| *> r gang - 29^ Juni 1940
A&
yg-f-ty^:^
3
6en gemoedelijk tafereeltje :
HH^
MÉÉ^^
^^a.
^^^^-^41080
GUSTAV FF IN DE TERRA-FIl ^ALARM AUF .STATION lir'
AFBEELDING IN KLEUR MULTICOLOUR PICTURE
—
DE CAMERA OBSCURA EN. EEN KNIPOOGJE menschen, die meenen, dat je in B dagen ïgen van moeilijkheden en zorgen niet rnaar den schouwburg moet gaan. Want, zoo redeneeren zij, de ,,comedie" is een plaats van pleizier. Met die menschen ben ik het volslagen oneens. Juist, wanneer de geest bedrukt is, kan de afwisseling, de ontspanning een medicijn van niet genoeg te waardeeren beteekenis zijn. En de goede tooneelvoorstelling kan tegelijkertijd afwisseling,, ontspanning en ontwikkeling zijn. Het Residentie Tooneel en andere gezelschappen zijn blijkbaar van dezelfde gedachte uitgegaan toen zij besloten hun werk voort te zetten. Het Residentie Tooneel kwam met de première van de Camera Obscura, door Ir. J. P. Valkema Blouw en Mevr. Bets Ranucci—Beekman bewerkt naar het nog altijd populaire werk van Hildebrand. Mevr. Ranucci leidde het stuk als het ware in door een vlot geschreven causerie, die in het programma staat afgedrukt. Wat zij daarin vertelt, gaf ons aanleiding om als opschrift boven ons artikel de combinatie van Camera Obscura en het knipoogje te kiezen. Mevr. Ranucci gaf er aanleiding toe. Want zij citeerde: Een knipoogje van den Hollander tegen den Hollander; nos kennimus nos! Wij weten het samen wel, zegt Hildebrand tot zijn alter ego (en vergeet tusschen de regels zijn „beau róle"), dat wij wat stijfjes, wat nuchter en wat schuchter, wat kleinburgerlijk-knusjes zijn en ons zelf wat erg au sérieux nemen! Daarom is de „Camera", meent zij, ook nu nog een onmisbaar dagelijksch gebruiksartikel, zooals een tandenborstel en . . . een spiegel. Laat ons spiegel en knipoogje in eere houden.
De samenstelling en de opvoering van deze ten tooneele gebrachte Camera Obscura heeft een voorgeschiedenis. Bij feesten, die in September IQ-^O ter eere van Nie. Beets in zijn geboor-
Caro van Eyck, Adolphe Engers en Adrienne Canivez.
testad Haarlem gegeven zouden worden, was het Residentie Tooneel aangezocht zijn medewerking te verkenen door de opvoering van een nieuwe bewerking van de Camera Obscura. De repetities waren in vollen gang toen de mobilisatie vele acteurs onder de wapenen riep. De repetities gingen verder met eenige andere spelers, toen men in Haarlem tot de overtuiging kwam, dat de tijd niet gunstig was voor grootsch opgezette feesten. Daarna werd het plan opgevat, de feesten toch nog te doen plaats hebben in Juni 1940. Wat toen niet mogelijk leek, is thans ondernomen. Op alleraardigste manier („met 'n knipoogje", dat we apprecieeren), hebben de bewerkers de voor de ouderen bekende, voor de jongeren wat vervreemde figuren, weer leven ingeblazen. Het inleidend voorspel (of is het beter van tafereel te spreken?) voert ons in de kamer van Hildebrand, waar we ook zijn tijdgenoot Boerhave ontmoeten. Neef Robertus Nurks komt op bezoek en lanceert z'n onhebbelijkheden, zoo raak en „nurks" als de overlevering oi)s dit heeft geleerd. Maar ook Jan Adam Kegge, de West-Indische planter, die lak heeft aan de groote beeren en adellijke hanzen, en er prat op gaat, dat hij een parvenu is, verschijnt, om Hildebrand, den vriend van zijn overleden zoon William, voor een bezoek bij de' familie Kegge uit te noodigen.
Dan volgt het eerste bedrijf, waarin men kennis maakt met de familie Kegge, de vermoeide mevrouw, de elegante Henriette, de ondeugende Bob en Adam, en ook de haar verdriet cultiveerende grootmoeder, die haar lieveling William niet kan en niet wil vergeten. Saartje de Groot, de lieve bakkersdochter, komt op bezoek. De „charmante" Van der Hoogen tracht de rijke Henriette in te palmen en de overige familieleden met z'n praatjes te imponeeren. De „negerbediende" ontbreekt niet. Het tweede bedrijf voert ons in het huis van bakker De Groot, waar de gasten bijeen zijn om zich met koekplakken verdienstelijk te maken, want het is haast Sinterklaas. Daar maakt Hildebrand kennis met Suzanne^ Noiret, het lieve meisje, dat door Van der Hoogen, het minderwaardige sujet, wordt belaagd. Het derde bedrijf, dat weer ten huize van de familie Kegge speelt, geeft de ontknooping, de ontmaskering van Van der Hoogen; het bekende reciteer-partijtje, waar juffer Naslaan het beroemde lied van den Rijn, die langs z'n boord vloeit, reciteert en Hildebrand het versje van „als het kindje binnenkomt" ten beste geeft. We aanvaarden gaarne het excuus, in de inleiding gegeven, dat deze gasten van de familie Witsen, hier bij de Kegge's zijn terecht gekomen. Het „Kom Koosje, reciteer eens een poosje" is daar niet minder op zijn plaats.
Het slot, waar Kegge op Hildebrand drinkt en de hoop uitspreekt, dat de „onsterfelijke" over honderd jaar nog zal worden gewaardeerd, hoort wel echt thuis bij een als feestopvocring bedoeld gelegenheidsstuk, doch stoort niet, evenmin als de invoeging in het stuk over het honderdjarig bestaan van de spoorwegen. Naar het mij voorkomt is de wensch van de bewerkers, dat de bekende figuren uit de Camera Obscura, Jan Adam Kegge, de goedhartige, protsende parvenu, de brommige Nurks, de dwaze Van der Hoogen, de brave Hildebrand en de lieve „Saartje met de mof" afleiding zouden geven, verwezenlijkt. Het publiek heeft hartelijk gelachen om het eenvoudige genoegen van het koekplakken en de onschuldige pret van het spelletje pandverbeuren. Met prijzenswaardige opgewektheid hebben de artisten van het Residentie Tooneel hun best gedaan (het zijn er meer dan 25!).
KURHAUS-CABARET
„DE MALLE MOLEN" In het kleine, gezellige zaaltje van hel Kurhauscabaret in Scheveningen zwaait Cor Ruys dit seizoen den scepter. Velen, die Cor Ruys kennen en bewonderen als acteur van het „groote" tooneel, zullen wellicht nog niet zoo vertrouwd zijn met zijn prestaties op het gebied van de kleinkunst. Des Ie meer zullen zij apprecieeren wat hij, met zijn gezelschap, in dat kleine zaaltje in Scheveningen weet te brengen aan sfeer, aan gullen lach en aan subliem spel. Als gast treedt op Claire Elselmeyer, de bekende Weensche voordrachtskunstenares, met haar vroolijke en ernstige chansons, waarmee zij ^het veeleischende Ha«gsche publiek steeds weer weet te boeien. Cor Ruys zelf speelt verschillende solo's, waarvan die als de solo-fluitist Piet Piederist wel het meeste succes oogst. De wijze waarop hij langs den neus weg de dwaasheden aan elkaar praat, daarbij gebruik makend van een prachtig „spraakgebrek", is waarlijk weergaloos; Een ander fraai staaltje van zijn kunnen toont hij in zijn debuut als zanger met de „Eigenwijze Liedjes" van Brammetje. Hij weet zoowaar, zonder er om te
vragen, het publiek het refrein van een liedje over de fiets te laten meezingen. Met Theo Frenkel als overste-buiten-dienst en Anton Ruys als bediende, speelt hij den gepensionneerden referendaris, die in de soos de dingen van den dag bespreekt. Het hoogtepunt van den avond is de één-acter „De man in de loge", waarin in • een kwartier tijds voldoende stof wordt verwerkt om een volledig tooneelspel uit op te bouwen. Tilly Lus, Cor Ruys en Theo Frenkel zijn hierin op hun best. De pianisten Beuker en Denijs zorgen voor het muzikale gedeelte; Beuker is bovendien de componist van het gezelschap en Maria Marletto geeft haar repertoire van zang en voordracht. Het is een programma, waarin naast den ernst de vroolijkheid den hoofdtoon voert, op een genoeglijke, ongedwongen manier. Juist nu kan wat vroolijkheid zoo goed gebruikt worden, maar zou uitbundigheid misplaatst zijn. Dit heeft Cor Ruys bijzonder goed aangevoeld, zoodat men met een voldaan gevoel in den zomeravond naar huis fietst, loopt of tramtl
Cor Ruys (Foto Godhied de Groot)
^^^-^-^"
Een vroolijk trio (Eddie Quillan. Mary Carlisle en Johnny Downs).
m
*v
~mß
IP»«»
.V
* Li
^\
,>r
i^r-
S
>,
51WV
ii
'
iv-'-
-#
i
■^^^^S^t
■-■; trQ'
.*Ä~ *f'
% T
De zaak gaat met muziek I
\ "Xar- ■
0t
Constance Moore als Lonnle Lane.
'
■■
DE ZAAK GAAT MET MUZIEK Regie: Albert S. Rogell
%:k
-
,•■;■-.■■
de belofte, dat de leden zoodra gebleken is, dat hun optreden het kwijnende bedrijf nieuw leven vermag te geven, geldelijk beloond zullen worden. Een vriend van Ted, Ray genaamd, die het beroep van persagent uitoefent, doet eveneens een poging om Ted te helpen. Hij is het, die de band in het radioprogramma van den excentrieken ananaskoning, Alonzo Dilman, tracht te krijgen, evenwel zonder kans van slagen. Inmiddels treden bij Millie, de refreinzangeres van de band, verschijnselen op, die sterk aan jaloezie doen denken en die gerechtvaardigd zijn, gezien de wijze, waarop Ted en Lonnie elkaar bejegenen. Dan hoort Ted, dat Lonnies vader van plan is zijn hotel aan Hartley Sr. te verkoopen. De oude nurks
komt zelf over en maakt iedereen duidelijk, dat hij het bedrijf niet koopen zal als Ted blijft spelen. Tezamen met Lane verzint Ted echter een plan. Zij zullen een grandioozen openingsavond in scène zeHen met muziek van Teds band en zang van Lonnie. De avond wordt een succes, zóó zelfs, dat Alonzo Dilman een contract wil afsluiten. Nu moet ook Hartley Sr. zwichten en er mee accoord gaan, dat zijn zoon en Lonnie een paar worden, dat zingend en spelend zijn brood verdient.
•
1
mm*'-
Het gelukkige paar.
Universal-film.
ROLVERDEELING: Ted Hartley Johnny Downs Millie Mary Carlisle Lonnie Lane Constance Moore Ray Peters Eddie Quillan Alonzo Oilman Etienne Girardot Lane Samuel S. Hinds Luana Prinses Luana T. C. Hartley Thurston Hall Met medewerking van Matty Malneck en zijp band en Sol Hoopii's Hawaiian Band. Ted Hartley, de zoon van den hotel-eigenaar T. C. Hartley, heeft heel wat meer interesse voor swing, gestopte trompetten en tenorsaxofoons dan voor het werk, dat hem als opvolger van zijn vader wacht. Papa is echter allesbehalve lankmoedig en als hij bemerkt, dat zijn spruit een band, bestaande uit hotelbedienden, heeft opgericht, ontslaat hij de musiceerende jongelingen en stuurt zoonlief naar Honolulu, waarheen hij door zijn vrienden gevolgd wordt. Het prachtige eiland lijkt den jazzenthousiasten een welkom arbeidsveld, maar de eerste weigering om hen te engageeren komt van den heer Fotherlhg, manager van het Hartley Hotel aldaar. Ted begint nu een fllrtpartijtje met de charmante Lonnie Lane, dochter van een anderen hoteldirecteur, om zoo meer succes te oogsten. De band wordt inderdaad geëngageerd, maar voorloopig alleen tegen kost en inwoning én
.f---
V\
a^r> Xi iL
>&**\
K^ & ,.;*
^Cw. ^
,i> ^h
De oude heer Hartley en Millie, de
Een idylle In Honolulu.
SJ*
mê
^_^_
DE GIER DOOR
HAROLD
WAR D
bibliotheek om te zien of hy inderdaad was opgebleven, om op my te wachten. De deur stond open, maar het was donker in de kamer; daarom dacht ik natuurlijk, dat hij niet langer had willen wachten en naar bed was gegaan. . Boven, op de eerste verdieping, kwam ik Wilkins, den Duller, tegen en vroeg hem, hoe laat mijn oom zoo wat naar bed was gegaan. Hy keek my verbaasd aan, en zei, dat mijn oom nog met was gaan slapen. Ik dacht, dat hij misschien naar boven was gegaan zonder Wilkins iets te zeggen en was al van plan naar myn eigen kamer te gaan, toen ik opeens door een macht buiten my — u zult het misschien een zesde zintuig noemen — werd tegengehouden. Het is nog pas zoo kort geleden dat mijn broer Tommy en Sir Oliver Oakleaf werden vermoord. Bovendien herinnerde ik mij, dat inspecteur Booker had gezegd, dat mijn oom er goed aan zou doen zich te laten bewaken — enfin, al die dingen maakten my, toen ik er opeens weer aan moest denken, zenuwachtig. Ik ging naar de slaapkamer van mijn oom en klopte aan de deur. Toen ik geen antwoord kreeg, riep ik Wilkins en samen hebben wy toen de deur geopend en zijn naar binnen gegaan. Het bed was met beslapen!" . _ Hii trok een paar keer zonder iets te zeggen aan zyn sigaar. Ik begreep toen natuurlijk, dat er iets verkeerd was vervolgde hii dan. „Terwijl Wilkins meeging, haastte ik my naar beneden en Sraaide het electrisch licht in de bibliotheek hier aan, In het eerst zagen wy hem niet; de stoel staat, zooals u misschien hebt gezien, zóo dat de rug naar de deur is gekeerd, en onderuit gezakt als hy la* konden wy zijn hoofd niet zien. Eén oogenblik ater ontdekten wy hem evenwel en ... wel, om eerlijk te zyn heb ik toen, zonder eigenlijk te weten wat ik deed, u opgebeld. Het leek my op dat moment echter het eenige wat ik kon doen. Havik knikte. Toen haalde hy zyn pyp uit zyn zak en begon deze mechanisch te stoppen. ,,„ „^ Heb jii, of Wilkins, het lichaam aangeraakt of het op de een andere manier verplaatst?" vroeg hy, toen zyn pyp naar zyn zin trok. .. v. «j Dinwiddie schudde ontkennend zyn hoofd. . , . ■ , „We hebben hem geen van beiden aangeraakt — absoluut met, majoor," antwoordde hy. ... „Je weet ook heel zeker, dat Wilkins hem met kan hebben aan-
SLfifiT
..De Gier ' is de schuilnaam van een bijzonder intelligenten maar wrcedcn misdadiger, Hie geheel New York onveilig maakt en voor geen moord of diefstal terugschrikt. De politie tracht hem onschadelijk te maken. Na een geslaagden raid. waarbij de politie, onder leiding van -inspecteur Booker, de medewerking had vaii een zekeren majoor Havik. liet ..De .Gyer" toch kan» te ontsnappen. Hij duikt na een.gen tijd weer op en bereidt lieh voor zijn reeks misdaden te vervolgen. De burgemeester van New York, Billy Iason,\is zijn eerste slachtoffer. De commissaris van politie. Leverage, draagt Booker, op ,.De Gier" te arresteeren. dood ol levend. Booker houdt echter vol, dat me» hierin, zonder de hulp van Havik, niet zal slagen. Havik is lid van den GeheimeNi Dienst en verloofd met de actrice tvelyn Dwan. op wie ,,De Gier" reeds lang heeft geloerd. Als hij verneemt, dat n09 en B Li LL 11" '"y 'ason heeft ve™oord. begeeft Havik zich oogenblikkelijk naar het huis van Evelyn, om daar van den butler te vernemen, dat het meisje verdwenen is en de politie haar auto een eind buiten de stad heeft gevonden. Havik ontvangt daarop een telegrafische mededeeling. waaruit blijkt, dat ook dit het werk van ..De Gier" is. Het volgende slachtoffer is Sir Oliver Oakleaf. een bekend financier die op het kantoor van de advocatenfirma Dinwiddie wordt gedood door een vergiftige pijl uit een blaasroer, afgeschoten van het dak van een gebouw aan den overkant van de straat. Booker komt echter al spoedig tot de conclusie, dat de moord op een vergissing berust en dat het de bedoeling is geweest, den advocaat Dinwiddie te dooden. Korten tijd later verneemt deze, dat ook zijn zoontje Tommy is vermoord. Havik begeeft zich des avonds, in kwasi beschonken toestand, naar de Kit-Kat-club. een speelhol, waarvan Williard Ayres (alias „De Gier") vóór zijn verdwijning eigenaar was. Hier komt hij van Olive Demorest, een vrouw, die verliefd Is op ,,De Gier" te weten, waar deze zich op het oogenblik bevindt. In een auto vermomt hij zich en begeeft zich dan naar het opgegeven adres. Hij slaagt er in het huis binnen te dringen doch al spoedig blijkt, dat Olive Uemorest hem heeft verraden aan ,,De Gier". Hij wordt neergeslagen en verliest het bewustzijn. Als hij bijkomt, ligt hij in een doodkist, die naar de verblijfplaats van ..De Gier wordt gebracht. Daar wordt de kist geopend en vertelt ..De Gier" hem, dat hij van plan is om Havik ter dood te doen brengen door Tambo, een reus van een Maleier. die over een enorme kracht beschikt en zeer bloeddorstig is. Hij stelt Havik voor de laatste maal voor. zijn medewerker te worden, doch Havik weigert. ..De Gier" laat dan Evelyn Dwan te voorschijn komen, die zich in zijn macht bevindt. Als hij even later Evelyn door Tambo van Havik wil laten wegnemen, ontstaat er een hevig tumult, waarvan de majoor gebruik maakt om met het meisje te vluchten. Zij worden echter door de bende van ..De Gier" achtervolgd en vorderen slecht in het moerassige terrein, waarvan sommige gedeelten uit drijfzand blijken te bestaan. Hoewel Havik assistentie krijgt van Booker en Leverage met hun mannen, ziet ..De Gier" toch kans weer met Evelyn te verdwijnen. Havik besluit om alleen nogmaals de woning van ..De Gier" binnen te dringen en het meisje te redden. Zoodra zij zich echter in het gebouw bevinden, bemerken zij. dat het in brand gestoken wordt en dat er bovendien met gas wordt gewerkt. Op het nippertje en met zeer veel moeite gelukt het hun nog te ontsnappen. ..De Gier" heeft inmiddels met Evelyn en zijn handlangers de wijk naar elders genomen. In de volgende dagen wordt New York opnieuw geteisterd door een serie misdaden, waarvoor ..De Gier" verantwoordelijk is. In Haviks huis overlegt men dan, wat er gedaan moet worden om ..De Gier" te pakken te krijgen. Havik bestelt zijn bediende koffie
Benson had zijn wenschen klaarblijkelijk reeds voorvoeld, want in minder dan geen tijd was hij terug, een dienwagentje voor zich uitduwend, waarop een koffieketel stond te dampen en te pruttelen. Op hetzelfde blad bevonden zich verrukkelijk klaar gemaakte broodjes, koppen, schoteltjes, suiker en room. • „Uit de heele geschiedenis blykt," begon Havik plotseling, terwyl hij van zijn koffie dronk, dat „De Gier", zooals wy trouwens wel wisten, geen idioot is. Twee keer had hi] zijn hoofdkwartier aan den rand der stad opgeslagen. Hü heeft een soort voorliefde voor moerassen, bosschen en leegstaande gebouwen. Hij is verstandig genoeg om te begrijpen, dat wy hem ook nu weer daar zullen zoeken. Wat volgt hieruit dus?" „Natuurlijk dat hij nu ergens anders een schuilplaats heeft gezocht," antwoordde Leverage snel. • „Juist. Daarom is het onze taak, thans in de meer bebouwde gedeelten van de stad te zoeken. Ofschoon dit oogenschijnlijk de minst geschikte plaats voor hem is, zullen wy hem daar toch zeer waarschijnlijk vinden!" „Een der laatste rapporten die ik heb ontvangen," vertelde Booker, „deelde mede dat een bende gangsters uit Chicago haar hoofdkwartier in een der groote kantoorgebouwen midden in de stad had opgeslagen. Er bevonden zich wel een vijftigtal bedden in en het heele huis was herschapen in een arsenaal!" „De Gier" heeft meer hersens dan alle gangsters uit Chicago by elkaar, bromde Havik. „Maar tóch ben ik overtuigd, dat wij hem thans in het drukste gedeelte van de stad zullen vinden'" Leverage knikte. „Het is eigenaardig," zei hy langzaam, „dat ik nooit op dat idee gekomen ben. Toch geloof ik, dat je gelijk hebt. Ik zal lederen man in civiel de stad laten doorzoeken. En als we hem vinden . .." „En als we hem vinden," viel Havik hem in de redet .zal ik persoonlyk er voor zorgen, dat hij nóóit meer de kans knjgt een . een meisje te ontvoeren!" Zijn oogen vernauwden zich tot smalle spleetjes terwyl hy naar het portret keek van Evelyn Dwan, dat op den schoorsteenmantel stond.
„Dat hy Miss Dwan heeft ontvoerd, is misschien de reden, dat hij tot nu toe zyn klauwen nog niet naar jou heeft uitgeslagen," zei Booker. „Hij weet, hoeveel je van haar houdt. Hy kan je meer leed doen door haar van je weg te houden dan door jou te dooden." Havik knarste op zijn tanden. „De duivel," zei hy. „Verdraaid nog aan toe, wat weet diè man hoe hy iemand kwellen kan ..." „En wat had hy kunnen bereiken, indien hy zyn hersens in dienst der menschheid had gesteld!" zei Leverage grimmig. Hij stond op en wenkte Booker. „Laten we gaan en de machinerie in werking stellen om Haviks idee toe te passen," zei hy, naar de deur gaand. „Ga jy intusschen wat rusten, als het je mogelijk is, majoor." Havik haalde de schouders op. „Ik... ik wil nadenken," zei hy langzaam. „Er is een middel — er moét er een zyn om uit het moeras te komen waarin wy onszelf gewerkt hebben, precies zooals wy den goeden weg gevonden hebben om uit dat échte moeras te komen. De kwestie is alleen maar om op het idee te komen." Leverage knikte. „Indien je iets te binnen mocht schieten, waarover je my wilt opbellen, kun je dat gerust doen, want ik ben den geheelen avond en nacht op kantoor. Ik heb er namelyk zoo'n voorgevoel van, dat er weer iets gebeuren zal!" Havik stopte zyn pyp en leunde achterover in zyn stoel, terwyl Small den commissaris en Booker naar de .deur begeleidde. Het bellen van de telefoon, die vlak naast hem op de tafel stond, deed Havik uit zyn gepeins opschrikken. Small wilde den hoorn van het toestel nemen, maar Havik beduidde hem het niet te doen. Hy wilde zelf luisteren. Gedurende een oogenblik stond hy met den" hoorn tegen zyn oor gedrukt terwyl een opgewonden stem aan het andere einde van den draad druk redeneerde... „Met wien zegt u dat ik spreek?" vroeg Havik na een poosje. „Met Dinwiddie? Hugo Dinwiddie? Ik kom onmiddellijk." Met een snelle beweging legde hy den hoorn op het toestel en wendde zich tot Small. „Bijd onmiddellijk den auto voor," beval hy. „Byd zelf. Zeg Benson, dat wy naar het huis van Jarvis Dinwiddie gaan. „De Gier" is dichter by dan wy dachten. Hy heeft weer toegeslagen — en nu heeft hy een ander iemand getroffen, dien wy goed kennen. Het was Hugo Dinwiddie, di« opbelde. Hy heeft zoo juist zyn oom, Jarvis Dinwiddie gevonden. Hy is vermoord. En op de borst van den ouden man lag een kaartje. Small, een kaartje waarop de kop van een gier stond geteekend!" HOOFDSTUK XVI Havik haalt een truc uit. Toen Havik en Small voor het huis van Dinwiddie uit den auto sprongen, deed een opgewonden butler de deur voor hen open en het hen binnen. „Goedendag, beeren! Mag ik u even voorgaan? Mynheer Hugo wacht op u in de bibliotheek — by het lyk." Hij sloot de deur achter zich, deed de knippen er op en vergat hun hoeden aan te nemen terwyl hy hen naar de bibliotheek bracht. Hy tikte bescheiden aan. „Majoor Havik, mynheer," zei hy toen. „.Hy.1?i]
ooken toen hy dood gestoken werd; ook deze was uit zyn hand gevallen en had een gat in het kleed gebrand.
GEDURENDE EENIGE OOGENBLIKKEN
SPRAK GEEN DER DRIE MANNEN
EEN
WOORD. TOEN VERBRAK HAVIK DE SPANNING.
Gedurende eenige oogenblikken sprak geen der drje mannen een woord. Toen verbrak Havik de spanning. Hii is gestoken door iemand, die ächter hem stond, mompelde hü" De moordenaar is naar hem toegeslopen, terwyl hy zat te lezen en heeft hem over den schouder heen gestoken. Dat is volkomen duidelijk. U ziet den hoek. waaronder het mes in zyn borst gedrongen is, nietwaar? Van boven af!" De anderen knikten. , j * . De schurk", mompelde Small, terwijl hy zyn groote handen tot vuisten balde, zoodat de knokkels van zyn vingers er witte plekken op vormden. „Die gemeene schurk. Ik wou, dat ik hem tusschen m
^Ahsolfiut zeker' Ik heb de kamer niet verlaten sinds we myn oom hadS gevonden, zoodat ik beslist weet, dat Wilkins niet in de buurt is geweest. U kunt hem roepen en hooren, dat ik de waarheid spreek!" iiHeM'uTet m^lezien?" vroeg Small. dat meegebracht of herkent u het?" Dinwiddie knikte. , Het mes heeft reeds verscheidene jaren gen. Myn oom gebruikte het om brieven of
„Heeft de moordenaar . ,.■... ,1. i „„i„ in de bibliotheek gelenieuwe boeken open te
^^We zullen er dus geen vingerafdrukken op kunnen ontdekken althans geen, die ons wat verder kunnen brengen. De jongeman schudde treurig het hoofd. ,.,,„,;. .. ,0i Ik ben er zeker van, dat het heft vol vingerafdrukken zit, zei hii" U zult er de vingerafdrukken op vinden van waarschynlyk iedereen hier in huis, Ivenals trouwens van de ontelbare personen dk wel eens in de bibliotheek zyn geweest en het in de hand hebben gehad. Dat geldt eveneens voor de bedienden. Neen ik geloof niet, dat vingerafdrukken u iets verder zullen brengen. Maar Sarom hoeft u nog naar vingerafdrukken te zoeken? We weten toch dat „De Gier" den moord heeft bedreven? Hy heeft dit zélf erkend, door zyn visitekaartje op de borst van zyn slachtoffer achter te laten. Welk bewijs hebt u nog meer noodig.'
"HavTCkte aen bekeek het kaartje, dat rechts op de borst van den vermoorden advotaat bevestigd was. Hy had een dergelyk kaartje reeds verscheidene malen gezien. Het was een heel gewoon kaartje, maar in plaats van een naam, stond er de kop van een gier op gedrukt. Verder niets. Hii wendde zich tot Dinwiddie junior, die zenuwachtig op en neer door de kamer liep, met zijn witte tanden bytend op een groote, zwarte sigaar. -.AA:^» Havik, die zyn rusteloos heen en weer loopen in de kamer weer Zou je ons niet een en ander willen vertellen, Dinwiddie? had hervat, bleef plotseling staan en vestigde zyn blikken op den vroeg hy vriendelijk, den jongeman naar een stoel brengend, „ik begryp dat het verschrikkelijk voor je is, kerel, maar je zult je J0 ",Hoe^ade dader binnen kunnen komen?" vroeg hij. „Of heb je zooveel mogelijk dienen te beheerschen. Vroeg of laat zullen wy vergeten daarnaar te kijken?" hem te pakken krijgen ... „De Gier". Dinwiddie glimlachte andermaal wat treurig. Hugo Dinwiddie knikte. L .. i GehikkTg heb ik er aan gedacht om het Wilkins te vragen. Daar Ik weet het. Ik weet het," antwoordde hy bitteh „Maar al zou ik"wd begreep, dat u die vraag zoudt stelen, heb ,k hem gezegd Ayres gehangen worden, daarmede zou mijn ooni Jarvis nog met het huis door te gaan en alle ramen en deuren na te kyken. Ze weer levend worden. Evenmin als myn broertje! ïïren allemaal aan den binnenkant gesloten. We moeten daarom Hy wachtte even, alsof hij zyn gedachten wilde ordenen. aannemen, dat de moordenaar slechts op twee gameren heef kunEr is eigenlijk maar heel weinig wat ik kan vertellen als ik nen binnenkomen — óf door middel van een duplicaat sleutel, er "goed over denk," zei hij toen peinzend. „Ik ben vanavond direct waarmede hy de deur achter zich heeft gesloten nadat hy zyn misna het eten naar kantoor gegaan. We dineerden samen, myn oom daad Tkd volvoerd, óf dat hij door iemand in huis .s gelaten die en ik Ik had nog een en ander te doen op kantoor — ik heb een nadat de moord gepleegd was, de deur weer achter hem heeft moeilijk proces onder handen, waarvan ik verschillende gegevens gesloten. Deze laatste mogelijkheid is echter nogal ver geacht in moet bestudeeren alvorens de zaak voor de rechtbank komt. Toen aanmerking genomen het feit, dat Wilkins beweert dat hy den ik wegging, zat oom Jarvis in zyn stoel te lezen, precies zooals gehelen avond beneden is geweest en persoonlyk «^ r^nien en hii nu nóg zit. Ik geloof niet, dat hij zich nog bewogen heeft nadat deuren heeft nagezien, vóórdat hy naar boven ging. Op het tydsüp, ik was weggegaan. Toen ik vertrok, zei hy, dat hy waarschynlyk da h3 dit deed, waren alle bedienden met hun werkzaamheden op mij zou bleven wachten, daar hy een interessant boek had, dat klaar en hadden zij zich reeds teruggetrokken op hun f meenschaphy uit wilde lezen, voordat hy naar bed ging. neliike zitkamer boven. Wilkins is toen ook naar hen toegegaan, en Ik was van plan," vervolgde Dinwiddie, „uiterlyk tien uur, htj beweert, dat niemand van hen het vertrek heeft verlaten vóórda halfelf terug te zijn. Maar ik kwam tot de ontdekking, dat ik meer zij naar bed gingen. Zooals ik reeds heb gezegd, was hy nog met tüd noodig had voor het bestudeeren der acten dan ik had gedacht. naar bed gegaan toen ik thuiskwam!" Daarom was het al elf uur, toen ik thuiskwam. Gewoonlyk bleef oom Jarvis nooit zoo erg laat op. Ik had den sleutel, zoodat ik met (Wordt vervolgd). hoefde te bellen, en terwyl ik door de hal liep, keek ik in de
^———^^ ■
•
■
20 TH CENTURY-FOXFILM Gendarme Fritz Feld Hilda Jody Gilbert Cavas Victor Varcony Hotel-chef William Edmunds Rechter Roger Imhof Kellner Rolf Sedan Slee-bestuurder , ,., John Bleifer
Sa
Maurice Moscovich en Sonja Henle. Een der grootste New Yorksche dagbladen zendt een reporter, Geoffrey Thompson, uit om te onderzoeken, of een zekere Dr. Hugo Norden, een vooraanstaand persoon op bepaald gebied, zich in Zwitserland bevindt. De precaire positie, waarin Dr. Norden verkeert, trengt echter mee, dat hij juist al het mogelijke doet om te voorkomen, dat men hem op het spoor komt. Er doet zelfs een gerucht de ronde, dat hij vermoord zou zijn, doch de jonge Thompson begrijpt al spoedig, dat zulks niet waar kan zijn, wanneer hij bemerkt, dat een collega van een concurreerend blad, Ken Morgan, met eenzelfde opdracht als hij naar Zwitserland is vertrokken. Geen situatie is geschikter, om „vriendschappelijke vijanden" te worden, dan die van deze twee verslaggevers, die één en hetzelfde doel nastreven, terwijl zij toch verplicht zijn, elkaar te beconcurreeren. Maar met dat al blijft de schuilplaats van Dr. Norden onbekend. Tenslotte is een mensch niet van asbest en wil merv óók wel eens aan iets prettigers denken, ook al heeft men nog zulk een vertrouwelijke opdracht! Er dienen toch altijd eens een paar vrije uurtjes te zijn, waarin men rustig een glaasje bier drinkt, of naar een aardig miesje kijkt. De twee journalisten kijken toevallig allebei naar hetzelfde meisje, dus ook op dit gebied worden zij „vriendschappelijke Vijanden"^ Dit meisje is echter niet erg mededeelzaam. Ze zegt, dat ze „Zuster Louise" is en dat zij wacht op een patiënt, die' hooge berglucht moet hebben, maar die nog niet is aangekomen. In werkelijkheid is Louise de dochter van Dr. Norden en ze vindt het niet noodlg, dat door haar toedoen haar vaders verblijfplaats bekend zou worden. Maar evenmin vindt zij het noodig, deze twee lichtgeloovige maar aardige jongens geheel te ontloopen! En het Amerikaansche tweetal heeft het nu druk genoeg om elkander dwars te zitten, zoowel journalistiek gesproken als ten aanzien van hun privé-aangelegénhedenl Maar natuurlijk komen ze er achter, dat Louise Dr. Norden's dochter is en dat is vóór alles „nieuws"! Maar zie: het wordt hun duidelijk, dat, als zij dit nieuws wereldkundig maken (gelijk hun plicht is), zij daarmee Dr. Norden prijs geven. Zij zouden daarmee zijn vijanden op hem afsturen en dat kan toch niet hun plicht zijn! Zeer spannende wendingen neemt deze film nu en de toeschouwers zullen nog menige sensatie doorstaan, eer zij gesticht worden met een gelukkig einde
Eind goed, al goed!
V '
■
HH ■', ■
Sonja Henie en Ray Milland.
■
>?>. ■
Twee journalisten, maar ... geen nieuws.
....
ZEIL WOP:
■ Zachtjes rooitdrl|vend tusschen f welriek rietmuren, üri kom
Ook het waterkipje heeft een natte zitplaats uitgezocht.
WATERLAND
■S* m ^ ■
j^
»
**!^'* '"ff-
^k '^
Een nest? Natte slierten groen, uit het
$,oot e
i opg«doken!
De meerkoet had haar eieren gelegd op een poover hoopje natte plantendeelen.
combinatie, van koud water en te bebroeden eieren lijkt dwaas op het eerste gezicht.
Het was bij toeval dat ik het kort geleden ontdekte, maar worden aardsche paradijzen ooit anders dan bij toeval ontdekt? Dit jaar had de wind mijn vroege vrije dagen voor zijn eigen vacantie" uitverkoren, en ik had, jagend, boomend en dobberend, vijf etmalen moeten besteden om een afstand af te leggen, dien ik eerder wel eens binnen de twaalf uur gezeild had! Toen ik, omdat de Friesche meren op die wijze toch onbereikbaar zouden blijven, met tegenzin het roer omlegde teneinde den terugtocht te aanvaarden, bracht het gezegende toeval mij naar dien verloren hoek, waar de wind van geen 'belang was. Waar mijn paradijs precies te vinden is? Dat kan voor U niet van belang zijn, lezer. Het ligt zoo ongeveer tusschen Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag, en het ligt niet heel veel verder van de eene stad dan van de andere Nauwkeuriger aanwijzing wensch ik niet te geven! Ik moet voorzichtig zijn. Misschien bent U er zelf al eens geweest, na lang gehobbeld te hebben in een benauwde autobus over een niet al te besten weg, en in dat geval heeft Uw penible entree mogelijk dieper indruk op U gemaakt dan de schoonheid van het land en van het water, zoodat U mij zoudt gaan tegenspreken. Maar ik kwam er binnen in een boot, zachtjes voortdrijvend tusschen welriekende rietmuren, die mij van de buitenwereld afsloten, en ik wensch mijn herinneringen niet te laten verstoren door Uw booze woorden over de slechte dienstregeling van een autobus, die bovendien nog naar benzine stonk. Ik denk liever aan den roerdomp, dien ik om zijn schreeuwen geruimen tijd voor een zwaktonige brulboei versleet, al kon ik niet begrijpen waar een rustige plas zonder scheepvaart de luidruchtige waakzaamheid van dat mechanisch monster voor noodig had. , „De brulboei?" zei verbaasd de boer, 'aan wiens werf ik dien eersten avond meerde. „Bei nee man, bel nee! Jij zal zeker het butoortje gehoord hebbel"
„O," zei ik.
•TSfn itrestpraam nieteeiw
'••J^*'*"-
„Dan ben je door de Zuiderpolder gekomme," ging hij verder. „Langs de nieuwe tuine, waar het bij warrem weer zoo bar slecht ruikt voor een ordentelijk mensch!" „Ja," zei ik. En ik zei- het met overtuiging, want de vaart tusschen die tuinen, kortelings gemaaid rietland, opgehoogd met versch stadsvuil, herinnerde ik mij
als een zware proef, die ik te ondergaan had gehad alvorens ik waardig was gekeurd het paradijs te betreden. Overigens was ik het niet, die deze streef doopte met een zoo onaardschen naam. Devrien-i delijke boer, met wien ik het zoo gloeiend eens was betreffende die tuinen, verzekerde mij achtereenvolgens dat ik in een visschersparadijs, een jagersidem en een vogeldito verzeild was, en hoewel de jachttijd nog lang gesloten zou blijven en ik hem ronduit zei, dat de hengelsport mijn belangstelling niet had, verhaalde hij mij meer dan een uur van zware bout en zwaarder brasem, alvorens tot de vogels terug te keeren. In al zijn enthousiasme vergat hij over de planten te spreken, omdat ze in een andere familie thuishoorden dan de grassen, maar nooit heb ik elders een roeiboot voortgeprikt door slootjes, waar wilde orchideeën in zulke dikke trossen de kanten zoomden, en waar de waterlelies met hun leerachtige blaren en taaie stengels over zulke onafzienbare afstanden den doortocht bemoeilijkten. En vogels waren er ontelbare, dat had ik 's middags al gezien. Doch mijn zegsman haalde minachtend zijn schouders op toen ik dat zei, en vertelde me dat ik eerst maar eens aan den anderen kant van den polder moest gaan kijken, daar waren er meer, en ook zeldzame. Hij wist het van den meester, die uit liefhebberij van zichzeH een expert had gemaakt. Toen ik mij den volgenden morgen met schoenen en al op een lange wandeling naar de veelbelovende overzijde van dien polder had voorbereid, bleken deze praeparatieven overbodig. „Lóópen?" zei mijn vriend de boer. „Vare
wist niet welke „zeldzaam" waren, en dus mocht ik ongestoord van alle evenveel genieten. Ik hoorde er lederen dag een vogel zingen, mooier dan de nachtegaal, maar hij liet zich nimmer zien, en dus heb ik tot op den huldigen dag een groote vreugde aan een onbekende te danken. Terwijl gebrek aan vergelijkingsmateriaal zelfs den ergsten betweter belet mij te bewijzen dat de nachtegaal toch heusch nog mooier zingt. De genoegens van den onbekende waren ruimschoots mijn deel. ledere vondst was-een ontdekking, iedere tocht een avontuur. Eens kon ik nog juist de kleine roeiboot stilleggen, vlak voor een nest dat door het smalle slootje zwalkte als een stuurloos schip. Een boer wees mij ongevraagd den eigenaar: een zwarten stern. Een nest? Natte slierten groen, uit het slootje opgedoken, slordig door elkaar gewoeld, nonchalant verankerd aan een drijvenden tak. De eieren lagen in het water, maar de natuur bezit mogelijkheden waar wij geen weet van hebben, want drie dagen later mot jel" wipten de meeuwenkuikens bij mijn komst in de En het bleek dat de bevolking van mijn parasloot, en de booze ouders bespuwden mij uitvoedijs van polders spreekt, als zij de groote plassen rig met hun kortelings genoten vischdiner. Ik bedoelt die haar domein van rietland in twee onleerde later dat de combinatie van koud water gelijke deelen deelen. Het is een weet! en te bebroeden eieren minder dwaas is dan zij „Vraag aan Janus," zei mijn vriend. „Hij mot op het eerste gezicht lijken moet, want een groot met de mestpraam naar de overzij. Dat scheepje deel der water- en weidevogels had een natte van jou zal wel te diep steke, dunkt me zoo. En zitplaats uitgezocht! Ga zelf maar eens kijken, 'neem mijn roeiboot maar mee, die kan er wel lezer! De meerkoet, het waterkipje en de grutto, achter hange." en zooveel anderen nog, leggen allen hun eieren En op zijn verzoek verleende Janus mij welin een poover hoopje nattigheid, en hun kuikens willend overtocht. Op het wijde vertrouwde hij zijn er waarlijk niet minder om in aantal. mij zelfs hoffelijk het roer toe, ook de schoot van Toen ik terugkeerde, stuwde een stevige bries het gelapte zeil werd in mijn hand gelegd, en uit het Noordwesten mèt het water ook de lichte zijn hoffelijkheid verloor niets van haar waarde roeiboot voort, en het grootste deel vaiv den tijd door den twijfel aan mijn schipperskunst, dien hij kon ik de riemen laten rusten. Grauwe wolken nauwelijks te verbergen wist. stoven langs den hemel, het water krulde met „Een schip is altijd weer anders dan dat kleine kleine witte koppen, het petste over de boeg lot dingsie waar je mee naar hier ben gekomme," achter de doften, het zong langs de boot. Het vond hij. „Maar afijn, je^mag het wel es perbeere, doffe ruischen van de rietzoomen was ver hoorik blijf er bij." baar. • Aan den overkant bleef ik de weinige dagen, „Slecht weerl" zei mijn vriend, de boer, toen die mij van mijn yacantie restten, en Friesland was ik hem de geleende roeiboot terug bracht. vergeten. Er bloeiden bloemen die ik nooit eerder „Hollandsch weer," zei ik terug. gezien had, maar ik kende hun namen niet, ik
Een groepje der „politie.] mannen" In opleiding.
De honö bü « tegen
WERKENDE
DE POLITIEHOND IN ALGEMEENEN
Den heelen Zaterdagavond en den halven nacht hadden we verpraat in den rook van onze sigaretten. Eeuwenoude, zeer belangrijke problemen werden in een oogwenk opgelost, voorloopig slechts met woorden, wegens gebrek aan tijd. Het gewicht van onze taak drukte zwaar, maar de Pekingees des Huizes hield daar geen rekening mee. Onaangenaam beroerd door den rook en onze luide stemmen, lag hij, zwart, verontwaardigd, te snuiven op een witzijden kussen, zijn onrechtmatig eigendom. Hij weigerde een kersenbonbon, waarvan hij het merk niet kende. Hij weigerde zijn melk om een onbeduidende afwijking van de gewenschte temperatuur. Ter illustratie van mijn betoog over de „luiheid" noemde ik hem een parasiet, zij het dan een schilderachtige. En met overtuiging verdedigde ik deze stelling; ging zelfs verder en noemde alle honden luiaards. Nietsnutten. En ik begreep niet, zoo beweerde ik, waarom de mensch dergelijke ergerlijk luierende dieren in zijn omgeving duldde. Ik wist het: mijn betoog kwam voort uit haat tegen den pekingees. En mèt - ol dóór hem haatte ik alle honden, onmaatschappelijke, luxe creaturen als het waren . . .
1 Behulpzaam hij het j I wegvoeren van den| arrestant.
nsp. 't.—--
^Xi
In den grauwen schemer van den Zondagmorgen trokken ze mij voorbij: dertien mannen en twaalf honden, ruige, zwarte dieren, die zwijgend naast de fietsen voortrenden. De stoet wekte mijn nieuwsgierigheid op. Ik durf dat te bekennen, want ik ben tenslotte slechts ambtshalve en in commissie nieuwsgierig. Om uwentwil (om deze regels te kunnen tikken) liet ik dan ook mijn bed voor wat het was, en volgde den optocht eer hij in den nevel verdween. Ik sloot mij aan bij den eenigen man die geen dierlijk gezelschap met zich voerde. Het bleek niet moeilijk om contact te krijgen. In den loop der dingen ligt het, dat een bezitlooze het gezelschap van andere bezitloozen zal zoeken. Alle gewenschte Inlichtingen verkreeg ik snel en zonder moeite. Hij had geen hond, maar hij had er een gehèd. Die was een week of wat geleden doodgeschoten door een strooper, dien hij in het jachtveld tot staan bracht. De verzekering had prompt betaald, maar jar als Iemand drie jaar lang, dag in, dag uit, met een en denzelfden hond heeft samengewerkt, kan hij zich zoo gauw niet troosten met een
veel zwaarder viel nu hij alleen was. Hij ging maar eens met deze menschen mee om te kijken hoe hun begeleiders het deden, al wist hij van tevoren dat er geen een bij Caesar halen kon. In ruil voor zijn verhaal vertelde ik hem mijn standpunt ten opzichte van het huiddier: hond. Hij lachte eens. Het uur mijner bekeering was nabij, al wist ik het nog niet. De jachtopziener hield mij aan den praat tot wij midden in de duinen waren en de 'stoet halt maakte. Toen stelde hij me voor aan de andere beeren. Ook de namen van de honden kwam ik te weten, menschelijke namen: Karel, Otto, Tom. De dieren bekeken mij opmerkzaam, niet onvriendelijk. Ik mocht er een aaien. Dwaasl Wie aait er nu een „politieman" in functie? Na een blik op zijn baas liet het slachtoffer mij begaan, heel welwillend, maar met een zichtbaar gebrek aan belangstelling. Toen hij het genoeg vond, ging hij een pas achteruit en onttrok zich op deze wijze aan verdere liefkoozingen. Hij was daar gekomen om te werken, en niet om zich met vreemden te bemoeien. Hij moest politiehond worden, net als zijn makkers. Ik heb hierboven kwaad gesproken van den hond als lid der gemeenschap. Vergeef het me, want ik wist niet beter! Voor het eerst van mijn leven zag ik dien morgen honden wérken, en ze deden het met meer ijver en grooler toewijding dan het meerendeel der menschheid bij het verrichten van zijn taak pleegt te ontwikkelen. Twaalf bouviers, de groote Vlaamsche veedrijvershonden, die, als zooveel stevige boerenjongens in politiedienst overgingen, toonden mij hoeveel, en hoezeer uiteenloopende bekwaamheden een hond moet bezitten, eer hij zich met recht politiehond mag noemen. De dertiende hond keek toe. Wist U niet, dat er een dertiende was? Ik wist het evenmin, tot wij afstapten, en ik hem uit een achter op een fiets gebonden mand tevoorschijn zag komen. Hij was vijf maanden oud, te jong nog om den ernst des levens gansch te beseffen, te week van botten om lang achtereen te rennen, te slap van spieren om zwaar werk te doen. Maar zijn pientere oogjes volgden de grooten overal, en hij jankte van opwinding, hij kefte booze kefjes van nijd, omdat hij buitengesloten was van zooveel heerlijkheid. Ik kon het
DIENST
De anderen klommen als kitten over een hooge schutting, ze sprongen over een heg en een sloot. Ze zochten een uitgestrekt terrein af naar een verborgen voorwerp, en als ze het gevonden hadden, riepen ze er blaffend hun baas naar toe. Ze bewaakten een jas, een tasch, een fiets, tegen een gluiperigen roover, en bromden van verontwaardiging als ze, al bijtend, bemerkten, dat de kerel zich tegen hun gerechten toorn verschanst had in een ondoordringbaar lederen pak. Ze arresteerden een vluchtenden boef, onverschillig of hij rich loopend of fietsend uit de voeten trachtte te maken, ongeacht of hij zich met stokslagen, met revolverschoten of met steenworpen trachtte te verdedigen. Zij bewaakten hun arrestant tot de baas hem overnam. Zij hielpen bij het transport van den schurk, beletten hem opnieuw te vluchten of hun baas aan te vallen; beletten hem ook zijn inbrekerswerktuigen of wapens ongemerkt weg te werpen, door ieder vallend voorwerp nauwgezet te apporteeren. En dat alles moest nummer dertien werkeloos aanzien, alleen omdat men hem te klein vondl Het goede bloed stroomde door zijn aderen, en hij wond zich op, bovenmate. Toen ik hem wilde troosten, grauwde hij boos naar mijn vingers, en hij bleef lang napruttelen over bemoeizieke idioten, die niet schenen te weten wat een ordentelijken hond rechtens toekomt. Wat is een journalist zonder interview? Den heelen morgen loerde ik al op een gelegenheid daartoe, en ik was de wanhoop nabij. De mannen hadden het allemaal erg druk, en de honden wilden niets van me weten, zelfs de kleine nummer dertien niet. Ik dacht er over naar huis te gaan en een ander beroep te kiezen, toen de leider mij opmerkte en me bij zich wenkte. „Vraagt U maar!" zei de brave man begrijpend. „Waarom hebt U allemaal van die baardige honden?" wilde ik weten. „Móét dat beslist?" „Andere rassen worden ook wel gebruikt, en ieder ras heeft zijn tekortkomingen. Maar de bouvier - zoo heeten die „baardige" honden - Is ernstig, trouw en moedig. Bij die eigenschappen nemen we zijn tekortkomingen op den koop toe. Bovendien werkt de koehond dikwijls al preventief door zijn booze uiterlijk." „He* lijkt fne anders gevaarlijk, zoon woeste hond altijd om je heen. Hij bijt natuurlijk altijd
„Een goede politiehond Is betrouwbaar. Hij bijt op bevel, en anders niet. Zoo hoort het, nietwaar? Een revolver, die uit zichzelf afgaat, is ook onbruikbaar." > „Ze kragen zeker veel slaag, eer ze alles goed kennen?" „De honden hebben plezier in hun werk. Zouden ze dat hebben als ze er bij mishandeld werden? Met geduld, inzicht, prijzende woorden en een belooninkje op zijn tijd moeten we ons doel bereiken. De hond moet zijn meester volkomen vertrouwen, eer de meester ook zijn hond onder alle omstandigheden kan vertrouwen. Dacht U een dergelijke verhouding met slaan misschien te bevorderen?" Ik keek een beetje beschaamd en vroeg toen: „Wat is het belangrijkste element in de dressuur?" „De mentaliteit van den dresseur. Fouten ontstaan bijna altijd door verkeerde leiding van den man, zelden door verkeerden aanleg van den hond. Natuurlijk zijn er honden die door hun persoonlijkheid niet voor het werk deugen. Maar die vallen spoedig op en worden dan meteen uitgeschakeld." „ „Is de politiehond Inderdaad van zooveel nut? „Vraagt U den survellleerenden politieman, den koddebeier, den jachtopziener, den grenscommles, of hij zijn helper wil mlssenl" „Maar het nut voor den burger?" „Hebt U wel eens op een afgelegen plaats gewoond? Is er wel eens bij U ingebroken? Nee, dat dacht ik well Over het nut voor den man, en vooral voor de vrouw, die onder alle omstandigheden,- ook in eenzame streken, veilig alleen wil kdnnen wandelen, behoeven we zeker niet te praten? Bovendien is het voor ieder mensch wel eens nuttig om een tijdlang op intiemen voet met hel dier om te gaan. De meiisch leert dan zeker evenveel als de hond." Ik schudde hem snel de hand ten afscheid, want Ik voelde de verleiding in mij opkomen, hem een adres te vragen waar In zoo'n hond zou kunnen koopen. En Ik wist vooruit welk ras dan mijn huis uiteindelijk zou binnentreden, want mijn vrouw Is gek op peklngeezen. Maar de hond een lul, onmaatschappelijk wezen? 't Mocht watl Na dien ochtend wist Ik beter! En ik schreef dit artikel tot bekeering van hen, die het nog
D»t het niet meevalt, door een politiehond „aangehouden" te worden, blijkt wei uit deze foto, waarop men op de armbetcherming van het „proefkonijn" duidelijk de sporen der tanden zictl
mg beide mannen keken elkander doordringend aan. Geen van tweeën sprak een woord. W.lters, die zijn handen op zijn rug tot vuisten had gebald, viras doodsbleek. Zijn heele wezen scheen gespannen, Flemming leunde achterover in zijn stoel, en terwijl hij kalm zijn sigaar rookte waren zijn harde, koele oogen starend op Wilters' gezicht gericht. Flemming was degeen, die het eerst sprak. „Jé kunt het doen of je kunt het laten," zei
Compleet ^ verhaal door
Qe
V/-? "Meer krij9 'e in Seen geval I" Wilters verroerde zich niet. Zwijgend bleef hij staan, „Duizend gulden - en binnen twee dagen het land urtl Dat zijn mijn voorwaarden! Ik zal er geen verandering In brengen - met geen cent en geen minuut. Duizend gulden en de vnjhe.d - of minstens vijf jaar gevangenisstraf." Wilters zei nog steeds geen woord. Ongeduldig kwam Flemming wat overeind in zijn stoel. „Nou, wat kies je?" vroeg hij. Wilters gezicht was nog bleeker geworden „Durend gulden - terwijl ik meer dan vierduizend gulden In de zaak gestoken hebl Ik moet "Men dat je een eigenaardig begrip hebt van eerlijkheid, Flemming!" Flemming haalde zijn schouders op. „Dat zijn mijn voorwaarden," zei hij. „Ik wil er niet over redetwisten. Je kunt doen wat je zelf wilt!" „Je maakt gebruik van de gelegenheid, om mij uit de zaak te smijten en mijn geld voor jezelf te houden," riep Wilters woedend uit. F^mming haalde weer zijn schouders op. „De mensch moet nu eenmaal voor zijn vergrijpen boeten," antwoordde hij. „Ik voor mij ben overtuigd, dat ik Je zeer schappelijk behanaer. Je hebt niet mij als je deelgenoot benadeeld, maar je hebt - om het zoo zacht mogelijk te zeggen - geld, dat aan de firma was toevertrouwd, gebruikt voor doeleinden waarvoor het niét gegeven was." „Je eigen manier van doen met geld van an-
deren is ook niet altijd weest!" viel Wilters uit.
veertien
karaats
ge9
opdat je die vrouw hier zou kunnen ontvangen?" Hemming ontstak plotseling In woede Bemoei je alsjeblieft niet met mijn privé-aangelegen-
„Mogelijk heb je gelijk," zei Flemming, trelteotw iu "T' ik.ben al,iJd "o verstandig geweest binnen de perken van de wet te blijven tn JIJ bent dom genoeg geyveest, om er buiten te gaan. Dat is het verschil!" ,lk
b
i
,
9e zes d
dat
ik
0
zeft dre'nl"" "^ "^ ^ ^^ "* 'te^t
kJ u J ! .'? . ' ' P i "«em al het geld dat ik gebruikt heb, terug te geven binnen den tijd van zes maanden," zei Wilters. rlemming stond op.
no0
eeni
^e-.."He,/°" Interessant zijn
eens
de
n avond
oend «IdeTmannen. ^«n elkander bijna uitdagend aan. Toen zei Flemming wel overwogen kalm en met tartende traagheid In zijn stem:
..Ik heb je mijn antwoord op dit voorstel reeds gegeven, zei hij. „Ik weiger er op in te gaan. dat
,ac
kL™ H' * Z.U f? d.exen tijd van kwam doen," zei hij, als achteloos.
mi
8 6 ZiJn veranderd viÄndTr 'M " , i - ^e luiden nu: vijfhonderd gulden In plaats van duizend. Je hebt
e
LT llT J 'V/,^ 8 verbinding, middellijk of onmiddellijk, met de zaak hebt Ik wil niet, dat je nog op kantoor komt. Ik heb je de keus gegeven tusschen twee dingen. Je moet nu beslissen wat je kiest." Hij draaide zich om, begaf zich naar de open tuindeuren en keek naar buiten in den grauwen, somberen avond. Het was doodstil; het donkere groen der boomen stond roerloos afgeteekend tegen den nog donkerder hemel. „Het regent niet meer," zei Flemming plotseImg, en draalde zich 0Ä1. „Ik kan je nog vijf minuten bedenktijd geven. Om tien uur komt er iemand om mij te spreken." „Zeker een vrouw?" vroeg Wilters. Flemming glimlachte onaangenaam. „Mogelijk! Een dwaas schepsel! - die op haar manier bijna net zoo dom is geweest als jij op de jouwe. Ik vrees, dat het onderhoud niet aangenaam zal zijn.
één
minuut om te beslissen."
zii„ ^ll?"^T u". and*rLden rufi toe •" «honk zijn glas vol. Het gezicht van den man adhter hem was verwrongen van haat. Zijn handen wa-
er er
f OVl eV'0LtOVU,Slen.0eba,d'
dat de
ader
«n
a s dikke f als koorden op lagen. Op een tafeltje Mn zijn linkerhand lagen en stonden allerlei Oostersche curiositeiten. Zijn vingers sloten zich
tr^A kromd mes. £! hem
A^A
deed
n* Van een lan0' eigenaardig geFlemming dronk, en zette zijn glas ^ flelrid hem vlug
Van
een beweging achter omkeeren. Hij zag WH-
heve^rnr9"" ^^ ^ "" '" '*" W „Idioot," zei hij ruw. „Leg dat ding neer..." Hij week achteruit, zijn handen opgeheven om den stoo af te weren. Te laat evenwel. Een stekende, vlijmende pijn In zijn borst. Toen viel hij met een plof neer op den grond.
Indien hij de plotselinge verandering had gezien die er In de uitdrukking van Wilters' oogen kwam, zou hij misschien op zijn hoede zijn geweest. Maar hij was naar de tafel gegaan om zijn glas leeg te drinken, dat daar stond. Wilters beheerschte zich ten koste van een bijna bovenmenschehjke inspanning. „Dus dat is de reden, dat je je personeel vanavond hebt weggestuurd," zei hij langzaam, als nadenkend. „Om het veld voor je vrij te laten.
Wilters bleef bewegingloos staan en staarde naar het lichaam op den grond. Zijn eerste gewaarwording was er een van vreemde verbazing over hetgeen er was gebeurd. Flemming was dood. Hij, Wilters, had hem vermoord. Hij Wilters, was dus een moordenaar. ..\ Hij streek met zijn hand langs zijn voorhoofd. MIJ was dus een moordenaar. Hij had dat afschuwelijke mes genomen met de vooropgezette bedoeling Flemming te dooden. En hij hid hém gedood. Het mes zat nog in de wonde, het heft er buiten stekend. Flemming lag roerloos aan zijn voeten. Op het kleed teekende zich een donkerroode vlek af Hij week achteruit. Van afschuw, loch verheugde hij zich, omdat hij zoo koelbloedig was. Hij voelde spijt noch berouw over het^ifu lhad.9edaan- Hel was Flemmings eigen schuld. Die idioot had hem er toe gebracht Het was zijn verdiende loon, omdat hij hem zijn geld afhandig had willen maken. Gedurende één oogenbllk voelde hij zich zelfs tevreden, omdat Hemming nu niet meer in staat was van zijn gemeene daad te profiteeren - en evenmin om hem, Wilters, te verraden. Flemming was de eemge, die van Wilters falsificaties afwist. Er was niemand anders, die er ook maar eenig vermoeden van had. En Flemming was dood Wilters wierp een blik op de klok, die op den schoorsteenmantel stond. Het was vijf minuten vóór tien. Over vijf minuten zou die vrouw komen, waarover Flemming had gesproken. Hij keek voorzichtig om zich heen. Er vielen slechts een paar sporen van zijn aanwezigheid te verwijlix" L J Sch00, den stoel' waarin hiJ »anvankelijk had gezeten, weer op zijn gewone plaats en streek het kussen glad. Hij was niet van plan een vergissing te begaan. Er zou geen enkel spoor zijn, dat naar hem wees. Hij haalde zijn zakdoek uit zijn zak,' en wreef het handvat schoon van het mes. Toen veegde hij snel alle andere voorwerpen af, die hij misschien kon nebben aangeraakt. Na den zakdoek weer In zijn zak te hebben gestoken, keek hij de kamer nog eens nauwkeurig door. Er waren verschillende bekende misdaden waarbij de dader - dom genoeg - Iets over het hoofd had gezien, waaraan een kind zou hebben gedacht! Hij, Wilters, zou die fout niét maken. Bij hem zou er geen over-het-hoofdgezlene kleinigheid zijn, geen fatale vergissing. L
AAN DEN ApEID'OP HET LAND
. Er zou niets zijn, dat er aan herinnerde, dat hij hier in huis was geweest... Bij de deur bleef hij nog even staan om rond te kijken. Niets, absoluut niets dat aan hem, Wilters, kon herinneren. Hij haalde zijn zakdoek weer te voorschijn en legde hem over den knop, alvorens de deur te openen. In het donker zocht bij op den tast zijn weg en nam zijn regenjas en hoed van den kapstok. Behoedzaam opende hij de voordeur en sloop naar buiten. Even bleef hij weer staan, met heel zijn aandacht gespannen, luisterend... Toen sloop hij snel om het huis heen. Het huis stond een eindje van den weg af, en was vandaar voor het gezicht verborgen door boomen en een hooge haag. Een half-cirkelvormig pad voerde van de voordeur naar het hek van den tuin. Plotseling kreeg hij een idee. Hij verborg zich achter de garage, die aan het einde van den tuin stond. Waar hij stond, was hij zeker, dat niemand, die door het hek komend naar het huis zou gaan, hem zien kon. Het was een wanhopige kans, maar hij wilde ze In ieder geval benutten. Hij voelde zich daar volkomen veilig. Hij was overtuigd, dat hij zelfs niet de geringste kleinigheid over het hoofd had gezien. Na een paar minuten zag hij een meisje door het hek komen en zich naar het huis begeven. Ze ging echter niet naar de voordeur, maar liep om het huis heen, klaarblijkelijk naar de openstaande deuren van de kamer, waar hij, Wilters, het onderhoud met Flemming had gehad. Waarschijnlijk had Flemming haar gezegd zich rechtstreeks daarheen te begeven. Snel liep Wilters van de garage naar den anderen kant van het huls, verborg zich daar achter een boom. Ja, ze ging door de openstaande tuindeuren naar binnen! Meer hoefde hij niet te zien... Snel sloop hij weer terug naar den voorkant van het huis en haastte zich het pad af, naar het hek... Hij wist, dat er zich op een vijfhonderd meter afstand een politiebureau bevond. Hij ging er heen en vroeg naar den dienstdoenden inspecteur. „Wat kan ik voor u doen, mijnheer?" vroeg deze. Wilters' manier van optreden verried juist ge' noeg bezorgdheid... „Inspecteur, Ik ben bang, dat er iets niet in den haak is bij mijnheer Flemming, hier om den hoek. Ik had met hem afgesproken, dat Ik om tien uur bij hem zou komen, maar Ik krijg op mijn bellen geen gehoor. Er brandt geen licht aan den voorkant. — Het is net of er niemand thuis is, en dat kèn haast nlefi" Hij zweeg even. „Mijn niam is Wilters, compagnon van mijnheer Flemming. We hadden vanavond een belangrijke zakenkwestie te bespreken. Wilt u iemand met mij meezenden om een onderzoek In te stellen?" De inspecteur greep naar zijn pet. „Ik zal zelf met u meegaan, mijnheer Wilters." Ze begaven zich naar de woning van Flemming. Donker stak het huis af tegen den avondhemel. Er leek iets drelgends, iets sinisters van uit te gaan. De Inspecteur belde, eenige malen achter elkaar. Er kwam geen gehoor. Hij duwde het klepje van de brievenbus open en luisterde Er viel geen enkel geluid te hooren. „Dat bevalt me niet," mompelde hij. Hij belde wèèr. „Waar zouden de bedienden kunnen zijn?" fluisterde Wilters. „Ze zijn met hun drieën." De Inspecteur draaide zich om. „Ik ga eens aan den achterkant kijken," zei hij. „Het is hier geloof ik niet pluis." Zonder leven te maken slopen zij om het huls heen. „Er brandt licht in de bibliotheek," zei Wilters zachtjes. „De deuren staan open." De inspecteur beduidde hem stil te zijn, en sloop geruischloos naar de deuren. Wilters volg-
\
f
de hem. Ze keken de kamer in. Het lichaam van Flemming was voor hun blikken verborgen door den grooten fauteuil, waarin hij had gezeten. Het meisje stond bij Flemmings bureau, terwijl zij haastig in de papieren zocht welke zich in de laden bevonden. Het was duidelijk, dat zij door het bellen was opgeschrikt, want zij wierp de papieren vlug weer in de laden, af en toe even luisterend. Ze droeg een donkeren mantel en een zwart hoedje. Haar gezicht was beslist knap, ondanks de doodelijke bleekheid, die er over uitgespreid lag. Ze zagen, hoe zij telkens naar iets op den grond keek, haar oogen groot van afschuw. De inspecteur stapte de kamer binnen, gevolgd door Wilters. Het meisje slaakte een gil en week achteruit. „Wat. .. wat wilt u?" vroeg zij, nauwelijks verstaanbaar. Voordat de inspecteur iets kon zeggen, uitte Wilters een ontdanen kreet. „Lieve hemel, kijk hlèr eens!" Hij knielde neer op den grond. „Het is Flemming," zei hij toen. „Hij... hij is doodgestoken!" De inspecteur keek naar de gedaante op den grond, en toen naar het doodsbleeke meisje. „Ik zou zoo denken," zei hij daarop grimmig, „dat ik ü moet hebben." Hij draaide zich om, duwde de deuren dicht en sloot ze secuur. „Je blijft waar je bent, jongedame," beval hij. „Verroer je niet..." Wilters keek op. „Hij is dood," zei hij langzaam. Wankelend kwam hij overeind. Een oogenbllk scheen hij té beduusd om iets te kunnen zeggen. ^Arme kerel..." mompelde hij toen. „Het is afschuwelijk ..." Hij wendde zich tot het meisje. „In 's hemelsnaam, hoe kwam je er toe om zooiets afschuwelijks te doen?" vroeg hij. Ze deed een stap naar hem toe. De uitdrukking in haar oogen deed aan een krankzinnige denken. „Ik heb het niet gedaan," schreeuwde ze ont-
daan. „Ik heb hem met geen vinger aangeraakt!" Wilters haalde zijn schouders op. „Ik vrees, dat alles duidelijk genoeg Isl" zei hij. De Inspecteur had zich over het lichaam gebogen. Nu richtte hij zich op en keek het meisje doordringend aan. „Het is mijn plicht u te waarschuwen. Alles wat u zegt, kan tegen u gebruikt worden!" zei hij. Ze hief haar handen wanhopig boven haar hoofd. Haar stem klonk bijna krljschend. „Ik héb hem niet vermoord," riep ze uit, „Ik zwèèr het! Hij lag daar al zoo toen Ik binnenkwam." De inspecteur nam zijn opschrijfboekje. „U was bezig in zijn papieren te zoeken," zei hij scherp. „Dèt zult u toch zeker niet ontkennen?" Ze legde een hand op den rug van een stoel om zich steun te verschaffen. Ze rilde over haar gansche lichaam. „Ik ... ik zocht iets," zei ze.
„Wét?" Ze zweeg. „U kunt beter niet probeeren Iets te verbergen," waarschuwde de inspecteur haar. ,,Uw beste kans is ons de volle waarheid te vertellen." Ze leunde nog zwaarder op de stoelleuning. „Ik . . . zocht een brief." „Dien u aan mijnheer Flemming hadt geschreven?" Het leek er een oogenblik naar, alsof zij het bewustzijn zou verliezen. Maar ze beheerschte zich. „Ja... ik had den brief aan hem geschreven." Toen kwam ze plotseling overeind, en haar oogen schenen vuur te schieten. „Hij had me gedwongen om vanavond hier te komen... schreeuwde ze bijna. „Het was mijn eenige kans den brief terug te krijgen. Hij zei, dat als ik niét kwam, hij hem aan . . . aan iemand anders zou geven." Ze slikte moeilijk. „Hij was laag en wreed," snikte ze toen. „Het kon hem niets schelen, of hij andere menschen ongelukkig maakte. Ik . .. ik heb hem niet vermoord, maar ben tóch blij dat hij dood Is." Weer zweeg ze even, als om haar ontroering meester te worden. „U kunt Zie vervolg elders in dH nummer
GELAATSSTUDIE VAN EEN ZILVERVOS
"—
geen er voor blnnenlandsch gebruik te veel is, naar Duitschland wordt geëxporteerd. - Tijdens den pluk, welke des morgens tusschén zes en tien uur geschiedt.
>e
middernachtszon in de nabijheid Noordkaap.
5. Door het Nederlandsch Tooneel wordt Sophocles' „Elektra" voor het voetlicht gebracht met de muziek van Dr. Alphonse Diepenbrock, uitgevoerd door 't Concertgebouw-Orkest. — Een der scènes. Op het plateau van links naar rechts: Corrie Korevaar als Chrysothemis en Charlotte Köhler als Elektra. Daarvóór de reien.
van de
6. De uitzending van kinderen naar de Vacantiekinderhuizen is weer in vollen gang. Duizenden kinderen gaan weer van een Driedaagsch Vacantiefeest genieten, en zooals men ziet, vertrekken zij met stralende oogen en opgewekten geest naar de plaats van hun bestemming.
ACTUALITEITEN
eVn^n K ?SVerd™ter,n«' opgenomen a,„ e Japansche kust, in I93S. Een teere lichtlu.er omgeeft de zon: de corona, een der ln^r\ VerSChii"Se,e" ««« aan den heme J" waar te nemen. De vlammen, die hierbij -t de zon opstijgen, bereiken som, een hooeti van 800.000 K.M.
Een zonsverduistering, kort na afloop der totale verduistering.
thematische voors telling
van een totale zom-
D« zon wordt gcfllmd. - D« oocrateur w.cht tot de wolk.n.lul«r z«l xHn ^l«. trokk.„ .„ zij zich In .1 h..r 'm.TÄ zal vcrtoonen.
COSMISCHE FILMSTERREN
\A/anneer de zon zich des morgens T vermocht te aanschouwen, zooals bij ▼ stralend boven de kim verheft en voorbeeld dergelijke prachtige tafereelen des avonds in een purperen gloed er als de zonne-protuburansen en de zonneachter verzinkt, beleeft de mensch een corona, kan nu iedere bioscoopbezoeker indruk van overweldigende, stille majesop het witte doek waarnemen. Voor den teit. We weten echter, dat wij door het eersten keer ziet deze het wonder van ontoereikende van onze zintuigen dan een totale zonsverduistering voor zich afS?.? .nietL,all?s 2ien' wat er te zien valt. rollen, want de film brengt o.a. ook de WIJ zijn blind voor het overweldigende opnamen in beeld, die van een dergelijk licht, dat ons oog niet vermag op te vanschitterend natuurverschijnsel tijdens de gen Want in werkelijkheid moesten wij expeditie in Japan (in 1935) werden gem plaats van den indruk eener stille mamaakt. jesteit, de ongeloofelijkste revolutie waarAl het leven op'aarde is afgestemd op nemen De gloeiende bol der zon kookt den kringloop der seizoenen en het afen ziedt immers ten gevolge van onopwisselen van dag en nacht, en het leven houdelijke vulkanische uitbarstingen en wordt slechts door deze „verschijnselen" zei s de kleinste van haar kraters is gemogelijk gemaakt en geregeld. Dank zij weldig genoeg om er de aarde honderdhetgeen wij op school geleerd hebben, voudig in te laten verzinken. Maar van dit mogen wij er ons allemaal op beroemen, alles vermoeden wij bij een zonsop of dat deze gebeurtenissen ons bekend zijn. -ondergang slechts datgene wat in onze We weten, dat de aarde in vier en twinherinnering is blijven hangen door de tig uur om haar eigen „as" draait en dat plaatjes in wetenschappelijke boeken, die het op de helft, die naar de zon gekeerd WIJ eens gezien hebben... 9 en op den ander IA/ ' e helft nacht is. Thans is hetgeen er op de zon gebeurt We weten ook, dat de aarde in één jaar evenwel veel nader tot ons gebracht een maal om de .zon loopt en dat want voor de eerste maal „in haar gedeze omloopsperiode, tezamen met den sch.edenis heeft de zon het zich moeten scheven asstand der aarde, de wisseling aten welgevallen... gefilmd te worden! der jaargetijden en de ongelijke lengte In de nieuwe Ufa-cultuurfilm ,.2on. aarde van dag en nacht te voorschijn roept. en maan", die onder wetenschappelijk Zoo zijn er nog meer dingen, die wij toezicht werd opgenomen, treedt de zon weten; er zijn er evenwel nog véél meer. als de meest ongenaakbare, maar tevens die wij niét weten, of die ons niet geheel ook als de meest geweldige filmster op, duidelijk zijn, en deze worden ons door die de mensch ooit gewaagd heeft op de film Zon, aarde en maan" volkomen het witte doek te brengen. opgehelderd, terwijl wij hetgeen wij reeds Dit is een feit, waarop wij ons wel eens wél wisten, in een heel ander licht gaan even bezinnen mogenI De cultuurfilm zien. toont hiermede, dat zij zich volkomen beHet is niet overdreven te zeggen, dat wust is van haar hooge taak - het volk door deze film de majesteit der hemelen te veredelen en te ontwikkelen I Hetgeen ons geopenbaard wordt en wij het uittot nu toe alleen maar de geleerde, dank spansel met andere, nieuwe oogen leeZIJ zijn instrumenten op de sterrenwacht ren zien.
1-2. Folo 1: Rijkscommissaris Rijksminister SeyssInquart Inspecteert op het Binnenhof te 's-Gravenhage een bataljon van het S.S. Totenkopf-regiment, Standartenführer Reich, dat in ons land Is aangekomen en zich aan den Rijkscommissaris presenteerde. - 2. Tijdens hel défilé voor den Rijkscommissaris. 3. Onder toezicht van de Duitsche kustpoütie Is een aantal Scheveningsche visschersvaartuigen voor de sleepnet-visscherij uitgevaren. — Het net komt boven den waterspiegel met een ruimen buit er in. 4. In het Westland wordt door de tuinbouwbedrijven thans op volle kracht gewerkt. Vooral de tomatenoogst is bijzonder groot. Van doordraaien is nu echter gelukkig geen sprake meer, daar het-
HH
VOOR
GROENTEN UIT EIGEN TUINu
en
water De tijd, dat wij vrouwen gingen baden of zwemmen in een badkostuum, dat van een katoenen stof gemaakt en hoog aan den hals gesloten was en waarvan meestal de mouwen en pijpen gegarneerd waren met strookjes, is lang voorbij. Dat is maar gelukkig ook, want als wij foto's uit dien tijd bekijken, dan kunnen we onmiddellijk vaststellen, dat dergelijke badpakken allerminst flatteus waren. Bovendien zijn onze moderne wollen badpakken ook veel practischer, omdat we er ons zoo vrij in, kunnen bewegen. Van krimpvrije wol kunnen we de badpakken zelf breien en het voordeel hiervan is, dat we zoo'n pak dan geheel naar onzen eigen smaak ' kunnen maken. Op deze pagina geven wij een mooi voorbeeld van een damesbadpak in maat 40 è. 42. , BENOODIGD .„ 300 gram roode en 50 gram witte krimpvrije wol, twee breinaalden no. 3 en 8 witte knoopen. AFKORTINGEN Steek = st., rechts = r., averechts =' a., meerderen = mrd., minderen = mind. BEREKENING 20 st. geven een breedte van 10 cM., 30 toeren een hoogte van 10 cM. WERKWIJZE Ribbelpatroon: Alle st. en toeren geheel r. Randsteek : ** 1 r.. 1 a., herhaal vanaf **. Kousensteek : 1 toer r., 1 toer a. HET VOORPAND Begin bij de taille en zet 80 st. op met de roode wol. Brei hierop 12 toeren in den randsteek. Ga dan verder in den kousensteek. Mrd. aan het begin en eind van den 2ien en 4ien toer 1 st. Er zijn dan 84 st. op äe naald. Brei hierop, tot er in totaal 64 toeren gebreid zijn. Kant aan het begin van den 65en en 66en toer 3 st. af en aan het begin van den 67en en 68en toer 2 st. Er blijven 74 st. op de naald over. 69e ioer: Brei 2 st. samen, brei 35 st., neem de overige st. op een hulpnaald en laat deze st. zoolang even rusten. Brei alleen op de eerste overgebleven 36 st. verder. Brei vanaf den 7oen tot en met den io2en toer aan het begin van elk dezer toeren 2st. samen (dus: 70e ioer: 2 st. samen breien, 34 st. 71e toer: 2 st. samen breien, 33 st. enz.). Brei ïn den i03en toer de 3 overgebleven st. samen. Kant dan deze st. af. Brei op de resteerende 37 st. van de hulpnaald de tweede punt van den bovenkant van het badpak op, op gelijke wij'ze als voor de eerste punt is beschreven, doch in tegenovergestelde richting. Neem vervolgens de 80 opzetsteken van het voorpand weer op en brei hierop in den kousensteek. Mrd. in den 7en, i5en, 23en, 3ien, 39en, 47en, 55en, 63en, 7ien, 8ien en gien toer, door uit de twee in het midden van het werk liggende st. elk 2 st. te breien. Dit zijn 22 mrd. ; er zijn dus in het totaal 102 st. op de naald. Brei hierop zonder mrd.' verder, tot er. gerekend vanaf de taille, 32 cM. gebreid zijn. Verdeel dan voor de pijpen het werk in twee deelen en brei op ieder deel van 51 st. afzonderlijk verder. Zet aan den middenvoorkant van het werk 4 st. op bij de 51 st. Brei op deze 55 st. nog 12 toeren in den kousensteek en daarna 6 toeren in ribbelpatroon. Kant dan de st. af. Zet bij het tweede deel van 51 st. eveneens 4 st. op aan den middenvoorkant en, brei hierop op gelijke wijze. HET RUGPAND Begin bij de taille en zet 80 st. op. Brei hierop, op gelijke wijze als voor het voorpand beschreven is, tot en met den 42en toer. Verdeel dan het werk in twee gelijke deelen en brei op ieder deel afzonderlijk verder. 43e toer : Brei 42 st. Kant in den 44en en 46en toer 2 st. af aan de zijde van de halsuitsnijding. Kant in den 48en, soen, 52en, 54en, 56en, ^en, 6oen en 62en toer 4 st. af aan de zijde van de halsuit-
Het verwijderen van onkruid. Misschien geen prettig, maar toch wel een zeer nuttig werkje!
snijding en in den 64en en 66en toer 3 st. Brei op het tweede deel van 42 st. op gelijke wijze, doch in tegenovergestelde richting. Neem vervolgens de 80 opzetsteken van het rugpand opnieuw op en zet aan weerszijden van deze st. 10 st. op, zoodat er in totaal 100 st. op de naald zijn. Brei hierop in den kousensteek. Mrd. in den 7en, i5en, 23en, 3ien, 4ien, 5ien, 6ien, 7ien, 8ien en gien toer; door uit dé twee in het midden liggende st. van het werk steeds 2 st. te breien. Er zijn dan in totaal 120 st. 'op de naald. Brei hierop tot het werk, gerekend vanaf de taille, een hoogte heeft van 32 cM. Verdeel dan het werk in twee gelijke deelen en brei op. ieder deel afzonderlijk verder. Zet aan de zijde van den middenachterkant 8 st. op. Brei op de gezamenlijke 68 st. eerst 12 toeren in den kousensteek en daarna 6 toeren in ribbelpatroon. Kant daarna de st. af. Brei het tweede deel op gelijke wijze, na ook'hier 8 st. bij omgezet te hebben. DE PUNT IN DE HALSUITSNIJDING Zet 3 st. op met de witte wol en brei hierop in den randsteek, in de volgende kleurverdeeling : eerst 6 toeren met witte wol, dan 2 toeren met roode wol, herhaal voortdurend deze 8 toeren. Mrd. aan het eind van lederen toer 2 st., tot en met den i6en toer. Aan het eind van den i7en en i8en toer worden 60 st. opgezet. Er zijn dan in totaal 155 st. op de naald. Brei hierop tot er in totaal 29 toeren gebreid zijn. 30e toer: Brei de st. twee aan twee samen. 31e toer: Kant alle st. af. HET IN ELKAAR MAKEN Strijk de verschillende deelen onder een vochtigen doek met een niet-te heet ijzer. Naai vervolgens de punt in de halsuitsnijding van het voorpand (zie afbeelding). Sluit den rand van de punt achter in den hals met een lusje en een knoopje. Verbind vervolgens de zijnaden en de naden van het kruis. Let er bij het verbinden van de zijnaden op, dat de naden van het broekje circa 2 cM. over elkaar genaaid worden (d.w.z. het voorpand op het achterpand vallend). Naai op iedere pijp 4 knoopen zooals de afbeelding weergeeft. Omhaak den bovenkant van het badpak met een toer vasten, evenals de onderkanten van de pijpen. Zet voor het ceintuurtje 166 st. op, met de witte wol. Brei hierop in den randsteek eerst 6 toeren met witte wol, dan 2 toeren met roode wol en ten slotte 6 toeren met witte wol. Kant dan de st. af. Sluit de ceintuur met drukknoopen.
In ons vorige artikel hebben we enkele soorten groenten genoemd, die we in den nazomer en den herfst nog kunnen oogsten. Alvorens we deze opgave aanvullen, willen we eerst eens enkele keukenkruiden, die we toch ook niet missen kunnen, nader beschouwen. We hebben bij voorbeeld over worteltjes gesproken. Bij versehe worteltjes nu hoort wat peterselie, dus is het raadzaam om ook hiervan te zaaien. Op een niet al te warme plaats maken we daarom een bedje klaar, om verschillende van deze kruiden uit te zaaien. We zaaien op voedzamen, niet te zwaren grond, dien we eerst goed door en door nat maken, iets laten drogen en doorharken. We nemen als peterselie de mooie kruipeterselie, die tevens kan dienen voor versiering van vleesch- en vischschotels. Het zaad wordt niet te dicht uitgezaaid, goed ingeharkt en aangedrukt. Na drie è vier weken komen de eerste plantjes te voorschijn. Hebben deze eenmaal een paar karakterblaadjes, dan dunnen we wat uit, opdat ieder plantje een behoorlijke ruimte krijgt om zich te ontwikkelen. Om den groei er in te houden moet bij droog weer geregeld gegoten worden. Hoe harder de peterselie groeit, hoe malscher zij is. Daar peterselie niet winterhard is, planten we wat plantjes in een bakje uit, waarover we een paar ruiten kunnen leggen, als de koude te streng wordt. We kunnen er zoo den geheelen winter plezier van hebben. In October kunnen we de peterselie uit den vollen grond afsnijden, drogen en in stopflesschen bewaren. Selderij en kervel worden op dezelfde wijze behandeld. Voor soepen, sausen, enzoovoort wordt van deze drie soorten veel gebruik gemaakt. Voor selderij nemen we de „Amsterdammer fijne", voor kervel de fijne krulkervel. Voor den Inmaak kweeken we ook nog enkele krulden, zooals boonenkruid, dat bij het inmaken van augurken en uitjes gebruikt wordt, evenals venkel, dragon en laurierblad. In Juni zaaien we nog wat boonenkruid. Venkel is een twee- of overjarige plant, die op het oogenblik gezaaid moei worden. De plantjes worden op 40 cm. onderlingen afstand uitgeplant en bloeien het volgende jaar; tegen den winter moet men ze met wat blad dekken. Het volgende jaar worden het zeer groote, hooge planten. Aan een paar planten hebben we meer dan voldoende. Dragon wordt direct uitgezaaid of we kunnen, wat nog beter is, een paar in pot gekweekte planten koopen en deze in onzen groentetuin uitplanten. Tijm en kruizemunt kunnen we ook beter als plantjes koopen. Tijm wordt gezaaid, kruizemunt wordt gekweekt door deeling van den wortelstok. Thans keeren we echter tot onze groenten
terug. Aan het begin van den pluk- of snljtljd zijn er reeds vele soorten. Doperwten, peulen, groote boonen, snijboonen en prinsesseboonen staan in vollen bloei of hebben reeds plukbare scheden. Sla wordt reeds geoogst, maar ook geregeld bljgekweekt, evenals worteltjes. Sprultkool Is reeds eind April gezaaid; de tijd van uitplanten loopt van Mei tot eind Juli. Willen we nu nog sprultkool uitplanten, dan zal bij een groententuin wei een kleine hoeveelheid plantjes, voor dit doel voldoende, te koop zijn. Spruiten moeten een vrije, open ruimte hebben; de planten worden op een onderlingen afstand van ongeveer 75 cm. geplant. We zorgen, dat ze op een plaats komen, die niet te zwaar bemest is, daar ze dan te welig groeien en het spruitjes-maken vergeten. Men geeft wel eens den raad de groote bladeren af te snijden, ten einde den groei der spruitjes te bevorderen. Niets Is echter minder waar, daar juist de blaren aan de spruitjes den toevoer, van groeikracht verzekeren, en hen beschermen. Van goed bebladerde planten kan men den besten oogst verwachten. Indien er half September nog weinig spruitjes aan de planten zijn, kan men de kroonblaren wegnemen. Deze kunnen als kool gegeten worden en leveren een smakelijke groente. Sprultkool is winterhard, hoewel tijdens den winter een lichte beschutting tegen te scherpen wind in haar voordeel is. Een groentesoort die veel gegeten en ook veel ingemaakt wordt, is de postelein. Heeft men de beschikking over een bakje, met een paar ramen er over, dan kan deze groente reeds vroeg gezaaid worden, namelijk van half April af. In den vrijen grond .kan bij gunstig weer worden gezaaid van de tweede helft van Mei af. Men moet hiervoor een wat beschutte plaats bestemmen. De grond moet luchtig, doch tevens goed voedzaam zijn. Om het zeer fijne zaad regelmatig te kunnen uitstrooien, wordt het met wat vochtig wit zand vermengd. Na het zaaien wordt hét luchtig ingeharkt en met een platte schop of een plak ingedrukt. Men moet vooral zorgen, dat vóór. het zaaien de grond goed vochtig Is. Als de zon op het bed komt, dekken we het bezaaide met een vochtigen linnen lap, dien we vochtig houden. In het gunstigste geval komt de postelein reeds na 24 uur op, hetgeen te zien is aan den roodachtlgen gloed, dien de grond aanneemt. Zoo gauw deze zichtbaar wordt, moeten de linnen lappen worden weggenomen. Bij warm weer kan de postelein reeds na 14 dagen gesneden worden. Een tweede snede is mogelijk, wanneer men de afgesneden postelein goed nat houdt. Dit duurt echter nogal lang, zoodat opnieuw zaaien aanbeveling verdient. Om geregeld te kunnen snijden, moet men van half Mei tot
Hoe de stokken geplaatst moeten worden voor de „klimboontjes".
half Augustus om de drie weken zaaien. Als men postelein wil Inmaken, kan men ze wat langer laten staan; de Stengels kunnen dan ook wat dikker zijn. In den bak kan nog later gezaaid worden dan in den vrijen grond, daar onder de ramen een grootere warmte te verkrijgen is. Voor de bereiding van postelein en spinazie worden wel zuringblaadjes gevraagd. De zuring is een vaste plant, die geen hooge eischen aan den grond stelt. Men kan ze langs den rand van een bed planten op een afstand van 20 cm. Men zaait ze in April of Juni, waarna ze het volgende voorjaar worden uitgeplant. Daar de gezaaide zuring zeer spoedig in het zaad schiet, kan men beter eenige planten koopen. De vermenigvuldiging geschiedt dan door het scheuren der wortelstokken. Ongeveer na vier jaar moeten we ze weer eens verplanten. Eventueele zaadstengels worden direct weggesneden, daar zij den groei der bladeren belemmeren. Uien zijn ook een dankbare groente om te kweeken. Ze groeien het best op zwaren grond en op klei- en zavelgrond, die van te voren goed bewerkt is met rundermest. Deze zware bemesting moet echter een jaar te voren geschieden. Een te versehe bemesting is nadeelig voor uien, daar ze dan 's winters tot rotting overgaan. Op grond, waarop het vorig jaar diep wortelende gewassen geteeld zijn, groeien ze het best. Men zaait ze, zoodra de grond zulks toelaat, ongeveer half Maart, op rijen, ongeveer 15 cm. iuit elkaar. Het zaad wordt goed Ingeharkt en vastgedrukt. Zaadkorrels, die niet voldoende gedekt zijn, ontkiemen niet. Na drie è vier weken verschijnen de plantjes. Deze moeten uitgedund worden; men doe dit echter niet te vlug, daar de maden van de ulenvlieg ons nog al eens een te grondige hulp verleenen. Bij het uitdunnen der plantjes zorgen we, dat ze op ongeveer 15 cm. onderlingen afstand komen. Wanneer bij een kouden, natten zomer, de uien te lang doorgroeien, worden de blaren begin September dicht bij den grond platgedrukt, waardoor de groei gestuit wordt. Einde September zijn ze volwassen,'worden opgeroold en op de bedden uitgelegd' om af te rijpen en te drogen. Na drie weken worden ze van blad en wortels ontdaan en in een vorstvrije ruimte opgeborgen. Bij het kweeken van groente is 't een voorname vereischte, dat onze tuin terdege wordt schoongehouden. Onkruid mag niet worden gedoogd. Veel schoffelen en harken Is noodlg, niet alleen ter vernietiging van het onkruid, maar vooral om den bovengrond los te houden, waardoor de warmte beter kan binnendringen, wat den groei van onze gewassen bevordert!
^_^_ ^^^—^^"^—^
VAN DE REDACTIE-TAFEL VREEVID, MAAR WAAR
..
C^P '^ono'u'u woont een Jongedame, die ^^ als Yoigt heet: Kalanl Kaumehamehakahiklkalanynakawahlnekuhao. De overleden keizerin-weduwe van China heette: Tzu-hsi-tuan-yu-kang-hsi-chao-yu-chuangcheng-shou-kung-chin-hsien-chung-hsl-huang-tai-hou. Het is niet onwaarschijnlijk, dat de beide namen die men hierboven heeft gelezen, de langste ter wereld zijn, maar met zekerheid valt dit natuurlijk niet uit te maken. Wat de kortste naam Is, kan men echter wel met stelligheid vaststellen. Die werd gedragen door een Chinees in Hankou, die „I" heette. Korter dan één letter kan een naam al moeilijk zijn, maar bovendien neemt de I In het alfabet de kleinste plaats inl Korter én kleiner kan het dus werkelijk nietl o
GEWICHTSKLASSEN. [v1en 'eest in sportverslagen dikwijls van 0 bepaalde gewichtsklassen, zooals bantamgewicht, lichtgewicht, enzoovoort. Ter oriënteering van onze lezeressen en lezers, die niet geheel met deze termen vertrouwd zijn, geven wij hieronder een lijstje waarop de verschillende gewichtsklassen - voorkomen met de aanduiding der gewichten, enz. Gewichtsklasse Soort sport. boksen worstelen Vllegengewlcht tot 50,802 K.G. tot 52,5 tC.G. Bantamgewicht tot 53,524 K.G. tot 56,0 K.G. Vedergewicht tot 57,152 K.G. tot 61,0 K.G. Lichtgewicht tot 61,237 K.G. tot 66,0 K.G. Weltergewicht tot 66,678 K.G. tot 72,0 K.G. Middelgewicht tot 72,574 K.G. tot 79,0 K.G, Halfzwaargewicht tot 79,378 K.G. tot 87,0 K.G. Zwaargewicht boven 79,378 K.G. boven 87,0 KG. Gewichtsklasse Vllegengewlcht Bantamgewicht Vedergewicht Lichtgewicht Weltergewicht Middelgewicht HaHzwaargewicht Zwaargewicht
Soort sport. Gewichlsheffen
tot 60 K.G. tot 67,5 K.G. tot 75 K.G. tot 82,5 K.G. boven 82,5 K.G.
EBN VROUW, DIE KON ZWIJGEN ... ... of die niet kon zwijgen, al naar m^n hel nemen will Dit is een wat zonderlinge aanhef, we erkennen het gaarne, doch men oordeele zelf na het volgende gelezen te hebben. Leone, de Atheensche courtisane, beet haar eigen tong af, ten einde te voorkomen dat zij de samenzwering, die Harmodius en Arlstogiton hadden gesmeed, zou verraden. Wat dunkt u: kön zij zwijgen of kon zij het niét? Dat zij het geheim niet verder heeft verteld, is een feit, maar, kan men vragen, als zij wérkelijk kon zwijgen, waarom 'moest zij dan haar tong afbijten? Hoe het zij, zij hel, in leder geval hebben de Atheners haar daad belangrijk genoeg gevonden om een standbeeld voor haar op te richten in den vorm van een leeuwin zonder tong ...
LUI MAAR GEESTIG. K/j31"'5 Twain, de bekende Amerikaansche ' " schrijver — o.a. van Huckleberry Finn — had bij tijden absoluut geen lust om te schrijven. Wanneer plicht of liefde hem niet de pen in de hand drukte, liet hij ze het liefst rusten... Bret Harte, eveneens een Amerikaansch schrijver, had reeds langen tijd op een brief van Mark Twain moeten wachten. Eindelijk verloot* hij zijn geduld en stuurde hem een velletje papier en een postzegel over de post toe, om hem aan zijn verzuim te herinneren. Als antwoord kreeg hij evenwel slechts de volgende briefkaart: „Papier en postzegel ontvangen. Stuur me alsjeblieft nog een envelop ..." Behalve traag in het schrijven, was Mark Twain ook dikwijls zeer verstrooid, en zoo vertelt men dat hij, toen hij eens een bezoek bracht aan Harriet Beecher-Stowe, de schrijfster van „De Negerhut van Oom Tom", vergeten had zijn boord en das om te doen. Bij zijn terugkomst bemerkte zijn vrouw het vergrijp tegen de etikette. Mark Twain trok er zich niet veel van aan. Hij deed zijn boord en das in een doos en stuurde ze met een geestig briefje aan de schrijfster, opdat zij kon zien, dat hij wel degelijk een boord en das bezat en ... wist hoe het hoordel o
OPRECHT. Johannes Brahms, de bekende Duitsche o ■' componist, was een man van karakter, die nooit huichelde. Dat was natuurlijk voor de menschen met wie hij omging, wel eens minder prettig, maar daar trok hij zich niet veel van aan. Wanneer hij het bij voorbeeld in een gezelschap niet aangenaam vond, nam hij zonder meer zijn hoed en stok en ging weg. Op zekeren dag wilde hij dit weer doen, toen hij door de vrouw des huizes nog net bij de deur werd opgemerkt. „Wat? Wilt u nu reeds weggaan?" vroeg zij. „Ja," zei Brahms. „En als ik misschien vergeten heb, iemand van uw uitgelezen gezelschap te beleedigen, dan wilt u ze daarvoor wel mijn verontschuldiging aanbieden."
HET
NOODSIGNAAL
VAN
BERGBEKLIMMERS.
1"^'* wor<^ <'oor middel van zichtbare ^ teekenen (zwaaien van vlaggen, kledingstukken, bij nacht van lantaarns, enz) of door middel van hoorbare teekens (roepen, fluiten, enz.) gegeven, en wel binnen het tijdsverloop van één minuut zesmaal met regelmatige tusschenpoozen, waarop een pauze van een minuut, intreedt eer de signalen worden herhaald, ' enzoovoort. Als antwoord geldt: binnen het tijdsverloop van één minuut het gegeven signaal driemaal herhalen' met regelmatige tusschenpoozen. o
FEITEN. Chou Kung, die het kompas uitgevonden heeft, had een draaibaren pols, zoodat hij zijn hand heelemaal rond kon draaien. Lollia Paulina, de vrouw van keizer Caligula, droeg een kleed, dat op een waarde van 20.000.000 gulden werd geschat, en een parelen halssnoer ter waarde van anderhalf maal dit bedragl In den staat New Yersey liet men een kinderballonnetje los, dat later in Venezuela werd teruggevonden.
f/
Ga met uw ondergeschikten om, zooals gij wilt dat uw meerderen met u omgaan. Indien iemand zich verheft op zijn kennis of zijn wijsheid, kunt ge er zeker van zijn een dwaas voor u te hebben. Wijs is hij, die van alles weet te leeren. Achtenswaardig is hij, die alles acht.
DE FATALE VERGISSING
Wilters,"
„H'm, juist," zei de inspecteur. „Dus u is hier niet eerder geweest vanavond? Ook niet voordat u mij kwam waarschuwen?"
„Hoe .
met me doen wat u wilt," riep ze wanhopig uit, „maar ik zeg u, dat ik blij ben dat hij dood is! Ik ben blij... blij...". Ze bedekte haar gezicht met de handen en begon luid te snikken. „Kalm wat," zei de inspecteur, niet onvriendelijk. „U kunt beter zóó niet sprekenl" Hij wendde zich tot Wilters. „U was zijn compagnon, mijnheer, wat denkt ü er van?" „Ik begrijp het niet," antwoordde Wilters langzaam. „Ik wist niet veel van zijn privé-leven af, maar ik had toch zeker geen reden om zulke dingen te vermoeden als waarvan deze jongedame spreekt. Het is absoluut een verrassing voor mijl" De inspecteur sloot zijn opschrijfboekje en borg het in zijn zak. „Als zij eens de waarheid sprak en hij wérkelijk hier lag toen zij binnenkwam," mompelde hij peinzend. Het meisje nam de handen van haar gelaat weg en keek hem hoopvol aan. „Hij lag hier... wèrkelijkl" riep zij uit. „Ik zwéér hel ui" De inspecteur beduidde haar rustig te zijn. „Laten we voor het oogenblik eens aannemen, dal ze de waarheid spreekt, heeft u dan, mijnheer Wilters, omdat u hem kende, een vermoeden, wie het dan gedaan kan hebben?"
gaan?" Wilters voelde zich bleek worden. Vermoedde de inspecteur iets? Neen, dat kön niet! Dat was uitgesloten! Volkomen uitgesloten! Hij kon volmaakt rustig zijn. Hij had op alles gelet. Geen enkel spoor nagelaten. Een snelle blik door het vertrek overtuigde hem daar ten overvloede nog van. Hij had niets, maar dan ook niets over het hoofd gezien. . . „Zeker," zei hij toen, volkomen rustig. „Ik ben om half tien van huis gegaan. Maar waarom vraagt u dal, inspecteur?" De inspecteur trad nog een
slap
dichter
op
hem toe. Mei een snelle beweging had hij een revolver uit zijn zak gehaald. „Je bent mijn arrestant, Willers," zei hij toen opeens. „En ik zou Je aanraden. Je niet te verzetten!" Hij haalde met zijn hand, waarin hij niét de revolver hield, een stel handboeien uit zijn zak. Willers deed een slap achteruit, boog zich iets voorover, als om een sprong te nemen. „Blijf stain, of ik schiet," zei de inspecteur, zijn revolver op Wilters' hart richtend. Willers bedacht zich en stak toen zijn handen uit. De inspecteur sloot er de boeien om. „Je vergist Je toch, inspecteur," zeide Wilters terwijl. „Je vergist je toch ... En Je zult er voor boelenl" „Ik denk
eerder,
dal Jij
Hij keek weer naar het meisje. „Toch is er iels, wat mij niet bevalt," zei toen eerlijk. „Ik kan er niets aan doen, maar heb het gevoel, dal er iets anders achter zit. heb vrij veel ervaring, en hoe dan ook,
In een draad, waardoor een stroom van één ampère gaat, passeeren ongeveer 10 tot de negentiende macht electronen, dat wil dus zeggen een 1 met ' negentien nullen, dus 10.000.000.000.000.000.000 in de seconde de doorsnede van den draad. Stellen wij ons de electronen voor als een dichte zwerm sprotten, dan zou er een kanaal noodig zijn ter breedte van de doorsnede der aarde om in de breedte hetzelfde aantal sprotten te kunnen bevatten. De massa der electronen verhoudt zich tot één gram als honderd K.G. tot het gewicht van de gansche aardel
heel
kalm.
er voor zult boelen.
teur met zijn geboeide handen een stomp in het gezicht te geven. Maar deze weerde den slag af en gaf er Willers een, waardoor deze achterover in een stoel viel . . . Het meisje uitte een kreet. . . „Stil maar," zei de inspecteur tegen haar. „U behoeft nu niet meer bang te zijn! Maar het was op het nippertje, dat is waar! Door dien schurk hier en mijn eigen domheid had ik bijna een fatale vergissing gemaakt." Bij de woorden fatale vergissing sloeg Wilters zijn oogen op, maar hij zei niets . . .
lijden uit. „Ik zie ook niet in, hoe u dit zoudt kunnen nalaten," zei hij. „Ik ben graag bereid u in alle opzichten, waar mogelijk, van dienst te zijn, maar ik geloof toch, dat u gedwongen benl haar in de gegeven omstandigheden te arresteèren." De inspecteur staarde even nadenkend voor zich uil. „U kunt natuurlijk een verklaring afleggen over de wijze waarop u de laatste uren hebt doorgebracht?" vroeg hij toen opeens. „Ik bedoel, u kunt toch bewijzen, dat u hier al niet eerder in dit huis bent geweest vanavond?" Even kreeg Willers een schok, maar hij hield zich boven verwachting goed. „Natuurlijk... Ik ben om ongeveer half -tien van huis vertrokken en ben wandelend hierheen gegaan. . . Het is ongeveer vijf en twintig minuten
weest!"
inspecteur
waarheid sprak," zei hij. Wilters uitte een vloek en trachtte den inspec-
hij ik Ik ik
loopen van mijn huis naar hier. .. Ik had wal hoofdpijn en dacht dal de avondlucht mij goed zou doen. Hetgeen inderdaad hel geval is ge-
de
begon Wilters, maar de in-
De inspecteur staarde hem aan. „Ik zei je wel, dat ik dacht, dal dit meisje de
ren wegens verdenking van moordl" Wilters' gezicht drukte medelijden, écht mede-
Op Ceylon leeft een baars, de Anabas Scandens, die kans ziet een afstand van vijfhonderd meter over land af te leggenl
hoe . . ."
mij gekomen . . ." Wilters was doodsbleek geworden en hij wankelde op zijn beenen. De fatale vergissing, gonsde het door zijn hersens. Hij bleef roerloos slaan.
geloof, dat zij de waarheid spreekt. Het beroerde is echler, dat ik onder de gegeven omstandigheden niets anders kan doen dan haar arrestee-
Leon Avazian beklom alle trappen naar den top van het Woolworth Building in New York. Hij deed er negen minuten over. De „afstand" bedroeg 55 verdiepingen, het aantal treden 1520
antwoordde .
specteur viel hem in de rede. „Dat zal ik je vertellen," antwoordde hij. „Je zei, dal Je om half tien van huis was vertrokken en loopend naar dit huis was gegaanl Dat is een leugen - en een leugen, die je niet zonder reden opgeeftl Je regenjas en je hoed zijn kurkdroog! En toch heeft hel tusschen ongeveer vijf minuten over half tien en tien vóór tien hard geregend! Gegoten zelfs." Als je toen op straat was geweest had je nu nog moeten druipen! Je bent dus tijdens de regenbui ergens geweest - en dal feil wil Je verbergen! Je moet dus hier geweest zijn en van hier ben Je ook regelrecht naar
„Neen..." „En u benl om tfngeveer half lien van huis ge-
„Het spijt me voor haar, doch hel heele geval lijkt mij volkomen duidelijk." „Ik moet eveneens erkennen, dal hel duidelijk genoeg lijkt," zei de inspecteur, „en toch. .."
UIT DE WERELD VAN HET KLEINE. Ware blijdschap is een ernstige zaak.
Vervolg van
trad hij wal dichter op Wilters toe. „Twijfelt u absoluut niet?" vroeg hij, fluisterend. „Neen, absoluut niet," antwoordde Wilters.
LEVENSWIJSHEID.
Tracht vóór alles naar dit eene: leer opgewekt en blijde te zijn.
■
ruimte voor twijfel Is." Het meisje viel op een stoel neer en verborg haar gezicht weer in haar handen. De inspecteur keek haar een oogenblik zwijgend aan. Toen
LJsleh Hsuan, die geboren werd te Yu-t'ien in ■• Chihli, China, had doorzichtig vleesch. Alle beenderen en organen van zijn lichaam waren duidelijk zichtbaar. Hsieh was een groot geleerde en na zijn studies te hebben voltooid, werd hij ambtenaar. Hij raakte echter verstrikt in een afpersingsgeval en werd ter dood veroordeeld. Hij zette zijn studie in de gevangenis voort en las nog kalm een boek. terwijl hij naar de plaats van zijn terechtstelling werd geleid. Het bleek later, dat hij onschuldig was geweest en zijn naam werd daarom vereeuwigd in den tempel van Confucius.
Een daad mag men alleen dan deugdzaam noemen, indien zij, afgezien van alle nut of loon, om haar zelfswil geprezen dient te worden.
■
Wilters schudde zijn hoofd. „Ik vrees van niet," zei hij spijtig. „Ter wille van dit meisje hier, zou ik blij zijn als ik gelooven kon, dat zij het niét gedaan had. . . maar het komt mij voor, dat... dat hel geval duidelijk genoeg is. Natuurlijk is het mogelijk.. ." Hij maakte met zijn hand een afwerende beweging. „Maar het komt mij,toch voor, dal er niet veel
DE DOORZICHTIGE MAN.
Groothartigheid is de kroon van alle deugden.
w
RUST
:
Van een levende zijde-fabriek De meeste menschen houden zijde voor een Chineesche uitvinding. Dit is echter niet geheel juist, want het is' bewezen dat de gedachte, om de spindraden van bepaalde groote rupsen op de manier van vlas, wol, enzoovoort, tot een stof verwerken, in Indië is ontstaan en wel reeds in de twaalfde eeuw vóór onze jaartelling. De zijden stoffen, die men daar uit de
cocons van den Tussah-rups maakte, waren licht, soepel en duurzaam, maar glansloos, en ze hadden een geelachtige of matbruine kleur. In de oude Indische literatuur kan men vaak lezen dat vooral feestgewaden van deze zijden stof vervaardigd werden.' De meening, dat de ontdekking van de zijde aan de Chineezen te danken zou zijn, is waarschijnlijk ontstaan door een legende, waarin verhaald wordt, dat de omstreeks 3000 vóór onze jaartelling levende keizer Fchi op de gedachte is gekomen zijden draden ais snaren voor een muziekinstrument te gebruiken. Latere onderzoekers zijn evenwel de meening toegedaan, dat de Chineesche geschiedschrijvers, die de historie van hun land pas in de zesde eeuw te boek begonnen te stellen, de „ontdekking" van keizer Fchi zoo vroeg gesteld hebben, om hun volk een pluim op den hoed te steken. In ieder geval dus niet met een kwade bedoeling, al blijkt het thans historisch minder juistl Intusschen hebben de Chineezen zich tóch reeds zeer vroeg voor de zijde-industrie geïnteresseerd. Hei is evenwel niet gemakkelijk na te gaan of zij er uit zichzelf op gekomen zijn, of dat zij van een ander volk een „tip" gekregen hebben. Hoe dit zij, in ieder geval was het spinnen van zijde reeds omstreeks 380 voor onze jaartelling 'n bezigheid, waarmede > zich zeer veel Chineezen bezig hielden, zoodat men mag zeggen dat deze industrie toen niet alleen inheemsch, maar bovendien populair was in het Hemelsche Rijk. Gerüimen tijd heeft China toen een soort monopolie op dit gebied bezeten, daar de teelt der zijde-rupsen geheim gehouden werd en er op den uitvoer van eitjes der zijdespinners de doodstraf stond. Naar men verhaalt, moet het privilege, dat het Verre Oosten voor de zijdeteelt had, verbroken zijn, doordat een Chineesche Prinses omstreeks het jaar 419 — nog steeds vóór onze jaartelling! — in de bloesems, die zij in heur haar droeg, eitjes van den zijdespinner het vaderland van haar echtgenoot — Oost-Turkestan — binnensmokkelde. Maar ook twee Perzische monniken zouden omstreeks 552 in hun uitgeholde bamboestokken eitjes ongemerkt naar Byzantium gesmokkeld hebben. Vandaar zou de teelt der zijderups toen via Italië zich over de rest van Europa verbreid hebben. Onder de verscheidene in het wild voorkomende soorten zijde-spinners, die de Chineezen in hun land vonden, was ook de thans nog bekende wilde moerbei-zijdespinner. Daar de Chineezen inzagen, dat de door dezen rups geleverde zijde van allemaal verreweg, de beste eigenschappen had, werd hij door hen, omdat het keizerlijke hof steeds hoogere eischen stelde, op kunstmatige wijze aangekweekt, met het gevolg, dat de vlinder een soort „huisdier" werd, dat zoo sterk van zijn oorspronkelijken stamvorm begon af te wijken, dat hij later als een bijzondere, zelfstandige soort werd beschouwd. Afgezien van het verschil in lichaamsgrootte, van vorm en kleur, kan de vlinder bij voorbeeld niet meer vliegen, terwijl de stamvorm juist een uitstekend vlieger isl De zijde-opbrengst van het „huisdier" is echter veel grooter. Evenals alle vlindersoorten maakt bok de zijdespinner vier stadia van ontwikkeling door. Deze zijn, zooals bekend: ei, rups, pop en vlinder. Het is echter slechts aan zeer weinig vlinders vergund het levenslicht te aanschouwen, want voor de zijde-winning moeten de cocons onbeschadigd, dus vóórdat de vlinder er uit te voorschijn komt, verwerkt worden. De in de cocons zittende poppen worden daarom vóór dien tijd door heete lucht gedood. Op de fraaie foto's, die wij op deze pagina's reproduceeren, kan men de ontwikkeling van den zijdespinner van af het ei tot aan den vlinderstaat nauwkeurig volgen. Een levende zijde-fabriek dus, zooals men ziet, en een rups, die geen vlinder mag Worden!
^,
_—_^—
I
^"^^—^^^
HUMOR
TJOMCE . OAAR LOO*r
HE-T ȆTiO*1- IK LOOP LUEMEfi, CEH
sraA«rJ e OM .
^7 hoPEIOOS geval (EIN HOFFNUNGSLOSER FALL) Regie: Erich Engel Jenny ...:...-...., Prof. Dr. Bruchäal Hans Faber De vader De vereerder
•
Waly-film Jenny Jugo Karl Ludwig Diehl ■ Hannes Stelzer Leo Peukert Axel von Ambesser
Jenny Jugo en Karl Ludwig Diehl
Eén vrouw in oen wereld Tan mannen.
„Je' moet niet gelooven, Klaas, dat ik niet begrijp, hoe volkomen ontoereikend een verontschuldiging zou klinken I"
v**^^
Kapper: „Wat denkt u van de vliegenplaag, mijnheer? Ik voor mij word er volslagen krankzinnig' van I Als zoo'n beest op mijn gezicht gaat zitten, word ik woedend ... en dan sta ik niet voor mezelf In I"
*
..O, kijk, Jan, hij heeft jouw gevoel voor humor.
„Het tocht hier vreeselijk. De wind waait recht door de Hollandsche binnenhuisjes in het neoklassieke tijdperk."
Jenny Jugo
■jT enny, een rijk en verwend meisje, komt door een auto-ongeluk in contact met een bekenden chirurg, prof. Bruchsal. Zij is niet ' ernstig gewond en hersteld' spoedig, maar de professor deelt haar bij haar ontslag uit het ziekenhuis mede, dat zij „een hopeloos geval" is, voor niets geschikt en totaal nutteloos. Deze professor is de eerste, die de grillige Jenny onverbloemd de waarheid heeft durven zeggen en zij trekt zich deze aan, daar haar nog steeds een vleugje gezond verstand is bijgebleven, dat haar er van overtuigt. dat zij haar nutteloos leven werkelijk nioet gaan verbeteren. Tot grooten schrik van haar vader en van een jongen man, die naar haar hand dingt, laat zij zich inschrijven als studente in de medicijnen aan de Berlijnsche Universiteit. In het begin wachten haar niets anders dan teleurstellingen, daar de overige studenten van de over-elegante en opgedirkte collega niets moeten hebben in deze, serieuse omgeving. Haar optreden, dat niet van arrogantie ontbloot is, wekt speciaal de ergernis op van een der studenten. Hans Faber. die voor zijn staatsexamen zit. Thuis maakt Jenny iedereen, haar vader incluis, stapelgek met haar studentikooze allures, vooral waar zij bij iedereen diagnoses wil vaststellen. Haar vader ontvlucht zijn huis en dient zijn beklag in bij prof. Bruchsal. dien hij verwijt Jenny door zijn reprimande totaal veranderd te hebben. Dit bezoek heeft echter geen resultaten, daar de professor er heimelijk pleizier in heeft, dat zich door zijn toedoen een dergelijke ommekeer bij Jenny heeft gemanifesteerd. Zij verlaat het ouderlijk huis en neemt haar intrek op een zolderkamertje bij den pedel van de Universiteit, Matthias, en nu zij haar luxe-leventje er aan heeft gegeven, vindt zij geleidelijk grootere achting bij haar collega's. Haar medestudent. Hans Faber. kan haar niet kwijt raken, en door een toeval ontmoeten zij elkaar in het huis van den pedel, wanneer blijkt dat hun kamers naast elkaar liggen. Langzamerhand ontstaat er vriendschap tusschen de beide jonge menschen, die elkaar beter leeren begrijpen en alleen prof. Bruchsal verwondert zich er over, dat Hans, die tot 'nu toe niets van meisjes wilde weten, zoo plotseling zijn priheipes heeft gewijzigd. Hij waarschuwt hem, zijn examenwerk niet te veronachtzamen en deze waarschuwing blijkt niet vergeefs te zijn geweest, want wanneer Hans ten onrechte meent, dat Jenny al verloofd is, wordt hij zoo nerveus, dat hij zich bij een proefneming in het laboratorium in zijn vingers snijdt. Jenny gaat met hem naar een bal, doch wanneer zij gezamenlijk naar huis terugkeeren, heeft Hans hooge koorts en prof. Bruchsal moet ingrijpen om hem van bloedvergiftiging te redden, Hans slaagt voor zijn doktersexamen en gaat naar Zuid-Amerika, op advies van prof. Bruchsal. die hem een groote toekomst voorspelt, mits hij zich niet door een ontijdig huwelijk van zijn werk laat afleiden. De liefde zegeviert echter, wanneer Jenny, die zich niet laat ontmoedigen, hem achternagaat; zij weet nog juist bijtijds de boot te bereiken en zal als Hans' vrouw goede assistentie kunnen verleenen, daar haar studie aan de Universiteit toch niet vergeefs is geweest.
DE PRIJSWINNAARS
OPLOSSINGEN ZOEK EN VIND 19 JUNI
KAMRAADSEL
KRUISWOORDRAADSEL
Horizontaal l:
voedsel nuttigen logenstrafïing klier rivier in Siberië afkorting van Gerda rivier muizengat reeds vervaardigen tot en met (afk.) als 19 horizontaal boomtak brandbare stof persoon van Het mannelijk geslacht 40: telwoord
22 23 24 26 28 29 31 32 33 35 36 37 38 39
OPLOSSING KRUISWOORDRAADSEL
ss
^geam -5S?
z
i^W^ r
Horizontaal onderwijs huisdier korengewas
ader — melk — sraniot japon — spoor — rook
7 9 11 13:
die in Ierland woont telwoord persoonlijk voornaamwoord een plantengeslacht
15
pronken garneeren ■nnaal angina protsen antenne elders Ideaal PAPEGAAI OPL. FILMSTERPUZZLEINVULRAADSEL o
1*
0 E z it EN 0 M B IN PI N R 0 e 1 R 1 e M 0 M c 0 0 i e T e L E F 0 H 0 F i T VA L e S L A N T A A0E ML 0 N 0 L E N AA 0 H B C K e N 0 u 1 T H A. U e N 0 0 K. C R 1 •
WOORDVIERKANT
CIRKELRAADSEL
OPL WOORDVERANDERINGSRAADSEL
weg dien de lawines gewoonlijk volgen muzieknoot nauw kleverige vloeistof meisjesnaam een soort waaierpalm (meerv.) bijwoord lengtemaat plaats in Gelderland in denzelfden tijd bier inlandsche gifslang rund achting door etsen verkregen plaat niet dik meisjesnaam houten omlijsting ontkenning milliliter ((afk.) afkorting, wanneer men onbekend wenscht te blijven 36: stoomschip (afk.) 37a: voorzetsel
jongensnaam meisjesnaam voorzetsel groente plaats in Gelderland
)>
0
E
A
E
l
OPLOSSING CIRKELRAADSEL
A j
0
f
N 0 N E 0 E L 0 T A R N 0 1 R
1
Hel geheel bestaat uil JO letters en is een hekend spreekwoord. 9, 24, 16, 4, 20, 13. 30 = lusteloos zijn 6, 29, 17, 15, 2, 5, 24, 23, 30, 3 = grond die uil beide bestaat 18, 7, 30, 1, 22 = gemeente in Limburg 12, 10, 7, 24, 13, 30 = gemeente in Gelderland 12, 24, 19, 28, 12, 13, 30 = gemeente in Saksen (Duitschland) 1, 22, 27, 21, 2, 30 = vrij maken, los maken 25, 26, 11 = betuiging van genegenheid 14, 8 = muzieknoot
E
E
Dc klinkers in dit vierkant zijn in de juiste
vakjes
woorden
geplaatst.
Voltooi
waardoor
woorden
ontstaan
van
volgende be teekenis: I,
OPL. ROULETTERAADSEL
de
in horizontale richting door
alleen nog medeklinkers in te vullen,
DOKOTIIV LAMOI I
krachteloos groente op een punt ver beneden de oppervlakte deel van een hoofddeksel kleine opening hemellichaam roofvogel bruine kleverige vloeistof
9 IC 11 12 13 14 15 16
opspringend vochtdeeltje middel om mee Ie meten twijg logische volgorde meisjesnaam plaats deel van hel gezicht kruipdier
motregenen
2:
tot zich nemen
3:
zeeroover
4:
schraper
5:
een soort van dijkwerk
6:
standplaats van
(R.K.)
mevrouw den heer den heer den heer den heer
konden
deze
week
worden
G. Heidt, 's-Gravenhage; M. v. Jelgerhuis, Almen; v. d. Zanden, Balkbrug; J. P. de Ruiter, 's-Gravenhage; J. H. Eering, Rotterdam.
De troostprijzen werden verworven door: mevrouw A. C. de Beus-de Boer, Amsterdam; mevrouw P. J. Tadema, Heemstede; mejuffrouw B. v. Tricht, Ede; mejuffrouw Baas, Leiden; mejuffrouw G. de Geus, Wassenaar; mejuffrouw B. Mulder, Heerenveen; mejuffrouw M. Nat, Alkmaar; den heer B. J. Danckaerts, Vlissingen; den heer C. T. de Groot, Schoonhoven; den heer J. v. Orsouw, Oss; den heer F. Coolen, Oss; den heer W. Spoel, Schiedam; den heer H. F. Geiger, Amsterdam; *den heer H. A. de Roos, Amsterdam; den heer W. Wals, Groningen; den heer H. Mulder, Almen; den heer H. de Priester, Borssele; den heer N. C. Guddee, 's-Gravenhage; den heer H. Franssen, Amersfoort; den heer J. Weyerman, 's-Gravenhage. Den hoofdprijs van de fllmpuzzle verwierf:
In de punten vult U de eerste letter in van de voorstelling van dc teekening. Bij goede invulling leest U uit de letters in de punten den naam van een filmster.
, de heer Th. Barendregt, 's-Gravenhage. De troostprijzen vielen ten deel aan: mejuffrouw E. Helntz, 's-Gravenhage; den heer L. Teerlink, Dordrecht; den heer L. J. Peters, Nijmegen; den heer F. P. Harte, Rotterdam; den heer G. J. Hoorn, Leiden; den heer H. v. Zoest, Leiden; den heer S. H. Smits, Leiden; den heer J. v. d. Waals, Leiden; den heer A. Kamphues, Leiden; den heer J. M. Emmen, 's-Gravenhage.
Wij stellen een hoofdprijs van ƒ 2.50 en tien filmfoto's beschikbaar om te verdeden onder de goede oplossers. Antwoorden in te zenden vóór 10 Juli aan Dr. Puzzelaar, Noordeinde 8, Leiden. Op enveloppe of briefkaart a.u.b. duidelijk vermelden: Fllmpuzile 10 Juli. Deze puzzle kan tegelijk met de andere ingezonden worden, doch liefst op een apart velletje papier.
BE ^LMM TXU R-BXTEG TÏV t
'v.
1
A
FILMPUZZLE
De hoofdprijzen toegekend aan:
A
A
IJ
Verticaal 1: als een wig 2: zonder einde 3: opheffen 4: in omgekeerde richting 5: devies de te gebruiken letters: a. a, c, d, e, e, e, e, e, e. e, e, e, e, f, g, g. h, i, i, i. i, k, 1, 1, 1, l. m, n, n, o, o, o, p, r, r, r, r, s, s, s. t, u. v. v, v, w, w, ij.
LOGOGRYPHE
Verticaal
OPLOSSING TEEKEN1NGENRAADSEL _>
^
goudmarel
een geestelijke
dc
Wie ie van onze lezers kan alle fouten opsporen in deze JAVA teekening? f A .. L Iï n i n ri ? in Wij zullen weer een prijs van ƒ 2.50 benevens twee troostprijzen verdcelen onder hen, die ons een goed antwoord zenden. De verdeeling der prijzen geschiedt op een manier, waarbij alle inzenders van goede oplossingen gelijke kansen hebben op het verkrijgen van een der prijzen. U gelieve Uw antwoord in te Zenden vóór 10 Juli aan Mr. Detective, Noordeinde 8, Leiden. Op briefkaart of enveloppe vermelden: Amateur-Detective 10 Juli. De oplossing der beide voorgaande problemen. Deze luidt van de voetbalfoto: De schaduwen op den grond vallen verkeerd, hetgeen fe zien is aan den val van het licht op de gezichten der spelers. De hoofdprijs van ƒ 2.50 viel ten deel aan den heer C. J. Bamas, Amsterdam; de troostprijzen verwierven de heer J. Notenboom, Rotterdam, de heer A. Kemner, Rotterdam. De oplossing van de zeilfoto luidt: Op de loto was, "achter het bootje op den voorgrond, een bootje „verwijderd", hetgeen te merken was aan de schaduw in het water, rechts van de schaduw van het overgebleven bootje. Van deze opgave hebben wij geen goede oplossingen ontvangen. De prijzen -zullen wij nu toekennen bij die, welke voor de thans gegeven fouten-teekening beschikbaar zijn gesteld. Hiervoor zijn dus twee hoofdprijzen en vier troostprijzen beschikbaarl
ONZE PRIJZEN. Voor goede oplossingen van iedere puzzle, rebus, probleem, enzoovoort, stellen wij een prijs van ƒ 2.50 benevens vier troostprijzen beschikbaar. In totaal dus deze week 5 prijzen van ƒ 2.50 elk en 20 troostprijzen. DE OPLOSSINGEN op de in dit nummer voorkomende puzzles, enzoovoort, gelieve men vóór 10 Juli in te zenden aan Dr. Puzzelaar, Noordeinde 8, Leiden. Op enveloppe of briefkaart vermelde men duidelijk: Oplossingen Zoek en Vind 10 Juli.
I
',.y;;"'■• »0>'! '>; —:•-'? -v ■■;>■ '-'J/--',' '
PROFESSOR
JAZZ
(..Dancing Co-Ed").
Regie: S. Sylvan Simon. Metro-Goldwyn-Mayer-film. Patty Marlow . . ,,Pug" Braddock Artie Shaw Eve Freddie Tobin
Lana Turner Richard Carlson Artie Shaw Ann Rutherford . Lee Bowman
H. W. Workman „Pop" Marlow Joe Drews Miss May President Cavendish ,,Toddy" ..Tickey" James Professor Lange
Thurston Hall Leon Errol Roscoe Karns Mary Field Walter Kingsford Mary Beth Hughes June Preisser Monte Woolley
T¥ et is vreemd gesteld in de filmindustrie: vooral wanneer blijkt dat het beroemde, en al -l-|- sinds eenige jaren getrouwde danspaar Freddy en Toddy Tobin een baby verwacht, die dus, — onwetend van de moeilijkheden die hij (of zij) veroorzaakt —. het vervaardigen van de op stapel staande film „Professor Jazz" onmogelijk maakt. H. W. Workman, de hoogste instantie der „Monarch-Film", komt er persoonlijk aan te pas, en — zooals het gewoonlijk gaat — de reclame-chef krijgt opdracht Ann Rutheiiord en Lana dit „geval" even op te lossen, en deze zaak op te knappen. En Joe Turner Drews, de publicity-manager, zou Joe Drews niet zijn, wanneer hij • niet uit deze situatie munt wist te slaan. Zijn plannen komen hierop Roscoe Karns, Lana neer, dat er een groote prijsvraag gehouden zal worden op alle Turner en Richard Amerikaansche „colleges", welke met medewerking van Artie Shaw Carlson en zijn band, een nieuwe partner, een dansende studente, voor Freddy Tobin zal opleveren. Directeur Workman zal persoonlijk de jury zijn, en een gelukkige studente zal haar weg naar den roem gebaand vinden. Het bekend worden van deze origineele manier om een nieuwe filmartiste te vinden, zal bij het publiek vanzelfsprekend veel indruk maken, en daarom is Joe Drews niet zoo gek, of hij zorgt er voor dat een meisje, wier uiterlijke en danskwaliteiten hij kent, door hem in een „college" wordt geplant, met de vooropgezette bedoeling haar te laten winnen. Dat hij hiermee niet al te recht door zee gaat, deert hem verder niet, maar hij vindt het toch beter niets hiervan ■ aan zijn directeur te vertellen. En langs eenige omwegen en kleine . bedriegerijen weet hij Patty Marlow, de dochter van een variétéartist, vergezeld van zijn eigen secretaresse Eve, op de Midwesternschool geplaatst te krijgen. Maar Joe Drews, hoe handig hij ook is, heeft niet gerekend op den hoofdredacteur van de schoolkrant „De Toorts", namelijk Pug Braddock, want zoodra deze van de door de radio bekend gemaakte
Lana Turner met Artie Shaw en zijn band
prijsvraag hoort, ruikt hij onraad. „Waarom zou een filmmaatschappij eenige millioenen uitgeven om een artiste te vinden, wier succes niet eens van te voren vast staat?" denkt hij terecht bij zichzelf en wanneer hij even doordenkt, vermoedt hij al gauw, dat deze heele „prijsvraag" doorgestoken kaart is. En Pug Braddock begint zijn jacht op de „vervalschte" studente, hierin bijgestaan door ... Patty, die — van zijn vermoedens op de hoogte — zoo handig is geweest al haar charme en aantrekkelijkheid te gebruiken om zijn hoofd op hol te brengen. Voorloopig alleen met de bedoeling de aandacht van zichzelf af te leiden. Een en ander met veel succes, terwijl de „schuldige" natuurlijk niet wordt gevonden. In dien tusschentijd wordt juffrouw May, de dansleerares, overstroomd door een vloed van hard-studeerende adspirant-filmsterren, waarvan Eve een der meest belovende is, terwijl Patty meer den journalistieken kant uitgaat. En juist deze journalistieke werkzaamheden zullen haar nog voldoenden last veroorzaken, wanneer zij en Pug wegens publicatie van „intieme" foto's uit het schoolleven, door den directeur ter verantwoording worRichard Carlson, Lana Turner en Roscoe Karns den geroepen en met verwijdering van school worden bedreigd. Patty's den filmkoning Workman werkelijk zullen gaan dansen en. . vader weet de zaak nog juist te redden door de beste (en gevoeligste) Patty nergens te vinden is! En het is Pug Braddock, die in een acteursprestatie uit zijn geheele carrière te leveren. jaloersche bui Patty door een paar jongens van het rugby-team Het is Patty echter zoo langzamerhand duidelijk geworden dat zij, heeft laten „kidnappen": en dezelfde Pug weet niet hoe vlug hij door een ruggestoot der liefde, in den kuil is gevallen, welken zij zijn auto'tje moet laten racen om Patty op tijd terug te brengen. Wanvoor Pug had gegraven, en onder den drang der omstandigheden neer tenslotte blijkt dat Eve, en niet Patty, in de oogen van bekent zy alles. . . Patty, diep vernederd, laat haar werk in den Mr. Workman de beste dansende studente is, loopt alles toch nog steek. De avond van de prijsvraag is aangebroken. Reeds zijn er vijf anders af dan de medespelenden (en het publiek) dachten. finalisten uitverkoren, en Artie Shaw en zijn orkest hebben bezit Hetgeen niet wegneemt, dat Patty haar Hollywood-neigingen genomen van Midwestern. Rustig en lustig laat Joe Drews zijn gaarne verwisselt voor den huwelijkschen staat, en Eve in plaats van schoonste volzinnen door de aula der school rollen, want Patty is secretaresse voor Joe Drews, liever Lana Turner en bij de beste vijf en alles loopt op rolletjes, totdat het oogenblik voor de camera speelt! *»«• Shaw is gekomen, dat dê meisjes onder het toe- en alziend oog van
—
arm au
mt
MUITERIJ AAN BOORD
^h
De Madagascar was
een
prachtig
schip,
OP
en
bovendien een der snelste booten van haar tijd. Tevens is het echter ook een der sche-
loop zijn
gekomen.
schijnlijk wel
den
sluier
opgelicht
toch
der
op haar
sterfbed
had verklaard,
meester maken,
maar al Jle juist waren
want dat er 'inderdaad
waar-
aan
boord
muiterij
het de haven
van
de
passagiers
of ouders
plotseling
zij
zetten.
Het
had
een
groot aantal
hoeveelheid goud geborgen. Reeds vóórdat het de haven schip het "voorwerp
van
verliet,
allerlei
was
geruchten.
onderwerpen,
aanslag"
in
den
zin
hadden
-
■
P2J21ECE
van, en
de reis begon
echter
overal
uiterlijk
onkundig
onder de
meest
gunstige voorteekenen. Toch werd het den eigenaars
Op deze pagina brengen we een aantal Joto's van een nieuwe Terra-] film, getiteld „Alarm auf Station III". Deze film zal door de Ufa in ons land | worden uitgebracht. De regie is in handen van Philip I Lothar Mayring; de belangrijkste medespelenden zijn: Gustav Fröhlich, Jutta Freybe, Kirsten Heiberg, Walter I Franck, Hans Nielsen, Hermann 1 Speelmans, Karl Dannemann, Berta Drewe, Hermann Brix en Rolf Weih.
het
schip,
evenals trouwens
de
maat-
schappijen waarbij het verzekerd was, al spoedig «duidelijk, dat er iets bijzonders gebeurd moest zijn. Het schip
raakte
namelijk
over
tijd,
de
weken
werden tot maanden, en het bereikte zijn haven van bestemming niet. Geen schip had het gezien of gepraald, geen enkel bericht werd er van overgebracht, geen wrakhout ooit ontdekt. De Madagascar was verdwenen . .. Jaren gingen voorbij, en de naam van het schip werd toegevoegd aan de lange lijst van schepen 1 Gustav FröhlichI |»n Jutta fraybaf
1 Gustav Fröhlich, . Jutta Freybe en. | I Berta Draw«
van
over welker lot onzekerheid heerscht, en ofschoon
sa
er
genoeg
vertéld
werd,
die
met
zekerheid
was
er toch
niemand,
kon zeggen wat er was ge-
geruchten
spraken
over
een
schip-
breuk. Maoris, bewoners van Nieuw-Zeeland, verlelden dat zij tijdens een hevigen storm getuigen waren geweest van den ondergang van een groot schip op de kust van hun land en jarenlang placht een Maori-hoofdman
een
nauwkeurige
*n
aan-
grijpende schildering te geven van den ondergang en Hermann Brix
der „Madagascar" aan een ieder, die het hooren 1
wilde.
Of
het
inderdaad
de
Madagascar
is
ge-
weest, die op de kust van Nieuw-Zeeland is vergaan, heeft men nooit kunnen vaststellen, ofschoon onderzoekers
verklaarden
dat
zij
bij
eb
op
de
plaats, waar de ramp zich zou hebben afgespeeld, de resten van een groot schip hadden gevonden. Twintig
jaar
later
Madagascar een
kwam
ander en
er
echter
over
meer ontstellend
paar hutten
daarna
van
proviand
der
de ver-
haal in omloop. En dit is waarschijnlijk van meer waarde, gezien de omstandigheden waaronder het werd gedaan. Het stamde uit Brazilië en kwam hierop neer,
bemanning, waren
de
der
in
leven
gelaten
De
verdrinkende
die
den
bodem
in
hel
schip bewerkten. Naderhand vernamen zij het geluid van binnenstroomend water. Langzaam, maar met ontstellende zekerheid,
drong
loen lot hen door ... Ze waren gedoemd op
hel
de
schip
waarheid achter
te
- terwijl de schurken er gaten in hadden
geboord om hel te doen zinken I Er brak nu een ware paniek onder de passagiers uit. Vrouwen begonnen Ie gillen en smeekten
om
uilkomst.
Mannen
probeerden
weg naar boven'Ie banen. slaagden
er
wprkelijk
in
Een
paar
het dek te
zich
een
van
hen
bereiken,
maar zij werdeh onmiddellijk doodgeschoten. En al dien tijd klonk het geluid der afschuwelijke boren nog maar steeds lol de andere passa1
giers dooi . Weldra werden er nu ook kreten aan dek gehoord. De mannen, die de reddingsbooten bewaakten,
spoorden
de
anderen
aan
voort
te
maken. Ze wilden het tooneel van hun bloedige misdaad zoo snel mogelijk verlaten. De passagiers smeekten den hemel, dat zij inderdaad zoo vlug mogelijk zouden weggaan. Dan zou hel misschien nog mogelijk zijn, het schip Ie redden . . . Maar op hel allerlaatste oogenblik gebeurde er iets, wat nog verschrikkelijker was dan alles wat er tot dan toe had plaats gevonden.
gezij
masl
onder
mannen
en
vrouwen
waren
ver-
Maar de toekomst der muiters bleek niet zoc^
stilte
van
geheel der
gelukkig als dezen haar zich hadden voorgesteld.
inviel, maar even later werd deze verbroken door boren,
kreten
stomd, verwijderden de sloepen zich.
lelaten. Zoodra de reddingsbooten geheel geladen
van
de
water was verdwenen en de kreten der als ratten
Deze hoop was evenwel ijdel. De muiters waren
geluid
eindje weg van hels
dal zelfs de punt van den groolen
niet geneigd de sporen van hun misdaad achter
hel
een
hel schip in de golven verdwijnen, en niet voor-
't schip naar de dichtstbijzijnde haven te brengen.
een
dreven
vangen passagiers tot haar doordrongen, zag
staat zijn noodseinen te hijschen of misschien,zelfs
waren, hoorden de passagiers dat er
booten
onder was gegaan. Terwijl
blij
wel
voorkomend-
niet eerder weg voordat de Madagascar
maken om
officieren
zekere
schip, dat snel begon te' zinken, maar ze voeren
zoodra de matrozen weg waren, zouden zij mei hulp
een
een verschrikkelijk schouwspel gade te slaan.
hel schip te verlaten. Hel weer was prachtig, en de
met
heid te winnen. Maar zij was gedoemd geweest
water
passagiers
gesloten.
heid en trachtte op eerlijke wijze haar genegen-
opgeslo-
en
toen zij deze loebereidselen hoorden
blijven beurd ... Sommige
een
ter-
werd óm
hel zinkende schip te blijven,
alle luiken had
behandelde haar
dood-
werden voorzien. Onldaan door het brute en onmenschelijke op-
zich allesbehalve op hun
waren
men in
geborgen, die
treden
gemak voelden. De passagiers
voet
men
booten
bleek dan de overige leden der bemanning. Hij
niet hadden willen
staanden
de
gebroken,
gen matroos, die gelukkig minder woest en bruut
Hel goud werd aan dek gebracht en in de booten
dus begrijpelijk, dat de verant-
woordelijke autoriteiten
op
in
werd
vertelde, dal zij meegenomen was door een jon-
ning zich van de lading begon meester te maken.
Het was bovendien bekend, dat de
stond, en het is
ma-,
ten. Toen hoorden de passagiers, dat de beman-
zij
bemanning eigenlijk uit een stelletje boeven ber
waren
officieren had
zich in volle zee meester van de Madagascar wilden makenl
gewapende
dek en
De vrouw, die deze geschiedenis mededeelde,
man was even na hem vermoord en de andere
Men
dat
waarvan
geschoten. De kapitein was reeds gedood; de eerste stuur-
het
fluisterde, dat een aantal schurken een „verschrikkelijken
aantal
giers, die zich aan dit bevel
en had ook nu weer in haar ruimen een groote
.
in de ruimen van
en niet aan dek te komen. De mannelijke passa-
passagiers
aan boord, voerde een zeer gemengde bemanning
/.'•
door een
aan
ledere tegenstand
wijl de rest der passagiers gedwongen
trozen, die hun bevolen hadden beneden te blijven
bourne verlaten om wederom koers naar Engeland te
overvallen
gerukt en
gebracht,
waren opgestaan en zich gekleed hadden, waren
Mel-
naar
deuren der hutten en sleurden de vrouwen naar
geroepen, gevloekt en geschoten. Toen zij haastig
goud, die in het „jongste werelddeel" waren op-
meenemen
plan waren een ge-
gaven de muiters zich naar beneden, openden de
had
Ze hadden mannen hard hooren loopen; er werd
en borg in zijn ruimen bijna steeds groote ladingen
waar zij van
voorstel vond direct bijval. Zwaar gewapend, be-
geweest,
door een hevig lawaai aan dek wakker geworden.
had
van
buiten. Ze werden uit de armen van hun mannen
plaats gevonden. Op een nacht waren
geheim-,
verband staan. Het schip voer tusschen Australië en Engeland,
1854
sommigen
makkelijk en weelderig leven te gaan leiden? Dit
de bemanning zich van het schip hebben willen
zinnige gebeurtenissen die met haar ondergang in
gegraven. In
beneden;
haar niet in de booten
Zuid-Amerika,
geweest. Ze vertelde, dat de geruchten, als zpu
opgegeven,' al hebben latere verklaringen, die omafgelegd,
vrouwen
zij hen als ratten laten verdrinken? Waarom zou-
dat zij een der passagiers van de Madagascar was
boot, geworden was toen zij als „vermist" werd zijn
Er waren
den zij
Nooit heeft iemand evenwel
trent haar verdwijning
stel.
dat/een vrouw
precies kunnen nagaan, wèt er van deze trotsche Killten Heiberg en Karl Dannemann
Een lid der bemanning deed 'n duivelsch voor-
DOOD
hen waren jong en aantrekkelijk. Waarom zouden
omtrent de meest geheimzinnige verhalen in om-
^'
EN
EEN REEKSSPANNENDE AVO NTUF^EN. NAAR WAARHEID VERTELD
pen geworden - een van de zéér vele! - waar■*
LEVEN
Zwaar geladen als de sloepen waren mei goud, bleek
er
mannen kust
moeilijk waren
van
mee
te manoeuvreeren. De
genoodzaakt om op de verlaten
Zuid-Amerika
te landen,
waarbij
ver-
schillende booten verloren gingen. Het goud verdween in de diepte, en verscheidene mannen verdronken. Zoodra de anderen de kust hadden bereikt, brak er oneenigheid tusschen hen uit over de verdeeling van werd
er
hevig
den
buil.
Herhaalde
malen
gevochten en toen de rest zich
eindelijk op weg begaf naar beschaafde streken, was hun aantal sterk geslonken. De vrouwen verkeerden in gen ellendigen toestand.
Terwijl
zij op de meesl brute wijze door
de matrozen werden behandeld en nauwelijks genoeg te eten kregen,
moesten
zij
de
moeilijkheden trolseeren van een tocht
lallooze te
voet
door een onherbergzaam land. Verscheidene van hen
stierven, twee door eigen
De haar
vrouw, „man"
die de
dit
hand...
relaas deed, vertelde dal
andere
matrozen
spoedig
had
verlaten. Ze was verscheidene jaren bij hem gebleven en op den duur had zij zich in haar lot leeren schikken. Toen hij stierf, had hij haar genoeg nagelaten om op bescheiden voet te blijven leven. komst
Ze in
had
geaarzeld hel verhaal van haar
Brazilië te
vertellen
zijn nagedachtenis, zooals zij
uit
respect
hel
eens
voor
gedaan
had lijdens zijn levert uil vrees voor de straf, die hij zou kunnen krijgen. Pas toen
hij
overleden
was,
had
zij
besloten
haar geschiedenis wereldkundig te maken en de yereld
de
juiste
toebracht Ie vertellen van de
verdwijning der Madagascarl
L-'_':'
20ste
| ä a r g a n g
HET WEEKBLAD CIMEl^lAiS. No. 24:- éJ""
imz^xi
,940
HEATER