n doekjes f
I
I
fARiÉTÈ BH
„Drledolzcnd heb Ik voor dat dJng betaald en Je speelt alleen maar In het midden !"
■I
(Teekening W. de Mooy)
U BENT NIET DE EENIGE, die ,.Cinema en Theater" zoo'n aardig blad vindt! Wilt U er daarom van verzekerd zijn, dat U het blad elke week ontvangt,
NEEMT DAN EEN ABONNEMENT! Vult de bon in, die op de vorige bladzijde onderaan staat afgedrukt! vt^m^nV11 nt.h^"1' ^"'f Thljssen Voorburg; verantwoordelijk voor de advertenties R. M. A. Ausems, Amsterdam. Uitgeefster N.V. Ned. Uitgeverij „Opbouw , AmsterdHm-Z. Druk van drukkerij Elsevieï, Amsterdam. Verschijnt 1 X per week. Abonnement voor Nederland ƒ 6.50 per jaar; losse nummers / 0.15. Volledige gegevens op blz. 23. P. 1083/4. CINEMA & THEATER — zsste Jaargang — No. n — 23 A fril 1943
.,: IM
.;►.;
,
. ...
. _,:^
_„,__
± '■ f
''.
pag. 12 en 13)
■
■
mgm^fmiiiF^m^m^^^^1
«™w^w**ws^^
••!»n''!rarw"WFrT^R'W>«S^
TREESJE/RIJDAG Nee, Treesje Vrijdag, staat niet, zooals U wellicht zoudt vermoeden, in eenige familierelatie tot het trouwe factotum van Robinson Crusoë, maar zij behoort tot de bewoonstertjes van een groot weeshuis, waar zij — ze is één der oudsten — de verpleegster op de ziekenzaal mag helpen. Het achttienjarige Treesje vindt het oppassen en verzorgen van zieken een erg mooi werk en daarom wil zij verpleegster worden. Of dat werkelijk haar roeping is, moet ernstig worden betwijfeld, want in Treesje's aderen vloeit artistenbloed, dat zij erfde van haar vader, die leider van een klein rondreizend tooneelgezelschap was. Treesje kan uitstekend voordragen en tooneelspelen, en geniet om deze gave de algemeene bewondering van haar medebewoonstertjes in het weeshuis, voor wie zij soms in het geheim de „Romeo en Julia", die zij uit het hoofd kent, voordraagt. De oude dokter, die eenmaal in de veertien dagen de inrichting bezoekt, of, wanneer dat noodig is, vaker de ziekenzaal betreedt, legt zijn functie plotseling neer. Hij wordt opgevolgd door Dr. Vignali, de andere hoofdpersoon in het verhaal. Deze Dr. Vignali is een jeugdige medicus met meer schulden dan inkomsten en meer vrienden dan patiënten. „Kinderarts" staat er op het deftige bordje aan zijn huisdeur, doch zijn belangrijkste verrichting bestaat tot nog toe uit het behandelen
van een hardnekkig geval van netelroos. Verder doodt hij zijn tijd in het twijfelachtige, doch in elk geval artistieke gezelschap van zijn vriendin Loletta, die lastig èn prima-donna bij een balletgroep is. Deze toestand is niet in overeenstemming met de gedachten, welke papa Vignali zich over de medische carrière van zijn zoon gevormd heeft, en daarom stelt hij hem op een goeden dag een ultimatum: óf hij moet assistent worden van een kennis van hem, die professor is, óf hij wordt behandelend geneesheer in een weeshuis. De jonge dokter kiest het laatste en vervoegt zich, gewapend met een introductiebrief van zijn vader, bij de directrice, die hem in haar voortvarendheid maar meteen laat beginnen. Ietwat verbluft over zulk een vlotten gang van zaken komt hij, geflankeerd door een aantal fraaie onderwijzeressen-types, in de ziekenzaal terecht en maakt daar kennis met Treesje Vrijdag. Deze ontmoeting maakt grooten indruk op het romantische achttienjarige meisje, dat hals-over-kop verliefd op den jeugdigen, knappen dokter wordt en daarmede is de tamelijk eenvoudige en niet bij ster origineèle intrigue in deze Italiaansche rolprent geschapen. Dr. Vignali en Treesje Vrijdag beleven in het verloop van de film eerst nog allerlei avonturen, voor het lot hen tenslotte vereenigt. Vignali verlooft zich bijvoorbeeld door
Links boven: Adriana Benetti als Treesje Vrijdag. — Daaronder: Treesje als Julia in een van haar géimfroviseerde voorstellingen of den zolder van het weeshuis. ■—■ Links: Dr. Vignali ontdekt contrabande in het bed van een netelroos-fatiënte. — Hierboven: De nieuwe huisknecht begrijpt er niets van.
CINEMA
. ...^. -
. ^Éa&É&aaaaas... . >.
t^,.,.
_._
& T/L/-A TEX — (nr. 18)
- -
^.
.,^.^-8-' -■-''■■■■'
2
>iM».ati
een misverstand eerst nog even met de aangebedene van zijn vriend en collega, een half-gare jongedame met poëtische neigingen, die bovendien nog de dochter van een schatrijken matrassenfabrikant is, Vignali's voornaamsten schuldeischer. Treesje wordt intusschen het slachtoffer van een gemeene streek van een van de andere weesmeisjes, hetgeen tot gevolg heeft, dat zij voor straf een maand keukendienst krijgt. Dan is er nog een huisknecht, die eerst stalmeester is geweest en die thans uit overwegingen van piëteit door Vignali in dienst moet worden genomen, hoewel zijn financieele toestand zoo'n luxe in het geheel niet toelaat. Enfin, het is alles erg grappig en, alles bij alles, zeer geschikt om een publiek, dat zich wil amuseeren, een paar uur bezig te houden. De humor, die deze Italiaansche film gekruid heeft, kunnen wij, nuchtere Nederlanders, zeker óók waardeeren, want hij is eenvoudig en spontaan. Maar onze gedachtengang heeft af en toe wel wat moeite om de rappe geestessprongen van den zuidelijken scenarioschrijver, te volgen. Er zijn dan ook momenten, dat Nederlandsche ooren duidelijk tangen op varkens hooren slaan. Dat neemt niet weg, dat „Treesje Vrijdag" een alleraardigste film is, goed gespeeld en voorzien van een humor, welke
wij in de laatste jaren in ons land niet dikwijls meer op het witte doek gezien hebben. In sommige opzichten dringt zich de vergelijking op met de uitstekende rolprent „Scampolo" („Overschotje"), eveneens een product uit Cinecittä, dat enkele maanden geleden in Nederland werd uitgebracht. De spelers, die niet behooren tot de hier te lande bekende Italiaansche sterren, doen zich kennen als kundige acteurs en actrices. De fotografie opent geen nieuwe gezichtspunten. Verder doet het ons plezier, dat deze film in de oorspronkelijke taal wordt uitgebracht, zoodat wij dus nu eens een rolprent zien, die voor de volle honderd procent Italiaansch is. L. J. CA PIT
TREESJE VRIJDAG Regie: VITTORIO DE SICA Rolverdeeling: Dr. Vignali Treesje Vrijdag Lily Loletta Antonio Giuseppina Alice Een
A.C.I.-Film,
Rechts boven: Vittorio de Sica als Dr. Vignali. — Daaronder: de poetische dochter van den matrassenfabrikant. — Rechts: Vignali als verloofde tegen wil en dank. — Hierboven: Treesje geeft een voorstelling of de ziekenzaal. (Foto's Sonora)
3
(nr. 18) — CINEMA
éML
ér1 THEATER
Vittorio de Sica Adriana Benetti Eva Irasema Dilian Anna Magnani Virgillo Riento Clara Ateri Pepe Zaira La Fratta uitgebracht door „Sonora".
"»■^■w«?r*"»www^^
mm*i*m!mmm^mmmmmm
DE MAN, DIEN NIEMAND KENT Hebt u wel eens gedacht aan de vele „onbekenden van het theater", aan de menschen, die dagelijks hun krachten inspannen om de kunst van het theater in al haar vormen te dienen? Wij bedoelen met die onbekenden niet de naaimloozen, die vooral bij de film, maar toch ook op het tooneel, bij opera of operette, de figuratie verzorgen, het vage gemompel op den achtergrond, de klassieke naderende-voetstappen-uit-de-verte. Neen, wij meenen die menschen, die individueel een belangrijk aandeed hebben in het tot stand komen van een tooneelwerk, een revue of wat men wil, zonder evenwel ooit in het licht der schijn-
werpers te treden. Menschen, die het publiek niet kent, nooit ziet, die slechts bekend zijn bij de ingewijden, bij de menschen van het vak. Om onze eerste vraag door een tweede te preciseeren: hebt u er wel eens aan gedadit, hoe een opvoering zoo „op rolletjes" kan loopen? Bijvoorbeeld: een revue met haar verschillende scènes, haar talrijke changementen, steeds wisselende decors, zetstuliken en technische vondsten. Technisch, juist, daar zijn wij bij het goede woord, want naast de artistieke vraagt elk tooneelwerk, en zeker een revue, een enorme technische voorbereiding. Den man, die alleen technische détails behandelt, die het hoofd biedt aan alle moeilijkheden, noemt men .... tja, noemt men? Laat ons hem maar noemen met den meest gebruikelijken naam: „technisch leider". Men verwarre hem niet met den requisiteur, den tooneelmeester — hoewel zijn werk in vele opzichten met dat van deze menschen overeenkomt ■— hij is verbonden aan een vast gezelschap, hij bereidt vóór . . . , hij maakt alle (of bijna alle) artistieke wenschen tot technische mogelijkheden, waarbij zijn adaptatie wat betreft deze artistieke wenschen bijna onbegrensd sdhijnt. Wij zijn eeni/ge dagen opgetrokken'met zoo'n technischen leider, hebben zijn werk van nabij gadegeslagen en kunnen getuigen, dat 'het geen sinecure is. Jörn Hens, bezig met de voorbereiding van een groote muzikale revue, heeft ons niet gespaard. Nauwelijks heeft hij een
zaak telefonisch geregeld of hij oordeelt 'het toch maar beter zelf eventjes te gaan kijken en op alle tochten dienden wij hem volgens 'ons voorgenomen plan te vergezellen. Wij zoeken den décorvervaardiger op om te zien, hoe het nu met de decors staat („we" hadden zeven of acht decors noodig en het linnen is toch al zoo schaarsch), wij zijn 'hardnekkig op zoek naar een man met voldoende lichtgevende verf voor een groote „lioht en donker"finale, wij speuren naar de voor dezelfde finale gesdnkte kwiklampen. Wij stommelen den technischen voorbereider achterna tot in den nok van het theater, tot op den „lattenzolder", waar wij de katrollen controleeren, de „trekken" bekijken, de spandraden, de bersen, de friezen, de ... . nu ja, alles. En dat laat zich dan alles opteekenen in een paar zinnen, doch ik geef het u in werkelijkheid te doen! Overigens is bet opgesomde maar een klein gedeelte van 'de plichten des technischen leiders. Hij voert nog besprekingen met den artistieken leider over de technische mogelijkheden op het tooneel, dit aan de hand van een maquette. We zitten er over in, hoe de revue „non-stop" 2al blijven en venplaatsen „nummers" naar andere „nummers", we bekijken het effect van de combinatie rood-blaoiw lampen in de 'hersen voor een bepaalde scène, lasschen een „schetsje" proscenium in, zoodat we daarna den tweeden trek kunnen gebruiken en dan .... ja dan? Mnemosyne, schiet me te hulp, ik ben bet vergeten! Slechts een Jörn Hens, een technisch leider, heeft dat alles in zijn hoofd! Als straks tijdens de première de eerste maten van de ouverture weerklinken, is het werk van den technischen leider afgedaan, hij treedt niet voor bet voetlicht om zijn rechtmatig deel van het applaus in ontvangst te nemen, hij blijft er nog maar zoo'n beetje bij „voor alle zekerheid". Hij is nu eenmaal de man, dien niemand kent! COR DOKTER
Linksboven: In de requisietenkamer zoekt de technische leider naar tooneelattributen. Links: Geheel boven in hel theater gehouvo is de plaats, icaar vandaan de decors dalen en rijzen: op den „lattenzolder"! — Rechts: Een maquette, waardoor een indruk van het „aangekleede" tooneel verkregen wordt.
^^_^_
IliP'BIfW^^
Nederlandsche kunstenaars te Parijs De muziRcue clown en zijn familie :
LES SOSMAN
Is Parijs veranderd? Er zijn menschen, die beweren dat Parijs nog altijd het zelfde is gebleven. Ik antwoord hun: inderdaad! Er zijn ook menschen, die zeggen dat Parijs wezenlijk is veranderd de laatste jaren. Ik antwoord ook hun : inderdaad ! Zijn die bevestigende antwoorden op lineair tegengestelde vragen in strijd met de logica van het gezonde menschenverstand ? Maar wellicht bestaat er een manier u toch iets te doen begrijpen van die geheimzinnige metamorphose, waardoor een stad veranderd is en toch zich zelf is gebleven.... Enkele dagen geleden bezocht ik met een logé'tje een administratieven dienst, met de bedoeling de Parijsche verblijfsvergunning van mijn vrouwelijke gast voor enkele weken te verlengen. Toen ik den betrokken ambtenaar — een provinciaal uitziend man met vriendelijke, grijze oogen — het doel van mijn visite uiteen had gezet, begon hij breed-uit te lachen; direct daarop wierp hij een veelzeggende, schuinsche blik op het meisje dat me vergezelde, dat jong was en er aardig uitzag. Voor dezen man bleek Parijs — dat lag duidelijk in dien eenen oogopslag verborgen — een oord van gelukzaligheid, doch ook een oord van vluchtige gelukzaligheid, een oord van uiterlijk vermaak, de stad van de gelukzalige roes. . . . Maar zijn beteekenisvolle lach en zijn steelsche blikken waren ongemotiveerd : zijn Parijs bestaat niet meer. Het is verdwenen gelijk met het badende licht en de benzinestank van de Place Concorde, met de Pernods en de Suzes uit de bars van de Champs-Elysées. Parijs is vandaag geen luxueuse lichtstad meer. In dit opzicht is Parijs dus zeer ingrijpend veranderd. Maar die verandering is niet essentieel. Parijs heeft veel karakteristieks ingeboet, Parijs heeft zelfs geleden, ook moreel, ook geestelijk. Maar wat Parijs van alle andere steden onderscheidt is, dat Parijs eigenlijk geen stad is: zij is een levend wezen. Zooals een tooneelspeler, een clown zich afschminkt na zijn optreden en verandert in een ander mensch maar daarmee toch zijn persoonlijkheid niet verliest, zoo is Parijs veranderd — veranderd en zich zelf gebleven. Menschen die in tegenstelling tot mijn vriendelij ken ambtenaar, door de schmink en zelfs door een masker heen kunnen zien, zullen hun passie voor Parijs dus ook nu niet hebben verloren. Dat is het geval geweest met het meerendeel der kunstenaars, die de atmosfeer van Parijs behoefden om hun werk te verrichten. Onder die kunstenaars uit alle landen van de wereld bevindt zich ook een evenredig percentage Nederlanders: schilders, pianisten, componisten, schrijvers, danseressen, clowns, etc. Met een aantal van hen — niet allen leenen zich of komen in aanmerking voor een bespreking in deze kolommen — heb ik gepraat. Zij hebben me gesproken over hun kunsit, over hun dagelijksch werk, over hun geluk en hun zorgen, over hun verleden en hun toekomst, over Holland en vooral ook over Parijs. In eenige artikelen zullen we u verslag uitbrengen van die gesprekken met Nederlandsche kunstenaars in Parijs. Zie hier mijn eerste ontmoeting; De familie Sosman bestaat uit vier leden : een vader, een moeder, en twee dochters. In de-n Nederlandschen burgerlijken stand staan zij geadministreerd als: Sosman. In Parijs treden ze op als: les Sosman. Die trouw aan het familieboekje komt in variété-kringen te weinig voor,
(Foto's Cor Dokter)
CINEMA & THEATER — (nr. 18)
C; ...
_^
..
. '
• .
^
5
4
—
(nr. 18) — CINEMA & THEATER
om niet eerst afzonderlijk veranderd te worden. Wanneer de familie in Spanje of in Zuid-Amerika werkt, vermeldt het programma „los Siottis"; Vader Sosman zegt me dat dat de Spaansche vertaling is van zijn naam. In Nederland zelf zijn ze in geen jaren geweest. Ik weet dus niet welken naam de affiches van Carré zouden vermelden, als deze familie triomfen op haar bühne zou vieren. Vader Sosman erkent me dat hij Parijs noodig heeft om te kunnen werken: Parijs is 't land waar je wezen moet. Daarbij vergeleken is de rest dood en begraven. Van Parijs kom je overal waar je maar wilt. ,,In 1927 liet een artistenagent me eens roepen. Ik kwam en hij vroeg me of ik den volgenden dag voor vier maanden naar Zuid-Amerika vertrekken kon. Ik zeg: ja. Hij vroeg of ik Spaansch kende en ik antwoordde weer ja. In werkelijkheid wist ik er net zooveel van als van de taal der Zoeloes. En daarvan weet ik maar een bedroefd klein beetje. Den volgenden dag stapte ik met mijn neef, met wien ik een nummer had, op de boot. Laat ik eerlijk zijn: met m'n neef wilde ik een nummer maken — we hadden toen nog nooit naast elkaar op de planken gestaan. Op de boot hard repeteeren. In Buenos-Aires liep 't zoo'n beetje. Maar toen we voor 't eerst daar op de bühne stonden, was ik het eenige woord Spaansch vergeten dat ik op de boot had opgedaan. Dat woord was: Ariba, wat „naar boven" beteekent. Ik had dat woord noodig voor m'n maat. Ik stond dien eersten avond te zoeken en kon het niet vinden. Ik werd zenuwachtig en er ontviel me een krachtterm, een Fransche, een heel bekende ook. Dat krachtwoord, 't was werkelijk een kernachtige uitdrukking, heeft toen ons ZuidAmerikaansch succes gevestigd. Ik weet niet of de menschen genoeg Fransch verstonden om de portee heelemaal te snappen, maar de kranten stonden de volgen. de dagen vol over ons succes. We zijn er toen, in plaats van vier maanden, zeven jaar gebleven." „Les Sosman" zag ik voor de eerste maal in het Parijsche „Casino de Paris" als begeleidingsnummer van Maurice Chevalier. Toen ik een jaar later in het zelfde theater Mistinguett's goed-geconserveerde beenen aanschouwde, was Sosman nog van het vorige jaar gehandhaafd. Als eenige van dat programma. Dat lag niet alleen aan de kwaliteit van het nummer, dat van bijzonder goede allure was, maar bovendien aan het feit dat de familie Sosman van aanpakken weet; ze zitten nooit bij de pakken neer, en ze zijn niet te verlegen om een ziek geworden collega Moeder, vader en dochter Sosman. (Foto Archief)
op staanden voet te vervangen. Zoo vestigt men in de moeilijke wereld van het zoogenaamde lichte amusement een reputatie bij de collega's en bij de directies. Mevrouw Sosman, die haar artistenloopbaan op de pianokruk van „Cinema de Munt" in Amsterdam is begonnen, vertelt me dan: „Een jaar of wat geleden zei de Directeur van het Cirque d'Hiver me: „Madame, ik zoek een nummer. Wilt u?" Ik wilde wel, maar had geen nummer. Toch hebben we geaccepteerd. Dat werd het debuut van les Sosman in zijn tegenwoordige gedaante. Mijn man is clown, ik speel piano en mijn jongste dochtertje speelt saxofoon en is tap-danseres. Mijn andere dochter heeft een heel aardig stemmetje, mag ik wel zeggen." Ik heb dat stemmetje in het Casino gehoord. Het is aardig, een goed maar ongeschoold natuurgeluid. De muziek zit alle leden van de familie trouwens in het bloed. Het blijkt uit hun nummer, dat uitstekend is ingespeeld, door allen heel goed wordt uitgevoerd en aldus een resultaat van collectieven familie-arbeid is geworden, waarnaar men met intens genoegen kijkt en luistert. Ik heb elders al eens eerder gezegd dat ik respect voor deze familie heb. Ik herhaal die bewering tot besluit. Het zijn menschen die weten wat werken is, en zich volledig inspannen om het publiek volledig te ontspannen. Parijs, April 1943SERGE BILONE.
WOLFGANG LIEBENEINER PRODUCTIECHEF DER UFA. De bekende acteur en regisseur Wolfgang Liebeneiner is door minister Goebbels tot productiechef der Ufa benoemd. Zijn plaatsvervanger is dr. Heinrich Jonen, de huidige productieleider. Otto Heinz Jahn is met de artistieke leiding van de Berlin-Film belast. ITALIAANSCHE FILM NAAR TOLSTOI'S „OPSTANDING". De beroemde roman van Tolstoi „Opstanding" wordt op het oogenblik in Italië verfilmd onder regie van Flavio Calzavara. Doris Duranti vervult de hoofdrol.
,
_ .-
,,—v^^^
^
JAN KLAASSEN. DE EEUWIGE HELD.' „Zoo, ïöO, dat is Jan Klaassens v/oori, Katrijntje heb ik heel verstoort."
als geen andere poppenheld een plaats in het hart van het volk heeft ingenomen. Volkskunst is het marionettentheater in ons Ongetwijfeld is hij een figuur in het artistieke land nooit geworden en ook van het Jan Klaasleven van ons land, Jan Klaassen; dit is een feit, sen-spel mag men dat niet zeggen, want zelfs omdat zonder meer te aanvaarden valt. Toch wordt streeks de wisseling van de 17e en 18e eeuw, er slechts zoo zelden over hem en het Jan Klaastoen Jan Klaassen een ongekende populariteit gesen-spel geschreven in de periodieken, die zich op noot, was dat niet het geval. Marionet, het woord kunstgebied bewegen en ook dat is zonder meer is afgeleid van Mariola, waarmee de beeldjes van begrijpelijk. Het marionettentheater, het poppenMaria, de Heilige Maagd, werden aangeduid; spel is in ons land (een bepaalde periode uitmarionetten ook noemden de kleine meisjes hun gezonderd) nooit zoo populair geweest als dat in poppen, waarmee zij moedertje speelden. Vooral andere landen wel het geval was (b.v. in Italië), in Frankrijk werd deze naam gewoon voor de al zijn er den laatsten tijd enkele vage teekenen. poppen uit het poppenspel en als zoodanig kendie op eenige verlevendiging schijnen te wijzen. nen ook wij hem, al denken wij daarbij in 't alJan Klaassen is van de populaire volksfiguur gemeen het eerst aan de poppen, die door touwuit vroeger dagen, en dat is al lang geleden, getjes en draadjes bewogen kunnen worden. Er zijn worden tot den held der kinderen, minder „moevenwel drie soorten marionetten, te weten dus dern" misschien dan Tom Poes, Bolletje Bink de „eigenlijke" marionetten, dan de z.g. handc.s., maar in al zijn zotternij en ondegelijkheid poppen (de „pupazzi") en verder de schaduwwel zoo degelijk en onverwoestbaar: hij heeft beelden, die ook een geheel eigen geschiedenis waarschijnlijk het eeuwige leven! Toch kan hij hebben. Van deze drie verkregen in ons land ook voor hen, die den kinderschoenen ontwassen voornamelijk de handpoppen burgerrecht en dan zijn, een held blijven — „held" dan niet oogenin 't bijzonder het Jan Klaassen-spel. blikkelijk in den letterlijken zin van het woord — Jan Klaassen, zijn afkomst, zijn geschiedenis mits zij maar het zuivere gevoel hebben, dat die kunnen in een tijdschriftartikel slechts zeer fraggeheel aparte kunst van het poppenspel vraagt. mentarisch behandeld worden. In de oude RoMet dat „zuivere gevoel" en die „aparte kunst" meinsche, de „atellaansche" tooneelspelen — zoo komen we op gevaarlijk terrein, want bijna geen genoemd naar de stad waar zij vertoond weronderwerp geeft zoo'n gereede aanleiding tot den — waren de „Maccus" en de „Bucco" de „getheoretiseer in de ruimte", zooals men dat voornaamste kluchtfiguren: Maccus, de onbepopulair uit te drukken pleegt, dan juist de schaamde, wilde, levendige en gevatte, Buccos, de wereld der marionetten. Hoe het er echter thans opsnijder, zelfingenomene en lafhartige. Van met de kunst van het poppenspel in ons land dezen Maccus stamt onze Jan Klaassen via Pulvoorstaat, daarop hopen wij in een volgend artikel cinella uit de comedia dell'arte ongetwijfeld in terug te komen, als wij het zuivere marionettenrechte lijn af. Pulcinella, die tusschen Pantalon, theater en de daaraan verwante kunsten behandeDottore, Capitano, Arlequine, Ballerina, Colomlen. Bepalen wij ons thans als inleiding slechts bine en vele andere zeker bij uitstek de gunsteling tot Jan Klaassen, de volksfiguur, die inderdaad des volks was, werd omstreeks het begin van de
Linksboven: Jan Klaassen, van oudsher de populaire marionet in het poppenspel van ons land, die meer dan ecnige andere figuur uit het traditioneele marionettentheater de gunsteling van het volk werd. — Daaronder: Vóór de poppenkast (opgevoerd wordt „La comédie du chat") en (rechtsonder) . . . achter de poppenkast. — Links: Zoo als honderden jaren geleden, zoo beheerscht Jan Klaassen ook thans nog de poppenkast. De bekende poppenkast op den Dam te Amsterdam is ongetwijfeld het meest levend gebleven element in het ISederlandsche poppenspel. (Foto's Cor Dokter)
17e eeuw van het comedia dell'arte-tooneel verdreven en kwam terecht in het poppenspel. Pulcinella werd een internationale figuur en het is niet verwonderlijk, dat deze volksvriend in de verschillende landen den naam kreeg van het lievelingsgerecht juist van dat volk: Maccheroni in Italië, Jack Pudding (later Punch) in Engeland, Jean Potage in Frankrijk, Hanswurst (later Kasperl) in Duitschland en Hans Pekelharing (later Jan Klaassen) in Nederland. Waarom Jan Klaassen ? Slaat die naam op den een of anderen historischen persoon? Bilderdijk verklaart dat de naam is ontstaan uit Jan Klots, dat beteekent Jan Klomp, vanwege Jan's groote klompen of klotsen. Meer aanvaard — doch evenveel betwijfeld en bestreden — wordt een verklaring van Van Lennep, die zegt, dat Jan Klaassen een trompetter was in de lijfwacht van Prins Willem II en dat genoemde Jan, na ontslagen te zijn wegens de verandering van de garde van den Prins in die van de Staten van Holland, een poppenkast ging vertoonen. Zoo populair zou de hoofdpersoon uit zijn vertooningen geworden zijn, dat men deze op den duur naar hem zelf ging noemen, te weten Jan Klaassen! Een andere opheldering van den historischen Jan Klaassen is de volgende. In de archieven van de Nieuwe Kerk te Amsterdam werden notulen gevonden van de kerkeraadsvergaderingen, waarin eenige malen sprake is van eenen Jan Claessen en eene Catrijn Pieterse. Zoo lezen wij van een vergadering op 21 Januari 1706: „Catrijn Pieterse, haer in dronckenschap verloopende, ende in separate huishoudinghe leevende, sal ontboden worden: woont op Baengraft in de Anne Joostenganck." „Jan Claessen op Franse Pad in de Moddermansgang over separate huishoudinghe sal ontboden worden." Dronkenschap en huwelijksmoeilijkheden, inderdaad twee der meest gezochte onderwerpen van de volkspoppenkast I Ten slotte wordt de mogelijkheid ook verondersteld, dat de naam Jan Klaasz1) overgenomen werd uit het blijspel van Thomas Asselijn, waarvan de opvoering (het eerst in 1682) gedurende eenigen tijd verboden werd. Hoe dan ook. Jan Klaassen is een figuur met historie en als levend element in het Nederlandsche poppenspel mogen we zeker de poppenkast op den Dam te Amsterdam niet vergeten. Langer dan een eeuw geleden reeds kwamen uit Italië de Cabalzi in ons land, steltenloopers, straatmuzikanten en poppenkastvertooners op onze vaderlandsche kermissen, terwijl zij „vaste bespelers" waren op den ouden Vijgendam. De Cabalzi verhollandschten later hun naam in Kabalt en de bekende poppenkastvertooner op den Dam, van Hemert, is een zoon van een der dochters van den ouden Cabalzi. Inmiddels heeft ook van Hemen door den last der jaren het poppenspel opgegeven en de familietraditie wordt thans voortgezet door zijn neef, Valk. In dit verband moeten wij nog vermelden, dat kleinzoons van Kabalt ook noj; in de laatste jaren verbonden waren aan den bekenden „Poesjenellenkelder" te Antwerpen. Jan Klaassen. de Hollandsche „gui^nol" bij uitnemendheid, de eeuwige held van het poppenspel! COR DOKTER
1) Jan Klaasz — Jan Klaas-zoon, welke aanduiding tot den familienaam Klaaszen werd, zooals Jangz tol Jansen, Harmsz tot Harmsen enzoovoorts. Bedoeld blijspel van Assjlijn heet „Jan Klaasz of De gewaande dienstmaagd" en werd onlangs opnieuw ten tooneele gebracht door het Amsterdamsche Gemeentelijke Theater (Zie „C. & Th." no. 38 1942). — Red. CINEMA & THEATER — (nr. 18)
6 7
. ... '-v
>'-
'
..
(nr. 18) — CINEMA & THEATER
.
._
DE EENZAME ZAKENMAN Een koit verhaal door FRANS DE BONT Bij alle variété-premières in mijn woonstad, die ik als verslaggever bezocht, werd er altijd een plaatsje voor me gereserveerd op de eerste rij: een vriendelijkheid je van de directie en een zaaljuffrouw in combinatie. In het begin, toen ik nog een jongmaatje bij de krant was, vervulde mij dat met trots. Uit waardeering waren mijn aaabevdingen misschien toen ook wat warmer dan gewoonlijk. Later, na eenige jaren practijk, ging ik echter nuchter uit zitten rekenen, dat een welwillend verslag de directie wellicht 2500 gulden in de inkomsten scheelden. ledere man, op de grens van vervagend idealisme en opdoemend realisme, kent dat gevoel. Ik begon mijn krantènloopbaan met visioenen van groote branden, belangrijke interviews en sensatie-moorden, die ik als „primeur" binnenbracht. Inplaats daarvan kreeg ik schoorsteenbrandjes, een praatje met den voorzitter-secretaris-penningmeester van „Eén, twee, drie, klaveraas" en „zwijntjesjagers", van wier activiteit de dienstdoende inspecteur me dagelijks op het politie-bureau op de hoogte hield. Daarna kwam op geregelde tijden een
ontevredenheid met mijn bestaan mij besluipen. Ik achtte mijzelf tot grootere dingen in staat, mits mij de kans maar geboden werd. Daar ik begrepen had, dat de journalistiek tot alles voert, behalve tot rijkdom, richtten mijn gedachten zich onwillekeurig op het zakenleven, waar de prijzen voor de winnaars zoo veel grooter zijn. En daarna begon ik dikwijls (ik had er nog juist den goeden leeftijd voor!) te peinzen over de mogelijkheid, dat een of ander groot man plotseling mijn unieke gaven ontdekte en mij op stel en sprong tot opvolger in zijn handelsonderneming en eenig erfgenaam zou benoemen. In zoo'n gemoedstoestand stapte ik op zekeren Vrijdagavond het theater van mijn provinciestad binnen ter aanschouwing en beoordeeling van een „Wereldstad"-variété-programma. Mijn plaats was, als gewoonlijk, eerste rij, midden. Naast mij zat een oude heer met een wit puntbaardje. Op mijn beleefden groet: „Goeden avond", reageerde hij met een onverstaanbaar gebrom. Ik nam hem eens tersluiks op en stelde vast, dat hij het type was van een succesrijken bedrijfsleider.
... Naast mij zat een oude heer met een wit puntbaardje. (Teekening Eline v. Eyk'rrn)
^■^^w^p^Wp^^ „Een uitstekende selectie", merkte ik professioneel-critisch op, nadat ik het gratis-programma had ingekeken. De oude baas met zijn gegroefd gelaat keek me zijdelings nieuwsgierig aan. „Afwachten", zei hij gereserveerd. Voorzichtige ouwe kerel! Alle groote mannen zijn voorzichtig, bedacht ik. Het openingsnummer was vrij vervelend : een rolschaatsprestatie van een jongeman, met zwarte geplakte haren, in een fluweelen broek en witzijden blouse. Ik had dezelfde attractie, even goed, dikwijls op straat gezien. Maar dan hadden de jongens peenhaar, een broek met scheuren en een blouse, die wit was geweest, toen ze drie weken tevoren uit de wasch kwam. „Stom vervelend", commentarieerde ik halfluid. Een gegrom van mijn buurman was het antwoord. Zijn spraakzaamheid had hem blijkbaar afgemat. Ik glimlachte voor me heen. Ongetwijfeld een van die sterke, zwijgzame mannen, die de wereld en de vrouwen veroveren. De Jongleuse op de fiets, die daarna kwam, verrichtte wonderen op eenige vierkante meters. Het beviel me uitstekend! Ze was zeer aantrekkelijk, zelfs van dichtbij onder het onbarmhartige licht. „Stukken beter!" siste ik enthousiast. „Gaat wel", gaf de oude in een aanval van welsprekendheid toe. Hij ontdooide! Een gevoel van welbehagen doorstroomde me. Ik nam hem nu eens terdege op. Het krachtige gezicht, de flinke neus. Voor zoo'n man zou ik door het vuur kunnen gaan, indien hij zachte pleisters op de brandwonden legde. Hij maakte een weigestelden indruk. Een Hawaiian trio met sentimenteele liedjes onder zacht, rood licht versterkte mij in mijn droomerijen. „Het leven kan toch wel de moeite waard zijn", lichtte ik hem in. „Valt tegen", ■zei hij meedoogenloos. Ik wist niet of hij het leven óf het trio bedoelde. Misschien beide. Ik knikte begrijpend. Een geslaagde zakenman zonder illusies! Altijd beide beenen op den grond. Geen weekheid, hield ik mezelf voor, en ik staarde flink naar vier plastische acrobaten, die elkaar, na een statig begin, indrukwekkend afrosten. „Mannelijk en fier", zei ik met rauwe stem. „Ze geven 'm van katoen", klonk het instemmend naast me. Katoen? Ik hield hem eigenlijk voor een magnaat uit de ijzerbranche. Hoewel. . . . die katoenkerels konden ook nijdig uit den hoek komen. Dat wist ik uit de financieele rubriek. Twee accordeonnisten „in ■ topvorm" brachten de noodzakelijke ontspanning, die zelfs groote mannen behoeven. Althans de oude heer neuriede zachtjes mee in de schlagerpotpourri. Ik stoorde hem niet, maar klapte nadrukkelijk en langdurig. Waarachtig! De gordijnen spleten weer vaneen en een toegift volgde. Ik rekte me
(Familujoto)
Een jonge Neaerlandsclie actrice keert terug Na een afwezigheid van eenige jaren keert de Nederlandsche film- en tooneelactrice Pan Dana thans naar het vaderlandsche tooneel terug. Velen zullen zich haar ongetwijfeld herinneren o.a. uit de Nederlandsche film: „'t Was i April", waarin zij in de rol van secretaresse veel succes oogstte. Haar spel hield toen een belofte voor de toekomst in. Thans heeft het „Noord-Hollandsche Tooneel" Pan Dana geëngageerd. De intendant Jan C. de Vos heeft een goede keuze gedaan door deze actrice aan zijn gezelschap te verbinden. Wij wachten daarom met belangstelling de première van „Zedelijkheidsvereeniging" af, in welk stuk Pan Dana voor het eerst na haar terugkeer in Nederland zal optreden. Bovendien vernemen wij dat Pan Dana ook onderhandelingen met eenige Duitsche Filmmaatschappijen voert.
eens uit en keek trots. Even 'een kwestie van doorzetten of doorklappen en ik kreeg m'n zin. Persoonlijkheid is alles. Zou hij dat opgemerkt hebben? De handvoltigeurs bekoorden hem minder. Hij haalde omstandig een zakdoek te voorschijn en snoot hard zijn neus, zonder veel aandacht aan het tooneel te schenken. En hoewel ik in normale omstandigheden dol op zoo'n nummer ben, waagde ik het dezen keer niet om het te laten blijken. Per slot van zake: als je succes in je onder-
nemingen wilt hebben, moet je wel' eens huichelen. Toen kwam een als heer gekleed persoon met een vroolijk gezicht en een stralenden glimlach het tooneel op stormen, als was hij maar net op tijd voor zijn optreden gearriveerd. Het bleek echter, dat hij toch niet zoo'n groote haast had, want hij bleef ruim een half uur op het podium. Hij was de beste humorist, dien ik ooit gehoord had. Vooral zijn slotliedje, waarbij ieder werd uitgenoodigd het refrein mee te zingen, sloeg in. Ik zong uit volle borst mee: „Stel orde op je zaken als je oud wordt", onder de goedkeurende blikken van mijn bejaarden groot-industrieel. Ik kreeg bijna tranen in mijn oogen van ontroering en van de stof, die trappelende voeten opwierpen. De zaallichten gingen aan voor de pauze. „Is er in de foyer nog een goede kop koffie te krijgen?", vroeg de ouwe baas, dien ik nu langzamerhand als m'n „ouwe heer" beschouwde. „Rommel!" zei ik gedecideerd. Het was een grove leugen, ik kreeg altijd goede koffie van die aardige buffet juf f rouw, met wie ik op haar vrijen avond wel eens naar een bioscoop ging, om een variété-film te bewonderen. Maar het was nu of nooit. „Leerzaam liedje, dat laatste", begon ik aanmoedigend. „Tja", peinsde hij. Hij zweeg even. „Eigenaardig toeval", zei hij toen. „Ik verkeer in dezelfde moeilijkheid als die man in het liedje. Ik ben oud, ik heb een bloeiende zaak; maar met den jongeman, dien ik voor mijn opvolger bestemd heb, wil het maar niet lukken. Hij wil niet, zooals ik wil!". Hij zweeg weer en zuchtte mistroostig. Dat was geen toevalmeer! Dit was een beschikking der Goden! „Wat u noodig hebt", zei ik vlug, „is een flinke, ontwikkelde, beschaafde jongeman, met voldoende capaciteiten om u te vervangen". Ik haalde diep adem en maakte me gereed voor een gloedvol betoog. Hij hief afwerend z'n hand op. „Och", zei hij, „misschien komt hij nog tot andere gedachten en dan is alles in orde". Ik leunde vertrouwelijk naar hem over. „Wat is de moeilijkheid?" informeerde ik nieuwsgierig. Hij aarzelde en het leek me toe, alsof hij me medelijdend aankeek. Toen fluisterde hij: „Dat eerste nummer, u weet wel, met die rolschaatsen, wat u zoo stom vervelend vond ?" Ik knikte gretig. „Dat is mijn onwillige zoon", zei hij, half fier, half spijtig. Ik knoopte mijn regenjas dicht en zocht onder de fauteuil naar mijn hoed. „Goeden avond", groette ik strak en begroef mijn illusie. Misschien was er toch nog ergens een goede kop koffie te krijgen. . . . CINEMA
MiH^H
'-
& THEATER — .(nr. 18)
"i-'-tiHMFaffti
De cultuurfilm verdient onze belangstelling J
„SALMO, DE FOREL" Van boven naar beneden: Onder denzelfden steen, tcaarachter Salmo op de loer ligt, woont ook de kreeft. Zg doen elkaar geen kwaad. — Heel voorzichtig waagt Salmo zich uit de schuilplaats. — De bergbeek, waarin Salmo huist..— Salmo heeft zich een gade gekozen.
-
"■■'■
■
*
■*'.
IN DE HOOFDROL. De cultuurfilm is van alle leden van de groote filmfamilie wel het meest bescheiden van aard. Zij tracht niet onre belangstelling te wekken door schreeuwende affiches en vooraankondigingen in de pers, die de nieuwsgierigheid prikkelen. Evenmin kan men verwachten, dat een cultuurfilm wekenlang in. een theater zal worden geprolongeerd en dat zij allerwege net onderwerp van het gesprek zal uitmaken. En tóch, ondanks haar weinig luidruchtigen en opdringerigen aard, is de cultuurfilm van alle voortbrengselen der filmkunst lang niet de minst belangrijke/ Door de wonderbaarlijk volmaakte techniek van camera en geluidsprocédé, van belichting en allerlei hulpapparaten, stelt zij ons in staat een blik te werpen in werelden, die anders nimmer voor den geest van den leek toegankelijk zouden zijn. Nieuwe aspecten openen zich binnen onzen gezichtskring, nooit tevoren vermoede gebeurtenissen spelen zich voor onze oogen af. Het is waar, ook wetenschappelijke litteratuur kan ons een inzicht geven in vele der onderwerpen, welke reeds door de cultuurfilm-cineasten intensief ter hand genomen zijn, doch zou een boek ons in zulk een korten tijd wel dermate kunnen boeien en ons zulk een duidelijk inzicht kunnen verschaffen als het celluloidlint? Laat ons bijvoorbeeld eens zien naar het filmpje „Salmo, de forel", dat als een der meest volmaakte specimina van de cultuurfilm in den laatsten tijd geldt. Men moet wel een bijzondere amateur-bioloog zijn om zich na de middelbare school nog te gaan verdiepen iii het doen en laten van de Salmo Fario, zooals de Latijnsche benaming voor deze waterbewoner luidt. Schrijver dezes moet dan ook eerlijk bekennen, dat hij óók alleen maar belangstelling koesterde voor de forel als deze, door allerlei culinaire manipulaties smakelijk toebereid, op tafel verschijnt. Het filmpje „Salmo de forel" is oorzaak, dat men het beest met andere oogen gaat bekijken, hetgeen natuurlijk niets afdoet aan den eetlust, als de forel nog eens in consumeerbaren toestand het pad des toeschouwers kruist. Het is een wonderlijk Vezen in een wonderlijke wereld, waarop de camera ons oog doet vallen. Prachtige opnamen van onder-water-vegetatie maken deel van het filmpje uit en wij werden geboeid door den levenswandel — of liever levenswaard — van den zoetwatertoover, dien het scenario naar zijn wetenschappelijken voornaam „Salmo" gedoopt heeft. Een brokje natuur in een bioscoop. . . . Misschien klinkt het u paradoxaal in de ooren, doch is de natuur niet altijd waard dat wij er ons in verdiepen, zélfs in het jaar 1943? De cultuurfilm zal ons dat gemakkelijk maken en daarom verdient zij de dankbaarheid van ieder, die begrijpt welk een prachtige taak hier voor haar is weggelegd. L. J. CAPIT.
8
JSUlää^Mäk
. .
.
:
Van boven naar beneden: Salmo in zijn 'otsachtige omgeving. — Een „clpse-up" van Salmo. — De forelleneieren liggen veilig tusschen zand en steenen. — Salmo, de schrik van de beek, versmaadt zelfs kleinere soortgenooten niet. (Fato's BavarialSchuhmacher)
Cosmopolitisch en romantisch;
ASS-IA NORRIS Assia Norris is een cosmopolitische vrouw: zij is geboren in Rusland, opgevoed in Frankrijk en zij beschouwt Italië als haar tweede vaderland! Over haar afkomst ligt de sluier der geheimzinnigheid. Men zegt, dat haar vader een graaf en overste van de voormalige keizerlijke garde te Petersburg was. Hoe hij heette weten wij niet. In ieder geval is haar familie na het uitbreken der revolutie gevlucht en met de kleine Anastasia (want zoo heette zij oorspronkelijk) naar Frankrijk getrokken. Daar, en wel hoofdzakelijk in het zonnige Nice werd zij grootgebracht. Daar ook leerde zij een Italiaan kennen, voor wien zij een romantische liefde opvatte. Zij trouwde spoedig met hem, tè spoedig, want •het huwelijk werd een mislukking en na twee jaren was het jonge paar weer gescheiden. Dat was in 1931, in hetzelfde jaar, waarin Assia Norris voor de film werd „ontdekt"; Giuseppe Amato komt de eer van die ontdekking toe. Haar spel was in den beginne nog wat onzeker, doch het bleek terstond dat zij in sterke mate fotogeniek was.
' , '0t.
ASSIA NORRIS (FOTO SONORA) U (nr. 18) — CINEMA &• THEATER
Het hoogtepunt van haar loopbaan als filmster was tot dusverre „Een onvergetelijke nacht", de romance van een twintigjarig meisje in een balnacht anno 1830. Leonardo Cortese en Gi-no Cervi waren hierin haar tegenspelers, Assia Norris de jonge, romantische Annetta. Deze Annetta zail wel haar liefste rol geweest zijn, want zij heeft een voorkeur voor jongemeisjesrollen. Jonge meisjes, die dwepen en verlangen, zich stralend gelukkig of ontroostbaar rampzalig voelen. Die eenzelfde romantische liefde koesteren als eens zijzelf in het Nice van haar meisjestijd. Misschien juist daarom peilt zij de ziel van de „bakvisch" zoo goed en weet zij het jonge meisje te verbeelden in al haar romantische gevoelens.
Rechtsboven: Zulk een schitterend baltoilet droeg Annetta in den „onvergetelijken nacht" van 1830, toen haar romantische liefde ontlook. — Rechtsonder: Een andere opname uit deze glansrol van Assia Norris. Linksonder; De charmante filmster privé, (Foto's Sonora)
VAN VROPf TOT VROUW
BOEKBESPREKING
Theater en dans
DE TOONEELSCHRIJVER.
door FRANS PRIMO In het boekje „Theater en Dans"1) van de „Opbouwserie" wordt door Frans Primo de toestand van het Nederlandsche theater en de Nederlandsche danskunst, zooals die tot voor kort was, beknopt maar duidelijk weergegeven. Dat die toestand niet rooskleurig was wil gelukkig niet zeggen, dat er in het wezen van het Nederlandsche volk niet veel leeft, dat ook op deze twee kunstgebieden hoopvolle verwachtingen voor de toekomst wettigt. De leiding van hen, die, door grooter gaven geplaatst boven het volk, de taak hebben alles wat aan echten kunstzin leeft onder het volk, bewust te doen worden, zuiver te houden, te helpen in de verwerkelijking, ontbrak altijd weer in een tijd, toen het heette: „Kunst is geen regeeringszaak". Het tooneel stond alleen. Tooneelschrijvers, acteurs, zij die toch zoo'n belangrijk aandeel bijdragen in de cultuur van een volk, konden zich, belemmerd door materieele zorgen, niet ongestoord aan hun kunst geven. In de Grieksche staatsinrichting was het de normaalste zaak van de wereld, dat de staat zorgde voor het welzijn der kunstenaars. Maar door den burgerlijken „koopmansgeest", waardoor men het gevaar der cultuurafzakking niet zag, „vercommercialiseerde" ook het tooneel, dat in zijn gezelschappen en bedrijven „winst" tot doel had, die zeker niet identiek was met geestelijk gewin. De overheid interesseerde zich voornamelijk voor de opbrengsten der vermakelijkheidsbelastingen, om maar te zwijgen van steunverleening aan tooneelgezelschappen, theaters, opleiding van acteurs enz. En wät er op het tooneel gebeurde was zeker niet van veel zorg voor de overheid. De „spelen", die het volk voorgezet kreeg, kwamen veelal van vreemden bodem en de keuze daarvan vormde niet het beste van de cultuur dier landen; het winstbejag ging hand in hand met de behoefte aan niet al te verheven „ontspanning". Een volk, ieder volk, heeft leiding noodig: de „aristoi" de besten, hebben hun land te dienen door bewustmaking en stimuleering van wat aanwezig is aan eigen geaarde kunst in ieder volk, en zeker in een oud cultuurvolk als het onze. Naast het tooneel is het nog meer de danskunst, die steun en stimuleering vereischt, en heel, heel voorzichtig ook de volksdans, die zóó diep in het bewustzijn van ons volk is teruggezonken, dat slechts een uiterst subtiele leiding het gevaar van geforceerdheid kan vermijden, en den dans weer een levensechte uiting van waarachtige volkscultuur kan doen zijn. Bovenstaande gedachten geeft Frans Primo in zijn belangrijke brochure weer en hij geeft in het groot de richtlijnen aan, die de overheid bij haar bemoeiingen inzake opleiding der kunstenaars, financieelen steun aan gezelschappen, sociale zorg voor de kunstenaars, toezicht op het peil der op te voeren werken enz. te volgen heeft. De opvattingen, in dit boekje uitgesproken, getuigen van den frisschen, vernieuwenden geest, die allerwegen terrein wint, en ook van den opbouw van onze tooneel- en danskunst werkelijke resultaten doet verwachten. THIJSSEN.
/
DE TRAGEDIE!ENER LIEFDE Een Italia-film onder regie i Guido Brignone
De beroemde tenor Riccardo Bellini leeft voor zijn kunst en voor zijn dochter Claudia, wier moeder jong overleed. Claudia, die niet tegen het onrustige reizen en trekken zou kunnen, staat onder de hoede van haar tante Laetizia. Claudia ontmoet en wordt verliefd op een jongen man, Mario genaamd. Een idylle tusschen de twee jonge menschen vindt een wreed einde door de listen en lagen van een geraffineerde vrouw, die Mario in haar macht houdt. Deze vrouw dreigt Claudia Mario's verleden te onthullen. De jonge man ziet geen anderen uitweg dan de verhouding met het onschuldige meisje te verbreken.
Laetizia en Riccardo zien het geliefde kind langzaam wegkwijnen onder den slag. Op een avond zingt Riccardo de sterfscène uit La Bohème voor de radio. Daar verschijnt Mario in Laetizia's huis, Claudia bezwerende, dat hij nog steeds van haar houdt. Mario en Claudia zijn gelukkig onder de tonen van Puccini's muziek. Laetizia, die weet, dat Claudia zal sterven, heeft Mario er toe over kunnen halen Claudia dit
late geluk nog te schenken. De film is er in de eerste plaats om Beniamino Gigli te laten zingen en daardoor rijst de vraag, wat zij eigenlijk met film te maken heeft. Doch den bewonderaars van den tenor zal dit weinig interesseeren. Laten wij volstaan met de Giglisupporters te verzekeren, dat zij met deze rolprent niet te kort komen, wat bet smeuïge geluid van hun held betreft. En laten wij verder zwijgen! P. BEISHUIZEN.
Boven: Tante (Emma Gramatiea), dochter (Ruth Hellberg) en vader (Benjamino Gigli). — Onder: Mario (Herbert Wilk) in de klauwen van een tlechte sirene (Camilla Horn),
Boven: De liefde van een onschuldig meisje is wreedaardig verstoord en de schok blgkt te veel te zijn (Ruth Hellberg). — Onder: Ruth Hellberg en Benjamino Gigli. (Foto's Italia)
1) Versrlienen in de „Opbouwserie" der Uitgeverij „De Schouw", 's-Oravenhage (welke serie dus niets te maken heeft met de nitgecfstcr van dit blad, de N.V. Ned. Uitgr. „Opbouw" Ie Amsterdam; bestellingen richte men dan ook niet tot laatstgenoemde uitgeverij, noch tot „C. & Th.", maar tot den boekhandel!). — In dezelfde aan het Nederlandsche kultureele leven gewijde serie verschenen: De radio, een helaas minder deskundig geschreven studie van J. de Kloet en Frits Sampimon; J/et goede boek, een cultuur-filosofische beschouwing met het boek als middelpunt, door Henri Bruning; Ambachts- en Nijverheidskunst in het verleden, het heden en de toekomst, door W. J. Mcrckens; De schilderkunst, een opstel van C. H. de Hoer; - Cultuur en Ouisf mining, eep cultuur-filosofische studie over reizen, besteding van vrijen tijd, amusementsleven, heemkunde, arbeidsdienst, door Marius van Lokhorst, Film door J. Tennissen Alle deze deeltjes zijn zeer royaal uitgevoerd en rijk geïllustreerd en behandelen stuk voor stuk het arbeidsgebied der afdeelingen van het Departement voor Volksvoorlichting en Kunsten.
CINEMA <&• THEATER — (nr. 18) 12
TRAGEDIE EENER LIEFDE ^ZZEen ITALIA-film Draaiboek: Georg Zoch. — Architect: Gastone Medin. — Camera: Günther Arko. — Montage: Guiseppe Fatigati. — Muziek: Giovanni Militello. Regie: GUIDO BRIGNONE Personen: Riccardo Bellini . . Beniamino Gigli Zijn dochter Claudia . Ruth Hellberg Zijn zuster Lätizia . Emma Gramatiea Mario Herbert Wilk Renate Camilla Horn
Den laatsten tijd krijgen wij nogal eens tooneelstukken van Nederlandsche schrijvers te zien. Dat is toch eigenlijk prachtig! Het verwonderlijke is, dat je daarbij — of beter gezegd: bij hen — toch méér stilstaat dan wanneer onder den titel van het stuk de naam van een buitenlandsch auteur prijkt. Het is precies als wanneer een'familielid, een vriend of iemand anders in je naaste omgeving iets bijzonders heeft gepresteerd: dan zegt dat je veel méér dan wanneer dezelfde prestatie door een wildvreemde, wiens naam je nooit eerder hebt gehoord, is verricht. Het is net of je er min of meer deel aan hebt, of het meer . tot je doordringt van hoeveel belang of hoe moeilijk de arbeid was. Tot zulke overpeinzingen kwam ik onlangs in den schouwburg, toen ik een tooneelstuk van een Nederlandsch schrijver zag. Begin ik al niet een beetje op mijn wijsgeerige vriendin te gelijken? Het zou juist iets voor haar zijn zulke „overpeinzingen" te hebben. Misschien kwam het, doordat ik in een ietwat miezerige stemming naar dezen tempel der aesthetische vreugde was getogen. Ach, iedereen zal wel eens een keer in een min of meer miezerige stemming zijn. Maar toen het doek eenmaal geheschen was, vergat ik alles, al die vervelende nesterijen die eigenlijk de moeite niet waard zijn en die je toch soms uit je evenwicht kunnen brengen. Ik knapte er heerlijk van op en voelde mij werkelijk dankbaar gestemd jegens de acteurs en... . den schrijver. En in dit gevoel van dankbaarheid begreep ik pas goed, hoe belangrijk werk hij had verricht. Is het niet ongelooflijk knap iets te schrijven, waarmee je enkele honderden menschen gedurende een paar uur boeit en hen alles om zich heen doet vergeten? En zoo'n schrijver zal toch óók zijn vervelende dingen wel hebben, zal óók wel eens miezerig zijn en reden hebben om in den put te zitten. En te bedenken, dat hij zich dan tóch weet te concentreeren op een manuscript, dat anderen vermaakt, zich daarop maandenlang te concentreeren. Want natuurlijk wordt een tooneelstuk maar niet in een vloek en een zucht geschreven. Hoe weinig wordt hij daarvoor eigenlijk gehuldigd ! Nu ja, op den avond van de première zit hij in een der loge's en als na het laatste bedrijf het doek wordt gehaald om het publiek gelegenheid te geven de spelers toe te juichen, trekken de acteurs den schrijver op het tooneel en dan mag hij mee buigen. Maar daarmee is het dan ook afgeloopen. De spelers oogsten eiken avond opnieuw lauweren, ze kunnen een stuk tien, twintig of vijftigmaal opvoeren, telkens weer worden ze toegejuicht. Niet alzoo de schrijver. Een enkele maal komt er, na een snedigf gezegde of na een ontroerende passage, een open doekje, dat kennelijk meer voor .het stuk, dus voor den schrijver, dan voor den sfeler is bestemd, maar over het algemeen blijft de auteur de man op den achtergrond. Heel veel trouwe schouwburgbezoekers en bezoeksters, die op hun duimpje weten wie welke rol in een bepaald stuk spelen, hebben slechts een vaag besef wie het stuk in kwestie heeft geschreven. Daarom wilde ik nu toch eens een enkel woord wijden aan „den tooneelschrijver", den man, die dan toch maar eerst de stukken uitbroedt, vóór de tooneelspelers ze kunnen opvoeren. Het zou wel wat lastig voor hem zijn, als hij bij elke opvoering aanwezig moest zijn om mede de hulde van het publiek in ontvangst te nemen. Maar laten wij, als wij applaudisseeren, toch ook enkele gedachten wijden aan den auteur, aan wien wij toch eigenlijk in de allereerste plaats het gesmaakte genoegen of genot hebben te danken 1 THEATERBEZOEKSTER.
13 (nr. 18) —CINEMA <&• THEATER fV . 'y ^ • '■'O
,
J 1
CIRCUSSEN, PA NTOMIMES EN ABNORMALITEITEN
lie vievenwe, aoorscn^nent ■ verbeendé Man.
EEK MükH ÜIIIIKiE (ERZ)HEIIN Toen ambtenaren van het Rotterdamsche Gemeente-Archief onlangs bezig waren met het scheppen van eenige orde in een groote collectie reclame-drukwerken van de Rotterdamsche vermakelijkheden van het midden der vorige eeuw tot omstreeks IQOO, was het ons vergund een blik te werpen in deze mooie en unieke verzameling, die reeds sedert langen tijd in het bezit van het Archief is, doch waaraan men totnogtoe weinig aandacht heeft geschonken. Vooral omdat zij zoo uitgebreid is en zoo gevarieerd, is de collectie zoo interessant. De onbekende verzamelaar er van moet wel een man zijn geweest, wien het echte verzamelaarsbloed door^de aderen stroomde. Zelfs de kleinste en nietigste strooibiljetten wist hij te bewaren, soms in ettelijke exemplaren. Het komt voorts aan de cultuurhistorische waarde der verzameling ten goede, dat de eigenaar zoo nu en dan de programma's, strooibiljetten en affiches van een datum voorzag. Men krijgt daardoor een indruk van de evolutie, die zich in den loop der jaren voltrok in den smaak van het publiek. Hoofdzakelijk bestaat de collectie uit drukwerk van de Kermis. De Rotterdamsche Kermis is tot haar afschaffing in 1907 beroemd geweest om haar grootte en haar uitbundigheid; op de hoogtijdagen van de pret waren de-Noord- en
Zuidblaak, het Boymansplein, de Magere Varkenssteeg, de Vischmarkt, de Baan en de Binnenwegsche Brug geheel gevuld met tenten en kramen. Omstreeks 1880 werden die alle geconcentreerd op de Veemarkt. Doordat de Rotterdammers zoozeer de kunst van het kermisvieren verstonden, kon ook de drukwerkoogst uit de laatste halve eeuw van het bestaan van dit volksfeest zoo groot zijn. Het meest kwistig met het uitdeelen van verlokkende strooibiljetten en geïllustreerde affiches zijn de circussen geweest. Telkenjare waren er wel twee of drie aanwezig. Van de groote zijn namen als Schumann en Carré heden ten dage nog niet in het vergeetboek geraakt; de namen van kleine circussen als Wulff uit Brussel, het Afrikaansch Olifanten TJieater, het circus Alber en het circus Corradini, waarin Kobowla haar verbazingwekkende sprongen van den Eifeltoren maakte, zeggen ons niets of weinig meer. Als men een circus-affiche van ongeveer 1850 naast één van omstreeks 1880 legt, dan vallen direct de verschillen in stijl en typografie op. Terwijl de circusdirecteuren zich in het midden der eeuw er toe bepaalden de diverse attracties in enkele nauwkeurig omschrijvende woorden aan het Geëerde Publiek voor te stellen, schreeuwden zij het een dertig jaar later met steeds grootere
IVAN ORILOFE is een levend g raamte. (geen spiegeleffecten of iets dt gelyks), doch een welopgevoed mensc sprekende verschillehde talen. r ^Zijn gebeente is zoo hard als ste« [en transparant^,als glas. ' ^ ' M pn kan zijn hart zien klopp< jen het bloed: door de ädereiv)oop*«i.
en steeds vettere letters uit, dat hun attracties de beste, mooiste en grootste waren. ... .De invloed van Barnuml Het „Eenig Ter Wereld" werd een geliefkoosde belangrijkheidsvenneerdering, die de heeren maar al te graag gingen gebruiken. Ook het gebruik van gewichtig-aandoende vreemde woorden vermeerderde met den tijd. Zoo ongeveer 1890 zijn uitdrukkingen als „Electro Instrumental Humorist", en „Fantastisch Illusionistisch Mechanisch Theater" schering en inslag. Eén circusdirecteur kwam er zelfs toe om onder de aankondiging van een athleten-nummer in laaiend enthousiasme te laten drukken: „Sensationirtl" Niet onaardig klinkt daarnaast de Hollandsche aanduiding van een athleet: „De Onbegrijpelijke Plafondlooper, Of de Mensch Als Vlieger Beschouwd" .... Aardig klinkt ook: „De Koningin der Wilde Dieren, Miss Helena van Londen met de groote Leeuwen en Leeuwinnen van den Atlas". Geen circus kon het doen zonder een goede pantomime. Het was een geliefd volksvermaak, dat steeds met groote letters werd aangekondigd. Programma-nummers als: „Het Lusthof van Ulyssus, voorheen koning van Griekenland met zijn prachtige Decoratiën, Fonteinen, Promenades, Bloemen, Planten, enz., belicht door 900 gaz-spruiten" vond het publiek maar wat mooi! Uitsluitend pantomimes werden vertoond in kermistenten als het Nederlandsch CagliostroTheatre. Van een pantomime betreffende Jeanne d'Arc heet het zelfs, dat er levende paarden en schapen in optraden. Men kan zich zoo indenken, dat daar binnen
in den gezelligen gloed van het gekleurde gaslicht de echte wonderbaarlijke sfeer van de kermis heerschte. Die sfeer was natuurlijk ook te vinden in de vele tenten, waarin de abnormaliteiten aan het publiek werden getoond. De zin voor het abnormale was nu eenmaal een typisch verschijnsel van de bezadigde negentiende eeuw. Niet alleen waren er op de Kermis altijd vele vertegenwoordigers van alle categoriën van uitzonderlijke menschelijke wezens, doch ook waren er door alle seizoenen heen gedurende korten tijd telkens „abnormaliteiten" te zien in een der zalen van het Hotel Du Passage, in den Tivoli-Wintertuin, of in een pand naast Rondeel op de Hoogstraat. In het eerstgenoemde Hotel hebben de Rotterdammers eens in de rij gestaan om den zwaarstèn man ter wereld te zien. Volgens de aankondiging woog hij 48.2% pond. Nadere bijzonderheden worden niet vermeld. Uitvoeriger is de schrijver van een pamflet betreffende „Prinses Paulina, Het Kleinste Meisje Ter Wereld". Hij vertelt, dat het kind op 25 Februari 1877 te Ossendrecht in Noord Brabant is geboren, en dat zij „schoon, bevallig en zonder eenige misvormigheid loopt, en dat zij, als zij spreekt de bewondering opwekt van allen, die haar met een bezoek vereeren." Zoo'n fraaien volzin leest men ook over een zekere Juffrouw Jacomina, die 120 kilo woog, en volgens het „prospectus" behoorde „tot de grootste schoonheden, welke de aarde heeft voortgebracht". „Niets" — zoo heet het verder — „evenaart die schoonheid dan hare bevalligheid en van daar dan dat zij met het volste regt de weergalooze schoonheid genoemd wordt". Wie met Siameesche Tweelingen kwam, kon altijd op succes rekenen I In het Hotel Du Passage zijn er verscheidene den volke getoond. Ziet men de verkleurde foto's er van in de collectie.
1
•t^ tefeswórdia:* !; tijsl «toi-r tijm- etepwtte ai^Hraton en xip Bitni^ kïr^c'B. ü>Hii: zm i'i.irret'tr vn srtmtmniij»- «•«■»nver^ytie voor litu-rni'-- z^:^ NU'WK' hmf h^rn-v in ihm vrcfin-.K kw.m Mr.^VRXIKU m !• ^:ikr: x
mix. ruk ;viu ■<> * hr;^-' •-• ?..*-'< ^-n kl< .;« l'^rfaw . . rti nv-- •hn: mm ftvik. fie zi-h»' ,> F ■•. -.• >'IK- t-Vt Am--- .k».i*
iaii: fierrormer dmr f&wn&t, ^SÈ
VMmtr^er van -isißm repertmr®,.:
Links: Met dit strooibiljet maakte de goochelaar Fournier reclame, — Boven' Deze griezelige afbeelding is het propaganda-materiaal voor een „optische illusie" maar de reclame zei natuurlijk: „geen spiegeleffecten of iets dergelijks"..... CINEMA
Ä« THEATER
(nr. 18) 14
dan komt men tot de conclusie, dat het nogal zielige gevallen waren. . . . Een heelen roman vermeldt een der strooibiljetten over „Mademoiselle Howard, de dame met het Leeuwenhoofd": Er was eens een Engelsche dame, die met haar man ging wandelen in de wildernissen van Britsch Indië .... Op een gegeven oogenblik werden zij door een leeuw overvallen. De dame moest het meemaken, dat haar man voor haar oogen door het ondier werd gedood. Zij wist te vluchten, doch toen enkele weken later het kindje, dat zij verwachtte, werd geboren, . . . had dit meisje door den schrik van de moeder een leeuwenhoofd!. . . . Behalve vormen van openlijk bedrog als dit laatste geval kende men ook het^ optisch bedrog. Vooral als er op de affiches vermeld stond, dat het geen optisch bedrog was, kon men er van op aan, dat het dat wél was. Al die „doorschijnende mannen", „vrouwen met poliepenarmen" en wat dies nog meer zij, waren op de kermissen even onmisbaar als de poffertjes en de draaimolens. Moeten wij de aankondiging gelooven, dan was de schoonste Optische Illusie ter Wereld die van „Galathea"; een steenen beeld, dat terwijl het publiek het recht had, om het voortdurend te belasten, begon te leven, om daarna weer langzaam in steen te veranderen. . . . Curieus zijn in de collectie de tallooze reclameaankondigingen van voorloopers van de bioscoop. Daar is de Reuzen-Fotograaf, waarmede men „zulks, wenschende, zich zelf levensgroot op het Theatre kon zien verschijnen". Het Geëerde Publiek werd „beleefd verzocht hunne portretten (liefst buste's) mede te brengen in gewoon Albumformaat. De geleende Portretten werden in de Pauze weder onbeschadigd teruggegeven."... Zoo omstreeks '80 en '90 leest men dan veel over de „Agioscopische vertooningen", (waarbij merkwaardigheden werden vertoond als De Stad Napels, De Zeeroovers en De Verschrikkelijke Storm in dea nacht van 11 Maart 1879) en de Solving en Dissolving Views. Van even voor 1900 dateeren de eerste aankondigingen van Edison's Kinematograaf en van den Amerikaanschen Biograaf, die aan \ het einde van het programma in Pfläging's Circus-Variété werd vertoond, en waarbij volgens een nadrukkelijke waarschuwing in het programma „het licht in de zaal werd verduisterd". Een voorlooper van de gramofoon was Riozzi's Polyphon, die met veel succes in de zaal naast Rondeel ten gehoore werd gebracht, en die o.a. Louis Bouwmeester als den Tooneelspeler des Keizers op het programma had staan. Als bijzondere kermis-geneugten verdienen ten slotte nog de vele séances op het gebied van somnambulisme, mnemotechniek, gedachtenlezen, enz. vermelding. Op eenigszins sensationeele wijze werden zij aangekondigd; er zijn daarvan vele voorbeelden in de verzameling. Merkwaardig is ook een soort courant, uitgegeven als propaganda voor een anti-spiritistischên avond. Met deze uiteraard beknopte bijdrage hopen wij den lezer een goede impressie te hebben gegeven van een alleraardigste collectie. Wie ooit eens op het denkbeeld zou komen om een Geschiedenis van de Lichte Muze in Nederland te schrijven — ja; wie komt er eens op het goede idee ? — mag beslist niet verzuimen in het Archief aan de Mathenesserlaan te Rotterdam al die zeldzame oude herinneringen te gaan bestudeeren. J. v. RHIJN.
Links: ttodica en Dodica, de Siameesche ttceeling, trok vele kermisbezoekers!
15 (nr. 18) — CINEMA
& THEATER
m vxssm.
HOTEL
Gaat sieu
CKJ|
de zwaarste man der wereld. 4N2 Pond. OEGrxtJTöO IO ceaxit«.
Boven'. „De zwaarste man der wereld", een attractie van 1894. — Onder: Affiche van een abnormaliteiten-vertooning in Hotel du Passage; men kon er f 5000.- verdienenl (Foto's 1. van Rhijn)
AbnoFialitelten dep wepeld.
O-iroote SZSe&a.!.
]V1B. BERRE '
de Man met den Renzenvoet. ! f 5000. looft Mr. BBRRB ait, voor deogene dl« I ' een tweede abnormaliteit brengt, welke hom slectói | nabij Jkomt. | Mr BBRBB, CCD Amerikaan van geboorte, is gched normaal gevormd, doch heeft eca vact, welke dooi zijn reusachtige afmeting door de Belgische pcw | ■ ■ genaamd werd: „he' grootste wonder der Antwerp, «ehe TeBtoonsteUJHg,"■■'•'•
'
■
BB AUlf Cl
HtlUHIIi
l'111) mme tatoué, wonder tol I \ Mr. BROOKS is de moest künftigst gotatoncerde meftsch • die 001Ï werd tentoongesteld. « • jm Desvcrkiezcml -tatüuecr^ hij geheel pijnloos personen i uit fact publiek,' die zich daartoe disponibel stellen.
i
1
■ ■M
-»
GROOTSTE
BIJGENAAMD:
-li
entree MO cetato.
mmmmwrnw+iw «^
- -, - ..>.<•.
EEN NIEUWE KLUCHT
De nieuwe „Heinz Rülimann":
BIJ DE KOMEDIANTEN MET KAART:
ICH VERTRAUE DIR MEINE FRAU AN
HUWELIJKS VACANT1EI Wat doet een eerzaam hoofd-ambtenaar bij de belastingen, die wel eens van een uitje houdt, maar die zoo'n genoegen niet van de vijf Mark zakgeld per week, welke hij van zijn lichtelijk bazige gade ontvangt, kan bekostigen wanneer deze echtgenoote voor vier weken met vacantie gaat? Hij zal misschien probeeren op de een of andere manier aan contanten te komen en dus gaat de heer Jonas Diesterkamp, de hoofdpersoon van deze „doldwaze historie" van Max Neal en Max . Ferner, samen met zijn neefje, die zoo ongeveer dezelfde aspiraties blijkt te hebben, kamers verhuren. Op deze wijze komt het dadaistische tooneelspelerspaar Menghasis bij hem in huis en om het stuk niet al te eenvoudig te houden hebben de schrijvers gezorgd, dat er nog meer logé's komen: Minny Krüger, het meisje van den neef Paul, en Emma Sandtner, de zuster van de met vacantie zijnde echtgenoote. Schoonzuster en vrouw van den heer Jonas blijken griezelig veel op elkander te lijken, zóó precies dat ook de schoonzuster den slaap niet kan vatten zonder haar valeriaandruppels te hebben geslikt en zonder de klok te hebben opgewonden. Om de zaak dan nog iets gecompliceerder te maken blijkt de schoonzuster, in tegenstelling tot de vrouw, niet bang voor een onweer en niet bang voor griezelverhalen en niet happig op een erfenis, terwijl bovendien de vriendin van den neef zjch maar uitgeeft voor de dochter van oom en de vrouw van den tooneelspeler voor de moeder van die dochter.
Men ziet het: geen ingrediënt van het beproefde recept voor een zoogeheeten daverende klucht is vergeten en, om in de culinaire beeldspraak te blijven: ook de wijze, waarop deze wordt bereid, is oorzaak dat niets kluchtigs van deze „Huwelijksvacantie" ons ontgaat. Men zal uit de summiere aanduiding van den inhoud hebben bemerkt dat dit Duitsche tooneelstuk, door Johan Kaart „naar 's lands gelegenheid verdietscht" (waarbij een aantal germanismen blijkbaar aan zijn waakzaam oog zijn ontsnapt), aardige rollen en eenige bijzonder komische scènes heeft. Daarvan hebben" de Komedianten ondet Kaart's leiding een dankbaar gebruik gemaakt. In de eerste pilaats hij zelf als Jonas Diesterkamp, een rol, welke hij minder luidruchtig dan gewoonlijk speelt, vlot, den geheelen avond aan het woord. Vooral in het derde bedrijf, waarin hij vanwege het zoet gewin zich heeft laten verleiden zijn kostgangers bij te staan in een „dadaistische" schets „Het Violette Onweer" om daarbij tot de ontdekking te moeten komen dat de souffleuze zijn eigen vrouw is, die er in haar vacantie óók wat bij wilde verdienen, overtreft hij zich in kostelijke dwaasheid. Dat derde bedrijf is trouwens ook wat de enscèneering betreft een aardige vondst, zooals het begint met de coloratuurzangeres, die men haar. lied met gekke gebaartjes ziet brengen terwijl ze daarna bij het halen telkens weer opkomt en buigt. Men denigreert het stuk niet door te zeggen dat Kaart het draagt en met hem Emmy
Boren: Jonas Diesterkamp (Joh, Kaart) en zijn neef (Joh. Valk) met een luchtig geschenk, — Linksonder: V.l.n.r.: Joh. Valk, Annie Langenaken, Bob van Leersum en Joh, Kaan, (F'*' VtrhoeilCNr.)
Arbous in een dubböle rol, die van de zuinige en bitse echtgenoote en die van de vlotte schoonzuster, beide in den goeden en, ondanks het feit dat zij zich gemakkelijk voegt in het geheel, toch persoonlijken toon gespeeld. Met hen kan dan in één adem Johan Valk als de vlotte en overal raad op wetende neef met zijn aanstekelijk optimisme worden genoemd. Kaart en hij, samen, vermomd als spoken of ter beproeving van de echtgenooteschoonzuster een tooneelonweer arrangeerend, hebben momenten van kostelijk kluchtspel. Binnen het kader daarvan kan men ook veel waardeering hebben voor Bob van Leersum en voor Annie Langenaken als de volkomen onmogelijke tooneelspelers, die zoo onwaarschijnlijk ruim in hun contanten zitten, voor Piet Urban als Wenzel Wokurka, den droogkomieken tooneelknecht van het theater in het theater, en voor' Rien van Noppen ais een vertwijfelden regisseur en als den preciezen notaris, die aan het slot alles in de voor een blij-eindigende klucht noodige contanten zet. Piny Klumper vertolkt de eenige „gewone" figuur uit het stuk op een wijze, die haar verschijnen in het zotte huishouden aannemelijk maakt, terwijl Joeki Broedelet als brave dienstmaagd de verwarde familif terzijde staat, in den steek laat en tenslotte geheel onvrijwillig te elfder ure toch nog aan haar welstand brengt. „Zooals u bij ons lacht, lacht u nergens'' verzekeren ons de Komedianten op de achterzijde van het programma. Misschien is dat iets te boud gesproken, doch ik zou niet graag willen bestrijden dat „Huwelij ksvacan tie" een aller genoegelijkste klucht is! A. GLAVIMANS. CINEMA 6* THEATER — (nr. 18) 16
.
.■.:
ken welgevallig op hem laat rusten. Daaruit David overwon Goliath. Klein Duimpje was komt een uiterst penibele situatie in zijn eigen den reus te slim af. In de nieuwe Heinz Ruhwoning voÄt. mann-film „Ich vertraue dir meine Frau an", Gelukkig, het is ditmaal Heinz Rühmann zelf, door Kurt Hoffman gemaakt voor de Terra, gaat voor wien bescherming opdaagt. Zijn lang niet Heinz een tweegevecht aan met Paul Dahlke. onaardige secretaresse dringt op het psychologiHeinz als eerzaam zakenman, verdediger der sche moment in zijn huis binnen, verwart de vrouwen. Dahlke als gewelddadig krachtmensch, zaken aanvankelijk tot het ongeloofelijke, maar kampioen-bokser, die alleen al door het laten zorgt eindelijk voor een bevredigende ontzwellen van zijn spieren en het opzetten van zijn knooping. Als de vriend, van wien de vrouw was, breede borst imponeert. . . . ! terugkeert van zijn zakenreis, blijkt er voor Het bijzondere is, dat het gevecht plaats vindt eenige menschen iets ten goede veranderd te zijn op het tooneel van een variété-theater. De woein het leven. Alleen de zorgelooze, die zijn dende bokser heeft den vermetelen uitdager achvrouw zoo maar op den hals van een goedtervolgd tot in de uithoeken van het gebouw, aardigen Rühmann schoof, ontgaat zijn straf niet tusschen coulissen en gordijnen. Op het tooneel geheel. kunnen zij elkaar niet meer ontgaan. Het is een Met Rühmann en Dahlke spelen onder andere tooneel, juist ingericht voor een vanete-nummer Lil Adina (de vrouw, die bewaakt moet worden), van tremplin-springers. De veerende springtoestelWerner Fuetterer (de man van deze vrouw), Else len staan er, dikke matrassen liggen er. Het von Möllendorf (de reddende engel voor Rühpubliek denkt, dat deze twee komische beeren in mann), Arthur Schröder (een advocaat, die avondkleedij de acrobaten zijn, die eens iets scheidingsproblemen krijgt op te lossen) in deze nieuws hebben bedacht. Het krijgt een vreemd film. duel te aanschouwen. Vreemd, ook al door zijn De regisseur Hoffman heeft nog meer werk afloop. De kleine, zwakkere man overwint den geregisseerd, waarin Rühmann het middelpunt grootere, den krachtmensch. ... was. Wij herinneren ons van hem „Paradies der De aanleiding tot het gevecht is te vinden in Junggesellen", „Hurra, ich bin Papa", „Quax, den titel van de film. Iemand, die voor zaken op der Bruchpilot". reis moet en zijn temperamentvolle vrouw hierHem schijnt de komische werking van Rühmede wil verzoenen, vertrouwt haar aan Heinz mann's type aan te trekken. Die komische werRühmann toe. Die aanvaardt de opdracht en king is dan, dat Rühmann, ofschoon in de dolste, daarmede de zwaarste van zijn leven. De bokser gekste situaties verzeild rakende, immer een flirt met haar. Rühmann's eer vergt, dat hij met zekere geloofwaardige menschelijkheid behoudt. hem vecht. De leider van een dansorkest flirt ook Hij wordt geen speelbal der situaties maar hun met haar. Rühmann's eer vergt, dat hij, ter manhaftige bestrijder. Geen speelbal van zijn elimineering van het gevaar, een ingewikkelde omgeving, van de maatschappij, maar iemand, oplossing vindt, waarbij politie te pas komt. die zich voor een eigen plaatsje schrap zet. Zijn lijden als beschermer bereikt een hoogtepunt, zoodra de vrouw van den vriend haar blik Rerhtthoven- V.l.n.r. Werner Fuetterer, Ehe von Möllendorf en Heinz Rühmann. — Mr^dZAÏrmee "routen elkaar met kussens gooien, moet de man vredestichter zijn, SZ'HeLzllhZann u,el is toevertrouwd. - Hiernaast: Een ernstig moment Vln.r I-I AJlln Arthur Schröder en Heinz Rühmann. — Linksonder: Heinz Ruhmann als Figaro.
ÏL^nKn^hïmT:goede handen zijn? - Rechtsonder: Lil Adina en ^z Rühmen in een huishoudelijke scène.
17 (nr. 18) — CINEMA
& THEATER
I;
ONSTERFELIJKHEID toen de pest rondsloop ! De barning der tijden behoeft niet doodelijk te zijn voor de kunst. In het einde der zestiende eeuw was het — als nu — alom oorlog. De Nederlanden waren in den Tachtig jarigen Oorlog gewikkeld; er waren hevige godsdienstgeschillen na de opkomst van het protestantisme, dat in zichzelf verdeeld was. In Engeland regeerde koningin Elizabeth, wier lange regeeringstijd geen rustige tijd was: het gezag over Ierland werd moeizaam gevestigd; de koningin van Schotland, Maria Stuart, werd — ook hier waren godsdienstgeschillen in het geding — door haar ,,zuster op den troon van Engeland" ter dood gebracht (8 Febr. 1587); er dreigde een Spaansche invasie, gekeerd door de nederlaag der Armada (1588), die in onze geschiedenis al evenzeer van belang is; de burgeroorlog- in Engeland zelf dreigde rond Koning Jacobus. In dien tijd waarde — en hij onderscheidde vriend noch vijand, rijk noch arm, katholiek noch protestant — de Zwarte Dood rond en sleepte dagelijks tientallen ten grave. .,Het werd stil in de straten en de weinigen die men rag liepen schuw en ijlings, met bosjes droge rosmarijn in neus en ooren om zich voor de zwoele doodslucht te beschermen; zelfs de armsten wisten het kruid te vinden hoe duur het ook was geworden. ... En jarenlang keerde de pest bij de eerste warmte terug. De schouwburgen waren meestal alleen in den winter open."1) Ook Shakespeare werd door de pest bedreigd ; herhaaldelijk moest zijn theater gesloten worden en trok de troep het land in. Maar aan zijn scheppingskracht deed dit niets af: twee stukken schreef hij doorgaans per jaar; de onderbrekingen in zijn werk hebben ändere oorzaken. Aan dezen zelfden tijd herinnert ons de „Spaansche Brabander", door Bredero geschreven in 1617 — in het jaar vóór zijn vroegen dood2) — doch zoogenaamd spelend een veertig jaren vroeger, „opdat men te minder beduidenisse op, de tegenwoordige levende soude maken, gelijk ik ook niet gedaan en hebbe", zooals Breêro, ietwat schijnheilig wellicht, zegt in zijn woord „tot den goetwilligen leser". In het eerste bedrijf verklaart Floris Harmensz., de ordebewaarder in de kerk en hulpdoodgraver : William Shakespeare.
(Cliché Archief)
„Wel, sou ik 'r niet ingaan durven? dat is ook wat; [wel dat komt schoon. Ik ga 's nacht wel met de grafmaker in een kuil [van twintig doón. Het volk trekt uit vrees weg; maar of men op [Tesselt was. De dood komt over al, al waar 't dat gij in een [stiene muur gemetselt was." Zoo schildert Bredero hetgeen in Amsterdam gebeurde; zoo zet hij dood en leven naast elkaar, zooals in de werkelijkheid. Hij immers is, op den overgang van Middeleeuwen naar Renaissance, de groote realist van het Amsterdamsche volksleven, „want ik stel u hier naaktelijk en schilderachtig voor oogen de misbruiken van deze laatste en verdorven werelt; de gebrekkelij kheit van onse tijd en de kerk- en straat-mare mishandelingen van de gemeene man". En over deze gebruiken, de oplichterij, de onzedelijkheid enzoovoort zegt hij — als Jan Steen, Adriaen Brouwer en anderen op hun schilderijen — lachend de waarheid, maar toch zóó, dat steeds de tragische ondergrond meespreekt. Hij is over den tijd heen, waarin hij slechts kluchten schrijft („De klucht van de koe", „Sijmen sonder Soetigheyt", „De Molenaar") ; hij, de hartstochtelijke, in zijn liefde telkens weer teleurgestelde dichter, die desondanks geen tragicus werd, voelt wel het tragische achter alle leven aan. Zijn 3/yspelen („Moortje", „De Spaensche Brabander") zijn spelen van een lach èn een traan, en mede daarom zoo echte volksstukken. Prof. Prinsen') riet, wat den „Brabander" betreft, „in alle schijnbaar los aan elkaar hangend gepraat van al die tobbers een vast soiled gebouw, waarvan geen steentje kan gemist worden. Dan wordt ook dit eerste bedrijf inderdaad, naar de voorschriften der Ouden, de expositie, de uiteenzetting van de elementen, die heel de volgende handeling beheerschen." En hij vraagt daarom terecht: „Is hier uit deze tegenstellingen geen eenheid, geen geheel gegroeid ? Is hier niet iets van Shakespeare's geweldige kracht?" Even later herinnert ook hij er aan, dat Shakespeare voor bijna al zijn werken bestaande verhalen tot thema koos, evengoed als Bredero. „Moortje" immers is een bewerking van „Eunuchus" van den ouden Latijnschen tooneelschrijver Terentius, welk werk hij in Fransche vertaling kende; de „Brabander" is een — ras-echt Amsterdamsch geworden! — bewerking van hoofdstukken uit den Spaanschen schelmenroman uit 1525, „Lazarillo de Tormes", welke in 1579 in Nederlandsche vertaling was verschenen. In allerlei opzichten mogen derhalve Bredero en zijn tijdgenoot Shakespeare in één adem worden genoemd, hoe verschillend hun werk en hun leven ook was. Beiden zijn in een deel van hun werk „realist", doch op verschillend plan ; beiden zijn zonen van het volk en kruiden hun werken met uitdrukkingen, die alleen in volkskringen gebruikelijk waren. Shakespeare is realist in zijn groote tragi-comedies als „De koopman van Venetië" met visioenairder kracht dan Bredero in den „Brabander". Maar de vroolijke schilderdichter, vaandrig bij het Schuttersgilde, kent evenzeer de tragiek van het leven als zijn groote Britsche kunstbroeder. Beiden zijn in een ander deel van hun werk romanticus; Bredero in „Griane", „Lucelle", „Roddrick ende Alphonsus", „De stomme Ridder", Shakespeare in ..Cymbeline", „Winter's Tale", „The Tempest" en in „As you like it". En naast Bredero's blijspelen mogen wij natuurlijk ook Shakespeare's blijspelen noemen, waarvan „The two gentleman of Verona" en „Twelfth night, or: What you will", beide deze week weder op het repertoire verschenen, resp. bij het Noordhollandsch Tooneel en bij het Deutsches Theater, zooals de „Brabander" bij het Amsterdamsche Theater.
In den aanvang zeiden wij reeds, dat zij in een grooten, barnenden tijd leefden; in dien tijd kwam ook de tooneelkunst opl Lope de Vega, iets later Calderon in Spanje (ook Cervantes was Shakespeare's tijdgenoot!); iets later Corneille, daarna Molière en Racine in Frankrijk; Hooft en Vondel, geboren in Maria Stuart's sterfjaar, in ons land; na Shakespeare Ben Jonson, John Dryden, Decker in Engeland en vóór en met hem Chaucer en Christopher Marlowe, die den „Doctor Faustus" schreef en „Tamburlane the Great", Tom Kyd, wiens „Hamlet" hij bewerkte tot het onsterfelijke spel; John Lyly, Peel, Greene en enkele anderen, wier namen nog slechts historische waarde hebben,,zooals Bredero's voorgangers en tijdgenooten Coster, Rodenburg, Sixtinus e.a. Zoowel Shakespeare als Bredero stonden dus aan den aanvang van het nieuwe, het wereldsche theaterleven; de eerste zelf ook als speler, en beiden hadden een belangrijk aandeel in een schouwburgonderneming: „The Swan", later „The Globe Theatre" te Londen resp. „De Nederduytsche Akademie" te Amsterdam. Shakespeare was geboren in 1564, op 23 April of enkele dagen eerder; hij werd niet oud, want op of vlak na zijn drie-en-vijftigsten verjaardag overleed hij (23 April 1616) in zijn geboorteplaats Stratford-on-Avon, na een zeer kort ziekbed. Bredero, geboren 1585, stierf nog veel jonger: op drie-en-dertigjarigen leeftijd, 23 Augustus 1618, na een maandenlang lijden tengevolge van een ongeluk op het ijs in den voorafgaanden winter. Met deze luttele notities willen wij volstaan, nu men dezer dagen den „Brabander" weer voor het voetlicht brengt evenals twee werken van Shakespeare. Zij hebben niet de pretentie een toelichting op deze stukken te zijn, doch wilden ze slechts plaatsen in hun tijd. En wij willen tevens wijzen op enkele boekuitgaven, die het genieten dezer werken kunnen verhoogen. De opvallendste der drie „premières" is wellicht die van het „Deutsche Theater in den Niederlanden", daar het velen wonderlijk zal aandoen thans een Engelsch stuk door een Duitsch gezelschap opgevoerd te zien. De „Hamlet" en Shaw's „Pygmalion" staan ook nog op het programma van dit theater; deze en vele andere worden echter in Duitschland geregeld opgevoerd. Shakespeare wordt, terecht, gerekend tot de hoogste toppen der Germaansche kuituur; van Lessing af reeds wordt hij in Duitschland niet als een „vreemdeling" beschouwd, zooals in Frankrijk wel het geval is. Ook Herder, de „Stürmer und Dränger", vestigde op Shakespeare de aandacht als op het groote voorbeeld van een oorspronkelijk genie, dat zijn figuren leven liet uit eigen kracht en liet ten onder gaan uit eigen schuld, anders dan in het „klassieke" drama, waarin de figuren slechts middelen zijn ter uitbeelding van een gegeven en in zijn afloop vaststaande handeling, en in tegenstelling met het koele klassicistische en rationalistische drama der Franschen uit de zeventiende eeuw. Daarom ook kan het niet verwonderen, dat midden in den zwaarsten oorlog, die tusschen o.a. Duitschland en Engeland woedt, in Duitschland van een lijvig boekwerk over Shakespeare een geheel herziene en uitgebreide tweede druk kon verschijnen4). In dit prachtig geïllustreerde werk houdt de groote historicus en theaterkenner, die prof. Joseph Gregor is, zich met alle facetten van Shakespeare's leven en werken bezig. Natuurlijk ook met de nog altijd niet definitief besliste strijdvraag, of. . . . de tooneelspeler Shakespeare de stukken van Shakespeare heeft geschreven. Er zijn echter zooveel belangrijke documenten, die hierop bevestigend kunnen doen antwoorden, dat ook Gregor dit doet8). Belangrijker zijn derhalve zijn hoofdstukken over de werken zelf, over den tijd van hun ontstaan — Gregor bespreekt ze geheel in verband met dezen tijd — over de inrichting van het theater in Shakespeare's tijd en Shakespeare's invloed op wie na hem kwamen. Vooral wanneer in één week weder twee „Shakespeare's" op het programma komen, mogen wij dit boek aanbevelen! JOHN. T. HULSEKAMP. CINEMA & THEATER — (nr. 18) 18
.
c
A. BKEDEKOODS
SPAANSCHEN
BRABANDER
EROLIMO.
t'A. MSTIRDAM, drukt by BROER JANSZ Bou.MAN.Boekyerkóoper't Witer, bydeKapel-ftceg. ANNO 16«. Het titelblad van de eerste uitgave. 1) Arthur van Schendel in zijn vertellende biografie Shakespeare", tweede druk 1922; dank zij de boekenschaarschte kon thans het restant dezer oplage weder in den handel worden gebracht! (Uitg. J. M. Meulenhoff. Arasterdam). Een pendant hiervan is de novel; listische biografie „Gcrbrand Adriaenszoqn Bredero van Herman Poort (in 1918 verschenen bij J. B. Wolters in 1928 herdrukt in den bundel „Opstellen en lezingen", uitg, P. Noordhoff, Groningen), l.en roman „Bredero" zag in 1942 het licht van de hand van Philip Exel (uitg. F. G. Kroonder, Bussum). 2) Frans de Prez schreef over Breêro's laatste levensjaar een tooneelspel „Het kan verkeeren ", waarin de „Spaansche Brabander" een belangrijke rol speelt. („Theaterreeks" nr. 2, N.V. Ned. Uitg, „Opbouw". Amsterdam; 1943), 3) Prof, dr, J, Prinsen JLz. in zijn inleiding tot de tekstuitgave van den „Spaanschen Brabander", die hij ook van verklarende voetnooten voorzag, (Uitg, Wereldbibliotheek, Amsterdam; 1918), Aan deze uitgave ontleenden wij tevens de citaten uit Bredero's voorrede en uit het blijspel zelf. Prof, Prinsen gaf, in dezelfde reeks als Van Schendel's „Shakespeare", ook een uitvoerige studie over Bredero in het licht (uitg, J. M. Meulenhoff, 1919). 4) Prof, Joseph Gregor: „Shakespeare , tweede geheel herziene druk, 568 blz, met 132 afb, (Uitg. R. Piper & Co, Verlag, München), 5) In de strijdvraag „Shakespeare of Francis Bacon" is onlangs een nieuw, maar niet overtuigend element opgedoken door de zienswijze van den Zweedschen litteratuur-historicus Eckermann, die beweert talrijke bewijzen te hebben voor de volgende theorie, die aan Bacon zelfs nog méér werken toeschrijft dan hem door de „Baconians" al toegeschreven werden: In het geheim zou koningin Elizabeth getrouwd zijn met den graaf van Leicester (dien men uit Schiller's drama „Maria Stuart" kent als den dubbelhartigen minnaar van beide koninginnen); uit dit huwelijk zouden twee zoons geboren zijnLord Essex (in de historie tot nu toe bekend als een van Elizabeth's minnaars) en de historicus en letterkundige Francis Bacon, die trouwens ook door anderen reeds tot een koninklijken bastaard was verheven. Bacon zou onder den naam van vele tooneelspelers en dichters van zijn tijd zijn werken hebben gepubliceerd. „Romeo en Julia" zou autobiografisch wezen en zijn liefdesbetrekking tot koningin Margaretha van Frankrijk behandelen. Later zou Bacon den tooneelspeler Shakespeare in een tweegevecht hebben gedood. De officieel in 1626 ■— dus tien jaren na Shakespeare — overleden Bacon zou daarna nog enkele jaren in ballingschap hebben geleefd en in dien tijd nog een aantal werken hebben geschreven onder anderen naam: „Het verloren paradijs" van Milton en zelfs de „Don Quichotte" van Cervantes.,..! Wij hebben bij dit krantenbericht van 17 Maart j.1. nog eens de van overtuiging gloeiende, sarcastische verdediging van Shakespeare nagelezen, die de Britsche tooneelspeler sir Henry Irving schreef en — met een opstel van St, John Ervine — is opgenomen in de Shake speare-omnibus van Collins, Denkelijk schreef ook Eckermann,,,, „a comedy of errors"!
19 (pr. 18) — CINEMA, ó- THEATER
APPLAUS EN AFKEURING in de Parij sehe Theaters van 1865 Eenigen tijd geleden heeft men in dit blad het oordeel kunnen lezen van Eugen Klopfer en dat van Heinrich George over applaudisseeren en fluiten. Die meeningen brachten ons er toe, eens te kijken in een alleraardigst ouderwetsch boekje, dat we eenigen tijd geleden, „op jacht" in een antiquariaat, veroverden. Van buiten ziet het eruit als een rekenboekje uit den tijd van onze vaders: een groen met zwart gemarmerd kaftje. De titelpagina geeft echter een weidsche omschrijving: „Les secrets des coulisses des Theatres de Paris", Mystères-Moeurs-Usages-Anecdotes par Joachim Duflot. Uitgegeven bij de gebroeders Michel in 1865. Duflot moet een merkwaardig man zijn geweest: in 1829 debuteerde hij — achttien jaar outj — met een soort schendblijspel in verzen tegen het ministerie-Polignac. Hij werd journalist en tooneelcriticus. Met Alphonse Karr, Vaulabelle en Maurice Alhoy stichtte hij „l'Entr'acte". Later werd hij redacteur van de Figaro. Vijf en veertig tooneelstukken heeft hij geschreven, waarvan er eenige langen tijd repertoire hielden, andere weer spoedig verdwenen. Twee boeken heeft hij op zijn naam staan, een Dictionnaire de l'Amour en een Dictionnaire des Coulisses, later herdoopt tot den titel van ons boekje. In meer dan 250 pagina's bevat het een uitgebreid alphabet van alle zaken en uitdrukkingen, die verband houden met het Parij sehe theaterleven van die dagen, dat weliswaar zijn grootste periode van bloei uit de dagen van de Boulevard du Temple voorbij was, maar dat toch nog opgewekt genoeg bleek om meer dan zestig schouwburgen en schouwburgjes open te kunnen houden. Duflot had gelegenheid te over om zijn materiaal te verzamelen. Hij heeft er gebruik van gemaakt, van Accessoires (de kippen van papiermiché, welke men tijdens de feestmalen met zooveel smaak pleegt te verorberen, de oude Bourgogne uit den kraan) tot en met Zinc („il a du zinc" zei men van acteurs met een stem, die klonk als een klok). Laten we nu eens zien wat hij van applaus en afkeuring zegt: Om te beginnen is hij tegen het gebruik van fluitjes. Op „Sifflets" vindt men: „kfeine instrumenten, met welke men uiting geeft aan zijn meening over een stuk of over een speler. Wij teekenen een energiek protest aan tegen deze methode. Het stilzwijgen lijkt ons verre te verkiezen boven deze lawaaierige demonstratie." In het algemeen nam het publiek aan applaus en afkeuring in die jaren veel actiever deel dan tegenwoordig, nu men, ook wanneer men het stuk verwerpt, toch doorgaans wel waardeering heeft voor de acteurs en actrices, die van hun slecht geschreven rollen nog wel iets hebben weten te maken. In het Parijs van Duflot wel, en sommigen zochten er reeds op voorhand aan te ontkomen. Zoo lezen we onder „Soigner les entrees", dus letterlijk te vertalen met „zijn opkomen verzorgen" : „Wanneer één van At hoofdrollen voor den eersten keer opkomt, geeft het bataljon claqueurs, de gehuurde toejuichers, het sein tot applaus. Dit was een uitvinding van den ouden heer Sauton, lange jaren deken van de „chefs de claque". Hij kende het geheele repertoire van het Theatre des Variétés uit zijn hoofd, behoefde nooit naar het tooneel te kijken, zat dan ook tijdens den geheelen duur van de voorstelling te lezen en toch gaf hij altijd precies op tijd het teeken tot huilen, lachen, „bravo" of „bis" roepen en aan het einde van de bedrijven tot een zoo lang applaus dat er vele malen gehaald moest worden." Men kende niet alleen de claqueurs, die om het zoo te noemen, in grooter verband optraden, doch ook de afzonderlijken, de „Solitaires". Die
waren toejuichers uit liefhebberij, die voor twee franc op een plaats van vijf mochten zitten, echter hun onafhankelijkheid bewaarden; ze behoefden voor hun reductie niet te klappen, maar fluiten was hun verboden. De prijzen van de beroepsclaque waren veel hooger; een balletdanseres kon voor 300 francs per jaar een half dozijn hartstochtelijke bewonderaars in de parterre hebben. Voor de corypheeën was die prijs nooit lager dan 2400 francs, maar daarvoor konden ze dan ook op ten minste twee ovaties per avond rekenen en voor 3000 francs werden ze vast twee keer teruggeroepen per voorstelling. Een andere naam voor de claqueurs was „Romains", Romeinen, een uitdrukking ontleend aan het feit, dat Nero zich door zijn slaven liet toejuichen. Onder het hoofd Romains geeft Duflot een aardig beeld van de verschillende wijzen van waardeering, welke tijdens een voorstelling tot uiting kwamen: „Er zijn verschillende manieren van applaudisseeren. Behalve de handen, die men het meeste pleegt te gebruiken, kan men het met voeten en met wandelstokken doen (het meenemen van een wandelstok in de zaal ziet men tegenwoordig vrijwel nooit meer; voor zoover wij weten placht in onze dagen alleen de gevreesde en groote tooneelcriticus van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, wijlen Johan de Meester, met zijn stok bijval te roffelen) ; er zijn ook lieden, die lachen of weenen en lieden, die de spelers terugroepen, en andere enthousiasten, die luid roepen: „Prachtig is dat! Uitstekend speelt hij die rol! Wat een talent! Knap geschreven zoo'n scène!" Dat alles konden de Romains ook, al naar gelang hun aanvoerder er hun opdracht toe gaf. De groote schouwburgen hadden tusschen de 100 en 150 claqueurs in vasten dienst, de kleine tusschen de 50 en 70. Ze werden aangenomen door een soort aanneembureau, waaraan ze een bepaald percentage van hun salaris moesten afdragen. Toch heeft de claque nooit een stuk kunnen redden anders dan voor een paar voorstellingen: de veldslagen in de parterre zijn altijd gewonnen door de meerderheid van het publiek, dat vermocht te oordeelen zonder invloed van anderen. A. GLAVIMANS.
„De applausmakers", naar een gravure van Daumier. (Foto Kramer)
N.V. INT. CONC. DIR. ERNST KRAUSS
Adrian Aeschbache r in ons land
*
Het Luisterspel, door Willem W. Waterman Als wij maand-in, maand-uit hetgeen geschreven wordt over luisterspelen met aandacht volgen, bekruipt ons langzaam een groeiende verbijstering, hoe het mogelijk is, dat zóó weinig menschen, die zich met luisterspelen bemoeien, blijk geven, werkelijk een eenvoudig inzicht te hebben in het wezen van den kunstvorm: ,,Luisterspel". Het is zaak, in deze rubriek een enkele maal ernstig op radio-problemen in te gaan, hoewel ik dit zooveel mogelijk beperk. Er wordt in deze tijden zoo gigantisch veel over „cultuur" gepraat, dat de vrees in velen van ons opkomt, dat het restant Nederlandsche cultuur, waarop wij kunnen bogen, gevaar loopt te verdrinken in een zondvloed van leege woorden. Ik wil hier in het kort het enkele feit signaleeren, dat er eenigen tijd geleden een order is uitgevaardigd, dat in luisterspelen niet meer gebruik mocht worden gemaakt van de „Stem". Een dergelijke verordening staat gelijk met een decreet van b.v. het gilde van Beeldende Kunsten, dat Nederlandsche schilders voortaan geen rood meer in hun schilderstukken mogen gebruiken . . . Of een decreet van het Letterengilde, dat het auteurs voortaan verboden is, in hun boeken dialoog weer te geven. De ingewijde en ervarene in het moeilijke stiel van het schrijven voor de microfoon neemt van een order als deze kennis met een blik van onbegrijpelijke ontzetting in zijn oogen. Immers: de „Stem" vervult in het hoorspel precies dezelfde functie als de verbindende tekst in een roman. Een boekwerk bestaat uit afzonderlijke scènes, welke compleet met dialoog en beschrijving van omgeving worden uitgewerkt. De dialoog behouden wij in het luisterspel als het voornaamste clement. De sfeer, die in een roman wordt geschapen door het be-schrijven van de handelingen der personen en de omgeving waarin zij zich bewegen, de locale kleur dus, wordt in het luisterspel geschapen door geluidseffecten. Waar wij in de litteratuur een kamer, een bosch of een willekeurige omgeving kunnen be-schrijven en uitbeelden, moeten wij onze scènes in het luisterspel zóó kiezen, dat wij onderling contrast, atmosfeer enz. door middel van geluidseffecten kunnen scheppen. Zoo kan bijvoorbeeld een scène in de huiskamer beginnen met het slaan van een pendule of het fluiten van een waterketel... Een restaurant krijgt onmiddellijk de juiste sfeer door geroezemoes en Hongaarsche muziek op den achtergrond. Bij een scheepswerf hebben wij het markante geluid der klinkhamers etc. Dit is echter slechts het strikt technische grondbeginsel. Bij korte hoorspelen, welke beschikken over de klassieke eenheid van tijd, plaats en handeling, kunnen wij meestal volstaan met een door dialoog, uitroepen en geluiden afgewerkt geheel. Hier heeft dus het hoorspel den vorm dien men zou verkrijgen, als wij een microfoon domweg een plaats vindende scène lieten opvangen. Dit is de meest simplistische vorm van luisterspel. Deze vorm loopt parallel met dien schrijfvorm in de litteratuur, waarbij zuiver en strak beschreven wordt wät er geschiedt.... de zuiver weergevende, on-subjectieve, strikt oog-van-decamera-achtige weergave. Zoodra de hoorspel-auteur echter geplaatst
wordt voor de opgave: een grootsch, veelomvattend of zich b.v. over enkele jaren uitstrekkend gegeven uit te beelden, is de hierboven weergegeven luisterspelvorm ten eenenmale ontoereikend. Menschen, die het luisterspel-vak hebben leeren aanvoelen, verbazen zich steeds weer over de bijna ongelooflijke ongevoeligheid bij beoordeelaars voor dramatische effecten, -nuances, eerlijkheid en natuurlijkheid in een luisterscène. Hoe wil men bijvoorbeeld een oprechte, ware en niet-sentimenteele ontroering bij den luisteraar opwekken bij het epos van mannen, welke schipbreuk geleden hebben op een oud zeilschip en nu, dag-in, dag-uit, week-in, week-uit, voortdobberen, op een inderhaast gemaakt vlot, over den wijden Atlantischen Oceaan.... Eiken ochtend opnieuw rijst de roode schijf der zon boven den gladden einder en eiken avond daalt zij over haar gerimpeld en langgerekt spiegelbeeld in den grauwen oceaan, zonder dat een rookpluim of een puntig verwijderd zeil hun stervende hoop met een sprong doet herleven. Hoe wil men de noodlotsaaneenschakeling der steedszelfde dagen uitbeelden... . welke eentonige regelmaat in zijn sobere strakheid juist het dramatisch moment verleent, als men geen gebruik maakt van de „Stem".... de onpersoonlijke epische vertelvorm, welke telkens met gedragen woorden de verschillende scènes aan elkaar lascht. En hóé wil men het effect van water en wijde lucht afdoende suggereeren zonder gebruik te maken van dat kostbaar hulpmiddel dat het hoorspel bezit.... en dat wij in de litteratuur missen : De muziek ? Wie zegt, dat de „Stem" in het luisterspel achterwege moet blijven, stempelt zichzelf tot een formalist, volkomen onmachtig om zel^s maar te bevatten dat een luisterspel, in zijn slechtsten vorm, een heen en weer gébazel is tusschen twee, zes of meer acteurs.... dat het dan verwordt tot wat Verwey eens noemde: „Het ten troon verheffen van de dorre gedachte". Het luisterspel is, juist bij dramatisch — en gevoelsmatig — juiste verbinding van muziek en daarin gesproken tekst, bij machte om de meest grootsche daden, heldendichten van de zee, de lucht en het land en ook de meest fragiele samenspraken tusschen twee verliefden uit te beelden, op een wijze, die den luisteraar den adem doet stokken en hem tranen in de oogen doen springen ....
Jubileum H.A. van Ede van der Pal« Een bekende figuur uit het bioscoop- en theaterbedrijf, de heer H. A. van Ede van der Pais herdenkt dezer dagen zijn dertigjarig vakjubileum. Velen zullen den jubilaris kennen als bedrijfsleider van verschillende Amsterdamsche bioscooptheaters, en sinds einde 1940 als directeur van het Arena-Theater te Rotterdam. Op 9 Mei a.s. zal hij in zijn theater gehuldigd worden. Het eere-comité is samengesteld uit de beeren F. L. D. ^trengholt, J. van Leeuwen, D. H. M. Reese, t. Faveur, Alex de Haas, Gerard Lebon, G. A. van Amerongen en A. Glavimans.
MUZIEKSCHOOL A. ZWAAG ^
De beroemde Zwitsersche pianist Aeschbacher, hier te lande welbekend door zijn optreden met het Concertgebouw-orkest, zal in de eerste helft van Mei een tournee door Nederland maken. Op 3 Mei speelt hij in de Koninginnekerk te Rotterdam, op 4 Mei te Amsterdam in het Concertgebouw en op 5 Mei in Diligentia te Den Haag. Het programma vermeldt werken van Beethoven. Op 8 Mei volgt dan weer een optreden in het Concertgebouw te Amsterdam, waar een gemengd programma ten gehoore zal worden gebracht. Ook Arnhem, Utrecht en Hilversum zullen nog door Aeschbacher bezocht worden.
ScKolen te Amsterdam - Den Haag Haarlem - Alkmaar en Langendijk
CLUBLESSEN
Het Langemarck-Studium verheugt zich in de belangstelling van de Nederlandsche jeugd. Telkens komt in brieven de vraag naar voren: hoe staat het dan toch met de schifting? Zooals bekend is, worden de candidaten voor het Langemarck-Studium op zorgvuldige wijze uitgekozen of geschift. Dit gebeurt in een kamp; het duurt ongeveer vier dagen. Zij, die zich op deze schifting trachten voor te bereiden, verliezen hun tijd. Het Langemarck-Studium stelt slechts weinig belang in de schoolkennis van zijn candidaten. Het gaat er maar om, of de candidaat over een helder denkvermogen, een goed inzicht dus, beschikt. Dit inzicht blijkt het best, indien men tegenover problemen gesteld wordt, welke men in de school nog nooit heeft hooren behandelen. Dan komen de knappe koppen naar voren, en daarom is het immers te doen I Daarom kan aan niemand van tevoren gezegd worden, hoe groot zijn kans bij de schifting zal zijn. De ervaring leert echter, dat de jonge arbeider, die zoo uit het beroep komt, vaak een beter figuur slaat dan de Mulo-scholier. Waarschijnlijk, omdat de laatste nog niet over zooveel levenservaring beschikt, en hij daardoor nog een kinderlijken gedachtengang heeft. De schifting voor den vierden Nederlandschen leergang zal over enkele weken beginnen. Zij, die zich thans aanmelden, ontvangen daarvoor nog een oproep. Jonge, ongehuwde mannen tusschen zestien en twee-en-twintig jaar kunnen een aanmeldingsformulier aanvragen bij het LangemarckStudium, Waalsdorperweg 12, Den Haag.
AESCH BACH E R Zwitserland's grootste pianist BEETHOVEN - AVONDEN: 3 Mei Rotterdam, Koninginnekerk 4 Mei Amatardam, Concertgebouw 5 Mei Den Haag, Diligentia
voor alle muziekinstrumenten vanaf f 2.50 per maand
SCHUBERT-AVOND: 7 Mei Hilversum, Grandtheater Gooiland
Schriftelijke lessen
Gem. progr. (BACH, SCHUMANN, SCHUBERT, BRAHMS):
door het <eheele land f 3.00 p. maand.
8 Mel Amatardam, Concertgebouw 11 Mei Arnhem, Vluiii Sacrum 10 Mel Rotterdam, Koninginnekerk 12 Mei Den Haag, Diligentia 1 3 Mei Utrecht, Stadsschouwburg
Alle inltcKtlniJen :
Het Langemarck-studium
PIANO-AVO ND EN ADRIAN
JAC. VAN LENNEPKADE 15 AMSTERDAM - Wert — TEL. 80940
DE KAMEROPERA o. I. v. JAAP KOOL
STATIONS-KOFFIEHUIS Leo v. d. Have
Verzorgde dag- en avondschotels STATIONSPLEIN 12 HAARLEM
COSIFAM TUTTE Komische Opera in 2 bedrijven van MOZART Regie: Hans Strohbach.
-
Muz. leiding : W. Quispel
TOURNEE IN MEI: 17 Mei Rotterdam, Arena. 18 Mei Utrecht, Stadssch.burg.
3 Mei Leeuwarden, Harmonie. 5 Mei Haarlem, Stadssch.burg, 7 Mei Tilburg, Stadssch.burg. 8 Mei Arnhem, Stadssch.burg. 9 Mei Nijmegen, Concertgebouw. 1 1 Mei Heerlen, Stadssch.burg. 1 2 Mei Maastricht, Stadssch.burg. 1 3 Mei Roermond, Royaltheater.
19 Mei Den Bosch, Casino. 20 Mei Venlo, 21 Mei Helmend, Flora. 24 Mei Amsterdam, Stadssch.burg. 27 Mei Amersfoort, Grandtheater. 28 Mei Bussum, Concordla,
i^l
LEIDSCHEPLEIN THEATE TELEFOON 35909
Dagelijks 7 uur
-
Zondagmiddag 2.15
CABARET MARTIE VERDENIUS MET
„D'R ZIJN ERGER DINGEN" Buiten la ndsene kunstenaars zwerven door Nederland
Sophie Stein - Frangoise Flore Martie Verdenius — Eri Rouché Herbert Perquin - Ko van den Bosch Aan de vleugels: Jo Spiers en Jo Kat
De vorige week zou de beroemde' pianist Josef Pembaur in het Haagsche Diligentia optreden. Op den aangekondigden begintijd was de zaal gevuld met een kunstlievende menigte, die zich voorstelde te gaan genieten van de sonates van Beethoven, door Fembaur's vaardige handen aan den vleugel ontlokt, doch.... Pembaur zélf was er niet. De organisatoren van den avond zagen, ondanks hun zeker niet geringe ervaring, geen kans een Pembaur-concert zónder Pembaur te brengen en dus besloot men te wachten. Het publiek is clement in dezen tijd. Velen begaven zich naar buiten om te zien of de lang verwachte musicus nog niet in aantocht was. De wijzers van de klok draaiden echter langzaam maar zeker naar den pauze-tijd toe, en toen het daarna nóg een half uur later was geworden, togen de muziekliefhebbers ontgoocheld huiswaarts. Josef Pembaur zat op dat moment in Hilversum. Hij was in Amsterdam in den verkeerden trein gestapt. . . . Het lijkt ons geen overbodige weelde, buitenlandsche kunstenaars, die ons land bezoeken, van een chaperon te voorzien. Men kan niet weten: in ons waterrijke land' zien zij misschien tóch kans „in zeven slóoten tegelijk" te loopen... CINEMA
& THEATER — (nr. 18) 20
, HOMMERSOM EK TOSCANU brengen U In
BROADWAY
PALACE
(REMBRANDTPLEIN, AMSTERDAM) „De vreugdebron van Amsterdam j-%
lil
(I
Speciale attractie:
(J S*S*BChUIMu^ PARADISTISCHE DANS-ACT, HENVO'S REVUE TWEE ORKESTEN 1. 2.
56
21 (nr. 18) — CINEMA
&• T ff EATER
Revue- en Amusementsorkest o.l.v. C. VAN DISSELDORP Attractie-orkest van GRAZIOSO
Medewerkenden : o.a. Elly Rexon en Harry van Westen Dag. aanvang 2 uur
RAAnSEL-VARIÉTE »s
Oplossingen der onderstaande opgaven zende men — liefst op een briefkaart - uiterlijk u Mei a.s. aan den „Raadsel-regisseur Redactie „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4,/msterdam-Z. Op de adreszijde te vermelden: „Raadselvanete 13 Mei . Onder de inzenders van ten minste twee der drie opgaven worden verloot: een hoofdprijs van ƒ 2.50 en vijf troostprijzen van j i.--
^
1
Daarom moet U eens even voor Mina Bakgraag ruiken! Waar je ook komt... overal die lekkere baklucht! Nou, dan weet U het even goed als Mina hé? Waar je zóó iets ruikt, daar wordt PANKO gebruikt!
PANKOW
—
6. metaal 7. samenhangend 8. bereide dierenhuid g. telwoord ■ In de dik-omlijnde vakjes leest men den naam van een filmster.
Niet zóó... maar zóó...
2
want de kwaliteit van de sterk geconcentreerde Medinos capillair-actieve tandcream Is zóó voortreffelijk, dat er maar héél weinig van noodig is. Er zijn nog velen die uit gewoonte den geheelen borstel - groot of klein met tandpasta „beleggen", maar dat is overdaad. Wees daarom zuinig met Medinos, want deze voortreffelijke tandcream is niet meer onbeperkt verkrijgbaarI (Leege tube inleveren).
5
CUFERRAADSEL
<<
Bij juiste oplossing: leest men van i t/m 15 den naam van een filmster, j^—14—2—3—12 = naam van een maand 10—11—7—6—5 = rustbank ^ 4—9---6 = meisjesnaam g j — voorzetsel. (Inz. W. Groencveld, Dinteloord)
Medinos capillair-aciieve tandcream - 65 61135 et. Ncdarlandsch Fabrlluat d«r Madlnot Laboratoria
M 165
5 8 7.
WOORDRAADSEL
h
Gjvraagd tien woorden van vier letters van onderstaande beteekenis. Onder elkaar geplaatst vormen de eerste en laatste letters dezer woorden de namen van twee filmsterren. prachtig tandpoeder 3. lichaamsdeel 4. meisjesnaam 5. vogel 6. iedereen 7. wild dier plaats in N. Brabant denkvermogen 10. vuil. (Inz. W. Groenevtld, Dinteloord.)
9 .,
-
FILMSTERINVULRAADSEL hoofd van een afdeelins aanwijzend voornaamwoord akker bergp'1*'8 faam
OPLOSSINGEN van 22 April (no. 15) Invulraadsel: I. onecht, 2. stapel, 3. kneden, 4. huilen, 5. geduld, 6. franco. — Otello. . Vergelijkingsraadiel: a. paniek, ti. niek, c. ulster, d. ster, e. humaan, f. maan, g. bes, h. es, i. schrijven, j. rij, k. ven, 1. middernacht, m. der, n. nacht. — Paul Hubschmid. Filmster-visitekaart jesraadsel: H ans 1 Konteck, Maria Andergast, Ernst Dumcke Hermann Braun, Attila Horbiger, Ewald Baiser, Heinrich Georg, Eduard von Winterstein, Walter Ladengast, Olga Tschechowa.
PRIJSWINNAARS Hoofdprijs: f. J. V. te Eersel. Troostfrtjzen: mej C. G. S. te Zwolle, raej. L. v. L. te Voorburg, J. M. v. d. H. te 's-Gravenhage; J. H. N. te Tilburg; T. E. te Utrecht.
Variété na Circus In Carré, waar men de lucht van het circus, dat hier maandenlang triomfen vierde, nog bespeurt, wordt thans weer een variété-voorstelling gegeven. Het programma omvat een aantal nummers van goed gehalte, aan elkander gelascht door de vroolijke klanken van het orkest van Jan Broekhuis, dat tot slot een uitgebreide muzikale show brengt met zang en dans van de temperamentvolle artiste Dolly Dolores. De Nederlandsche zangeres Leny van den Broek slaat een uitstekend figuur met de „Frühlingsstimmen" van Strauss, en Kees Manders, dien wij wel eens betere dingen zagen doen, verzorgt de conférence.
Van de eigenlijke variété-artisten noemen wij Adriana, rijwieljongleuse, die op een en op twee wielen verbazingwekkende toeren verricht, de twee Kame's, de uitstekende koorddanser Henrittis en het danspaar Jacqueline et Serge. De Drie Stanleys blijken parterreacrobaten van formaat en de Nederlandsche goochelaar Willy Albert weet het publiek te boeien met een aantal verbazingwekkende toeren, die hij met een verbluffend gemak voor het voetlicht brengt. Dit programma is zeker in staat om onze nieuwsgierigheid te wekken naar de dingen, die Alex Wunnink voor het zomer-seizoen nog voor ons in petto houdt. L. J. CAPIT. UIT HET LEVEN DER OORLOGSVLIEGERS. De film uit het leven der Italiaansche oorlogsvliegers „Gente dell'aria" (Menschen van het luchtruim) is nagenoeg voltooid. Deze oorlogsfilm bepaalt zich niet tot de gevechtshandelingen. Zij houdt zich bezig met alle menschen, die in de schaduw der vleugels leven, van den geringsten leerjongen der vliegtuigfabrieken af tot den beroemdsten piloot. Medespelenden zijn: Gino Cervi, Antonio Centa, Antonio Gandusio, Paolo Stoppa, Guido Notari en voor de vrouwelijke rollen: Adriana Benetti, Elisa Cegani, Maria Buttari. De regie voert Esodo Pratelli. Overste Pio Tamborino is door de Italiaansche regeering als luchtvaart-technisch adviseur ter beschikking gesteld.
Gerbrand Adriaensz
BREDERO'S „Spaansene Brabander" is weder op het
répertoire genomen
damsclie Gemeentelijke Theater. teekenis.
welke
dit
stuk
van
liet
Amslcr-
Een beeld'van de be-
inneemt
in
Brêero's ^levcn.
wordt gegeven in :
„Het kan verkeeren....' tooneelspel rond Bredero's laatste levensjaar door FRANS DE PREZ. Dit werk laaf zich prettig Jezen. en
terwijl
een geschied-
lellerkundige inleiding de waarde dezer boekenuit-
gave verhoogt : een aantal foto's der opvoeringen en reproducties naar oude gravures werden mede opgenomen
DEEL II DER „THEATER-REEKS" onder leiding der Redactie van ..CINEMA
&
THEATER"
Prijs in cartonnen omslag f 1.25 Verkrijgbaar in den boekhandel en bii de uitÉeefster N.V. NEDERLANDSCHE UITGEVERIJ „OPBOUW" P. Potterstraat 4, Amsterdam Z., - Tel. 98145 - PostÉiro 78676
nat weer krijgt U spoedig vochtige, koude voeten, waardoor U zich een kou op het lijf kunt halen. Dat voorkomt VASENOL-Voetpoeder, want dit houdt de voeten warm, droog en krachtig.
WWilill CINEMA
VOETPOEDER
6- THEATER — (nr. 18)
1:
(Teekening W. de Mooy)
Het weekblad „CINEMA & THEATEK» verschijnt des Vrijdags.
GEPROLONGEERD :
Hoofdredacteur: Louis Thijssen, Voorburg (Z.-H.); Plaatsvervanger: Joh. T. Hulsekamp, Arasterdam. — Chef-van-dienst der redactie: R. H. J. Pfaff, Amsterdam. — Redacteur: L. J. Capit, Arasterdam. Uitgave der N.V. Nederlandsche Uitgeverij ,,Opbouw", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Zuid. Alle bijdragen, foto's, teekeningen en redactioneele correspondentie, zonder vermelding van persoonsnamen, te richten aan de Bedactie, abonnementsopgave en andere administratieve correspondentie aan de Administratie van Het Weekblad „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Zuid. Telefoon: 98145, 21511, 21424. — Postgiro no. 78676. — Prijs der losse nummers 15 cents. Abonnementsprijs voor Nederland franco per post ƒ 6,50 per jaar, ƒ 3.25 per half jaar, ƒ 1.62i^ per kwartaal, bij vooruitbetaling; in plaatsen, waar bezorgers zijn gevestigd, desgewenscht 12% cents per week bij bezorging in de week na verschijning. Abonnementen worden stilzwijgend telkens voor dezelfde periode verlengd, indien met twee weken vóór afloop schriftelijk opzegging is ontvangen. — Nadruk alleen toegestaan voor korte gedeelten, mits met bronvermelding. — Bij ongevraagde bijdragen slulte men retourporto in.
„TREESJE VRIJDAG" Toegang 14 jaar Sonora-film OP HET TOONEEL:
ß'äMi
Dick Willebrandts GEPROLONGEERD :
„RIJPENDE JEUGD" Toegang 14 jaar Sonora-film OP HET TOONEEL:
Üßlmg
RIE HELLMIG met haar Orchest
HM
vervult. (Zie Mea. uitgeverij „^uo
^^ ^ ^^
^^ nummers ƒ0.15.
Volledige gegevens hierboven. P. 1083/4.
CINEMA & THEATER — 23ste Jaargang — No. li — 30 April 1943 '-•
■—^.
..
_
_
■