyclus, waarbij de onderdelen waarnemen, begrijpen, plannen, organiseren en uitvoeren als continu onderwijsproces elkaar opvolgen. In het volgende figuur staat het principe van handelingsgericht werken schematisch weergegeven.
Belangrijke uitgangspunten zijn voor ons: het is de leerkracht die het doet wij stellen de onderwijsbehoefte van het kind centraal wij werken doelgericht en opbrengstgericht wij benutten de positieve kanten van het kind, gaan uit van de talenten wij werken systematisch en transparant wij werken constructief samen (teamleren) De rol van de intern begeleider verschuift naar die van coach. Leerling- en groepsbesprekingen worden hierop aangepast, en het versterken van de leerkrachtvaardigheden staat centraal. De basiskwaliteit van ons onderwijs die hierboven beschreven staat is door de inspectie goedgekeurd. Vanuit de inspectie vallen we onder het basisarrangement.
11
3.2 Planmatig werken Het onderwijs en de daarbij behorende ondersteuning voor de leerlingen bij ons op school worden ingedeeld in 5 niveaus:
ondersteuningsniveau niveau 1 en 2 betreffen leerlingen die op basis van het aangeboden onderwijsprogramma goed mee kunnen in hun groep ondersteuningsniveau 3A en 3B en 4 betreffen leerlingen die extra ondersteuning binnen de groep behoeven ondersteuningsniveau 5 betreft leerlingen die in aanmerking komen voor plaatsing op een school voor speciaal (basis)onderwijs
Niveau 1: ondersteuning op groepsniveau a) “Gewoon” goed les en instructie geven volgens de methode: differentiatie binnen de groep b) Naar aanleiding van observaties en toetsgegevens extra toegespitste instructie voor leerlingen die het niet direct oppakken: verlengde instructie, re- en pre-teaching. De leerkracht kent de methode en leerlijnen, bepaalt de doelstelling per les, anticipeert op eventuele behoeftes. Voor bepaalde leerlingen volgt een verlengde instructie. Na afloop wordt geëvalueerd hoe de les is verlopen (DI-model). De leerkracht bezint zich op de doelstellingen van de lessen en registreert welke kinderen niet of weinig van de lessen profiteren. N.a.v. de methodegebonden toetsen en observaties (waarnemen en begrijpen) beoordeelt de leerkracht welke kinderen extra instructie behoeven en of tempo en inhoud van de lessen voldoende is afgestemd. De leerkracht werkt o.a. met instructie vooraf of met herhaalde instructie. De drie niveaus van instructie (instructiegevoelig, instructieafhankelijk en instructieonafhankelijk) staan beschreven in het groepsplan. Om bovenstaande zorg zo goed mogelijk te optimaliseren hebben we met het team gewerkt aan het goed in beeld krijgen van de leerlijnen, het toepassen van het directe instructiemodel en het in kaart brengen van de onderwijsbehoeften van kinderen. Aandachtspunten die hierbij naar voren komen zijn differentiatie in de instructie, inhoud, werkvormen en tijd en de kennis van de leerlijnen. Dit wordt geobserveerd tijdens de klassenbezoeken van de bouwleider en directie en hierna besproken en in het persoonlijk ontwikkelingsplan meegenomen. Niveau 2: extra ondersteuning op groepsniveau a) verlengde instructie en inoefenen in kleine groep b) extra hulp d.m.v. toepassen van differentiatiemodellen uit de methode c) inzetten remediërend materiaal vanuit de methode d) aandacht voor sociaal-emotionele begeleiding Bovenstaande extra zorg staat beschreven in de groepsplannen. Vanaf het schooljaar 2008-2009 hebben we als team veel aandacht besteed aan de inhoud en organisatie van het zelfstandig werken. Zelfstandig werken moet een vanzelfsprekendheid zijn, zodat de leerkracht tijd heeft voor geplande leerhulp. Vanuit groepsdynamisch onderwijs werken we met het team aan fullspeed leren. Hierbij werken we met werkvormen die de leerlingen zo veel mogelijk activeren en de rol van de leerkracht kleiner maken, zodat de leerkracht tijd over houdt om met kinderen te werken en te observeren.
12
Indien problematiek wordt geconstateerd n.a.v. observaties en toetsen op groepsniveau, subgroepniveau of individueel niveau kan de volgende stap genomen worden:
advies vragen aan IB-er voor extra hulp (tijdens leerlingbespreking of groepsbespreking); de IB-er brengt samen met de leerkracht de behoeften van kinderen in kaart (eventueel met observaties of door middel van een diagnostisch gesprek) en kijkt welke stappen er vervolgens te nemen zijn. Alle extra hulp staat beschreven in het groepsplan.
Niveau 3A: extra ondersteuning op schoolniveau kortdurend a) raadplegen interne begeleider b) interne begeleider raadpleegt externe specialist c) inzetten van aanvullend, methodeonafhankelijk remediërend materiaal Advies wordt gevraagd van collega’s, interne begeleiders, collega’s van de speciale basisschool (VCC). Eventueel logopedie, fysiotherapie inschakelen, consultatie schoolarts. Niveau 3B: extra zorg op schoolniveau langdurend a) raadplegen interne begeleider b) interne begeleider raadpleegt externe specialist c) inzetten van aanvullend, methodeonafhankelijk remediërend materiaal Advies wordt gevraagd van collega’s, interne begeleiders, collega’s van de speciale basisschool (VCC). Eventueel logopedie, fysiotherapie inschakelen, consultatie schoolarts. In het schooljaar 20162017 wordt VCC afgeschaft en kan er gebruik worden gemaakt van een externe dienst van Salto, waarbij expertise van een specialist wordt aangeboden. Er is een onderscheid in ondersteuningsniveau 3A en 3B gemaakt. In ondersteuningsniveau 3A zitten de leerlingen die net op niveau V scoren en die een kortdurend traject ingaan met als doel weer op ondersteuningsniveau 2 ondersteuning te krijgen. De kinderen in ondersteuningsniveau 3B hebben al een langdurige periode zorg gekregen vanuit ondersteuningsniveau 3A, maar zijn hierbij nauwelijks vooruitgegaan. Kinderen worden opnieuw in het ondersteuningsteam besproken en er wordt een nieuw plan opgesteld. In samenspraak met de IB-er worden vervolgstappen gezet:
13
In het ondersteuningsteam, waarbij directie, intern begeleiders en eventueel een orthopedagoog aanwezig zijn, wordt aan de hand van een formulier overleg de leerling of groep leerlingen besproken. De leerkracht evalueert de gedane investeringen. Het ondersteuningsteam kan gerichte adviezen geven voor een bepaalde periode. Er kan een kort onderzoek plaatsvinden om de behoeften van kinderen te begrijpen. Deze informatie wordt vastgelegd in eduscope. Mogelijkheden voor aanvragen VCC en AB worden besproken ; mogelijke consultatie van de schoolarts. Er kan extra remediërend materiaal worden ingezet om gedurende een bepaalde periode met het kind of een groep kinderen te gaan werken. Dit staat beschreven in een groepsplan. De kinderen die op de toetsen van Cito een IV of V hebben gescoord krijgen een analyse van de toetsen, zodat goed in beeld wordt gebracht welke aandachtspunten er zijn en welke onderdelen er al goed gaan.
Niveau 4: extra zorg op schoolniveau door externe deskundigen a) raadplegen orthopedagoog HGW (tijdens ondersteuningsteam) b) inschakelen bovenschoolse hulp: aanvragen onderzoek (bijvoorbeeld orthopedagoog salto, EPI, Bureau Jeugdzorg, HSK) c) aanvraag VCC of AB; vanaf het schooljaar 2016-2017 wordt hiervoor in de plaats gebruik gemaakt van een externe dienst van Salto d) opstellen van een ontwikkelingsperspectief/eigen leerlijn. e) Aanvraag middelen voor zware ondersteuning (bovenstaande stappen moeten dan eerst doorlopen zijn en handelingsverlegenheid blijft) f) bespreken in het SPILzorgteam (bij zorgen over de thuissituatie of sociaal-emotionele ontwikkeling) Op dit niveau wordt geconstateerd dat het kind zich niet voldoende ontwikkelt of teveel problemen krijgt op sociaal-emotioneel gebied, ondanks de geboden extra ondersteuning. De grenzen van wat dit kind aankan en wat de school voor dit kind kan betekenen, moeten helder worden gesteld. Dit kan o.a. door:
intensieve bespreking met de orthopedagoog: samen met de IB-er en de groepsleraar wordt een afweging gemaakt of het verantwoord is om te proberen de problematiek binnen de school aan te pakken of dat andere meer speciale hulp van toepassing is. Er kan eventueel een observatie worden gedaan. In overleg met de ouders kan worden besloten tot het aanvragen van een psychodiagnostisch onderzoek. Dit kan zijn bij Opdidakt, Marant (bij dyslexie), HSK, Bureau Jeugdzorg, GGZe, EPI of andere instanties. Hieruit kan gerichte, meer gespecialiseerde hulp in de basisschool of een verwijzing naar SBO of SO voortvloeien. Het is van belang duidelijke afspraken met de ouders te maken m.b.t. de haalbaarheid van het regulier onderwijs op alle leergebieden. Kinderen kunnen een eigen leerlijn krijgen en een ontwikkelingsperspectief wordt opgezet.
Niveau 5: plaatsing in het speciaal (basis)onderwijs Zie hiervoor het stappenplan voor extra ondersteuning (4.1)
Leerlingvolgsysteem Op Saltoschool De Ontmoeting volgen wij de vorderingen van leerlingen op vier manieren, namelijk:
met methode-gebonden toetsen met methode-onafhankelijke toetsen m.b.v. het Cito-leerlingvolgsysteem NIO (groep 8); intelligentiegroepsonderzoek via observaties (Kijk!)
Met behulp van bovenstaande gegevens willen we zoveel mogelijk de behoeften van kinderen in kaart brengen. Wij hanteren het CITO-leerlingvolgsysteem en gaan hierbij uit van een jaarlijkse zorgkalender (zie bijlage).In het schooljaar 2015-2016 starten we met de aanschaf van de vernieuwde CITOtoetsen vanaf groep 3. Dit zal stapsgewijs per schooljaar vernieuwd worden.
14
De toetsmomenten van de Cito-toetsen liggen vast, waarmee een vergelijking mogelijk is met wat de kinderen zouden moeten kennen en kunnen. Zowel op het niveau van het kind, als van de groep en de school kunnen hierdoor verantwoorde conclusies worden getrokken. Voor groep 8 laten we een groepsgewijze intelligentietest afnemen. We willen met deze toets kijken of we de leerstof voldoende op niveau van het kind aanbieden en nemen de uitslag mee bij het V.O.-advies. De school beschikt over een geavanceerd computernetwerk waardoor verwerking mogelijk is. De leerkrachten voeren de testuitslagen zelfstandig in en verwerken de resultaten. Aanvullend op het CITO-leerlingvolgsysteem volgen we kinderen ook met behulp van methodegebonden toetsen. De uitslagen van deze toetsen worden verwerkt in Eduscope. Voor de observaties van de kinderen uit de groepen 1-2 zijn we in het schooljaar 2012-2013 gestart met het observatie instrument Kijk! Hiermee kunnen we nog beter de behoeften van onze kinderen in beeld brengen. De gegevens, verkregen met behulp van Kijk! vormen een basis voor het bepalen van de onderwijsbehoeften en vervolgens het kiezen en plannen van activiteiten waarmee we kinderen een stap verder kunnen brengen in hun ontwikkeling. In het schooljaar 2015-2016 starten we met het inzetten van Kijk! voor het volgen van de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen van de groepen 3-8. Na toetsing en observaties worden de verkregen gegevens verwerkt door de leerkracht. Indien nodig maakt de leerkracht een groepsanalyse (foutenanalyse) van de gemaakte toetsen. Twee keer per jaar (medio en eind) maken de intern begeleiders een schoolanalyse (trendanalyse). Hierbij worden doelen die de inspectie stelt meegenomen. De inspectie vergelijkt bij haar beoordeling de gemiddelde vaardigheidsscore van de groep met de norm voor de betreffende schoolgroep. Is de gemiddelde score lager dan de norm, dan is het oordeel op de betreffende toets onvoldoende. Ligt de gemiddelde score op of boven de norm, dan is het oordeel voldoende. Als school specifiek doel kijken we buiten de gemiddelde groepsscores naar de verdeling van de scores op niveau I-V.. Als doel stellen we dat minimaal 20 % een I score haalt, 20 % een II en maximaal 20 % een III, IV of V score haalt. De referentieniveaus voor taal en rekenen moeten hierin nog worden meegenomen. Bovenstaande analyse wordt in een teamvergadering besproken, zodat we met het hele team kunnen kijken naar de te nemen actiepunten. Tijdens de groepsbesprekingen, die drie keer per jaar plaatsvinden, worden de groepsoverzichten, groepsplannen en toetsen besproken. De groepsbesprekingen voor de groepen 3-8 zijn in september, februari en mei. De groepen 1-2 stellen een plan op in november en april en passen dit plan tussentijds aan met de gegevens van CITO in januari en juni. De groepsbesprekingen voor de groepen 1-2 zullen in september, eind november en april plaatsvinden. We stellen 2 keer per jaar groepsplannen op. Deze worden in november en april tussentijds geëvalueerd en in januari en juli met een eindevaluatie afgerond. De groepsplannen voor de groepen 3-8 die worden opgesteld zijn gericht op technisch/begrijpend lezen, rekenen, taal/spelling/woordenschat, sociaal-emotioneel/pedagogiek. Voor de groepen 1-2 wordt een plan opgesteld voor taal/woordenschat, rekenen, motoriek en sociaalemotioneel/pedagogiek.
15
3.3 Preventie en lichte curatieve interventies 3.3.1 Gedragsregels en omgangsregels Groepsdynamisch onderwijs “Prettig omgaan met elkaar”. Wij willen graag dat iedereen zich veilig voelt op school, zich optimaal kan ontwikkelen en zichzelf kan en mag zijn. “Prettig omgaan met elkaar” bestaat uit: de GDO-conflicthantering en de GDO-kring. GDO staat voor Groepsdynamisch Onderwijs. Ruzie maken is niet erg. Als een kind maar weet hoe het een ruzie op kan lossen. De GDOconflicthantering leert kinderen wat ze moeten en kunnen doen bij het oplossen van een ruzie. De gdo-sociokring leert kinderen hoe ze steeds prettiger met elkaar kunnen omgaan. Beide onderdelen horen onlosmakelijk bij elkaar. Het een kan niet zonder het ander. Er zijn drie hoofdregels:
de rode hoofdregel: Wij gaan prettig met elkaar om: dit is de belangrijkste regel. Wij gaan ervan uit dat ieder kind daar goed over nadenkt en ook naar handelt. de blauwe hoofdregel: Wij gaan correct met elkaar om: we houden ons aan de regels en afspraken die gelden op onze school om op een prettige manier met elkaar om te kunnen gaan. de groene hoofdregel: Ik lever een bijdrage: hiermee doen wij een appèl op de kinderen om actief mee te werken aan de verbetering van het omgangsklimaat.
Dit zijn de enige regels die in kleur in de klas en hallen van de school hangen. Daardoor kunnen de leerkracht en de kinderen elkaar helpen als ze er een vergeten zijn. Bij overtreding van deze hoofdregels wordt er gebruik gemaakt van een time-outplek in de klas of op de speelplaats. Het kind denkt na over de situatie. Fysiek of verbaal geweld (de rode hoofdregel)wordt geregistreerd in een logboekje, zodat eventuele patronen makkelijker op te sporen zijn. Bij een patroon (3x in het logboekje) volgt er een gesprek met de conflictjuf, waarbij het kind een eigen verbeterpunt moet bedenken. Aan de hand van een groepsthermometer wordt elke dag geëvalueerd of de kinderen prettig met elkaar om zijn gegaan. Een keer per week wordt in de sociokring besproken welke dingen al goed gaan en welke punten nog verbeterd kunnen worden. De kinderen kiezen een verbeterpunt uit die zichtbaar in de klas wordt opgehangen. Een keer per maand vullen de kinderen een individuele thermometer in. Hiermee wordt het veiligheidsgevoel van het kind gemeten. Naar aanleiding van de gegevens kan de leerkracht met het kind in gesprek gaan. Het informatieboekje voor ouders waarin dit uitgebreid staat uitgelegd is verkrijgbaar op school.
16
Plagen en pesten, protocol bij pesten Plagen is niet hetzelfde als pesten: Plagen gebeurt incidenteel, en duurt kort. Het gebeurt op basis van gelijkwaardigheid en respect, en de partijen zijn aan elkaar gewaagd. Het gebeurt soms ook met humor. Het is niet steeds dezelfde die geplaagd wordt, en is meestal 1 tegen 1. Het wordt door geen van de partijen als bedreigend ervaren. Op het moment dat het gebeurt kan het vervelend zijn, maar dat gevoel is snel weer over. De relatie wordt weer snel hersteld, en men blijft opgenomen in de groep. De ruzie of het conflict wordt weer snel bijgelegd. Plagen mag, het is goed voor de sociaal – emotionele ontwikkeling en stimuleert het relativeringsvermogen. Pesten gebeurt berekenend, herhaaldelijk, stelselmatig, systematisch. Er is sprake van machtsongelijkheid, en een pester heeft geen positieve bedoelingen. Meestal staat er een groep tegenover 1 geïsoleerd slachtoffer. De pester wordt de winnaar en de gepeste de verliezer. Pesten is het afreageren van agressie of eigen onvermogen (het zondebokeffect). Bij niet tijdig ingrijpen heeft pesten zowel lichamelijke als psychische gevolgen voor de gepeste, vaak ontstaat er een isolement en eenzaamheid. Ook de groep lijdt onder het gebrek aan veiligheid, waardoor er minder spontaniteit en openheid is en men minder vertrouwen heeft in elkaar. Let wel: plagen kan wel ontaarden in pesten! Voorbeelden van pestgedrag:
altijd bijnamen of scheldnamen gebruiken i.p.v. de echte naam zogenaamd leuke (maar dus kwetsende) opmerkingen maken briefjes over een kind schrijven en doorgeven vernederen / beledigen vervelende opmerkingen maken over kleding, uiterlijk, lichaamskenmerken, afkomst bedreigen / bedreigende opmerkingen maken fysiek: slaan, schoppen, spugen, krabben, bijten, haren trekken etc. opwachten en/of achtervolgen dwingen om spullen af te geven, of spullen afpakken spullen kapot maken of beschadigen uitsluiten in de val laten lopen, klem zetten dwingen bepaalde handelingen te verrichten
Als er sprake is van pesten, zien we verschillende rollen, die van pester en gepeste zijn het bekendst. Maar ook de omstanders hebben, vaak onbewust, invloed op het pesten. In het kort zijn dit de verschillende rollen:
17
de pester: is vaak onzeker, wil graag stoer gevonden worden en het middelpunt zijn; denkt door te pesten dat iedereen hem / haar grappig zal vinden; is vaak vooral met zichzelf bezig en houdt geen rekening met anderen; heeft moeite met grenzen en regels; vertoont vaak agressief gedrag en gebruikt agressieve taal de gepeste: voelt zich vaak verdrietig en eenzaam; durft vaak niets terug te doen of het aan iemand te vertellen; is bang daarna nog meer gepest te worden; vaak is er sprake van een beperkte weerbaarheid de meepester: doet mee met het pesten en denkt dat hij / zij er dan bij hoort; is vaak bang om zelf gepest te worden de helper: neemt het op voor de gepeste; vindt het niet goed dat er gepest wordt en is niet bang voor de pester; helpt graag en is vaak zelf populair
de stiekemerd: vindt het goed dat er gepest wordt maar bemoeit zich er niet mee; is bang om zelf gepest te worden; roept anderen erbij om het pesten te steunen de buitenstaander: denkt dat er niet gepest wordt; kan het ook niet schelen als er gepest zou worden zolang hij / zij er zelf maar geen last van heeft de stille: vindt pesten gemeen maar bemoeit zich er niet mee; durft niets te doen of te zeggen; is bang om zelf gepest te worden
Maatregelen bij pestgedrag (en ook ander ongewenst gedrag als agressie, seksuele intimidatie, racisme, discriminatie)
Incidenten lost de leerkracht op volgens de GDO-conflicthantering. Aanhoudend pestgedrag bespreekt de leerkracht met de betrokken kinderen. Samen met die kinderen probeert deze tot een oplossing te komen en afspraken te maken. Als pestgedrag niet stopt brengt de leerkracht de ouders van de betrokken kinderen op de hoogte van de ongewenste gebeurtenissen. De leerkracht bespreekt met de pester het gewenste gedrag (het ongewenste gedrag moet stoppen) en welke sancties bij overtredingen volgen. De sanctie is bij voorkeur passend bij de situatie en de toedracht, en veiligheid staat altijd voorop. Te denken valt bijvoorbeeld aan het uitsluiten van activiteiten als buiten spelen, gym, excursies. De leerkracht legt de afspraken vast en leerling en leerkracht ondertekenen. De leerkracht brengt de directie en / of de interne contactpersoon op de hoogte. De leerkracht bespreekt dit in het zorgteam. Overleg met of verwijzen naar externe instanties als G.G.D., Jeugdzorg, R.I.A.G.G. en (S).M.W. zijn verdere mogelijkheden. Indien het gedrag van het kind niet verbetert of als de ouders onvoldoende meewerken wordt het kind buiten de groep geplaatst en heeft de directie een gesprek met de ouders en de pester, waarin de consequenties besproken worden. Indien het gedrag niet aanzienlijk verbetert en het kind gaat nogmaals ernstig in de fout, volgt een “time-out” (ter afkoeling en bezinning, en dus niet gezellig een middagje thuis!) voor de rest van de dag. Ouders moeten het kind komen ophalen. De volgende dag gaat het kind pas terug in de groep, na een gesprek waarin nogmaals duidelijke afspraken worden gemaakt. Blijft het gedrag aanhouden, dan treedt het “Protocol Schorsing en Verwijdering” van salto in werking.
Bij pestgedrag vindt steeds afstemming plaats met de betrokkenen: kind, ouders, leerkracht, zorgteam, directie en eventueel de schoolcontactpersoon. Hulp aan de verschillende partijen Hulp aan de gepeste:
18
Gesprekken met een persoon die het kind vertrouwt, bij voorkeur de leerkracht. In eerste instantie gaat het vooral om medeleven, luisteren, nagaan wat er allemaal gebeurt. Daarna komt ook aan de orde wat ieders rol in de gebeurtenissen is, hoe het ook anders zou kunnen. De oplossing die het kind zelf wil wordt besproken. Tijd en ruimte bieden voor verwerking van de gebeurtenissen, in en buiten school. De sterke kanten naar voren halen en benadrukken. Werken aan de houding en opstelling van het kind (zelfvertrouwen, weerbaarheid etc.) en het kind belonen als dit lukt. Gesprekken met de ouders van het gepeste kind. Niet overbeschermen en in een uitzonderingspositie plaatsen. Indien nodig professionele hulp inschakelen.
Hulp aan de pester:
Een gesprek met de pester waarin ondubbelzinnig wordt aangegeven welk gedrag wel en niet getolereerd wordt, en wat de consequenties zijn. De reden van het pesten trachten te achterhalen. Gesprekken met de ouders van de pester. Indien nodig professionele hulp inschakelen. Gewenst gedrag belonen. Excuses aan laten bieden. Een andere manier van reageren aanleren (bijvoorbeeld “stop – denk – doe”)
Hulp aan de rest van de groep:
Maak het bespreekbaar in de groep. Maak kinderen bewust van de rol die zij hebben / innemen (meepester, helper, stiekemerd, buitenstaander, stille). Maak kinderen bewust van wat het effect van hun eigen gedrag is. Stimuleer dat kinderen een eigen standpunt innemen. Indien nodig externe hulp inschakelen, in overleg met de ouders.
Adviezen aan de ouders:
19
Blijf met uw kind in gesprek. Blijf met school in gesprek. Wordt uw kind buiten school gepest, neem dan contact op met de ouders van de pester. Neem een probleem van uw kind serieus. Stimuleer en beloon gewenst gedrag. Leer uw kind om op een goede manier voor zichzelf op te komen. Geef zelf het goede voorbeeld. Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport.
Internet en pesten
Al vindt deze vorm van pesten vaak buiten school plaats, school heeft er wel last van: het beïnvloedt het schoolklimaat, de sfeer in de groep, resultaten leiden eronder etc. Kinderen vinden internetten net zo gewoon als televisie kijken, en meestal heel leuk om te doen. Maar toch is het niet altijd leuk: het komt voor dat kinderen vervelende berichtjes krijgen, gepest of bedreigd worden. Het gemak en de anonimiteit veroorzaken ongeremder pestgedrag dan in het werkelijke leven. Ook wordt er bij online pesten minder vaak ingegrepen dan in het werkelijke leven. Internet hoort bij het dagelijks leven van kinderen, verbieden heeft dan ook geen zin. Het is wel belangrijk om goede afspraken te maken. Internet op school: Ook op school maken kinderen gebruik van internet, en daarom zijn er voor alle saltoscholen afspraken over het gebruik daarvan. Wij maken hiervoor gebruik van Kennisnet. Kennisnet heeft een eigen Nederlandstalige zoekmachine
die kinderen in principe leidt naar Nederlandstalige sites die geselecteerd zijn, waardoor zaken als racistische uitingen en pornografie niet zomaar benaderd kunnen worden. Kinderen kunnen echter ook andere zoekmachines gebruiken.
20
Internet wordt gebruikt voor opbouwende educatieve doeleinden. Sites die wij kinderen willen laten gebruiken worden eerst door de leerkracht bekeken. Er worden geen sites bekeken die niet aan onze fatsoensnormen voldoen. De kinderen en ouders ondertekenen in het begin van het schooljaar een contract met afspraken over de omgang met de computer.
Afspraken: Ik geef nooit persoonlijke informatie door op Internet, zoals namen, adressen. Ik vertel het de leerkracht meteen als ik informatie tegenkom waar ik me niet prettig bij voel of waarvan ik weet dat dat niet hoort. Als ik me aan de afspraken houd, dan is het niet mijn schuld dat ik zulke informatie tegenkom. Ik leg nooit verdere contacten met iemand zonder toestemming van de leerkracht. Ik verstuur bij e-mail berichten nooit foto’s of filmpjes van mezelf of van anderen zonder toestemming van de leerkracht. Ik beantwoord nooit e-mail waarbij ik me niet prettig voel of waar dingen in staan waarvan ik weet dat dat niet hoort. Het is niet mijn schuld dat ik zulke berichten krijg. Ik verstuur ook zelf dergelijke mailtjes niet. Ik spreek van tevoren met de leerkracht af wat ik op internet wil gaan doen. Tips voor thuis: Plaats de computer op een centrale plaats in huis. Op die manier kunt u toezicht houden, en zich enigszins op de hoogte van de activiteiten van uw kind. Er bestaan geen veilige chatboxen Echt geschikte chatsites, speciaal voor kinderen, zijn er eigenlijk niet. Wijs uw kind op de risico’s. Wees voorzichtig met (het uitbreiden van) contactlijsten Denk aan MSN-contactlijsten, Hyves, Facebook etc. Door het toevoegen van onbekenden is het risico groter dat er vervelende berichten binnen komen. Breng uw kind het besef bij dat je op internet nooit weet wie je voor je hebt. Jongere kinderen chatten het liefst met vriendjes en vriendinnetjes, maar naarmate ze ouder worden krijgen ze ook belangstelling voor onbekenden. Maar Jamie van 11 is misschien wel Hans van 40. En is Danny wel een meisje? Internet is anoniem, je kunt zijn wie je maar wil. Zorg dat uw kind dat goed beseft. Spreek af om nooit persoonlijke informatie te geven ook al lijkt iemand nog zo aardig en betrouwbaar. Anderen kunnen dan namelijk achterhalen wie je bent of waar je woont. Laat uw kind beloven nooit stiekeme afspraken te maken Leg uit waarom dat niet kan zonder uw medeweten. Een telefoontje vooraf kan al veel duidelijk maken, en een ontmoeting kan plaatsvinden onder begeleiding van ouders. Leer uw kind om te gaan met vervelende berichten (hatelijkheden, schelden, discriminatie, seksuele toespelingen e.d.). Verlaat de chat als er iets vervelends gebeurt. Vat het niet persoonlijk op. Reageer niet op vervelende berichten. Ga naar je ouders als je je ongemakkelijk of bedreigd voelt. Voel je niet schuldig als er iets vervelends gebeurt. Vaak kun je de afzender blokkeren. Lukt het niet om er vanaf te komen, neem dan een ander e-mailadres. Bewaar pestmails. Als het niet lukt om een einde te maken aan ongewenste berichten, kunnen deze mails helpen bij het traceren van de dader en dienen als bewijsmateriaal. Zorg dat uw kind het e-mailadres beschermt. Het belangrijkste is het zoveel mogelijk voor zichzelf te houden. Laat uw kind geen onbekende e-mail of bijlagen openen. Vergelijk het met “geen snoepjes van vreemden aannemen”. Praat met uw kind over online contacten. Bespreek regelmatig de leuke en minder leuke kanten. Neem uw kind serieus, maar leer het ook relativeren. Een kind denkt al vlug dat het de eigen schuld is als er gepest wordt. Leer uw kind de gedragsregels op internet. Eigenlijk gelden hier dezelfde omgangsvormen als in het werkelijke leven. Maar: wat anderen kunnen, kan uw eigen kind meestal ook. Denk niet dat uw eigen kind altijd het lieverdje is. Zorg dat uw kind zich aan de fatsoensregels houdt.
21
3.3.2 Extra zorg voor kinderen met specifieke behoeftes Naar aanleiding van observaties, methode gebonden toetsen en/of CITO toetsen besluit de leerkracht gedurende een bepaalde periode extra hulp te bieden aan de hele groep, een subgroep of een individuele leerling. Wanneer de geplande hulp structureel moet plaatsvinden, beschrijft de leerkracht dit in het groepsplan. Alle kinderen worden geclusterd in het groepsplan, waarbij de doelen en activiteiten worden beschreven. Ouders worden tijdens (rapport)gesprekken op de hoogte gebracht van het niveau van instructie van hun kind en eventuele extra ondersteuning. Groepsplannen en groepsoverzichten worden op eduscope gemaakt en opgeslagen. Het groepsplan wordt uitgevoerd door de eigen groepsleerkracht. Wij vinden het belangrijk dat de extra aandacht zoveel mogelijk in de klas wordt geboden. Bij het opstellen van een groepsplan kan de leerkracht ondersteuning vragen aan de IBer. Ook kinderen die extra uitgedaagd moeten worden krijgen onderwijs op maat. Zo kunnen deze kinderen een groep versnellen, een vakgebied versnellen en werken met uitdagend materiaal waarbij de reguliere leerstof compact wordt. Kinderen van de onderbouw kunnen bijvoorbeeld starten met lezen en kinderen in de bovenbouw kunnen werken met Breinbrekers, Kapla, de digitale leeromgeving en technisch Lego. In het schooljaar 2012-2013 zijn we gestart met het opzetten van beleid rondom het thema (hoog)begaafdheid en hebben we hiervan onze ambitie gemaakt om dit beleid verder te ontwikkelen en te implementeren.
3.3.3 Het aanvragen van onderzoeken of externe hulp Soms is diepgaander of uitgebreid onderzoek nodig om de behoeften van kinderen (zowel de bevorderende als de belemmerende factoren) goed in beeld te krijgen. Dan wordt tijdens het ondersteuningsteam in overleg met de orthopedagoog, intern begeleider, groepsleerkracht en onder verantwoordelijkheid van de directeur een onderzoek door de orthopedagoog aangevraagd en ingepland. Voor het aanvragen van een onderzoek worden de formulieren “aanmelden voor een individueel onderzoek” van Salto gebruikt (zij bijlagen). Ouders zijn natuurlijk al lang op de hoogte van de ondersteuningsbehoeften van school met betrekking tot hun kind. Dat is de verantwoordelijkheid van de groepsleerkracht. Voor ouders komt de vraag om een schriftelijke toestemming dan ook niet als een verrassing. De school moet via het aanvraagformulier aangeven:
wat de reden van de aanmelding is en wat de vraagstelling is; hoe het kind op dit moment functioneert; welke specifieke ondersteuning er tot nu toe gegeven is.
De groepsleerkracht vult met eventuele ondersteuning van de IBer het formulier in. Er wordt een kopie gemaakt voor in het dossier van de leerling. Ook van alle bijlagen maakt de groepsleerkracht een kopie. Na ondertekening door de directeur wordt het formulier naar de orthopedagoog opgestuurd. Deze plant het onderzoek en eventuele gesprekken in en koppelt dit terug naar de IBer en de groepsleerkracht. Vervolgens vindt er een gesprek met ouders over de uitslag van het onderzoek plaats. Het is mogelijk dat er gespecialiseerde hulp van buitenaf noodzakelijk is of een verwijzing naar een school voor speciaal (basis)onderwijs. De aanvraag voor VCC of zware ondersteuning verloopt via de intern begeleider. Samen met de groepsleerkracht wordt gekeken welke hulp of ondersteuning het beste gevraagd kan worden. De directeur vraagt uiteindelijk de middelen voor zware ondersteuning aan.
22
3.3.4 Eigen leerlijn/ontwikkelingsperspectief Als we ons onderwijs goed willen afstemmen op de behoeften van kinderen kan het voorkomen dat het onderwijs dat we in de groepen aanbieden onvoldoende toereikend is voor een leerling. Om kinderen dan toch binnen onze school te helpen kunnen we een kind een eigen leerlijn laten volgen. Van belang hierbij is dat het besluit voor de overgang naar een eigen met de intern begeleider besproken is. Kinderen kunnen voor een aantal vakken of over de hele lijn de einddoelen voor groep 8 niet halen. Deze kinderen stromen uit naar een voortgezet onderwijs met extra ondersteuning of praktijkonderwijs. Ten eerste wordt er door de intern begeleider in samenwerking met de groepsleerkracht een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Hierin staat beschreven welke verwachte (tussen)doelen, leerrendementen en uitstroomniveau het kind zal behalen. De Citotoetsen en andere onderzoeksgegevens kunnen hierin meegenomen worden. Hierna wordt in de individuele leerlijn de invulling van de leerinhoud omschreven. De tussendoelen worden 4 keer per jaar geëvalueerd (in de periode van de groepsbesprekingen) en bijgesteld. De leerdoelen worden per jaar in 2 periode beschreven. Ouders worden vanaf het begin betrokken bij dit proces en er wordt ouders gevraagd dit OPP te ondertekenen. Alle volgende criteria worden meegenomen door de intern begeleider bij een overgang naar een eigen leerlijn:
Er is sprake van een stagnatie in de ontwikkeling van een leerling, Er is een achterstand van een jaar of meer vastgesteld door middel van methode gebonden toetsen en genormeerde toetsen, op één of meerdere leergebieden (lezen, rekenen, taal, spellen, schrijven), Er is gedurende de periode van ten minste één jaar geprobeerd het niveau van de betreffende leerling op groepsgemiddelde te krijgen en dit is aantoonbaar vastgelegd in groepsplannen, De leermogelijkheden zijn door de school in kaart gebracht of er heeft een capaciteitenonderzoek plaatsgevonden door een erkend orthopedagoog of psycholoog gespecialiseerd in leerstoornissen, De betreffende leerling ervaart problemen op sociaal-emotioneel gebied als gevolg van de stagnaties van het leerproces eventueel vastgesteld door afname van Kijk! of andere vragenlijst De ouders zijn op de hoogte gebracht door middel van oudergesprekken en gaan akkoord met het te volgen traject en de lagere uitstroom aan het eind van de basisschoolperiode en zij ondertekenen het ontwikkelingsperspectief voor gezien. De planning voor een bepaalde periode binnen het OPP tekenen ouders voor instemming. Momenteel ontwikkelt Salto een handtekeningenformulier om deze handtekeningen op te kunnen zetten. Momenteel wordt de handtekening nog op het OPP geschreven.
Als kinderen overgaan op een eigen leerlijn/OPP gebruiken we daarvoor het formulier van Salto dat op eduscope staat. Het kan binnen de reguliere methode voorkomen dat een leerling voor een bepaald vak op een ander niveau werkt. De leerling kan dan met een andere groep dit vak volgen. Dit kan zowel een groep hoger als een groep lager zijn. Ook dit wordt met de ouders besproken en wordt in overleg gedaan.
3.3.5 Dyslexieprotocol In Nederland wordt de volgende definitie voor dyslexie gehanteerd: Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau (stichting Dyslexie Nederland, 2008).
23
Uitgaande van de gegeven definitie kan dyslexie op zijn vroegst eind groep 3 worden vastgesteld, nadat een leerling daadwerkelijk leesonderwijs en aanvullend daarop een half jaar intensieve leesbegeleiding heeft gehad. “Voorlopers” van dyslexie kunnen vaak wel al in de kleuterperiode gesignaleerd worden, zeker als er dyslexie in de familie voorkomt. Onderzoek heeft aangetoond dat kleuters met een risico voor leesproblemen of dyslexie die in de kleuterperiode gerichte hulp hebben gekregen op het gebied van letterkennis en fonologische vaardigheden, in groep 3 een betere start maken met leren lezen. De hulp in de kleutergroepen is dus voornamelijk preventief bedoeld, als voorbereiding op het leren lezen. Deze begeleiding kan in groep 3 worden voortgezet. Het dyslexieprotocol wordt in groep 1 t/m 8 uitgevoerd. Vroegtijdige signalering leesproblemen en dyslexie groep 1 en 2 Om geletterdheid in de klas te stimuleren is een uitdagende, geletterde omgeving essentieel. In een geletterde omgeving worden kinderen uitgedaagd om te gaan lezen en schrijven. Bij ons op school bieden we kinderen in de onderbouw een geletterde omgeving door ze verschillende leesmaterialen in een boekenhoek aan te bieden, te werken met een lettermuur in iedere groep waarin een letter regelmatig centraal staat en er zijn in de groep diverse materialen aanwezig die gericht zijn op de ontwikkeling van het voorbereidend lezen en schrijven. Verder hebben we een keer in de week een voorleeskring, waarbij de kinderen ingedeeld zijn in niveaugroepen en op hun niveau een boek krijgen voorgelezen. Extra lees- en schrijfopdrachten worden aangeboden in een betekenisvolle situatie en aangepast aan de thema’s die in de groepen worden behandeld. Deze opdrachten kunnen worden gegeven tijdens een kringactiviteit, maar ook tijdens een verwerking tijdens de werktijd. Bovenstaande activiteiten zijn gericht op de algemene lees- en schrijfontwikkeling van alle kinderen in de onderbouw. We maken hierbij gebruik van de methode Schatkist. Om leesproblemen zo veel mogelijk te voorkomen, vinden we het belangrijk dat we de leesontwikkeling van kinderen goed volgen d.m.v. observaties en toetsen. Bij observaties richten we vooral op het proces dat het kind in de groep doorloopt en bij toetsen gaan we na of een leerling een bepaald niveau bereikt. Voor de kinderen van groep 1 nemen we twee keer per jaar (januari en juni) een signaleringslijst leesproblemen en dyslexie af. Opvallende punten worden met de intern begeleider tijdens een groepsbespreking of leerlingbespreking besproken. Specifieke risicofactoren zijn onder andere:
Moeite hebben met het automatiseren van willekeurige reeksen zoals de kleuren, namen van kinderen in de klas, dagen van de week en namen van cijfers en letters. Moeite hebben met het onthouden van liedjes en versjes. Voorkomen van lees- en spellingsproblemen in de familie. Een vertraagde spraak-/taalontwikkeling. Opgroeien in een beperkt geletterde thuisomgeving. Onvoldoende beheersing van het Nederlands. Hoorproblemen.
Een deel van bovenstaande informatie wordt tijdens een intakegesprek met ouders besproken, zodat we al vroeg op de hoogte zijn van eventuele signalen. Verder nemen we in groep 1 en 2 de CITO taaltoets voor kleuters af. De onderdelen die hierbij bekeken worden zijn de passieve woordenschat, kritisch luisteren, klank en rijm, eerste en laatste woord horen, auditieve synthese en schriftoriëntatie. Van deze toets wordt een analyse gemaakt, zodat per kind duidelijk is welke onderdelen goed gaan en welke onderdelen nog aandacht nodig hebben. Ook kan er gekeken worden of er binnen een bepaalde groep nog aandachtspunten zijn.
24
Leerkrachten die n.a.v. deze toets nog een beter beeld willen krijgen van de ontwikkeling van een kind kunnen hiervoor de TAK toets gebruiken. Ook kan er doorverwezen worden naar een logopedist om te kijken naar de taalontwikkeling van een kind. In groep 2 worden nog andere toetsen afgenomen uit het protocol leesproblemen en dyslexie voor groep 1 en 2. De toetsen staan hieronder schematisch uitgewerkt. Toetsen voor groep 1 Vaardigheid
Meetinstrument
Meetmomenten okt/nov jan
april
juni
Tussendoelen Beginnende Geletterdheid
Signaleringslijst
*
*
Taalontwikkeling
-Toets Taal voor
M1
E1
M1
E1
kleuters Kwalitatief en kwantitatief
-Toets Rekenen voor kleuters
rekenen
Toetsen voor groep 2 Vaardigheid
Meetinstrument
Meetmomenten okt/nov jan
april
juni
Tussendoelen Beginnende Geletterdheid
Signaleringslijst
*
*
Taalontwikkeling
-Toets Taal voor
M2
E2
M2
E2
kleuters Kwalitatief en kwalitatief
-Toets Rekenen voor kleuters
rekenen
Effectieve begeleiding van leerlingen met signalen
Wanneer we bij een kind een signaal krijgen op een van de onderdelen van geletterdheid of uit observaties in de klas, bieden we extra, gerichte activiteiten aan en volgen we de ontwikkeling van dit kind nauw. Deze extra aanbieding vindt plaats in een klein groepje of individueel. Het doel van deze “voorschotbenadering” is om leesproblemen zo veel mogelijk te voorkomen door kinderen van groep 2 alvast een voorschot te geven op de leesinstructie in groep 3. Kinderen krijgen extra oefening gericht op het aanleren van klank- letterkoppeling en fonemisch bewustzijn. Daarnaast wordt de leerling gestimuleerd gebruik te maken van spontane spelling. De voorschotbenadering bestaat uit drie fasen:
25
1.Identificatie van klanken/letters In deze fase worden een klein aantal letters gekozen. De letters moeten functioneel zijn voor het kind, bijvoorbeeld de eerste letter van de voornaam. Deze letters worden aangeboden m.b.v. een letterboek. Het kind krijgt de letter vaak te zien en de leerkracht spreekt hierbij steeds de bijbehorende klank uit. Als het kind de letters (ongeveer 3 letters) zelf begint te herkennen en de klank begint te koppelen aan het teken gaan we verder met de volgende fase. 2. Manipulatie van klanken /letters In deze fase wordt het analyseren van woorden in klanken en synthetiseren van klanken tot woorden geoefend. De analyse en synthese wordt steeds ondersteund door letters. In deze fase kan gebruik worden gemaakt van drietal, spreekbeeld, raadspelletjes enz. (Voor een uitwerking van deze spelletjes zie blz. 56 van protocol leesproblemen en dyslexie voor groep 1 en 2). Als de leerling dit goed kan gaan we naar de volgende fase. 3. Klank-letterkoppelingen aanleren We nemen de ruimte om de letter aan te leren (een week of twee weken per letter). We bieden in deze fase de letter multi sensorieel aan: kijken, luisteren, doen. Voorbeelden van werkjes zijn:
Tekeningetjes, door de leerling zelf gemaakt, waarin de doelletter is verwerkt; Grote lettervormen; Een dienblad met schelpenzand waarin de leerling de letter kan schrijven; Met scheerschuim letters schrijven op een spiegel; Stempels
Bovenstaande informatie staat uitgebreid beschreven in hoofdstuk 5 van “protocol leesproblemen en dyslexie voor groep 1 en 2”. Signaleren van lees-en spellingachterstanden in groep 3 In de kleuterperiode hebben de kinderen volop met verhalen en letters geëxperimenteerd en in groep 3 gaan ze de basisprincipes van het lezen en spellen leren. We werken met de methode Veilig leren e lezen, 2 maanversie en de daarbij behorende materialen. We volgen de kinderen in het lees-en spellingproces door, naast het reguliere onderwijsaanbod, op vaste momenten toetsen af te nemen (zie onderstaande tabel).
26
Toetsen voor groep 3 Herfstsignalering
januari
april
eind mei-juni
DTLAS
(DTLAS)*
(DTLAS)*
(DTLAS)*
synthese
DTLAS
(DTLAS)*
(DTLAS)*
(DTLAS)*
Grafementoets
VLL
VLL
(VLL)*
(VLL)*
Fonementoets
VLL
VLL
(VLL)*
(VLL)*
Woorden lezen
VLL
DMT 1
(DMT 1 en 2)*
DMT 1, 2, 3
Tekst lezen
VLL
Een kus op een been VLL
Auditieve analyse Auditieve
AVI
AVI Technisch lezen
Cito M3
Cito E3
Leestechniek Spelling
Cito M3
Woordenschat
Cito M3
Begrijpend lezen
VLL
Cito E3 Cito E3 Cito E3
De onderdelen die tussen haakjes zijn hoeven alleen afgenomen te worden bij leerlingen met zwakke technische lees en/of spellingsvaardigheden. Leerlingen die een hoge I score behalen op de toets Technisch Lezen Leestechniek kunnen met behulp van de AVI toetsen doorgetoetst worden. Aanpak van lees- en spelling problemen in groep 3. Voor leerlingen met onvoldoende leer- en/of spellingprestaties wordt het onderwijsaanbod geïntensiveerd door extra instructiemomenten te organiseren. In onze leesmethode “Veilig leren lezen” worden dit de “sterkinderen” genoemd. Er wordt gebruik gemaakt van aanvullende materialen uit de leesmethode, zoals veilig in stapjes(zorgniveau 2). Het aanbod is gericht op: -fonemisch bewustzijn (hakken en plakken van woorden) -letterkennis ( later op tempo) -directe woordherkenning -transfer van woord- naar tekstniveau
27
Als het uitbreiden van instructie- en oefentijd niet voldoende is, omdat de leerling een zwakke score haalt of zich onvoldoende ontwikkelt, moet de leertijd worden uitgebreid. Naast het volgen van het klassikale aanbod wordt de leerling, in een klein groepje of individueel, intensief begeleid(zorgniveau 3).Er wordt gebruik gemaakt van een interventieprogramma (bv. Connect, Zuid-Vallei, Ralfilezen) dat aansluit bij de leerling. De interne begeleider bewaakt de voortgang van dit proces en bespreekt met de leerkracht de interventies voor de komende periode. Deze gegevens worden vastgelegd in groepsplannen. Signaleren van lees-en spellingachterstanden in groep 4 In groep 4 wordt de lees-en spellingvaardigheid uitgebreid en verdiept. De aandacht verschuift steeds meer van leestechniek naar leesbegrip. We hebben een methode voor voortgezet technisch lezen, zodat we structureel tijd inplannen om de leesvaardigheden aan te bieden. Op gebied van spelling werken we met de methode “Taal op maat”. Leerlingen die in groep 3 al zijn gesignaleerd, worden in groep 4 gevolgd door middel van extra toetsmomenten (in oktober en april). Voor leerlingen met onvoldoende lees-en/of spellingvaardigheid nemen we het signaleringsinstrument dyslexie van Cito af. Hiermee kunnen we de resultaten van de interventies voor de leerling volgen en indien nodig nieuwe interventies vastleggen. Toetsen voor groep 4 Vaardigheid
Meetinstrument
Bij leerlingen met zwakke technische lees en/of spellingvaardigheden
Meetmomenten
okt/nov
jan
april
juni
Tussenmeting interventies: -letterkennis
DTLAS (grafemen en fonemen)
*
-woorden lezen
Signaleringsinstrument Dyslexie
*
-tekst lezen
AVI
*
-spellingvaardigheid
Signaleringsinstrument Dyslexie
*
* *
*
*
*
Bij alle leerlingen: Woorden lezen
DMT 1, 2, 3
M4
E4
Woordenschat
Woordenschat 2010
M4
E4
Begrijpend lezen
Begrijpend lezen 2010
M4
E4
Spelling
Spelling 2010
M4
E4
Tekst lezen
AVI
M4
E4
28
Aanpak van lees- en spellingproblemen in groep 4. In de eerste maanden van het schooljaar hebben sommige leerlingen nog moeite met het goed benoemen van bepaalde letters. De extra begeleiding zal dan gericht worden op het goed kunnen verklanken en schrijven van deze ‘lastige’ letters. Leerlingen met een beperkte leesvaardigheid hebben moeite om accuraat en/of vlot te lezen. De leerkracht plant extra oefenmomenten in waarbij er aandacht wordt geschonken aan nauwkeurig lezen, woordlezen en vervolgens tekstlezen. Er kan gebruik gemaakt worden van aanvullende materialen uit de leesmethode (zorgniveau 2).Als het uitbreiden van instructie- en oefentijd niet voldoende is, omdat de leerling een zwakke score haalt of zich onvoldoende ontwikkelt, moet de leertijd worden uitgebreid. Naast het volgen van het klassikale aanbod wordt de leerling, in een klein groepje of individueel, intensief begeleid(zorgniveau 3).Er wordt gebruik gemaakt van een interventieprogramma zoals het Ralfi-lezen of Connect. Signaleren van lees-en spellingachterstanden in groep 5 t/m 8 In de groepen 5 t/m 8 blijft aandacht voor lezen en spellen nodig door het bieden van goed onderwijs. Voor de kinderen met een lees en/of spellingachterstand is een intensivering van het onderwijs nodig (zorgniveau 2 en 3).De voortgang bij het lezen en spellen wordt systematisch gevolgd. Eventuele achterstanden kunnen zo tijdig worden opgemerkt en kunnen er interventies worden gedaan.
29
Toetsen voor groep 5 Vaardigheid
Meetinstrument
Bij leerlingen met zwakke technische lees en/of spellingvaardigheden
Meetmomenten okt/nov
jan
april
juni
Tussenmeting interventies: -letterkennis
DTLAS (grafemen en fonemen)
-woorden lezen
Signaleringsinstrument Dyslexie
-tekst lezen
AVI
-spellingvaardigheid
Signaleringsinstrument Dyslexie
*
* *
*
* *
Bij alle leerlingen: Woorden lezen
DMT 1, 2, 3
M5
E5
Woordenschat
Woordenschat 2010
M5
E5
Begrijpend lezen
Begrijpend lezen 2010
M5
Spelling
Spelling 2010
M5
E5
Toetsen voor groep 6 Vaardigheid
Meetinstrument
Bij leerlingen met zwakke technische lees en/of spellingvaardigheden
Meetmomenten
okt/nov
jan
april
juni
Tussenmeting interventies: -letterkennis
DTLAS (grafemen en fonemen)
-woorden lezen
Signaleringsinstrument Dyslexie
-tekst lezen
AVI
-spellingvaardigheid
Signaleringsinstrument Dyslexie
*
* *
*
* *
Bij alle leerlingen: Woorden lezen
DMT 1, 2, 3
Woordenschat
Leeswoordenschat
Begrijpend lezen
Begrijpend lezen 2010
M6
Spelling
Spelling 2010
M6
30
M6 M6
E6 E6
E6
Toetsen voor groep 7 Vaardigheid
Meetinstrument
Bij leerlingen met zwakke technische lees en/of spellingvaardigheden
Meetmomenten
okt/nov
jan
april
juni
Tussenmeting interventies: -letterkennis
DTLAS (grafemen en fonemen)
-woorden lezen
Signaleringsinstrument Dyslexie
-tekst lezen
AVI
-spellingvaardigheid
Signaleringsinstrument Dyslexie
*
* *
*
* *
Bij alle leerlingen: Woorden lezen
DMT 1, 2, 3
Woordenschat
Leeswoordenschat
Begrijpend lezen
Begrijpend lezen 2010
M7
Spelling
Spelling 2010
M7
M7 M7
E7 E7
E7
Toetsen voor groep 8 Vaardigheid
Meetinstrument
Bij leerlingen met zwakke technische lees en/of spellingvaardigheden
Meetmomenten
okt/nov
jan
april
juni
Tussenmeting interventies: -letterkennis
DTLAS (grafemen en fonemen)
-woorden lezen
Signaleringsinstrument Dyslexie
-tekst lezen
AVI
-spellingvaardigheid
Signaleringsinstrument Dyslexie
*
* *
*
*
Bij alle leerlingen: Woorden lezen
DMT 1, 2, 3
Woordenschat
Leeswoordenschat
Begrijpend lezen
Cito begrijpend lezen
M8
Spelling
Cito spelling
M8
31
*
M8 M8
Aanpak van lees- en spellingproblemen in groep 5 t/m 8. Het bieden van extra begeleiding vraagt om een goede organisatie van het onderwijs. We werken met het model directe instructie en maken gebruik van een instructietafel. Hierdoor wordt het mogelijk om extra instructiemomenten binnen de groep te organiseren. Daarnaast werken de kinderen met een weektaak. In het weekrooster worden vaste momenten gepland (blokuren) waarop extra begeleiding door de leerkracht kan worden ingezet. Het aanbod is gericht op: - eerst nauwkeurig lezen, dan tempoverhoging (flitsoefeningen) - aandacht voor de woordstructuur (wisselrijtjes of connectrijtjes) - transfer van woord- naar tekstniveau (hardop lezen, herhaald lezen, koorlezen) - aandacht voor betekenis (begrijpend lezen) Met betrekking tot het spellen worden de volgende interventies gedaan: - extra instructiemomenten met herhaling van de aangeboden spellingregel. - extra inoefening m.b.v. kopieerbladen uit Taal op Maat en Goedspel (computer) - werken met spellingkaarten en spellingstickers (visuele ondersteuning) - werken met een spellingspiekschrift; de moeilijke regels voor het kind worden hierin door het kind genoteerd, zodat het een geheugensteuntje heeft. Als het uitbreiden van instructie- en oefentijd niet voldoende is, omdat de leerling een zwakke score haalt of zich onvoldoende ontwikkelt, moet de leertijd nog verder worden uitgebreid (zorgniveau 3).Er wordt gebruik gemaakt van een interventieprogramma zoals Ralfi-lezen of Connect. Om zo goed mogelijk af te kunnen stemmen bij de onderwijsbehoeften van de leerling kan er daarnaast worden gewerkt met compenserende middelen zoals digitale toetsing, voorlezen, Daisyspeler, pre-teaching vakken wereldoriëntatie en meer tijd voor toetsen/taken. Het goed toepassen van compenserende middelen is nog een aandachtspunt voor school.
Vergoeding diagnose en behandeling van dyslexie De vergoeding van dyslexiezorg voor ernstig enkelvoudige dyslexie (EED) krijgt u sinds 1 januari 2015 niet meer via uw zorgverzekeraar maar via de gemeente. ‘Enkelvoudig’ wil zeggen dat uw kind naast dyslexie geen ontwikkelingsstoornis, beperking of andere taal- of leerstoornissen heeft. De school signaleert de lees- en spellingproblemen en biedt in eerste instantie extra ondersteuning. Heeft deze gerichte begeleiding onvoldoende resultaat? Dan kunnen wij adviseren om via de gemeente gespecialiseerde dyslexiezorg te regelen bij een zorgaanbieder. Wij stellen hiervoor, samen met u, een leesdossier op. In dit leesdossier wordt bijvoorbeeld het lees- en spellingsprobleem beschreven, waarom wij denken dat uw kind dyslexie heeft en wat we hebben gedaan aan extra begeleiding en wat dat heeft opgeleverd. Het complete leesdossier dat we samen hebben opgesteld kunt u, voorzien van een handtekening, opsturen naar de gemeente via een formulier verkrijgbaar via de website van de gemeente.
32
De gemeente beoordeelt het leesdossier op volledigheid en stuurt
per mail een reactie. Is het
leesdossier niet volledig, dan ontvangt u een reactie met het verzoek het leesdossier volledig te maken. Blijkt uit het leesdossier dat er dyslexiezorg nodig is, dan kunt u zelf een zorgaanbieder uitkiezen om uw kind te ondersteunen. De reactie van de gemeente dient als bewijs dat de gemeente het leesdossier
heeft
gecheckt.
De gemeente heeft contracten afgesloten met verschillende gespecialiseerde zorgaanbieders. De door u gekozen zorgaanbieder beoordeelt het leesdossier vervolgens op inhoud. En dient een verzoek tot toekenning van dyslexiezorg in bij de gemeente. Pas als de gemeente een beschikking afgeeft voor dyslexiezorg, kan de zorgaanbieder de kosten voor dyslexiezorg bij de gemeente declareren.
Compensatie voor dyslectische kinderen Kinderen die een dyslexieverklaring hebben, kunnen gebruik maken van de digitale toetsen van Cito. Daarnaast kunnen middelen als bijvoorbeeld extra tijd bij het toetsen, het gebruik van een Daisyspeler en een spellingspiekschrift worden ingezet. Natuurlijk
33
kunnen er
ook
altijd extra afspraken gemaakt zijn bij een individueel kind.
3.3.6 Bijzondere afspraken: gebruik geneesmiddelen en medicijnverstrekking Het kan voorkomen dat er kinderen op onze school komen die tijdens schooltijd medische verzorging nodig hebben. Risicovolle medische handelingen mogen volgens de wet alleen door erkend opgeleide artsen en verpleegkundigen worden uitgevoerd. Deze handelingen mogen dus niet door leerkrachten worden uitgevoerd. Ook het toedienen van medicijnen valt hieronder. Dit geldt zowel voor medicijnen die door arts of specialist voorgeschreven zijn als voor medicijnen die zonder recept verkrijgbaar zijn. 1. Indien een medische stoornis / afwijking / risico door de ouder(s) / verzorger(s) wordt gemeld bij de leerkracht, waarbij van de leerkracht medische handelingen worden verlangd, vermeldt de leerkracht dit in het dossier van het kind, in Eduscope en in het Logboek 2. Vervolgens vindt er een gesprek plaats met de intern- begeleider die de problematiek eventueel bespreekt met de GGD/schoolarts. 3. In het ondersteuningsteam wordt bepaald welke consequenties dit heeft voor het kind, de leerkracht en de school. De directeur of de interne begeleider spreekt dit samen met de leerkracht met de ouders.
4. De beschrijving van de medische handelingen (handelingsplan) wordt ook aan alle BHV-ers van de school ter beschikking gesteld. 5. Alle leerkrachten worden over de medische situatie van het kind geïnformeerd. 6. Het verloop van deze procedure wordt door de directeur en de ib-er geëvalueerd.
Bij uitzondering kan in overleg met de leerkracht overeengekomen worden dat een kind medicijnen krijgt. De volgende aandachtspunten zijn van toepassing: * de ouders verstrekken een kopie van het doktersvoorschrift en de bijsluiter * de ouders tekenen voor het toestaan voor het geven van medicijnen door de leerkracht * er wordt bijgehouden wanneer de medicijnen en/of zelfzorgmiddelen zijn toegediend * de ouders geven wijzigingen, in bijvoorbeeld dosering of tijdstippen, tijdig door Het betreft onderstaande medicijnen en / of zelfzorgmiddelen: - Neus-, oog- of oordruppels - Drankjes, zalfjes - Afmaken van antibioticakuur - Homeopathische medicijnen - Antiallergeen medicijnen - Medicijnen in het kader van astmatische aandoeningen - Medicijnen in het kader van epileptische aandoeningen - Medicijnen in het kader van diabetes (geen injecties) - Medicijnen in het kader van koortsstuipen - Medicijnen in het kader van pijnbestrijding - Medicijnen in het kader van hyperactieve kinderen Tot slot: het op eigen initiatief medicijnen geven, betekent dat je zelf de diagnose stelt. Het stellen van een diagnose is voorbehouden aan een arts. Bovendien ben je niet op de hoogte van eventuele bijwerkingen. Doe dit daarom niet! Het is noodzakelijk dat door de ouders een ‘Overeenkomst gebruik medicijnen’ wordt ondertekend. Deze overeenkomst dient zowel voor medicijnen die door arts of specialist voorgeschreven zijn als voor medicijnen die zonder recept verkrijgbaar zijn te worden ingevuld en ondertekend.
34
3.4 School-ondersteuningsstructuur Op de eerste schooldag telt onze school 284 leerlingen. Er zijn 12 groepen, de verdeling is als volgt:
3 groepen 1 en 2 (27-30kinderen in deze groepen) 2 groepen 3 (17-18 kinderen per groep) 2 groepen 4 en 5 (27-28 kinderen per groep) 1 groep 5-6 (27 kinderen) 2 groepen 6-7 (25-28kinderen) 2 groepen 8 (19-20 kinderen per groep)
Ieder teamlid heeft zijn eigen specifieke kwaliteiten. Bij de inzet van deze kwaliteiten zijn beleid, schoolbelang en schoolontwikkeling leidend, waarbij waar mogelijk natuurlijk wel rekening wordt gehouden met voorkeuren. Er zijn 2 leerkrachten die de cursus omgaan met autisme in de klas hebben gevolgd. Verder zijn er 3 leerkrachten opgeleid tot RTer en heeft 1 leerkracht de studie special educational needs gevolgd. Een van de IBers heeft de opleiding tot intern begeleider en observeren met de camera gevolgd en de andere IBer is opgeleid tot SVIBer (SchoolVideoInteractieBegeleider). Twee leerkrachten werken binnen de school als schoolcontactpersoon. Dit zijn leerkrachten bij wie leerlingen, ouders en personeelsleden terecht kunnen met een melding en/of klacht. Zij zorgen voor de eerste opvang van de klager, en eventueel voor begeleiding naar de externe vertrouwenspersonen of de directeur. Er werken 2 intern begeleiders bij ons op school. Een van de intern begeleiders is vooral gericht op de groepen 1-5 (woensdag en donderdag), de andere intern begeleider richt zich vooral op de groepen 58 (dinsdag ). Vanuit de expertise van de intern begeleiders kan er een beroep worden gedaan in iedere groep op specifieke aspecten van de intern begeleider. De taken zijn als volgt verdeeld: Intern begeleider 1-5
35
Ondersteuningsteam Observaties en groepsbesprekingen in groep 1-5 Hulp bij diagnose 1-5 Hulp bij opstellen groepsplannen / OPP 1-5 Voeren van oudergesprekken 1-5 Orthotheek Meedenken en opstellen van beleid gericht op zorg (SchoolOndersteuningsProfiel) Bijwerken leerlingvolgsysteem Aanvraag zware ondersteuning Leesspecialisme; afspraken rondom dyslexie en leesproblemen / spellingsproblemen Onderhoud toetsmap Coachen leerkrachten Opstellen zorgkalender / toetskalender Aantrekken en verspreiden van producten en diensten Bewaken en invulling kwaliteit Eduscope
Intern begeleider 5-8
Ondersteuningsteam Observaties en groepsbesprekingen in groep 5-8 Hulp bij diagnose 5-8 Hulp bij opstellen groepsplannen / OPP 5-8 Voeren van oudergesprekken 5-8 Orthotheek Meedenken en opstellen van beleid gericht op zorg (SchoolOndersteuningsProfiel) SVIB Contacten externen Bijwerken leerlingvolgsysteem Netwerk WIB Aanvraag zware ondersteuning Coachen leerkrachten Opstellen zorgkalender / toetskalender Aantrekken en verspreiden van producten en diensten Bewaken en invulling kwaliteit Eduscope Ondersteunen leerkracht bij aanmelding
Contacten externen Jaarplanning maken Trendanalyse maken Informatie opvragen over nieuwe leerlingen die vanuit een andere school instromen Aanmelden S(B)O Begeleiden aanvraag dyslexieonderzoek en begeleiding Deelnemen aan overleg interne begeleiders en directie en mede uitvoeren van gemaakte afspraken Volgen van kinderen die uitgestroomd zijn naar SBO/SO Op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen Nieuwe ontwikkelingen op school initiëren Netwerk WIB Kijk! Observeren met de camera Intake en rondleiding van leerlingen die vanuit een andere school instromen (3-4) Bijwonen SPIL overleg
leerlingen groep 8 V.O. Volgen van leerlingen die uitgestroomd zijn naar V.O. Jaarplanning maken Trendanalyse maken Informatie opvragen over nieuwe leerlingen die vanuit een andere school instromen Aanmelden S(B)O Begeleiden aanvraag dyslexieonderzoek en begeleiding Deelnemen aan overleg interne begeleiders en directie en mede uitvoeren van gemaakte afspraken Op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen Nieuwe ontwikkelingen op school initiëren. Intake en rondleiding van leerlingen die vanuit een andere school instromen (5-8) Bijwonen SPIL overleg Kijk! sociaal-emotioneel LVS Werkgroep hoogbegaafdheid en opzetten kangoeroegroep
Verder maken we als school gebruik van de expertise van professionals. In de eerste plaats neemt de orthopedagoog van het salto of een jeugd- en gezinsmedewerkster plaats in het ondersteuningsteam. Er kan blijken dat uitgebreider en/of diepgaander onderzoek nodig is om de behoeften van kinderen beter in beeld te krijgen. Dit besluit wordt in het ondersteuningsteam van school genomen. De orthopedagoog kan een onderzoek afnemen of doorverwijzen naar de huisarts voor een extern onderzoek. Dit gebeurt altijd in overleg met ouders. Een kind of gezin kan ook besproken worden in het breed SPIL - zorgteam. Doel hiervan is de ontwikkeling van een gezin te bespreken en passende hulp te bieden, waarbij diverse betrokkenen met elkaar overleggen. Bij dit overleg zijn de jeugd- en gezinsmedewerkster, sociaal verpleegkundige, peuterspeelzaal, BSO en Zuidzorg aanwezig. Voor een uitgebreide uitwerking van het breed SPIL zorgteam kunt u het document “SPIL Eindhoven, instrumenten voor het breed SPIL - zorgteam” inzien. Als onze hulpvraag meer gericht is op een leerling met specifieke taalproblemen, motorische problemen of gedragsmatige problemen kunnen we de expertise van leerkrachten vanuit het speciaal onderwijs inzetten (preventief ambulante begeleiding of VCC). Deze begeleider geeft ons via observaties en gesprekken adviezen over de begeleiding van een kind bij ons op school. Deze mogelijkheid is er nog tot en met dit schooljaar. In het schooljaar 2016-2017 wordt een externe dienst van Salto opgestart met de nodige expertise waarvan gebruik kan worden gemaakt.
36
4. Extra ondersteuning: ondersteuningsarrangementen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften 4.1 Stappenplan extra ondersteuning Op 1 augustus 2014 is de wetgeving passend onderwijs in werking gegaan. Een belangrijk onderdeel hiervan is de stap van indiceren naar arrangeren. In de volgende tabel staan de verschillende stappen geformuleerd, waarna een toelichting/reminder op de verschillende stappen volgt. Voorwaarde: Ouders worden gedurende de hele schoolloopbaan binnen de ondersteuningsstructuur van de school geïnformeerd over en als partner betrokken bij de ontwikkeling van hun kind. De leerkracht signaleert een ondersteuningsbehoefte bij een leerling en/of ervaart handelingsverlegenheid bij zichzelf. Hierover wordt een gesprek gevoerd met de ouder(s) en afhankelijk van de concrete invulling binnen de school en het bestuur wordt het gesprek eventueel ook in aanwezigheid van derden (intern begeleider of directeur) gevoerd. Wanneer de school hier behoefte aan heeft, kan de school met betrekking tot de signalering en het in kaart brengen van de ondersteuningsbehoeften een beroep doen op expertise op bestuursniveau, expertise van deskundigen of hulp vragen aan andere scholen in het SWV. Indien wenselijk worden er in deze fase deskundigen betrokken. Bij een verwijzing naar het S(B)O (vanaf stap 9) is (recent) deskundigenadvies** noodzakelijk. ** Volgens: Besluit bekostiging WPO Artikel 34.8. Deskundigen samenwerkingsverband De deskundigen, bedoeld in artikel 18a, elfde lid, van de wet zijn een orthopedagoog of een psycholoog en afhankelijk van de leerling over wiens toelaatbaarheid wordt geadviseerd ten minste een tweede deskundige, te weten een kinder- of jeugdpsycholoog, een pedagoog, een kinderpsychiater, een maatschappelijk werker of een arts. Raadpleeg bij twijfel altijd de coördinator van het samenwerkingsverband.
37
Extra ondersteuning bij aanmelding 1 2a Of 2b
3 (starten bij deze stap wanneer er sprake is van een leerling die al op school verblijft en extra ondersteuning nodig heeft) 4a Of 4b Of 4c
5 6 7 8 9
10a Of 10b Er is onduidelijkheid over de ondersteuningsvraag door de ontvangende school 11a Partijen zijn het met elkaar eens Of 11b Partijen zijn het niet met elkaar eens
38
Inhoud
Verantwoordelijke
Het kind wordt schriftelijk aangemeld op een reguliere basisschool. De ondersteuning die de leerling nodig heeft, valt onder de basisondersteuning. Vervolgstappen niet nodig. De leerling heeft extra ondersteuning nodig. Ga dan verder met stap 3. Omschrijf de ondersteuningsbehoefte van de leerling op basis van de vijf velden: 1. Aandacht en tijd 2. Onderwijsmateriaal 3. Ruimtelijke omgeving 4. Benodigde expertise 5. Samenwerking met andere instanties Bepaal of de extra ondersteuning binnen de school ingezet kan worden. Wanneer dit het geval is wordt vervolgd met stap 5. De extra ondersteuning kan slechts deels binnen de school ingezet worden. Ga ook dan verder met stap 5. Wanneer er sprake is van een mogelijke verwijzing richting S(B)O, ga dan verder met stap 9 (voor verwijzing). Het opstellen van een OPP. Afspraken maken over doel en duur van de extra ondersteuning en tussen- en eindevaluaties. Inzetten van de afgesproken extra ondersteuning. Afronding van de extra ondersteuning en afspraken maken over vervolg. Ga terug naar 2. Vormgeven van de triade; op overeenstemming gericht overleg met ouders, verwijzende school en ontvangende S(B)O. Invullen van de overeenkomst Toelaatbaarheidsverklaring. Afspraken vastleggen in contract tijdelijke plaatsing bij TLV.
Ouders
Observatie door de ‘ontvangende’ school om meer zicht te krijgen op de ondersteuningsvraag van de leerling.
Verantwoordelijke toelatingscommissie ontvangende school
Het aanvragen van een TLV. Ga verder met stap 2.
IB/S(B)O Bevoegd gezag van de verwijzende school De partij die het oneens is
Geen overeenstemming. Als een van de partijen het niet eens is, kan -advies gevraagd worden aan het schoolbestuur, het SWV (bemiddeling) of bijv. een onderwijsconsulent. -wanneer partijen het met dit advies eens zijn, ga verder met stap 12. -wanneer partijen het nog niet eens zijn kan het geschil worden ingediend bij de landelijke geschillenregeling en daarna evt. bij de rechter. Wanneer partijen het alsnog eens zijn en dit vastleggen in de TLV overeenkomst kan de TLV worden aangevraagd. Is dit niet het geval, dan blijft
Leerkracht
IB Leerkracht en IB
IB en leerkracht
IB
IB
IB en leerkracht IB en leerkracht IB en leerkracht IB IB
IB IB/S(B)O
de zorgplicht bij het bestuur van de “verwijzende”school. 12
13 14
15
Toetsing van de procedure (het proces) door de coördinator van het SWV. Wanneer de TLV niet toegekend wordt, moet de procedure opnieuw doorlopen worden. Uitschrijven op de verwijzende school, inschrijven bij de ontvangende school. Inzetten van het arrangement S(B)O. Binnen 6 weken na plaatsing wordt een OPP opgesteld (middels OOGO met ouders). Afronding van de extra ondersteuning en afspraken maken over vervolg. Ga terug naar 2.
Coördinator SWV
Ouders S(B)O
S(B)O
Toelichting bij de verschillende stappen: Stap 1: Het kind wordt schriftelijk aangemeld op een reguliere basisschool. Terminologie Aanmelding : het moment waarop ouders hun zoon/dochter schriftelijk aanmelden op de school van hun keuze. Toelating : het moment waarop de school de ouders laat weten dat (of waar) hun zoon/dochter geplaatst gaat worden. Plaatsing : het moment waarop de leerling start op een school. Inschrijving : het moment op basis waarvan de bekostiging geregeld wordt (meestal is dit 1 augustus aan het begin van het schooljaar waarin de betreffende leerling op een school start). Ouders melden hun kind (schriftelijk) aan. De school maakt aan de hand van een intakegesprek en informatie van een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal een inschatting of de leerling extra ondersteuning nodig heeft (vanaf de leeftijd van 3 jaar). Wanneer er sprake zou kunnen zijn van extra ondersteuning onderzoekt de school op basis van de vijf velden (aandacht en tijd, onderwijsmateriaal, ruimtelijke omgeving, benodigde expertise, samenwerking met andere instanties) of en welke extra ondersteuning nodig is. Wanneer na onderzoek blijkt dat de leerling extra ondersteuning nodig heeft, gaat de Zorgplicht in. Op de school gaat men na of de gewenste ondersteuning geboden kan worden. De leerling wordt binnen 6 (+ evt. 4) gewone weken toegelaten op de reguliere basisschool. Aanmelden is mogelijk vanaf 3 jaar. Een leerling die jonger is, komt op de lijst van vooraanmeldingen. Ouders wordt altijd gevraagd of zij hun kind op meerdere basisscholen hebben ingeschreven. Wanneer dit het geval is, moet in overleg bepaald worden welke school de zorgplicht heeft. Stap 2a: De ondersteuning die de leerling nodig heeft, valt onder de basisondersteuning. Leerling valt onder de reguliere ondersteuningsstructuur van de school. Stap 2b: De leerling heeft extra ondersteuning nodig. De ouders en (het zorgteam van de) school stellen samen de ondersteuningsbehoefte van de leerling vast (met behulp van de vijf velden). Afhankelijk van leeftijd en mogelijkheden van de leerling wordt hij/zij wel of niet betrokken. Bij het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte kan gebruik gemaakt worden van aanwezige expertise op schoolniveau, bestuursniveau, expertise van deskundigen of de aanwezige expertise in het SWV. Stap 3: Het omschrijven van de ondersteuningsbehoefte Bij nieuwe leerlingen (voorinstroom) met een extra ondersteuningsbehoefte krijgt een basisschool meer tijd om in te schatten of ook in de toekomst de school kan voldoen aan de ondersteuningsbehoefte van de leerling. Op deze manier hoopt het SWV dat basisscholen ouders met een kind met een extra ondersteuningsbehoefte een kans geven. We noemen deze regeling de “drie maanden risico regeling”. Leerlingen waarvan in de eerste drie maanden na aanmelding aannemelijk is gemaakt dat in de toekomst mogelijk een verwijzing S(B)O noodzakelijk is, zullen bij verwijzing na toezegging van het SWV vallen onder het solidariteitsbudget.
39
De regeling is als volgt: 1. Indien er bij aanmelding aanwijzingen zijn dat wellicht later toch een verwijzing naar S(B)O noodzakelijk is, kan de basisschool de leerling bij het SWV melden als “driemaanden risicoleerling”. Het SWV zal hiervoor een format ontwikkelen. In ieder geval meldt de school direct bij aanmelding: naam van de leerling, geboortedatum, datum aanmelding op de basisschool, reden van aanmelding (verwachte extra onderwijsondersteuning). 2. Vervolmaking van de melding bij het samenwerkingsverband kan binnen een wettelijk gestelde termijn van 6 weken. Indien nodig kan deze termijn 4 weken verlengd worden tot 10 weken. 3. Wanneer een school besluit om een leerling aan te nemen waarvan duidelijk is dat er extra ondersteuning nodig is wordt de hierboven genoemde termijn nog met twee weken (totaal 12 weken; is 3 maanden) verlengd waarbinnen de school bij het SWV de volledige aanvraag kan doen om in aanmerking te komen voor de “drie maanden risico regeling”. 4. Een melding is compleet als
volledig heeft gemaakt verwijzing in de toekomst valt onder het solidariteitsbudget. Stap 4a: Bepalen of de extra ondersteuning binnen de school ingezet kan worden. Wanneer dit het geval is, vindt de extra ondersteuning op de eigen school plaats evt. onder begeleiding van externen. Stap 4b: De extra ondersteuning kan slechts deels binnen de school ingezet worden. De wettelijke regeling van symbiose maakt het voor leerlingen op het SO mogelijk om een deel van het onderwijs op een reguliere school of een school voor speciaal basisonderwijs (SBO) te volgen. Regulier en S(B)O maken onderling afspraken over het programma en de bekostiging en leggen dit vast in een symbioseovereenkomst. Er zijn geen voorwaarden voor de minimale lengte en het minimale aantal uren. De afspraken die worden gemaakt, worden opgenomen in het ontwikkelingsperspectief (OPP) van de leerling. Pas wanneer een leerling 60% of meer van de onderwijstijd doorbrengt op SO of SBO is een tlv vereist. Stap 4c: Mogelijke verwijzing richting S(B)O. Om een leerling te verwijzen richting S(B)O is een TLV van het samenwerkingsverband noodzakelijk. Stap 5: Opstellen van een OPP Wanneer er sprake is van extra ondersteuning dient een OPP opgesteld te worden. Dit dient te gebeuren binnen 6 weken nadat de extra ondersteuning is vastgesteld. Over dit OPP is overleg gevoerd met ouders. Door het aannemen van de motie Ypma komt er wettelijk instemmingsrecht op het handelingsdeel (ondersteuning en zorg) van het OPP. Het OPP wordt gemeld in het basisregister onderwijs (BRON). Meer informatie m.b.t. het OPP kunt u vinden op: http://www.poraad.nl/sites/www.poraad.nl/files/book/bestand/po_raad_ontwikkelings_perspectief_basi sonderwijs.pdf Stap 6: Afspraken maken over doel en duur van de extra ondersteuning en tussen-en eindevaluaties Tijdens de uitvoering van een arrangement wordt de leerling gevolgd en worden de bevindingen geanalyseerd en geëvalueerd op vaste (toets)momenten. Alle betrokkenen worden op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen van de leerling. Het gaat hierbij om de reguliere ontwikkeling (cito-scores) en de specifieke voortgang op de hulpvraag van de leerling. Tevens wordt in beeld gebracht: a) wat de leerling moet leren om zonder de extra ondersteuning op de reguliere school te blijven? b) wat op de basisschool gaat veranderen om de leerling zonder de extra ondersteuning op school te begeleiden? c) wat er voor ouders nodig is zodat de leerling op de reguliere school kan blijven zonder extra ondersteuning?
40
Stap 7: Het inzetten van de afgesproken extra ondersteuning Hierbij worden evt. externen ingezet. De extra ondersteuning wordt beschreven in een eigen leerlijn. Stap 8: Afronding extra ondersteuning en afspraken maken over het vervolg In het OPP wordt aangegeven welke stappen in de komende periode gezet gaan worden. Stap 9: Het vormgeven van de triade Binnen de triade neemt als deskundige in elk geval zitting de IB van verwijzende school, een deskundige van ontvangende school en de ouder(s)/verzorger(s). Stap 10a: Het arrangeren binnen deze triade of stap 10b: Observatie door de ‘ontvangende’ school om meer zicht te krijgen op de ondersteuningsvraag van de leerling Binnen deze stap wordt de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte van het kind (en de leerkracht) gematcht met een daarbij passend onderwijs- en ondersteunings-aanbod. Deze stap kan bestaan uit observaties, afhankelijk van de complexiteit van de hulpvraag met als doel: kan de hulpvraag op de gekozen voorziening beantwoord worden? In deze fase wordt in elk geval ook de duur van het arrangement omschreven inclusief evaluatiemomenten. Stap 11a: Het aanvragen van een TLV Deze wordt aangevraagd door met alle partijen de TLV in te vullen. Voor het aanvragen van een TLV is het volgende in ieder geval noodzakelijk (criteria): criteria voor aanvragen van een toelaatbaarheidverklaring: 1. In de triade is aan de hand van HGW aangetoond wat de ondersteuningsbehoefte is van de leerling 2. Een orthopedagoog of (ontwikkelings)psycholoog en een tweede (wettelijke verplichte) deskundige hebben positief advies gegeven over benodigde plaatsing in SBO of SO 3. Alle partijen van de triade hebben overeenstemming (in een overeenkomst vastgelegd) 4. In de overeenkomst zijn afspraken gemaakt over de tijdelijkheid van de toelaatbaarheidsverklaring, de soort TLV en zijn afspraken gemaakt over de terugplaatsingsprocedure. Officieel vraagt het bevoegd gezag van de school van aanmelding de tlv aan. Dit is dus niet de verantwoordelijkheid van de ouders. Stap 11b: Geen overeenstemming binnen de triade Als een van de partijen het niet eens is, kan advies gevraagd worden aan het schoolbestuur of SWV (denk aan mediation, onderwijsconsulent, klachtencommissie school e.d.). Wanneer partijen het nog niet eens zijn kan het geschil worden ingediend bij de landelijke geschillenregeling en daarna evt. bij de rechter. Stap 12: Toetsing van de procedure Door het SWV wordt de procedure getoetst en op basis daarvan wordt de TLV al dan niet toegekend. Wanneer deze niet toegekend wordt, wordt de procedure opnieuw doorlopen of kan een bezwaar ingediend worden bij de bezwaarschriftencommissie van het SWV. De coördinator kent de TLV toe. Alle partijen krijgen hiertoe een schriftelijke bevestiging. Stap 13: Uitschrijven op de verwijzende school, inschrijven bij ontvangende school en afspraken maken over doel en duur van de plaatsing en tussen-en eindevaluaties De afspraken zijn opgenomen in het contract tijdelijkheid plaatsing SBO/SO. S(B)O en BaO hebben in het contract vastgelegd wie op welke wijze verantwoordelijk is voor de uitvoering van het arrangement en de communicatie. Tijdens de uitvoering van arrangement wordt de leerling gevolgd en worden de bevindingen geanalyseerd en geëvalueerd op vaste toetsmomenten. Alle betrokkenen worden op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen van de leerling. Het gaat hierbij om de reguliere ontwikkeling (cito-scores) en de specifieke voortgang op de hulpvraag van de leerling. Het S(B)O stemt af met de ouders. De IB-er van het S(B)O wordt de vaste contactpersoon hierbij. De vorderingen van leerling en de terugplaatsing worden hier besproken. Vier weken voor de start van de terugplaatsing worden afspraken gemaakt over de wijze waarop de terugplaatsing wordt vormgegeven.
41
Stap 14: Inzetten van het arrangement S(B)O Stap 15: Afronding van de extra ondersteuning en afspraken maken over vervolg. De afspraken zijn opgenomen in de TLV. Er worden minimaal twee observaties ingepland. De leerkracht is vrij om daarin wel of geen gerichte observatievraag te stellen. Op deze wijze blijft het S(B)O met name in het begin betrokken bij de leerling en het PO. Extra zorg en ondersteuning kan door de PO ingekocht worden vanuit het ondersteuningsbudget. Terugplaatsing kan geleidelijk plaatsvinden of in één keer. Wij zijn van mening dat wij voor heel veel kinderen een goede school zijn. We streven er naar de ondersteuning voor de leerlingen, waaronder mogelijk ook leerlingen met een handicap, op een verantwoorde wijze gestalte te geven. In principe zijn alle leerlingen welkom op onze school. Helaas kan het echter voorkomen dat een kind een bepaald soort ondersteuning of voorziening nodig heeft waarvan wij vinden dat wij die niet of voldoende kunnen bieden. In dat geval zullen we zorgvuldig afwegen wat goed is voor het kind en wat wij wel en niet kunnen waarmaken. Het is heel belangrijk dat wij vooraf een goed beeld kunnen krijgen van het kind (zie hiervoor de aanmeldingsprocedure in het zorgplan van school). Hieronder beschrijven we welke extra mogelijkheden we op dit moment hebben. Alle extra hulp wordt ingezet door de eigen leerkracht binnen de groep.
4.2 Leer- en ontwikkelingsondersteuning Onder kinderen met leer- en ontwikkelingsondersteuning verstaan we kinderen die bijvoorbeeld lage of juist hoge capaciteiten hebben, kinderen met dyslexie of dyscalculie of kinderen met een taalstoornis . Wat betreft de kinderen met lage capaciteiten zijn we gestart met het werken met ontwikkelingsprofielen en eigen leerlijnen. Hiervoor hebben we materialen aangeschaft, zoals onder andere de F-lijn van Rekenrijk en Maatwerk, maar ook andere materialen uit de orthotheek. Samen met de intern begeleider, eventueel in overleg met de orthopedagoog van Salto, stelt de leerkracht dit ontwikkelingsprofiel en eigen leerlijn op. Aandachtpunt hierbij is het goed evalueren van deze leerlijn en het voortzetten bij de overgang naar een volgende groep. Het welbevinden en de leerontwikkeling van deze kinderen wordt goed gevolgd om te kijken of het werken met een ontwikkelingsprofiel en eigen leerlijn de beste optie blijft. Dit wordt met ouders gecommuniceerd. Voor de leerkracht is echter maar een beperkt aantal kinderen met een eigen leerlijn in een klas werkbaar. Voor kinderen met hoge capaciteiten zijn we momenteel een protocol voor (hoog)begaafde kinderen aan het opstellen. We werken vooral vanuit het compacten van werk met behulp van routeboekjes voor de methoden taal en rekenen en met verrijkings- en verdiepingswerk. Hierbij worden materialen vanuit de methode en de orthotheek ingezet. Dit schooljaar willen we een kangoeroegroep oprichten voor kinderen die extra uitdaging nodig hebben. Het beleid hiervoor wordt nog verder uitgewerkt. Voor kinderen met dyslexie volgen we het protocol dyslexie dat eerder in dit plan beschreven staat. Op school hebben we enkele kinderen met een taalstoornis gehad. Hierbij hebben we begeleiding gekregen van een ambulant begeleider van De Taalbrug. Er zijn diverse materialen aangeschaft om met deze kinderen extra te oefenen en er zijn kinderen die na onderzoek door Kentalis werken met solo-apparatuur (voor kinderen die moeite hebben met het opnemen van informatie in ruis). Ook hierbij blijven we volgen of deze kinderen zich bij ons op school voldoende kunnen ontwikkelen. Omdat de groep anderstalige kinderen en kinderen met een achterstand in de taalontwikkeling steeds groter wordt, gaat de school zich ontwikkelen op het gebied van woordenschat. Dit aanbod wordt in schooljaar 2015-2016 gerealiseerd aan de hand van de methode “ Op woordenjacht” in de groepen 3 t/m 8 en in de kleutergroepen wordt de methode Logo 3000 ingezet.
42
Daarnaast is er structureel overleg met de Voorschool (Noordzeelaan) om de doorgaande lijn naar de Vroegschool te bevorderen (zie ook VVE verbeterplan).
4.3 Fysiek medische ondersteuning Onze school ligt volledig op de begane grond en is met rolstoelen goed begaanbaar. Er is een invalidentoilet aanwezig. Wij hebben echter geen extra personeel dat met kinderen naar het toilet kan gaan. Er is niemand bevoegd tot medische handelingen (zie hiervoor de informatie over medisch handelen). Voor kinderen met slecht zicht zijn er mogelijkheden om een verstelbaar tafelblad te gebruiken. Deze kinderen kunnen een plaats vooraan in de klas krijgen. Ook hierbij geldt dat we bij elk kind kijken wat onze mogelijkheden voor ondersteuning zijn.
4.4 Sociaal-emotioneel en gedragsondersteuning We hebben door de jaren heen ervaring en expertise opgedaan met kinderen die ondersteuning nodig hebben op sociaal-emotioneel en gedragsgebied. Zo hebben we diverse kinderen met een vorm van autisme of ADHD begeleid, waarbij we ondersteuning hebben gekregen van een PABer of VCCer. Het belangrijkste voor deze kinderen is het bieden van structuur en rust in de groep. Daarbij is het voor sommige van deze kinderen lastig dat we in stamgroepen werken, waarbij meerdere niveaus van instructie in een groep worden gegeven. De ondersteuning die deze kinderen krijgen vindt plaats in de eigen groep. We hebben diverse materialen ter ondersteuning, zoals spelletjes op sociaal-emotioneel gebied en de mappen “ik ben speciaal”. Er kan worden gekeken naar een prikkelarme werkplaats in de groep, gebruik van een geluiddempende koptelefoon en er kan gewerkt worden met picto’s. Van belang hierbij vinden we het welbevinden van de leerling en de andere leerlingen in de groep goed te volgen.
4.5 Competenties van de leerkrachten Bovenstaande ondersteuning vraagt expertise en competenties van de leerkrachten. Hierbij denken we onder andere aan de volgende aspecten:
Kennis en toepassen van de leerlijnen Kennis van leerontwikkelingen (opstellen van een ontwikkelingsprofiel) Kennis van sociaal-emotionele ontwikkeling Opstellen, evalueren en bijstellen van groepsplannen (HGW) Kennis van veel voorkomende leerstoornissen Afstemmen op behoefte van kinderen (werkvorm, tijd, instructie, inzet van middelen en differentiatie).
In hoofdstuk 6 staat bij de ambities beschreven aan welke competenties we de komende periode willen werken.
43
5. Randvoorwaarden Waar liggen onze grenzen: Wij streven er naar de ondersteuning voor de leerlingen, waaronder mogelijk ook leerlingen met een handicap, op een verantwoorde wijze gestalte te geven. Er kunnen zich echter situaties voordoen, waarin de grenzen aan de zorg voor de kinderen worden bereikt. Wij bespreken dit in het ondersteuningsteam: -
De didactische mogelijkheden van het kind zijn onvoldoende om deel te nemen aan het onderwijsproces in de groep.
-
De pedagogische mogelijkheden, het sociaal en emotioneel functioneren van het kind zijn ontoereikend om deel te nemen aan het groepsproces.
-
Kennis en vaardigheden van de leerkrachten zijn ontoereikend om aan de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte van het kind te voldoen.
-
De organisatorische mogelijkheden in klas en school ontbreken.
-
De gebouwelijke en materiële voorzieningen in klas en school zijn ontoereikend.
-
Onvoldoende financiële mogelijkheden.
-
De toereikendheid voor medische en / of verzorgende handelingen is niet aanwezig.
-
De draagkracht, aard of samenstelling van de groep waarin het kind geplaatst zou worden is onvoldoende.
-
Het gedrag van de leerling mag geen ernstige verstoring van de rust en de veiligheid van de andere kinderen in de groep / op school tot gevolg hebben
-
Door noodzakelijke zorg - verzorging mag het onderwijsproces voor het kind en de groep niet in het gedrang komen.
Wij bekijken en bepalen steeds per aanmelding of wij als school in staat zijn te voldoen aan de onderwijsbehoefte van het kind. Daarbij wordt het aantal leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte dat in een groep zit meegenomen (3 % van de leerlingen van de groep behoeven extra ondersteuningsbehoeften). Voor uitgebreidere informatie: zie “aanmelding en plaatsing” in de Schoolgids. Schorsing/verwijdering Als zich in of om de school ernstig grensoverschrijdend gedrag voordoet, maken wij het betreffende gedrag direct bespreekbaar. De betrokkene(n) kunnen (kan) te maken krijgen met disciplinaire maatregelen, met als uiterste vorm schorsing of verwijdering. Daar waar schorsing (het ontzeggen van de toegang tot de school) tijdelijk zal zijn en vooral als ordemaatregel gebruikt kan worden, is verwijdering een definitieve maatregel, die als laatste maatregel ingezet kan worden. De scholen van Salto hanteren een Schorsings- en verwijderingsprocedure en volgen deze zorgvuldig als er sprake is van (orde)maatregelen. Algemene informatie over schorsen en verwijderen kunt u vinden op de site van de onderwijsinspectie: www.onderwijsinspectie.nl.
44
Schorsing In geval van ernstige ordeverstoring of aanhoudend ernstig pestgedrag door een leerling doet de directeur van de school hiervan schriftelijk mededeling aan de betreffende ouders. Indien een leerling bij herhaling de orde op school verstoort, kan de directeur hem na overleg met de betrokken groepsleraar bij wijze van ordemaatregel tijdelijk van school verwijderen, maar niet voor langer dan twee dagen. Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan de ouders en bestuur. Afschriften van de mededeling(en) worden op school bewaard in het leerlingendossier van de betreffende leerling. Wegzending van een leerling voor langere tijd kan, op voorstel van de directeur van de school, alleen geschieden door het bestuur. Over een dergelijk voorstel hoort het bestuur de betrokken groepsleerkracht en de directeur en stelt de ouders in de gelegenheid te worden gehoord. Tevens voert het bestuur hierover overleg met de inspectie. Het bestuur doet schriftelijk mededeling van een dergelijke beslissing aan de ouders en aan de directeur. Verwijdering De bestuurscommissie kan, op voorstel van de directeur, een voorgenomen besluit nemen tot verwijdering van een leerling. Alvorens een dergelijk voorgenomen besluit te nemen worden de betrokken groepsleerkracht en de directeur gehoord en worden de ouders in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Dit horen gebeurt zo spoedig mogelijk, zo mogelijk binnen één week. Tevens voert het bestuur overleg hierover met de inspectie. Het bestuur stelt de directeur en de leerplichtambtenaar schriftelijk van een voornemen tot verwijdering in kennis. Het bestuur zoekt vervolgens gedurende maximaal 8 weken in overleg met de directeur en de leerplichtambtenaar naar een ander school of school of instelling voor speciaal onderwijs, die bereid is de leerling op te nemen. Tijdens deze periode blijft de leerling de school bezoeken, tenzij in overleg met de inspectie anders is bepaald. Nadat een andere school voor de leerling is gevonden of nadat aantoonbaar zonder succes gedurende 8 weken naar een dergelijke oplossing is gezocht, kan het bestuur een definitief besluit tot verwijdering nemen. Het bestuur deelt een besluit tot verwijdering schriftelijk en met opgave van redenen aan de ouders van de leerling mede. In de schriftelijke mededeling aan de ouders wordt gewezen op de mogelijkheid binnen 6 weken na dagtekening bezwaar tegen de beslissing aan te tekenen bij het bestuur. Indien de ouders gebruik maken van de mogelijkheid tot het instellen van bezwaar worden zij evenals de directeur en de groepsleraar in de gelegenheid gesteld in een hoorzitting hun bezwaren toe te lichten aan het bestuur. Het bestuur beslist binnen 4 weken na ontvangst van het bezwaarschrift op het bezwaar en deelt de ouders en de directeur de beslissing schriftelijk mee. Indien het bezwaar gegrond wordt geacht, blijft de leerling ingeschreven op de school. Indien het bezwaar ongegrond wordt geacht, wordt in de schriftelijke mededeling aan de ouders de motivering hiervoor vermeld. De ouders wordt gewezen op de mogelijkheid om tegen de beslissing van het bestuur bij de rechtbank beroep aan te tekenen. Bij plaatsing op een ander school wordt het leerlingendossier van de betreffende leerling overhandigd aan de directeur van de ontvangende school.
45
6. Onze ambitie en passend onderwijs Uitgaande van deze kernkwaliteiten, maar ook met het oog op recente ontwikkelingen hebben wij geformuleerd hoe wij ons onderwijs nader en beter vorm willen geven. De kenmerken van de leerling-populatie en de kenmerken van het team bepalen in grote mate de context van waaruit wij onze ambitie hebben beschreven. Leerlingen: De Ontmoeting is de enige saltobasisschool in de wijk Woenselse Heide. De afgelopen jaren is het aantal leerlingen van buiten de wijk aanzienlijk toegenomen. Onze school heeft een goede naamsbekendheid en menig kind wordt van behoorlijke afstand naar school gebracht. De populatie van de school bestaat voor het grootste gedeelte uit leerlingen met een wegingsfactor 1.00 , slechts een klein aantal leerlingen heeft hogere wegingsfactoren. De laatste jaren zien we een toename van het aantal kinderen uit andere landen. Bij aanvang van hun schoolcarrière beheersen bijna alle kinderen de Nederlandse taal op een voldoende niveau, al neemt het aantal kinderen dat bij aanvang van het onderwijs onvoldoende Nederlands spreekt neemt wel toe, evenals het aantal leerlingen met speciale hulpvragen. Dat zijn niet alleen de kinderen met stoornissen binnen het autistische spectrum, maar ook kinderen met achterstanden op één of meer ontwikkelingsgebieden. Het aantal kinderen uit eenoudergezinnen, uit lagere sociale milieus en met gedragsproblemen neemt toe. Team: Een aantal jaren geleden is het team van onze school qua leeftijd verjongd door instroom van nieuwe, jonge leerkrachten en is sindsdien redelijk stabiel waardoor de gemiddelde leeftijd nu op 43,2 jaar ligt. De vrouwen zijn duidelijk in de meerderheid. Ieder teamlid heeft zijn eigen specifieke kwaliteiten en vaardigheden. Daarnaast zijn er persoonlijke voorkeuren. Bij de inzet van deze kwaliteiten, vaardigheden en voorkeuren zijn beleid, schoolbelang en schoolontwikkeling leidend, waarbij waar mogelijk natuurlijk wel rekening wordt gehouden met voorkeuren. De ontwikkeling naar een professionele cultuur is ingezet. Onderwijs: Op onze school stellen wij het kind centraal. Dat betekent dat wij aandacht hebben voor het kind als individu, en dat het zichzelf kan en mag zijn. Ieder kind is uniek! De manier waarop wij met elkaar en anderen omgaan is altijd respectvol, waarbij verschillen tussen personen geaccepteerd en gewaardeerd worden. Wij scheppen een sfeer waarin iedereen zich veilig voelt, en waarin ruimte is voor eigenheid. Door een duidelijke structuur te bieden, proberen wij die veiligheid te vergroten. Voor kinderen is het fijn als ze zichzelf waarderen, zelfstandig dingen aanpakken en oplossen, maar dat ook samen met anderen kunnen. Wij willen dat kinderen ervaren: “Ik kan het!”, “Ik kan het zelf” en “Ik kan het samen met anderen”. In ons onderwijs houden wij dan ook rekening met de verschillen tussen kinderen: niet ieder kind heeft hetzelfde tempo, heeft dezelfde manier van dingen leren. Creativiteit en creatief denken komen in alle aspecten aan bod. De leerkracht begeleidt de kinderen bij het oplossingsgericht leren denken. Wij zijn als school samen met ouders verantwoordelijk voor de opvoeding en ontwikkeling van de kinderen, vandaar dat wij contacten met en inbreng van ouders heel belangrijk vinden. We zijn open en laagdrempelig. Wij starten elke dag met een inloopkwartier, dat ouders de gelegenheid geeft om even de klas van het kind binnen te lopen, het werk te bekijken, iets tegen de leerkracht te zeggen. Op onze school leren kinderen ook zichzelf en hun werk te presenteren, bijvoorbeeld door spreekbeurten, presentaties en optreden tijdens vieringen. Naast de in gang gezette ontwikkeling n.a.v. het opfrissen en samen formuleren van de visie en missie geven ook de QuickScans en vragenlijsten vanuit WMK mede sturing aan onze ambitie.
46
De ontwikkelingen waar wij de komende jaren rekening mee houden, mede t.o.v. de voorgaande schoolplanperiode, zijn in elk geval:
Passend Onderwijs Functiemix Handelingsgericht Werken Opbrengstgericht Werken Invoering referentieniveaus Taal en Rekenen Stagnatie van verjonging van de wijk Voedingsgebied stabiel houden Meer gezinnen waarin beide ouders werken Meer eenoudergezinnen Meer buitenlandse gezinnen (zeer gedifferentieerd) Toenemende individualisering Uitbreiden van de vaardigheden van de leerkrachten Vervolg geven aan de samenwerking binnen Spilcentrum de Hettenheuvel Professionalisering MR ICT Instabiliteit aantal leerlingen
Passend onderwijs: het competentieprofiel van onze school: De enquête competentieprofiel leert ons dat wij ons in de overgang van netwerkschool naar smalle zorgschool bevinden. Onze ambitie is om een goede smalle zorgschool te worden, maar wij willen graag open staan voor alle kinderen, en per kind beoordelen of wij optimaal kunnen bieden wat dit kind nodig heeft. Voor de procedure en de afwegingen die wij maken verwijzen wij naar het stappenplan aanmelden en plaatsen in de Schoolgids. De sterke kanten van ons onderwijs: -
47
Het kind staat centraal Er is een goed pedagogisch klimaat Er is een duidelijke zorgstructuur Wij zijn laagdrempelig, toegankelijk voor ouders en kinderen Wij betrekken ouders bij de ontwikkeling en zorg Goede opzet zelfstandig werken Doorgaande lijn zichtbaar in aanpak en middelen, ononderbroken ontwikkeling Een flexibel, samenwerkend en collegiaal team Team is bereid tot ontwikkeling en vernieuwing Kinderen worden goed gevolgd met toetsen en observaties Onderwijsbehoefte van kinderen wordt in kaart gebracht Er is een zorgvuldig aannamebeleid, waarbij kinderen en klas / school goed in kaart worden gebracht Er is een zorgvuldig aannamebeleid t.a.v. kinderen met extra ondersteuningsbehoeften Goede samenwerking met externen (bijv. orthopedagoog, GGD, therapeuten, VO, onderzoekers en begeleiders)
Wat willen wij meer kunnen bieden: -
Afstemmen op de onderwijsbehoeften van meer- en hoogbegaafde kinderen Afstemmen op de onderwijsbehoefte van anderstalige en taalzwakke kinderen Afstemmen op de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte van kinderen met leer- en gedragsproblemen Afstemmen op de onderwijsbehoefte van kinderen d.m.v. differentiatie in instructie, leertijd, leerstof, verwerking en taken Kennis en vaardigheden t.a.v. kinderen met autisme en aanverwante stoornissen (bijvoorbeeld kinderen met hechtingsproblematiek) uitbreiden naar het hele team Kennis van de leerlijnen
Met het team is besproken in welke arrangementen wij ons de komende jaren willen specialiseren. Wij gaan ons richten op het onderwijs aan (hoog) begaafde kinderen en kinderen met een taalstoornis. Op deze gebieden willen wij onze expertise vooral gaan ontwikkelen. Verder willen we blijven werken aan het ontwikkelen van de basisondersteuning op niveau 1, 2 en 3. Daarvoor hebben wij nog de volgende ondersteuning en begeleiding in het team nodig:
48
Kennis krijgen van hoogbegaafdheid en taalstoornis door mensen die ervaring en expertise op dit gebied hebben uit te nodigen op studiedagen of teamvergaderingen. Gebruik maken van SVIB (SchoolVideoInteractieBegeleiding) en kijken met de camera om individuele leerkrachten op deze gebieden te coachen. Opstarten van een plusgroep voor (hoog)begaafde kinderen met een leerkracht die zich op dit gebied gespecialiseerd heeft. Uitwerken van beleid op taalgebied en hoogbegaafdheid. Invoeren van programma “op woordenjacht” en “Logo 3000”,kennis binnen het team (binnen SPIL) uitbreiden op gebied van woordenschatonderwijs en NT-2.
49
SALTO-school de Ontmoeting Hettenheuvellaan 2a 5628 DP Eindhoven Tel.: 040 2414663 e-mail:
[email protected]
50