I?-}:-}?; lOlll
; l l . n i ster ie
3d F, nar,: i=r,
•X'Ozc 1 I4?E
Ö
^)\ö^lZC)
C
°^
Den Haag, 2 5 AUG 2009 Kenmerk: DGB 2009-4540 t
Motivering van het beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Kf
Gerechtshof te Arnhem van 7 juli 2000, nr. 08/00075, Inzake WÊBÊÈÈ te
y
« m a n
betreffende de aan hem opgelegde aanslag in de
Inkomstenb'elasting/premle volksverzekeringen voor het jaar 2002. Var» deze uitspraak Is' op 7 juli 2009 een afschrift aan de Belastingdienst/! Beroepschriftenadm inistratle toegezonden.
^M-^JiQéiJïMDjaÊEJ^EDERLatJeEN Vooraf moge ïk het volgende opmerken Tussen partyen (s in geschil of de uitgaven die belanghebbende voor het volgen van een masterclass heeft gedaan, als ondarnemingskosten ten laste van de winst uit onderneming kunnen worden gebracht. Het Hof is van oordeel dat sprake is van ondememingskosten. Het Hof spreidt de kosten, anders dan belanghebbende, over de jaren waarop zij betrekking Rebben. Het Hof brengt eenzesde deel van de kosten van de masterclass als scholingskosten ten laste van de winst uit onderneming. De inspecteur Is van mening dat sprake is van scholingsuitgaven. Hij heeft het maximum aan in aanmerking te nemen uitgaven als bedoeld in artikel 6.30 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 bepaald op € 7.500 per persoon. Dit bedrag is in de aanslag verwerkt. Het maximum bedraagt evenwel € 15.000. Het gevolg van de opvatting van het Hof, het toerekenen aan meerdere jaren, in combinatie met het in aanmerking nemen door de Inspecteur van een maximum aan scholingsultgaven van € 7.500 iis, dat In het onderhavige jaar, 2002, een (financieel) belang om dezerzijds beroep in cassatie in te stellen lijkt te ontbreken. Het belastbare inkomen lijkt lager te zijn dan het Hof heeft vastgesteld als wordt uitgegaan van de kwalificatie scholingsultgaven (en een maximum van e 15.000). Zo nodig verzoek ik uw Raad om dit beroepschrift als incidenteel beroepschrift aan te merken.
j
Belanghebbende heeft ook beroep in cassatie Ingesteld. Hij heeft om versnelde behandeling verzocht, waarbij ik mij gaarne aansluit. Het gaat hier om een proefprocedure. Spoedshalve motiveer ik bij deze het pro forma ingestelde beroep.
Pagina 1
fi i its'" i 5 fli'i F i n5n•: i 5i".
00 0:6114?5
Als middel van cassatie draag Ik voor: Schending yan het Nederlandse recht, met name van artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en/of van artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht, doordat het Hof heeft beslist dat de aan de Masterclass verbonden kosten zijn aan te merken als bedrijfskosten, nu deze kosten zijn gemaakt om het belanghebfcende mogelijk te maken zijn onderneming te drijven op een wijze dre passend Is binnen de normale ontwikkeling van zijn onderneming, en de groei van zijn onderneming bij te kunnen houden, zulks ten onrechte, althans op gronden welke de beslissing niet kunnen dragen. Belanghebbende en zijn echtgenote hebben deelgenomen aan de "Masterclass Tandheelkunde" bij WBSB- °e masterclass bestaat uit totaal zes blokken waarvan belanghebbende één blok heeft gevolgd in het jaar 2002. Belanghebbende Is In december 2002 begonnen met de masterclass - te weten met de training genaamd De Doorbraak - en heeft de masterclass in het jaar 2004 afgerond. Met betrekking tot de Inhoud van de masterclass vermeldt het Hof het volgende. •o. ( A ^ ^ (...) is het antwoord op de grote behoefte aan verbetering onder| tandartsen als het gaat om plezier in werk, vrijheid, rendement, personeelsmanagement, service en kwaliteit in tandheelkundige praktrjkvoeringen. - (...) Masterclass is (...) gericht op de persoonlijke en zakelijke ontwikkeling van de tandarts. - (...) aantal essentiële vaardigheden bijgebracht op het gebied van communicatie, leiderschap en coaching. Met als doel een excellente balans tussen persoonlijk meesterschap en zakelijke doe/stellingen - (...)|MasterClass (...) richt zich op het eigen maken van kerncompetenties met betrekking tot bedrijfskunde, (time)-managernent, persoonlijkheidsontwikkeling en communicatieve vaardigheden. - Concreet betekent dit: inzicht in winstontwikkeling van de praktijk, optimaliseren van de praktijkwinst, motiveren van het team en de persoonlijke omgeving. - Effectief persoonlijk en zakelijk tïmemanagement. - Betere communicatie. - Persoonlijke balans. - (...) stelt je in staat méér zakelijk rendement te realiseren en bovendien
Pagina 2
;NIIÏI stens
ar. Fi r,art; ,%r, '_>~_> 0:cM45?
;
*
meer tijd vrij te maken voor de dingen in het leven die je echt belangrijk vindt. Naast het programma wordt je individueel begeleid in de ontwikkeling en groei van je bedrijf en je persoon (...). - (...) Deze eerste fase (...) richt zich op het doorbreken van vastgeroeste patronen en het verwerven van inzicht in de eigen talenten en vaardigheden. Dit st;e[t je in staat je stijl van communiceren, coaching en leiderschap te verfijnen of juist te veranderen. (...). - Resultaten Masterclass: excellente ontwikkeling op persoonlijk en zakelijk vlak. Betere communicatie. Persoonlijk welbevinden. Hogere praktijkwinst. Meer draagvlak voor ideeën. Beter werkgeverschap. Meer tijd. 1 ' De brochure van De Doorbraak vermeldt onder meer: 1
"- (...) met als resultaat een algeheel gevoel van vertrouwen, persoonlijk leiderschap, effectieve communicatie, adequate conflicthantering, heldere keuzes en beter time management. - (,..)| wordt je eerst bewust van een groot deel van je overtuigingen, dromen, dogma's en levensfilosofie. - ResultaterfVan de Doorbraak zijn (...): voorkomen en oplossen van conflicten, passie en vervulling in het dagelijks leven, inzicht in waarden en levensfilosofie, heldere communicatie, (...), meester zijn over je agenda, voorkomen van een burn-out, (.„), mogelijkheden tot heldere coaching, verdieping in zakelijke en persoonlijke contacten. 1
- De Doorbraak is gericht op kristalhelder, messcherp en elegant communiceren met jezelf en anderen. Je verfijnt of verandert radicaal je stijl van communicatie, coaching en leiderschap. Je creëert helderheid over je belangrijkste waarden en dilemma's of vastgelopen situaties en je komt tot duidelijke keuzes. De Doorbraak heeft hierdoor direct effect op je bedrijf en je persoonlijke en zakelijke doelstellingen en realisaties." De masterclass is uitsluitend gericht op tandartsen met een tandartspraktijk. De deelnemer ontvangt een door Ü ^ S opgesteld werkboek Masterclass Tandheelkunde. Daarin zijn de volgende hoofdstukken opgenomen: leiderschap en coaching, communicatie, scheduling, time management, strategie, financiën, informatieverwerking, personeelszaken, juridisch en fiscaal, marketing en sales, praktijkorgarjisatie, huisvesting, logistiek alsmede sport en vitaliteit. De hoofdstukker) zijn gelardeerd met voorbeelden uit de tandartspraktijk. De
Pflïima 3
4
|,
• R-.j£-Ov; 10:21
^
Q
;lli en star ie
aiï Fi r.aiv: i-r,
,;„;,"•} It-11495
masterclass bestaat uit 30 cursusdagen die gehouden worden op het congres- en trainingscentrum vanekatas te {ggMf^gl. De tandarts moet worden getraind in het omgaan met zijn team. De opleiding ziet op het implementeren van tastbare bedrljfsrnodellen in de tandartsenpraktijk. De praktijk van belanghebbende heeft zleh in de loop van de tijd ontwikkeld. Vanaf het jaar 2000 is het personeelsbestand tot zijn huidige omvang (personeel: 2 tandartsassistenten, 4 preventleassistenten/mondhygiönlsten en 1 receptioniste) gegroeid. Tussen partijen Is in geschil of cfe uitgaven die belanghebbende voor het volgen van de masterclass heeft gedaan, als ondernemingskosten ten laste van de winst uit onderneming kunnen worden gebracht. Bij de beoo» deling of sprake is van bedrljfs- of beroepskosten is naar het oordeel van het Hof van belang, dat de onderneming van belanghebbende en zijn echtgenote zich in de loop van de jaren heeft ontwikkeld van een onderneming zonder personeel naar een onderneming waarin naast twee tandartsassistenten en een receptlcjnlste ook verschillende preventieassrstenten werkzaam zijn. Bij de ontwikkeling van de tandartspraktijk liep belanghebbende tegen de grenzen aan van de bestaande behuizing, werd hij geconfronteerd met vraagstukken van financiële, juridische en personele aard en werden belangrijkere eisen gesteld aan zijn Communicatieve vaardigheden. De Masterclass bood hem hiervoor concrete op de tandartspraktijk gerichte bedrljfsmodellen. m n > bood hem, als deelnemer aan de Masterclass, concrete hulp bij de indeling van de praktijk in het nieuw aangekochte pand en de Implementatie van het bedrïjfsmodel. Bij de uitvoering Van het bedrijfsmodel in zijn praktijk kon belanghebbende voortdurend in overleg treden met ervaren trainers van ü m n . Geiet op het voorgaande zijn de aan de Masterclass verbonden kosten naar het oordeel van het Hof dan aan te merken als bedrijfskosten, nu deze kosten zijn gemaakt om het belanghebbende mogelijk te maken zijn o.ndernerning te drijven op een wijze die passend is binnen de normale ontwikke/ing van zijn onderneming, en de groei van zijn onderneming bij te kunnen houden. Dat onderdelen van de Masterclass mede gericht zijn op de persoonlijke ontwikkeling van de cursist doet aan dit oordeel niet af, nu dit onlosmakelijk verbonden is aan het trainen van vaardigheden om de tandartspraktijk te kunnen blijven uitoefenen. Van het verwerven van een belangrijk grotere vakkennis is dan geen sprake, aldus besluit het Hof.
pagma 4
n i s t a r 15
aft F i f i ö r i C i=r>
'X'~'J; 611495
Met 's Hofs oordeel kan ik mij niet verenigen. Van Dale Gj-oot woordenboek van de Nederlandse taal geeft van een masterclass de volgende beschrijving: praktijkles gegeven door een prominente beoefenaar van een kunst (vioolspel, theater e.d,) of een vakgebied. Ik ga ervan uit dat in casu sprake is van een bepaalde opleiding en/of studie. Het Hof maakt ook melding van (de volgende) arresten op dit vlak. In het arrest van 2 januari 1958, nr. 13 428, BNB 1958/57*, is het volgende beslist.
"dat, Indien een accountant, reeds toegerust met een voor de uitoefening van zijn beroep voldoende vakkennis, zich kosten getroost voor studie teneinde zijn kennis op peil tel houden en daardoor zijn vakbekwaamheid niet te doen verminderen, die kosten ais beroepskosten In mindering op zijn beroepswinst kunnen worden gebracht; dat echter, indien een accountant een studie onderneemt, welke er toe moet lelden, dat hljlzlch een belangrijk grotere vakkennis verwerft dan hij reeds bezat, en hij zodoende zijn vakbekwaamheid uitbreidt, de aan die studie verbonden kosten niet als beroepskosten kunnen gelden;"
In het arrest van 10 Februari 1960, nr. 14 190, BNB 1960/79, is beslist: "dat vaststaat, dat belanghebbende In het Jaar 1956 - In overeenstemming met de door het Bureau A voor het hem verstrekken van opdrachten tot vertaalwerk gestelde voorwaarde - zijn reeds eerder aangevangen studie'in de faculteit der wis- en natuurkunde aan de Universiteit te Leiden heeft voortgezet met de bedoeling die studie te zijner tijd te voltooien; dat hieruit volgt, dat belanghebbendes studie in 1956 niet diende tot het op peil houden van de vakkennis, waarover hij reeds beschikte, doch er op gericht was die kennis te vermeerderen ten einde een academlschen graad te kunnen behalen; dat aldus die studie strekte tot de duurzame verbetering van belanghebbendes persoonlijke uitrusting, waarvan hij ook geheel onafhankelijk van de uitoefening van zijn beroep van vertaler ten behoeve van het Bureau A zal kunnen profiteren; dat de met die studie gemoeide kosten derhalve in de persoonlijke sfeer liggen en niet als beroepskosten In mindering op het door belanghebbende voor de vervulling van vertaalopdrachten genoten honorarium kunnen worden gebracht, waaraan niet kan afdoen, dat vaar het verkrijgen van die opdrachten de voortzetting, en voltooiing van de stud e als voorwaarde gold; dat evenmin als beroepskosten In aanmerking komen de door belanghebbende voor het heen en weer reizen tussen Leiden en 's-Gravenhage en voor zijn verblijf te dezer stede gemaakte kosten, daar deze kosten veroorzaakt werden door de persoonlijke omstandigheid, dat belanghebbende toen hij In 's-Gravenhage het beroep van vertaler
Pagina S
L5-0:-09; 10:21
; JI. r, i = t~r i5
an Financier.
00"0:611495
ging uitoefenen te Lelden woonde en niet olljkt, dat belanghebbende beroep heeft gedaan op bijzondere omstandigheden waardoor deze kosten desondenks als beroepskosten In aanmerking komen;" i i i
Het arrest y^n 28 november 2003, nr. 37 810, BNB 2004/78, vermeldt:
i | "De aan een studie van de ondernemer zelf verbonden kosten komen echter niet ten laste van de winst, tenzij het betreft bedrijfs- of beroepskosten. Daarvan Is geen sprake indien het gaat om kosten van scholing die er toe moet leiden dat de ondernemer zich een belangrijk grotere vakkennis verwerft en de studie aldus strekt tot een duurzame verbetering van zijn persoonlijke uitrusting (HR10 februari 1960, nr. 11190, BNB 1950/79}."
I Ik moge aan deze arresten nog toevoegen het arrest van 9 oktober 1957, nr. 13 316, BNB 1957/303, aan welk arrest het volgende valt te ontlenen. "dat, indien een accountant, reeds toegerust met een voor de uitoefening van zijn beroep voldoende vakkennis, zich kosten getroost voor studie teneinde zijn kennis op peil telhouden en daandoor 2ijn vakbekwaamheid niet te doen verminderen, die kosten als beroepskosten in mindering op zijn beroepswinst kunnen worden gebracht; dat echter. Indien een accountant een studie onderneemt, welke er toe moet leiden, dat hij zich een belangrijk grotere vakkennis verwerft dan hij reeds bezat, en hij zodoende zijn vakbekwaamheid uitbreidt, de aan die studie verbonden kosten niet als beroepskosten kunnen gelden; dat het hierbij onverschillig is welke redenen den accountant tot deze studie hebben geleld;" In deze laatste casus had de belanghebbende gesteld dat zijn grootste relatie als concrete eis had gesteld, dat hij voor het diploma zou studeren en binnen een redelijke termijn de studie daartoe zou volbrengen. Deze cliënt betaalde het grootste honorarium. De zakelijke reden om deze studie te volgen bleek niet van belang. In het onderhavige geval is het Hof van oordeel dat de masterclass om zakelijke redenen is gevolgd. Daar gaat het evenwel, gelet op het arrest van 9 oktober 1957, nr. 13 316, BNB 1957/303, in eerste instantie niet orn. Van belang is of al dan niet een studie wordt gevolgd, welke er toe moet leiden, dat de I
belanghebbende zich een belangrijk grotere vakkennis verwerft dan hij reeds bezat en hij zodoende zijn vakbekwaamheid uitbreidt. Indien sprake Is van een uitbreiding van vakbekwaamheid, kunnen de aan die studie verbonden kosten niét als beroepskosten gelden. Naar Ik meen laten de hiervoor opgenomen inhoud van
Pagina 6
lï-'.'l-":?',
\':'.l\
j l l i f i i ï t s r is
5fi F i r. 5 n c 1 5 n
')0~0;c I I4?5
de masterclass en de brochure van De Doorbraak geen andere conclusie toe dan dat de vakbekwaamheid van belanghebbende in belangrijke mate wordt uitgebreid. Er wordt Immers gesproken over het bijbrengen van vaardigheden, het verwerven van inzichten, een radicale stijlverandering etc. Het Hof is van oordeel dat de ontwikkeling van de praktijk de reden is geweest voor het volgen van de masterclass. In de eerste plaats is, zoals hiervoor al opgemerkt, de reden voor het volgen van de masterclass niet relevant. Bovendien sluit deze reden niet uit dat sprake Is van een belangrijke uitbreiding van de vakbekwaamheid. Het doet zich vaker voor dat een ondernemer weer gaat studeren om de groei van zijn onderneming bij te kunnen houden of te kunnen stimuleren. | Het arrest v[an 2 januari 1958, nr. 14 428, BNB 1958/57*, geeft het onderscheid tussen bet op peil houden van kennis en de uitbreiding van kennis weer. ""O. dat Belanghebbende bij zijn aan den Raad van Beroep gericht beroepschrift heeft gesteld, dat door de veelvuldige wijzigingen van de belastingwetgeving het volgen van den onderhavigen cursus nodig was "om bij te blijven"; dat hierin ligt opgesloten, dat naar belanghebbendes voorstelling van zaken het volgen' van den bedoelden cursus nodig was om de vakkennis, welke hij reeds bezat, op peil te houden, aangezien onder het ''op peil houden" van vakkennis niet enkel valt het opfrissen van de reeds vroeger verworven kennis, doch mede da aanvulling daarvan, door de ontwikkeling van het vak geboden om de vakbekwaamheid niet te verminderen; dat echter de Inspecteur bij zijn vertoogschrift heeft gesteld, dat belanghebbende niet voldoende op de hoogte was van het belastingrecht en dat belanghebbendes studie was gericht op vermeerdering van zijn kennis op dit gebied en op verhoging van zijn vakbekwaamheid; dat, na verwijzing van het geding, alsnog zal moeten worden onderzocht wat hiervan is, en cjan de Hand van de uftkornst van dat onderzoek met inachtneming van het boveiraangegeven criterium zal moeten worden beslist, of de door belanghebbende verlangde aftrek al dan niet kan worden toegestaan;" Het onderscheid tussen het op peil houden van kennis en de uitbreiding van kennis was in het verleden van belang voor de kwalificatie als aftrekbare kosten of als studiekosten/buitengewone lasten. Voor de winstsfeer is het onderscheid van belang, aangezien de uitgaven voor een studie die leidt tot een belangrijke uitbreiding van kennis geen bednjfs- of beroepskosten vormen. De uitbreiding van kennis, noodzakelijk om te kunnen functioneren, doet zich ook voor in Hof Leeuwarden 7 november 1994, nr, 460/94, FED 1994/770.
Pftgln* 7
: 5 - 0 : - 0 9 ; 10:21
illifiistsris
an Fman-: i6n
00 0-511495
•Vaststaat, dat belanghebbende een In 1977 afgeronde opleiding haö genoten op het niveau van Moderne Bedrijfsadministratie (MBA) en In 1990 is begonnen met de opleiding tot bedrijfskundig informaticus aan de A-school te L, een opleiding op HEAOniveau. voorts staat vast, dat belanghebbende praktisch werkzaam Is op HEAO-nlveau en - naar hij ter zitting heeft verklaard welke verklaring het hof geloofwaardig voorkomt - de opleiding is begonnen om ook de theoretische onderbouwing aan zijn kennis In praktische zin te geven en voorts bij een eventueel verlies van zijn dienstbetrekking sterker te staan bij volgende sollicitaties. (...) Gelet i p het niveauverschil tussen belanghebbendes aanvankelijke opleiding en zijn praktisch niveau van werken en de onderwerpelljke opleiding, mede gelet op de bedoeling van belanghebbende met die opleiding, laten deze feiten geen andere gevolgtrekking toe, dan dat te dien aanzien niet sprake is van het opfrissen en op pe.l houden van de bestaande vakkennis, doch het gaat om het verwerven van tennis op een hoger niveau mede met het voornemen deze kennis eventueel produküef te maken. Alsdan Is met betrekking tot de kosten van de opleiding geen sprake van aftrekbare kosten, maar van buitengewone lasten." In min of meer gelijke zin Is beslist in het arrest van 1 november 1995, nr. 30 763 SNB 1996/1L "3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende, in dienstbetrekking werkzaam, heeft als accountant-adminlstratieconsulent in het onderhavige jaar -1991 - deelgenomen aan het accountantsexamen voor accountants-administratieconsulenten als bedoeld in artikel 80a van de Wet op de Registeraaountants, zoals deze wet luidt na de daarin bij de Wet van 11 december 1986, Stb. 677, aangebrachte wijzigingen. De Inspecteur- heeft de door belanghebbende In het onderhavige jaar te dezen gemaakt cursus- en exarnenkosten ten bedrage van f 35S9 op grond van het bepaalde in artikel 36, lid 2, aanhef en letter g, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 een bedrag van f 3250 als aftrekbare kosten aanvaard. Het Hof heeft het bedrag van f 3559 volledig in aftrek toegelaten. -3.2. Het in 3.1 bedoelde examen geeft, zo het met goed gevolg is afgelegd, recht op inschrijving in het register voor registeraccountants. Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsontwerp dat heeft geleid tot de Wet van 11 december 1986 is opgemerkt (Kamerstukken II1985/86,19 ïso, nr. 6, blz. 2); „De vréag of de exameneisen voor accountants-adrnmlstratieconsulenten, die registeraccountant willen worden, niet te zwaar zijn, dient beoordeeld te worden vanuit de bevoegdheden die accountants-administratieconsulenten verwerven indien zij voor dit examen slagen, namelijk de bevoegdheid om ten aanzien van alle ondernemingen, ongeacht de omvang, verklaringen omtrent de getrouwheid af te geven. De exameneisen dienen dus te worden afgestemd op de certificerende
Pagina 8
.1
• p_r,:_,"
; l l i f i i s t e r ie
3fi Fn-,3iv: i5i"
•'.••:~'.>":i
11455
;
~
bevoegdheid. Het examen zal zich uitstrekken over dne vakken die essentieel zijn om de certificerende functie te kunnen uitoefenen, te weten: externe verslaggeving, administratieve organisatie en leer van de accountantscontrole. De exarnenstof wordt bewust hiertoe beperkt om te voorkomen dat het examen te omvangrijk zal worden. Wel zal de inhoud van deze vakken moeten voldoen aan hetgeen minimaal noodzakelijk is om de certificerende functie te kunnen uitoefenen. De studieduur zal uiteraard mede bepaald door het studietempo van ledere betrokkene - zo'n anderhalf jaar Oplopen. Hierbij wordt er van uitgegaan, dat de studie naast een bestaande beroepspraktijk volbracht moet worden", -3.3. Het In 3.Ï en 3.2 overwogene laat geen andere gevolgtrekking toe dan dat de door belanghebbende gemaakte cursus- en examenkosten niet strekten tot het op peil houden van reeds verworven vakkennis - daaronder begrepen de aanvulling van die kennis welke door de ontwikkeling van het vak is geboden om de vakbekwaamheid niet te doen verminderen - maar tot de verkrijging van een bevoegdheid die hij voordien niet bezat en die tot een duurzame verbetering van belanghebbendes positie in de accountancy heeft geleld. Zulks brengt mee dat, anders dan het Hof op het voetspoor van partijen heeft geoordeeld, niet sprake Is van tot de aftrekbare kosten behorende studiekosten, maar van studiekosten die slechts op de voet van artikel 46 van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964 aftrekbaar zijn." Studie om de functie die In de praktijk uitgeoefend werd ook een theoretische aanvulling te geven deed zich voor In Hof Arnhem 11 maart 1998, nr. 96/1928, FED 1998/416. V
2.1 Belanghebbende was in 1994 als personeelsfunctionaris werkzaam bij de Stichting A Laboratorium te Z, een samenwerkingsverband van een aantal ziekenhuizen uit de omgeving. De functie van belanghebbende betrof een functie op HBO-nlveau. Belanghebbende had zich met een MBO-oplelding als achtergrond via de functie van directiesecretaresse tot personeelsfunctionaris opgewerkt. 2.2 In januari 1994 werd duidelijk, dat de stichting zou worden ontvlochten en dat het voor Belanghebbende moeilijk zou warden een vaste baan te krijgen In een van de deelnemende ziekenhuizen. Een poging om de HBO-opleiding Personeel en Arbeid te gaan volgen strandde op onvoldoende steun binnen het A-Laboratonum. 2.3 In de loop van 1994 werd belanghebbende door overbelasting een aantal maanden ziek. Hierna Is zij op advies een b-training gaan volgen. 2.4 Belanghebbende beschrijft de betreffende training in hoofdlijnen als volgt: 2.4.1 Pe b-tralning is een zeer Intensieve vorm van groepsgesprekken die door maandelijkse sessies sterk werkt omdat het leerproces In een vaste groep een extra ondersteuning biedt. 2.4.2 Aan de b-training doen naast personeelsfuncbonarissen ook leraren, secretaresses, trainers, advocaten, masseurs en artsen mee.
Panina 0
''-'
'•
L?-0:-0?; 10:21
; f 11 n i s t e r ie
ar, F i r. anc i er,
;
» 11
2.4.3 De b-training Is een post-HBO opleiding voor mensen die met mensen werken, een training noodzakelijk voor het beter functioneren in de toekomst en voor het verbreden van kennis en vaardigheden. 2.4.4 Belanghebbende stelt, dat de b-training haar als personeelsfunctionaris handvatten biedt om de functie uit te oefenen en om problemen In haar functie goed het hoofd te bieden. De cursus leidt haar op orn een goede personeelsfunctionaris te zijn. Verder heeft de training haar analytisch vermogen sterker ontwikkeld en haar in staat gesteld om vraagstukken adequaat tegemoet te treden. 2.5 In de jaren na 1994 heeft belanghebbende haar functie van personeelsfunctionaris afgebouwd en een andere functie verworven binnen het Zlekenhuiscentmm Q. 3 Belanghebbende maakt tegenover de betwisting door de Inspecteur niet waar, dst de kasten van de b-training als aftrekbare beroepskosten !n de zin van artikel 35 van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) in aanmerking kunnen worden genomen. Uit de door belanghebbende gegeven toelichting komt naar voren, dat het volgen van de training door belanghebbende niet zozeer was gericht op het op peil houden of opfrissen van bij haar reeds aanwezige vakkennis, doch op verbreding en verdieping van kennis van en Inzicht in de wijze waarop zij sociaal en persoonlijk functioneerde. Ook de diversiteit van beroepen van deelnemers aan de training wijsc erop, dat de training als een brede, algemeen vormende, sterk sociaal gerichte opleiding Is aan te merken. Dat de training belanghebbende bij de uitoefening van haar functie als personeelsfunctionaris zser wel te stade zal zijn gekomen, acht net hof alleszins aannemelijk, maar dit doet aan het algemene karakter van de training niet afy
Uitbreiding yjan kennis in verband met de gewijzigde uitoefening van een beroep deed zich ook voor in het arrest van i november 2002, nr. 37 493, V-N 2002/60.1.3 (V-N 2001/60.2.4).
j "Belanghebbende, X, werkzaam als psychotherapeut heeft een HBO-opleiding en een postdoctorale opleiding gevolgd. In verband met een verwachte wijziging in de wetenregelgevinggaat hij een universitaire studie klinische en gezondheidspsychologie volgen. De studiekosten trekt hij af als beroepskosten wat door de Inspecteur niet wordt toegestaan. Hof: De universitaire studie heeft voor X als doel het verwerven van kennis om vakbekwaamheid te verkrijgen of uit te breiden. De studie dient er in dit geval niet toe om de vakkennis op peil te houden. Aftrek van de kosten is wel mogelijk maar dan onder de post buitengewone lasten. De omstandigheid dat x met de studie voldoet aan de eisen voor de uitoefening van zijn beroep doet hier niets aan af." Het komt mijl voor dat de masterclass als doel heeft crn belanghebbende In staat te stellen gp een hoger niveau te functioneren. Het gaat niet om het behoud van het
Pagina 10
i
- c _ r , : - , - , j ; |.;.;2I
;llifu =t5ri5
3n
Financier.
,v,-Y,:r|14?E
huidige niveau. Dat de ontwikkeling van de onderneming hogere eisen stelt aan belanghebbende maakt dit niet anders. Belanghebbende volgt de masterclass om aan deze hogere eisen te kunnen voldoen, zoals de personeelsfunctionaris uit Hof Arnhem 11 maart 1998, nr. 96/1928, FED 199B/416, de psychotherapeut uit het arrest van 1 november 2002, nr. 37 493, V-N 2002/60.1.3, de accountantadministratieconsulent uit het arrest van X november 1995, nr. 30 763, BNB 1996/11, de bedrijfskundig Informaticus uit het arrest van 2 januari 1958, nr. 14 428, BNB 1958/57* en de vertaler uit het arrest van 10 februari 1960, nr. 14 190, BNB 1960/79. Dat de ontwikkeling van de onderneming hogere eisen stelt aan belanghebbende betekent niet dat sprake Is van bedrijfis- of beroepskosten. Aan de hogere eisen kan voldaan worden door kennis en vaardigheden welke men niet of onvoldoende bezat te vergaren of uit te breiden. In een dergelijk geval is geen sprake van bedrijfs- of beroepskosten. De uitbreiding van kennis behoeft niet te zien op de (technische) vaardigheden van tandarts in enge zin, maar kan ook 2len op communicatieve vaardigheden, leiderschap, conflicthantering en dergelijke. Ook deze uitbreiding van kennis leidt niet tot bedrljfé- of beroepskosten.
I Op grond van het vorenstaande ben Ik van oordeel dat de uitspraak van het Hof niet in stand zal kunnen blijven. Hoogachtend, DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN, namens deze DE DIRECTEURHGENERAAL BELASTINGDIENST, loco
Pagm* 11
Edelhoogachtbaar College, )C 2.
Namens en ten behoeve van i VÊ te fliilpliiliii. stellen wij cassatieberoep in tegen de uitspraak van Gerechtshof Arnhem (hierna: het Hof) d.d. 7 juli 2009 met procedurenummer 08/00075 inzake de aan belanghebbende opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2002. De uitspraak van het Hof (inclusief proces-verbaal) is als bijlage 1 bij dit cassatieberoepschrift opgenomen. Als bijlage 2 is de machtiging opgenomen. 1.
Cassatiemiddel
Als cassatiemiddel stelt belanghebbende voor: Schending van het recht, in het bijzonder van artikel 8:75 en artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), doordat het Hof op grond van artikel 2 lid 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) heeft geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op vergoeding van de werkelijke proceskosten, zulks ten onrechte, althans op gronden die dat oordeel niet kunnen dragen, zoals hierna wordt toegelicht. 2.
Integrale proceskostenvergoeding
In rechtsoverweging 4.6. van voornoemde uitspraak zet het Hof uiteen dat voor een toekenning van een proceskostenvergoeding in afwijking van de forfaitaire bedragen van het Besluit grond bestaat, indien de Inspecteur het verwijt treft dat hij een uitspraak doet of in rechte handhaaft, terwijl op dat moment duidelijk is dat die uitspraak in een daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden (HR 13 april 2007, nr. 41 235, BNB 2007/260).
A-
Vervolgens oordeelt het Hof dat niet gezegd kan worden dat de Inspecteur een verwijt treft als in bovenbedoelde zin, doordat hij zijn door de Rechtbank en het Hof onjuist bevonden standpunt heeft ingenomen. Dit oordeel is door het Hof niet, dan wel onvoldoende, gemotiveerd. Naar onze mening heeft belanghebbende wel recht op toekenning van een proceskostenvergoeding in afwijking van de forfaitaire bedragen van het Besluit, dan wel recht op een schadevergoeding op grond van artikel 8:73 Awb. 3.
Motivering
Met het standpunt van de Inspecteur dat de kosten voor de Masterclass uit eerdergenoemde procedure niet als ondernemingskosten dienen te worden aangemerkt, heeft de Inspecteur een niet pleitbaar standpunt ingenomen (zie ook proces-verbaal van de zitting bij het Hof, pagina 2, alinea 4). Bovendien volhardt de Inspecteur willens en wetens in zijn niet pleitbare standpunt. Hierdoor heeft de Inspecteur op zijn minst onrechtmatig jegens belanghebbende gehandeld. Op grond van HR 13 april 2007, nr. 41 235, BNB 2007/260, dan wel op grond van artikel 8:73. Awb, concluderen wij derhalve dat belanghebbende voor een vergoeding van de werkelijke proceskosten in aanmerking komt. Verder heeft de Inspecteur in eerste instantie het niet pleitbare standpunt ingenomen dat het maximum van de scholingsuitgaven op grond van artikel 6.30 Wet IB 2001 moet worden gesteld op € 15.000 in totaal in plaats van per persoon. Pas ter zitting bij het Hof heeft de Inspecteur dit standpunt"- zij het na enige aarzeling -" ingetrokken (zie proces-verbaal van de zitting bij het Hof, pagina 1, voorlaatste alinea). Indien de Inspecteur dit standpunt niet had ingenomen, dan had de Rechtbank en het Hof de Inspecteur niet ontvankelijk in zijn (hoger) beroep kunnen verklaren bij gebrek aan belang. Dit had belanghebbende een aanzienlijke hoeveelheid proceskosten kunnen besparen. Mede gelet op HR 13 april 2007, nr. 41 235, BNB 2007/260, rechtvaardigt dit toekenning van een vergoeding van de werkelijke proceskosten voor belanghebbende. Zoals reeds aangegeven voor het Hof zijn wij van mening dat de Belastingdienst al vanaf de aanslagregeling een vooringenomen houding heeft aangenomen. Door een dergelijke persoonlijke en subjectieve houding aan te nemen en niet een objectieve, zakelijke houding die van een ambtenaar van de Nederlandse Staat verwacht mag worden, heeft de Inspecteur onrechtmatig jegens belanghebbende gehandeld en is belanghebbende onnodig met aanzienlijke kosten geconfronteerd. Belanghebbende heeft hierdoor zowel materiële als immateriële schade geleden. Naar onze mening rechtvaardigt dit op grond van artikel 8:73 Awb eveneens een vergoeding ter grootte van de werkelijke proceskosten voor belanghebbende.
/<
4.
Conclusie
Gelet op het voorgaande verzoeken wij u om, in afwijking van de forfaitaire bedragen uit het Besluit, de werkelijke proceskosten van het geding in cassatie en in feitelijke instanties aan belanghebbende te doen vergoeden.