Als het niet zo goed met je gaat…stappenplan naar het krijgen van de zorg die je nodig hebt In de zes jaar die je gemiddeld bij ons op school zit kan het natuurlijk voorkomen dat het wel eens minder goed met je gaat. Dat je te maken krijgt met problemen, tegenslag of verdriet. Dat kan van alles zijn: je voelt je niet happy, je voelt je alleen, of je merkt dat je je schoolwerk niet meer voor elkaar krijgt. Je voelt je misschien onzeker of je wordt gepest. Je kunt te maken krijgen met problemen thuis, met ziekte of overlijden van een dierbare. Er zijn tal van problemen die op je pad kunnen komen. Het is goed om te weten dat je hulp kunt zoeken op school, voor kleine en grote problemen. In dit stuk willen we graag uitleggen hoe je de zorg kunt krijgen die je nodig hebt. In deel 1 gaat het over de begeleiding die er op school is en hoe je die kunt krijgen. Deel 2 gaat over pesten en wat je kunt doen als je gepest wordt: het pestprotocol. Voor uitgebreidere informatie kun je ook het Zorgplan lezen dat je kunt downloaden van de website. 1. ZORG NODIG Als je zelf merkt dat het niet goed met je gaat of je zorgen maakt, kun je het beste eerst je mentor opzoeken en hem vertellen wat er speelt. Je mentor zal je een luisterend oor bieden en samen met jou bespreken wat er nodig is voor jou. Bij studieproblemen kan hij je doorverwijzen naar hulples of bijles voor je organiseren van een ouderejaars. Als het probleem groter is zal hij dat bespreken met de leerjaarcoördinator. Samen zullen zij dan bepalen wat nodig is. Zij kunnen je bijvoorbeeld aanmelden bij de schoolmaatschappelijk werker of voor de faalangstreductietraining. Alle acties zullen in elk geval met jouw medeweten en toestemming gedaan worden. Soms komen de mentor en de leerjaarcoördinator er niet samen uit. Ze zullen je probleem dan bespreken in het zorgteam. Het zorgteam wordt hieronder verder besproken. Sommige zorgverleners kun je ook direct benaderen zonder tussenkomst van de mentor. Zo kun je zelf een gesprek aanvragen bij de schoolmaatschappelijk werker. Dat kan via email (
[email protected]) of door haar persoonlijk aan te spreken. Ook met de schoolcontactpersonen, de vertrouwenspersonen of de coördinator huiswerkklas kun je zelf een afspraak maken. Gaat het om andere vormen van zorg, dan kun je je het beste eerst tot je mentor wenden, zoals hierboven al aangegeven is. Of, als je dat liever hebt, tot je leerjaarcoördinator of iemand anders bij ons op school die je vertrouwt. Die zal je dan verder helpen. Signalering door anderen Het kan ook zijn dat anderen dan jijzelf vinden dat het niet goed met je gaat of zich zorgen om jou maken. Op de eerste plaats kan dat je mentor zijn. Als hij constateert dat het niet goed met je gaat zal hij daar met jou over praten en eventueel ook met je ouders. Afhankelijk van de aard en de grootte van het probleem, kan hij het ook met de leerjaarcoördinator bespreken. Hij neemt in ieder geval contact op met de leerjaarcoördinator: bij frequent ordeverstorend gedrag bij meldingen vanuit thuis van problemen (in de sociaal-emotionele sfeer, op het gebied van faalangst, gepest worden, persoonlijk slecht functioneren) onverwachte en onverklaarbare terugval in cijfers bij iedere vorm van zelfbeschadiging of depressiviteit
Indien de mentor en de leerjaarcoördinator er samen niet uitkomen, bespreken ze je in het zorgteam. Naast de mentor kunnen ook je ouders of anderen in de school zich zorgen over je maken. Zij zullen in dat geval hun zorgen uiten bij je mentor, die verdere stappen zal ondernemen. Zo kun je door hem verwezen worden naar begeleiders die binnen de school speciale zorg bieden (de tweedelijnszorg). Je kunt dan denken aan faalangstreductietrainers, begeleiders hoogbegaafdheid, rugzakmentoren en schoolmaatschappelijk werk. Leerlingen kunnen op verschillende manieren bij deze speciale begeleiders terecht komen. Hieronder vind je daar meer algemene informatie over. 1. Bij de aanname van een leerling is al bekend dat de leerling bepaalde zorg nodig heeft. Dit betreft vooral de leerlingen die met een cluster 4-indicatie binnenkomen en leerlinggebonden financiering hebben (de rugzak). Zij krijgen een eigen mentor toegewezen die veel met hen praat en hen zoveel mogelijk structuur biedt in hun schoolbestaan. 2. Indien een docent constateert dat een leerling bijles nodig heeft, kan hij deze verwijzen naar de hulplessen in klas 1 en 2 of onderzoeken of er een ouderejaars leerling is die je bijles wil geven. 3. Een leerling zoekt zelf direct zijn toevlucht bij een speciale begeleider. Het gaat dan om het schoolmaatschappelijk werk, de schoolcontactpersoon, de coördinator huiswerkklas en de vertrouwenspersoon. In dat geval informeert de begeleider speciale zorg in overleg met de leerling de leerjaarcoördinator over de gevraagde hulp zonder mededeling te doen over de inhoudelijke vraag. 4. De verwijzing vindt plaats door de leerjaarcoördinator: a. De leerjaarcoördinator wordt door de mentor op de hoogte gebracht van een probleem dat niet door de mentor opgelost kan worden. De leerjaarcoördinator bepaalt in overleg met de mentor welke hulp de leerling vanuit school geboden kan worden en schakelt de juiste begeleiding in, zoals schoolmaatschappelijk werk. De leerjaarcoördinator overlegt wekelijks met de schoolmaatschappelijk werkster en bespreekt dan ook de aangemelde leerlingen. b. De leerjaarcoördinator kan geattendeerd worden op bepaalde problematiek door de uitslag van screenings en testen en verwijst op grond daarvan door. c. De leerjaarcoördinator wordt door ouders of andere externen, bijvoorbeeld de basisschool, op de hoogte gesteld van bepaalde problematiek en verwijst op grond daarvan door. Indien niet duidelijk is met welke zorg een leerling geholpen zou kunnen worden brengt de leerjaarcoördinator de leerling in het zorgteam in. 5. De verwijzing naar de tweedelijnszorg vindt plaats door het zorgteam . Het zorgteam Als een leerling in cognitief of in sociaal-emotioneel opzicht problemen heeft of lijkt te ontwikkelen en de mentor en de leerjaarcoördinator niet samen kunnen bepalen welke zorg nodig is, wordt deze leerling door de leerjaarcoördinator ingebracht in het zorgteam.
Gezamenlijk wordt dan besproken met welke zorg binnen of buiten school de leerling het beste geholpen kan worden. Daarnaast worden in het zorgteam door de leerjaarcoördinatoren alle leerlingen besproken die op dat moment speciale zorg hebben. Ook leerlingen met zorgwekkend ziekteverzuim worden in het zorgteam besproken. Het zorgteam komt elke zes weken bij elkaar. In het zorgteam hebben de volgende personen zitting: - conrector onderwijs als voorzitter - de schoolmaatschappelijk werker - leerjaarcoördinatoren - op afroep: begeleiders speciale zorg, zoals de schoolverpleegkundige, de leerplichtambtenaar, de ambulant begeleider, de begeleider hoogbegaafdheid, etc. In deze vergaderingen wordt gezocht naar de beste manier om de leerling te ondersteunen bij zijn problematiek. Gekeken wordt met welke zorg binnen de school (tweedelijnszorg) of buiten de school (derdelijnszorg) de leerling het beste geholpen is. Relevante informatie over de leerling wordt door de leerjaarcoördinator teruggekoppeld naar de mentor. De leerjaarcoördinator onderhoudt ook contact met de ouders over de ontwikkelingen van de leerling. Overigens zal de schoolmaatschappelijk werker nooit inhoudelijke informatie geven aan het zorgteam, de inhoud van de gevoerde gesprekken blijft dus geheim. Stroomdiagram zorgverwijzing Schematisch: Leerling
→
Mentor (eerstelijnszorg) of direct begeleider speciale zorg (tweedelijnszorg) ↓ Leerjaarcoördinator ↓
Begeleider speciale zorg of Zorgteam (tweedelijnszorg) ↓ Begeleider speciale zorg (tweedelijnszorg) of hulpinstantie buiten school (derdelijnszorg)
Wij hopen dat je met deze informatie je weg weet te vinden op het Marnix Gymnasium als het niet zo goed met je gaat. Blijf nooit rondlopen met problemen, klein of groot, er zijn altijd mensen op school die je verder kunnen helpen.
2. HET PESTPROTOCOL
Het pestprotocol vormt de verklaring van de school waarin is vastgelegd dat we pestgedrag op school niet accepteren en volgens een vooraf bepaalde handelwijze aanpakken. Hiervoor hebben we een stappenplan “wat te doen als er gepest wordt?” geschreven. Het stappenplan: wat te doen als er gepest wordt? Stap 1: Melden van pesten 1. Als je gepest wordt, kun je dat het beste melden aan je mentor. Of aan iemand anders in de school die je vertrouwt. Deze zal dan je mentor inlichten. Je mentor zal het pesten ten allen tijde serieus nemen en het samen met jou aanpakken. Soms zijn leerlingen bang dat het pesten erger wordt als ze het melden. Dat is niet zo. Bedenk dat pesten meestal niet vanzelf overgaat. Het kan wel stoppen als er tegen opgetreden wordt. Zeg het dus altijd, je hoeft niet bang te zijn dat er achter jouw rug om acties ondernomen worden. 2. Iedereen in de school die weet of ziet dat iemand anders gepest wordt moet dat melden aan zijn mentor of aan de mentor van de gepeste leerling. Dat is geen klikken, maar melden van ongewenst gedrag. Voor alle aan school verbonden medewerkers is dat een plicht, juist om hulp en overleg in gang te zetten. 3. Soms vertelt iemand niet dat hij gepest wordt, maar geeft hij wel, bijvoorbeeld thuis, signalen af die daarop duiden. Indien er sprake is van deze signalen is het toch raadzaam dit te melden aan de mentor van de betreffende leerling. Bijvoorbeeld: • • • • • • • • • • •
Niet meer naar school willen. Niets meer over school vertellen. Nooit meer andere kinderen mee naar huis nemen of niet meer bij anderen gevraagd worden. Slechtere resultaten op school dan vroeger. Vaak dingen kwijt zijn of met kapotte spullen thuiskomen. Vaak hoofdpijn of buikpijn hebben. Blauwe plekken hebben op ongewone plaatsen. Niet willen gaan slapen; vaker wakker worden of nachtmerries hebben; bedplassen Niet meer naar een club willen / durven gaan. Bepaalde kleren niet meer aan willen. Prikkelbaar, boos of verdrietig zijn. Zelf blessures creëren om niet naar school te hoeven.
Stap 2: De mentor 1. De mentor praat eerst met de gepeste leerling. In kaart wordt gebracht hoe, wanneer en door wie gepest wordt. 2. De mentor spreekt met de pester(s) apart. In een eerste gesprek wordt de pester geconfronteerd met de beschuldiging van pesten. Duidelijk wordt gemaakt dat er sprake is van pesten als de gepeste leerling dat zo voelt. De situatie wordt in kaart gebracht en hem / haar wordt duidelijk gemaakt dat hij /zij, ondanks de met elkaar
gemaakte afspraken toch geen veiligheid heeft geboden aan klasgenoten. De afspraken worden opnieuw onder de aandacht gebracht en eventueel vastgelegd.
-
-
3. De mentor meldt het pestgedrag aan de leerjaarcoördinator. Afhankelijk van de ernst van het vertoonde gedrag wordt er afgesproken of het bij een gesprek en excuses tegenover de gepeste blijft of dat er ook gestraft wordt. Die straf moet in verhouding zijn tot de ernst van het pesten en moet op zo kort mogelijke termijn uitgevoerd worden. De leerjaarcoördinator bepaalt of er gestraft wordt en de strafmaat. Mogelijke straffen zijn: de leerling opdracht geven een (gedeelte van een) boek over pesten te lezen en, na de opdracht te hebben uitgevoerd, de inhoud van het boek te vertellen; de leerling zich laten aanmelden bij het forum van de website www.pestweb.nl en daar te zien wat kinderen en volwassenen aan elkaar over de gevolgen van pesten te vertellen hebben; een opstel over pesten en de gevolgen ervan maken. 4. De mentor haalt de gepeste en de pestende leerlingen bij elkaar voor een gesprek. De pester(s) bieden excuses aan en verklaren dat het pesten zal stoppen. 5. De mentor licht de ouders in van zowel gepeste als pestende leerling(en). 6. De mentor voert een tweede gesprek met de pester. Hij vertelt het vervolg van het traject of er straf gegeven wordt en welke. De mentor vertelt in elk geval wat het vervolg is als het pesten niet stopt, namelijk een forse straf. 7. Indien het pesten in klassenverband heeft plaatsgevonden of impact heeft gehad op de klas praat de mentor met de klas. Dit is belangrijk in verband met de het herstellen van de groepssfeer en om te benadrukken welke verantwoordelijkheid ieder groepslid heeft. 8. Indien het probleem zich herhaalt, meldt de mentor het gedrag aan de leerjaarcoördinator van de leerling(en). Deze neemt de afwikkeling van de zaak dan verder op zich. 9. De mentor noteert alle acties in de mentormap bij alle betrokken leerlingen. 10. De mentor informeert na drie weken bij de gepeste leerling of het pesten inderdaad opgehouden is. Blijkt dit niet zo te zijn, dan meldt de mentor dat aan de leerjaarcoördinator.
Stap 3: De leerjaarcoördinator 1. De leerjaarcoördinator voert een gesprek met de gepeste leerling. 2. De leerjaarcoördinator voert een gesprek met de pester.
3. De leerjaarcoördinator voert een gesprek met gepeste en pester samen, waarin de pester verklaart het pesten te zullen stoppen en waarin de leerjaarcoördinator aangeeft dat de ouders op school uitgenodigd zullen worden. 4. De leerjaarcoördinator bepaalt welke straf het beste past. Er zal in elk geval straf gegeven worden, omdat er al eerder sprake is geweest van pesten. Mogelijkheden zijn: nablijven, vierkant rooster, intern of extern schorsen. 5. De leerjaarcoördinator nodigt de ouders van beide leerlingen uit op school. In het contact met de ouders van de gepeste leerling wordt gekeken of hij gedrag vertoont, waardoor hij een gemakkelijk doelwit vormt voor pesters. Hij adviseert zo nodig hulp op vrijwillige basis door de schoolmaatschappelijk werkster, bv. een cursus weerbaarheid. In het contact met de ouders van de pestende leerling bespreekt de leerjaarcoördinator de oorzaak van het gedrag en adviseert eventueel hulp door de schoolmaatschappelijk werkster. De school kan eisen dat er een sociale vaardigheidstraining gevolgd wordt. De leerjaarcoördinator bespreekt met de ouders de straf en de mogelijke gevolgen van herhaling. 6. De leerjaarcoördinator koppelt alle informatie weer terug naar de mentor. 7. De mentor informeert na drie weken bij de gepeste leerling of het pesten gestopt is. Blijkt dat niet het geval, dan meldt hij dat opnieuw aan de leerjaarcoördinator. De procedure als onder stap 3 wordt opnieuw doorlopen, waarbij de pestende leerling straf krijgt in overleg met de schoolleiding. Schorsing ligt dan voor de hand. DIGITAAL PESTEN Pesten via internet of telefoon komt steeds vaker voor, waarschijnlijk ook doordat mensen zich eerder laten gaan achter een anoniem scherm waar ze niet belemmerd worden door fatsoensnormen die ze in direct sociaal contact wel zouden hanteren. Op school merken we bij herhaling dat leerlingen die pesten via internet vaak geen benul hebben van de impact die hun gedrag heeft op de gepeste leerling en al helemaal niet van de reikwijdte van internet. Dat het plaatsen van teksten en foto’s op internet eeuwigheidswaarde heeft en dus ook na enkele jaren nog schadelijk kan zijn is vaak volslagen nieuw voor hen. Daarom willen we in een apart hoofdstuk hier aandacht aan besteden. De procedure bij digitaal pesten is hetzelfde als bij alle andere vormen van pesten zoals beschreven in het pestprotocol. Maar het is goed om enkele zaken te noemen die het digitaal pesten kunnen voorkomen en bestrijden. In de mentorlessen in de onderbouw wordt apart aandacht geschonken aan het voorkomen en bestrijden van digitaal pesten. Wat kun je doen om digitaal pesten te voorkomen? • • • • • • •
Bedenk dat niet alles wat je op het internet tegenkomt waar is. Gebruik een apart hotmail adres om jezelf te registreren op websites. Kies een emailadres dat niet je eigen voor -en achternaam volledig weergeeft. Gebruik altijd een bijnaam als je chat. Als je je vervelend voelt door iets dat je hebt gezien, vertel dat dan aan iemand die je vertrouwt. Blijf altijd vriendelijk en eerlijk en scheld niet (terug). Verwijder onbekende mensen uit je contactlijsten van MSN, Hyves en andere sociale media. Ga weg uit de chat als er iets vervelends gebeurt.
• • •
•
Bel of mail niet zomaar met kinderen die je van internet kent, en spreek niet met hen af zonder dat je ouders dat weten. Verstuur geen flauwe grappen, dreigmail of haatmail. Geef geen persoonlijke informatie aan mensen die je alleen van het chatten kent. Dus: geen emailadressen, gewone adressen, namen (ook niet van school), telefoonnummers, wachtwoorden enz. geven. Let vooral op bij foto’s van jezelf: Als je een foto op internet zet, kan deze gemakkelijk gekopieerd en op een andere website geplaatst worden. Zo kan hij jarenlang terug te vinden zijn, ook als jij hem al weggehaald hebt. Foto’s kunnen ook bewerkt worden zonder dat jij dat weet of wilt. Houd daar rekening mee. Wees voorzichtig met het gebruik van je webcam. Gebruik geen webcam bij personen die je niet kent of vertrouwt. Jouw beelden kunnen worden opgeslagen en gebruikt worden om ze aan andere personen te laten zien. Ze kunnen ook voor andere doeleinden gebruikt worden dan waarvoor jij ze gemaakt hebt.
Wat kun je doen om digitaal pesten te bestrijden? •
•
•
•
•
Maak een afweging van wie het pesten komt. Als het pesten komt van mensen die je niet kent, vat scheldpartijen of beledigingen dan niet persoonlijk op. Vaak maken mensen negatieve opmerkingen uit verveling. De anonimiteit van internet maakt dat mensen makkelijk gaan schelden. Negeer de pest- /mails / sms/chat Je kunt het beste niet reageren op haatmailtjes of andere digitale pesterij. Verwijder de e-mail zonder hem te openen. Onderdruk je nieuwsgierigheid! Het negeren is effectief in de beginfase van pesten, dus als de pester nog niet zolang aan het pesten is. Pestkoppen willen vaak aandacht. Als je niet reageert, gaan pesters op zoek naar iemand anders om te pesten. Dat geldt ook voor chatrooms. Als daar vervelende opmerkingen worden gemaakt, stop dan met chatten, verlaat die chatroom. Blokkeer de afzender. Krijg je pest e-mails , blokkeer dan de afzender . Als het gaat om smsjes op de mobiele telefoon, dan heb je op sommige mobiele telefoons de mogelijkheid om bepaalde nummers te blokkeren. Dit werkt alleen als vanaf een andere telefoon met nummervermelding het bericht wordt verzonden, waarmee de dader zich bloot geeft. Wanneer hij of zij echter de telefoon van iemand anders gebruikt, is weliswaar de telefoon, maar niet de dader te achterhalen. Er is dan weer sprake van anonimiteit. Het nummer kan vervolgens wel worden geblokkeerd. Wanneer andere methoden niet helpen, kan uiteindelijk alleen de smsfunctie worden uitgeschakeld. In het ergste geval moet een nieuw ( eventueel geheim) nummer worden aangevraagd. Praat erover. Erover praten met je vrienden, je ouders of een leraar die je vertrouwt is belangrijk. Zeker als het pesten al een tijdje duurt en je je er bedreigd door voelt. Bewaar de bewijzen. Als de pesterijen al in een verder gevorderd stadium zijn en er via de sms, chat of mail bedreigingen worden geuit, bewaar deze dan. Hoe vervelend de mailtjes ook zijn, gooi ze niet weg. Maak een printje van de pestmail of sla de berichten op. Het zijn bewijzen die tegen de pester gebruikt kunnen worden. Aan het IP adres van de e-mail kan soms afgeleid worden van welke
•
•
•
computer de e-mail verzonden is. Een provider heeft vaak een helpdesk die klachten over nare mail, smsjes e.d. aan kan nemen. Daar heeft men ook de technische mogelijkheden om na te gaan wie het verstuurt. Bel de helpdesk op. Aangifte doen bij de politie. In bepaalde gevallen kun je naar de politie om aangifte te doen. Pesten kan zo hardnekkig zijn dat het pesten ‘stalken’ wordt genoemd. Dit is strafbaar. Voor meer informatie over aangifte doen: www.pestenislaf.nl. Voel je niet schuldig als er iets vervelends gebeurt. Het is niet jouw schuld. Wees zuinig op je wachtwoorden. Zorg dat je je wachtwoorden en inlognamen niet doorgeeft aan anderen of dat ze makkelijk te raden zijn. Zo kunnen anderen niet bij je website of e-mail. Als dit wel gebeurd is, neem dan contact op met de beheerder van de site. Je kunt naar een van de vertrouwenspersonen op school gaan die speciaal zijn aangesteld om je te helpen bij vormen van ongewenst gedrag. Zij kunnen je vertellen wat je nog meer kunt doen om het vervelende gedrag te stoppen. Zij kunnen je ook helpen als het vervelende gedrag misschien al gestopt is, maar je er nog steeds last van hebt. Binnen onze school zijn er twee vertrouwenspersonen aangesteld. Als je het moeilijk vindt om direct melding te doen van ongewenst gedrag, waaronder pesten, dan kun je je ook eerst tot hen wenden. Ze kunnen je vrijblijvend adviseren over de stappen die je kunt ondernemen. Zij kunnen ook worden ingeschakeld als je het gevoel hebt dat je niet op de juiste wijze geholpen wordt door je mentor, leerjaarcoördinator of door de schoolleiding of als je het gevoel hebt dat je niemand anders meer kunt vertrouwen. De vertrouwenspersoon is:
Dhr. H. van der Linden, Email:
[email protected] Hij is op schooldagen telefonisch bereikbaar op : 010-2445044.