VU/ER:JEANCORDARO
Bureau de dépôt/Afgifte kantoor : Kontich 1
VEKENVELD14 2550KONTICH
België - Belgique 2550 Kontich 1 8/4660
! "## $ % $ $
samenspel waarvan u de tabulatuur in dit nummer krijgt. Tot dan ?
Edito Greet Schamp Vice voorzitster
! &'
De Belgische Luitacademie is een feitelijke vereniging die als doel heeft contacten te leggen tussen de luitliefhebbers in België. Het lidgeld bedraagt per jaar BEF750 (België) of BEF1000 (buitenland). L’Académie belge du Luth est une association de fait dont le but est de favoriser les contacts entre les passionnés du luth en Belgique. La cotisation annuelle est de BEF750 (Belgique) ou BEF1000 (étranger). Compte banquaire / Bankrekening : 310-1293656-53 Secrétariat-Secretariaat Rédaction – Redactie : Greet Schamp Prins Boudewijnlaan 133 2650 Edegem tel & fax 03 289 01 19 E-mail
[email protected] Internet site http://users.belgacom.net/lute Les articles publiés n' engagent que la responsabilité de leurs auteurs De artikels verschijnen onder de verantwoordelijkheid van de auteur
Edito
Hopelijk weer alle batterijen goed opgeladen tijdens de afgelopen zomervakantie. Wij hebben voor u alvast een luitdag gepland, ditmaal weer in Brussel, op 26 november ’00 in les Écuries de la Maison Haute te Watermaal Bosvoorde. De directeur Mr.Fievet stelt de lokalen van de muziekacademie ter beschikking waarvoor wij hem hartelijk danken. Na de verwelkoming kan u o.a. in primeur vernemen welke ontdekking Bart Roose recent heeft gedaan i.v.m. Narváez. De hele luitdag is gratis voor iedereen, breng mensen mee en stem uw luit op 440 voor het vrij podium en het
Edito/Editoriaal De tijd van Keizer Karel Een europese luitvereniging ? Un concert à Tournai L’époque de Charles Quint Humo(u)r Une association européenne ?
p. p. p. p. p. p. p.
1 2 4 4 6 8 9
Christine Ballman Présidente Nous espérons que vous avez passé des vacances reconstituantes et que, en recevant cette revue, vous serez bien lancés dans cette nouvelle saison artistique. Comme de tradition, le numéro de septembre vous convie à notre Journée annuelle du luth. Avec l’aimable et efficace participation de l’Académie de Musique, et de son directeur Mr.Fievet, les Écuries de la Maison Haute à Boitsfort nous accueilleront le 26 novembre prochain pour une journée centrée sur Charles Quint. Voyez notre programme détaillé dans les pages qui suivent. Vous trouverez également la première partie de l’article de Nadine Duymelinck, retraçant la vie politique et artistique en cette première moitié du XVIe siècle, de quoi vous mettre dans le bain. Également destiné à notre journée, le supplément musical est à Agenda Rumeurs/Geruchten Toelichting/Supplément Musical Petites Annonces/Zoekertjes Musique d’ Ensemble-Muziek Luitdag/Journée du luth Tablature - tabulatuur Wegwijzer/Plan d’accès
p. 9 p. 9 p. 8 p. 10 p. 10 p. 11 p. 12 p. 16
"#( préparer en vue d’un podium libre qui regrouperait tout le monde, dans un sain esprit de « corporation ». Enfin, outre nos rubriques habituelles, en dernière page vous découvrirez le plan d’accès au lieu de notre manifestation. Astiquez vos luths, bouchonnez bien vos chevaux et rendez-vous dans les Écuries le 26 novembre prochain !
$% $$
) (
te vergelijken hoogmoed zou zeggen : ‘In mijn land gaat de zon nooit onder.’ Ook vinden we zijn persoon terug in ontelbare volksverhalen, vaak verteld met grove humor, gemengd met bewondering en met het geloof in de goedheid en de eenvoud van de keizer. Ook schilders hebben vaak teruggegrepen op feiten uit zijn leven. Getuige hiervan de tentoonstelling « Mise-en-Scène » te Gent, over het 19de De tijd van Keizer Karel eeuwse imago van Karel V. Dat Karel V een markante persoonlijkheid was, zal wel Nadine Duymelinck niemand betwisten. Zijn grootmoeder Maria van Bourgondië heeft zeker invloed gehad op het streven van haar zoon Filips de Schone naar aansluiting met Frankrijk. Toch haastte Filips zich de ziel uit het lijf richting Spanje Keizer Karel is een omstreden figuur, en heeft door de toen de troon van Castilië vrijkwam door het overlijden van eeuwen heen heel wat gemengde gevoelens losgeweekt. zijn schoonmoeder Isabella. Grootvader Maximiliaan was Er is over hem geschreven door de meest uiteenlopende echter een rasechte Habsburger en kleinzoon Karel personages. Alexandre Dumas bijvoorbeeld is al niet te verenigde in zich de heerszucht van beide geslachten. spreken over de overdreven trots van de keizer : « Midden Zo de figuur van onze Keizer Karel niet te begrijpen is tussen deze tenten, zoals de Notre-Dame te Parijs in de zonder zijn boergondische afkomst en voorgeschiedenis, Cité, zoals het paleis van de pauzen in het midden van hoewel hij zich later veel meer spaans en habsburgs Avignon, zoals een driedeks schip op de wollige baren van voelde, en vooral gedroeg, zo moeten we ook de kunst in de oceaan, was het keizerlijke paviljoen van Karel de Vijfde het algemeen en de muziek in het bijzonder beschouwen opgericht, op welks vier hoeken vier ruitervanen vanuit een vroeger tijdperk. Het boergondische hof was wapperden waarvan één enkele gewoonlijk volstaat voor namelijk nog erg middeleeuws, de menselijke eerzucht : de terwijl in Italië de renaissance standaard van het Keizerrijk, de reeds volop aan de gang was. standaard van Spanje, de Geleerden redetwisten reeds standaard van Rome en de lang over begin- en einddatum standaard van Lombardije ; ervan en maken ook want hij was viermaal gekroond, onderscheid tussen de deze veroveraar, deze moedige, verschillende kunsttakken. De deze overwinnaar zoals men architectuur was hierin het hem noemde : te Toledo, met snelst, wat zich dan doorzette in de diamanten kroon, als koning schilder- en beeldhouwkunst en van Spanje en Indië ; te Aken, vlak daarop in de literatuur, met de zilveren kroon, als keizer terwijl de muziek zowat in zijn van Duitsland ; tenslotte, te eigen ritme volgde. Bologna, met de gouden kroon , Als kind woonde Karel in de als koning van Rome, en met de Nederlanden. De polyfonie ijzeren kroon, als koning van tierde er welig sinds bijna een Lombardije. En toen men zich eeuw lang. Dufay is geboren trachtte te verzetten tegen zijn rond 1400 en is reeds het wil om zich te Bologna te laten prototype van de reizende kronen in plaats van, zoals renaissancemuzikant : Cambrai, gewoonlijk, te Rome en te Pesaro, Laon, Bologna, Rome, Milaan ; wanneer men hem de Florence, Savoie, om tenslotte bezwaren van de paus naar Cambrai terug te keren overbracht, die de gouden kroon waar hij in 1474 sterft. Zijn Karel V - Charles Quint niet graag uit het Vatikaan wilde leerlingen verspreiden zich over hebben, en het dekreet van gans Europa. Soms zijn ze enkel Karel de Grote, dat verbiedt de ijzeren kroon buiten Monza op doorreis : ze nemen de tijd om een gevraagd werk te mee te nemen, antwoordt hij hooghartig, deze overwinnaar componeren, desgewenst uit te voeren en dan trekken ze van Frans I, Soliman en Luther, dat hij niet gewend was verder ; soms blijven ze in dienst aan één of ander zuiders achter een kroon aan te hollen, maar dat de kronen hem hof en worden van daaruit naar hun land van herkomst achterna kwamen . « (uit « Le page du duc de Savoie ») gestuurd op zoek naar jong talent. Deze contacten hadden Louis Paul Boon doet er in zijn « Geuzenboek » nog een weerklank tot het einde van de 16de eeuw. Het reizen en schepje bovenop : « Het gebeurde om vier uur in een prille trekken ging niet zonder gevaar : de pest hield soms lelijk ochtend der maand februari van het jaar 1500, toen de huis in Europa ; Obrecht stierf eraan in 1505 samen met stad Gent nog sliep. Joahnna van Castilië, de Spaanse, zijn heer Ercole I d’Este, Agricola in 1506 te Valladolid, die men weldra om verholen staatsbelangen de « samen met Filips de Schone, en later ook Valentin Bakfark Waanzinnige » zou noemen, was in de laatste ogenblikken die veel vlaams polyfonie geïntavoleerd heeft. harer zwangerschap. De wind huilde in de smalle straten, Bij de opvoeding van jonge renaissance-prinsen hoorde de regen kletterde tegen de kleine ramen van het muziek. De kinderen van Filips de Schone leerden zo het Prinsenhof. Met de hooggezwollen buik liet ze zich nog manichord bespelen, verwant aan het klavichord. Karel even op de nachtpot brengen, en daar neerzittend bracht had, naar Bourgondische traditie, een eigen muziekkapel, ze haar tweede kind ter wereld, haar zoon die men Karel net zoals zijn tante Margareta van Oostenrijk te Mechelen, zou noemen. Het was belachelijk, grotesk en afschuwelijk : zijn zuster Maria van Hongarije te Brussel en later zijn uit de vuilnis van een nachtpot moest men deze oprapen zoon Filips II. Deze instellingen waren volledig op die de grote Keizer Karel zou worden, de laatste vorst van Bourgondische leest geschoeid, in de eerste plaats ter het grote Bourgondische Rijk, de heerser die met aan niets
"#(
$% $$
) *
beoefening van geestelijke muziek. In de 15de eeuw is de we dit nu echt uitleggen door een zogenaamde « haat mis het hoogste muzikaal genre, daarna wint het motet tegen de herkomst van de luit », arabisch van oorsprong aan belang. Beetje bij beetje zal in de 16de eeuw het en als dusdanig behorend tot de cultuur van Spanje’s wereldlijke element meer plaats innemen, mede onder vroegere overheersers ? invloed van het humanisme dat sterk individualistisch Een aantal muzikantjes die in Spanje opgroeien en net als getint was. De instrumentale muziek blijft echter lang op de « onze » Karel geboren zijn in 1500 of daaromtrent zijn achtergrond. minder vroegrijp dan hun jonge Margareta van Oostenrijk omringt zich te koning : we moeten tot 1535 wachten Mechelen met velerlei kunstenaars. Ons voor het eerste boek met muziek interesseert bijvoorbeeld Petrus Van voor vihuela verschijnt. Het is dan Den Hove (°1470/75-+ na 1535) beter wel meteen raak : « El Maestro » van bekend onder de naam Petrus Alamire, Luys Milan bevat enkel voor vihuela een schitterend kalligraaf. Hij werkte gedachte muziek en bijvoorbeeld gedurende 25 jaar voor Margareta van geen geïntavoleerde vokale werken. Oostenrijk en de toen nog aartshertog We kunnen er alleen uit afleiden dat Karel. Buiten het grote formaat de vihuelakunst al veel langer koorboek met religieuze muziek bezat bestond voor men in Spanje van de Margareta ook een zogenaamde « boekdrukkunst ging gebruik maken. chansonnier », een boek met franse « In ieder geval : tussen 1535 en 1558 liedjes » dus, wondermooi verlucht, met (sterfdatum van keizer Karel) werk van o.a. Pierre de la Rue, haar verschijnen zes van de zeven lievelingscomponist en Josquin des vihuelaboeken. De namen even op Prez. Haar historiograaf Jean Lemaire een rijtje : de Belges zou in 1508 het gedicht « Luys Milan (°ca 1500-+ca 1561) « El Plus nulz regretz » schrijven dat later Maestro » 1535 Josquin inspireerde tot zijn « Mille Luys de Narváez (°ca1500-+na regretz ». Op zijn beurt zou de Narváez 1555) « Los seys libros del Delphin » hierop het mogelijk aan Karel 1538 opgedragen « Canción del Emperador » Alonso Mudarra (°voor 1520-+1580) maken. Buiten het verluchten van « Tres libros de música » 1546 muziekboeken (men kent met zekerheid Enriquez de Valderrábano( ?) « zijn medewerking aan een 50-tal Silva de Sirenas » 1547 hiervan) hield Petrus zich ook onledig Diego Pisador (°ca1509-+na 1557) « met « diplomatieke opdrachten », om Libro de música de vihuela » 1552 het woord spionage niet te gebruiken. Miguel de Fuenllana (°ca 1500-+ ?) Pierre de la Rue(°ca 1460-+1518) was « Orphenica Lyra » 1554 denkelijk geboortig van Doornik. Na wat omzwervingen (o.a. in Italië) belandt hij Alleen het boek van Esteban Daza bij de kapel van aartshertog Maximiliaan (°1508) verschijnt veel later (in en vandaar bij Filips de Schone, met wie 1576). Tevens verschijnt in 1549 te hij naar Spanje trekt. Na diens dood Ossuna het boek « Declaración de wordt hij zowat een erfstuk in de familie instrumentos » waarin theoreticus : hij blijft verbonden aan de kapel van Juan Bermudo (°ca 1510) Johanna de Waanzinnige en later aan speeltechniek, besnaring en die van Margareta van Oostenrijk en verschijningsvormen van vihuela en aartshertog Karel, tot hij zich te Kortrijk vier-korige gitaar (volgens Bermudo terugtrekt als kanunnik. gewoon een kleine vihuela) Na in 1516 in Brussel tot koning van bespreekt. Spanje te zijn uitgeroepen, is Karel wel verplicht om naar Spanje te reizen. Hij In mei 1520 vertrekt Karel naar laat zich vergezellen door zijn vlaamse Duitsland om er, na heel wat intriges, Vihuela musici, die in Spanje « Capilla flamenca gekroond te worden als Keizer van » heten, in tegenstelling tot zijn tweede het Heilige Roomse Rijk. Sebastian kapel, summum van luxe, die samengesteld is uit spaanse Virdung (°ca 1465) heeft dan reeds in Basel (in 1511) « muzikanten. Bij de vlamingen is de bekendste Musica getutscht und ausgezogen » laten drukken. Het is waarschijnlijk Nicolaas Gombert wiens werk we in vele het eerste duitse tabulatuurboek dat we kennen, een soort latere luitboeken zullen terugvinden, zoals dat van Thomas methode voor luit, orgel en fluit waarin deze instrumenten Créquillon trouwens, ook bij Karel in dienst. ook beschreven en afgebeeld staan. De bestaande Capilla española ging naar Isabella van Hans Judenkünig is bijna aan het eind van zijn Portugal met wie Karel huwde in 1526, en na haar dood in luitistenlatijn. Hij was geboren rond 1445 en stierf in 1526 1539 naar haar kinderen, nog later naar het hof van Filips te Wenen. Zijn boek « Ain schone kunstliche II. Het bekendste lid van deze kapel was ongetwijfeld underweisung » zou pas in 1523 in Wenen uitgegeven Antonio de Cabezón (°1500-+1566). Zijn werk « Obras de worden. Samen met Arnolt Schlick (° voor 1560-+1521) die música para tecla, arpa y vihuela » verscheen posthuum te het boek « Tabulaturen etlicher Lobgesang » te Mainz Madrid in 1578 door toedoen van zijn zoon Hernando, en is publiceerde in 1512, zou hij de eerste zijn geweest die zo de laatste vihuelatabulatuur. met de vingers speelde en niet met een plectrum. Een eigenaardig verschijnsel, die vihuela : een lichaam als Op « Ein new geordnet künstlich Lautenbuch » van Hans een gitaar, besnaard en gestemd als een luit, en enkel Neusidler (° voor 1510-+1563) moeten we nog wachten tot bespeeld in Spanje, onvoorstelbaar populair om na een 1536. Hij gaf later nog meer luitboeken uit, die wel veel bloei van een halve eeuw volledig te verdwijnen. Moeten herhalingen bevatten maar met talrijke variaties. Neusidler
"#( hield zich eveneens bezig met luitbouw. De u waarschijnlijk wel bekende Baron schrijft in zijn «Untersuchung des Instruments der Lauten »(1727) : «Obengedachter Hanns Neusiedler…hat sich nebst seiner Music auch auf das Lautenmachen applicirt, und habe corpora, worinnen die Jahr-Zahl 1553 gestanden, von ihm gesehen, welche etwas gross, von besondern fremden Holze und ziemlich proportionirlich ausgesehen haben ». Hans Gerle was ook een tijdgenoot van keizer Karel. Hij werd geboren rond 1500, maar gaf pas in 1552 « Eyn newes sehr Kunstlichs Lautenbuch » uit te Nürnberg. Op de valreep vermelden we ook nog Sebastiaan Ochsenkun (°ca 1521-+1574), niet omwille van zijn mindere waarde, wel omwille van de verschijningsdatum van zijn « Tabulaturbuch auff die Lauten », namelijk 1558. In 1552 keert Karel terug naar Spanje, maar blijft er niet lang. De oorlogen tegen Frankrijk om Napels en Milaan eisten zijn aandacht. Hij behaalt te Pavia (1525) een schitterende overwinning waarbij hij zelfs de franse koning Frans I gevangen neemt. Hij gaat tussendoor even trouwen met zijn nicht Isabella van Portugal (in 1526) maar is dan weer niet thuis als in 1527 zijn zoon Filips geboren wordt. Zijn troepen hebben het in dat jaar druk met de plundering van Rome. De italiaanse steden zijn ware broeinesten van intriges, het Vatikaan niet in het minst ! De artiesten laten zich daarin niet onbetuigd. Lees er maar eens de gedichten op na van Du Bellay (°1522-+1560) over zijn verblijf te Rome (van 1553 tot 1557), de memoires van beeldhouwer Benvenuto Cellini (°1500-+1571) die beweert de maarsschalk van Bourbon eigenhandig te hebben gedood bij de overval op Rome, of de italiaanse dichteres Veronica Gambara (°1485-+1550) die zowel Frans I als keizer Karel niet mis te verstane verwijten naar het gekroonde hoofd slingert : «Houd toch in Gods naam op elkaar te haten,//Karel en Frans, en wend uw ogen niet // af van de Heer, wiens macht gij werkzaam ziet//in uw twee sterke en invloedrijke staten… » Baldassare Castiglione (°1478-+1529) was pauselijk gezant in Spanje. Karel V liet hem bij zijn dood in Toledo een vorstelijke begrafenis geven. Castiglione deed in « Il Cortiggiano »(De Hoveling) zijn best om de muziek te promoten. Ik citeer : « De graaf (…) sprak : Heren, gij moet weten, dat ik niet tevreden ben met mijn hoveling, als hij niet ook een musicus is, en behalve muziek van blad lezen en zingen, ook verschillende instrumenten kan bespelen. Als we er goed over nadenken, is er in de vrije tijd geen rust na vermoeidheid en geen geneesmiddel voor een zieke ziel die eervoller en loffelijker is dan muziek (…)Bovendien doet men er veel voor om de vrouwen aangenaam te zijn, wier teder gemoed gemakkelijk doordrongen en vervuld raakt door de zoetheid van de harmonieën. » Zo, nu hebben we meteen een mooie reden meer om muziek te maken. Don Luys Milan, jawel dezelfde van « El Maestro » schreef een imitatie van « De Hoveling » namelijk « Libro intitulado El Cortesano » uitgegeven te Valladolid in 1561. Hij was eigenlijk « full-time hoveling » en naar eigen zeggen geen beroepsmusicus ! Musici wonen er in Italië te over. Laten we dan maar chauvinistisch beginnen met Adriaan Willaert (°ca 1490+1562) die na zijn studietijd in Parijs meer dan 10 jaar in dienst blijft aan het hof te Ferrara, voor hij kapelmeester wordt te Venetië. Genoegzaam bekend is zijn gebruik van een dubbelkoor in de San Marco-basiliek, heel wat minder zijn boek « Intavolatura de li madrigali di Verdelotto…per messer Adriano », uitgegeven in 1536. Francesco Canova da Milano « Il Divino », « De Goddelijke » (°1497-+1543) werd door zijn tijdgenoten als de beste luitenist beschouwd. Behalve een uitstekend uitvoerder was hij ook een meesterlijk componist. Hij verenigt in zijn
$% $$
) +
werken in een bewonderenswaardig evenwicht de techniek van de vlaamse polyfonisten met zijn eigen latijnse karaktertrekken. Over zijn leven weten we weinig ; geboren te Milaan krijgt hij al vroeg luitlessen van een luitenist van het hof te Mantua. Op een bijeenkomst van Frans I, Keizer Karel en de Paus (in wiens dienst hij was) maakte hij op de franse koning zulk een indruk dat deze hem een geldschenking deed. Vincenzo Galilei (°1520 ?-+1591), vader van de astroloog Galileo, en zelf een verdienstelijk luitspeler en componist, prijst vooral da Milano’s intavoleringen van vokale werken. Op een totaal van 10 uitgegeven luitboeken zijn er 4 in samenwerking met zijn leerlingen Fiorentino Perino en Pietro Paulo Borrono, van 1531 tot 1534 hofluitist van de blijkbaar onvermijdelijke Frans I. En hoewel de drukkers in Vlaanderen een enorme bijdrage leverden tot het verspreiden van de tabulatuurboeken komt de eer van de eerste druk helaas toe aan een italiaan : Ottavio Petrucci (°1466-+1539). Hij werkte als eerste met een beweegbare pers voor muziekdrukken wat in 1507 leidde tot het oudst bekende gedrukte luitboek : «Intabolatura de Lauto » van Francesco Spinacino (°na 1450-+na 1507). Tussen dat jaartal en 1511 verschijnen nog 5 bundels van verschillende componisten onder wie Dalza (°na1450-+na 1508) en vermoedelijk Alemani. Wat later verschijnt het boek van Vincenzo Capirola (°1474+1547) waarin we ook liederen vinden (rond 1515), in 1546 « Intabolatura de lauto… »van Antonio Rotta, van Domenico Bianchini bijgenaamd « Il Rosetto », « De kleine rosse » dus, en nog in 1546 »Intabolatura de lauto… »van Giovanni Maria da Crema, in 1548 dan «Intabolatura di lauto » van Melchior de Barberis (°ca 1500-+na 1549) « Il Divino Padovano ». Waren de italianen kwistig met bijnamen, erg originele titels gaven ze niet aan hun boeken. Meestal wordt nog wel in de volledige titel gespecifieerd waarover het precies gaat : ricercari, motetti, madrigali, of andere. (vervolg in volgend tijdschrift)
Een europese luitvereniging ? Joachim DOMNING Vertaling : Nadine Duymelinck Aan het denken gezet door een gesprek met onze vriend Claude Chauvel en door het redactie-artikel van onze belgische vriendinnen Christine Ballman en Greet Schamp, zou ik enkele bedenkingen willen verzamelen over een europese ontwikkeling van onze gemeenschappelijke doelstellingen. In de loop van de tijd en in de meest uiteenlopende omstandigheden, beroepshalve of in mijn vrije tijd, heb ik de stichting van een aantal europese en internationale verenigingen meegemaakt. Bij enkele was ik hetzij actief, hetzij passief ook werkelijk betrokken. Laten we dan de europese ontwikkeling eens bekijken : een objectieve toeschouwer zal niet enkel de positieve kanten opmerken. Aan de ene kant heeft zich te Brussel een rangorde van ambtenaren, voorstanders van gelijkheid, gevestigd die alles wil regelen onder eigen vleugels, en aan de andere kant worden we geconfronteerd met de nationale belangen, die elkeen tracht naar voren te schuiven naargelang grootte of gewicht. Maar in een goede gemeenschap moeten allen veel kunnen winnen en weinig verliezen. De moeilijkheden beginnen reeds bij de taal. Het tijdschrift van onze belgische vrienden kan hier tot voorbeeld strekken. Het is tweetalig (dus tweemaal zo dik en daardoor ook duurder) want de enen zowel als de
"#( anderen moeten zich erin kunnen terugvinden. Er bestaat al wel een nederlandse en een franse uitgave, maar België is een specifieke regio, en heeft recht op een eigen regeling. Dan stelt zich de vraag : moeten we misschien allemaal esperanto leren ? In ons eigen land (Duitsland) stellen zich andere problemen ; zeker niet ernstig, maar ze bestaan. Het geeft hier geen pas om de moeilijkheden binnen onze raad van beheer te bespreken, die we dan toch de baas blijven dank zij de electronica, hoewel het zeer zeker verkieslijk zou zijn in persoon te kunnen vergaderen. Voor een vergadering in bijvoorbeeld de regio Rhein-Main zouden de luitliefhebbers uit het noordoosten of het zuiden meer dan 400 Km moeten afleggen ; dan ga ik liever naar de nederlandse vergaderingen te Utrecht, dat is eenvoudigweg dichter bij huis. Hoewel we de uitwisseling van inlichtingen tussen de nationale redacties van luitverenigingen aanmoedigen, gebeurt dit toch enkel sporadisch, zeker niet door onwil of nalatigheid. Moet ieder dan maar zijn eigen potje koken, en alleen van tijd tot tijd over het muurtje bij de buren kijken ? Ik meen dat we ons toch iets meer kunnen veroorloven, de financiële steun uit Brussel gaat immers in stijgende lijn, en het lijkt ons dat onze mogelijkheden in de toekomst enkel uit europese bronnen kunnen komen. De nationale verenigingen zijn misschien een verloren zaak als een financiering enkel mogelijk is bij samenwerking tussen verschillende landen. Betekent dat dan een europese luitvereniging tegen beter weten in ? Ik zou liever een soepele maar doorlopende samenwerking zien. We zouden elkaar moeten kunnen ontmoeten op europees vlak, in kleine groepjes, op regelmatige tijdstippen. Dat zou, behalve een uitwisseling over de problemen en wensen van elke vereniging ook een samenspraak mogelijk maken over toch wel zeer gewenste plannen. Een goede aanzet tot zulke ontwikkeling zou een actieve uitwisseling van inlichtingen kunnen zijn tussen de verschillende redacties van de nationale tijdschriften. Zo zouden we bijvoorbeeld de inlichtingen en interessante artikels snel beschikbaar kunnen maken, elk in onze eigen taal ; misschien zou het dan ook gemakkelijker zijn om vertalers te vinden (daar zijn we dan weer bij het taalprobleem beland). Het zou daarom wenselijk zijn dat de tijdschriften ongeveer terzelfdertijd zouden verschijnen, zodat ieder op hetzelfde ogenblik zou weten wat er gaande is. Het dringendste lijkt me echter de oprichting te Straatsburg en te Brussel van een samenwerkingsorganisatie voor de europese cultuur en kennis. Buiten de financiering moet immers een ganse waaier aan problemen geregeld worden op europees vlak, onder andere in verband met auteursrechten en de taxatie van bibliotheken of bezitters van bronnen voor luitmuziek. Ik zou ten zeerste wensen dat de europese luitliefhebbers hun gedachten helder zouden uitdrukken en er in hun eigen streek over zouden praten om een vruchtbare arbeid in de toekomst mogelijk te maken.
Un concert de luth à Tournai Jean-Claude Baertsoen
A l' occasion des Fêtes de la Musique, les maisons romanes de la rue Barre St. Brice à Tournai ont accueilli luth, luthiste et amateurs de musique ancienne et moderne dans une ambiance particulièrement chaleureuse. Musique ancienne d' abord : Christine Ballman a donné une conférence illustrée d' exemples sur l' Essor du luth ancien.
$% $$
) ,
En un peu plus d' une demi-heure, elle a peint d' une façon vivante la pratique de l' instrument, s' attachant aux divers aspects de son répertoire : musique d' inspiration religieuse, chansons, danses d' origine populaire, ballets de cour... La séance se poursuivait par un récital donné par JeanPierre Fréché. Avec une agilité remarquable et un réel souci de la communication, il a interprété un ensemble abondant de pièces du compositeur anglais John Dowland. Il terminait sa prestation par l' exécution d' une œuvre exceptionnelle : la Fantaisie sur un thème de Schütz écrite par Guy Morançon. Peu de compositeurs contemporains ont consacré leur talent au luth, et c' est un rare privilège d' entendre l' instrument ancien prêter sa sonorité à la pensée d' aujourd' hui. La gageure est réussie. Morançon mêle avec bonheur les apports de la tradition aux harmonies héritées de Debussy et de Messiaen, faisant preuve d' une grande maîtrise du style et d’un beau sentiment de la forme. Sa Fantaisie comporte à la fois la rigueur de la pensée et la fraîcheur de l' invention. La séance était complétée par l' audition d' une brève cantate pour chœur, luth et orgue intitulée " Emmy la forêt de tristesse ". Le texte en est de Paul André, la musique de Jean-Pierre Fréché. Le public qui emplissait la salle a apprécié la simplicité, la fraîcheur, le naturel de cette œuvre d' inspiration médiévale. Il a longuement applaudi les interprètes, à savoir le chœur Con Amores, l' organiste Philippe De Smet et, au luth, le compositeur. Ajoutons que la salle paroissiale protestante qui avait été prêtée pour la circonstance a une acoustique d' une exceptionnelle qualité. Le luth, instrument délicat et souvent capricieux, y avait une extraordinaire présence.
Jean-Pierre Fréché
L’époque de Charles-Quint Nadine Duymelinck Traduction Christine Ballman Charles-Quint, personnalité controversée, a suscité au cours des siècles des sentiments partagés. Les écrivains les plus divers ont écrit à son propos. Ainsi, Alexandre Dumas nous parle de la fierté exagérée de l’empereur : «Au centre de ces tentes, comme Notre-Dame de Paris dans la Cité, comme le Château des Papes au milieu d’Avignon, comme un vaisseau à trois ponts parmi les vagues moutonneuses de l’Océan, surgissait le pavillon
De Luitspeler - Le luthiste Dirk van Balure
"#( impérial de Charles-Quint, aux quatre angles duquel flottaient quatre étendards dont un seul suffisait d’habitude à l’ambition humaine : l’étendard de l’Empire, l’étendard de l’Espagne, l’étendard de Rome et l’étendard de la Lombardie ; car il avait été couronné quatre fois, ce conquérant, ce vaillant, ce victorieux, comme on l’appelait : à Tolède, de la couronne de diamants, comme roi d’Espagne et des Indes ; à Aix-la-Chapelle, de la couronne d’argent, comme empereur d’Allemagne ; enfin, à Bologne, de la couronne d’or, comme roi de Romains, et de la couronne de fer, comme roi des Lombards. Et, lorsqu’on essayait de s’opposer à cette volonté qu’il avait de se faire couronner à Bologne, au lieu d’aller, selon la coutume, se faire couronner à Rome et à Milan ; lorsqu’on lui objectait le bref du pape Étienne, qui ne veut pas que la couronne d’or quitte leVatican, et le décret de l’empereur Charlemagne, qui défend que la couronne de fer sorte de Monza, il répondit hautainement, ce vainqueur de François Ier, de Soliman et de Luther, qu’il était accoutumé, non pas à courir après les couronnes, mais à ce que les couronnes courussent après lui » (extrait de Le page du duc de Savoie). Louis Paul Boon va encore plus loin dans son Geuzenboek: «Cela se passa par un matin frais de février 1500, à quatre heures, alors que la ville de Gand dormait encore. Jeanne de Castille, l’espagnole, qu’on ne tarderait pas à appeler pour des raisons d’état « la folle », en était aux derniers instants de sa grossesse. Le vent hurlait dans les rues étroites et la pluie battait les carreaux du Château des Comtes. Le ventre distendu, elle se laissa encore mener une dernière fois sur le pot de chambre, et là, accroupie, elle mit au monde son deuxième fils, qui serait nommé Charles. C’était risible, grotesque et affreux : il fallut retirer des excréments celui qui deviendrait le grand Charles-Quint, le dernier prince de l’empire bourguignon, le souverain au courage incomparable qui dirait : ‘le soleil ne se couche jamais sur mes terres’. ». Sa personnalité se retrouve dans de nombreux récits populaires, souvent racontés avec un humour épais. S’y mêlent l’admiration pour l’Empereur et la croyance en sa bonté et sa simplicité. Des peintres se sont également inspirés des faits de sa vie. Pour témoin, l’exposition «Mise-en-Scène » de Gand consacrée à l’image qu’on avait de Charles-Quint au XIXe siècle. La personnalité marquante de Charles-Quint ne sera mise en doute par personne. Sa grand-mère, Marie de Bourgogne, a certainement influencé son fils Philippe le Beau dans son désir de rattachement à la France. Cependant, lorsque le trône de Castille devient vacant à la mort de sa belle-mère Isabelle, Philippe se précipite en Espagne. Le grand-père Maximilien était un Habsbourg de pure race et le petit-fils Charles allie ainsi la soif de pouvoir des deux familles. La personnalité de Charles-Quint n’est donc pas dissociable de son origine et de l’histoire bourguignonne, malgré qu’il se sente et se comporte par la suite plus en espagnol et en Habsbourg. Il faut donc considérer l’art, et la musique en particulier, dans sa perspective historique. La cour de Bourgogne était encore très médiévale alors que l’Italie était déjà en pleine Renaissance. Les scientifiques argumentent depuis longtemps sur les dates de début et de fin des périodes stylistiques. Ils font généralement des distinctions entre les différentes disciplines artistiques. L’architecture amorçait l’évolution du style et la transmettait à la peinture et la sculpture, tandis que la musique suivait à son propre rythme. Enfant, Charles vit aux anciens Pays-Bas. La polyphonie y florissait depuis près d’un siècle. Dufay est né vers 1400. Il est déjà le prototype du musicien itinérant de la Renaissance : Cambrai, Pesaro, Laon, Bologne, Rome, Florence, la Savoie, pour revenir enfin à Cambrai où il
$% $$
) -
meurt en 1474. Ses disciples essaiment dans toute l’Europe. Parfois seulement de passage, ils prennent le temps de composer des œuvres sur commande, de les faire interpréter avant de continuer leur voyage. Quelquefois, ils résident dans l’une ou l’autre cour du Sud et refont le voyage vers leur pays d’origine afin d’y recruter de jeunes talents. Ces contacts fructueux durent jusqu’à la fin du XVIe siècle. Mais les voyages n’étaient pas sans danger : la peste sévissait en Europe. Ainsi Obrecht et son patron Ercole I d’Este en meurent en 1505, Agricola en 1506 à Valladolid, ainsi que Philippe le Beau et plus tard Valentin Bakfark qui mit en tablature nombre d’œuvres polyphoniques franco-flamandes. À la Renaissance, la musique faisait partie de l’éducation des princes. Les enfants de Philippe le Beau apprennent ainsi à jouer du manicordion, proche du clavicorde. Charles disposait, comme le voulait la tradition bourguignonne, d’une chapelle personnelle, de même que sa tante Marguerite d’Autriche à Malines, sa sœur Marie de Hongrie à Bruxelles et plus tard son fils Philippe II. Ces institutions, formées sur le modèle bourguignon, sont d’abord destinées à la musique sacrée. Au XVe siècle, la messe polyphonique est le genre dominant avec le motet. Mais l’élément profane prend petit à petit de l’importance au cours du XVIe siècle, sous l’influence individualisante de l’humanisme. La musique instrumentale, elle, met plus de temps à se développer. Marguerite d’Autriche s’entoure à Malines de nombreux artistes. Citons Petrus Van Den Hove (°1470/75-+ après 1535) mieux connu sous le nom de Petrus Alamire, un calligraphe remarquable. Il travaille pendant 25 ans pour Marguerite et pour le jeune archiduc Charles. Outre les grands livres de chœur, Marguerite possédait un «chansonnier » splendidement enluminé, comprenant des chansons françaises de Pierre de la Rue, son compositeur préféré, et de Josquin des Prez, pour ne citer qu’eux. L’historiographe de Marguerite, Jean Lemaire de Belges, lui écrit en 1508 le poème « Plus nulz regretz » qui inspira plus tard Josquin pour ses « Mille regretz ». On connaît la version dédicacée qu’en fait Narváez :« Canción del Emperador ». Outre son travail d’enlumineur (on sait avec certitude qu’il s’occupa d’une cinquantaine de manuscrits), Petrus Alamire assume également des « charges diplomatiques », pour ne pas employer le terme d’espionnage. Pierre de la Rue(°ca 1460-+1518) était probablement originaire de Tournai. Après des pérégrinations, entre autres en Italie, il aboutit à la cour de l’archiduc Maximilien, puis de Philippe le Beau avec lequel il se rend en Espagne. Après la mort de ce dernier, il devint en quelque sorte une partie de l’héritage familial : il reste lié à la chapelle de Jeanne la Folle, puis de Marguerite d’Autriche et de l’archiduc Charles avant de se retirer comme chanoine à Courtrai. Proclamé roi d’Espagne en 1516, Charles se voit obligé de se rendre en Espagne. Il se fait accompagner
Le joueur de guitare - De gitaarspeler
"#( de ses musiciens flamands, appelés « Capilla flamenca » en Espagne par opposition à sa deuxième chapelle, constituée de musiciens espagnols. Deux chapelles, un comble de luxe. Parmi les flamands, le plus célèbre est Nicolas Gombert, dont les œuvres apparaissent dans de nombreux livres de luth ainsi que celles de Thomas Créquillon, également au service de Charles. La Capilla española devient ensuite celle d’Isabelle de Portugal que Charles épouse en 1526. Après la mort d’Isabelle en 1539, la chapelle passe à ses enfants et plus tard à Philippe II. Antonio de Cabezón (°1500-+1566) était certainement le membre le plus important de cette chapelle. Son ouvrage «Obras de música para tecla, arpa y vihuela », publié posthumement par son fils Hernando, paraît à Madrid en 1578. Il s’agit de la dernière tablature pour vihuela. Un drôle de phénomène cette vihuela : le corps d’une guitare encordé et accordé comme un luth. On n’en joue qu’en Espagne où elle est très populaire pendant un demisiècle avant de disparaître totalement. Son apparition estelle explicable par une certaine « haine de l’origine du luth» : arabe et donc appartenant à la culture des anciens oppresseurs de l’Espagne ? Des musiciens locaux, nés comme Charles vers 1500, sont moins mûrs que leur jeune monarque : il faut en effet attendre 1535 pour voir paraître le premier livre de vihuela. Et c’est un succès direct : « El Maestro » de Luys Milan, livre qui ne contient que de la musique pensée pour l’instrument et non de la musique vocale mise en tablature. La vihuela existait donc probablement en Espagne bien avant les premières publications. Quoiqu’il en soit, six des sept livres pour vihuela paraissent entre 1535 et 1558 (date du décès de Charles-Quint). Dans l’ordre : Luys Milan (°ca 1500-+ca 1561) « El Maestro » 1535 Luys de Narváez (°ca 1500-+après 1555) « Los seys libros del Delphin » 1538 Alonso Mudarra (°avant 1520-+1580) « Tres libros de música » 1546 Enriquez de Valderrábano( ?) « Silva de Sirenas » 1547 Diego Pisador (°ca 1509-+après 1557) « Libro de música de vihuela » 1552 Miguel de Fuenllana (°ca 1500-+ ?) « Orphenica Lyra » 1554 Seul le livre d’Esteban Daza (°1508) est publié beaucoup plus tard (en 1576). Entretemps paraît, en 1549 à Ossuna la « Declaración de instrumentos » dans laquelle Juan Bermudo (°ca 1510) détaille le jeu et l’encordement des vihuela et guitare à quatre chœurs. Bermudo considère cette dernière comme une petite vihuela. En mai 1520 Charles se rend en Allemagne, où après bien des intrigues, il se fait couronner Empereur du Saint Empire Romain. À cette époque, Sebastian Virdung (°ca 1465) a déjà publié son «Musica getutscht und ausgezogen » à Bâle (1511). Il s’agit de la première tablature allemande connue, une sorte de méthode pour luth, orgue et flûte dans laquelle les instruments sont décrits et représentés. Né vers 1445 et mort à Vienne en 1526, Hans Judenkünig n’a plus à faire ses preuves. Son livre « Ain schone kunstliche underweisung » va être édité en 1523 à Vienne. Il serait, avec Arnolt Schlick (°avant 1560-+1521), qui publie «Tabulaturen etlicher Lobgesang » à Mayence en 1512, le premier à avoir joué avec les doigts et non plus avec un plectre. Il faut attendre 1536 pour voir la parution de « Ein new geordnet künstlich Lautenbuch » de Hans Neusidler (°avant 1510-+1563). Celui-ci édite d’autres livres de luth plus tard. Ils présentent beaucoup de concordances avec
$% $$
) .
le premier, mais avec de nombreuses variantes. Neusidler s’intéresse aussi à la lutherie. Baron, que vous connaissez certainement bien, écrit dans son « Untersuchung des Instruments der Lauten » (1727) : « Obengedachter Hanns Neusiedler…hat sich nebst seiner Music auch auf das Lautenmachen applicirt, und habe corpora, worinnen die Jahr-Zahl 1553 gestanden, von ihm gesehen, welche etwas gross, von besondern fremden Holze und ziemlich proportionirlich ausgesehen haben ». Hans Gerle est un autre contemporain de Charles-Quint. Né vers 1500, il ne publie « Eyn newes sehr Kunstlichs Lautenbuch » à Nürnberg qu’en 1552. Pour terminer, citons Sebastian Ochsenkun (°ca 1521+1574), non pas parce qu’il est de moindre valeur, mais à cause de la date plus tardive de son « Tabulaturbuch auff die Lauten », 1558. En 1552, Charles rentre en Espagne mais n’y reste pas. Les guerres contre la France au sujet de Naples et de Milan retiennent toute son attention. Il obtient une brillante victoire à Pavie (1525) dans laquelle François Ier est capturé. Entretemps il épouse sa nièce Isabelle de Portugal en 1526, mais ne se trouve pas en Espagne lors de la naissance de son fils Philippe. Ses troupes sont en effet fort occupées par le sac de Rome. Les villes italiennes étaient des nids d’intrigues et le Vatican n’était pas le moindre ! Les artistes en témoignent. Lisez les poèmes que Du Bellay (°1522-+1560) écrits après son séjour à Rome (de 1553 à 1557), les mémoires du sculpteur Benvenuto Cellini (°1500-+1571) qui prétend avoir tué de ses propres mains le maréchal de Bourbon lors de l’attaque de Rome, ou la poétesse Veronica Gambara (°1485-+1550) qui lance des reproches non dissimulés aux têtes couronnées : « Pour l’amour de Dieu, arrêtez de vous haïr, Charles et François, et ne vous détournez pas du Seigneur dont vous voyez la puissance en action dans vos deux pays forts et puissants… » Baldassare Castiglione (°1478-+1529) était légat du pape en Espagne. À sa mort, Charles-Quint lui fit des obsèques princières à Tolède. Castiglione fit tout ce qu’il put pour promouvoir la musique dans « Il Cortiggiano » (Le Courtisan). Je cite : «Le comte (…) parla : Messieurs, vous devez savoir que je ne suis pas satisfait du courtisan s’il n’est aussi musicien, et outre lire et chanter d’après le livre, il doit également être capable de jouer de divers instruments. Lorsque l’on y pense, dans le temps libre, il n’y a pas de repos après le travail et pas de remède pour une âme malade qui soit plus honorable et plus louable que la musique (…). De plus, on fait beaucoup pour plaire aux femmes, dont l’âme tendre est facilement pénétrée et assouvie par les harmonies. » Nous avons ainsi une belle raison de plus de faire de la musique. Don Luys Milan, oui, celui du « Maestro », écrit une imitation du « Courtisan », le « Libro intitulado El Cortesano » édité à Valladolid en 1561. Il était en fait un courtisan « plein temps » et, selon lui, pas un musicien professionnel ! Les musiciens ne manquent pas en Italie. Commençons de manière chauvine avec Adrian Willaert (°ca 1490-+1562) qui après ses études à Paris reste plus de dix ans au service de la cour de Ferrare avant de devenir maître de chapelle à Venise. Célèbre pour son emploi des chœurs doubles à Saint-Marc, il l’est moins pour son livre «Intavolatura de li madrigali di Verdelotto per messer Adriano », édité en 1536. Francesco Canova da Milano « Il Divino » (°1497-+1543) a été considéré par ses contemporains comme le meilleur luthiste. En plus d’être un interprète exceptionnel, il est également un excellent compositeur. Il réunit dans ses œuvres un admirable équilibre entre son caractère latin et la polyphonie flamande. On sait peu sur sa vie ; né à Milan, il reçoit très tôt l’enseignement d’un luthiste de la
"#( cour de Mantoue. Lors d’une réunion de François Ier, de Charles-Quint et du pape, au service duquel il était, Milano fit un tel effet sur le roi de France que ce dernier lui fit don d’une somme d’argent. Vincenzo Galilei (°1520 ?-+1591), père de l’astrologue Galileo, et lui-même bon luthiste et compositeur, loue surtout les mises en tablatures d’œuvres vocales de Milano. Sur un total de dix livres de luth édités, quatre le sont en collaboration avec ses élèves, le Florentin Perino et Pietro Paolo Borrono, luthiste de l’apparemment incontournable François Ier, de 1531 à 1534. Et malgré l’énorme apport des éditeurs flamands dans ce domaine, l’honneur de la première publication de tablature de luth revient à un italien : Ottavio Petrucci (°1466+1539). Il est le premier à employer les caractères mobiles et nous offre en 1507 la plus ancienne tablature de luth : l’« Intabolatura de Lauto » de Francesco Spinacino (°après 1450-+après 1507). Entre 1507 et 1511, cinq livres paraissent encore de divers compositeurs parmi lesquels Dalza (°après 1450-+après 1508) et de supposés «Alemani ». Peu après paraît le livre de Vincenzo Capirola (°1474-+1547) dans lequel on trouve aussi des chansons (vers 1515) ; en 1546, l’« Intabolatura de lauto… » de Antonio Rotta, celle de Domenico Bianchini appelé « Il Rosetto », et toujours en 1546 l’« Intabolatura de lauto… » de Giovanni Maria da Crema ; enfin, en 1548, l’«Intabolatura di lauto » de Melchior de Barberis (°ca 1500-+après 1549), « Il Divino Padovano ». Si les italiens sont prodigues de surnoms, il sont moins originaux pour les titres de recueils. Dans le titre complet on spécifie cependant généralement le type de répertoire : ricercari, motetti, madrigali, ou autres. (suite dans le prochain numéro)
Humo(u)r
Waarom moet je een luit zo voorzichtig behandelen ? Je weet maar nooit wanneer ze moet bevallen. Hoe kun je een gitaar mooi laten klinken ? Geef ze weg, en koop een luit. Hoe laat je een luitspeler een la bemol spelen ? Haal de batterijen uit zijn electrische stemmachine. Pourquoi faut-il manipuler un luth avec précaution ? Car on ne sait jamais quand il doit accoucher. Comment bien faire sonner une guitare ? Jetez-la aux orties et achetez un luth. Comment faire jouer un la bémol à un luthiste ? Retirer les piles de son accordeur électronique.
Carte blanche : Une association européenne pour le luth ? Joachim DOMNING Stimulé par une discussion avec notre ami Claude Chauvel et par l’éditorial de nos amies belges Christine Ballman et
$% $$
) /
Greet Schamp, j’aimerais rassembler quelques réflexions sur un développement européen au regard de nos buts communs. Au fil du temps et dans les contextes les plus divers, du cadre professionnel à celui des loisirs, j’ai fait l’expérience de la création de sociétés européennes et internationales. J’ai d’ailleurs pu prendre part à certaines, d’une façon soit active soit plus passive. Regardons le développement de l’Europe : l’observateur objectif n’en distinguera pas que des aspects positifs. D’un côté, à Bruxelles, s’est installée une hiérarchie de fonctionnaires égalitaires qui veut tout réglementer à l’ombre de ses ailes, et d’un autre côté nous sommes confrontés aux intérêts nationaux, que tout un chacun essaie de promouvoir selon leur taille ou leur importance. Mais dans une bonne société nous devrions tous avoir beaucoup à y gagner et peu à y perdre. Les difficultés commencent cependant déjà au niveau de la langue. Le bulletin d’information de nos amis belges peut servir d’exemple. Il est en effet bilingue (il doit d’ailleurs en être deux fois plus épais, et plus cher par conséquent) car tant les uns que les autres doivent s’y retrouver. Il existe certes une brochure néerlandaise et une autre française, mais la Belgique est une région particulière et a le droit de s’auto-organiser. Alors question : peut-être devrions-nous tous apprendre l’esperanto ? D’autres problèmes se posent à l’intérieur même de notre propre pays (l’Allemagne) ; ils ne sont certes pas très grave, mais ils se posent néanmoins. Ainsi n’est-il pas utile de mentionner ici les difficultés rencontrées au niveau des opérations de notre conseil exécutif, dont nous gardons tout de même le contrôle grâce à l’aide de l’électronique bien qu’il serait de loin préférable de pouvoir se réunir lors de réunions en personne du conseil. Mais si une réunion d’amateurs de luth est organisée dans la région RheinMain, ceux qui viennent du nord-est ou du sud doivent faire plus ou moins 400 kms pour s’y rendre ; c’est pour cela que je préfère aller aux réunions néerlandaises à Utrecht, elles sont simplement plus proches pour moi. Bien que nous encouragions l’échange d’informations entre les rédactions des associations nationales, en pratique il ne fonctionne que de façon sporadique, et ce non par mauvaise volonté ou par négligence. Mais chacun doit-il continuer à faire sa petite cuisine et ne se contenter que de regarder de temps en temps ce que fait le voisin ? Je crois que nous en pouvons déjà plus nous le permettre, parce que l’appui financier de Bruxelles va en s’accroissant, et il semble que nos ressources doivent même émaner exclusivement de sources européennes à l’avenir. Les associations nationales seront peut-être perdues si un financement n’est assuré que quand plusieurs nations travaillent ensemble. Cela signifierait-il qu’il faille une association européenne pour le luth malgré tout ? J’aimerais voir l’avènement d’une coopération souple mais continue. Ainsi devrait-on se rencontrer en petits groupes au niveau européen, à intervalles réguliers. Là, outre le fait qu’un échange sur les problèmes et souhaits de chaque association serait rendu possible, on pourrait trouver un accord sur des projects éventuels mais surtout souhaités.
Agenda
"#( Herstellen en restaureren van muziekinstrumenten Weet u waarheen voor het onderhoud en herstelling van uw beschadigd instrument? In het Vormingsinstituut te Brugge leert u, van A tot Z, hoe u uw eigen instrument en dat van anderen kan onderhouden, herstellen of zelfs restaureren. Cursisten kunnen na de opleiding blijvend terecht bij de vakleraar voor deskundig advies. Het opleidingsaanbod omvat: herstellen en restaureren van alle tokkelinstrumenten+bouw hommel of ukulele. 13 sessies vanaf donderdag 12 october 2000 telkens van 18.30u tot 22.30u. Docent: Kurt Decorte, zelfstandig gitaarbouwer/restaurateur Prijs: 6300,-BEF(incl BTW) grondstoffen en materiaal om hommel of ukulele te bouwen inbegrepen. Info:Katleen Claes of Stefanie Reynaert tel:050/40.30.60-fax:050/40.30.61 Spoorwegstraat 14, 8200 Brugge Concerten:Raadpleeg onze webpage, van onze leden kregen we tot hiertoe geen aankondigingen. Concerts:. Aucun concert communiqué à ce jour. Consultez notre site Internet
Rumeurs sur l' Internet Geruchten op het Internet David Lunney wrote: Dear Lutefolk: I thought that lutes were FORCED to use equal temperament because if you set the frets for any string to obtain a particular (unequally tempered)scale, the other strings that share that fret will be off because the intervals between strings are fourths and a third (very unPythagorean intervals). If you limit yourself to a few closely related keys, maybe you can getaway with unequally tempered scales. Is that the trick? Answer by Gail Gillispie: I used to think that too, then a friend borrowed my lute and reset the frets to 6th comma meantone, and I was amazed at how good it sounded. First, you can' t tune the open strings the same way that you do in equal temperament. The quick and dirty method I was given is to tune A & D strings on a G lute to A=440, tune G & D to 441, and F to 442. (It' s not exact, but it' s pretty darn close). Fourths in meantone tuning are all a little bit off. Another thing people use is called a tastino, which is a little piece of gut fret, maybe slightly thicker than the first fret, glued behind it (on the nut side). The tastino is set for the F# position, the fret for the Bb. That' s the most common fret to have problems with, because pieces in G "minor" often have both Bbs and F#s. I was working on a piece in F minor on the altered lute, and wondered why the Db on the chanterelle (6th fret) sounded so awful; then I realized the fret had been set for a C#. Since nothing I' m working on at the moment requires a C#, or a G# on the second course, I just wiggled the fret up a bit higher than the equal temperament position, and there was the Db. (Flats are high in meantone temperament, sharps are low. In Pythagorean temperament it' s the other
$% $$
) %
way ' round.) I was surprised that I was able to hear the difference, as I don' t think my ear is particularly good. For the most part, lutes don' t play in really funky keys. Very seldom do you play anything in more than 2 sharps or 3 flats; you can easily arrange a program so that you don' t have to play G# and Ab in the same half, then adjust a fret at intermission if necessary. Or do what Pat O' Brien does and have several removable tastini on double-sided tape that you can put in place as you need them. From Daniel Heiman Dear Lute Folk: A friend has alerted me to the re-release of the old 1973 solo baroque lute recordings of Eugen Mueller-Dombois, which were originally on Seon in Europe and ABC in the US. The material from the two LPs has been put onto one CD, omitting only the Weiss suiite in a, ("L' Infidele"). So you have: 1. Fantasia for Lute in C major by David Kellner 2. Fantasy for Lute no 2 in A minor by David Kellner 3. Prelude, Fugue and Allegro for Lute in E flat major, BWV 998 by Johann Sebastian Bach 4. Suite for Lute in G minor, BWV 995 by Johann Sebastian Bach 5. Suite for Lute in C major by Johann Gottfried Conradi 6. Tombeau sur la mort de Monsieur Comte de Logy by Silvius Leopold Weiss Very nicely done, far above the state of the art for 1973. The list price is only about $8.00 US, apparently available from Amazon.com. Sony Classics - #60372 (may be listed as SBK 60372). Enjoy! From Alain Veylit Dear all, The first draft of the Folger Dowland page is now availabl e at " http://cb sr26.ucr .edu/Fol gerDowl andMS. html
!
' ,
!
#! $! %#& &$ # () ' * + #! !#- ( *
" # ! "%
$ #
&'$ ($ )'* *( '" " ! + " , %-. " / '$-$'0 (,
"#( Zoekertjes Petites annonces J.P.Peeters vend 2 luths de Stephen Barber : 6 chœurs 1994 d’après Gerle, longueur de corde 59 cm, caisse en cyprès avec étui de Kingham. Prix souhaité 65.000FB. 11 chœurs 1992 d’après Frei (Warwick) longueur de corde 67 cm caisse en frêne ondé, manche et tête recouverts d’ébène, avec étui de Kingham. Prix souhaité 110.000FB Contact : J.P.Peeters, Faimes tél. 019/56 63 25 A vendre :Luth Renaissance 8 choeurs de Jean Louis Marie,1991 avec étui 40.000BEF. Contact : Nicole Gilbert 065/620474
Toelichting bij de muziek blz.10&11 Supplément musical pp.10&11 Christine Ballman De muziekbijlage die u in dit nummer kunt vinden is niet erg moeilijk, de bedoeling is dat iedereen kan meespelen. Mille Regretz van Josquin was het lievelingschanson van Keizer Karel, in deze versie hoort u het origineel, zonder versieringen. Maar om u daarna wat op te vrolijken hebben we nog een tweede stuk in petto uit het deuxième livre de danseries van Attaignant, verschenen in 1547, wat dus ook aan zijn hof kan geklonken hebben. Stemmen dus, op 440Hz, hopelijk wil je luit vlug “akkoord” zijn ! Naast de ensemblemuziek die vooraf ingestudeerd kan worden verwachten we ook alle leden die solo of een duo ten gehore willen brengen op het vrij podium. Le supplément musical de ce numéro vous propose les deux pièces que nous jouerons ensemble lors de la journée. Comme pour la journée de Lillo en 1998, que chacun prépare la voix qui lui convient le mieux et plusieurs voix si c’est possible, afin que le jour même nous puissions équilibrer au mieux l’ensemble. Les deux pièces sont faciles, le but est d’avoir surtout le plaisir de jouer ensemble. Les Mille regretz de Josquin dont vous savez qu’elle était la chanson favorite de Charles Quint donnera l’occasion à chacun d’entendre cette version originale, sans ornements. Mais nous ne nous laisserons pas gagner par la mélancolie, puisque le branle gay extrait du deuxième livre de danseries d’Attaingnant, paru en 1547, sera la deuxième contribution du groupe à l’illustration de la vie musicale à la cour de l’empereur. Rappelons que nous jouerons à 440Hz, éduquez vos luths dans ce sens et qu’ils soient obéissants ! Que ceux qui désirent ensuite nous jouer un petit morceau sachent que nous les écouterons avec beaucoup de plaisir durant le podium libre.
$% $$
) #$
"#(
$% $$
) ##
Quatrième journée belge du luth - 26/11/2000 - Vierde Belgische luitdag Accueil et café. Exposition d' instruments, vente d' ouvrages et de tablatures (toute la journée)
9h00 9h30
Welkom met koffie. Tentoonstelling van instrumenten, verkoop van boeken en tabulaturen (heel de dag)
1° conférence de Bart Roose : Considérations sur une chanson de Luys de Narváez
10h00
1 lezing door Bart Roose: Bedenkingen bij een lied van Narváez
Concert sur le thème de Charles Quint: C.Ballman, vihuela, G.Schamp, luth, N.Duymelinck, luth & déclamation, M.Torres,baryton Déjeuner libre
11h00 12h00
Concert rondom Keizer Karel:C.Ballman,vihuela,G.Schamp, luit, N.Duymelinck, voordracht & luit, M.Torres, bariton Middagmaal
Assemblée générale
14h00
Algemene ledenvergadering
2° conférence de C.Ballman: Mise en tablature de musique vocale
14h30
2 lezing door Chr.Ballman: Intavolaties van vokale muziek
Musique d' ensemble et podium libre
15h30
Ensemble muziek en vrij podium
Verre de l’amitié
17h00
Drankje
ste
de
tee, water, bier, rode wijn, cola, fruitsap) en anders zijn er voldoende snackbars in de buurt.
Practische informatie Informations pratiques Plaats : Muziekacademie van Watermaal Bosvoorde, 31 François Ruytinxstraat,1170 Brussel (nabij Gilsonplaats). Zie plan pag.16 Prijs: gratis voor iedereen! Carpooling : contacteer het secretariaat. Middagmaal: Voor wie zijn lunchpakket meebrengt zijn er diverse dranken verkrijgbaar (soep, koffie,
Lieu : Académie de musique de WatermaelBoitsfort, 31 Rue François Ruytinx,1170 Bruxelles (près de la place Gilson). Voir plan page 16. Prix : gratuit pour tous ! Covoiturage : contactez le secrétariat. Déjeuner: Nous aurons les boissons suivantes : soupe, café, thé, eau, bière, vin rouge, Coca-cola, jus de fruits. Vous pouvez amener votre piquenique ou aller manger dans un des snacks situés aux environs.
Musique d' ensemble durant la journée du luth de Lillo Groepsmusiceren op de luitdag in Lillo
"#( Musique d' ensemble - Ensemble muziek
$% $$
) #(
"#(
$% $$
) #*
"#(
$% $$
) #+
"#(
$% $$
) #,
"#( Wegwijzer - Plan d' accès
$% $$
) #-
