Taalverhaal – Taal - blok 1 – Het dorp – hoofdstuk 1 t/m 4.
Groep 4
Hoofdstuk 1 – Een brief. het adres
- de plaats, de straat en het huisnummer waar je woont
de envelop
- een hoesje waarin je een brief doet
een hond uitlaten
- met een hond gaan wandelen
de camping
- een plek waar je kunt kamperen
duiken
- met je hoofd naar beneden het water ingaan
het zeewater
- water van de zee
Hoofdstuk 2 - De dieren afsluiten
- dicht doen
een handvol
- zoveel als in je hand gaat
de voorraad
- spullen die je bewaart om later te gebruiken
bezorgd
- bang zijn dat iets fout gaat
sussen
- iemand gerust maken
het werelddeel
- één van de delen van de wereld, zoals Amerika
Hoofdstuk 3 - Wat een puinhoop. de puinhoop
- de rommel, de troep
de rotstreek
- iets wat naar of gemeen is om te doen
te weten komen
- ontdekken
je een hoedje schrikken
- erg schrikken omdat er iets gebeurt dat je niet verwacht
ruiken
- je neus gebruiken
traag
- langzaam
Hoofdstuk 4 - Krieko loopt weg. benauwd
- angstig
het portier
- de deur van een auto
sluipen
- heel voorzichtig en zachtjes lopen
muisstil
- als een muis zo stil
de schok
- plotselinge beweging
het naar je zin hebben
- plezier hebben
PCBS ’t Rietland
Woordenschat_groep_4
Pagina 1 van 5
Taalverhaal – Taal - blok 2 – Kunst – hoofdstuk 5 t/m 8. Hoofdstuk 5 - Telefoon! de diersoort
- het soort dier, bijvoorbeeld een hond of een kat
een pracht van een dier
- een heel mooi dier
je zorgen maken
- bang zijn dat het verkeerd afloopt
klassiek
- wat al lang bestaat, maar wat de mensen nog steeds mooi vinden
slagen
- goed lukken
op stap gaan
- ergens naartoe gaan
Hoofdstuk 6 - Hoe komen we daar? aan de lijn hebben
- met iemand aan de telefoon zijn
openbaar
- iedereen mag er komen of het gebruiken
op het punt staan
- iets gaan doen
geliefd
- veel mensen vinden het mooi
onder de indruk zijn
- het heel bijzonder vinden
mengen
- door elkaar roeren
Hoofdstuk 7 - De voorstelling. de afloop
- het einde
luidkeels
- heel hard
het verzoek
- de vraag om iets te doen
hangen
- ergens opgehangen zijn
hebbes!
- ik heb hem!
suf
- langzaam en een beetje dom
Hoofdstuk 8 - Mooi of niet? eer hebben van je werk
- tevreden zijn over je werk
een kijkje nemen
- even komen kijken
vervuild
- vies geworden
een poging doen
- iets proberen
strak
- zonder te bewegen
de avond valt
- het wordt snel donker
PCBS ’t Rietland
Woordenschat_groep_4
Pagina 2 van 5
Taalverhaal – Taal - blok 3 – Knutselen – hoofdstuk 9 t/m 12. Hoofdstuk 9 - De wedstrijd. de gegevens
- je naam, adres, woonplaats, telefoonnummer en je leeftijd
knutselen
- dingen maken van hout, lijm, papier of stof
simpel
- eenvoudig
de spelregels
- wat wel en wat niet mag bij een spel
hippen
- met twee poten tegelijk springen
krimpen
- kleiner worden
verblind worden
- even niets kunnen zien door het licht
wenken
- iemand roepen door je arm te bewegen en zonder iets te zeggen
Hoofdstuk 10 - Grapje! beetnemen
- een grap uithalen
gieren van het lachen
- heel hard lachen
een handje helpen
- even meehelpen
je rot schrikken
- heel erg schrikken
dwarrelen
- langzaam naar beneden vallen
glibberig
- glad en nat
heffen
- optillen
schuifelen
- met kleine stapjes lopen zonder je voeten op te tillen
Hoofdstuk 11 - Rondoog. behangen
- de muur beplakken met papier
bont
- met veel verschillende kleuren
het geheel
- alles bij elkaar
morsen
- knoeien of per ongeluk iets laten vallen
biggelen
- in dikke druppels naar beneden rollen
ellendig
- heel erg naar
tranen
- druppels maken
triest
- verdrietig
Hoofdstuk 12 - Een brief en een pakje. genieten
- het fijn vinden
in koor
- tegelijk
het pakketje
- een pakje of een doos dat je met de post verstuurt
de zenuwen krijgen
- zenuwachtig worden
de techniek
- de manier om iets te maken of te doen
uitkiezen
- een keuze doen uit veel dingen
de moeite waard
- heel mooi of goed
de wijze
- de manier
PCBS ’t Rietland
Woordenschat_groep_4
Pagina 3 van 5
Taalverhaal – Taal - blok 4 – België – hoofdstuk 13 t/m 16. Hoofdstuk 13 - Op reis. blozen
-
een rood gezicht krijgen
neuriën
-
zingen met je mond dicht
dat staat je goed
-
dat staat goed bij je en maakt je mooi
het wijsje
-
de klanken van een liedje
zojuist
-
net, kort hiervoor
ademloos
-
van spanning geen adem halen
gein hebben
-
plezier of lol hebben
opstijgen
-
omhoog gaan
de opwinding
-
een spannend en fijn gevoel dat er iets gaat gebeuren
storten
-
hard naar beneden vallen
in actie komen
-
iets gaan doen
het gebaar
-
een beweging om iets duidelijk te maken
heftig
-
wild
de hoogste tijd
-
echt tijd
het zat zijn
-
er genoeg van hebben
beteuterd
-
een beetje teleurgesteld of een beetje geschrokken
fris
-
schoon
op het nippertje
-
net op tijd
spierwit
-
heel erg wit
zuidelijk
-
uit of in het zuiden
bezet
-
niet meer vrij
rumoerig
-
met lawaai
verschuilen
-
verstoppen of je verbergen
je ergens door wurmen
-
met moeite ergens door komen
de zijde
-
de kant
afgrijselijk
-
afschuwelijk
de bons
-
de klap
de danser
-
iemand die danst
doormidden
-
in twee delen
wekken
-
wakker maken
aanmoedigen
-
zorgen dat iemand zijn best doet
van belang zijn
-
belangrijk zijn
met gemak
-
gemakkelijk
waggelen
-
lopen en daarbij een beetje heen en weer gaan
de show
-
de voorstelling
de badmeester
-
de man die in het zwembad werkt
glazen
-
van glas
het schuim
-
kleine witte belletjes op het water
de stroom
-
het snel bewegende water
verplicht
-
iets wat je moet doen
Hoofdstuk 14 - Niet vertrekken!
Hoofdstuk 15 - Maar één kamer?
Hoofdstuk 16 - Zeeleeuwen.
PCBS ’t Rietland
Woordenschat_groep_4
Pagina 4 van 5
Taalverhaal – Taal - blok 5 – Vroeger – hoofdstuk 17 t/m 20. Hoofdstuk 17 - Op zolder. aan het woord zijn
-
praten
aangeven
-
in iemands handen geven
afschaffen
-
iets niet meer doen
de jongendame
-
een net woord voor ‘meisje’
schuldig
-
weten dat je iets verkeerd hebt gedaan
beeldschoon
-
heel mooi
behandelen
-
hoe je tegen iets of iemand doet
het huwelijk
-
het trouwen
plaatsvinden
-
gebeuren
je ergens op verheugen
-
er veel zin in hebben
uit boosheid iets doen
-
iets doen omdat je boos bent
het humeur
-
hoe je je voelt
de teleurstelling
-
iets dat minder leuk is dan je denkt
het programma
-
een uitzending op de televisie
verzekeren
-
zeggen dat het waar is
de artiest
-
iemand die optreedt
de huisvrouw
-
vrouw die het huishouden doet en voor het gezin zorgt
de schipper
-
iemand die op een schip vaart voor zijn beroep
de tip
-
goede raad waar je meteen wat aan hebt
zoet
-
lief of schattig
aan de gang
-
bezig, begonnen
de kennis
-
iemand die je kent, maar die geen vriend van je is
het kleinkind
-
het kind van je zoon of dochter
omhelzen
-
je armen om iemand heen slaan
in de rede vallen
-
beginnen te praten als iemand anders nog praat
de armoede
-
het arm zijn
de kost verdienen
-
geld verdienen om van te leven
opgroeien
-
volwassen worden
opvoeden
-
kinderen leren hoe ze moeten leven, wat goed en fout is
voeden
-
te eten geven
doorzoeken
-
tussen spullen iets zoeken
je ogen uitkijken
-
veel dingen zien en daarvan genieten
op je kop krijgen
-
iemand wordt boos op je
ergens van opkijken
-
ergens verbaasd over zijn
verstrijken
-
voorbijgaan
bewijzen
-
laten zien dat iets waar is
de maat
-
de vriend
op je neus kijken
-
als iets minder goed gaat dan je dacht
het sein
-
gebaar of teken om iets duidelijk te maken
op de vlucht slaan
-
hard weglopen voor iets
Hoofdstuk 18 - Op zoek!
Hoofdstuk 19 - Verrassing!
Hoofdstuk 20 - Afscheid nemen.
PCBS ’t Rietland
Woordenschat_groep_4
Pagina 5 van 5