** DE WATERLEIDINGEN VAN BOXTEL ** Tekst: Ruud van Nooijen, Boxtel -
[email protected] - versie: 18 juli 2013 Zorg voor water Algemeen gesteld kan de het beheer van water worden samengevat in twee hoofdzaken: - de aanwezigheid van voldoende schoon (veilig) drinkwater in de directe woonomgeving; - de afwezigheid van water op plaatsen die de mens nodig heeft om te wonen en te werken. Zowel het ene alsook het andere aspect zorgde in de geschiedenis der mensheid voor grote problemen, een situatie die in grote delen van de wereld voortduurt tot op de dag van vandaag. Transport van water voor consumptie en andere doeleinden geschiedde reeds in de tijd van de Romeinen: zij legden, in sommige gevallen nu nog bestaande, aquaducten aan. Het waren ook de Romeinen die reeds een spoeltoilet toepasten. Er werden kanalen gegraven, groot en klein: voor irrigatie (klein); voor scheepvaart (groot). Aanvankelijk was de mens gedwongen woon- en leefplekken te kiezen die van nature droog bleven: hoger gelegen gebieden. Groei van de mensheid dwong tot steeds meer inventiviteit: het in gebruik nemen van lager gelegen gebieden en het nemen van maatregelen ter beteugeling van wateroverlast die daar optrad. De ontwikkeling van dit laatste was onder meer afhankelijk van vindingen op waterbouwkundig terrein, alsmede de geldmiddelen die nodig waren om een en ander te realiseren. Denk aan het inpolderen, waarbij Jan Adriaanszoon Leeghwater (1575-1650), molenbouwer en waterbouwkundige, in ons land een belangrijke rol speelde. In 1798 werd in Nederland Rijkswaterstaat opgericht, in de jaren die volgden zouden soortgelijke diensten op provinciaal niveau volgden. Heemraden en waterschappen, belast met het waterbeheer bestonden reeds in de Middeleeuwen en vormen in Nederland de oudste representatieve bestuurslichamen. Water: een natuurlijke behoefte voor mens, flora en fauna: kortom alles wat leeft. Als het daaraan schort gaat het goed mis. Sinds het bestaan van deze wereld zijn onnoemelijk veel mensen gestorven door het drinken van slecht drinkwater enerzijds, door verdrinking tengevolge van overstromingen anderzijds. Betekenis van het woord waterleiding Het woord waterleiding heeft niet altijd dezelfde betekenis gehad. Algemeen gesteld zouden we kunnen zeggen dat een waterleiding een voorziening is voor de distributie van water. Onder deze omschrijving kunnen we zowel een rivier, beek, gracht, kanaal alsook een transportleiding voor drinkwater scharen. In vroeger tijden, toen een waterleiding ter voorziening van-huis-tot-huis van drinkwater nog niet bestond, of deze voorziening nog in opkomst was, werd het woord waterleiding voornamelijk gebezigd voor het aanduiden van allerlei waterstromen: rivieren, beken, grachten, kanalen, etc. Toen oppervlaktewateren onbetrouwbaar werden, of niet beschikbaar waren om te dienen als drinkwater en voor voedselbereiding, werden putten geslagen en pompen geplaatst teneinde grondwater op te pompen. Deze konden in huizen of op erven worden geplaatst, doch er verschenen ook, fors uitgevoerde en vaak fraai versierde dorpspompen, vaak op een centraal plein. 1
Artikel in de Leydse Courant van maandag 27 juli 1846. Het woord waterleiding wordt in deze tekst gebruikt om een kanaal aan te duiden. In het Militair woordenboek van H.M.F. Landolt, in 1861 door A.W. Sijthoff te Leiden uigegeven komen we navolgende definitie tegen: Waterleiding. Eene inrigting om plaatsen, die geen drinkwater bezitten, daarvan te voorzien door middel van buizen, die van de omringende hoogten en de bronnen, welke zich daar bevinden, naar die plaatsen loopen. Eene vesting, die tot verkrijging van drinkwater, alleen beperkt is tot eene of meer waterleidingen, bevindt zich altijd in eenen hoogst ongunstigen toestand, daar het voor den vijand niet moeijelijk zou zijn, die waterleidingen, al waren ze onderaardsch, op te zoeken en het water eenen anderen loop te doen nemen. De hiervoor vermelde definitie werd gegeven op een moment dat de eerste drinkwaterleiding in ons land nog slechts dertien jaar bestond.
Waterstaat Van Dale geeft als definitie van het woord waterstaat:
Gesteldheid van een grotere of kleinere uitgestrektheid gronds ten opzichte van het water dat zich daarin bevindt, of waarmee het omgeven is.
Alsook:
De Regeringsdienst en ambtenaren daarvan, belast met de zorg over en het beheer van de saterstand, waterlopen en alle werken die deze leiden en beteugelen, en ook met de zorg voor naleving der wetten en verordeningen die daarop betrekking hebben .
2
Hendrik Verhees Markant Boxtelaar Hendrik Verhees (1744-1813: aannemer, architect, landmeter en cartograaf, bestuurder, waterbouwkundige, vrederechter, schetsenmaker) was tussen 1803 en 1810 nauw betrokken bij de vorming van provinciale waterstaat van Noord-Brabant. Vanaf 1805 was hij de eerste directeur van provinciale waterstaat in Noord-Brabant. Als zodanig was hij onder meer belast met de uitvoering van een plan tot bevaarbaar maken verdiepen - van de rivier de Aa. Verhees zelf zag echter meer in de aanleg van kanalen. Hij had daarbij een groot landbouwkundig probleem van de gemiddelde Brabantse boer voor ogen: opheffen van het alom heersende tekort aan mest. De aanleg van een stelsel van kanalen zou het gemakkelijk en snel vervoer van onder meer mest mogelijk moeten maken. In 1783 nam Verhees deel aan een prijsvraag met de vraag of er, ten behoeve van de scheepvaart, een kanaal kon worden aangelegd van 's-Hertogenbosch naar Maastricht/Luik. Verhees maakte een plan, voorzien van kaarten en kostenberekening. In 1785 won hij met zijn inzending een gouden medaille. Zou het plan zijn gerealiseerd, dan had zijn geboorte- en woonplaats Boxtel aan dit kanaal gelegen. Ook op andere wijzen was Verhees nauw betrokken bij waterstaat van Brabant. Zo heeft hij meermalen bemoeienis gehad met de Baardwijkse Overlaat, belangrijk voor de waterhuishouding van 's-Hertogenbosch. < Kaartje getekend door hendrik Verhees voor de aanleg van een losplaats bij de Ter Aaschebrug (tegenwoordig 't Schipke geheten), nabij herberg 't Scheepje. De tekst begint met: Ruwe Schets van Een Losplaats aan de Traase brug, bij de Herberg het Scheepie onder Boxtel. Datum: 23 februari 1803. De losplaats was nodig voor het lossen en opslaan van per schip vanuit 's-Hertogenbosch aangevoerde keien voor onderhoud aan de steenweg.
3
Aanleg eerste waterleiding in Nederland ter voorkoming van ziekten Reeds in de dertiger en veertiger jaren van de negentiende eeuw waren er plannen voor een goede drinkwatervoorziening in Amsterdam. Ellenlange artikelen over dit onderwerp verschenen toen in diverse kranten. Doch reeds vroeger, in de 17e eeuw werd door Elias Sandra een plan met kaart ontworpen om de stad te voorzien van vers water. Het vormde derhalve een gedurende lange tijd voortslepend probleem waarvoor men niet zo maar een oplossing voor kon vinden. In 1848 werd de bevolking van de stad Amsterdam getroffen door een choleraepidemie. Dit vormde mede aanleiding om definitieve plannen te maken voor de aanleg van een veilige drinkwatervoorziening in de vorm van een waterleiding. Nu was dat in die dagen nog geenszins een aangelegenheid voor de overheid, met andere woorden het waren vooral particuliere initiatieven en particuliere ondernemingen die dit soort voorzieningen mogelijk maakten. Schrijver/dichter en landsadvocaat Jacob van Lennep zette zich rond deze tijd in om een waterleiding voor Amsterdam mogelijk te maken. Nederlandse, doch vooral Engelse investeerders brachten het benodigde kapitaal van 2,5 miljoen gulden bijeen. Zo werd de Amsterdamse Duinwaterleidingmaatschappij opgericht. Het werd een onderneming die met Engelse technologie - mogelijk gemaakt door de Industriële Revolutie daar - werd gerealiseerd. Vanuit de duinen tussen Zandvoort en Noordwijk werd een ruim 20 kilometer lange pijpleiding, bestaande uit gietijzeren buizen, richting Amsterdam gelegd. Zo had men een leiding waardoor het water kon stromen, doch het ging niet vanzelf in de gewenste richting. Pompen, aangedreven door stoommachines transporteerden het water richting stad. Aldus kreeg Amsterdam in 1853 de eerste waterleiding van Nederland. Het was, aanvankelijk, geen waterleiding tot in de huizen, doch bij een fontein kon men voor één cent een emmer betrouwbaar en zuiver water kopen. Dat watertappunt lag toen bij de Willemspoort (tegenwoordig: Haarlemmerpoort). Per 1 mei 1896, derhalve drieënveertig jaar later, nam de Gemeente Amsterdam het waterleidingbedrijf als gemeentelijke dienst over. Waterschap De Dommel Waterschap De Dommel werd opgericht op zaterdag 28 november 1863. De toenmalige, volledige naam luidde: Waterschap De Rivier De Dommel en de zich daarin ontlastende beekjes en rivieren. Taak van het waterschap was te zorgen voor een goede waterkering: beveiliging tegen hoog water. In de loop van de twintigste eeuw kwam daar nog een taak bij: de zorg voor een betere kwaliteit van het oppervlaktewater. Daartoe wordt afvalwater gezuiverd en vervolgens geloosd in de rivier. Oudere inwoners van Boxtel zullen zich nog de onfrisse kleur en geur van de Dommel uit de vijftiger en zestiger jaren herinneren...
Integraal waterbeleid Tegenwoordig spreekt men wel van een integraal waterbeleid. Integraal waterbeleid omvat de zorg voor alles dat te maken heeft met grond- en oppervlaktewateren in een bepaald gebied. Daarbij kunnen twee soorten functies worden onderscheiden: gebruiks- en 4
ecologische functies. Gebruiksfuncties: - Berging en afvoer van water (ijs) en sediment - Afvoer van verontreinigde stoffen - Transport - Watervoorziening (drinkwater, water voor de industrie, irrigatie voor de landbouw) - Hydro-elektriciteit - Recreatie - Oogst van natuurlijke productie (visserij, riet- en grindcultuur, landbouw) - Veiligheid Ecologische functies: - Biodiversiteit - Regulerende functie: klimaatsbeïnvloeding en waterberging - Zuiverende functie: biologische zelfreiniging Situatie in Boxtel Het navolgende verhaal is tweeledig: het beschrijft hoe ontstaan en bewoonbaar worden van het dorp Boxtel mede mogelijk werd door het graven van grachten in het centrum en hoe, tegen de tijd dat deze, in de eerste decennia van de twintigste eeuw, verspreid over een periode van ongeveer veertien jaar weer van het toneel verdwenen, Boxtel de beschikking kreeg over een veilig drinkwatersysteem. Waterlopen op grondgebied Gemeente Boxtel Laaglandbeek de Dommel. Laaglandbeek Een laaglandbeek stroomt door laaggelegen gebieden, vaak door dekzandruggen. Door hun, van origine langzame, stroomsnelheid zijn ze vaak sterk meanderend. Karakteristieke vogelsoort is de ijsvogel, die graag gangen graven op plekken waar de oever steil is. Om verschillende redenen en op diverse momenten in de geschiedenis zijn (delen van) diverse laaglandbeken gekanaliseerd. Als redenen kunnen we noemen het geschikt maken voor scheepvaart alsmede het verkrijgen van een snellere waterafvoer. Als bijkomend effect werd in sommige gevallen tevens nog enig land gewonnen met deze maatregel. Dommel De Dommel ontstaat in België, niet ver van de stad Peer, gelegen in Belgisch Limburg en met een inwonertal van omstreeks 16.000. Ten zuiden ervan, in de vennen en moerassen op de Donderslagse Heide zoekt opwellend grondwater zich een weg via kreekjes en slootjes, in de richting van de lager gelegen Maastrichtse Heide. Hier begint de eigenlijke beek. Het eindpunt van deze rivier is gelegen in de Nederlandse stad 's-Hertogenbosch, waar hij samenkomt met een ander laaglandbeek: de Aa. Samen vormen ze zo de Dieze die verderop uitmondt in de Maas. Onderweg vanaf België naar het eindpunt, monden zo'n vijfenzeventig 5
stroompjes uit in de Dommel. De Dommel wordt voorts gevoed door regenwater. De totale lengte is 120 km, waarvan 25 km in België en 85 km op Nederlands grondgebied. Het totale verhang (verschil in hoogte tussen begin- en eindpunt) bedraagt maar liefst 35 meter. Waterlopen die op Boxtels grondgebied uitmonden in de Dommel zijn: - Het Smalwater (zeer oud, gegraven kanaal tussen Beerze en Dommel; oude benaming Molengraaf, werd gegraven voor aandrijven watermolens); - Binnendommeltjes (tot ze werden gedempt); - Blauwhoefse Loop, slechts enige kilometers lang. Ontspringt in De Prangen ten zuiden van Liempde en mondt uit in de Dommel bij Kasteel Stapelen; - Koevertscheloop in Lennisheuvel; - Koppelloop (bij Brederodeweg) - Omleidingskanaal Boxtel (Vorsenpoel tot Heult); - Grote Waaterloop, ontstaat in het Veldersbos, lengte ca. 5 km, gekanaliseerd. Mondt uit in de Dommel voorbij de brug in de Meulekesweg in Liempde, daar waar aan de overzijde van de Dommel de Herscheweg een haakse bocht maakt. Ooit lag in de omgeving van de Meulekessbrug een kleine wartermolen: de Autselse of Antselse molen. Dit was een runmolen die eikenschors vermaalde tot tanninehoudend poeder dat werd gebruikt bij het looien van leer. De Dommel werd vroeger gebruikt - zij het op bescheiden schaal - voor scheepvaart en wel tussen Boxtel en 's-Hertogenbosch. Dat was een vaartocht van zo'n 2,5 uur. Er zijn pogingen ondernomen andere delen van de Dommel bevaarbaar te maken, doch die zijn op niets uitgelopen. Voorts telde de rivier veel watermolens, waarvan een aantal nog resteert. Die waren enerzijds nodig voor de productie van onder meer voedsel (graan, bakolie), doch leverden ook veel (water-)overlast op door het opstuwen van het water waardoor stroomopwaarts gelegen percelen onder water liepen en schade aan boeren berokkenden. Los van wateroverlast door molens veroorzaakt, waren er in het regenseizoen telkens terugkerend overstromingen die veel overlast veroorzaakten. Voorts kennen we in Boxtel nog: - Beerze (ontspringt op landgoed De Baest in Gemeente Oirschot, gelegen tussen Spoordonk en Middelbeers; - Kleine Aa (zijtak Beerze) - Heerenbeekloop (onder Lennisheuvel)
6
Vada Buchestelle Boxtel ontstond in een ver verleden aan een vada (oudst bekende Nederlandse woord) of doorwaadbare plaats, een voorde of, op z'n Brabants unne waaistap in laaglandbeek de Dommel. De plek waar later Boxtel als dorp zou ontstaan lag zo aan een belangrijke doorgaande route voor handel en personen noord-zuid vice versa. De locatie van die doorwaadbare plaats vinden we op de plek waar thans de Zwaanse brug ligt. Vanuit het zuiden kwam men via de huidige Maastrichtsestraat (tegenwoordig fietspad) vanuit het zuiden Boxtel binnen om na passeren van de doorwaadbare plaats Boxtel te verlaten via Brukelen (tegenwoordig Breukelen), Esch, Vught richting 's-Hertogenbosch en verder noordwaarts. Waarom lag in de Dommel aanvankelijk geen brug? Simpel omdat er nog geen overheid bestond (dorp/provincie/rijk) die daar over ging. De plek was nog van niemand. Wie zou er geld in willen steken en... er waren vakmensen voor nodig. Pas toen de tijd zo ver gevorderd was dat er een economische noodzaak ontstond èn er een overheid of liever gezegd een machthebber (heer) was die geld en middelen had èn daarenboven er voordeel is zag, kwam er een, aanvankelijk eenvoudige houten brug, waarschijnlijk zelfs nog zonder leuningen. Ook verlichting ontbrak nog geheel, zodat oversteken van het water bij duisternis een hachelijke zaak was. Talrijk zijn de slachtoffers die tengevolge van een ongeluk of onvoorzichtigheid de dood vonden in Dommel of Binnendommel. Het kon je ook uit pure 7
pech overkomen: het trachten een in het water gevallen hoed er uit te vissen en er zelf in vallen en samen met je hoed ten ondergaan... Nabijheid van water: levensader Het water van de Dommel was aanvankelijk nog schoon en kon nog benut worden als drinkwater voor mens en dier, of kon dienen als grondstof voor het brouwen van bier. Men deed er de was in: Het Clarissenklooster had een groot bleekveld tussen de oever van de Dommel en de achterzijde van het klooster. Een trapje leidde naar de Dommel waarin de was werd gedaan en vervolgens op het bleekveld te drogen werd gelegd. later zouden op de oevers wasserijen ontstaan (bijvoorbeeld Crols). Daarnaast leverde de kracht van het stromende water energie voor de aandrijving van een vijftal watermolens in Boxtel en Liempde: graan-, run-, olie-, vel-, vol- papiermolens. Het water maakte scheepvaart mogelijk. Het is opvallend dat in Brabant meerdere dorpen bestaan waar de eerste kerk ooit werd gebouwd in de directe omgeving van de Dommel. Verondersteld wordt wel dat de aanvoermogelijkheid van bouwmaterialen over water mede de bouwlocatie heeft bepaald. Doorgaande route door Boxtel De (handels-) route door Boxtel liep, komende vanaf Br(e)ukelen, via de doorwaadbare plaats, en huidige Rechterstraat naar de splitsing naar Schijndel (Nieuwstraat: nu Nieuwe Nieuwstraat) en naar Maastricht: de Maastrichtsestraat, waarvan een deel van het oorspronkelijke tracé voortbestaat als fietspad. We moeten goed voor ogen houden dat veel huidige wegen vroeger nog niet bestonden èn dat zowel wegen alsook waterlopen, waaronder laaglandbeek de Dommel, op bepaalde punten een ander tracé hadden dan tegenwoordig. Het terrein is op veel plaatsen door verloop van tijd onherkenbaar veranderd. Motteburcht Er zijn sterke aanwijzingen dat op de, deels natuurlijke en deels kunstmatige, verhoging waarop thans de Sint-Petrusbasiliek staat, de eerste heren van Boxtel ooit een motteburcht bouwden, omgeven door een pallisade en gracht. Een motterburcht is een versterkt huis, meestal van hout, geplaatst boven op een kunstmatige heuvel. Op of bij die deels natuurlijke heuvel zullen beuken gestaan hebben want de naam Buchestelle ontstond: Buche = beuk; stelle = een verhoogde plek in het terrein, ook wel vluchtheuvel. Binnen dit door gracht en palissade omgeven terrein zullen ook bijgebouwen hebben gestaan, waaronder opslagschuren. Mogelijk één ervan heeft tot begin jaren zestig van de twintigste eeuw gestaan op de hoek van Oude Kerkstraat en Duinendaal. Het pand werd Groot Kanunnikenhuis genoemd, doch ook wel Spieker of Spijker. Dit laatste woord duidt op opslagplaats. Mogelijk is het dus ooit gebouwd als opslagplaats voor de burcht en later gebruikt als woning van kanunniken van het Boxtelse Kapittel. Die motteburcht zal ook een huiskapel hebben gehad. Op enig moment verhuisde de heer van Boxtel naar het terrein Stapelen waar een kasteel verrees: dubbel omgracht door de gegraven gracht en - in een wijdere boog eromheen - rivier de Dommel. Wanneer en waarom de heer van Boxtel een nieuw kasteel bouwde is onbekend. 8
Op de plek van de motteburcht werd een, aanvankelijk Romaans, kerkje gebouwd dat door de loop van (vele) jaren werd getransformeerd in de grote Gotische Sint-Petrusbasiliek zoals wij die tegenwoordig kennen. De kerk is zelf nooit helemaal afgebouwd. Een voorbeeld vormt de Heilig-Bloedkapel die op een vreemde wijze tegen het koor van de kerk is 'geplakt'. Verondersteld wordt dat de Heilig-Bloedkapel de eerste was van een aantal geplande zogeheten straalkapellen, die rond de absis (koorafsluiting) gebouwd zouden worden. De overige kapellen zijn nooit gerealiseerd. De kerk had niet groter gebouwd kunnen worden want de toren staat kort bij de rand van de kerkheuvel. Ooit lag zelfs de bedding van de Dommel zelf in de directe omgeving van de Sint-Petrustoren. Ontstaan van Boxtel Verondersteld mag worden dat zich, aanvankelijk alleen langs deze doorgaande route van noord naar zuid v.v., ook mensen vestigden. Ze gingen er wonen en begonnen er hun bedrijfjes: smid, herberg, brouwerij. Ook de Stripe of Strijpt, later Marktveld, thans Markt raakte in gebruik. Probleem was echter het laaggelegen terrein waardoor het moeilijk, zo niet onmogelijk was om het terrein dat we nu kennen als het centrum van Boxtel, permanent te bewonen. Pas in de 12e en 13e eeuw werd het klimaat langzamerhand droger en konden de lager gelegen delen van Boxtel ook voor bewoning gaan dienen. Toch was het nog nodig om kanalen of grachten te graven om de boel voldoende droog te houden. We bedoelen dan het gebied dat het huidige centrum van Boxtel beslaat. Ontstaan Binnendommeltjes Of de Binnendommeltjes volgens een vooropgezet en ontworpen plan in één keer zijn gegraven, is onbekend en onwaarschijnlijk. Er lijken vooralsnog geen bewijzen voor die veronderstelling te zijn. Het is dus mogelijk dat men telkens een stukje gracht groef als men dat nodig vond. Zo kan het ook gebeurd zijn dat de diverse grachten op zeker moment met elkaar zijn verbonden. De Dommel stroomt, komende vanuit Sint-Oedenrode langs en door Boxtel richting 's-Hertogenbosch om daar samen met de Aa uit te komen in de Dieze. De Dieze eindigt tenslotte in de Maas. Teneinde het water in die gegraven binnenkanaaltjes stromend te houden, is bij de brug in de Eindhovenseweg een tak van het Binnendomeltje gegraven die via de Fellenoord aansloot op de rest van het stelsel. Zie hiervoor ook het kaartje op de volgende bladzijde.
9
Door het bestaan van deze binnenwatertjes die het centrum van Boxtel omsloten en de daarin aanwezige, aanvankelijk nog houten bruggen ontstond op enig moment de gewoonte om dit terrein nader aan te duiden. De naam daarvoor werd Boxtel binnen: het terrein gelegen binnen deze gegraven kanalen. Ook werd de term binnen de bruggen wel gebruikt. In dit verband moeten we twee begrippen onderscheiden: enerzijds de percelen, die ingevolge de minuutplans en OAT (Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels) van het Kadaster uit 1832 werden aangeduid met het toponiem Boxtel binnen; anderzijds het gebied dat ten behoeve van de adressering als Boxtel-binnen werd beschouwd. Dit laatste gebied is groter: het omvat percelen liggende aan de periferie van de Binnendommeltjes. Zo behoort kasteel Stapelen tot Boxtel binnen, hoewel het was gelegen in het gebied tot het toponiem Stapelen droeg; de Dekanij - thans pastorie Verrijzenisparochie - lag net buiten Boxtel-binnen op gebied dat Duinendaal als toponiem had. Negen buurtschappen Boxtel binnen werd aldus de benaming voor één van de in totaal negen buurtschappen waaruit Boxtel in bestuurlijk opzicht bestond. Elke buurtschap werd namelijk vertegenwoordigd - ook bij bepaalde vergaderingen van het dorpsbestuur - door een van de Negenmannen, de vertegenwoordiger van de buurtschap. Kasteel Stapelen, als woning van de heer van Boxtel kreeg het eerste huisnummer en werd aldus Boxtel binnen 1. De Dekanij, destijds de woning van de deken van het kapittel en daarna lange tijd woning van 10
de drossaard kreeg de aanduiding Boxtel binnen 2. In de Franse Tijd ontstond de verplichting wijken met een letter aan te duiden. Zo werd Boxtel binnen Wijk A. Kasteel Stapelen werd dus aangduid als A-1. Het zou nog duren tot 1927 voordat Boxtel overging op het officiële gebruik van straatnamen met huisnummers: aan de linkerkant van de straat oneven nummers, aan de rechterkant de even nummers. Een uitvloeisel van de periode dat Nederland was ingelijfd bij het Eerste Franse Keizerrijk (1810-1813) van Napoleon Bonaparte. Oogmerk achter dit Franse idee: belasting innen vergemakkelijken...
De Boxtelse Binnendommeltjes Waar lagen deze Binnendommeltjes? Bijgaand kaartje verduidelijkt dat. We beginnen bij de brug over de Dommel in de Eindhovenseweg. Daar liep een lang, recht kanaal parallel aan de steenweg in de richting van de Fellenoord, om daar af te buigen richting Rechterstraat en die te passeren. Op die plaats lag een brug die Meulekesbrug heette. Ter plekke heeft een watermolen gelegen. Daar splitste het Binnendommeltje zich in twee spranken. De ene tak liep vanaf die brug rechtdoor, verder richting de splitsing van de huidige Dr. Van Helvoortstraat en Mgr. Bekkersstraat. Daar boog het watertje scherp naar links, richting van de Dekanij, die aan de achterzijde werd gepasseerd om vervolgens zich opnieuw te splitsen. Naar links boog een tak die achter de erven van panden aan de Clarissenstraat (o.a. de Woning van Hendrik Verhees) en het begin van de Oude Kerkstraat passeerde om langs de Clarissenstraat richting protestantse kerkje te gaan. Daar ontmoette het de andere stroom, de 11
Koppelloop die bij de Dekanij naar rechts boog om via achterzijde Kanunnikenhuisje rond de rand het het kerkhof rond de Sint-Petruskerk te gaan en zo uit te komen bij het protestantse kerkje..
Twee bruggetjes bij elkaar Daar lagen vlak naast elkaar twee bruggetjes: het ene droeg de naam kerkbruggetje en gaf toegang aan kerkje, doch tevens aan de panden gelegen aan de rand van het kerkhof: Pastorije, Bonnefantenhuis, Oude School en later Torenschool (1792) met schoolmeesterswoning. Enige jaren geleden werd ter plekke, in verband met vernieuwing van het riool het wegdek geopend. Er werden toen nog restanten (fundament) van het ooit daar aanwezige bruggetje aangetroffen. Deze heeft men intact gelaten en zijn later weer onder zand bedolven. Aan de overkant van de Clarissenstraat (zijde waar nu autobedrijf Nivo aanwezig is) splitste zich het Binnendomeltjes in twee takken die beide uitkwamen in de nabijgelegen Dommel. Aldus ontstond een eilandje, dat door een bruggetje bereikt kon worden via de kloosterbleek van het Clarissenklooster. Het Molenpad liep toen nog rechts van de noordelijk gelegen tak van hiervoor beschreven Binnendommeltje. Het tegenwoordige tracé van het Molenpad (naast villa Nimrod) is pas ontstaan ergens tussen februari 1845 en 1868 (gebaseerd op 2 verschillende kaarten van het gebied).
12
13
De andere tak bij de splitsing bij de Meulekesbrug in de Rechterstraat ging onder een hoek van negentig graden naar links en volgde de Rechterstraat, richting Villa Het Hof en Zwaanse brug. Op de hoek van Rechterstraat en Fellenoord stond aan de noordzijde een rijtje kleine arbeidershuisjes vlak aan de straat, waar aan de achterzijde het Binnendommeltje lag. Deze rij huisjes eindigde ongeveer halverwege de afstand tussen hoek Fellenoord/Rechterstart en de villa waar thans Nuyens Makelaars is gevestigd. Vóór de villa waar thans Nuyens Makelaars is gevestigd langs volgde het Binnendommeltje zijn weg. Om 14
het pand te bereiken lag er een bruggetje. De Rozemarijnstraat werd gepasseerd onder een brug met de naam Smaal Vonder. Vervolgens ging het waterloopje verder, pal achter de panden waarvan de voorzijde aan de Rechterstraat tussen hoek Rozemarijn- en Kruisstraat was gelegen. Hierna werd de Kruisstraat gepasseerd met het Leugenbruggetje. Bij villa Het Hof (oude naam Dommelshoek gebouwd in 1662, herbouwd in 1906) stroomde het uit in de Dommel naast Zwaanse brug. Thans bijna onvoorstelbaar, doch er hebben ooit arbeiderswoninkjes gestaan tussen de linkerpilaar van de toegang tot Het Hof en de brug, met de voorzijde aan de Rechterstraat. Het Binnendommeltje stroomde ook daar pal achter de huizen langs. Later is hier het Binnendommeltje overkluisd. Er bestaan nog oude foto's waarop deze huisjes voorkomen.
15
16
Houten achtergevels Panden gelegen direct aan het Binnendommeltje, bijvoorbeeld naast villa Het Hof tot aan de kruising met de Kruisstraat hadden geen of nauwelijks een achterplaats. Omdat de achtergevel zo dicht aan het water stond, kon daar vanwege de drassige ondergrond geen stenen muur worden opgetrokken. Deze panden hadden dan ook houten achtergevels. Beschrijving tracé Binnendommeltje in oud document Medio 1750 stuurde de kwartierschout van Oisterwijk een missive (ambtsbericht) aan de Raad van State betreffende de Stroom lopende langs de Baronie van Boxtel. Het aardige is, dat die beschrijving ook heden ten dage nog een herkenbaar beeld oplevert: ...de steenweg door de Hobbendonkse beemden, het riviertje lopende ‘agter de huijsinge genaemd Maestrigt langs de Regtestraat tot in de groote Dommel bij de Swaensebrug, het riviertje lopende ‘van de huijsinge genaemd den Dries tot voor de huijsinge van den drossaard der baronije van Boxtel van ouds genaemd de Decanije alwaer het selve sich verdeilt in twee spranken’ de ene sprank voor de kerk door de Kerkstraat langs de steenweg tot aan de brug van voor de barrière van Boxtel, de nadere sprank lopende ten noorden van de kerk lopende achter de pastorije en schoolmeesterhuijsinge tot aan de voorschreven barrière. (BHIC, Archief Raad en Rentmeester-generaal der Domeinen, folio 237, versie, 1750, toegangsnummer 9, inventarisnummer 32)
17
Brugleuning brug op Duinendaal Een van de vele bruggen en bruggetjes over het Binnendommeltje lag op Duinendaal, nabij de pastorie van de toenmalige Sint-Petrusparochie (thans Verrijzenisparochie). Als bij toeval zijn de beide, zware smeedijzeren leuningen van die brug bewaard gebleven. Voor zover bekend vormen zij de enige tastbare herinnering aan het bestaan van de Binnendommeltjes. Zij verdienen een beter lot. Er zou iets mee gedaan moeten worden om dit stukje Boxtelse geschiedenis beleefbaar te maken. Nu staan ze in de open lucht weg te roesten...
18
De bewaard gebleven brugleuningen van de bug over het Binnendommeltje op Duinendaal... Schouwen en veegen In de zestiende eeuw werd op een zekere zondag na de hoogmis afgekondigd dat binnenkort de jaarlijkse schouw zou worden gehouden. Eigenaren van huizen en percelen grond grenzende aan de Binnendommeltjes werden opgeroepen vóór die datum zorg te dragen voor het veegen van deze waterlopen: met andere woorden, te zorgen dat de waterweg vrij werd gemaakt van alle soorten obstakels zoals planten, aangespoeld zand en stenen. Verstoppingen traden ook op omdat er aanwonenden waren die bomen langs de rand plaatsen. Een andere vorm van overtreding was het te ver over het water bouwen van panden. In de tweede helft van de zestiende eeuw bleef die controle van overheidswege nogal eens achterwege vanwege oorlogshandelingen. Vond de schouw wèl plaats en constateerde de overheid overtredingen, dan volgde een boete.
19
Gebruik van de Binnendommeltjes In 1604 werd in een proces voor de Raad van Brabant te Brussel verklaard dat de grachten oft stroomen in Boxtel binnen waren gegraven om over voldoende water te beschikken bij brand. Voorts kon met een schuit door de dorpsgrachten worden gevaren. Het oorspronkelijke doel: het drooghouden van het centrum kwam hierbij niet (meer) ter sprake. Teneinde - zij het op bescheiden schaal - scheepvaart mogelijk te maken, moest de dorpsgracht nabij de huizen een breedte hebben van achttien voet (ca. 5,4 m) en een diepte van drie voet (ca. 90 cm). Bij het (Clarissen-)klooster (1472-1727) hoefde de gracht slechts veertien voet breed te zijn, mogelijk omdat de Dommel zèlf langs het klooster stroomde. Op plaatsen waar een Binnendommeltje door de beemden stroomde, was een breedte van tien voet (ca. 3 m) voldoende. Bij brand kon de brandweer met lederen emmers water scheppen. De met water gevulde emmers werden vervolgens leeggegooid op de brandhaard. De brandspuit met slang werd pas in de tweede helft van de zeventiende eeuw uitgevonden door Amsterdammer Jan van der Heyden, oorspronkelijk een schilder van voornamelijk stadsgezichten. Onder meer vanwege de kosten van deze nieuwigheid zou het nog lang duren voordat dit effectieve blusmiddel door kleine dorpen werd aangeschaft. De diverse takken van het Binnendommetlje werden in oude documenten wel aangeduid met benamingen als spranken, stroom(en), dorpsgrave, Kleine Dommel en soms zelfs gewoon met Dommel. 20
Laaglandbeek Dommel werd, zoals reeds eerder werd opgemerkt, zelf ook benut voor scheepvaart. Tussen 's-Hertogenbosch en Boxtel - een vaartocht van ca. 2,5 uur - werd regulier gevaren door schippers. In Boxtel lag bij de huidige (nieuwe) brug 't Schipke (oude benaming Ter Aasche brug) nabij het Waterschapsgebouw een laad- en losplaats bij toenmalige herberg Het Scheepje. De herbergier was tevens schipper. Aan de andere zijde van de brug (zijde villa Catharina) lag een perceel met woning van een andere schipper. Zo werden onder meer keien voor het onderhoud aan de steenweg van 's-Hertogenbosch naar Best/Eindhoven/Luik via de Dommel naar Boxtel vervoerd. Er is wel een poging gewaagd om vanaf Sint-Oedenrode met een vlot van boomstammen naar Boxtel te varen, doch dat stuitte op veel protesten van de molenaar van de Kasterense watermolens in Liempde.
Vernieuwing Leugenbruggetje In april 1742 werd in 's-Hertogenbosch begonnen met de aanleg van de nieuwe - door genoemde stad bekostigde - steenweg van 's-Hertogenbosch naar Boxtel, later tot Best (1745)/Eindhoven (1806)/Luik (1818). De eerste steen werd op maandag 26 april 1742 gelegd door Antoni Martini, zoon van den Heer en Mr. Hendrik Bernhard Martini, regerend President van 's-Hertogenbosch. Opmerkelijk is het feit dat er in de inscriptie op de bewaard gebleven (Noord-Brabants Museum) zilveren hamer waarmee de eerste steen werd gelegd, onder meer sprake is van De Straatweg van deese Stad op Boxtel. De weg zou Boxtel vanaf 's-Hertogenbosch via twee mogelijke routes kunnen worden binnengeleid: via de oude route 21
en derhalve via de wijk Brukelen en Zwaanse brug, dan wel door de weg recht op de SintPetrustoren aan te leggen. Omdat deze laatste optie tienduizend gulden goedkoper uitviel, werd hiervoor gekozen. De route door Boxtel liep derhalve via (huidige benamingen) Bosscheweg, Clarissenstraat, Markt, Kruisstraat, Rechterstraat, Fellenoord, Eindhovenseweg. Die wegen werden toen eigendom van de stad 's-Hertogenbosch die daarmee ook verantwoordelijk werd voor het onderhoud ervan. Dat zou zo blijven tot het einde van de negentiende eeuw. Bij het binnenkomen van Boxtel werd op kosten van 's-Hertogenbosch een Barrièrehuis gebouwd, het derde vanaf 's-Hertogenbosch gerekend, waar gebruikers van de weg tol moesten betalen. Dit Barrièrehuis no. 3 stond op de locatie waar thans het fraaie herenhuis met koetshuis en hondenhokken staat op het adres Clarissenstraat 37. Het Barrièrehuis ging in 1794 tijdens de Slag bij Boxtel in vlammen op. Toen de aanleg van de steenweg Boxtel naderde, werd het in de Kruisstraat aanwezige, en in hout uitgevoerde, Leugenbruggetje vervangen door een exemplaar uitgevoerd in steen.
Vonnis gebaseerd op wetten stammende uit vier verschillende eeuwen... Nog in augustus 1859 werd bij het Boxtelse Kantongerecht vonnis gewezen in een zaak tegen een Boxtelse ingezetene die zich niet had gehouden aan de verplichting tot schoon en vrij van obstakels houden van het stroomgebied van een Binnendommeltje langs zijn pand. De aanklacht betrof het niet behoorlijk zuiveren van onkruid van een beekloop. De boete bedroeg honderd elf gulden. Opmerkelijk aan deze zaak was het feit dat hierbij elf wetsbepalingen van toepassing waren, stammende uit meerdere wetten, daterende uit de zestiende, zeventiende, achttiende en negentiende eeuw! 22
Nieuwe brug over Binnendommeltje in Rechterstraat Op woensdag 25 november 1846 werd door de Gemeente Boxtel de vernieuwing aanbesteed eener houten brug over eenen zijtak der Rivier de Dommel in de Kom der Gemeente, met levering van al de daartoe benoodigde Materialen. Het betrof de Moleneindsche brug of Meulekesbrug in de Rechterstraat. Dat was ter hoogte van waar nu het hek staat dat toegang geeft tot het parkeerterrein van appartementencomplex Bocstelstede, gelegen aan de Rechterstraat en Dr. Van Helvoortstraat en aan de overzijde het fraaie herenhuis met voortuin. Deze brug maakte geen deel uit van de route van de Steenweg van 's-Hertogenbosch naar Best (later Eindhoven/Luik) en was derhalve eigendom van de Gemeente Boxtel die dientengevolge verantwoordelijk was voor het onderhoud ervan. Opmerkelijk is dat de brug nog steeds in hout werd uitgevoerd.
Waterloopjes verwerden tot stinkende riolen Boxtel groeide en steeds meer bedrijfjes ontstonden. Ook vervuilende neringen die gevestigd waren aan een van de in het centrum alom aanwezige Binnendommeltjes. Denk aan slagers, leerlooierijen. De nabij zijnde waterloopjes werden zo een goedkope afvoer voor allerlei afval en restproducten. Het behoeft geen betoog dat deze kanaaltjes ook werden gezien als afvoermiddel van menselijke en dierlijke ontlasting: een open riool. Het zintuigelijk waarneembare gevolg was uiteraard een steeds toenemende - vooral in de zomer stankoverlast. Onnodig te zeggen dat de problemen werden vergroot in tijden dat er weinig 23
aan het vegen of schoonhouden van het Binnendommeltje werd gedaan, met als gevolg dat er nauwelijks doorstroming plaatsvond. Nu was stank in vroeger eeuwen niet zo bijzonder. In straten lag vaak nog afval of mest dat een penetrante geur verspreidde. Men was er aan gewend. Dat er naast die vieze lucht die het water verspreidde ook levende organismen in aanwezig waren die schadelijk waren voor de volksgezondheid is iets dat pas veel later werd ontdekt. Een ander gevolg was dat bewoners van huizen die dicht aan een Binnendommeltje waren gelegen hun pompwater uit de geut niet konden gebruiken... ook dat verspreidde een verdachte geur en kleur. Die Boxtelaren waren aangewezen op water van hun overburen, of moesten gebruik maken van de dorpspomp op het, toen nog onverharde, Marktveld.
Waarschuwing voor gevaren voor de volksgezondheid Zoals ook begraven in kerken langzaamaan als onhygiënisch en ongepast werd beschouwd (Nederland was daar overigens zeer laat mee) drong langzaamaan ook het besef door dat de tot open riolen verworden Binnendommeltjes andere gevaren herbergden. Waarschuwing van medische zijde Een eerste officiële reactie kwam pas in 1902 en wel van twee Boxtelse artsen Wösten en Hoek. Zij waarschuwden voor de gevaren voor de volksgezondheid die deze waterloopjes vormden. Tussen het constateren dat er een probleem was en het aanpakken ervan kostte ook in dit geval de nodige adem: het zou alles bij elkaar een kleine veertig jaar in beslag nemen. 24
Dokter Piet (Petrus Martinus) Hoek (1857-1935) Piet Hoek werd te Wateringen geboren op 2 augustus 1857. In Leiden studeerde hij aan de universiteit voor arts van 1876 tot 1884. Op 10 september 1884 trouwde hij in Schiedam met de dan zevenentwintig jarige Maria Wilhelmina Johanna Jansen. Het echtpaar kreeg twee kinderen: een zoon en een dochter. Tussen 1884 en 1922 was Piet Hoek gemeentelijk geneesheer van Boxtel en tevens armendokter. Na zijn ontslag als gemeentelijk geneesheer werd hij gekozen tot raadslid. In 1903 liet hij de, nog bestaande, villa in traditionalistische stijl met Jugenstilkenmerken bouwen op de hoek van Koppel en Clarissenstraat. Daar had hij tot 1935 een huisartsenpraktijk. Tevens is hij spoorwegarts geweest. In 1909 vierde hij zijn vijfentwintig jarig jubileum als gemeentearts. Door de Boxtelse bevolking kreeg hij een bedrag geld aangeboden. Daarmee richtte hij de Dokter Hoek's Vereniging op die zich onder meer bezig hielde met wijkverpleging en verbetering van hygiënische omstandigheden. Op 31 augustus 1919 werd hij benoemd tot ridder in de Orde van Oranje Nassau. Op 28 november 1933 vierde hij zijn vijftigjarige jubileum als huisarts. Dinsdag 11 september 1934 vierde hij samen met zijn gezin zijn vijftigjarig huwelijksfeest. Piet Hoek 25
overleed te Boxtel op zondag 14 juli 1935. Zijn zoon Cees (C.P.J.) slaagde in 1914 voor zijn examen als arts en volgde zijn vader in Boxtel op als gemeentelijk geneesheer. Protest bij commissaris der koningin In 1911 werd door de burgemeester van Boxtel een protest ingediend bij de commissaris der koningin in Noord-Brabant tegen het keer op keer laten leeglopen van de Dommeltjes: vooral bij dit warme weder gevaarlijk voor de volksgezondheid en ten nadeele van de industrie.
Toepassen moderne techniek voor waterverversing Zaterdagavond 10 augustus 1918 kwam om half zeven de gemeenteraad bijeen onder voorzitterschap van burgemeester Antonius Josephus Gijsen. Hierbij kwam onder andere aan de orde een voorstel om de Binnendommeltjes van voldoende water te voorzien. De gemeenteopzichter had een rapport opgesteld, dat werd aangenomen. Het college van burgemeester en wethouders van Boxtel werd gemachtigd tot het doen plaatsen van een pomp gedreven door een electromotor teneinde water in de Binnendommeltjes op te pompen, om zoodoende voor waterverversching te kunnen zorgen, later zal tot rioleering daarvan worden overgegaan. We zullen zien dat die laatste bewering nogal wat tijd in beslag zou nemen vanwege de kosten van een en ander... 26
Antonius Josephus Gijsen (1686-1929) was burgemeester van Boxtel van 1906 tot 1919. Hij en zijn zus Marie Gijsen (in die tijd een bekend schrijfster van regionale romans) bewoonden Villa Catharina aan de Bosscheweg. Nieuwe brug over Koppelloop Omstreeks 1924 werd de brug over de Koppelloop in de Bosscheweg (nu Clarissenstraat) nog vervangen door een breder exemplaar. Niet onlogisch: ook het (auto-) verkeer nam zij het nog langzaamaan, toe. Op oude foto's zien we naast de brugleuningen zelfs al 'Amsterdammertjes' (paaltjes) verschijnen met als doel de leuning te beschermen bij het passeren van (vracht-) auto's.
27
Dempen van de Binnendommeltjes Zo groeide gedurende een aantal jaren het besef dat de Binnendommeltjes eigenlijk niet meer van deze tijd waren en dat er echt iets moest gebeuren om de steeds terugkerende stankoverlast en de - veel gevaarlijker - onzichtbare gevaren voor de volksgezondheid te beëindigen.
28
Op de agenda van de gemeenteraadsvergaderingen bleef het Binnendommeltje regelmatig aandacht vergen. Zo werd medio 1925 besloten tot het beginnen van het dempen van de deze dorpsgrachten. Niet dat Boxtel intussen van de overlast van water door overstromingen verlost was. Zulks was allerminst het geval. Vrijwel jaarlijks stonden delen van Boxtel onder water: bijvoorbeeld de Fellenoord. In 1925 was gedurende langere tijd de straatweg van 'sHertogenbosch naar Eindhoven onder Boxtel onbruikbaar door langdurige overstromingen. In 1925 werd een aanvang gemaakt met het dempen van het Binnendommeltje dat was gelegen aan de achterzijde van de panden van de Rechterstraat. Reden waarom de gehele operatie vele jaren in beslag nam was het feit dat overal waar een Binnendommeltje werd gedempt, de Gemeente (dure) riolering moest aanleggen... Restanten gevonden van knuppelweg Bij de aanleg van de riolering in het stuk Rechterstraat vanaf de Zwaanse brug werden bij het noodzakelijke graafwerk de restanten van een - vermoedelijk uit de Romeinse tijd daterende - houten knuppelweg blootgelegd. Dit geeft een indicatie van hoe oud die route al is. Deze operatie was gereed in 1926. Daarna volgde de Koppelloop rond de Sint-Petruskerk. De Gemeentelijke documenten spreken van de aanleg van cementriolen op de locaties waar 29
Binnendommeltjes verdwenen.
Laatste Binnendommeltje wordt gedempt Pas in 1938 bereikten de Gemeente Boxtel en kerkenraad van de Nederlands Gereformeerde Kerk overeenstemming inzake de demping van het stukje Binnendommel dat lag langs kerkhof en kerkgebouw van de Boxtelse protestante gemeente. Daarna moesten nog de Boxtelse Gemeenteraad èn Proviniale Staten van Noord-Brabant hun goedkeuring hechten aan het plan tot dempen van dit laatste restant van een stukje Boxtelse waterbouwkundige geschiedenis. Zodoende verdween het laatste deel van de Boxtelse Binnendommeltjes pas kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog van het toneel. Voortdurende wateroverlast Ondanks het bestaan van de Binnendommeltjes stonden eeuwenlang delen van Boxtel en ook het buitengebied vrijwel jaarlijks kortere of langere tijd onder water. De Dommel zelf liep door Boxtel en kon bij aanvoer van veel water onvoldoende doorstromen en trad buiten zijn oevers. Dit had onder meer tot gevolg dat grasland en landbouwgewassen schade opliepen of verloren gingen; kelders vol water liepen en het water ook in de huizen stond. Wegen waren onbegaanbaar en raakten beschadigd door wegspoelen van wegdek en onderlaag. Overigens ontstond ook - zij het in mindere mate - waterschade tengevolge van het opstuwen van water door molenaars van de talrijke watermolens: omliggende landerijen liepen onder water, het geen de boeren benadeelde. Niet zelden stuwden ze het water hoger op dan volgens de pegelpaal was toegestaan. In de loop van de geschiedenis is dit lang een telkens weer terugkerend probleem geweest. De overlast van water werd vanaf begin negentiende eeuw nog verergerd doordat veel woeste grond in cultuur werd gebracht, waardoor plekken waar zich vroeger tijdelijk water kon ophopen, verloren gingen. In 1925 was gedurende langere tijd de straatweg van 's-Hertogenbosch naar Eindhoven onder Boxtel onbruikbaar door langdurige overstromingen. Boxtel geheel ingesloten door water Januari 1926 was het andermaal raak: geheel Boxtel was ingesloten door water. Hoewel de weg zelf onder water stond, kon men nog wel - zij het voorzichtig - over de weg richting 's-Hertogenbosch. Reizen in de richting van Eindhoven was ondenkbaar: bij de brug in de Eindhovenseweg was een groot gat geslagen. Ook de Fellenoord stond helemaal onder water, dat nog steeds stijgende was. Watervoorziening Langzamerhand had men dus oog gekregen voor de gevaren waarmee de volksgezondheid werd bedreigd door het laten voortbestaan van het Binnendommeltje: er werden maatregelen getroffen. De kanaaltjes werden gedempt, aanleg van riool volgde. De herhaalde waarschuwingen van onder meer de Boxtelse artsen Wösten en Hoek hadden effect gesorteerd. 30
Boxtel krijgt waterleiding Doch er was nog iets dat van belang was voor het verbeteren van de volksgezondheid: een goede watervoorziening. Deze voorziening werkte tevens preventief: er werd mee voorkomen dat mensen ziek werden tengevolge van verontreinigd water. Pompen die in huizen grondwater oppompten en ook de grote dorpspomp op het Marktveld waren eigenlijk niet meer bij de tijd. We zien dan ook dat in diezelfde periode het idee wordt opgepakt om in Boxtel een van- huis-tot-huis waterleiding aan te leggen. Zoals we in het begin van dit artikel konden lezen was Boxtel bepaald niet de eerste gemeente in ons land die een drinkwaterleiding kreeg. Een waterpomp die grondwater oppompte kon, als de bewoner die voorziening kon bekostigen, in huis of op het erf worden geplaatst. Boxtel kende ook een fraaie, forse dorpspomp die prominent op het onverharde Marktveld stond, vanaf 1843 stond het raadhuis er midden achter. Toch was het Boxtelse pompwater nergens van echt goede kwaliteit: het was sterk ijzerhoudend.
Het nog onverharde Marktveld van Boxtel met dorpspomp. Foto van begin 20ste eeuw. Medio september 1911 liet het gemeentebestuur een bordje bij de pomp plaatsen om te voorkomen dat er een tekort aan pompwater zou ontstaan. Het bordje vermeldde dat het water uitsluitend gebruikt mocht worden als drinkwater en niet om de was te doen of om te schrobben. In de winter werd de pomp voorzien van een winterjas bestaande uit planken en stro, teneinde bevriezing te voorkomen. Raadsbesluit tot aanleg drinkwaterleiding Over de wenselijkheid van de aanleg van een waterleiding was in de Boxtelse gemeenteraad 31
reeds eerder gesproken, doch pas tijdens de Boxtelse gemeenteraadsvergadering van vrijdag 21 december 1923 werd een voorstel aangenomen waarbij het College van B&W werd opgedragen een plan te ontwikkelen voor de aanleg van een waterleiding. Tezelfdertijd was ook buurgemeente Oisterwijk met eenzelfde voornemen bezig. We zien dan ook dat er werd samengewerkt. Het werd de Drinkwaterleiding Boxtel-Oisterwijk, waarbij ook de kleine buurgemeenten Esch en Haaren zich bij aansloten. Feestelijke ingebruikneming van de drinkwaterleiding In 1928 werd begonnen aan de bouw van een - identieke, sigaarvormige - watertoren in Oistewijk èn in Boxtel. Die te Boxtel was herfst 1929 gereed. Oktober 1929 was ook de waterleiding zelf in beide dorpen gerealiseerd en wel op dinsdag 15 oktober 1929. Die dag vond de officiële ingebruikstelling plaats in beide gemeenten. De burgemeester van Oisterwijk kwam die dag met een gemeentelijke afvaardiging eerst naar Vught waar bij het, wel deftig als prise d'eau (waterwinplaats) omschreven, pompstation aan het Halsche Water door Frans van Beek, burgemeester van Boxtel een korte uiteenzetting werd gegeven over de totstandkoming van de waterleiding. Het daar aanwezige gezelschap bestond - naast de reeds genoemde vertegenwoordigingen - onder meer uit de commissaris der koningin, diverse leden van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, dokter P. Hoek als voorzitter van de Gezondheidscommissie. Vervolgens ging het gezelschap per autobus naar het gemeentehuis van Boxtel waar de officiële opening plaatsvond en erewijn werd aangeboden. De openingshandeling werd verricht door de commissaris der koninging in Noord-Brabant Jhr. mr. F.A. van Rijckevorsel, die met een lange steeksleutel in een waterput de waterdoorvoer opendraaide. Na afloop daarvan werd in het Concertgebouw (naast het toenmalige Hotel Riche - nu modewinkel Theelen - aan de Stationsstraat) een Brabantse Koffietafel genuttigd. Vervolgens toog het hele gezelschap naar Oisterwijk. Dat ging niet rechtstreeks, doch over de dorpen Esch en Haaren, waar op de raadhuizen even gerust werd. Na aankomst te Oisterwijk volgde ook daar een officiële ontvangst op het gemeentehuis. Van 16.00 tot 17.00 uur verzorgde Koninklijke Muziekvereniging Asterius op de kiosk een concert. Hierna volgde om 17.00 uur een diner in Bosch en Ven. Wie denkt dat het toen wel welletjes was, vergist zich. 's Avonds tussen 10.30 en 21.30 uur volgde een tweetal optredens, te weten door de Harmonie van de R.K. Kunstkring en vervolgens door de Oisterwijkse Liedertafel Zang en Vriendschap. Tijdens dit alles werd bij het vallen der duisternis de electrische verlichting van de Lind en het Raadhuis ontstoken. Hoewel er jaren waren verstreken voordat men deze, regelmatig als 'kostbaar' bestempelde gemeentelijke voorziening dan eindelijk had gerealiseerd was er kennelijk nog genoeg geld over voor een behoorlijk feestje!
32
Opening waterleiding te Boxtel op dinsdag 15 oktober 1929. Bericht in de Nieuwe Tilburgsche Courant van donderdag 17 oktober 1929.
Boxtelse watertoren De Boxtelse watertoren raakte - tengevolge van voortschrijdende technische voorzieningen eind jaren zestig van de twintigste eeuw buiten gebruik. In 1977 werd nog een plan ontwikkeld om er woonappartementen in te realiseren, hetgeen uiteindelijk niet doorging. Medio juli 1981 verdween dit markante gebouw door sloop uit het Boxtelse straatbeeld.
33
34
Beeld van een overstroming ergens in de twintiger jaren der twintigste eeuw, op de hoek van Fellenoord en Konijnhoolsedreef. In het hoekpand was lange tijd café Wassenberg, later ook restaurant De Negenmannen gevestigd.
35
Fellenoord Boxtel, richting Eindhovenseweg. Overstroming twintiger jaren twintigste eeuw. Deze foto werd genomen vanaf een standpunt voor het café dat rechts op de vorige foto zichtbaar is. Afwateringskanaal Hoewel er reeds in 1850 (!) een dergelijk plan werd geopperd, zou het duren tot ruim tachtig jaar later vooraleer er een afwateringskanaal werd aangelegd tussen Vorsenpoel en Heult, waardoor bij hoog water al het Dommelwater niet langer door Boxtel hoefde (over-)stromen. Voor dat doel was in 1919 zelfs een vereniging opgericht. Tussen 1933 en 1936 werd dit afwateringskanaal in het kader van de werkverschaffing door De Nederlandse Heidemaatschappij gerealiseerd. De kosten beliepen een bedrag van 275 duizend gulden, met voor een totaal van 217 duizend gulden subsidie van rijk, provincie en gemeente. Vanaf het moment dat dit kanaal zijn werk ging doen, was Boxtel voorgoed verlost van de jaarlijkse overstromingen.
36
Vondsten in bouwput voormalige herberg De Gouden Leeuw Tot 1950 stond op de hoek van de Kruisstraat en Rechterstraat, deels op de locatie waar nu kantoorboekhandel Bruna is gevestigd, een zeer oude herberg. De rooilijn lag toen dichter bij de Rechterstraat, de toenmalige herberg stond tot op de plek waar nu deels een fietsenstalling aanwezig is. De benaming van dit etablissement was De Gouden Leeuw, doch in de volksmond heette het ook wel Het Koffiehuis. De laatste kastelein was C. van de Pas. Tot de demping in 1925/'26 lag langs de zijkant van de herberg aan Marktzijde het eerdergenoemde Leugenbruggetje over het Binnendommeltjes dat, komende vanaf de zijde van de Rozemarijnstraat, richting Zwaanse brug liep. Het pand werd in 1950 gesloopt, waarna medio 1952-1953 nieuwbouw van het huidige pand volgde. Aannemer Frans Leermakers Aannemer bij de bouw van dat pand was destijds Frans Leermakers, die zijn kantoor en bedrijf had gevestigd aan de Baroniestraat, tegenover de Heilig-hartkerk. In dit pand huist tegenwoordig begrafenisondernemer Bijnen. Precies op de plek waar het Binnendommeltje ooit lag, trof aannemer Leermakers bij grondwerkzaamheden voorafgaande aan de bouw drijfzand aan. Om toch een betrouwbare fundering te kunnen maken werd besloten om putringen te plaatsen die werden volgestort met gestabiliseerd zand. Daartoe was het nodig een bouwput te graven van zo'n drie à vier meter diep. In die bouwput werden een aantal 37
vondsten gedaan die bij latere datering - mogelijk door Universiteit van Leiden - werden bepaald op een ouderdom van zes à zevenhonderd jaar. De vondst bestond uit een groot aantal scherven, kruiken, potten en schalen, waaronder een zogenaamd baardmankruikje. Een aantal is voorzien van een oor, de grootste is ca. 35 cm hoog, de overige ca. 25 cm. Er is een kookpot uit de veertiende eeuw bij en een pispot uit de tweede helft van de vijftiende of eerste helft van de zestiende eeuw. Bekend is dat dit soort vondsten van bijna of geheel complete stukken vrijwel altijd worden gedaan in voormalige afvalputten of grachten. Frans Leermakers stond 51 jaar aan het roer van zijn aannemersbedrijf. Ruim dertig jaar was hij lid van de vrijwillige brandweer. Ook sport (voetbal, hockey, tafeltennis) en het openbaar carnaval konden rekenen op zijn warme belangstelling. Frans overleed op 24 januari 2013 op negentigjarige leeftijd.
Frans Leermakers en zijn bodemvondsten uit de vijftiger jaren van de twintigste eeuw. Foto: Brabants Centrum.
38
Boxtel, Begin Kruisstraat op hoek met Rechterstaat, richting Markt, rond eeuwwisseling 19e /20e eeuw. Rechts het Koffiehuis of herberg De Gouden Leeuw, gesloopt in 1950. Plan om delen van de Binnendommeltjes terug te brengen. In het eerste decennium van de eenentwintigste eeuwijverde toenmalig Boxtels wethouder voor Ruimtelijke Ontwikkeling Ger van den Oetelaar voor het - waar dat mogelijk zou blijken - in het dorpsbeeld terugbrengen van de Binnendommeltjes. In 2008 was het, herziene, bestemmingsplan voor het Centrum van Boxtel onherroepelijk geworden. De gemeenteraad had daarbij gekozen voor het versterken van Boxtels kwaliteiten rondom wat werd aangeduid als 'cultuurhistorische as'. Medio 2009 werd zelfs een prachtige folder over uitgegeven. Daarin werd een vergelijking getrokken met andere plaatsen waar een ooit gedempt water weer werd hersteld: het riviertje de Mark in Breda, dat in 1941 werd gedempt en in 2008 midden in de stad herleefde. Inmiddels zijn deze plannen in een bureaulade verdwenen en de vraag wanneer ze er nog uitkomen om te worden gerealiseerd... De (economische) tijden zijn er in ieder geval thans (2013) bepaald niet naar. __________________________________________________________________________________ Bronnen/literatuur: - Archief Gemeente Boxtel (BHIC); - Archief Protestantse Gemeente Boxtel (BHIC); - Archief Raad en rentmeester-generaal der Domeinen BHIC toeg nr. 9 invent, nr. 32 - Baanderheren, boeren en burgers, Jean Coenen; - Boxtel: Kijk nou 'ns, Theo van den Aker (tekst & Piet van Oers (foto's); - de boxtelse St.-Petrus, Piet Dorenbosch (2 delen); - Brabants Centrum 39
- Een motte op de kerkheuvel, meer dan een hypothese, Heemkundekring Boxtel, 2011; - Koninklijke Bibliotheek, historische kranten - Oud Rechterlijk Archief Gemeente Boxtel, inventarisnr. 96 (periode 6 december 1646 t/m 4 mei 1649 - Eerste Boxelse Gemeentegids, uitgegeven in 1925 - eigen archief.
*****
***************************************************************************** ***** *** ************************************************************************ ***
40