■
I
»,
'I
"-IK
1
I
I
■
|
- ''',
iw FERDINAND MARIAN. DE TALENTVOLLE FILM AC Tl'MIR (folo U^-SarJa
AFBEELDING IN KLEUR MULTICOLOUR PICTURE
r-
—^^"""^^^^^^
nm Zarah Leander.
„FALSCHMÜNZER"
'V
Afscheid (Hermann Brix en Karin Himboldt). Ca schmunzer .s de titel van een nieuwe Terra-film, die door de n Ufa m ons land zal worden uitgebracht. - De regie is in handen van Hermann Pfe.ffer terwijl Kirsten Heiberg, Rudolf Fernau. Hermann Speelmans, Hermann Brix, Karin Himboldt, Theodor Loos, Ingeborg von Kusserow en Leo Peukert de belangrijkste rollen spelen
■t*
P " m* rT^!*
|L 8-j
$Sß ^
. IK' -h
Twee vriendinnen (Karin Himboldt en Ingeborg von Kusserow).
K ■
i
£5 f ! A
^ ^
? "'
s
Een steekproef (Hermann Speelmans en Rudolf Fernau).
m
> ^
\V 11
v ■ is ■
„DER WEG INS FREIE" .y
Voor de beslissing (Rudolf Fernau). Apachen-liefje (Kirsten Heiberg en Rudolf Fernau).
u*
ütXsJ
^n
'Ë mssStT
is de titel van een nieuwe Ufa-film, waarin Zarah Leander onder leiding van Rolf Hansen de hoofdrol vervult.
Hedwig Wangel en Zarah Leander. (foto's: Lindner)
—
„Verduiveld!" Gussmann leunde achterover in zyn stoel en floot zachtjes tusschen zyn tanden. Het antwoord scheen hem mee te vallen; hy werd zichtbaar kalmer. Hij greep naar een stuk sigaar, dat op den aschbak lag te smeulen, en deed er met zichtbaar welbehagen een stevigen trek aan. ,.Als u met myn sigaar klaar bent." zei Meyerhoff lachend, „dan • kunt u er gerust een nemen, die ik nog niet in myn mond heb gehad! Misschien bent u dan ook wel zoo goed, ons te vertellen, waarom u zoo opgewonden bent?" ' „Een nieuwe sigaar kan ik direct wel nemen. Maar voorloopig zult u my niet bereid vinden, op uw tweede verzoek in te gaan." „Is de zaak dit keer ernstig?" vroeg Meyerhoff verder. „Misschien. Als u het meisje hadt gezien, zoudt u misschien niet zoo ongeloovig glimlachen." „Dus liefde op het eerste gezicht?" „Neen! Ik heb haar reeds eerder gezien. Ik had echter niet gedacht, dat ik haar juist hier zou weerzien!" „Hebt u haar gesproken?" „Helaas niet! Ze zyn my in het gedrang ontkomen. Ik heb net nog gezien, dat zy in een taxi wegreed. Maar misschien is dat juist wel gunstig." „Waarom?" Doch op deze vraag wilde Gussmann geen antwoord geven; ook niet toen Närz, die zich plotseling herinnerde, dat hy iets vergeten had. was vertrokken.
door' WERNER SCHELLE .GEAUTORISEERDE Dr. Theo Thiel, scheikundige van beroep, maakl op een nacht door een toeval kennis met Ludwtg Narr, die er. zooals hij zegt. zijn beroep van maakt om Allk.'w! l' * n 'ft I,n dïn"lfd';n -^•'t word, er op het bureau van de Alpha-Wcrke. waar Dr. Thiel is aangesteld, ingebroken en eenige scheikundige formules gestolen die van groot belang zijn voor een nieuw experiment. Dr. Hardtmann. de hoofdscheikundige, betrekt commissaris Webern in de kwestie en zet hem uiteen dat a leen hij en Dr, Thiel van de formule, wisten. Hij beweert, dat hij de formule» heef, gevonden en dat Thiel deze alleen behoefde ,e c0n,roIeeren. Dr. Thiel die hierdoor s,erk onder verdenking kom, ,e s,aan. neem, zijn on,slag en beslui, zichzelf van dezen blaam ,e zuiveren. Hij vertelt Webern, dat hij eenigen Njcl tevoren een nieuw conserveeringsmiddel heef, uitgevonden, waarin zijn chef Ur, Hardimann. geen vertrouwen had. Toen diens scepticisme echter ongegrond Li Ê"i ' ï" t0en v°orkoiIien' »'»»f niet Dr. Thiel, maar hijzelf het m.ddel had gevonden, He, staat er dus voor Dr. Thiel met al ,e best voor. Deze roept echter de hulp in van Ludwig Nirz. welke hem alle medewerking toezegt, indien hiel ook hem van dienst wil zijn. door aanwezig te zijn bij eenige zakelijke gesprekken met onbekenden. Thiel stem, toe en ontdek,, da, Nürz zijn bes, doe, om een kos,bare copie van een schilderij van Meunier aan negen verschillende menschen ,e verkoopen. Wa, de zaak van den jongen scheikundige be,ref,. ach, NSrz het van he, grootte belang, dat Thiel in contact komt met den technischen directeur der Alpha-Werke, Dr. Gussmann. Het eenige middel hiertoe is. dat Thiel me, Nürz h!» 9«kos'u?,'"d '«»' b«oekt. d.t de directeur-generaal van het bedrijf. Meyerholf die bekend staat als een Maecenas, dien avond geeft. Een zekere jongedame, hik ^ f, ft de I009""-d' verloofde van Dr. Thiel zijn: daar haar uiterlijk de beangs elling van Dr. Gussmann zal trekken, verwacht N»rz, dat deze r^ri f /"n1"^'"! in contKt te komen I,,et dtn «hcikundige. Samen met Lo,,e be,r.ed, Dr. Thiel nu de balzaal, die door een recl.me.childer is gemeTamorphoieerd in een heel gewoon kroegje. »«■»«"
Ook .a«" het buffet, dat uiterlük op een van een goedkoop cafe tje leek, kon men vaststellen dat er iets niet heelemaal klopte; want er lagen, in plaats van de rolmopsen en aufiurken, de meest mtgelezen delicatessen. En van de dranken was Kohr»l„ . Zeggen' da^r er W^ weini« gelegenheden van het beschreven type zullen z«n, waarin men buna uitsluitend de duurste wynen en likeuren schenkt. Theo Thiel en zijn „verloofde" waren reeds een half uur op het feest. Ze hadden byna den geheelen tyd met elkaar gedanst, en het was reeds zoo ver gekomen, dat Thiel het doel van hun aanwezigheid geheel vergeten had! Het meisje herinnerde hem er aan. gaä^vfrloonen," zefze" ^ WOrdt' dat wU 0ns aan je directeur „Maar wjj verstoppen ons toch niet," antwoordde Thiel. Als WaS, 20U hU 0nS t0Ch reeds lang ontdekt he^K"" moeten „Myn verloofde" is niet byster opmerkzaam," kreeg hij ten antwoord. „Anders was het hem welficht opgevallen, (fat ik tot nU te edaan we1{nT o.?7 vroeg ^P. ^én bePaald vertrek te myden." „Welk dan?' Thiel. „Het achterste," was het antwoord. „En waarom heb je dat gedaan, als ik vragen mag?" „Omdat ik graag wilde dansen. Als je professor Gussmann mij eenmaal heeft ontdekt, komt er echter niet meer vani" „En nu heb je genoeg van dansen?" „Dat niet maar wy moeten onze afspraak met Närz nakomen." V"el probeerde nog een kort uitstel te verkrygen, maar hij was ZjLil^T1/1°^ h^ dit gf^eigerd werd, daar hy immers de opdracht had, het meisje na afloop van het feest naar het café terug te brengen Hy gaf zich nu over aan de hoop, dat Närz hen daar eenigen tyd op zich zou laten wachten, zoodat hy de gelegen opeihdet20härthSabnSd:Un.metgeZel,in ^ ^
te
^^ ^
Lm
e { Wa ^ niet meer er8 iong- H» was als een gevolg van 7iu! ÏZ^ J ^ii leeftyd reeds wat meer op zijn gemak gesteld, en dai daarom hechtte hy er niet meer zooveel aan om te dansen. Hy had zijn fien tegen één een gevolg van onzuiver zyn hoofdkwartier in bloed. — Doe daarom een bloedzuiverende de kleinste der feestkuur met Kruschen Zout. - De zes minerale zalen opgeslagen en als hy zin had wat zouten oefenen een aansporende werking uit met den een of andeop lever, nieren en ingewanden; Uw bloed gaat ren gast te praten, krachtiger stromen en pijnverwekkende ondan verzocht hy dien zuiverheden verdwijnen lang natuurlijken weg. aan zyn tafel te wilJen komen, hetgeen hem als gastheer natuurlijk nooit geweigerd werd. Bij all. apolh. en drog. 1.62, 1.47, 0.76, 0.41, . (|. |
Uwe rheumatische pijn
KRUSCHEN p
VERTALING
Zoo kwam het dat het gezelschap aan zyn tafel in den loop van S1 ch,S Weini en bleven SzUtenD tTÄ0^1 r HiSSe,de lange" e - ^ Pr0feSSOr ëGUSSinann Van de
X£§ er£\^lÜX ^z
™fc! nen ^a'ste sprak Meyerhoff, tegen zyn gewoonte in, over zaken Over het algemeen wist hy zyn privé leven van zakelijke aangelegenheden min of meer streng te scheiden. Indien h« thans een uitzondering maakte, dan kwam dit misschien wel daardoor! dat de zaak, waarvan sprake was, meer met zyn privé-leven dan me he"" ï1"0^ ,e maken'had. Meyerhoff stond ni^t alleen als Uvedg bevorderaar van moderne kunst bekend, maar hy had ook naam als verzamelaar van oude meesters, en het kon gebeuren, dat S fÏLn Heen mogKel«kheid bestond zyn collectie te complel teeren, daar een belangryke conferentie voor verzuimde In de kringen der ingewyden werd er van Meyerhoff verteld dat hii he*, H-^" algera-?en b?kende verzameling, ook nog een Tweede bezat die alleen zyn intiemste vrienden te zien kregen. De reden van deze terughoudendheid moest met de herkomst der schilde ryen samenhangen. Ten slotte kon men een scWldery?, waarvan bekend was. dat het op een of andere raadselachtige w^ze uftlen museum was verdwenen, niet eenvoudig in zyn salon oJhangenT HOOFDSTUK VIER. Meyerhoff sprak nu met Närz over een schildery van den grootmeester Meunier, dat deze hem te koop aanbood. Närz legde er echter den nadruk op, dat het alleen om een copie ging maar ^eÄfJneSChrWde"dfze Gering klaarblykelyPk nfet gäls erg gewichtiff. Over den prys kon men het echter nog niet eens worden Sarzverfangde dertigduizend mark. terwyl de ander ni^mler dan vyf en twintig duizend wilde geven. rwlLf ?Prik ZerdA overigens zoo zachtjes gevoerd, dat de aan dezelfde tafel zittende Gussmann er slechts weinig van kon ver™n Hr^"", ^0nde er echter ook nauwelijks belangstelling mimitS ^LHlnk te/riaten mft een J0ngedame, die hy pas eenige minuten geleden hhad leeren kennen. Plotseling leek het echter alsof Gussmann geëlectrificeerd werd. Hy sprong op, mompelde een vluchtig excuus tegen het meisje. greep^Me/erhoff bTdfens mouw en vroeg gehaast: „Wie is dat mlisje toch?" Het was voor Z emakkel k vraa dei-^L^Z r «daarom, «omdat r deze g tebeln woorden, in de eerste""l plaats het absoluut onmogelijk was vast te stellen welk meisje Gussmann bedoelde, Zar in de la 00k hii den ander voor tlfn ' T?alhet een eo antWoord i!f Hfi >f^ tyd T het. Hy had namelyk vertrek al verlaten was in geen den wirwar der dansende paren verdwenen Närz wendde zich tot het meisje, dat door Gussmann zoo plotsed n St ek L £ u f Tas .gelaten en stelde haar voor, iets met Meyerhoff en hem te gebruiken. Ze scheen daar echter geen lust in te hebben en was na een v uchtigen groet eveneens verdwenen „Wat had Gussmann?" vroeg Meyerhoff. „Ik heb er geen idee van," antwoordde Närz verder6' ^ eigenl*ik' We,k meisie h« bedoelde?" vroeg Meyerhoff
ïï
hi
el0 et udï£ ^eI-terug.' Overigens kunt u het Gussmann zelf vragen. Daar komt?lhy reeds »»«»cu. Gussmann zette een verslagen gezicht toen hy weer aan de tafel van zyn gastheer plaats nam. „legt u me toch, om 's hemelswil wie dat meisje was.» zoo wendde hy zich tot Meyerhoff „Zoo lang u me met zegt. welk meisje u bedoelt, kan ik u niet zeggen wie ze is," antwoordde deze. „Maar mijn vriend Nar7 srh int te weten, wie u bedoelt. Klaarblykelïjk is h«UheId"rz"end^" * Gussmann keek Narz vragend aan f
bl0USe
enÜ LVrXr Toet^ " ^ ^ ^ ^ ^ Gussmann knikte opgewonden. .a;'ik kTe,n .deze. dame vluchtig!" Närz sprak onbarmhartig langdenTen't'äd." ^ verloofde uit onzen gemeenschappelyken stu„Is zy dan verloofd?" "wkeEH ,wan"eer ik me niet vergis, kent u haar verloofde!" „Was dat de heer, met wien zij danste?" „Juist!" Ho'AH« 1lWam«?e bekend voor. Maar ik heb meer op F haar gelet h dan op hem. Wie is het?"
WeSey**61"6
dr- ThieL V00r Z00 Ver ik Weet is h
'
"
op de A1 ha
P ,
HOOFDSTUK VIJF. Voor den derden keer op dezen dag bevond Thiel zich in het kleine café op den Kurfürstendamm. Ditmaal zat Lotte Oswald tegenover hem. Volgens afspraak wachtten zy hier op Närz. Intusschen verlangde Thiel niets liever dan dat hun bondgenoot maar flink lang op zich zou laten wachten. Hy had veel te-.vragen en was naar heel veel dingen uiterst nieuwsgierig, maar het ergste was. dat het meisje er steeds in slaagde hem niet rechtstreeks op zyn vragen antwoord te geven. „Maar ik moet toch weten, wie je bent," verklaarde Thiel. „En ik moet toch ook weten, in welke verhouding je tot Närz staat." „Ik zie niet in. waarom u dat moet weten. Dat wij vanavond samen op dat feest waren, was toch een zuiver zakelyke aangelegenheid! Ik heb van Närz een opdracht gekregen, die ik, naar ik hoop, tot zyn tevredenheid uitgevoerd heb. Waarschijnlijk zullen onze wegen zich vanavond scheiden, want ik geloof nauwelijks, dat Närz nog van plan is een herhaling van vanavond op te voeren." „Maar het kan toch met vanavond niet afgeloopen zijn! Je moet toch begrijpen, dat ik je terug wil zien." „Neen. dat begrijp ik absoluut niet. Ik moét u toegeven, dat u uitstekend danst, en dat ik my van avond zeer goed heb geamuseerd. My is myn rol uitstekend bevallen. Maar wy mogen toch niet vergeten, dat wy niet voor ons plezier naar het feest gegaan zyn. Ik zou het ook beter vinden, indien u, nu het zakelijke deel voorbij is, weer met „u" begon." (Zie vervolg elders in dit no.)
oud op, uermeiele penzeei! /Caüira s maalzzoLs zijn ie eed. (Jan Luyken)
Otaande voor het portret van een hem bekende schoone, werd Jan Luyken getroffen dnor de onmacht van d e schilderkunst, het wezen van „d'allerschoonste Barbara" na te bootsen. „Meesteres Natuur spant nog altijd de kroon", zegt hij. Streven wij, moderne vrouwen, ook in onze „make-up" niet naar eenvoud en natuur? Wij hebben afgedaan met de omslachtige schoonheidsmiddelen van weleer. Een zachte gelaatscream, die onze huid beschermt en onze teint verfraait, is er voor in de plaats gekomen: l'tnolia Fanubing Cream, die door haar aparte samenstelling en fijne emulgeering een heilzame uitwerking heeft. Ook als onderlaag voor poeder is zij onmisbaar! Laat 's nachts Uw huid een verjongingskuur ondergaan door Vinolia Cold Cream, de ideale nachtcrenm.
VINOLIA CREAM VANISHING -COLD
Dr. H, NANNWO'M
Zetpillen tegen Aambeien werken pijnstillend «D geneien ia korten lijd de ontstoken •lijaiTliexen.
maakt het inbrengen xeet gemakkelijk. Vetkrijgbaar bij alle Apotheke« en Orog. a f 1.50 per doosje van 12 stuks Het advertentiegedeelte van ons nummer van 8 Februari wordt afgesloten op 28 Januari.
Annonces betreffende
GENEESMIDDELEN EN GENEESWIJZEN worden in dit blad slechts opgenomen, indien zij vooraf voorzien zijn van het stempel „Geen bezwaar" tegen de plaatsing, afgegeven door de Commissie van Controle op de Aanprijzing van Geneesmiddelen en Geneeswifzen, waarvan het secretariaat is gevestigd:
SEGBROEKLAAN
33
-
's GRAVENHAGE
) '-
^/y £. A*.
r*
bc d w "UT) -O
-0 c
>
• T—i
a
c
u ei
Ja "
g
"SS
»C
'-'
w
l)
^ \
ë
C
60 iS rt **
ïrr*
rt o H • _
mm -
Ui
IJ
10
\\
>
«
•ü ^
Ou
«i'« juffrouw,
kwalijk, want do juHrouw
..Werkelijk interessant En bepaald op windend !"
nleli
slaapt
C
T3
3 u
C
«E
-o
c
s y r„ OH
'orgaot. valt zij van haar stc I moot ik nu doen?"
<-l
> > c u c
« ^ g
O
S
.,
<-. J3 O U ■
c
e
« „, w
u
3 U
<s
*J Ui U
U T.
«J^
S
*, U
C t""13
H«
S u ■
>
O
g .'S .«>
-O
O -^
U ^ 60«
o. "o
O
u ^ o ■w ? on
O TJ
OO.J:
EI
UTJ-O
,
11
U _ê
? o
i5
= .5 o rt
CT>
C
-
2
13 rt d^ y-c CO > --i co 'S —i c
N
^
'u ? u u O 13 u ^ «13.-0
13 i-i
3 13
u
U
U
Ui U
N ^T-l
u c t;
co „
Ë'> j
^JJ
y c« "^ v
N
00
Ui
W
.-,
e «
Ui
60.S
+j
5 « « w t
O •«
Ui v u U " 13-0
^X -
J3 ^
5 ^
ÜO
OJ
>
rt rt
■" 13 -2 u
g c^-g «
-si
_u w u . . c
rt
2 ba ■ rt w ft > u u-o , ^t3's^ -! 13 9- u -^ U ^ g u "> u vv 00 u U "O -^ .ä u Ui N J3 N b0l3 ^ 8 d S •£. - 'O C »-3 6o a o N U U U Ui M 2 E. c • * r" -C C 3 U c 5 N ■p ^13 u ft « _,
^1
^ ,--.
C
s
13 g «
U
O rt O rt
- u
e i» U 5 S u, u "- C g 3
co l^i
13
> ü
8
-O -C
u "^
U
rt
c rt ' „ öD bc c^ t, C N « 0 ^i r S3 ~ 2 ,- bn y ,*
C « y- C ÖD U *J 1)
u
3 O co 13 c
bJD
u u
> -O
—1 -C
n
u -C >
u •::r> u Ji u C "O -^ u 13 .s
g «
O
u
- E
u W(S-u ^ > ^ u > 13 c
C U J2
W
Ui
'M
IS
c
^5-S^|l3
U U Ui
>
ÖJ3 1)
rt rt . c rt
i.> d rt u v-i ja =5 u % —i Cu öO ^ ■" ■ 5^ c u
■"
d
« .
.5Pg >
u
rt u
§u> c>u
N
Ui U
u
ÉT «-"2 «
c_ë >-= ^ ":^^u
8=5
-
u u ^
•2 u E? > :=^^ C -O > !* N O .M kH o w ^ u s c
-SU
W)B c y u u
c ^ 2
0:
w
M
u<
Ui O O
3 '«
co co U 3 13
S^-
o ©
N
>
u
Uc
O >
Ui
rt TJ rt C > C y Ö u O Ö ^
^ü
J3
O
i ^ *>
u * -o ft w
-o c g SU O
w
-o
C/3
u
o CO 13
13 J*
U .—
u
c
u, J3
Ui
N
c
^ o O S g hj
u- 3-" h;
tf)
o
?sj 2 ^ :. uiu ' «rsv O 13 tuo
:^ o •-< S J MH g N •- H
c
I y g-
a ^ > o H u
u "O
^ c £ «
co Ü
4-»
jS U U
C
oor de Ufo. Do^it Kroys^r^p^^
e3 i> rt rt g u §^X •-! -C g ^ rt u :± ^ .5 N "
o f
H 0 n e b raCh, d e t o» i n
.y
d <-•
53 ^ H
13
"ïJ 13
d ^ u
^3 Ui X ^3
u N
u<
s ^rt
XI o
u g
T)
rt. X u
rt
60
J3
U d-O
voll zij ten minst,
rt u u
<
"■^W'. f.'
?■
E
u 2 « ft rt « ._ '^ -^ . N
13 C
6
13 u
=
c u
«SE ^ 13 Ui
+J .M
UI
O "3 "3 'O OH «rt cis 2^ » ■■*
'M i i 4 ■•!;
13
-^.
rt rt
't' IJ.^
4, i
n^^^^n^^'-Mee.a,
IJ
Ui U
C
u X
C
..on^ouw,.
c u 60
rt
m
60 5p -
u 0 N O
13 U
Ui
^9
- tf > r-
"og mooilijkhodcn veroor.ake"! h^ ik^.'g^Ä
O O
H,
O
Ui 3
u c u u 60 E" u rt .,-
d
c u rt d N rt u ^, u w ■-•=,
^ 13 « -^ "O c "fi y ^H
d U
MX
u u
3
N
co Ü
60
« *J V 60
£ O
h
c
S-'.^ÄMI
u
*-«
h
K W
-i 1 .
^ .5 u 60 S-c «3 « rt u +-• O X »5 X C
O
co Q ft
- JJ «3 60 « ü E
O rt O rt Ui
u rt 60
JO
60
60 "u
d c
c !3l3
Ui
SO :^i
c u
N
O N
d
rt rt
c
J«!
c ö g u
i-s
C C4-I
'
u
XI
W H
N
O 3 g d
«
ü c
o ::T> o _c x;
-f,
>
tl M»-
rt
-O -o
-O ja
u 5
Hrr^WtU" hdeetnTa^e^ii,m•bUiSpe, "*0*™ in Ti-^
Ai! Zij valt om! Als ik dat had ge w ten .. Als zij nu wakker wordt:..
•^lf
C/D;3
u
Ui
c •- '^ 2 -o
S ö
rt
U J3
U U
>
T3
C rt T3 N
u
e u u > c 13 .c
u c a> o 00
^A y
C al
o :j> c H
U(
F, uo o
U
N
«3
u ^ ^ o w
to
1^ 8 lo-«
o. v
CO W
00
u
rt
>
C 3 U Ui
S u ^ ï
c ^ u
c u
J3
u
c
>
u 8 ^ h en s Q o.t.2
^11
u
r ^
u
d *1 . 3
rt
s ^ is u u
.SPS u CT3
13
d u
s
ij
u u
e a
1-2
il S
" U TJ ^4 iu
^
i-i
C
-o o « ^§ u
s.l
N
3
e
«•^ c S.
^
I-
Wiesel heeft het niet makkelijk!
..Ik log haar eenvoudig in bed u.Vvehom./l, wal is det meisje zwaar i Mi^ch.cn kan ik haar meetrekken.'
U
eg
.S T3 u
22**i&sM:lW\*
c
Sä
5 2 S g-^ ë
T3 U J2
S w O e C
bi 4-»
■rMSC^I
kwo
o
O
• c
u u
u u
f ir
A
Maar do ,uflrouw nroml
■"
I_>
«-N sf5_g*
r ' ."'^
»-
*
■"
ik h^ W-
O
OH ■
e
w
O M
^ o u "u
e
?
. cU
HN
Eu ü _c
CO
a^ ^
c e
? Ë
rt •»—i
J2
> C v S rn S V 3 c o * s
o
Ui
L
en
^
N
■♦-*
o c- J1 o S1 o SJ It) « u " :b-H J_) k. X *J TI fe^
u
« ü
m
""' -
Q u
Ui
c
-
C
M>
«
B
u Ml o
u > Ui « , U « ai t« u c
o5
d c
Sqj .«
• tï-0
r.
v
60"^ 60«
8"c a
ü J3 E
60-P
^X
"5 x
u -
•o S X'c SP«-0 « §
N
ft3
« C Ui 13 rt y u > 6013 ui e u- ex'O.C 3 ;u C u «^ rt u o^-S-o 2 u o u -M c 60 *C -w u O X *H rt u 0 X « X OH Ui U X ^ u t! rt : u i-^ 10 c Q :=r> F. Ui y u u
8-* cS^ E
«E' H 's X « rtXl 2 > i—i •c —< , H 2
W 2 W Ü
w 2
«^ i
Ji -u" rt 13 « g
e C
rt
u
rt _i
O •'-' rt X -C p
c
_, 'S rt X
H
-
W
OH
3
CO-JjC^-rt-H 01? c 6o_<: e W
C X Q •«
U rt C ft-« ^^ " d rt « y u >*a
u UV-OCJ^UO y
S'Sf aTï-3 c o « x rt U J^ y ^4 u y
w
•u
3 r*
rt :qi O u x N C J<
^
" f-
; c
*
o y. y ^<
Ui C Q
U X
C
d d c 9-^ Ui U co U P . O J< C J^ i-l
' . u
«? spe
os:
w
O
S ^ „ d >-(
>
I'S 0 rt <
&c u fi c ^8 g
H rt U ^ 13 W C g
u
s c u
S 8
■H
N
. u W
g rt C y.ïï-Q-^u «)& 60X
N
u _n
c .
w -r-. lil C T) « 3 d rt rt « u rt x to
O
£ y y JJw u> ^
:
C
Ui
> U
1) 'U -ü N d y
u.-^O," U N S^
o
3
ÖO-3
pp UI
;»—1 y ■ «^ g(ii g^-pi ^. C e v "^
>
OHX
« 10
öO-U;
0
Ë d'ft^ cs- 5 co •" N
-
.. ^
60.
u
■^'c ï
-H
u u
< rSe«y üc ^ ^ 5ëwC
4« 2 rt Ë
c 3 d rt £ H ä- c u 13 i3 J«! J»; C '" x U x :=?> N v l_ n <-i c 13 u x^x y
13
o
i u
.
- 60 - > *J
u g
JJ
co
- rt rt to bo c U N y *J U 13 ■S Xl Ui X Ë.-S-Q
>
** —•
«8^j|-S
Ui
* bó'O rt - d
9 U X -H C Ui rt y
:rri Ui
X u
U
60 0 u i2 ö u
^-a I—I E
u u
•p -C
co
rt >
0
M
,
O
c ^
-
S-a u«>:^gc
v
d
!>
ft Ë •« :^ "x yx s^c Ui
rt
c u u .3 >
60 8 rt
co §y «13- rt
y co
"PS
a^Hw S,£-ë g^-ss^ij
U -C __
O
?x
60'
•o ü-^45 "6 y o Nc I^H -" rt d Ui d 'S * U U h c y o. W N. c « «' bo-o J^ "' 2 •£ > u 0 OH 4_, -M X rt w* u '3 13 e bO ?► P u 0 u 3l? u d ^ .y • -p d^ Ë^ d S-o -p u ,g y U d u u u 1> U 4> i-'
co
2 §y ë2^^rt
ti *J ^ U C -3 y 2 u 2 e • C u d HH y:—1 % o K Ui
UI
2-cx
i-^Prt« •p^X «H
t; rt
M
PT W C P N 3-3
2 « „ 2 rS '-: c
O N r ^ 3. N f ?
3*
o -o
P CL CTQ g ■
N
2P'
3
n N
a « 3
"
•
n n cu
ï
O
CR) CL 3
n
er? *- 5^-
- -rt P
^
O O. O
il
o O* o vS:
- STo-og < S:^: 3
— 3 o . 3 ^ EP
— P ju -
CL P
N n
O ^
O. •• CT
— ?r E ET >i ?r »33 3
D. hH
S-n 3 o S fi
«,_ S to £ i-l
s era=
3
ft 3
N
O ft
1 En
-o
C
3" P P
P
ó N P
3 p rt CL3 ft ft i
3
N
"3 -
ft
^i-i -•-« 5
ET P
^ § ?
<« ft ft
ft
ft
rt
3 O
H Q
>■
E
^
1°!?
ft 3*
"1 O
ft 3
ft 3
3" ffi O. • P
rr '—• ft
c
P
0
sr
3-S 2.P
CL
n
^ £. 3 E: rf Ä s» ft
ft
B J-ir» ft f» 3
— ft i-t
p p
3-
P-PTS O ft p
»-L
S
- -.E 3
ft
17
CL '
1-3
ft
3^3 &3 % "
CL ft
._ i. :rt O- 1-1
* -ft £
WCL
M
p S; "32 ET • - 3 P c« 3 ft 0t}l
rt
E.~P r» (t — _ o<; n ï o >i
p rt
o: N
a
* ^ » ft 3 P 5 B ^ 3 ^ 3 3 CA) D- ft S
ft ft o.
N
ë
's: O < ET 3"
2
3
N
•
!7r-• 2 2 ft ^3 3 3 £.0,
p —. r» r» 5f-
er
PCM 3 i-t
—
M ■
3 ft < 3:ü P p *3" 3 S 3 ^ r er ■-■ O ^^.OP ft
rt Cr -
p
3
3
3
pi:•
" 3 O s^ _2 I-»
« a. P 3
o OQ 3 S: g ft on;
ft?l^
3 ?r
CO
5* "
n
ET ft
ft
ft
CLä 5 - -. CL o XCL
5 ft
O 3-ü ?; P o
2H 3« ^^ H p o.
< ft
►l
CL p
3
's
3-3
ft 3 ■-l
CL 3 ft tt
fr'E,
3 CAI«
NP"3
1-1
3-
^ C
«ir 3 2, o
M O
2«
■^ 09> 2 i-tu rt _ rt U" x
ft 1
ft CT
-•"g-? £. C"- rt OP >n 3 ft 3 Ä
5S OP ft
3
3
N
2^-. N
5 P ft ft 3 CL O
3
PT 'S P ft
Cr P »^ T» Si " ^2 2 3" ft 3rt 3 P 3. P . P t^ft
OQ
^-2.
co rt
2
3
ft,cr«5
ft ft
w
rt
< o o
N
ft M. N ►1 3 ft ft 3 CL^
2" 3 ■" " 5? O rt i-i
3
C ft ^ o
I
H— ft
O- ft
Sa.? ft (t
3 i-J
9-S ^
ft "—• ft
-i
ft 2 3
3 1 a ^3 rt ft
D.3 PT"-
3 ft
: rt P P
O-
O wrt to nr iö OQ o
^ 2§ 0
ft < rt o o o 3
p S
"1 3-
rt p "• P
^ 3 P
S 3"
P
cr a 3* ff ft fto 3 rt Og p ^- ft 1—' ft 3CL 3 3 ft
H— ft l-ai
5- N <->■
r^- .
CL
3
3-3 p. 3: ft
N S'OP
ft
CLO-ri
~ ft
0*2 ho 13
3-S Q.,
O OP
2 O
a
2 ^^ 3 3,5:
21-o ft -•§ ^CLS C,Ä 3 3 O
CT-
3 nft 2
3 « ET. ft
3* 3 p " CL co 3 u- -- ft "■ O
N ft
ft ^
'3-^'§3-3SC K o ft o üft PP .N g.0-'" co CLN o
^ 3" rra ft P 2 fn «tft OQ 2.2 N ft 3 <s
< ft
co
3
gn^aiPïiftCrQ 'ftr-KS^« 3ft 3 g ftnJ:rPrt23 ftD:;
p erg ?r P p— p
3 o. 3 ft ft 3 ft ►1
tSf
ft*•§ 3 O O
O
n "
o-cro £
N
1-1
3 O.
? 2-fr^ 5
ft 1
ft
2" ft
SP ï
ü > gr ^ Jf ÏLi I D, ^i « ■ » _ p Di ►».
p rt 3 ^.' CL
^ § ft M
rt- ft
«*
K P
f>v3:S ft f?
5 !? o-S 3 PT «.a ^
3
p p
3^ _ ft Ä ft N ET 3 «. ft K ►.. 3 "-^ ^— ft
Here ff 2
WP
3 3
PT 3-2 .^^P^Ï3Na.3-^CL<W?i3^ rt 2-3 pP rt ;? 3 3
■o P N
CL^
EP3fr<3-CL,
«, ft
3-ft p 3 P ^ 3 l=. ft w
3 r
CL
3-3 «■ ft ft
2^ ë p S"b§ " ^ 3 3 f"!
O II CL ft 3
-jl
s-p ■ o o S ^„S 3
^ £
ï ^ 2!^ . g - 8
o^ ? o
3 co 3
ft
a£ n 3- -^ o -^ CL er «" ^
3 P
ft fi P (vf 3 3 ft a 3
< Q ft
ft ft 3P O 3 CL 3- 3" ft ft"3-^-^ -^E."?;- .-»----
3" J2.
ja
3 ~fS
< 3 51
3-<ê
P p
ft ■ P 3 -_.
P
« p
o' 3! P ?r o ^
rr
p
fT CL
(T^
N ft
O 3 P
-> ft 2
O
3* ft P >1
2 o- ft ?r 3 ■
"i
«
3^ S
« 2 « 3
1
* ,
3
O
fj 3
§ïï. ^ ►1ScwftO 3«£6
i-i o ffi n =r 3 o < O en 3 •1 -t
CR ft
w P 1
3
? jr - 3 z^ a te 3 " «
"■
n ft x 17-
2 p p S P P
3 JL« (T ^
, S- -^ <S en •
fl 1/1
CA) O
t K. ü " e o' n ^_. rt o-S"
O
3
ft
K ~ JTsT"«
fl co ET ff
LS
o
ft
o-S"
3 S-J? 'OQ
W
-1
OW
— S!
rj. ^ a" o
I-H
X
1
O c ►!
•*
3 3_ 3 ft
I
' ff ft &" rt ■-3 ~ W p 3*
rt g ff
>X\^>K
(DER HERR IM HAUS) Regie: Heinz Heibig
Tobis-film Rolverdeeling:
Sixtus Bader Hans Moser Christa Schellenberg Maria Andergast Wollram Schellenberg, zanger Leo Slezak Klaus Frank Hermann Brlx Juffrouw Pichler, huishoudster bij Bader Elise Aulinger Juffrouw Angerer, huishoudster bij Schellenberg Thea Aichbichler Menarek, spiritist Fritz Odemar
Cixtus Bader heeft een pension in een stadje in "^ Zuid-Duitschland en telt onder zijn gasten onder anderen den beroemden zanger Schellenberg, die verbonden is aan het stedelijk theater, zijn dochter Christa, den jongen, maar armen kunstenaar Klaus Frank en den spiritist Menarek. Tegen deze laatste persoon gevoelt hij een sterke antipathie, terwijl hij voor de beide jonge menschen een vaderlijke genegenheid koestert. K'aus Frank bemint reeds lang in stilte de knappe Christa, maar wat kan hij, jonge kunstenaar, die aan hei begin van zijn carrière staat, haar aanbieden? Het toeval echter doet hem met haar in kennis komen en al spoedig komt hij haar hartewensch te weten: zij zou graag zangles hebben. Maar al te gaarne is hij bereid, haar deze te geven. Dit echter gebeurt zonder medeweten van haar vader, die hier zeer op tegen zou zijn, daar hij geheel en al onder invloed van Menarek staat, die zelf het meisje tot zijn vrouw wenscht te maken. Bij 'n feestelijk diner ter eere van den zanger, waarbij Bader als kellner fungeert, laat Menarek zich door de vrouwelijke gasten er toe brengen een spiritistische séance te houden. Hij weet zich dan gedurende den tijd, dat hij zich zoogenaamd in trance bevindt, op listige wijze een kostbaar paarlen-collier toe te eigenen. Bader echter doorziet hem en als Menarek hem later op den avond te verstaan geeft, dat hij als kellner een misluk-
king is, zegt hij dezen in bijzijn van het heele gezelschap ondubbelzinnig zijn meening. Eenige dagen later verneemt Bader van Christa, dat haar vader het plan heeft, haar met Menarek te laten trouwen. Zij vindt dit verschrikkelijk, daar zij voelt dat zij steeds meer van Klaus Frank is gaan houden. Bader probeert dan bij 'n volgende séance Christa's vader duidelijk te maken, door op deze bijeenkomst a's de geest van Napoleon te verschijnen, dat Menarek maar een gewone oplichter is. Zijn moeite is echter tevergeefsch. De zanger is er, juist door de verschijning van Napoleons geest, des te meer van overtuigd, dat Menarek een buitengewoon en begaafd spiritist is en leent hem een groote som gelds. Christa komt echter door een toeval
Hermann Brix en Maria Andergast.
1 BAAS IN HUIS te weten, dat haar vader aan Menarek een groot bedrag heeft geleend en zij gaat met dit slechte nieuws onmiddellijk naar Bader. Deze ziet nu zijn kans schoon om met den geheten Menarek af te rekenen. Hij weet hem er onder een stortvloed van bewijzen toe te dwingen, de cheque en het paarlencollier terug te geven, waarna de politie hem onder haar hoede neemt. Pas nadat hem de cheque door Bader is teruggegeven, begrijpt de zanger, aan wat voor een man hij zijn dochter had willen uithuwelijken. Hij geeft dan ook gaarne zijn toestemming tot de verloving van zijn dochter en Klaus Frank. Hans Moser en Leo Slezak.
Lilliputters
behooren
eigenlijk In gesprek met 'n reus... zoo moet het den Lilliputter althans schijnen, maar in werkelijkheid is de man, met wien hij zich onderhoudt, niet eens bijzonder lang .
tot de gruwelijke wereld der menschelijke
onvolgroeidheden.
Maar tóch heeft het lot, of hoe men
het anders
het
nog
uitdrukken
betrekkelijk
goed
wil, met
deze dwergen gemaakt. Het heeft hun
immers
de
lichaamsverhou-
dingen van den normalen mensch geschonken, schap
waarom
hen
dwergen
dan
de
ook
noemt,
in
in
weten„echte"
lichaamsdeelen
—
boorte ook
bij
—
niet tot zijn
hun
volle
gekomen.
ontwikke-
deze
het
menschen
worden zich
zijn?
eigenlijk,
zoo
zal
De
Hun
ontwikkeling is het feit,
een
dat een
menigeen
noemen,
en
dat
van
Hypophyse
van
dit
woest, andere
soms
eigenaardige
or-
gezwel zijn ver-
zijn
oorzaken
er in
echter
ook
het
spel,
maar steeds is de Hypophyse niet
Lilliputters zich
verheugen
in een normaal
zijn,
meestal in
zeer
den
ijdel,
zooals
geval
is bij
in
niet behoorlijk function-
gaan door een
de
tóch
be-
omgang,
doch misschien een weinig
een
niet
neert. Soms komt dit, doordat de klieren
misdeeld
mogen
minnelijk
klein aanhangwij
oogen
Ze zijn
sel van de hersens, dat hormonen afscheidt,
groei
ontwikkeld geestelijk leven.
lichaams-
gevolg
hun
Hoezeer zij ook in onze
dat
wetenschap
onvolkomen
geval
maar
in welk
bestaan er echter verschei-
heeft er het antwoord op gegeven.
klein,
dene overgangen.
niet grooter ge-
afvragen.
zeer
scHen deze beide uitersten
Lilliputters
overigens volkomen normaal. komt
volko-
langzamerhand afneemt.Tus-
zijn klein, in ieder opzicht, maar Hoe
taak
normaal zijn,
laatste
voorbeeld de romp of de beenen ling
haar
putters kunnen bij hun ge-
tegenstelling
met diè menschen, waarbij slechts bepaalde
staat
men te verrichten! De Lilli-
meestal
het
menschen die
of
ander
geheel
opzicht
normaal
zijn
en die hierdoor dan trachEen beetje ijdel zijn de Lilliputters wèl. Maar dat is om hun gevoel van „abnormaliteit" op te heffen. normale
liggen,
en
men
treft
ten op
onder
hun te
onvolkomenheid
heffen.
Hun
intelli-
gentie karï
soms vaak
boven
grens
de
hen
meer
van
mannen
ver het dan
vrouwen aan. Over het algemeen hebben de échte dwergen
normale ouders,
zoodat men niet van een erfelijk verschijnsel kan spreken. Er zijn natuurlijk, echter ook uitzonderingen. Zoo kent men bij voorbeeld een familie, waarin bij twee takken van dezelfde generatie telkens twee gevallen van dwerggeboorten voorkomen. De foto's op
deze
pagina's
doen
u
een
blik
werpen
op het
leven van deze zeker misdeelde menschen, die zich echter over Het algemeen zeer goed in hun lot weten te schikken. \/ "7^"
Werner leert machineschrijven. Op den duur wat het indrukken der toetten, die voor normale menschen zijn ontworpen, evenwel te zwaar voor hem, zoodat hij het moest opgeven.
einslen mensch Ier wereld Lilliputters aan den maaltijd. - Over het algemeen eten zij niet minder dan menschen van normale grootte.
Werner alt dirigent van de typische Lilliputter muziekkapel in het circus Hagenbeck. Zooals men op deze foto duidelijk ziet, is hij de kleinste onder zijn lotgenooten, hoewel ook deze toch heel wat onder de lengte van normaal gegroeide menschen blijven. fFolo's Deutscher Verlag / Recla)
Ilse wénnep. Ilse Werner en Johannes Riemann.
NMÜM-AWüll
EEN Professor Brenner Lore, z„n yrouw Marianne ■ . Jochen
UFA-FILM
ONDER
REGIE
Johannes Riemann Elisabeth Lennartz n ... Ilse Werner Volker y. Collande
VAN
JOSEF
VON
BAKY
pau| Josephine Otto
Walter Ladengast _. ,Toni° Ri1,dl Charlott Daudert George Thomalla
. .,
♦" Ilse Werner en Volker von Collande.
Elisabeth -*. Lennartz en Johannes Riemann.
Ilse Werner, Volker von Collande en Marian Lex.
^
Marianne Schäfer is zeventien jaar en ze gaat het landgoed van haar ouders verlaten om naar een teekenschool in de groote stad te gaan. Professor Brenner heeft gezegd, dat zij eenig talent heeft en met enthousiasme werpt het meisje zich op de teekenkunst. De bezwaren van haar jeugdvriend Jochen, die rentmeester is op het landgoed van haar vader, tellen niet mee en zoo komt Marianne terecht in een min of meer vreemdsoortig pension, waar allerlei medescholieren van haar wonen. Snel leeft ze zich in dit bohémien-gedoe in, maar al gauw staat het jonge meisje voor een conflict, als blijkt, dat Professor Brenner verliefd op haar is. Zijn huwelijk heeft blijkbaar de bekoring voor hem verloren, het frissche jonge meisje maakt diepen indruk op hem. Met al het vuur van haar jeugd gaat Marianne van Brenner houden. De idylle blijft echter niet idyllisch. Het meisje vindt de situatie tegenover mevrouw Brenner onhoudbaar en gaat naar haar to*;; vertelt, dal de professor en zijn jongste leerling van elkaar houden en vraagt, wat er nu moet gebeuren. Mevrouw Brenner vindt deze bekentenis aan den eenen kant te waardeeren, maar Marianne verwacht toch zeker niet, dat ze, na deze explicatie, zonder meer het veld zal ruimen! Ze heeft vijftien jaar voor den man gezorgd en er voor gevochten om hem te behouden ... zij staat hem niet zoo maar af. Ook Brenner zelf ziet geen oplossing. Hij zoekt de eenzaamheid van een eilandje aan de ' Noordzee op om met zichzelf in het reine te komen. Marianne volgt hem, zonder dat hij 't weet en tegen zijn wil. Ook tegen den wil van Jochen, die haar juist in Berlijn had opgezocht. Dan komt er een telegram, dat Jochen de hand aan zichzelf geslagen heeft, omdat Marianne weggegaan is. Marianne is volkomen overstuur. Plotseling blijkt haar, dat zij veel meer van Jochen hield, dan ze zelf wel wist. Maar kort daarna verschijnt Jochen zélf! Hij hesft er niet aan gedacht afscheid van het leven Ie nemen. Marianne's vrienden hebben het telegram verzonden als eenig middel om het meisje terug te houden van een onberaden stao. Marianne ke»rt naar huis terug. Professor Brenner en Jochen hebben vestandige woorden gesproken over het leven en de liefde en dat de twee jonge menschen elkaar tenslotte vinden, is ook de beste oplossing. Ook de professor gaat naar zijn vrouw terug. Men kan niet alles hebben in dit leven K
Johannes Riemann, Ilse Werner en Volker von Collande.
Franz Weber en Volker von Collande.
fc~msu;-'iftf ü » I f » I t
De ramp van de Morro Castle Het was de laatste avond van de reis. Den volgenden ochtend vroeg zou men te New- York zijn. Daarom werd er thans feest gevierd aan boord, werd er gedanst en gelachen en gedronken. Muziek en opgewonn klonken door de lucht, stegen op o r r o Castle, het Amerikaansche Jiers-schip, dat terugkeerde van een stochtf naar het zonnige Havana . . . Intussclfcn nam de wind toe; en ook de vreugde en cC vroolijkheid stegen. Op slechts acht mijl ai aan de donkere kust, gloeiden de lichten New Yersey door de regenvlagen heen . i de brug en in de machine-kamer werd wa it geloopen ... de éérste van de nachtwac n. Plotselifg was het als of er een demper viel op de >Joolijke en uitbundige passagiers. Snel ging er len gerucht van mond tot mond. „De Apitein is dood ... Ja, wérkelijk ... Hij is dood ,,De (apitein vermoord . . ." „De kapitein •eft een hartverlamming gekregen . . ." „De kapitein lag dood in zijn bed . . ." Inderdaad wés kapitein Robert Wilmott doodzijn vriend, de eerste stuurman Warms, had hem gevonden terwijl hij in zijn hut op een divan lag: overleden ten gevolge van een beroerte. De scheepsdokter had hem behandeld wegens een ernstige storing in de spijsvertering. Maar dit schielijke einde was niet voorzien. De festiviteiten aan boord werden direct afgelast. De eerste stuurman Warms nam het bevel over het schip op zich. Het werd rustig op den grooten sfoomer. Hier en daar bleven er nog wel kleine groepjes passagiers door-fuiven, maar de meesten begaven zich toch naar bed. Doch geen mensch vermoedde, welk een vreeselijk drama zich eenige uren later zou voltrekken . . . Twaalf uur des nachts. De wachten waakten over het slapende schip. Het weer was stormachtig en koud geworden. Maar de Morro Castle ploegde zijn weg gestadig voort naar de veilige kust. Drie uur des nacht; drie uur van den achtsten September 1934. Aan dek zag een der wakende mannen kleine rookpluimen opstijgen; ze kwamen van een vreemde plaats: uit een 'ventilator. Ergens op het promenade-dek opende een steward een deur van een schrijfsalon, naast de scheepsbibliotheek, en vurige vlammen sloegen naar buiten uit een kast waarin papier was opgeborgen. Onmiddellijk werd er alarm gemaakt. De waarnemend kapitein Warms droeg den tweeden stuurman op om een onderzoek in te stellen. De toestand zag er verre van gunstig uit. De schrijfsalon teek een gloeiende oven, en het vuur verspreidde zich met ongeloofelijke snelheid. Onheilspellend klonk het loeien der vlammen, die voedsel te over vonden in het vele geverfde houtwerk. Kapitein Warms stuurde verder in de aangenomen koers. Hij herinnerde zich dat er tijdens de vorige reis - iets wat weinig passagiers wisten - óók brand was uitgebroken in een der ruimen! Bij den brandhaard had hij toen verkoolde stukken papier gevonden - een sinistere aanduiding, dat er wel eens brandstichting m het spel kon zijn geweest. Nu was de brand uitgebroken lang nadat de wacht de ronde had gedaan. Zou het weer het werk zijn van een brandstichter? Of zou een achteloos weggeworpen restje sigaret de oorzaak van de ramp zijn? Hij wist het niet. - Niemand heeft ooit geweten waardoor de brand aan boord van de Morro Castle is uitgebroken - de brand, die 157 menschen het leven kosttel De pas opgetreden kapitein vertrouwde volkomen op zijn nieuwe schip en de voorzieningen die er tegen brandgevaar getroffen waren. Maar... deze laatste bleken niet doeltreffend De handspuiten werkten niet... De automatische
hij ze nog kunnen bereiken? Kon hij het vuur bedwingen? Kon hij zoo spoedig nadat hij het bevel op zich had genomen, reeds om hulp vragen? Kon hij... „Rogers kèn het niet langer uithouden..." Kapitein Warms keek weer naar de kust, die in duisternis en regenvlagen gehuld was. Maar de stuurinrichting, die door de hitte verwrongen was, werkte niet meer... „Z^nd het S.O.S.-sein uitl" beval Warms ten einde raad. „We bevinden ons op twintig mijl ten Zuiden van Scotland Light..." Alagna worstelde terug naar de radiohut. Telkens vond hij zich den weg versperd door rook en vlammen. Naar adem snakkend brandblusschers deden het evenmin, en het en half verblind probeerde hij het nu eens op vuur verspreidde zich met razende snelheid De de eene, dan weer op de andere manier om Morro Castle leek wel een hel en alleen er te komen, en eindelijk wankelde hij de hut een wonder zou het trotsche schip van den binnen en deelde hijgend het bevel van den ondergang kunnen redden. kapitein mede. In zijn radio-hut zat de eerste telegrafist RoTerwijl Rogers zijn zaklantaarn gebruikte om gers. Hij had een natten handdoek om zijn zich bij te lichten en hij op zijn stoel stond hoofd geslagen om eenigszins beschermd te zijn omdat de grond onder zijn voeten in den lettegen den rook. Hij zat aan zijn toestel zijn terlijken zin des woords te heet was geworden, vinger op den taster, gereed om het noodsein verzond hij de fatale mededeeling. uit te zenden. Kreten klonken over het schip... Verschillende schepen gaven onmiddellijk genet algemeen alarm was gegeven... „Zoek panhoor aan den oproep. „We kunnen het niet nen en alles waérmee lawaai gemaakt kan langer uithouden," seinde Rogers. „De brand worden, ' had kapitein Warms bevolen. „Alle woedt reeds onder de radio-hutl passagiers moeten zoo gauw mogelijk gewekt Alagna wankelde weer de radio-hut binnen. worden... Hij was den kapitein gaan vragen bevel te geStewards en matrozen bonkten op de deuren ven, dat Rogers zijn post moest verlaten voorder hutten, waar verscheidene passagiers, die te dat het te laat was. „Kom mee," zei hij tegen veel gedronken hadden, in een loodzwaren Rogers. „We moeten maken dat we hier wegslaap verzonken lagen en niet wakker konden komen . . ." komen. Met bijlen en hamers werden deuren „Neen," zei Rogers. „Ik blijfl" en patrijspoorten ingeslagen. Sommige passagiers „De kapitein heeft bevel gegeven, dat je mee waren te dronken, anderen te zeer door schrik móét komen. Vooruit!" overmand om hun hut zélf te kunnen verlaten Maar Rogers antwoordde niet. Hij was bewusOp de brug zag kapitein Warms hoe de teloos geraakt door den rook en de hitte. vlammen zich een weg baanden naar de redAlagna sloeg hem op zijn rug om hem weer dingbooten aan bakboordzijde, waardoor deze bij te brengen. Rogers bleef echter als verdoofd. met meer te bereiken waren. Aan stuurboordEn daarom sleepte Alagna hem uit de hut. iijde wachtten passagiers en manschappen op Aan dek sprongen de passagiers, geen raad bevelen om de booten te bemannen en weg te varen... meer wetend van angst, in zee. Mannen en vrouwen trachtten zich door de patrijspoorten Iemand trok Warms aan zijn mouw. Hij te werken, omdat zij geen kans meer zagen het wendde zich om. George Alagna, de tweede dek te bereiken. Een jong meisje hing half uit marcomst, stond naast hem. „Ik wacht op uw bevelen, kapiteinl" een der patrijspoorten; ze kon er zich niet verder door wringen, en achter haar woedden de Kapitein Warms gaf geen bevelen. Geen bevlammen. vel om het S.O.S.-sein uit te zenden, kwam over zijn lippen. Verscheidene reddingbooten slaagden er in zich van het schip los te maken; de meesten Hijgend soms bijna stikkend, worstelde Rogers waren bemand met matrozen. Hier en daar hinin de radiohut met den aansluipenden verstikgen de passagiers als klitten aan elkaar, te angkingsdood. Plotseling hoorde hij een schip, dat stig om iets te doen. De moedigste mannen het radio-station te Tuckerton aanriep met de maanden tot kalmte aan; opeens begon er een vraag: „Hebt u iets gehoord van een schip, dat te zingen, rustig, inspireerend . . . Andere zongen voor de kust van New Yersey in brand zou staan?" mee en na eenigen tijd klonk er een vreemd koor boven het geween en geschreeuw van „We hebben niets gehoord," antwoordde verbijsterde mannen en vrouwen uit . . . Tuckerton. Uit de duisternis daagden de schepen op, Rogers kreundel Zijn vingers kromden zich die gekomen waren om te helpen. Een er van krampachtig. Zou hij antwoorden? ledere vezel zette onmiddellijk zijn booten uit en slaagde van zijn wezen verlangde er naar den kreet uit er in verscheidene drenkelingen uit de golven te sturen: „Ja, ja... we staan in brand... Het is op te visschen en aan boord te nemen. Sommivreeselijk... We hebben dringend hulp noodig ge vrouwen droegen nog hun avondjapon en hun We zijn de M o r r o C a s t I e..." juweelen. Een ander schip kruiste rond en wist Maar discipline, ijzeren discipline met de vijf en vijftig slachtoffers te redden. Later, toen gansche traditie vän de zee er achter, gebood het dag begon te worden, daagden er nog meer hem werkeloos te blijven, niets te doen waarschepen op die onmiddellijk aan het reddingstoe hij geen orders had. En zoo zat hij, wachwerk deelnamen. Maar toen was het ergste van tend, hijgend, terwijl de vlammen aan zijn hut de tragedie reeds achter den rug. Kapitein lekten en de rook hem verblindde... Wachtend Warms had als laatste zijn schip verlaten, en de op de bevelen van den kapitein. Morro Castle dreef smeulend rond als een Met moeite keerde Alagna naar de brug terookend graf van hen die er hun leven in gerug - door een wanhopige menschenmassa, laten hadden.. door schreeuwende passagiers, door vloekende De tragedie van de Morro Castle kwam reelieden moest hij zich een weg banen. voor de rechtbank. De kapitein en de eerste „Rogers kan het niet langer uithouden, kapimachinist werden beiden tot langdurige gevantein, rapporteerde hij. „De rook en de hitte genisstraffen veroordeeld, maar ondanks alle zijn onverdraaglijk. Zal hij het S.O.S. uitverhooren en onderzoekingen bekwam men zenden?" nimmer het antwoord op de klemmende vraag: Kapitein Warms keek wanhopig om zich heen. door welke oorzaak was de brand aan boord L>e kust was slechts acht mijl verwijderd. Zou van de Morro Castle ontstaan . . ?
Chris Peters, particulier-detective, was op weg naar zijn kantoor. Zijn heele houding drukte opgewektheid en zelfvertrouwen uit, en er speelde een blij glimlachje om zijn mond. Hij was dezen ochtend tevreden met-zichzelf en met de heele wereld. Waarom, wist hij zelf niet. Het was nu eenmaal zoo... Toen hij den hoek van de Breedestraat omsloeg, liep hij bijna tegen een korten, donkeren man In een gele regenjas op. „Zoo, zoo,' zei Chris Peters, opgeruimd, „daar heb je zoowaar mijn besten vriend Bloemersl Wat zoek jij hier in de buurt, op dezen tijd van den dag?" Inspecteur Bloemers keek Peters somber aan. „Ik zoek een meisje," zei hij toen ernstig. Peters deed alsof hij verbaasd was. „Zoek je een meisje? Brengen de speurhonden van de recherche op dié manier hun tijd zoek? Een meisje zoeken... wel ja! Schaam je je niet?" De ander bromde iets onverstaanbaars en zei toen: „Het meisje dat zeer waarschijnlijk de moordenares is van Düngers. Dèt meisje bedoel ik," voegde hij er wat komisch aan toe. Peters tuitte zijn lippen. „Zijn secretaresse, bedoel je dus? Hoe heette zij ook weer? Brand, is het niet?" „Ja. Luus Brand. - Ze is verdwenen!" „Dat heb ik in de couranten gelezen. En heett zij zich nu ergens' in de Breedestraat vertoond?" Peters maakte met zijn hand een vaag gebaar. „Ja." Peters staarde den ander even zwijgend aan. „Zoo..." zei hij toen. „Tien minuten geleden is ze hier gezien, maar die kerel heeft haar laten ontglippen. Doch we zullen haar wel vinden." „O, daar ben ik van overtuigd! Nou, veel succesl" Peters vervolgde zijn weg, maar op het korte eindje, voordat hij zijn kantoor had bereikt, ontmoette hij nog drie rechercheurs... „Nou, er zijn genoeg jagers op het pad, zou ik zeggen," mompelde hij in zichzelf. „Maar tóch geloof ik niet, dat zij het gedaan heeft..." Hij betrad het kantoor dat vóór zijn eigen werkkamer gelegen was en waar juffrouw- Wilters resideerde, een jongedame van niet te definieeren leeftijd met een dikken hoornen bril op haar spitsen neus en zwarte, strak naar ach teren gekamde haren. Ze was echter Peters' rechterhand. „Goedenmorgen, krullebol," groette Peters joviaal. „Is er soms nog voor me opgebeld?" Juffrouw Wilters keek hem door haar brilleglazen- streng aan. „Neen," zei ze toen, „maar er zit wel iemand op u te wachten." „Ha-hal Een cliënt? Mannelijk of vrouwelijk, jong of oud?" „Maakt u er maar geen grapjes mee, mijnheer Peters," zei juffrouw Wilters, nu zelf ook wat lachend. „Ze verkeert, geloof ik, in een verschrlkkelijken toestand!" Met den deurknop van de wachtkamer in de hand bleef Peters staan. „Ze kwam hier als een orkaan binnenstuiven en deed ontzettend opgewonden. De angst staarde haar oogen uit..." „Dat is netjes gezegd, krullebol," lachte Peters. Toen kwam er echter een nadenkende trek op zijn gezicht. „Toch niet..." begon hij. Toen zweeg hij even, en vervolgde toen: „Juffrouw Wilters, ik heb zoojuist toen ik hierheen kwam in de straat eenige vertegenwoordigers van de recherche gezien... Indien er soms één hier mocht komen, houd hem dan aan de
\fc-
praat... Maak in ieder geval, dat hij niét bij me het kantoor binnenstapt. Ik kan zelf niet zoo gauw een goed leugentje verzinnen, maar dat kan ik u wel toevertrouwen, geloof ik..." „Laat u het maar aan mij over. Als u zegt, dat er niemand bij u mag binnenkomen, dan komt er ook niemand binnen." „In orde..." Peters trad de kleine wachtkamer binnen, die naast zijn kantoor lag en er door een tusschendeur mee was verbonden. Luus Brand, in het gewone doen zoo aardig en aantrekkelijk als een plaatje, met haar frisschen, rooden mond, haar blonde haren en blauwe oogen, zat nu als een zielig hoopje mensch op een stoel strak voor zich uit te staren. Maar ze sprong verschrikt op, toen Peters binnentrad. „Neen, schrikt u maar niet," zei deze geruststellend. „Ik ben niet van de politie. Mag ik me voorstellen: Chris Peters. Ik hoorde, dat u me spreken wilde. Mag ik u verzoeken, op mijn kantoor te komen?" Hij hield de deur voor haar open en het meisje trad binnen. Peters wees haar een stoel en zette zich toen, achter zijn bureau, tegenover haar. Zwijgend nam het meisje plaats. „Ik geloof, dat ik het genoegen heb met juffrouw Brand?" zei Peters toen. Het nreisje keek hem verschrikt aan. „Ach, schrikt u toch niet," zei Peters. „De kwestie is, dat ik zoojuist iemand van de recherche heb gezien. Ze zoeken naar u en weten klaarblijkelijk, dat u hier in de buurt moet zijn. Vertelt u me eens precies, wèt er nu eigenlijk gebeurd is..." „Een moord..." bracht het meisje- er met moeite uit, terwijl de tranen in haar oogen sprongen. „Een moord... Maar ik heb het niet gedaan! Dat bezweer ik u. Ik zig het echter gebeuren. Ik zèg het. Het leek wel een afschuwelijke nachtmerrie..." Ze zocht haar zakdoekje en bette haar oogen. Een oogenblik scheen de aandoening haar te machtig geworden om verder te kunnen spreken. Peters liet haar even tot zichzelf komen; toen zei hij: „Probeert u me nu eens heel kalm te vertellen, wat er precies is gebeurd, en wat u weet. En maakt u zich vooral niet noodeloos ongerust..." „Ik zal trachten u alles zoo duidelijk mogelijk te vertellen," zei het meisje zachtjes. Ze zweeg echter nog even, maar vervolgde toen: „Ik was bij mijnheer Dungers in betrekking... als zijn secretaresse. Ofschoon ik erg hard moest werken, was hij toch altijd vriendelijk en goed voor mij. Ik weet, dat hij een slechte reputatie had, maar rijke en invloedrijke menschen hebben gewoonlijk veel vijanden, die graag kwaad van hen spreken, doch tegen mij is hij altijd zeer hoffelijk geweest. En... bovendien bleef ik bij hem, omdat hij goed betaalde. U moet weten, dat mijn 'moeder ziekelijk is, en toen mijn vader eenige jaren geleden stierf, kwam de zorg voor haar zoo goed als geheel op mij te rusten. Door mijn betrekking bij mijnheer Dungers was ik in staat veel voor haar te doen..." „U woont hier in de stad op kamers, juffrouw Brand?" vroeg Peters. Het meisje knikte bevestigend. Ze wilde verder gaan vertellen, toen Peters echter nog vroeg: „Neemt u me niet kwalijk, juffrouw Brand, maar had uw verloofde er eenig bezwaar tegen, dat u bij mijnheer Dungers in betrekking was?"
Het meisje schrok op en staarde hem met groote oogen aan. „Hoe... hoe weet u, dat ik verloofd ben?" vroeg zij ontdaan. „O, zeer eenvoudig," zei Peters, „Ik zie uw ring door uw handschoen heen..." „O... ja... eh... dat is juist óók een deel van mijn moeilijkheden. Mijn verloofde heet Bert Danker, hij is ontzettend eerlijk en betrouwbaar. Hij heeft een tweedehandsch boekhandel. Maar hij heeft één gebrek. Hij is verschrikkelijk jaloersch en érg driftig." Peters glimlachte. „Driftig én jaloersch. Twee gebreken, dus?" „Ja, misschien wel. Hij had er een hekel aan, dat ik bij mijnheer Dungers in beirekking was. Hij had nooit een goed woord voor hem en kon nauwelijks gelooven, dat hij zich vriendelijk en behoorlijk tegen mij gedroeg. Waarom wilde ik bij zoo'n schurk werken? Waarom probeerde ik niet een andere betrekking te vinden? Den een of anderen dag zou iemand Düngers naar de andere wereld helpen en dan zou ik toch..." „Ah, zei hij dat?" . „Ja, en dat maakte me angstig en kwaad. Mijn verloofde kon maar niet begrijpen, dat ik mijn betrekking moest aanhouden voor mijn moeder. Daar wilde hij nooit van hooren. En op een avond kregen .wij verschrikkelijke ruzie. Eigenlijk om een kleinigheid, maar we werden allebei driftig. Ik moet eerlijk zeggen, dal Bert het weer goed wilde maken, maar ik vond, dat hij hel nu te bont had gemaakt. Ik weigerde hem den volgenden avond te ontmoeten. Ik ging naar mijn kamer en voelde me ellendig. Want ik houd wefkelljk erg veel van hem." Er sprongen weer tranen in haar oogen en ze moest zich inspannen om verder te kunnen vertellen. „Twee dagen geleden moest ik des avonds onverwacht laat blijven. Samen met mijnheer Düngers moest ik een zeer belangrijk rapport maken, dat beslist den volgenden ochtend gereed moest zijn, daar het dan bij hem gehaald zou worden. Ik had echter met Bert afgesproken, dat we samen uit zouden gaan; dus belde ik hem op en zei, dat ik onmogelijk kon. Hij werd woedend en zei allerlei onaardige dingen. Mijnheer Dungers ging niet naar beneden om te eten en we werkten tot ongeveer negen uur. Toen zei hij plotseling — ik herinner me nog juist zijn woorden: „Lieve hemel, juffrouw Brand u hebt nog heelemaal niets gegeten! En ik ook niet. Het meisje en de huisknecht zijn allebei uit, we zullen dus ergens in de stad moeten gaan. Kom mee! Ik heb werkelijk honger gekregen." — Ik moet erkennen, dal ik óók trek had en hij nam me mee naar een klein restaurant, ,,De Gouden Bal"."
jl. . 11 [ I l.l'l-l I.'
DE NEDERLANDSCHE DANSERES
MAUD KOOL MAAKT EEN TOURNEE DOOR ONS LAND (Fo*o Godfried de Groot, A'dam)
,,ln de Molenstraat?" Het meisje knikte. ,,Dat ken ik. Vertelt u verder." ,,Wel, onderweg er heen kwamen we Bert tegen. Hij was razend van jaloezie en drUt. Hij beweerde, dat ik hem bedrogen had. Zijn oogen schenen vuur te schieten en hij rag spierwit. O, hij zag er verschrikkelijk uitl" „Hoorde Düngers wat hij zei?" „Neen! Gelukkig niet. Die was doorgeloopen, en wachtte een eindje verder. Ik werd ook kwaad. Ik zei Bert, dal hij geen recht had om zoo op te treden en dergelijke dingen te zeggen en dat het, als hij me toch niet yerirouwde, maar beter tusschen ons uit kon zijn..." Ze zweeg. „En?" vroeg Peters. „Hij zei niets, maar liep door, zonder ook maar om te zien. Mijnheer Düngers had op een afstand staan wachten. Hij zei ook niets. Zwijgend liepen we naar „De Gouden Sal" en daar bestelde hij een uitstekend souper. Hij was erg aardig en voorkomend; wij spraken bijna uitsluitend over het rapport..." „Hoe gedroeg hij zich?" vroeg Peters. „Ik bedoel, was hij kalm, gewoon, zooals altijd?" Luus Brand aarzelde even. „Niet heelemaal, zou ik zeggen," antwoordde ze toen. Ik had hem reeds de paar laatste dagen rusteloos en ongedurig gevonden!" „Bang?" „Neen, dat kan ik niet zeggen. Hij was nooit bang, geloot ik. Dat was niets voor hem. Nadat we gegeten hadden, vroeg hij, of ik niet te moe was om het rapport nog verder af te maken. Ik was inderdaad wel erg moe in mijn hoofd, vooral misschien ook door die scène met Bert, maar dat wilde ik hem niet zeggen, en dus ging ik weer met hem mee. We werkten in zijn bibliotheek; deze ligt aan den achtet kant van de woning, aan den tuin. De tuin loopt echter rond het qeheele huis, zoodat men zonder meer aan den achterkant kan komen indien men dat wil." „Was het meisje of de toen u weer terugkwam?"
huisknecht al thuis,
„Dat weet ik niet, want mijnheer Düngers had een sleutel. In ieder geval heb ik noch het meisje, noch den huisknecht gezien. Mijnheer Düngers stond bij zijn bureau eenige paperassen uit te zoeken, die hij uit een lade had gehaald. Plotseling zag ik dat de gordijnen, die voor de tuindeuren hingen,, zachtjes bewogen. Ik dacht eerst, dat het was gaan waaien... ik keek even... en toen kwam er opeens een hand tevoorschijn door den kier tusschen de belde gordijnen. Of eigenlijk zag ik geen hand, maar een handschoen met een revolver er in..." Er verscheen een uitdrukking van afschuw in haar oogen en haar mondhoeken trilden. „Ik was als verlamd van schrik. Ik kon me werkelijk niet bewegen. Toen klonk er een schot... een vuurstraal... een slag... en een beetje rook. Mijnheer Düngers — hij stond met zijn rug naar de deuren — wankelde achteruit, slaakte een heeschen kreet en viel toen op den grond. O, het was afschuwelijk! Ontzettend! Om zoo neergeschoten te worden. In je rug..." Weer kon zij zich niet meer beheerschen, en ze snikte het nu uit. „Het moet afschuwelijk geweest zijn voor u," zei Peters. „Maar u moet probeeren flink te zijn. U bent immers onschuldig!" Het meisje keek hem met groote oogen aan. „Maar dat is juist hef afschuwelijke... Die hand... die handschoen... die was van Bert... ik herkende den handschoen direct... een bruine handschoen, die met een leeren riempje en een koperen gesp om den pols sloot. Ik herkende hem, omdat ik hem al eens voor Bert genaaid had toen er een scheurtje in was. Hij was van Bert... Hemel... begrijpt u het dan niet...! Ik geloof, dat ik gek zal worden...!" „Weet u hèèl zeker, dat die handschoen van uw verloofde was?" vroeg Peters zoo kalm mogelijk. „Daar kan ik een eed op doen! Ik zag zelfs, waar ik hem versteld had. Bert...! Een moordenaar! Wat moet in 's hemelsnaam beginnen?" — Ze wrong haar handen van wanhoop. „En toen? Wat gebeurde er verder?" vroeg Peters na een oogenblikje.
„Toen verdween de handschoen... Ik bleef als verlamd staan kijken naar mijnheer Düngers, die op den grond lag. Ik voelde me volkomen hulpeloos... Toen hoorde ik opeens voetstappen, die naar beneden kwamen." „Een moment, juffrouw Brand. — Hoe veel tijd denkt u dat er verloopen was sinds het oogenblik dat het schot werd afgevuurd en dat u de voetstappen hoorde?" „Dat weet ik niet precies. Ik kon niet denken. Maar ik geloof achteraf, dat het toch wel eenige minuten heeft geduurd." „En toen bent u weggeloopen?" „Niet direct. Ik was totaal, mijn hoofd kwijt. Ik verborg me achter de gordijnen. Ik zag den huisknecht, Jan... hij zag er uit, alsof hij pas was thuisgekomen... ik bedoel, dat hij zijn goede pak aan had. Hij rukte de deur open en stond opeens midden in de kamer. „Allemachtig!" riep hij en boog zich over mijnheer Düngers heen. Toen snelde hij naar de hall en belde de politie op. Ik hoorde ook nog, hoe hij vroeg of ze een dokter mee wilden brengen..." „Wist de huisknecht dat u weer terug zoudt komen met mijnheer Düngers?" „Neen, want hij wist niet eens, dat we waren gaan eten. Hij was immers toen niet thuis. De tuindeuren stonden open en Ik sloop naar buiten en rende zoo hard als ik kon weg. Ik zag een tram en zoo ging ik naar huis, terwijl ik me zoo ellendig voelde, dat het wel leek alsof ik doodziek was. En toen opeens ontdekte ik, dat ik mijn handtaschje in de bibliotheek had laten liggen, waarin mijn sleutel en Portemonnaie zaten." „Zat er n<j)g iets anders in, iets waaruit men kon opmaken, dat dit taschje van u was?" „Neen. Daar heb ik den heelen nacht over zitten piekeren. Maar er zat gelukkig niets anders in dan een poederdonsje, een lippenstift, een sleutel en een portemonnaie. Meer niet; geen brieven of iets dergelijks." „Gelukkig. Het was een verschrikkelijke ontdekking voor u. U zult dien nacht niet veel hebben geslapen?" Juffrouw Brand slaakte een zucht. „Neen..." zei ze. „Ik heb den heelen nacht ook aan Bert gedacht. Bert... een moordenaar! Ik maakte mezelf de heftigste verwijten omdat ik geen andere betrekking had gezocht. Het was mijn schuld, alles wat er gebeurd was. Den volgenden ochtend was er een brief van mijn moeder, die me vroeg of ik geen ochtend vrij kon nemen om bij haar te komen; ze voelde zich niet zoo wel... Ik was blij, Amsterdam te kunnen verlaten. Het had allemaal in de couranten gestaan: „De financier Düngers vermoord", en er stond ook nog iets over een handtaschje. Ik was verschrikkelijk bang. Gelukkig had moeder niets gelezen. Ze leest dergelijke dingen nooit. Toen ik weer terug was in Amsterdam, belde ik Bert op. Zijn bediende vertelde me echter, dat hij er niet was; hij was de stad uit, voor zaken. Dat maakte me nog angstiger dan ik al was. Hij... hij was gevlucht. Ik keerde terug naar mijn kamer. Mijn hospita vertelde me, dal er twee keer een heer geweest was om mij te spreken. Ik begreep direct wat dit beteekende. Iemand van de politie. Des avonds had er meer over den moord in de courant gestaan. Iets over „Juffrouw Brand, de verdwenen secretaresse". Peters knikte. „Ik herinner het mij. Ik heb het heele artikel gelezen." „Ik durfde niet op mijn kamer te blijven. Ik ben dien nacht in een hotel gaan slapen. O, ik kan u niet zeggen, hoe ik mij voelde. En nu... nu sta ik onder verdenking! leder oogenblik kan ik worden gearresteerd." Angst vlamde op in haar oogen. „En... en het zou de dood van mijn moeder beteekenen," vervolgde ze na eenige oogenblikken. „En indien ik word gearresteerd, wie zal me dan gelooven als ik vertel, dat ik onschuldig ben? Het feit, dat ik zoo dom was om weg te loopen, zou natuurlijk als bewijs van mijn schuld worden aangezien. En hoe moet het later gaan, als ik weer vrij ben? Zal ik er dan nog ooit in slagen een andere betrekking te vinden? Wat zouden de menschen wel van me denken? En indien ik gearresteerd word, zou ik misschien als getuige tegen Bert moeten optreden." Ze begon weer
te snikken. „Ik weet werkelijk niet, wat ik moet beginnen. Ik wil Bert natuurlijk redden. Ik zou het mezelf nooit kunnen vergeven als hij... als hij door m ij n schuld veroordeeld werd. Ik ben wanhopig, en daarom ben ik naar u gekomen. Kunt u me helpen?" — Ze richtte haar betraande oogen op hem. Peters begreep maar al te goed, wat er zou gebeuren, indien dit meisje door de politie gearresteerd zou worden. Ze zou zwijgen over hetgeen zij had gezien, uit angst haar verloofde te beschuldigen. Ze zou niet vertellen, hoe jaloersch en driftig hij was, zelfs al dacht ze dan ook, dat hij den moord had bedreven. Ze zou alles doen, wat ze kon om hem te redden. Daardoor zou ze zichzelf in ernstige verdenking brengen, en het feit dat ze zweeg, zou ten nadeele van haar worden uitgelegd. Ze zou in een cel worden gesloten; de raderen van de langzaam, maar gestadig doorwerkende justitie zouden in beweging worden gesteld en het zou zeer de vraag zijn, of zij er niet door verpletterd zou worden. Eén ding was zeker: dat meisje moest niet in de gelegenheid komen om zich voor den moordenaar op te offeren. Maar zou hij dat zelf wel toestaan? Indien zij werd gearresteerd, zou hij dan zichzelf niet onmiddellijk melden? Die mogelijkheid bestond natuurlijk altijd. Maar welk een verschrikkelijke tijd zou zij tegemoet gaanl Gearresteerd te worden, onschuldig te zijn en beslist overtuigd te wezen dat haar verloofde de'moordenaar wasl „Wat denkt u?" vroeg ze na eenige oogenblikken bescheiden. „Ik denk, dat u allereerst maar eens goed moest gaan slapen. En dat zult u ook. Waar bevindt zich die boekhandel van uw verloofde?" Het meisje noemde de straat, en Peters zei: „Prachtig! Ik zal hem eens een bezoek gaan brengen, maar vóór dien tijd breng ik u bij een tante van mij, die goed voor u zal zorgen tot ik u weer kom halen. — Neen," vervolgde hij, toen hij zag, dat ze daar niet veel voor scheen te voelen — waarschijnlijk omdat ze overal gevaar zag dreigen — „indien u wilt, dat ik u help, zult u ook moeten doen wat ik u zegl U bent bij mijn tante volkomen zeker, dèt garandeer ik u." Ze knikte zwijgend. „Ik zal doen, wat u wilt, mijnheer Peters. Ik zal u nooit dankbaar genoeg kunnen zijn... Help Bert alstublieft... ik houd zooveel van hem." Tien minuten later reed Peters naar het door juffrouw Brand opgegeven adres van Berts boekhandel. Zijn gewoonte getrouw, wanneer hij zich tegenover een moeilijk probleem geplaatst zag, ontleedde hij het geval door een soort samenspraak met zichzelf te houden. „Om te beginnen, heb ik een betere kans dan de politie in dit geval, omdat deze niets weet van hetgeen het meisje mij heeft verteld," beweerde hij tegen zichzelf. „En in de tweede plaats... Bert heeft mijnheer Düngers niet vermoord..." „Waarom niet? vroeg hij na deze bewering zichzelf. „Hoe weet je dat?" „Wel, dat is nogal duidelijk. H ij wist, dat zijn meisje bij mijnheer Dungers was. Zou hij nu zóó'n stompieling zijn, dat hij bij het volvoeren van zijn daad een handschoen droeg, dien zijn verloofde onmiddellijk moest herkennen?" „Dat is zoo. Maar waarom moest de moordenaar eigenlijk een handschoen dragen? Dat was toch heelemaal overbodigl" „Juist," zei Peters tegen zichzelf. „Dat wès het ook. Daarom zal ik je zeggen, waarom hij het deed. De moordenaar droeg dien handschoen omdat hij hoopte dat het meisje hem zou zien en daardoor overtuigd zou worden dat het de hand van haar verloofde was." „Ah... Dat is mogelijk." „Natuurlijk is het mogelijk. Ik geloof zelfs beslist dat het zoo is. Daar komt nog bij, dat de moord werd gepleegd door iemand die wist, dat de tuindeuren open stonden, althans niet gesloten waren." „Ook dat is waar. Je bent vandaag erg logisch!" „Vind ik zelf ook. Maar nu... Volgens juf-
k'-msss: ititt ii Hi t t i
frouw Brand waren zoowel het dienstmeisje als de huisknecht uit, en hoe ter wereld kon dan Bert weten, dat de tuindeuren open zouden staan? En ze moesten open zijn, omdat je zulke deuren niet zonder leven te maken van buiten kunt openen als ze met den spagnolet gesloten zijn. En hoe staat het met voetafdrukken? Hetzij buiten in den tuin, hetzij in de bibliotheek? Dat moet ik nog eens nagaan, later... Het voornaamste is allereerst uit te vinden, waarom Bert is heengegaan en waarheen hij vertrokken is. Als hij werkelijk onschuldig is, waarom is hij dan gevlucht?" „Daar kan ik ook geen antwoord op geven." „Dat kun je wil..." vervolgde hij na eenig nadenken tegen zichzelf. „Denk goed na. Je bent tot de overtuiging gekomen, dat hij onschuldig is. Indien dit zoo is, dan weet hij ook niets van dien handschoen! Evenmin van de tuindeuren, die open stonden. Waar of niet?" „Waar," bevestigde Peters zijn eigen vraag. „Juist! Maar dan is het niet onmogelijk, dat Bert, na alles gelezen te hebben wat er in de couranten staat over de verdwijning van zijn verloofde, denkt dat zij den moord bedreven heeft... Daarom kan hij gevlucht zijn — om niet tegen haar te hoeven getuigen! — Maar hier zijn we er, Peters..." Toen Peters uit zijn auto'tje stapte, zag hij juist inspecteur Bloemers uit den boekwinkel komen. „Hé..." begon hij. Maar Bloemers viel hem in de rede. „Wat zoek jij hier?" vroeg hij achterdochtig. Peters keek kwasi-verwonderd naar den boekwinkel. „Is me dat even wat!" zei hij toen. „Ik dacht zoowaar, dat het een garage was... Ik heb benzine noodig en nu zie ik, dat ik in gedachten voor een' station of een krankzinnigengesticht heb stilgehouden..." De inspecteur bromde: „Wat ben je weer geestig. Peters! Ik was alleen maar verbaasd toen ik je hier zoo onverwacht ontmoette. . ." „De verbazing was wederkeerig," zei Peters, „daar vandaan mijn dwaze antwoord. — Maar
WILLY BIRGEL ALS .RITTMEISTER ERNST VON BRENKEN IN DE UFA-FILM REITET FÜR DEUTSCHLAND'' SE
(f o I o
KIUtch)
wat ik zeggen wilde: heb je het meisje dat je zocht al gevonden?" „Ik zoek nu naar een man," zei Bloemers. „Danker heet hij... Maar ik moet weer verder... Adieu..." „Je kunt beter zeggen „Tot ziens"," zei Peters. „Dergelijke onverwachte ontmoetingen blijven gewoonlijk niet tot één beperkt. Het leven is vol verrassingenl" De inspecteur liep zonder iets te zeggen door en Peters betrad den boekwinkel. Een jongeman met een dikken hoornen bril en een klein snorretje trad naar voren. Op Peters' vraag, of hij mijnheer Danker kon spreken, antwoordde hij met een eigenaardig accent, dat deze uit de stad was. Eergisterenavond was hij weggegaan, en sindsdien had hij niets meer van zich laten hooren. „Maar hij moet wel terugkomen, want hij heeft een briefje voor me achtergelaten, waarin hij schreef onverwacht voor zaken te zijn weggeroepen." „Heb je dat briefje nog?" De jongeman deed wat verwonderd. „Neen," zei hij toen, „dat heb ik weggegooid." „En hoe lang ben je hier al in betrekking?" „O, niet zoo lang, mijnheer. Een paar maanden zoowat." Peters schudde zijn hoofd. „Je bent gèèn goed acteur, Danker. Misschien dat je Bloemers voor den gek kan houden, maar mij niet. Je spreekt allerlei accenten door elkaar. Als ik me niet vergis, zit er zelfs Friesch en Zeeuwsch in. Weet je, wat je gedaan hebt? Je hebt je bediende weggestuurd en hebt zijn plaats ingenomen. Niet onhandig bedacht." Danker was spierwit geworden. „U hebt gelijk," zei hij, met toonlooze stem. „Ik bèn Bert Danker." „Juist. Maar je hoeft niet bang te zijn. Je hebt het gedaan omdat je dacht, dat het er slecht voor je verloofde uitzag. En omdat je weet, dat zij dien avond bij mijnheer Düngers was, heb je je schuilgehouden uit angst als getuige te worden gehoord." „Ja, zoo is het," zei de jongeman ontdaan.
,,Ze hebben van de politie hier al naar Luus geïnformeerd. En ze vroegen ook naar mij. Ik zal u precies vertellen wat er dien avond is gebeurd..." Hij bedacht zich echter opeens, en vroeg toen: „Maar wie bent ü eigenlijk?" Peters vertelde wie hij was en hoe het kwam, dat hij de zaak ter hand had genomen. „O," zei Danker, „daar ben ik blij om. Ik zal u alles vertellen. Ik zag Luus om ongeveer half tien met mijnheer Düngers. Ik was razend van jaloezie en drift. We kregen ruzie en... enfin, ik liet haar staan en ging een kop koffie drinken. En terwijl ik zat te piekeren, begreep ik, dat ik een groote idioot was geweest. Ik had Luus heel leelijk behandeld." „Inderdaadl En verder?" „Den volgenden ochtend las ik in de courant dat mijnheer Dungers was vermoord, en dat ze een damestaschje in de bibliotheek hadden gevonden. Ik kreeg een angstig voorgevoel; ik belde Luus op en hoorde toen dat zij weg was. Dat maakte me nóg angstiger. Ik wilde vermijden dat ik-iets ten nadeele van haar zou moeten verklaren en daarom stuurde ik mijn bediende weg en nam zijn plaats in. U moet weten, dat ik hier pas gevestigd ben, en dat men ons nog niet zoo goed kent in de buurt." „Zou je schrikken," vroeg Peters, „indien je verloofde dacht, dat jij mijnheer Dungers hebt vermoord?" „Lieve hemel, maar dat is toch onmogelijk... „Ze heeft den moord zien gebeuren. Dat wil zeggen, dal zij de gehandschoende hand zag, die de revolver hield. En de handschoen, dien ze zag, was van jou..." De jongeman stond als verlamd. „Van mij, zegt u? Mijn handschoen?" „Ja. Begrijpelijkerwijs verloor zij haar zelfbeheersching en nam de vlucht. - Ben je een handschoen kwijt?" „Ja, inderdaad. Dien bewusten avond mirte ik hem. Ik had mijn jas in het café, waar ik een kop koffie heb gedronken, opgehangen. Daar ik echter mijn zakdoek in mijn zak had laten zitten, heb ik dezen er later uitgehaald, terwijl mijn jas nog hing. Ik denk, dat ik den handschoen toen tegelijk met mijn zakdoek uit mijn zak heb getrokken Jzonder het te merken en dat Kij toen op den grond gevallen is... >' „ ... En toen heeft iemand dien handschoen opgeraapt en indien wij- den kerel konden vinden, die dit heeft gedaan, zouden we al een heel eind op streek zijnl Een handige duivel, overigens."
Er heerschte even een stilte. Toen zij Peters, als in gedachten: „En hij wist ook, dat de tuindeuren van de bibliotheek open stonden... Juist... Kom mee, Dankerl We gaan eens een bezoek brengen aan de woning van mijnheer Düngers." Toen zij daar aankwamen, werden zij opengedaan door den huisknecht, een langen, bleeken zwarten man. Achter in de gang ontdekte Peters inspecteur Bloemers. „Wel, wel," riep hij, den huisknecht voorbijlopend en op den inspecteur toetredend. „Wat heb ik je gezegd, Bloemers? We moesten elkaar beslist nog eens ontmoeten vandaag..." De inspecteur keek norsch. .rZeg, Peters," vroeg hij, „wat voor een spelletje speel jij eigenlijk?" Peters haalde een kaartje lit zijn zak. „Alsjeblieft, Bloemers," zei hij. „Chris Peters, particulier detective . . ." „Dat weet ik, maar..." „Ik heb van een heel aardig meisje, een zekere juffrouw Brand, opdracht gekregen om..." „Voor den duivel..." viel de inspecteur uit. Maar Peters sneed zijn woordenvloed af. „Ssst," zei hij. „Blameer je nietl -En dit is Dankerl" . Bloemers zette groote oogen op. „Dus jij bent Danker," ze! hij, zich tot den jongeman wendend. „Je bent mijn arrestant..." „Dat is hij absoluut niet," zei Peters beslist. „Ik lèat hem niet arresteeren..." „Ja, maar hoor nu eens..." begon de inspecteur woedend. „Doch weer viel Peters hem in de rede. „Laten we de zaak nu eerst eens nader bekijken. En laten we daartoe naar de bibliotheek gaan. Misschien wil je ons wel voorgaan?" vroeg hij, zich tot den huisknecht wendend. „Zeker, mijnheer. Volgt u 'me maar," zei de man. Ze betraden de fraai gemeubelde bibliotheek, het werkvertrek van den vermoorde. „Ah, het tooneel van de misdaad," zei Peters. „En nu zal ik u hier eens vertellen, wat ik weet, inspecteur." Hij deelde mede, wat juffrouw Brand en daarna Danker hem hadden verteld. „Als ik dat ook maar had geweten," bromde Bloemers. „Maar je kón het niet weten, kerell Juffrouw Brand zou geweigerd hebben je ook maar één woord te zeggen. - Maar nu zullen we Jan eens vragen, wat diè te vertellen heeft." -
Met deze laatste woorden wendde hij zich -ibl den huisknecht. „Ik weet niet veel te vertellen, mijnheer. Ik wilde juist naar bed gaan, toen ik het schot hoorde. Ik was uit geweest, maar vroeg thuisgekomen, omdat ik me niet erg goed gevoelde. Ik rende naar beneden en... toen lag mijnheer Dungers hier reeds op den grond - dood " „Juist." „Ik telefoneerde direct om de politie en om een dokter, en..." „Een oogenblikje. Ik heb opzettelijk daarnet twee dingen verzwegen. In de eerste plaats het feit. dat de tuindeuren niet gesloten waren. Is het niet jouw plicht om te zorgen dat alle deuren en ramen des avonds voordat je uitgaat gesloten zijn?" „Ja, mijnheer." „Maar toch had je ze dit keer niét geslotenl Had je het vergeten?" „Ja, mijnheer. Ik herinner het me nu." „Nu spreek je niet de waarheid. Jan! Je wist, voordat je uitging, dat de tuindeuren niet gesloten warenl En je wist ook, dat mijnheer Düngers des avonds laat in de bibliotheek zou zitten werken. En ook wist je van de verhouding tusschen Danker en juffrouw Brand. En toen je de kans zag om Dankers handschoen te stelen, heb je daarvan gebruik gemaakt om hem in verdenking te brengen. Doch dat was een toevallige samenloop van omstandigheden. Zonder dien handschoen zou je Düngers toch vermoord hebben." - Peters stem klonk zoo hard ais staal, en de huisknecht .bevochtigde nerveus zijn lippen. „U fantaseert, mijnheer..." „Neen, ik fantaseer niet, en dat weet je heel goedl Nadat je mijnheer Düngers had neergeschoten ben je met je sleutel aan den voorkant het huis binnengegaan en hebt daarna net gedaan alsof je van boven kwam. Handig, maar niet handig genoeg... Houd herol" De huisknecht wilde een sprong nemen naar de tuindeuren, maar inspecteur Bloemers wist hem te grijpen en in een ommezien was hij geboeid. „Ik zou wel eens willen weten, waarom je het eigenlijk gedaan hebt, Jan?" vroeg Peters. „Omdat ik hem haatte..." De huisknecht trok zijn bovenlip op, zoodat zijn groote gele tanden te zien kwamen. „Ik haatte hem... Hij heeft den besten vriend, dien ik ooit heb gehad, tot den ondergang gebracht. Ik heb toen een eed gedaan, dat ik hem daarvoor zou laten betalen." Hij lachte dulvelsch. „En hij hèèft er voor betaald... Je hebt het echter prachtig uitgezocht. Die kerels van de politie..." „Nou is het genoegl" viel Bloemers woedend uit. „Vooruit, mee..." „Er is een jongedame, die op je wacht, Danker..." zei Peters tqen de huisknecht was weggevoerd. „Wèir?" vroeg Danker gretig, dankbaar allebei Peters' handen grijpend...
Modellen A. Féderer
1739—05. Deze blouse heeft een opstaand boordje, dat met een strikje is afgewerkt. Vanaf de schouders loopen puntige stukken over ae voorpanden. Deze stukken zijn met ingestikte plooitjes bewerkt. Benoodigd ; 2 M. stof van 90 cM. breedte. 1739—06. Dit model is van geruite stof gemaakt. Het taille-stukje is aan den voorkant rond opgeknipt en afgezet met een breede bies en e.en ceintuur, waarvoor de stof schuin geknipt is. Benoodigd : 2 M. stof van 90 cM. breedte.
BLIJKBAAR IS ER NIET OP BEZOEK GEREKEND (fo*o Eigen Archief)
.
~- *.|"f
I739—08
1739—07. Het puntig geknipte plastron van deze blouse is met fijne Ingeslikte plooitjes gegarneerd. De halsuitsnijding is afgewerkt met een jabot. Benoodigd : 2, M. stof van 90 cM. breedte. 1739—08. De voorbaan van dezen rok is verwijd door plooien, welke gedeeltelijk zijn ingestlkt. Ook de zakken zlin met stiksels gegarneerd. Benoodigd : 1.75 M. stof van 140 cM. breedte. 1739—09. Een groep waaierplooien, welke gedeeltelijk ingestlkt zijn, verwijden het voorpand van dezen rok. Het heupstuk is gegarneerd met smal, opgenaaid soutache. Benoodigd : 1.75 M. stof van 140 cM. breedte. 1739—10. Sportieve rok van stevige wollen stof. Aan den voorkant is een plooi ingewerkt. De groote, moderne zakken zijn met stiksels gegarneerd. Benoodigd : 1.75 M. stof van 140 cM. breedte. Ven deze modellen zijn b{/ de administratie van ons D/ao patronen verkrijgbaar in de maten 40 tot en met 46 tegen den prys van f 0.25 per stuk.
1
men Samhitqen Regie: Erich Waschneck. Rolverdeeling: Henry Brinkmann Gustav Knuth Bella Wittstock Gisela Uhlen Melchior Schlömpp Walter Franck Wilm Albert Florath Gustav Petersen Kurt Waitzmann Ingeborg Ruth Eweler Jackson Karl Heinz Peters
Walter Lieck.
Ufa-film. Miguel Braga Hermann Polt Kitty Chinita Dolores Rosita Danser Manuel
Will Dohm Walter Lieck Grethe Weiser Annemarie Schreiner Lea Niako Anneliese Kresse! Michael Simo Manfred Meurer
Jaar in jaar uit heeft Henry Brinkmann gesjouwd en gezwoegd, zich geërgerd aan de traagheid van de zwartjes en de niet altijd eerlijke concurrentie van de blanken. Maar hoe dan ook, hij is er gekomen. De naam van zijn nederzetting beteekent iets en bijzelf is als mensch en als koopman in en om Haiti algemeen geacht. Op een goeden dag is zijn vriend Gustav Petersen met een jonge vrouw uit Hamburg terug gekomen. En sedert dien dag is Henry geheel veranderd. Plotseling is hij tot de ontdekking gekomen, dat zijn leven, ondanks al zijn werk en zijn succes, leeg is. Hij ontdekt, dat hij ook nog een hart heeft. Zoo gebeurt het, dat hij verlof neemt en naar Duitschland gaat. Want als er een meisje mevrouw Brinkmann moet worden, dan moet het er een zijn uit zijn eigen oude vaderland! Henry's geluk verlaat hem ook op deze reis en bij dit besluit niet. Hij voelt het dadelijk, als het kleine, fijne, blonde meisje aan zijn tafeltje in het groote Alsier-restaurant komt zitten: die zou het kunnen zijnl Hij wordt spraakzaam, geestig, overmoedig en zelfs verliefd. En het jonge meisje, dat bij een zekere schuchterheid, ook iets goedhartigs, iets moederlijks heeft, laat haar aanvankelijke terughoudendheid varen. Bella Wittstock heet zij. Aarzelend bevestigt zij zijn vraag: ja, ze is secretaresse bij de Duitsche Bank. Na de kennismaking van dien middag volgt een ailergezelligst doorgebrachte avond. Henry en Bella zijn elkander zeer veel nader gekomen Doch ten slotte wordt het tijd om op te breken en als Henry haar daarna nog wil meenemen naar een nachtgelegenheid, „Das Goldene Hufeisen", weert zij hem bijna verschrikt af. Henry verontschuldigt zich haastig. Natuurlijk, met een dame kan men zich in een dergelijk etablissement niet vertoonenl Hij neemt afscheid van BeHa en is zeer dankbaar voor haar toe-
zegging, dat zij den volgenden dag, een Zondag, met hem naar de hei zal rijden. Daarop keert hij zijn wagen om, waardoor hij niet meer kan zien, dat Bella haastig en verdrietig gestemd terugloopt naar „Das Goldene Hufeisen", waar zij door den portier met een paar vertrouwelijke woorden, en door den eigenaar cynisch en brutaal wordt ontvangen. . . Maar den volgenden dag is hel Zondag en Henry is nog nooit zoo gelukkig geweest, heeft nog nooit zóó de stilte en de rust van het heidelandschap in zich voelen doordringen als nu, met Bella naast zich. Hij weet, dat hij in haar de vrouw van zijn leven heeft gevonden; hij weet ook, dat zij van hèm houdt. Nadat zij, door een ongeval met den auto, den nacht hebben doorgebracht in een landelijk hotelletje, komt het tol een verklaring. Snikkend bekent Bella, dat zij hem heelt bedrogen, dat zij niet het fatsoenlijke meisje is, waarvoor hij haar houdt, de secretaresse van de Duitsche Bank. . . Zij Is „cow-girl" in „Das Goldene Hufeisen", en lederen avond moet zij, om de klanten te amuseeren, haar ronde rijden. In werkelijkheid heet zij Anna en niet Bella.. Een gewetenlooze schurk heeft haar verleid, waardoor zij haar betrekking heeft verloren. Bij Poll, den eigenaar van de kroeg, heeft zij schuld, en zij moet toch werken en op een of andere manier probeeren, haar brood ie verdienen, voor zichzelf, voor haar kindl Begrijpelijkerwijze Is Henry eerst zeer ontsteld. Doch dan troost hij Anna. Hij weet, wie hij voor heeft, hij heeft deze vrouw lief, hij acht haar hoog. En hij zal met haar trouwen! Als zij naar Hamburg terugkeeren, overlaadt hij Anna met geschenken. Hij spreekt met haar af, dat hij vooruit zal reizen naar Haiti, om voorbereidingen voor hun huwelijk te treffen; met de volgende boot zal Anna komen. Teruggekeerd in Haiti, waar hij
zijn vrienden vroolijk en gelukkig vertelt over zijn aanstaande vrouw, leeft hij als in een roes. Maar dan valt er een schaduw over zijn geluk. De boot, waarmede Anna zou komen, arriveert, maar zij bevindt zich niet onder de passagiers. Hij neemt een snel besluit en reist terug naar Duitschland. Zoodra hij in Hamburg is, gaat hij naar „Das Goldene Hufeisen" en hoort daar van Kilty, Anna's vriendin, dal de vader van haar kind, de schrijver Larsen, weer in Hamburg is opgedoken. . . Anna, die steeds haar verleden als een onoverbrugbare klooi tusschen Henry en zichzelf heeft gevoeld, is Larsen gevolgd naar Mexico als zijn secretaresse. Henry volgt haar. Hij is niet van plan, zich Anna te laten ontnemen! Op een avond maakt hij in een Mexicaansch hotel op heel bijzondere wijze kennis met een landgenoot en vertelt hem van zijn liefde en het ongeluk, dat die liefde schijnt te vervolgen. De onbekende, die zich voorstelt als Schlömpp, volgt zijn verhaal met een bijna zakelijke belangstelling. Hij Is schrijver van beroep en wat deze mijnheer Henry Brinkmann hem vertelt, is op zichzelf al bijna een roman. . , Schlömpp gaat naar boven en verzoekt zijn secretaresse het schema voor een nieuwen roman op te nemen. En zoo ontdekt Anna — want natuurlijk Is zij de secretaresse — dat Henry in het hotel is. Zij vliegt de kamer uil, ziet Henry en stort zich In zijn armen. Schlömpp — wiens pseudoniem Larsen is — ziet In, dat hij Anna vrij moet laten. Hij geeft een vrouw op voor een idee. . . Maar twee menschen zijn er gelukkig geworden o en hij gaal een roman schrijKurt Waitzmann en ven, die tot titel zal dragen Ruth Eweler. „Tusschen Hamburg en Haiti..." Grethe Weiser en Gustav Knuth.
ifoio't: Kllltch)
Uek.nlngen:
N,u. ,z. MOnchn9l.
,„ .
S^S E'S
Dn /;/ fl/aW
>N U rt c
rt c ü
««in je Sy u^ d-.
o-V
(
*'o
j o a s; u 5 „Man, schreeuw toch toch niet thuisl"
niet zool
„Daarom juistl schreeuwenl
mag
Thuis
ik
Je
bent
niet
zoo
vandaag
schreeuwt
ze
•o « g "ro « ■ §
« «-ca1« 6.=,
TJ
„Maar waarom heb je je betrekking dan opgezegd bij die firma als je zooveel verdiende?" Jk had er totaal geen vooruitzichten. Alle mannen waren er al getrouwd." „Hé, eensl
«J-a y §" crt 2
00
e
§ «
J< « J< « B S N
C S.«
.«Bi-«!«
niet d
o
N c c u ^ ti y
? J3
,Maar bei,
Jansje,
heb je
dan
geen
zakdoek?"
J3
u rt
C r- C u C
nie't^ooToed9'■ ^ "^ ""'
je
rijken
berte it ^ndt'väi^^ ^ ^
Vriend
kanS
Wil
"? Wij kennen elkaar toch heelemaa
IOOPen
'
°
m
—
-
P-r
gulden
c c
o Ö Äc ™ «> ^ c U V o ^-^
0sc
Sw
^
lü u
o
4-»
ü^
ac
mijn
« S "
-o -o
2
Ui
"
4J
i-C o
u
g c
d 2 w c «cc dj u ë « o w N
2 H Cy t5
C O O M ^ O d rt N w 5
«J r^ Ë c w >
q
c
« ÖD u •"
>
ÖJD « ^! o w ti u
"
c
'
m"
c 9 :=> rt >
w ? « N rt
u N
•O rt
J3 «3 g ö > t fa y «C «c No g„ ^C J3ï N « 5 « ^ o < u
o-c O. « J«ä c :->^
CO
U Q
.
s £ ^ c c 5;
sa-" c
(ft .—I
,Geld uit je neus. . . Verduiveld, dat is geweldig. Dat moet ik b
t ook leeren . . ."
Ä 'o^' ^ ^ ^ ^ * ^ ^
C
ë «^s >.aN 3
Ë u N
ti N " W
t)
? urt'Hu
Cl! -O
O-
o
ö u
> >
(N. —1
O 3- ET
^ P
c »3 or:
5 ft
-T 3
O
n g
3
3-SLS 5^ 1 Ö r» "^ " 1
3
a 2- o o er. ^
(13
O.
3 O Q. 63
p
ft ft
cv n
O- 3 JL'
^
J-. «■
öp ë tn
e«
3
«■'S
P
Cru
1-1
*3
ft
:
^
i-t enj ft
ft o 3af ^ ET" 0 rt p £ P 5 3 CA
63 O- "
"■ 2- o .—. 3 ,^3-63 3 O "•
07
3 ÏT
P 3 D. rr -
O- O-OQ ft ft
ii
co
r^5 S«
a 3
CL'"»
n 0) O -ITJ <£. ft 3 ~ 2 u> ft c 2L o 3
S" CL 03
<
3
a
2 3
ft
O. CL 3- 3 ft »B
O *" P w
93 !"§ gw
ft
p »^ r^« Q rt p
3-N
3 s*CLn. t:3 3
O ft 3 N
P SrS-O ■
^^^
ft ft
!— 3 3- & o Ä
2.cr
3
P en
ft n ST ft 3
1
Oft
3 8
CL3
3 o-g S Sa
5 O
rt
'-i E-
CL-
rt- ft ft
3
N N ft tSÏ. O«! "Ti-
v
Ct
2-1 § 3 S?» £ ^
—:
i3. ft rTKC'O 3 __«« ft 32^ar^S.<3:sa.^p w 33 V5 3 o 3 ft sr " « 3" < ^ ft 3 >_, <. ft O ft tr: ft 3. i-1 ? 3 CLg-<-S «"O'S 3 w Jt "73 Jr* ft ft ft- ft f* '-l 3 O g-P o S-S-S >g - 3 £3 3 63
gffag.?0
-'
2-3 ft P 3-§3 3^ ft ft ft £ a 5 a J* Jl! 3 20ft5 3 3 3 ^ P < ft B3 ►3 a a ■ ' r^ sr 3 O C N o , ^5: 0
ft
9-1
CL O S -
2.
P-
»5 ri
^ 1-1 ftj
• og 3 Kft
<" ft N F 3 E 'era ^S 3r
S. c
3
3 ^v P w
.
-■
s g-s
^S.iL^
gCL
0
o 5* Q. <• ft a ft er " < d 3 3 r» O-C (i. 3 2 ft « c ^ ft - ?r 3 o. ?r 5. < te 3" &. ft i ft " o Sog O. o R 3
a i^ a ft
3 3J
ü
2 öerp^-, ^ ft S O 3^ 3 rt ^p ^ 3 n ?r 3 CL CL P " 2 ft ft <-► o- 3 ^ ^3 o 3 CL ft
8 ft o ii3
1
TT C"
S.n
- <
3Ct«) ï? p 3 f» o o £* 3
q 3
2 ft 3 rt
3-&3 5*5
r» o. 3
-g 3S a.§ " O-N 9 " « —J sr ft
ft 3^ ft ^«S:«?;.
3 Q ft^
^ 3 3 Ä g ji s-Cg 3 ^3 P 2-2 2. S CL Ä < P ST a 3 3'3 ^3 S-« »crj P ftTacn; ( 3, < 3 2 n 2- „ 2. I ' a c S N Si fTa- p
3
HH
^
<w 2 '
ft
A
ft
<
m
£ 1-1 3
?r 2 3 ücnj O- o cw «3 p g ft (A-
3 3 2-3 2 SCRJ^CP?
CLrt
8
O, > <
p 3 2 «■ P g 3 3 2 3
a- '■—
<
ff S?^ H-. 1— LL ft 3 ft C _. p 3- g- «■ ? S^ S-2 ffÉ* 3^*0 2 ft 3-3 e:: -3-2 g W H- Q. 3 .> 3 N _.-»P 23 -3 pa ^ B rt 3" (» ^ Q.Cv^SftPSJ,ET W- 3^ 5.' 3 3 3 2 3 < 3
3
3 ff ^
ffw s-i^
S.ft 3
ft
N /» SI ft ^ rtP
CL
3ff
3. n sr
^S "•
n
ft
O- P
ft g
r,
0 S ?P s3 ft S p 3 g. ^ ft - <7J.
C-- rt ^3
CL
ft::. <
M
S-g ft5 K 2 ^
ö-
2
a
3A
:
3
.PS^OQ-
ft
0
S-p ft ^ a
2 S 9-ft
B-J?
«.
gT?
"
3-ff
P g §-
3 O o 3 " >§ O- t^ 9Tft N ^R ft O-^ _ CLD-^<ea^rth'^ft B-CL^iTpp ft
O
1^^
2R-öP^Pfrff2^ 3 a a -' ^ < Oft. 33a3<< O « „.C 3-N S.N
3-g -
3
2 o,ft e
3"
ft (Xft p 3 ft E. 2 »■ ft
JT
N & O P ft P "O '—' P & tn
aP o S-B 3
p p 3
-
3 ?
&§ g &*
3-C P CL
O. f»
3
a2 3 &o 2. OP 3 < ft a
p
3- g- O" O ^ ^ < '3 3- 3 3
p_
ft
£,2^2 S J3 ft e
N
%■ 3
f? 3^ | ft ^ 7r>% CL? ft 3
CL f» o^ty ftaJtN a f» N l-rt LT|3:(naft2 3-
w Sic ^3
P
" cn? ^ ft rs p >-»
ft ft P^ 5? !Ȥ g-o ft o-2 Pr| 3 en
P
N
P
ft N ^
ff^SJ 3
3: O' p
3
ft3 ft2
ft "■ O 3" _ ft
^O M*cë ft ft ä 3" 2 a 5-3 ft |ft CLCL^
c a
c te o-cn
ft "
3" tn t3: ft
0<) „
P P
3" N O P
S P N.aS-g B-J? rt rt ft 3
3 O
ft R a Q. a
Behalve de electriciens zijn er bij voorbeeld nog de microfoon-menschen, die met hun galg-microfoontje achter de spelers aanrijden, en dikwijls is er meer kunst dan techniek voor noodig om den acteur zoo in alle hoekjes en gaatjes te achtervolgen, dat elk van zijn woorden, die dikwijls zelfs gefluisterd worden, verstaanbaar kan worden gemaakt, en dat de microfoonmenschen met hun instrument dan toch nog onzichtbaar blijven en niet hier of daar opeens op het beeld verschijnen. Dan is er onder de vele medewerkers een categorie, voor welke ik een grenzelooze bewondering heb en die een zeer bijzonder plaatsje in mijn hart inneemt, namelijk de „Bühne". De „Bühne" is alles, kan alles, en doet alles. „Bühne" - dat zijn twee, vijf of tien man, dié met een heel arsenaal van werktuigen en voorzien van een geweldig
ft 3" 3*63 ft c ^ ^ ft O crftEL323CL?r 2^ 3 Jr^ g ft p ft ft 3. S -O O- 3 «■ 3 3
1
ft3R- -g?-
3^ 2 ft a ft C rf
CL 3 3. ^ ^ 7 2 « 2 ff ê-3 6-5" 3 R 2 5^-3 CfQ rt ft 3 ft
'g* P
§ _ f» 1— cu eft 3
"■ 3
n
5
N
S.3 C5-^ ' en
3
r* ft 3
ft a* 2 ft " -• ^ < JfN rt rt ft
3-0.< 3 . ft £ ft
• 5.qs -. ft 5 3-S*3*S
Q.
*:B
» j|P iS, g-3 -'2 g O S.3.n CL t- CL 3* " f» STcre N
3ft ?r ^ 3 ft 3 < a- 2 § o-sft ft
P 3-Ä o Q S 3 rt 3 C 3- o O-g. f» 2 p ft 3"
Z
^ ^3
g-3-3 >^
3 _ a. H 33g ftCL ft ^ N w
3
n
CT ft rf i-I 3 ft te o 3 ft 3
a
g' i ^
O 3- ft
n 3 ft/ rt »
■J
d
o. 5 N !=: ►— P 3" ft < SOQ " O rt £ » re
3
3
S-CTQ E^ ff ^ 5 =rCg ft er ^ 63 2 m ft Ü2. Q 632«« --Soa 3 3 3 Q^cr? CfQ 3 9 3 0- CL ^ _ 3-qs . .S Si 3" 3 "2 ^^ 5 3 5 2 p O ft ■
63
en
o n 1
ft 63
2 o- 2
CL
3
Sew ^
f»
n- ..
|
ft
A'* f*!?' dat er zonder •*" •"*•«"■ fleen film zou zijn, moet ik er eigenlijk nog aan toevoegen: Er bestaat ook geen film zonder het legertje van „onzichtbare" medewerkers in een filmbedrijf, leder van 2eer be,an IJ J **" 0'ïjke taak te vervullen. Zou deze taak niet vervuld worden, dan zou eenvoudig het geheele bedrijf stagneeren Het grootste deel van het publiek, dat de bioscopen bezoekt, verstaat onder het woord „filmscheppers" in het algemeen alleen de spelers, die het op het witte doek te zien krijgt. De taak van de onzichtbare filmscheppers is nu eenmaal niet zoo dankbaar als die van de zichtbare, maar juist daarom zou ik deze gelegenheid willen» benutten, om eens een loflied te zingen op de onzichtbaren. Geen enkele van de zichtbaren zou eenig succes kunnen hebben of gevierd kunnen zijn, als de vele, vele onzichtbaren hem daarbij niet hielpenl Het publiek ziet - omdat het door het tooneel daaraan nu eenmaal gewend is - den speler nu eenmaal alleen zooals hij in zijn rol is. Zelfs wanneer men maar een groote opname van zijn kop op het witte doek ziel, dan zou die kop allèèn de toeschouwers nooit fascineeren; het spel van dezen acteur zou nooit eenig effect hebben, als niet het geheele leger der onzichtbaren hem de mogelijkheid had geboden om dit effect te bereiken. U weet natuurlijk allemaal wel, dat de schrijver, de regisseur, de cameraman, de toonmeester, de architect, enzoovoort de medehelpers zijn aan een dergelijke prestatie. Maar u beseft misschien niet den geheelen omvang van het feit, dat er eigenlijk nog veel meer menschen noodig, ja onontbeerlijk zijn, om den toeschouwer het kunstzinnig genot te verschaffen. Natuurlijk, op het tooneel heeft men ook voetlicht en coulissen, die het te vertoonen werk als het ware omlijsten. Maar bij de film is altijd nog een heel legertje menschen op onzichtbare wijze werkzaam, ook als er maar één enkel mensch op het witte doek te zien is. U moet eens realiseeren, dat er bij voorbeeld bij den eenzamen gang van een enkelen acteur door een zaal misschien vijftig menschen noodig zijn geweest die u met ziet, maar zonder wier hulp u den zichtbare niet zoudt kunnen 'zien. Uaar zijn dan ten eerste de vele electriciens, die de schijnwerpers bedienen, leder van hen heeft een verantwoordelijke post; hij moet de lichten van zijn lamp behoorlijk in bedwang hebben en er voor zorgen, •A VCMJn.Werper .bii de "P"""6 niet ,likkert of misschien wel heelemaal uitdooft. U kunt zich wel voorstellen hoe moeilijk deze menschen het hebben, vooral in den zomer, als het warm is. Zij liggen heelemaal in de hoogte, op smalle bruggen, die langs de decors worden gebouwd. Daar liggen of staan zij, in gebukte houding, soms urenlang, terwijl ze zich ternauwernood kunnen verroeren. Hun plaatsje daarboven is ioo verborgen, dat een buitenstaander, die een opname in het atelier bijwoont, ze niet eens opmerkt. Steeds weer heb ik het meegemaakt, dat eer, vreemde zelfs met. op het idee komt, eens naar boven te kijken. Hij bemerkt alleen, dat op een enkel fluitje van den chef-electricien alle schijnwerpers opvlammen maar hij ziet niet de electriciens, die boven zijn hoofd de schijnwerpers bedienen en die den geheelen dag met naakt bovenlijf naast de gloeiende schijnwerpers liggen en als waakhonden moeten opletten dat alles goed a functionneert.
8 S kaboutert e '"^Ti-if. 1. J L i s door het atelier sluipen en met onwaarschijnlij||p handigheid overal op en achter klauteren, zich tusschen decors wringen en in lederen toestand niet alleen het juiste woord, maar ook de juiste handeling weten. Als de cameraman bij voorbeeld ziet dat er op het'voorhoofd van de heldin een lichtreflex valt, dien hij niet kan gebruiken, dan heeft de „Bühne" al lang de zeep klaar om het eventueel spiegelende venster daarmee dof te maken; als de regisseur nog met een acteur overlegt, dat deze maar tot op een bepaalde plaats den voet achteruit mag zetten om zijn Partnerin niet te „dekken", dan zoekt de Bühne al in zijn zak de vier spijkertjes bij elkaar, die hij noodig heeft om den acteur als het ware aan den grond vast te spijkeren, hetgeen een soort gedachtenbruggetje vormt, zoodat hij bij de opname die plaats niet overschrijdt.
De Bühne is altijd op tijd klaar, praat niS) overlegt niet, heeft alles voorbereid en wacht maar op een wenk van den regisseur, den cameraman of den chef-electricien. Als bij een opname in de open lucht de regisseur bedenkelijk kijkt en met een zorglijk gezicht om een boom heenloopt, omdat die niet heelemaal gunstig staat ten opzichte van zijn beeld, dan hangt de Bühne al met koortsachtigen ijver aan den blik van den cameraman. En dan moeten de beeren erg oppassen, want één enkele verkeerde of ondoordachte hoofdbeweging is voldoende en... de boom is er geweestl De Bühne zou met denzelfden ijver een heel huis omver gooien zonder ook maar een spier te vertrekken. Hij zou naderhand hoogstens zeggen: „Jammer van het mooie huis. Maar als het stoort, wat'moet je dan anders?" Behalve wat hier gezegd is van de beschreven categorieën onjichtbaren, kan men in het algemeen van alle film-medewerkeri-'zeggen- Voor degenen, die op het punt staan een scène te draaien, bestaat, er geen enkel beletsel. Moeilijkheden zijn er om overwonnen te worden, is hun devies. Het opwindende oogenblik van de opname vereischt een inspanning van alle krachten en wekt in alle betrokkenen een soort fanatisme, dat in bijna geen enkele andere kunstuiting te bespeuren is. Als na de vele voorafgegane repetities - waarin ieder woord, iedere beweging iedere blik duizendmaal is gekeurd - eindelijk de opname volgt, die het publiek naderhand op het witte doek zal zien, dan beheerschen ademlooze aandacht, concentratie en de wedijver tusschen kunst en techniek de ateliers, en wee dengene, die deze geheiligde gemeenschap ook maar voor een oogenblik zou durven te verstoren! Gedurende de filmopname geldt er maar één ding en allen, die er mee te maken hebben, denken op dat oogenblik hetzelfde: de opname moet goed wordenl Als de opname maar goed wordt, de rest komt er niet op aan. Nu moet zij goed worden, nu of nooitl Het komt voor, dat voor een scène, die naderhand op het witte doek met meer dan drie minuten in beslag neemt, een heelen dag intensief is gewerkt. Maar wij worden beloond door de overtuiging, dat het publiek van al die inspanning niets merkt, dat het zich alleen laat meesleepen door de emotie van den kunstenaar. De waardeering voor ons werk stimuleert ons tot nieuwe inspanning. Want met hét groeiende succes groeit onze eerzucht. En zoo zullen we nooit ophouden ons in te spannen en onze beste krachten te geven om onze medemenschen een paar plezierige uren te bezorgen.
^©©f^CLKE
OPLOSSINGEN ZOEK EN VIND 15 JANUARI 1941
DE PRIJSWINNAARS klier rij
OPLOSSING DIAGONAAL KRUISWOORDRAADSEL.
B
E
E
Rl A
E E X
D
A
E
L
M
X
E
A
6X6AARMEXA A
n
0
R ^
^ SIER
■" o R MA TÄ
E
_ D 0 ^J^ PB'
R
D E
|
L
HEER Q P EELT
A Jgj- o 0 P R ,J
E
E
nX o
X JLi,"^ '
K
■—
E
E
R |
| 0
i L L iE i i ri1 r r 1 n
0
M
R
S
OPLOSSING
—
HEKWERKRAADSEL.
K
1
o
»
E
L
1
T
N
Horizontaal: I. 4. 7. 8.
o
A
n
3
De hoofdprijzen
E
■—
OPLOSSING
11. 13. 15. 16.
verzoek tocht deel van een schip door ernst gekenmerkt iamilielid gewicht meisjesnaam behoudens vergissinsingen (La!, alk.)
18. 20. 22. 23. 25. 26. 27. 29. 31.
ambtelijk stuk voor reizenden plaats in NoordHolland jongensnaam mogelijkheid bewoner van Ierland groente iedereen stookplaats een oorvijg smalle weg
33. 35. 37. 39. 40. 41. 43, 44, 45, 47,
harig begrensde ruimte denkvermogen gemeente in Gelderland muzieknoot persoonlijk voornaamwoord ontkenning voorzetsel as van een molen tandbouwwerktuig
35, 16. 38 40, 42 45. 46,
hoepel om de duigen van een ton bij elkander te houden lidwoord slim meisjesnaam als 47 horizontaal vqorgespannen trekdieren deel van een schip kloosterzuster pasgang van een paard gem, Italië provincie Como vooruitsteeksel (bouwk.) trekdier (meervoud) meelachtig voorzetsel helder houten latwerk vruchtennat pleizier familielid ongevuld gem. pr, NoordBrabant gevuld deel van het gezicht tfooreengekneed mengsel onvruchtbaar voertuig persoonlijk voornaamwoord bezittelijk voornaamwoord (Fransch)
ROULETTE-
HONINGRAATRAADSEL,
RAADSEL.
1. geheel vlakke dakpan van klei gebakken
OPLOSSING PUNTEN-
2. op den souffleur spelen (tooneel)
RAADSEL.
i
jï
ï
5
t
1
\
Door juiste invulling
van onderstaande
letters vormen zich woorden, horizontaal
*
en verticaal dezelfde, van de volgende be-
Horizontaal; 1, gerechtelijke bekrachtiging
teekenis.
Verticaal: 1. onbeschaamd 2. gemengde orgelstem 3. overeenkomstig de logica 4. gymnastiek-beoefenaar 5. met den toetssteen onderzoeken 6. vorderen Te gebruiken letters: a, a, c, c, c, d, e, e, h, h, h, h, i, i, i, i, 1, m, m, n, n, n, n, o, o, r, s, s, s, s, s, t, t, t, t, u, u, x, y.
FILMSTER-INVULRAADSEL.
1
1.
voornaamste der Deensche eilanden
2.
Zuidelijke toegang tot het Haringvliet
3.
dal v. d. Boven-Inn (O.-Zwitserland). Te gebruiken letters: a, a, a, a, d. d,
e. g, ü. o, o, o,
2
d, d, e, e, e, e, e, g, g, g, g, i, k, 1, 1, n, n, n, n, s, s, s, s, t, t, ij, ij.
5
*— 5
<
7
8
iets aan een gevaar onttrckki-n voorschrift tot bereiding van L
*
10
11
—
spijs
hardloopen bereid gem. Italië, prov. Belluno toejuiching van iemand, die zi onderscheiden heeft getreuzel op zekere som te staan komen vleeschgerecht het hoogste wat bereikt is licht voorover buigen In de omringde vakjes leeat men de naam van een filmster.
Antwoorden in te zenden vóór 5 Febr. aan Dr.
□
r
Puzzelaar, Noordeinde 8, Leiden. Op de enveloppe of briefkaart a.u.b, duidelijk vermelden: Filmpuzzle 5 Febr. Deze puzzle kan tegelijk met de andere ingezonden worden, doch liefst op een apart velletje papier, /
4. lichaamsdeel van een dier 5. rugtasch der soldaten
BE ^M^TEUTR-BXTECTIVX
6. krachteloosheid
.op een manier, waarbij alle inzenders van goede oplossingen gelijke kansen hebben op het verkrijgen van e.n der prij.en. U gelieve Uw antwoord in te zenden vóór 5 Februari aan Mr. De. tective. Noordeinde B, Leiden. Op briefkaart ol enveloppe vermelden : Amateur-Detective
7. onbebouwde uitgestrekte vlakte 8. het instrumentaal slot van een lied OPLOSSING CIRKELRAADSEL. OPLOSSING FILMSTERN-PUZZLE. Gebaren ervaren roesten - dertien afbijten mijmeren - afdalen uiteten rulneui - uitgaan (preken GERDA MAURUS
De volgende woorden moeten zóó in volgorde geplaatst worden, dat op de kruisjes een bekend gezegde ontstaat: knutselen, vlekken, wiegen, bekomen, opstellen, teekenen, rekken, wonder.
week
verworven
De troostprijjzen konden worden toegekend aan: mevrouw J. H, N, Schregardus, Rotterdam; mevrouw A. Blom, Breda; den heer A Moorman, Rotterdam; den heer E. J, Mulders, Amsterdam; den heer C H. A, Thön, 's-Gravenhage; den heer G W, Wouters, Amsterdam; den heer M Waaldijk, Nijmegen; den heer J. v, d. Most, Schiedam; den heer G Batsleer, Rotterdam; den heer S. Loyson, Maastricht; den heer P. van Unen, Schiedam; den heer G Zwiers, Empe; den heer D. L, Tuyl, Schiedam; den heer J. Thuyls, Blerick; den heer A, van Daele, Schiedam; den heer D, J. Seegers, Hilversum; den heer A. J, Nijhuls, Rotterdam; den heer H. Keemink, Rotterdam; den heer J. W, v. Oosterom, Rotterdam; den heer P Schuyffel, Grave. , Den hoofdprijs van de „Filmpuzzle'' mevrouw R, Cramer, Amsterdam,
verwierf:
De troostprijzen vielen ten deel aan: mevrouw C, L. Oost, Rotterdam; mejuffrouw A. Witteveen, Leeuwarden; mejuffrouw A. van Schie, Rotterdam; mejuffrouw E. Heintz, 's-Gravenhage; den den den den den den
heer heer heer heer heer heer
J. R. E. J. H. J.
C. Verheul, Amsterdam; Hoogendoorn, 's-Gravenfiage; Unkel, Amsterdam; Kamp, Amsterdam; Paardekooper, 's-Gravenhage; J. v. Berkum, Purmerend.
ONZE PRIJZEN. Voor goede oplossingen van iedere puzzle, stellen wij een prijs van ƒ 2.50 benevens vier troostprijzen beschikbaar. In totaal dus deze week 7 prijzen van ƒ 2.50 elk, 22 troostprijzen en 10 filmfoto's.
5 Februari.
De oplossing van het voorlaatste foto-probleem.
9. holle lijst (bouwk.)
WOORDRANGSCHIKKEN.
deze
mevrouw J. Harms-Achterberg, Groningen; mevrouw M. v. Doorne, Wassenaar; mejuffrouw M. Okhuizen, 's-Gravenhage; mejuffrouw Th. M. Leen, Amsterdam; den heer J. Koren, Utrecht,
6
5
Wij stellen een hoofdprijs van ƒ 2.50 en tien filmlato s beschikbaar om te verdeelen onder de goede op.ossers.
3. lichte verwonding
werden
door:
Verticaal:
IH
^
i—
i
.
,
.
.
X
.
.
X
,
,
X
XX...
XX
x
X XX
x
. x x x . . . x . . . x x . . . x
. .
' .
Cr ontbreekt lall op d.i. foto. Iels waaraan m.n kan ^ zien, waarin deze jongedame zich bevindt. Kunnen onze ip.urdars hel echter toch zonder dit „iels" rad.n? Wi) zullen weer een prijs van I, 2.50 benevoni twee Iroojlprljzen verdeden onder hen, die om een goed antwoord zenden. De verdeeling der prijzen geschiedt
De hoofdprijs van (, 2.50 werd deze week verworven door: den heer J. Dang, Nijmegen. De troostprijzen vielen ten deel ean: den heer C. J. v. d. Tas. Voorburg; den heer H. Muizelaar. Kou dum.
DE OPLOSSINGEN op de in dit nummer voorkomende puzzles, enzoovoort, gelieve men vóór 5 Febr. 1941 in te zenden aan Dr. Puzzelaar, Noordeinde 8, Leiden. Op enveloppe of briefkaart vermelde men duidelijk: Oplossingen Zoek en Vind 5 Febr. 1941
Vervolg van NÄRZ SCHEPT ORDE „Daar deirfc ik niet aan." Nu moest Lotte toch over den ernst, waarmede hy dit antwoord gaf, lachen. Hy buitte dit voordeel direct uit. „Ben je misschien met Narz verldöfdÉt- of iets dergelijks?" vroeg hij. „Om '^nemelswil. ... neen," antwoordde ze, nog steeds lachend. /„Of ben je met iemand anders verloofd?" ' „Of iets dergelijks?" vulde zy aan. „Neen, ook dit niet. Maar ik begrijp niet, waarom dit voor u aanleiding kan zyn, zoo'n stralend gezicht te zetten." „Dat zal ik je verklaren. Omdat je me nu allereerst beloven moet, dat ik je morgen weer mag ontmoeten." „Moet ik dat werkelyk?" vroeg Lotte. „U weet heelemaal niet, of ik morgen wel tyd heb. Als Närz my noodig heeft..." „Närz heeft je niet noodig, myn beste kind," klonk er plotseling een stem. Närz was ongemerkt door het druk redeneerende paar naderby gekomen en had hun woorden gehoord. „Naar alle waarschynlijkheid zul je morgen tyd genoeg hebben. Toch raad ik jullie aan, niets definitiefs af te spreken, daar in ieder geval de mogelijkheid bestaat, dat mynheer Thiel morgen verhinderd is." „Wat moet dat beteekenen?" viel de scheikundige uit. „Dat moet beteekenen," verklaarde Närz, terwyl hy zich by hen aan het tafeltje zette, „dat vanavond alles uitstekend geklopt heeft. Myn compliment, voor jullie alle twee! Julie hebben je rol meesterlijk gespeeld. En wanneer alles verder ook zoo goed gaat, dan zal onze vriend Thiel Berlyn wel spoedig verlaten." „Wilt u misschien wat duidelijker zyn?" vroeg Thiel. „Daar ben ik juist voor gekomen," stelde de ander hem gerust. Toen bestelde hy eerst een kruidenbittertje, stak kalm een sigaret op en overtuigde er zich van, dat de nieuwsgierigheid van zyn toehoorders het hoogtepunt had bereikt, voordat hy met zyn verklaring begon. „Ik zei u reeds, dat alles geklopt heeft! Dit beteekent, dat uw directeur naar alle waarschynlykheid zich morgen op de een of andere wyze met u in verbinding zal stellen. Ik vermoed, dat hy zeer veel belangstelling zal koesteren voor uw vertrek — in den letterlyksten zin van het woord. Waarschynlyk zal hy u, onder een of ander voorwendsel, bij zich laten komen en u uithooren. U hoeft hem daarbij niets op zyn mouw te spelden. Ik denk, dat hy met geen woord over uw verloofde zal reppen, opdat u niet de reden van zyn plotselinge belangstelling zult vermoeden. Uw financieele toestand is werkelyk niet rooskleurig. Zeg dat vooral tegen hem. Het is misschien aan te bevelen, indien u in dit opzicht wat overdrijft. Vertelt u hem zoo mogelyk iets van schulden. Als u geen schulden hebt, en een eerlykheids-fanaticus bent, dan zal ik u graag wat leenen, opdat u naar waarheid kunt zeggen dat u schuld hebt." Hy keek Thiel vragend aan. Deze maakte echter een afwerend gebaar. „Dank u wel, ik ben voorloopig voorzien!" „Des te beter!" vervolgde Närz. „Indien u hem uw netelige positie zoo naturalistisch mogelijk afschildert, zult u hem wel däär krygen, waar u hem hebben wilt. U hoeft niet bang te zyn, dat ik van u zal vergen op het medelijden van professor Gussmann te speculeeren. In de eerste plaats ligt my zooiets niet, en in de tweede
plaats vang ik liever niet met iets aan, waar ik toch geen resultaat van verwacht. U zult Gussmann slechts moeten doen gelooven, dat u financieel van hem afhankelyk bent. Dan zal hy u een voorstel doen, waarop u moet ingaan. U hoeft my heolemaal niet zoo verbaasd aan te kyken. Het is niet zoo moeilyk vooruit te zien, wat iemands tegenspeler zal doen, wanneer men zich vooraf een juiste voorstelling van zyn karakter heeft gemaakt. Ik ken onzen vriend Gussmann reeds zóó goed, dat ik vooruit kan zeggen, dat hy alles in het werk zal stellen onze vereerde bondgenoote, juffrouw Oswald, te Veroveren. De gemakkelykste manier zou natuurlyk zyn, om te beginnen met haar aanstaanden verloofde over te plaatsen naar het ~filiaal_der Alpha-Werke in het Rheinland. Voor ons is het uiterst belangryk,-dat hij dezen weg niét inslaat. Wanneer hy u dit zou voorstellen, verzoek ik u dringend, er niet op in te gaan, doch het af te slaan. Gussmann heeft namelyk op het oogenblik nog een andere betrekking buiten Berlyn te vergeven. En ik weet, dat hy daarvoor tot nu toe nog geen geschikte persoon gevonden heeft. Voordat ik u van deze vacante betrekking iets naders vertel, zou ik u echter graag iets willen vragen. Hoe staat u tegenover werkspionnage?" ""-Thiel dacht niet lanjpva. „In de meeste-gevallen gaat het daarbij om je reinste schurkery; er zftn echter gevallen denkbaar, waarbij de dader door ideëele motieven wTordt geleid. Maar in ieder geval: voor my is iets dergelyks niet geschikt!" „Dat had ik wel gedacht! De betrekking, die professor Gussmann te vergeven heeft, is die van werkspion by de firma Arnd." „Dus is zy niets voor ray." „Kent u deze firma?" „Ja." „Zoudt u lust hebben, by Arnd te werk'en?" „Dat wel. Ik heb zeer veel goeds over deze firma gehoord. De scheikundigen werken daar zeer zelfstandig en mogen ook zonder op hun vingers te worden getikt, wetenschappelyke arbeid verrichten. Dat is ook de reden, dat de firma Arnd zooveel succes heeft." „Mooi. Ik kan u by deze firma een betrekking bezorgen." „Ik dacht dat u er my als werkspion heen wilde zenden?" ; „Ik niet. U verwisselt mü met Gussmann. U hoeft slechts voor den schyn op diens plannen in te gaan, dan krygt u een goede betrekking by Arnd. Indien u dan Gussmanns opdracht niet uitvoert, en eerlyk voor Arnd wilt werken, is deze kwestie verder in orde." „Indien Gussman merkt, dat ik niet voor hèm werk, zal hy ray natuurlijk laten ontslaan...." „Ontslaan? By wien?" „By Arnd natuurlyk." „Dat zal weinig succes hebben. Ik heb goede relaties met Arnd, en men zal daar spoedig genoeg over uw rol zyn ingelicht." HOOFDSTUK ZES. „Bent u van de afdeeling werkspionnage van Arnd?" „Niet direct. Maar ik heb de firma Arnd vaak goede diensten bewezen, en ik geloof, dat ik dit in de toekomst ook nog zal kunnen doen." „Juist. Maar één ding begryp ik toch nog niet. Hoe zal Gussmann het klaarspelen, my by Arnd onder te brengen?" „Dat is niet moeilyk. De betrekking is vry; voor goede getuigen zal Gussmann zorgen; de rest moet de chef van de personeel-afdeeling by Arnd doen. Daarvoor wordt hij door Gusstnann betaald." „Werkt de chef van de personeel-afdeeling van Arnd dan voor Gussmann?" vroeg Thiel ongeloovig. „Zeker," bevestigde Närz. „Iets dergelijks schynt meer voor te komen. Persoonlijk mag ik wel zeggen: gelukkig!,, „Hoe bedoelt u dat?" „Wel, de personeelchef van de AlphaWerke werkt „toevallig" met my samen ten behoeve van Arnd. Daardoor komt het toch, dat ik alles weet. En als ik niét alles wist, zou er wellicht van mijn heele plan niets terecht kunnen komen. Ik zou het dan niet eens hebben kunnen maken! Gussmann zal zich naar alle waarschynlykheid uw staat van dienst laten toonen, voordat hy morgen met u spreekt. En dan moet zijn personeel-chef er voor zorgen, dat die staat van dienst van u niét té vinden is. Hierdoor zal er zeer waarschijnlijk een klein schandaal op de personeel-afdeeling van de Alpha-Werke ontstaan. Maar dat kan den chef tamelyk onverschillig laten. Zelfs wanneer hy zijn ontslag mocht krygen, hoeft hy zich nóg geen zorgen te maken; er is dan voor hem gezorgd, want er komt namelyk zeer spoedig by Arnd een DE VHIEND VAN DEN VRIJGEZEL (Foto eigen archief)
betrekking vrij, die als het ware Aan den voorkant wil. aan den voor hem geknipt is!" acbltrkanl „Dat is weer iets, waar ik niets van begryp," viel Thiel hem in de AANGETAST DOOR rede. „Indien u zeker weet, dat de TANDSTEEN chef bij Arnd voor Gussmann werkt, (Wal dt UndsjMtjel Ie litn (af) waarom laat u hem dan niet ontslaan?" „Dat komt wel. U moet niet zoo ongeduldig zijn. Hy zal gauw genoeg zyn ontslag krijgen. Maar vóór dien tyd moet hy, zonder dat hij dit zelf weet, nog iets voor mi) opknappen. Hy moet er voor zorgen, dat u bij Arnd wordt aangesteld!" „Nu zou ik toch echter wel eens 'graag willen weten, welke voordeelen u allemaal van die geschiedenis hebt? Ik hoop, dat ik u niet beleedig, indien ik aanneem, dat de drang om my te helpen, niet uw eenige motief is?" „U beleedigt mij heelemaal niet! Ik zal u bovendien zeggen, welke voordeelen ik heb. Ik zal namelijk van u te hooren krygen, welke opHij weet niet, dat zijn tanden aan de achterzijde door dracht Gussmann aan u geeft." tandsteen zijn aangetast. Bij vele menschen zijn de • „Wilt u dat dan gebruiken voor tanden aan de voorzijde schitterend wit, terwijl de uw tegen-spionnage?" achterzijde in ernstige mate tandsteenvorming ver. „Misschien ook daarvoor. In de CENT PER TUBE toont. Tandsteen is veel gevaarlijker dan men ge- ! eerste plaats echter voor een privéVOLDOENDE VOOR 60 X POETSEN woon lijk denkt. Langzaam maar zeker wordt een / aangelegenheid. Wanneer deze zaak harde laag tandsteen op den tandhals gevormd, ƒ tot een einde is gebracht, zal ik er wat ten slotte kan leiden tot het verlies van u wel een en ander van vertellen." Alleen Solidox heeft de eigende tanden. Verzorg daarom Uw tanden met „Beteekent dat, dat u er mij thans schap, Uu) tanden wil Ie Solidox, het nieuwe Nederlandsche tandpasta, niets over wilt vertellen?" houden en ze tevens Ie be„Juist! Goed geraden! Alles wat u dat het heilzame preparaat Sulforicinoleaat schermen legen tandsteen moet weten, heb ik u nu verteld. Ik bevat en hierdoor de vorming van tandsteen door hel bijzondere prepaben er van overtuigd, dat uw ondertegengaat. Tallooze wetenschappelijke proe. raat Sulforicinoteaal (Nederhoud met Gussmann reeds morgenven in de Solidoxdaboratoria hebben aan» tandsch Octrooi No 19178). ochtend zal plaats vinden...." Hij getoond, dat Solidox inderdaad tandsteen keek op zyn horloge. „Of beter gevoorkomt en verwijdert. Vele tandheel« zegd: vanmorgen, want het is reeds kundigen van naam hebben hierover inte> over twaalven! Tot dat Gussmann ressante studies geschreven. u laat roepen, kunt u alles bij uzelf overleggen. Maar ik twijfel er niet Begin nog heden Uw tanden te verzorgen aan, of u zult op myn voorstel inmet Solidox. Gebruik Solidox.tandpasta gaan. U hebt geen ander wapen 's morgens en 'savonds en ga tweemaal per jaar naar tegen uw chef. U moet den indruk Uw tandarts; dan is Uw tandverzorging volmaakt wekken, alsof u beslist geld noodig hebt; dan zal Gussman meenen, dat u een willig werktuig in zyn handen bent. In werkelijkheid echter zal hy, als alles goed gaat, geheel in onze „Ik stel er heelemaal geen prys op, dat er getuigen bij zullen macht zyn, en dan zullen we niet nalaten uw rechtmatige eischen zyn, als ik juffrouw Oswald ontmoet." tegen de Alpha-Werke met alle middelen door te zetten!" „Dan zou ik u willen voorstellen, dat u nu spoedig met juffrouw „Ik heb dus tot morgenochtend bedenktijd?" stelde Thiel vast. Oswald verdwijnt. Hier zult u niet zonder getuigen zijn, daar ik „Als u echter zegt, dat u mij alles hebt verteld, wat ik weten moet, nog niet van plan ben om weg te gaan. Vergeet Vooral niet, dat u dan vergist u zich toch. Ik heb nog niet van u vernomen, wanneer naar alle waarschijnlijkheid morgen bespionneerd zult voorden. ik juffrouw Oswald weer zal ontmoeten." Probeer niet, u met mij in verbinding te stellen. Dat u de gelegenNärz lachte. „Ik meng mij principieel niet in de privé-aangeleheid zult krijgen om my den uitslag van uw onderhoud met genheden van mijn medewerkers. Ik denk, dat u met genoegen de professor Gussmann mede te deelen, daar zal ik voor zorgen." taak, om juffrouw Oswald naar huis te brengen, van mij zult overLotte, die het gesprek tusschen de beide beeren had gevolgd nemen, en dan kunt u het haar onderweg zelf vragen. Indien u zonder er zich in te mengen, stond nu op. „U hebt gelijk," zei ze elkaar, vóórdat u uw nieuwe betrekking aanvaardt, nog spreken tegen Närz, „het is thans meer dan tijd om naar huis te gaan. Kan wilt, dan verzoek ik u dringend dit zonder getuigen te willen ik uw auto nemen?" doen. U moet er op rekenen, dat Gussmann uw gangen morgen 'Wordt vervolgd). /al laten nagaan."
Hij lacht onbezorgd
©
hu*
SOLIDOX iéqentanasteen
WYBERT
Zonder het van elkaar te toeten, hebben twee vriendinnen op dezelfde betrekking gesolliciteerd ...
Annie was erg schor, toen ze zich kwam aanmelden. Ze dorst bijna niets te zeggen. De personeelchef maakte het kort...
Kitty kreeg het baantje. Ze maakte een uitstekenden indruk. U hebt een goede heldere stem en op die dingen wordt gelet!
„Ans, je moet heusch uat aan je stem doen. Je zult zien, dat heeft een groote invloed. Doe net als ik en neem eiken dag Wybert-tabletten tegen hoest en heeschheid.
«nre»jKMisB«««ntaEHafcÉBEh ailBli Uil I i 1!
■
" .
II ■I ■I '. V '■■■
Rtdacti« «n Adm. NoontoiiMI* «, L«ld«n<
.-H t^tmr'-
■
.
GIMEMA& THEATER
la ^i»«^
»r41M0
:
Vp-l- 1 FEBR. 1941
^PT» iV
V, V f-
lr,f,
«ar» •
i l^fl 115^
« '^ i*-.-
■
'i''
• i .:/-
1
■'*
^ - 'M
'
^^
m * :■
^
"'^iè
-C ■&:■{
S
\
•«';'
1
ö
IN GEPEINS VERZONKEN MHHHBM
AFBEELDIfl IN KLEUR MULTICOH PICTURE