T
A
T
A
!
.
.
PIETJE P OTLOOD gaat met pensioen. Na vijfendertig jaar te hebben gewerkt als leraar Plastische Opvoeding (PO) verlaat ik het middelbaar onderwijs. Pour de vagues besognes, zoals Brel zingt. Maar vooral met gemengde gevoelens. Hoe komt het dat het onderwijs in geen tijd is verworden tot een circus met meer acts dan personeel ? Als ik rondom mij kijk zie ik dat mijn vak- en leeftijdsgenoten dezelfde gevoelens van ongeloof koesteren, dezelfde frustratie torsen. Een hele generatie verlaat hoofdschuddend de dienst (en veel jonge collega’s lopen met hun ziel onder hun arm). Op onze kwaliteitspers hoeven we niet te rekenen om daarover te berichten. Journalisten wachten tot de bevoegde minister of de nuttige idioten van ‘ons’ vakblad KLASSE een persnota hebben bezorgd waarin de ramp wordt geduid. Verklaard. Ge-ka-derd. Hoe zijn we ooit zo diep kunnen zinken ? In wat voor vreemdsoortig toneelstuk zijn we in godsnaam beland ?
*
In EEN KLUCHT - ongetwijfeld. Of hoe moeten we dit noemen wat ik sinds een tiental jaar rondom mij zie gebeuren ? Mensen met
vijfentwintig (of meer) jaar onderwijservaring worden gedwongen om, avond na avond, de koppen bijeen te steken teneinde - als schoolkinderen - te achterhalen welke nummertjes van de zgn. VOET (‘Vakoverschrijdende Eindtermen’ heet deze luchtfietserij voluit) corresponderen met de inhoud van lessen die ze al een kwarteeuw met goed gevolg onderwijzen. ‘Welk nummertje van de VOET zullen we morgen eens opvoeren ?’ Je gaat slapen als leraar en wordt wakker als kleuter. Een komedie ? Ja, maar met een hoog Kafka-gehalte. Misschien moeten leraars niet verwonderd zijn dat zij een of andere ochtend wakker worden en in een gigantische kakkerlak zijn veranderd. Wie zich als ongedierte laat behandelen ontbreekt het ooit nog eens aan voldoende kracht om zich zelfs maar om te draaien in zijn bed. ‘De som van al deze kleine, dagelijkse, banale kapitulaties resulteert in de gestage erosie van de integriteit van elke leraar.’ Lesgeven is niet meer wat het was ? Wat een onzin. Lesgeven is nog steeds hetzelfde, maar het gaat op dit ogenblik gepaard met zovele hindernissen dat het lijkt op een DEURENKOMEDIE, een Franse specialiteit. Wordt al tientallen jaren
vertoond in de theaters van de Parijse boulevards en zelfs op de Franse televisie. Er komt maar geen einde aan het succes en ook niet aan het slaan met deuren tegen kartonnen decorwanden. Terwijl een dragueur verwoede pogingen doet om een lichtgeklede dame binnen te doen, wordt de ‘actie’ telkens en telkens weer onderbroken door spelers,die de kamer binnen stormen. De plot bestaat uit ... onderbrekingen. Zo ongeveer is de werksfeer van een leraar anno 2010. Lesgeven is een zéér bijkomstig onderdeel van zijn taak geworden. Je wil twee lesuren buiten gaan tekenen ? Kan niet ! want er is een uitstap voor het vak X gepland. Je denkt wat te gaan tekenen in de computerklas ? No way: de Bezinningsdag heeft voorrang. Je denkt de avond te kunnen besteden aan het voorbereiden van je lessen ? Nee, néééééé, want er moet vergaderd worden over de nieuwe VOET. Enzoverder. Enzovoort. Et sic ad infinitum. Een komedie, zoals gezegd. Alleen, hoe langer dit stuk duurt hoe minder er te lachen valt. Kijk naar Nederland en wat bij onze noorderburen met het onderwijs is gebeurd. Deze klucht - door Vlaan-
deren met grote koppigheid nog eens nagespeeld - is geëindigd in de grootste bitterheid. Het lachen is de Nederlanders vergaan, want van deze dijenkletser is een hele generatie het slachtoffer geworden — de Verloren Generatie, die geen les kreeg maar zou worden gecoacht. ‘Hoe minder een leraar lesgeeft, hoe beter specialist hij wordt’, was het devies. Resultaat ? Voor heel wat Nederlandse dertienjarigen was 1,06 groter dan 2 en kon het woord ‘spellen’ even goed met één of met drie l’en worden geschreven. Zelfs de pers heeft moeten inzien dat er sprake was van een drama, niet in het minst voor de leraars die de ene pedagogische vernieuwing nog niet hadden verwerkt of er volgde al een nieuwe marsrichting. ‘We voelden ons als een supermarkt die open blijft tijdens de verbouwing’. Het doet denken aan een oprisping van schrijfster Jeanette Winterson (in: NRC 5/6 januari 2008): ‘Ervaring wordt niet gewaardeerd in een samenleving die altijd onderweg is. Gebouwen worden neergekwakt en weer gesloopt, de zogenaamde ‘vooruitgang’ haalt de bulldozer door vertrouwde straten en pleinen.’ Wie anno 2010 nog de moed heeft vragen bij dit alles te stellen, krijgt altijd hetzelfde antwoord.
‘We kunnen niet anders’. Of: ‘Het moèt zo, we zijn hiertoe verplicht’. Het is duidelijk dat Het Noodlot heeft toegeslagen in de scholen. We zijn in een GRIEKSE TRAGEDIE beland, waar hybris keer op keer wordt bestraft. Als leraar word je steeds vaker gesteld voor keuzes, die geen keuzes zijn - en dan volgt er een externe straf. Want hoogmoed moet worden bestraft. Een beetje leraar probeert zelfstandig te denken ? Hoogmoed ! Nobody’s fool zijn en je verzetten tegen het dieventaaltje van de Inspectie ? Hybris ! Er wordt in jouw plaats gedacht, door mensen die het lesgeven hebben verruild voor ‘iets hogers’. Een steeds maar aangroeiend leger van mensen die boven ons zijn aangesteld - inspecties, begeleiders en andere vergadertijgers - en die het helemaal zijn vergeten: it takes two to tango. Zij hebben zo’n haast met hun vernieuwingen en zijn zo van de brille van hun plannen overtuigd dat zij niet in het oog hebben dat zij met zichzelf aan het dansen zijn. ‘De bestuurlijke bovenlaag is losgeraakt van de basis. Van de schoolklas, van het veld, van de plek waar het eigenlijke werk gebeurt.’ Dat kan je alleen wanneer je volledig in de ban bent van je eigen pedagogische ketelmuziek. Of wanneer je het lesgeven alleen bekijkt met een economische
en een bestuurlijke blik. Met een managementsbril. Overigens, lopen de vernieuwers ècht zo ver voor de troepen uit als ze altijd beweren ? Zelfs een ezel valt het op wanneer de kar het paard trekt. Shakespeare wist het al (en elke gefrustreerde leraar weet het): They love not poison that do poison need. We zijn dus bij SHAKESPEARE aanbeland. Alhoewel, wacht even. Werden in Shakespeare’s tijd niet alle rollen gespeeld door mannen (met boyactors voor de vrouwenrollen), terwijl het hedendaags onderwijs nog slecht één soort spelers kent: vrouwen ? De gevolgen kennen we. Maak van alle ASOscholen meisjesscholen, zet voor de klas alleen nog vrouwen en ga je dan vooral verbazen dat in het zesde middelbaar vele van ‘onze jongens’ hebben afgehaakt. In de Guimardstraat is men helemaal niet ongelukkig met deze gang van zaken. Aanvankelijk stond de katholieke zuil afwijzend tegen de invoering van het gemengd onderwijs, maar nauwelijks enkele jaren later was men ronduit opgetogen. Alle scholen - ook de college’s - waren in géén
tijd meisjesscholen geworden. Girlie tot achter de komma en met als hoofdpunt in de agenda: volgzaamheid. Een katholieke droom is in vervulling gegaan — maar voor de jongens is ‘t géén droom. Op veel middelbare scholen is de verhouding jongens/meisjes fifty/fifty bij de start van het eerste jaar. Zes jaar later is de verhouding meestal twee vs. drie. Of erger. Zelfs de pers (hulde !) heeft gemerkt dat er stilaan een probleem is gegroeid: ‘Sinds een paar jaar doen (Nederlandse) meisjes het op school beter dan jongens; zij komen veel vaker dan jongens met een diploma van school’. Op de zgn. Pedagogische Academies (Nederland) verdwijnen jongens sneller uit de leraren-opleidingen dan ze er arriveren. Hoe we dit alles moeten begrijpen daarvoor konden we in Vlaanderen altijd terecht bij Leo BORMANS, aanvoerder van the light brigade van het onderwijs-vakblad KLASSE en bij zijn broodheer minister Pascal SMET, de Florence Nightingale (The Lady with the Lamp) van het Vlaams onderwijs. Geen Shakespeare ? Toch hebben we de voorbije jaren enkele keren het theater van de wreedheid in onderwijsland zien opdoemen (en tijdelijk weer
verdwijnen). Telkens als het plan werd bovengehaald om de ‘beste’ leraars meer te gaan betalen dan hun minder briljante collega’s, dreigden we regelrecht in KING LEAR terecht te komen. De gevolgen kan een kind voorspellen. ‘Nothing will come of nothing !’ Met andere woorden: alleen wie de valies van de directie draagt, zal kunnen rekenen op een betere verloning. ‘Which of you, shall we say, doth love us most ?’ vraagt de oude Lear vooraleer zijn koninkrijk te verdelen onder zijn dochters. Naar de onderwijspraktijk vertaald: vergader u de ziekte, toon u enthousiast voor de waan van de dag, ga deelnemen aan Werkgroep X of Project Z, vervang een les spraakkunst door het maken van een collage, sla de doodlopende straat van de mindmap in, enz... en een hogere maandwedde zal uw deel zijn. Er wordt van de hedendaagse leraar een groot kwispelgehalte verwacht, maar het kan altijd nog erger. Waar voert deze cultus van pluimstrijkerij en vleierij heen ? Naar de druilerige vlaktes, waar geen gras meer groeit en waar Lear rondspookt. C’est favoritisme et cirage de bottes garantis. Koning Lear wàs al stekeblind bij de aanvang van het stuk. ‘Which of you doth love us most ?’ De nar van Lear wist vooraf wat er zou volgen op zo’n
vraagstelling. ‘En uit ging de kaars en we zaten in het donker’ sneerde Lear’s fool.
*
Een klucht, een deurenkomedie, een Grieks drama, King Lear, .. - te vrezen valt dat het Vlaams onderwijs in vele (theater-) sloten tegelijk is gesukkeld. En toch is dit alles maar een voorspel. Een repetitie voor regelrechte OPERETTE, die er zit aan te komen. In 2014 start minister SMET met zijn poging om ons schoolsysteem de doodsteek toe te dienen. Hij gaat het onderwijs onherstelbaar verbeteren. Jarenlang behoren tot de wereldtop inzake onderwijskwaliteit is Pascal gaan vervelen. Voor beproefde recepten zijn we bij dit soort rock ‘n roll-figuren aan het verkeerde adres. Een koor (eigenlijk: een léger) van kabinetsmedewerkers - gerecruteerd uit de ons-kentons-cirkel - knikt Pascal Smet instemmend toe. En Georges MONARD, de kwade genius van het departement onderwijs, heeft de route berekend. Hij belooft de scholen een tocht door alle bochten van de achtbaan waar Nederland overheen is gerateld. Ondertussen wrijft het privé-onderwijs zich in de handen en houdt zich klaar om zeer, zéér binnenkort aan zijn zegetocht beginnen. Met
dank aan Pascal SMET. Het socialisme neemt scherpe vormen aan, voorwaar. Who lets so fair a house fall to decay ? (Sonnet XIII van Shakespeare)
*
En Pietje Potlood ? Hij hoopt het theater stilletjes te verlaten. Het liefste via de achteruitgang, want ik vrees dat de toekomst van het vak PO er niet rooskleurig uit ziet. Zoals velen van mijn collega’s heb ik de laatste jaren gewerkt in materiële omstandigheden die minder riant zijn dan toen ik vijfendertig jaar geleden begon les te geven. Alhoewel, riant ? Goede tekentafels, voldoende licht, voldoende werk- en opslagruimte, .. in ontwikkelingslanden heet zoiets al snel riant. Maar in een van de rijkste regio’s van Europa, genaamd Vlaanderen ? Howl ! Howl ! Howl ! Wat mijn vak het meeste parten speelt is het gebrek aan degelijk lesmateriaal. ‘Didactisch materiaal’ voor het vak PO is simpelweg onbestaande, dat heeft de onderwijsinspectie recentelijk - en op eigen kracht ! - ontdekt, meldde de radio. De enige Vlaamse handboekjes voor het vak Plastische Opvoeding heb ik - na dertig jaar frustratie - dan maar zélf gepubliceerd bij uitgeverij PLANTYN. Ondertussen zagen de voorbije tien jaar
in Nederland tweeëntachtig (kleinere of grotere) publicaties t.b.v. het vak PO het licht. De stand Nederland/Vlaanderen is: 82-1 ! Enige reactie - al ware het negatieve - na publikatie heeft mij niet bereikt, zeker niet van de kant van Leerplancommissie, Inspectie of Pedagogische Begeleiders. Te druk met vergaderen wellicht ? De tango met zichzelf aan ‘t dansen ? Dit soort volk is niet gediend van veel te bijdehante vragen, dat wisten we al. Een beetje god duldt geen advies. De ware ramp voltrekt zich in de lerarenopleiding PO, waar men zich hult in de mantel der pedagogische pretentie. ‘Wij, Meneer, Wij Bedenken Alles Zelf !’ Bohème Oblige. Of: ‘le mythe, très européen et romantique, de l’artiste, seul dans sa tour d’ivoire, visité par les muses entre 2 et 3 heures’. Er bestaat niet de minste behoefte aan het verfijnen en uitwisselen van onze werkmethoden, zoals dat bij andere schoolvakken gebeurt. Vooruitgang is nergens voor nodig. En een verstandig beheer van de (leer-)krachten is zelfs nog nooit overwogen. Wie nauwelijks in staat was een technisch diploma te behalen moet les gaan geven aan leerlingen die Grieks en Latijn studeren; wie Latijn heeft gestudeerd wordt in een school met geestelijk gehandicapten gedropt. Ik spreek uit eigen
ervaring. Overigens waren alle aspirant-leraars, die ik de voorbije vijftien jaar heb begeleid bij hun PO-stage in mijn school, zonder uitzondering afkomstig uit het technisch onderwijs (na hun middelbare studies zijn ze wél nog snel een gratis regentaats/bachelordiploma PO gaan halen). Nog even dus en voor de klas staan zij die overtuigd zijn dat Homerus een bromfietsmerk is. Hoe blind kan iemand, die zichzelf kreatief noemt, zijn ? Ik heb het mij dagelijks afgevraagd. Binnenkort is dit alles niet langer mijn zorg, maar geef toe, het is een wat eenzamig bilan. I’m not a sad man, I’m not a lucky man, I’m just a horse left in the rain - dat soort gevoel dus. En toch. ‘Old men ought to be explorers’, merkte de Engelse dichter T.S.Elliot ooit op. Op dit gebied vertoefde ik mijn hele ASO-carrière in het uitstekende gezelschap van mijn leerlingen, geboren explorers. Je kent ze wel, die twaalf- tot zestienjarigen - ‘een onhandige ziel in in een onhandig lichaam, huiverend onder de hormonale stormen en de eerste begeerten’ (dixit Erwin Mortier). Wat had ik ze graag over de vloer. Elke les mocht ik getuige zijn van ‘de verbijsterende rijkdom van hun talenten’ (E.Mortier). Van hun hang naar
het vormgeven van hun vele intelligente ideeën. Van hun plezier in handwerk. Van hun trots ‘de se voir exposé’ - aan de wand van een klaslokaal in de Westhoek of aan de wand van hun studeerkamer thuis (‘Meester, mag ik deze tekening even meenemen naar huis ?’). Thought has wings (Lorenz Hart) - het voltrok zich elke dag voor mijn ogen. Da’s wat ik het meest ga missen. Maar passons. Misschien moet ik vanaf nu maar wat meer aan de toekomst gaan denken, want het is daar dat ik de rest van mijn leven zal moeten doorbrengen. Weliswaar zie ik mijn geboortejaar steeds vaker opduiken in overlijdensberichten, maar toch hoop ik nog enkele jaren plezier te beleven aan het kappen van letters in steen en aan the noble art of graphic design (afdeling kalligrafie). Overigens heb ik de indruk dat ik toch nog enigszins in dezelfde sector blijf werken als voorheen. Kijk maar hoe ik sta geregistreerd in de ‘Bedrijvengids Tielt/België’. Naam: Frank Missant, Branche: Entertainers/entertainment-gezelschappen. Tata ! Tielt, december 2012