1491-004
GLMEENTE SClrlAGEN BESTEMMINGSPLAN "CENTRUM 1979"
IN ONTWERP TER INZAGE GELEGD
D.B.
27 maart 1979
VASTGESTELD DOOR DE GEMEENTERAAD
D.D,
25 September 1979
GOEDGEKEURD DOOR GEDEPUTEERDE STATEN
W.i^o
» I » o . o « » = » . s o .^j, <, .,
\ \\
INHOUD: TOELIGHTING (T) VOORSCHRIFTEN (V) KAi\RT 1491-004-106
•N^-
VINK VAMDEKUILEN KLEIN tlAFFMANS BV ARGHITEKTUUR EN STEDEBOUW RAPENBURGERSTRAAT 73 1011 VK AMSTERDAM TELEFOON 020-2644)0 POSTBUS 3745 1001 AM AMSTERDAM
1
.
J
1491-004
I N H O U D S O P G A V E
V O O R S C H R I F T E N
Biz.
E^^_li._INLElDENDE_BEPALINGEN
art, art.
1 Begripsbepalingen 2 Wijze van meten
IV 2V
PAR. 2= BESTEMMINGEN EN VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT DEZE __BESTEMMINGEN art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art.
3a Culturele doeleinden 3b Bebouwing voor openbare en bijzondere doeleinden en bijbehorende terreinen 4 Bebouwing voor bejaarden en bijbehorende terreinen Bebouwing met meergezinshuizen 5 Bebouwing met eengezinshuizen 6 Bebouwing met eengezinshuizeUs tevens karakte7 ristiek voor stadsbeeld 8 Woonboerderij en bijbehorende terreinen 9 Bebouwing met bungalows 10 Handel en nijverheid 11 Openbaar nutsbedrijf 12 Bebouwing met transformatorruimten 13 Bebouwing met garagebedrijf 14 Bebouwing met bedrijfsgarages 15 Bebouwing met garages 16 Tuinen en erven 17 Spoorwegdoeleinden 18 Wegen 19 Openbare buitenruimten 20 Water 21 Groenvoorziening 22 Speelterrein 23 Sportterrein 24 Verkooppunt voor motorbrandstoffen
J V 3V 3V
4V 4V 4V 5 5 6 7
V V V V
7 / ' 7 v" 8 V 37 9¥ V V !0 V 10 V 10 V 30 ¥ ! 3V ?, 1 ¥ .
•
^
P^R^_3 ^_ALGEMENE_BEPALING;EN A. Algemene bepaiingen. met betrekking tot het gebruik van gronden voor bebouwing. art. art. arto art. art.
25 26 27 28 28a
Ongeoorloofde wijze van bouwen Zijdelingse afstanden Overige bepaiingen Wijzigingsbevoegdheid I Wijzigingsbevoegdheid II
12 V S2 V 12 V 12V J3 '*''
B . Algemene bepaiingen met betrekking tot het gebruik van gronden, anders dan voor bebouwing. art. 29 art. 30
Algemene gebruiksbepaling Gebruik als tweede woning
!3oV i3 V
1491-004
Biz, C. Algemene bepalingen met betrekking tot vrijsteilingen. art, 31 Vrijstellingen
14 V
art. 32 Overgangsbepaling art. 33 Strafbepaling art. 34 Slotbepaling
15 V 16 V 16 V
1491-004-1 V
V O O R S C H R I F T E N
PAR. 1. INLEIDENDE BEPALINGEN art.
BEGRIPSBEPALINGEN In a. bo c.
d,
e.
f. g.
h. i. j. k. 1.
m.
n.
o.
deze voorschriften X'^ordt verstaan onder: heL plan ; het onderhavige bestemmingsplan; de kaart ; de kaarts deel uitmakende van het plan; bouwwerk ; elke constructie van enige omvang van hout^ steen, metaal of ander materiaalg die hetzij directj hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; gebouw elk bouwwerks dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruirate vormt; bebouwing een of meer bouwwerken; een op de kaart aangegeven lijn welke door bebouvvringsgrens bebouwing niet mag worden overschreden, tenzij in de voorschriften anders is bepaald; bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige bebouwing is toegestaan; perceelgrens een grens van een bouwperceel; de breedte van een bouwperceel gemeten in de perceelbreedte naar de weg toegekeerde bebouwingsgrens; een gebouw, dat uitsluitend een X'/oning omeengezinshuis vat; een eengezinshuis met de hoofdvertrekken in bungaloxj een bouwlaag, waarbij de onderdelen een verschillend niveau kunnen hebben; een gebouWj dat twee of meer geheel of germeergezinshuis deeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat; dienstwoning een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het gezin van) een persoonj, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming of feitelijk ge~ bruik of het terrein noodzakelijk is; winkel een geboms?, dat blijkens zijn aard en indeling een voor de detailhandel bruikbare ruimte omvat; garagebedrijf een gebouWj, bestemd ¥oor de verkoop en het herstellen van motorvoertuigen en/of onderdelen hiervan^ echter zonder plaatwerkerij, uitdeukerij eT\/o£ autospuitinrichting;
149 1-004-2 V
p. bijgebouw
q. aangebouwd gebouw r, klein-ambachtelijk bedrij f
s. Staat van Inrichtingen
to klasse in de zin van de Staat van Inrichtingen
4")
art. 2
()
u. carport
een bij een woonhuis behorend gebouvNTj strekkend tot een beter woongerief> dat niet pri~ mair voor het wonen is bestemd en zich visueel onderscheidt van het woonhuis; een gebouw, dat naar een zijde door een scheidsmuur is begrensd; een bedrijf met een maximale vloeroppervlakte van 400 m2s alwaar overwegend door iaiddel van handwerk producten worden vervaardigd of hersteldS bijlage bij de voorschriften, aangevende een stedebouwkundige onderverdeling van inrichtirigen, waarop de Hinderwet van toepassing is; een groep inrichtingens waarop de Hinderwet van toepassing isj die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabijgelegen of omringende v/oonomgeving; een bouwwerk,, al dan niet aangebouwd a an eer. gebouw of ander bouwwerk, bestaande uit s'echi van bovenaf gesloten c.q, afgedekte en van ".?' hoogste twee aaneen gebouwde wander >7oorz._e'5 ruimtes van lichte construcriej keanelijk slechts bestemd cm te dienen als overcekte stalling voor een voertuig en dac'^voo" ool< toeganke.lijk^
WIJZE VAN METEN Bij de toepassing van deze 1. lengtej breedte en diepte van vjoningen 2. oppervlakte van gebouv/en 3o goothoogte tevens boeiboordhoogte 4« inhoud van gebouwen
5. hoogte
6. peil
7. dakhelling 8. voorgevelbreedte
voorschriften wordt als volgt gemetens ; tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van scheidsmuren; t tussen de buitenwerkse gevelvlakken en de harten van scheidsmuren; s de hoogte van de bovenzijde van de goot/ boeiboord ten opzichte van het peil; : tussen buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidsmuren, buitenzijden van dakvlakken erkers en dakkapellen en bovenzijden vsn be— gane grond vloeren; I van het hoogste punt tot aan het peil, me': dien verstandej dat antennes, 3.iftopbouwen^ schoorstenep5 en dergelijke niet meegerekend worden; o de hoogte van de kruin van de weg (ter plsscs' vanwaar een bouw\\rerk (voornamelijk) direct toegankelijk is, met dien verstande, dac r. icdien het bouw^^Jerk niet (voornamelijk) direct coegankelijk is van de weg, de hoogte van he; aansluitende, afgewerkte, bouwperceei geld";. : de standhoek V3n het dakvlak met bet hcizor.tale vlak; ' : tussen ee buitenwerkse eindgevelvlakken e." ~e rnidden van ae scheidsmuren in de vo-jrg^vel
1491-004-3 V
PAR. 2. BESTEMMINGEM EN VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT DEZE BESTEMMINGEN
art. 3a
c> art. 3b
V ,^*
art. A
CULTURELE DOELEINDEN De op de kaart voor "culturele doeleinden" aangewezen gronden zijn bestemd voor een museum en een expositieruimte voor oude rijtuigen^ met de daarbij behorende bouwwerken en open terreinenTen aanzien van de bebouwing van de in het eerste lid bedoelde gronden wordt bepaald, dat; a. de bebouwde oppervlakte per bouwperceel niet meer mag bedragen dan het op de kaart aangegeven percentage van de voor bebouwing bestemde terreinoppervlakte; bo per bom\fperceel de goot- of boelboordhoogte van enig gebouw niet meer mag bedragen dan op de kaart is aangegeven..
BEBOUWING VOOR OPENBARE EN BIJZONDERE DOELEINDEN EN BIJBEHORENDS TERREINEN 1. De op de kaart voor "bebouwing voor openbare en bijzondere doeleinden en bijbehorende terreineu" aangewezen gronden zijn bestemd voor sociale;, religieuzes culturele en educatieve doeleinden en doeleinden ter sake van. openbaar bestuur en openbare dienstverlening en de daarvoor nodige bouwwerken, waaronder bouwwerken ten dienste van de overheidj, verenigingsgebom'/en, kerken, musea en scholen met de daarbij behorsnde dienst— woningen, alsmede open terreinen, waaronder parkeerplaatsen, 2, Ten aanzien van de bebouwing van de in het earste lid bedoelde gronden wordt nog bepaald, dat: a. de bebouwde oppervlakte per bouwperceel niet meer mag bedragen dan het op de kaart aangegeven percentage van de voor bebouwing bestemde ter~ reinoppervlakte; b. per bouwperceel de goot- of boeiboordhoogte van enig gebouw niet raear mag bedragen dan op de kaart is aangegeven; Co op elk bouwperceel ten hoogste een dienstwoning mag wordsn gebouwd, waarvan de inhoud niet meer dan 500 m3 mag bedragenBij vrijstaande woningen mag de goot- of boeiboordhoogte ni^t meer dan 6 m zijn..
BEBOUWING VOOR BEJAARDEN EN BIJBEHORENDE TERREINEN 1. De op de kaart voor "bebouwing voor bejaarden en bijbehorende terreinen" aangewezen gronden zijn bestemd voor bejaardentehuizen of verzorgingstehuizen, bejaardenxjoningen met de daarbij behorende bouw^jerken en open terreinen, waaronder parkeerplaatsen. 2. Ten aanzien van de bebouwing van de in het eerste lid bedoelde gronden wordt nog bepaald, dat: a. de bebouv/de oppervlakte per bouwperceel niet meer mag bedragen d^n het op de kaart aangegeven percentage van de voor bebouwing be'^tern'f'a terreinoppervlakte;
1491-004-4 V
b. per boLwperceel de goot- of boeiboordhoogte van enig gebouw niet meer mag bedragen dan op de kaart is aangegeven.
art, 5
BEBOUWING MET MERGEZINSHUIZEN De op de kaart voor "bebouwing met meergezinshuizen (Ma)" aangewezen gronden zijn bestemd voor meergezinshuizerij met inachtneming van het op de kaart bepaalde.
art. 6
/ /'' \ I
'
/
\ i>\ ' )
art. 7
BEBOUWING MET EENGEZINSIIUIZEN 1. De op de kaart voor "bebouwing met eengezinshuizen (Ea^ Eb? Ec^ Ed^ Ef en E g ) " aangewezen gronden zijn bestemd voor eengezinshuizen met inachtneming van het op de kaart bepaalde^ 2, Ten aanzien van de bebouwing van de in het eerste lid bedoelde gronden x
BEBOUWING MET EENGEZINSHUIZEN, TEVENS KARAKTERISTIEK VOOR STADSBEELD 1. De op de kaart voor "bebouwing met eengezinshuizen, tevens karakteristiek voor stadsbeeld (Eh)" aangewezen gronden zijn bestemd voor eengezinshuizen en dienen tevens met de zich daarop bevindende bou^^rwerken voor de handhaving en het herstel van de karakteristiek van het stadsbeeld. 2. Ten aanzien van de bebouwing van de in het eerste lid bedoelde gronden wordt bepaald, dat:
1491-004-5 V
a. uitsluitend gebouwd mag worden met handhaving van goothoogte, nok~ richting, dakvorm en dakhelling die op de kaart voor het desbetreffende gebouw staan aangegeven; b. de gevels van het gebouw in de bebouwingsgrenzen dienen te worden gebouwd j c. de gebouwen van een kap dienen te worden voorzien; d. waar op de kaart een afwijkend gebruik als winkel is toegestaan, uitsluitend op de begane grond ten behoeve van dit afwijkend gebruik mag worden gebouwd.
art. 8
WOONBOERDERIJ EN BIJBEHORENDE TERREINEN 1. De op de kaart voor "woonboerderij en bijbehorende terreinen (BWa)" aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in een aan de agrarische bedrijfsvoering onttrokken boerderij met inachtneming van het verder in dit artikel bepaalde. Het woonhuis mag uitsluitend een woning bevatten. 2. Ten aanzien van de bebouwing van de in het eerste lid bedoelde gronden wordt bepaald, dat: a. de uitwendige hoofdvorm van de voormalige boerderij gehandhaafd dient te blijven; b. per bebouwingsvak slechts ten behoeve van een woning gebouwd mag warden; c. voormaligjg^Agrarische bedrijfsgebouwen als bijgebouwen mogen worden
j.©^ ^>~^ J.Q yj^
/ y
arc
9
3. Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestenrairgj zo-sis bedoeld in artikel 29 wordt in ieder geval gerekend; a. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen; b. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik. 4. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen: a. voor het bouwen van bijgebouwen tot een maximale oppervlakte van 40 m2 per woning, indien de bestaande woonbebouwing deze functie niet kan vervullen. De goot- of boeiboordhoogte mag niet meer dan 2,5 m bedragen; b. voor het gebruiken van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen voor zover deze door hun omvang of aantal niet dienstbaar aan het wonen kunnen worden gemaakt, voor opslag van goederen en materiale'".-
BEBOUWING MET BUNGALOWS 1. De op de kaart voor "bebouwing met bungalows (Ba)" aangewezen gror.c'ep zijn bestemd voor bungalows met de daarbij behorende aangebouvde b:.j"gebouwei' met een totale gezameplijke oppervlakte van max5.maal ^C :n2 per bungalow en voor open terreinen, met inachtneming van het op c^e kasr!; bepaalde.
1491-004-6 V
Ten aanzicn van de bebouwing wordt bepaald, dat de bepalingen van de aansluitende bestemming "tuinen en erven" evejieens van toepassing mogen zijn voor dat gedeelte van de bebouwingsstrook, waarvan de diepte niet geheel door een gebouw in beslag wordt genomen, met dien verstande, dat de bebouwing die op grond van de bestemming "tuinen en erven" mogeiijk is op een afstand van niet minder dan 4 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw mag worden gebouwd. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen; a. voor het vrijstaand bomjen van bijgebouwen; b. van het bepaalde op de kaart ten aanzien van de dakhelling, mit»-deze niet meer dan 70 zal gaan bedragen, dan wel dat de bungalows plat worden afgedekt.
•^rt. 10
HANDEL EN NIJVERHEID De op de kaart voor "handel en nijverheid" aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven van handel en nijverheid, waarop de Hinderwet, zoals deze luidde op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan niet van toepassing is en voor die bedrijven, die genoemd zijn in de bij dit plan behorende "Staat van Inrichtingen" onder de klassen 1 en 2 met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder dierrsi:— woningen met uitzondering van bouwwerken ten dienste van inrichtiunien en bedrijven, die niet zijn toegestaan krachtens het bepaalde in het derde lid en voor open terreinen, waaronder opslag-, los-, laad- en parkeerplaatsen. Ten aanzien van de bebouwing van de in het eerste lid bedoelde gronden wordt bepaald, dat: a. de bebouwde oppervlakte ^sc bouwperceel niet meer mag bedragen dan het op de kaart aangegeven percentage van de voor bebouwing bestemde terreinoppervlakte; b. de goot- of boeiboordhoogte van enig gebouw niet meer mag bedragen dan op de kaart is aangegeven; c. op elk bouwperceel ten hoogste een dienstwoning mag worden gebouwd, waarvan de inhoud niet meer dan 450 m3 mag bedragen. Van een vrijstaande dienstwoning mag de goot- of boeiboordhoogte niet meer dan 5,5 m bedragen. Tot een gebruik van gronden en bouwxverken strijdig met de bestemming, zoals bedoeld in artikel 29 wordt in ieder geval gerekend het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik. Niettemin is de verkoop toegestaan van: a. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening van een herstellingsbedrijf; b. goederen, die worden gekocht door middel van een schriftelijke op-' dracht en die niet ter plaatse aan de koper ter hand worden gesteld.
1491-004-7 V
art.
11
OPENBAAR NUTSBEDRIJF 1. De op de kaart voor "openbaar nutsbedrijf" aahgewezen gronden zijn bestemd voor een waterleidingbedrijf en de bij deze inrichting behorende bouv^^7erken, waaronder een dienstwoning en garages en open ruimten, waaronder parkeerplaatsen en opslagruimten. 2. Ten aanzien van de bebouv/ing van de in het eerste lid bedoelde gronden wordt bepaald, dat: a. de goot- of boeiboordhoogte van enig gebouw niet meer dan 6 m mag bedragen; b. op deze gronden slechts een dienstwoning tnag worden gebouwdy waarvan de inhoud niet meer dan 450 m3 mag bedragen.
,
art. 12
\
) ,
I
1. De op de kaart voor "bebouwing met transformatorruimten (Ua)" aangewezen gronden zijn bestemd voor transformatorstations en gasdrukregel- en meetstations met de daarvoor noodzakelijke bouwwerken. 2. Ten aanzien van de bebouwing van de in het eerste lid bedoelde gronden wordt bepaald, dat de goot- of boeiboordhoogte van enig gebouw Jiiet meer mag bedragen dan 3 m en de voor bebouwing bestemde gronden voiledig mogen worden bebouwd.
art. 13
' '-
I i '*
I -
BEBOUWING MET GARAGEBEDRIJF 1. De op de kaart voor "bebouwing met garagebedrijf (VGa)" aangewezen gron— den zijn bestemd voor een garagebedrijf mat de daarbij behorende bouwwerken, waaronder een dienstwoning en voor open terreinen, waaronder parkeerplaatsen. 2. Ten aanzien van de bebouwing van de in het eerste lid bedoelde gronden V'/ordt bepaald, dat: a. de bebouwde oppervlakte per bow^erceal niet meer mag bedragen dan het op de kaart aangegeven percentage van de voor bebouwing bestemde terreinoppervlakte; b. de goot- of boeiboordhoogte van enig gebouw niet meer mag bedragen dan op de kaart is aangegeven; c. op deze gronden slechts een dienstwoning mag worden gebouwd, waarvan de inhoud niet meer dan 450 m3 mag bedragen.
-N^ -^
art.
BEBOUWING MET TRANSFORMATORRU»rrEN
14
BEBOUWING MET BEDRIJFSGARAGES 1. De op de kaart voor "bebouwing met bedrijfsgarages (VBa)" aangewezen gronden zijn bestemd voor een bedrijfsgarage met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder een dienstwoning en voor open terreinen, waaronder parkeerplaatsen. 2. Ten aanzien van de bebouwing van de in het eerste bedoelde gronden wordt bepaald, dat: a. de bebouwde oppervlakte per bom^^perceel niet meer mag bedragen daij het op de kaart aangegeven percentage van de voor bebouwing bestemde terreinoppervlakte ;
1491-004-8 V
b. de op c. op de
art. 15
gooL- of boeiboordhoogte van enig gebouw niet meer mag bedragen dan de kaart is aangegeven; deze gronden slechts een dienstwoning m^g worden gebouwd, waarvan inhoud niet meer dan 450 in3 mag bedragen.
BEBOUWING MET GARA.GES 1. De op de kaart voor "bebouwing met garages" aangewezen gronden zijn bestemd voor autoboxen, scooter- en rijwielbergplaatsen. 2. Ten aanzien van de bebouwing van deze gronden wordt bepaald, dat: a. de gebouwen aaneen moeten worden gebouwd; b . de goot- of boeiboordhoogte van enig gebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen. 3. Tot een gebruik van de bouwwerken strijdig met de bestemming, zoals bedoeld in artikel 29, wordt in ieder geval gerekend het uitoefenen van een beroep of bedrijf in de in bet eerste lid bedoelde gebouwen.
^ / art. 16
TUINEN EN ERVEN
1. De op de kaart voor "tuinen en erven" aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven, met de bij het hoofdgebouw behorende bouwwerken en open terreinen voor zover liggende op hetzelfde bouwperceel als het hoofdgebouw en onverminderd hetgeen in de volgende leden van dit artikel omtrent bebouwing en ander gebruik wordt bepaald. 2. Ten aanzien van de bebouwing van de in het eerste lid bedoelde gronden wordt bepaald, dat: a. voor zover de gronden niet gearceerd op de kaart staan aangegeven, op deze gronden uitsluitend pergola's, een hobbykasje of een voliere, een carport en erfscheidingen mogen worden gebouwd, met inachtn«>iGing van de volgende regels: 1. op deze gronden mogen hobbykasjes en volieres uitsluitend gebr,u.v-'» worden achter de van de weg afgekeerde bebouwingsgrens ; , /vJcr 2. de oppervlakte en de hoogte van hobbykasjes en volieres mogeu '— j^. jt<'ci/.2e,^
^
1491-004-9 V
3. de goot- of boeiboordhoogte van een bijgebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen; 4. per bouwperceel niet meer dan een bijgebouw vrijstaand mag worden gebouwd; 5. de afsCand van een vrijstaand bijgebouw tot het eengezinshuis of meergezinshuis niet minder mag bedragen dan 2 m. 3. In het geval de gronden wel gearceerd op de lcaart staan aangegeven en behoren tot een bebouxi7ing met eengezinshuizen en op de kaart staat aangegeven, dat volgens het plan het afwijkend gebruik als winkel, kleinambachtelijk bedrijf, kantoor- of praktijkruimten is toegestaan, gelden de volgende regels: a. tevens mogen bedrijfsgebouwen worden gebouwd ten dienste van het in het hoofdgebouw gevestigde of te vestigen bedrijf, mits dit hoofdgebouw ligt op hetzelfde bojiwp^erce^l als de te bouwen bedrijfsgebouwen; b. de gezamenlijke oppervlakte van voornoemde bedrijfsgebouwen inclusief bijgebomven mag niet meer dan 60% van deze gronden bedragen; ^ c. de goot- of boeiboordhoogte van de bedrijfsgeFouwen mag aiet meer dan , ) 3,5 m bedragen. 4. Tot een gebruik van gronden en bom^'/erken, strijdig met de bestemming zoals bedoeld in artikel 29, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bom^werken voor opslag-, los- of laadplaats ten behoeve van handelsdoeleinden, Het hierboven vermelde geldt niet voor de gronden, waarop het bepaalde in lid 3 van toepassing is. 5. Burgemeester en wethouders kunnen, nadat belanghebbenden zijn gehoord, L,, I ' vrijstelling verlenen van het bepaalde in het tweede lid sub b/^2-, voor /3e. do^-LalCis^ erv het bouvjen op de gearceerd aangegeven gronden van kantoor- en praktijk(roci/jty./r-^ U « ^ ruimten, als onderdeel van het woonhuis, ^-^*^ ^^rj'~ ^"^ ' De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing mag niet meer dan 60% van S
1/ ^'
art. 17
SPOORWEGDOELEINDEN
\ ^ De op de kaart voor "spoorwegdoeleinden" aangewezen gronden zijn b^temd ^"i ao^% voor het^^^^oorwegbfidrijf»^i6t^de bij dit bedrijf behorende bomfl^jerken,^ '"fV 3 A ffieen gebouwen zijndejen open terreinen. ' ~~
art.
18
WEGEN De op de kaart voor "wegen" aangex'/ezen gronden zijn bestemd voor openbare weg of voor een weg, v;aarvan het openbaar gebruik wordt gedoogd (met inbegrip van de nodige rijwegen, parkeerstroken, fietspaden, voetpaden en bermen of groenstroken) en de daarbij behorende kleine bouwwerken , geen gebouwen zijnde (met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen). Ten aanzien van de bebouxjing van de in het eerste lid bedoelde gronden wordt bepaald, dat de boux%rwerken zodanig moeten worden gebouwd, dat het verkeer niet wordt gehinderd.
1A91-004-10 V
3. BurgeracesLer en wethouders kunneii onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten de op de kaart aangegeven indeling van rijwegen, parkeerstroken en voetpaden en berm- of groenstrook, wijzigen in'de hierna te noemen gevallen. ^--.^ rl ^ Van alle wegen, met uitzondering van Noord, Julianalaan, Bernhardstraat f y-\ 3 i en Nijverheidsstraat, mag de m d e l m g mgrijpend wo_rdien_gewi.J2igd ten be'•" vj' ./ hoeve van de woonfunctie. ^e^^v^rkee£s_fun£tL,e_ma£_daarbij_ver\[al_leti5 '^ \| 4. Burgemeester en wethouders plegen, alvorens totwijziging over te gaan, j overieg met de Commissie Ruimtelijke Ordening of de Commissie Openbare Werken en Verkeerszaken. 5. Alvorens totwijziging over te gaan stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun bezwaren schriftelijk kenbaar te niaken.
arr
19
OrENBARE BUITENRUIMTEN 1. De op de kaart voor "openbare buitenruimten" aangewezen gronden zijn bestemd voor rijwegen, fietspaden, voetpaden, straatmeubilair en parkeerplaatsen. 2. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, 3. Er dient overeenkomstig hetgeen op de kaart is aangegeven ruimte te worden gereserveerd voor parkeerplaatsen.
I art. 20
WATER De op de kaart voor "water" aangewezen gronden zijn bestemd voor water met de voor de waterhuishouding en het verkeer te water noodzakelijke bomwerken, geen gebouwen zijnde.
I art. 21
I
U
^
I I
art. 22
GROENVOORZIENING 1. De op de kaart voor "groenvoorziening" aangewezen gronden zijn bestemd voor gazon, voetpaden en beplantingen en de ten behoeve van het onderhoud hiervan nodige bouvroerken, alsmede voor speelvoorzieningen en, voor zover gearceerd op de kaart aangegeven, voor een muziektent. 2. Ten aanzien van de bebouwing van de in het eerste lid bedoelde gronden wordt bepaald, dat: a. de goot- of boeiboordhoogte van enig gebouw niet meer dan 3 m mag bedragen; b. de oppervlakte van enig gebouw niet meer dan 10 vxl mag bedragen; c. de oppervlakte en de hoogte van de muziektent niet meer dan respectievelijk 70 m2 en 8,5 m mogen bedragen.
SPEELTERREIN 1. De op de kaart voor "speelterrein" aangewezen gronden zijn bestemd om te v/orden gebruikt als kinderspeelplaats, met de voor dit gebruik noodzakelijke bouwwerken.
1491-004-11 V
2, Ten aanzien van de bebouwing van de in het eerste lid bedoelde gronden wordt bepaald, dat: a. de goot- of boeiboordhoogte van enig gebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen; b. de opperviakte van enig gebouw niet meer dan 10 m2 mag zijn.
art. 23
SPOKTTERREIN 1. De op de kaart voor "sportterrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor de beoefening van de sport, met de bij deze sportbeoefening behorende bouvnjerken, zoals kleedgebouwen, toiletgebouwen en tribunes. 2. Ten aanzien van de bebouwing van de in het eerste lid bedoelde gronden wordt bepaald, dat: a, de goot- of boeiboordhoogte van enig gebouw niet meer dan 5 m mag bedragen; b. ten hoogste 5% van deze gronden mag worden bebouwd.
art, 24
VERKOOPPUNT VOOR MOTORBRANDSTOFFEN 1. De op de kaart voor "verkooppunt voor motorbrandstoffen" aangewezen gronden zijn bestemd voor de verkoop van motorbrandstoffen met de daarbij behorende bouwwerken. 2. Ten aanzien van de bebouwing van deze gronden wordt bepaald, dat uit~ sluitend pompen mogen worden opgericht.
1r
1491-004-12 V
A. Algemene bepalingen met beCrekking tot het-gebruik van grortden voor bebouwing. art. 25
ONGEOORLOOFDE WIJZE VAN BOUWEN Het is verboden op enig terrein of bouwperceel zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de voorschriften zou overeenstemmen of voor zover er aldaar een afwijking van de voorschriften bestaat, zodanig te bouwen, dat deze afwijking nog zou worden vergroot.
art. 26 ^/^
art. 27
ZIJDELINGSE AFSTANDEN 1. Zijdelings van een woonhuis is een aanbouw (erker) op een onbebouwd te laten strook grond toegelaten, mits de afstand van deze aanbouw tot de zijgrens van het bouwperceel niet kleiner wordt dan 2 m. De aanbouw mag niet hoger zijn dan de bovenkant van de verdiepingvloer, niet breder dan 1/3 van de huisdiepte (achteruitbouwen niet meegerekend) en niet dieper dan 1/4 van de geeiste minimum afstand tot de zijgrens van het bouwperceel. De breedte en diepte worden gemeten respectievelijk evenwijdig aan en loodrecht op de zijgevel. 2o Het is toegestaan door middel van schuren of garages, zoals deze nader zijn geregeld in artikel 16 lid 2. b., huizen aaneen te bouwen, mits de voorgevel van de schuren of van de garages ten minste 4 m achter de voorgevel van de huizen komt te liggen en de onderlinge zijdelingse afstand van de huizen gehandhaafd blijft.
OVERIGE BEPALINGEN Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een onderbreking van ten minste 4 m te eisen dan wel toe te staan, indien in een bebouwingsstrook meer dan 10 woningen aaneen gebouwd kunnen worden, al naar gelang hetgeen op de kaart is bepaald.
art. 28
WIJZIGINGSBEVOEGDHEID 'I 1. Burgemeester en wethouders kunnen onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten bestemmings- en bebouwingsgrenzen wijzigen, met inachtneming van hetgeen hieronder is bepaald. 2. De wijziging mag alleen gronden betreffen, welke het eigendom van de ge— meente zLjn, dan wel gronden, waarvan de eigenaar of een ander zakelijk gerechtigde om een wijziging heeft verzocht. 3. Bij de wijziging mag/mogen: a. de dichtheid van de woonbebouwing met niet meer dan 5% veranderen; b. de totale oppervlakte groenvoorziening niet verminderen; c. de voor parkeerruimte gereserveerde oppervlakte niet verminderen; d. do ligging van de hoofdwegen niet noemenswaardig wijzigen; t". geen nieuwe gronden worden aangewezen voor "handel en nijverheid'V 4. [iurgemcebter en wethouders plegen, alvorens tot wijziging over te gaun, overleg met de Commissie Ruinitelijke Ordening. 5. Alvorens tot wij?:iging over te gaar stellen burgemeester en wethouders ')o langliebbenden in de gelegenheid hur be^waren schriftelijk kenbaar to tiiaken.
1491-004-13 V
art. 28a
WIJZIGINGSBEVOEGDHEII) 11
1. Burgemeester en wethouders kunnen onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten de bestemmingen "groenvoorziening" en "wegen", voor zover het het gedeelte van deze bestemmingen betreft dat gelegen is binnen de op de kaart aangegeven zonegrens I, wijzigen in de bestemming "bebouwing voor openbare en bijzondere doeleinden en bijbehorende terreinen", met inachtneming van hetgeen verder in dit lid is bepaald. 2. De wijziging mag slechts gronden betreffen welke het eigendom van de gemeente zijn, dan wel gronden waarvan de eigenaar of ander zakelijk gerechtigde om een wijziging heeft verzocbt. 3. Op de gronden welke door toepassing van het eerste lid de bestemming "bebouwing voor openbare en bijzondere doeleinden en bijbehorende ter, ,^ reinen" hebben gekregen, gelden de volgende regels: L t, 3° a. op deze gronden is het bepaalde in a r t i k e l ^ van overeenkomstige toediP.^LA.u.'h^ passing, met dien verstande dat het bebouwingspercentage en de goot' ^ f*"/ '^r^T hoogte niet meer dan respeetieveliik 100% en 4 m mogen bedragen; ^ ue~ Ciife^-Q-ry b. op deze gronden mag uitsluxtend gebouwd worden ten behoeve van de uit a^ Ul-t'v.r breidihg van gebouwen voor de Dienst Openbare Werken. ^^.^c/^c/feur^. 4, BurgemeesCer en wethouders plegen, alvorens tot wijziging over te gaan, i i[ . overleg met de Gommissie Ruimte]ijke Ordening. (/ y^ 5. Alvorens tot wijziging over te gaan, stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun bezwaren schriftelijk kenbaar te maken.
B. Algemene bepalingen met betrekking tot het gebruik van gronden, anders dan voor bebouwing. art. 29
/
\
art. 30
ALGEMENE GEBRUIKSBEPALING 1 . Het is verboden de gronden en bou^^^^^7erken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken, op een wijze of tot een doel, strijdig met de bij dit plan aan deze gronden en boux^'/erken gegeven bestemming, behoudens het bepaalde in artikel 32 leden 3 t/m 6. 2. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling, indien strikte toepassing van het bepaalde in het eerste lid leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.
/
GEBRUIK ALS TWEEDE WONING Onverminderd het bepaalde in de Woonruimtewet 1947 is het verboden, binnen het plangebied een woning te gebruiken, in gebruik te geven of te doen gebruiken als tvi/eede woning of voor recreatieve doeleinden, indien deze woning op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan nog niet als zodanig wordt gebruikt. Onder het gebruiken, in gebruik geven of doen gebruiken van een woning als tweede woning of voor recreatieve doeleinden, wordt mede verstaan het beschikbaar hebben of houden van een woning, zonder dat men er zijn hoofdverblijf heeft. ^,-
A
i^ruP/'^
^J'l*'^'^ ^-,
I V
1491-004-14 V
, ;-" '
'3. Burgeraeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het eerste lid, indien strikte toepassing van het bepaalde in het eerste lid leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die ^v.^niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
C. Algemene bepalingen met betrekking tot vrijstellingen. art. 31
VRIJSTELLINGEN I. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het in het plan bepaalde voor: a. de bouw van kleine utilitaire gebouwen, zoals transfonnatorhuisjes, gasdrukregel- en meetstations en gemalen, mits het voor bebouwing bestemde gronden betreft en met dien verstande, dat de oppervlakte niet meer dan 25 m2 mag bedragen en de goot- of boeiboordhoogte niet groter dan 3 m mag zijn; b. het afwijken ten aanzien van de bij het plan bepaalde maten, mits deze afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in deze voorschriften en/of op de kaart aangegeven of daaruit af te leiden maten en percentages, met dien verstande, dat deze vrijstelling niet mag worden toegepast, indien voor de in deze voorschriften en/of op de kaart aangegeven of daaruit af te leiden maten en percentages reeds een vrijstelling in de desbetreffende voorschriften is opgenom^n; ^ het bouvjen van Uitbouwen'vafiT de w^nkaraer en/of de keuken of het bouwen van een extra woonvertrek aan de achterzijde van eengezinshuizen tot maximaal 3 m uit de bestaande achtergevel, zo nodig met overschrijding van de van de weg afgekeerde bebouwingsgrens, nadat belanghebbenden zijn gehoord en met jnachtneming van de volgende voorwaarden: 1, de goot- of boeiboordhoogte van de aanbouw mag niet meer dan 3 m bedragen; de afstand van de achterzijde van deze aanbouw tot de achterperceelgrens mag niet minder dan 7 m bedragen; bij de toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid mogen de grenzen van de maximaal toelaatbare bebouwing op de met een arcering aangegeven gronden van de bestemming "tuinen en erven" door boy venbedoelde bebouwing niet V7orden overschreden. _»__„_-_ — Alvoreris~^rTJsTerrxng~Te~verlen^ir •vaxPEet^irf EeF eerste lid onder a en c bepaalde, stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun bezwaren gedurende 14 dagen schriftelijk kenbaar te maken. Het voornemen om vrijstelling te verlenen wordt bekend gemaakt in twee plaatselijke dagbladen.
1491-004-15 V
i'^^i._^j._5V;fiRGANGS-^_STRAF-_EN_SL0TBEPALING aft. 32
OVERGANGSBEPALING
( 1. Een niet met het plan overeenkomend bouvnverk, dat op het tijdstip van het \ ter inzdge leggen van het ontwerp van dit plan aanwezig of in aanbouw was 1 of gebouwd kan worden krachtens een verleende of te verlenen bouwvergunning, mag: \ a. voor een gedeelte worden vernieuwd of in beperkte mate worden veran\ derd, mits de bestaande afwijking van de aard van de bestemming niet j wordt vergroot; / b. met ten hoogste 15% van de oppervlakte van het bouvwerk als bedoeld i in de aanhef van dit lid, worden vergroot, mits daardoor de naar de ^ weg toegkeerde bebouwingsgrenzen niet worden overschreden en overigens de bestaande afwijking van de aard van de bestemming niet wordt vergroot en de bestaande goot- of boeiboordhoogte gehandhaafd blijft; c. geheel worden vernieuwd,zo nodig met overschrijding van de bebouwingsgrenzen, indien het bouwwerk tengevolge van een calamiteit is vernield, mits de aanvrage binnen drie jaar na het tenietgaan is ingediend en mits de bestaande afwijking ook naar de aard niet wordt vergroot een en ander behoudens onteigening overeenkomstig de wet. 2, Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van de bepalingen van het plan ten behoeve van een niet met het plan overeenkomend bouwwerk voor: a. het geheel vernieuwen en veranderen van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid, mits de naar de weg toegekeerde bebouwingsgrens niet wordt overschreden en de bestaande afwijking, ook naar de aard, niet wordt vergroot; b. het ingrijpend veranderen van een bou\^n•/erk als bedoeld in het eerste lid en het uitbreiden van de bestaande oppervlakte hiervan met ten hoogste 15%, mits de naar de weg toegekeerde bebouwingsgrens niet wordt overschreden en de bestaande afwijking, ook naar de aard, niet wordt vergroot. 3. Gronden en boui\/werken, welke op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan op andere wijze in gebruik zijn dan in dit plan is bepaald, mogen, onverminderd het bepaalde in enig wettelijk voorschrift als zodanig in gebruik blijven; het is verboden de bestaande afwijking op enigerlei wijze, ook naar de aard, te vergroten of te verzwaren. 4. Indien het in het vorige lid bedoelde gebruik gedurende een ononderbroken «s_.<-^j «p- 3*'" tijdvak van ten minste.twee jaar is gestaakt, is het verboden dit gebruik ...tJ*" J te hervatten, tenzij het bewoning betreft/van" een als woonhuis gebouwd*)
J
5. Een wijziging van het in het derde lid bedoelde gebruik in een ander van het plan afwijkend gebruik is toegestaan; het is verboden dit nieuwe gebruik meer te doen afwijken van het in het plan bepaalde dan het voorafgaande. 6. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling ten behoeve van een ander gebruik dan uit hoofde van het bepaalde in het derde, vierde en vijfde lid is toegestaan, indien strikte toepassing van deze voorschriften leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
1491-004-16 V
arL.
33
STRAFBEPALING Een strafbaar feit als bedoeld in artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is: elke overtreding van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwx-zerken en
•^1
•f
^
-
—
^
.
/'elke overtreding van het bepaalde in artikel 30, eerste lid, met betrekj^y king tot het gebruik van een woning als tweede woningj en "~ elke overtreding van het bepaalde in artikel 32, derde lid, met betrekking tot het vergroten en de verzwaring van de afwijking, en elke overtreding van het bepaalde in artikel 32, vierde lid, met betrekking tot het hervatten van een gebruik, dat gedurende een ononderbrokjen • tijdvak van twee jaar gestaakt is geweest en t'^ke overtreding van het bepaalde in artikel 32, vijfde lid, met betrekk m g tot het wijzigen in een van het plan ireer afwijkend gebruik.
art.
34
SLOTBEPALING Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titelt "Voorschriften bestemmingsplan Centrum 1979".
11 oktober 1979
Behoort bij besluit van de Raad van S C H A G E N
Dk^Secretaris,
1491-004-1 T
T O E L I C H T I N C
I.
INLEIDING
Door middel van het bestemmingsplan voor het centrumgebied van Schagen, kan de meest wenselijke ontwikkeling van het centrum gestalte krijgen. Het centrumgebied valt in twee duidelijk verschillende delen uiteen. Naast het eigenlijke en historische centrum - de oude kern - met zijn overwegende centrumfuncties langs Noord, Loet, Markt en Gedempte Gracht wordt dit gebied binnen de "ring" van Westerweg en Zuiderweg omgevendoor een aantal woongebieden, zoals het woongebied ten westen van het Noord en het woongebied ten zuiden van de Landbouwstraat. Deze zuivere woongebieden, alsmede het zuidwestelijke deel met scholenconcentraties, zullen hun huidige functies ook in de toekomst behouden. Centrumfuncties zullen hier niet gevestigd worden. In deze specifieke kwaliteit versterken deze woongebieden het centrumgebeuren. Als geheel vortnt d5,t stedelijk centrum een contrast in verschijningsvorm en belevingswaarde met de nieuwe woonwijken waar het accent ligt op een zekere mate van "landelijk" woaerio Dit contrast draagt bij tot het als waardevol aangemerkte gediffareritieerde karakter van Schagen. Vanwege de geheel eigen problematiek is de genoemde woongordel als afzonderlijk bestemmingsplan opgezet=
II, BEGRENZINGEN Het woongebied ten westen van de Noord wordt in het noorden, oosten, zuiden en westen respectievelijk begrensd door de bebouwing langs Havenstraa;^ Noord, Loet en Westerweg. Het gebied ten zuiden van de Landbouwstraat wordt in het noorden, oostenj zuiden en westen respectievelijk begrensd door de Hofstraat, Oude Slotstraat, Landbouwstraat,de Spoorlaan en de begrenzingen van het uitbreidingsplan-in-onderdelen "Schagen" en van het bestemmingsplan "Westerweg",
III. EERDER GELDENDE BESTEMMINGEN
Voor zover eerder geregeld, zijn de bestemmingen van de onderhavige gror.den opgenomen in het uitbreidingsplan-in-onderdelen "Schagen", vastgesisld door de gemeenteraad d.d. 24 november 1959 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten d.d. 21 december 1960, en in het uitbreidingsplars-in-on'derdeier. "Schagen" tweede wijziging, vastgesteld door de gemeanteread d ,•:• 'h novs*^ ber 1961 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten d-,d, 29 jeniiari ;963»
IV. BESCHRIJVING VAN HET GEBIED De grote variatie in soorten woonbebouwing - van eengezinsrijenhuizen, een klein'meergezinshuis (2 woonlagen) tot bungalows en twee stolpboerderijen en de aaneenschakeling van parkgroen en waterlopen met de grote tuinen en erven van de bijzondere bebouwing en scholen, scheppen een plezierig' -,'oonmilieu.
1491-004-2 T
In dit totaalbeeld raakt de kwaliteit van het oudste woonbuurtje in het gebiedj namelijk dat rond de Rcgentenstraat, ten achter. Twee belangrijke routes voor het langzaam verkeer, van de oude kern naar de nieuwe woonwijken, lopen door het plangebied of raken daaraan, namelijk vanaf de Markt langs het historische trace van de Loet naar de woonwijk 'Valdervaart"en de "groene" route via Laan en Dorpen vanaf de Gedempte Gracht en langs de Laansloot naar het sportcomplex ten zuiden van de Zuiderweg en de daar geprojecteerde woonwijk "Muggenburg". Van de twee stolpboerderijen langs de Laansloot is vooral die bij de Zuiderweg, met zijn verhoogd en waardevol beplante erf, een aantrekkelijk gegeven langs dit trace. De historische bebouwing langs de Loet is terug te vinden in een aantal monumenten.
Aan openbare en bijzondere bebouwing zijn er van het noorden naar het zuiden gerekend een lagere landbouwschool, de Rijksscholengemeenschap en het naastliggende stadsparkje met het museum Huize Vreeburgj, de Dienst Openbare Werkcn en ten zuiden van de Loet een lagere technische school,eeri opeiibare lagere school, een B.L.O,-school, de Rijksscholengemeenschap>een landbouwhuishoudschool, een openbare bibliotheek, een bijkantoor van het Provinciale Waterleidingbedrijf, het bejaardentehuis "Villa Scagha"s de ser-viceflat "Nieuwe Caeg", een openbare kleuterschool en een voormalige B.ifkslandbouwschool. De tussen de scholen liggende sportvelden v/orden gebruiV,-^ door plaatselijke sportverenigingen, zowel als voor de schoolsporto I:, ':is.z stadsparkje is een bescheiden accommodatie voor openluchtconcerten aanwe'zig. In het gebied bevinden zich bovendien enkele winkels en bedrijfjes, twee architectenbureaus en enkele kantoren en praktijken. Verder is er een garagebedrijf in het noorden aan de Havenstraat gevestigd en een aannemingsbedrijf ten zuiden van de Zuiderweg.
V. POSITIE IN GROTER VERBAND Het centrumgebied wordt in het westen, zuiden en oosten respectievelijk begrensd door het verlegde trace van de Westerweg (S3), de Zuiderweg en de spoorlijn Den Helder - Alkmaar. Binnen het plangebied is de Julianalaan een belangrijke verbinding ^lussan het centrum en de Zuiderweg. Voor het plaatselijk verkeer zijn tevens het Noord en de Hofstraat/Oude Slotstraat/Landboiswstraat (alle vlak buiten !iet plangebied) belangrijke routes.
VI. MOTIVERING VAN DE BESTEMMINGEN Het plangebied kent geen grote knelpunten, ook zijn er door ontwikkelingen van buitenaf geen aanleidingen voor ingrijpende veranderingen. De beste'f!mingen zijn daarom in hoofdzaak gericht op een bevestiging van de bestaand? sicuatie en op het vastleggen van de bestaande kwaliteit.
1491-004-3 T
Een paar zaken vragen daarbij extra aandacht. . Uit de woongebieden komen met enige regelmaat aanvragen voor bebouwing en uitbreiding van bestaande huizen. Gelet op de betrekkelijk bescbeidert afmeting van veel huizen, zijn die aanvragen wel redelijk en in veel gevallen staat de ruimte tussen de achtergevels wel enige uitbreiding toe» Daarom is in de bestemmingen aan het aspect "uitbreidbaarheid van woningen" extra aandacht gegeven. . De woonstraatjes in het gebied zijn soms vrij smal, zonder afzonderlijke parkeerstroken. Dringende redenen voor wijziging van straatprofielen zijn er niet, maar het lijkt raadzaam otn bij een noodzakelijke herbestrat:lng te overwegen of de beschikbare openbare ruimte niet effectiever kan worden benut. . De Regentenstraat vraagt op den duur om enige verbetering. De eenvcMidigste oplossing lijkt te zijn, dat over een gedeelte van de straat de noordelijke - bebouwing (bijvoorbeeld als er plannen voor verboi'W zijn) wordt "opgetrokken". Hiermede kan de geringe bestaande eerste verdiepingS" hoogte worden verbeterd. De opgetrokken gevels - met kap - dragen verder bij tot een boeiender straatbeeld. . Het zuidelijk deel van de Dorpen trekt het verkeer naar en vanaf het centrum aan, dat dan vrij ongelukkig uitkomt op de kruising Spoor1aan/ZuTderweg. Het smalle profiel van de Dorpen (de gevels direct langs het SLialle trottoir) is voor die verkeersfunctie niet geschikto Ket lijkt gewer.st het doorgaand karakter van de Dorpen weg te nemen door middel van verkeer smaatregel en. . De stolpboerderij aan het zuidelijk einde van de Dorpen is in het stadsbeeld van Schagen zeer belangrijk. Het is gewenst te bevorderen, dat die boerderij in zijn huidige vorm blijft bestaan. ., Ook de Laansloot is in het stadsbeeld een belangrijk en aantrekkelijk gegeven. Het is gewenst die aantrekkelijkheid maximaal tot zijn recht KB laten komen. „ Rondom de vele openbare gebouwen in het plangebied Is vrij veel open ":":.:.:r.te aanwezig. Er kan aandrang ontstaan om die ruimte (zo dicht bij he': znr.trumi ) te benutten voor aanvullende bebouwing. Vocr de eigen !<wali ie:.: :.i het gewenst deze ruime opzet, met de royale beplanting daerin, ie .la-ichaven.
VII. HET BESTEMMINGSPLAN
Na de aanduiding van de gewenste aanpak van het gebied in de vorige paragraaf, kan de beschrijving van het bestemmingsplan beknopt zijn. . Over het algemeen correspondeert de bestemming met de bestaande situatie. Bij openbare gebouwen zijn de bebouwingsmogelijkheden beperkt tot de d:.recte omgeving van de bestaande gebouwen, . Woonhuizen zijn alle als zodanig bestemd, Waar de maat van de achtert-jf.nen dat toelaat, zijn de bebouwingsstroken diep gehouden, tenef.nde eer mogelijkheid te geven tot vergroting van de bestaande woningen. Ir d--, voorschriften is verder een algemene vrijstelling opgenon^er:» di'''. v:.':^^...-.'_ -... bouwen naar achteren toe tot 3 m hoogte inogelijk nsak'Cp vasr ce bebi'' stroken geen mogelijkheder. bieden.
1491-004-4 T
. Grotere eenheden van lage woonbebouwing langs Dorpen, Oude Slotstraat en Noord die bijdragen tot het karakteristieke stadsbeeld van Schagen zijn enerzijds bestemd tot "bebouwing met eengezinshuizen (Eg)" met een maximale goothoogte van 3 m, anderzijds zijn de kleine woningen hieronder - langs Dorpen - bestemd tot "bebouwing met eengezinshuizen (Ed)" gearceerd. Hierbij is bepaald dat ten behoeve van een uitbreiding aan de achterzijde de goothoogte hier maximaal 5,5 m mag bedragen. . Afwijking van de gangbare en voorgeschreven dakhelling is bij vrijstellingsbevoegdheid mogelijk, mits het groepen eengezinshuizen betreft, vrelkc te zamen een stedebouwkundige eenheid vormen, . Aan de als waardevol voor het stadsbeeld aangemerkte individuele par.den. Dorpen 3 en 7 is een extra bescherming gegeven. Deze bescherming houdt in. een vastleggen van bestaande goothoogten, nokrichting en/of kapvorm en he". voorgeschreven bouwen in de aangegeven bebouwingsgrenzen, die strak om G S bestaande panden zijn vastgelegd, a De bestemming "bebouwing met eengezinshuizen Ed-gearceerd" aan de i^egeatar straat maakt, om eerder genoemde redenen, een verbetering c^q, vergrojrir.g van deze bebouwing mogelijk„ . De boerderij aan de Dorpen (bij de Zuiderweg) is afzonderlijk bestemd tor woonboerderij , met aanhouden van de icatets van het bestaande gebouWo . De monumentale boerderij museuiE Vreeburg aan de Loet kreeg een ruim bebouwingsvak met de bestemining ''culturele doeleinden'V Het ruime vak is bedoeld om in bij de boerderij passende stijl een wagenschuur te kunnen bijbouwen, waarin Schagens vaardevolle collectie oude vagens eu rijtuigen kan worden ondergebracht er. geexposeerd,
VIII. TOELICHTING OP DE^VOORSCHRIFTEN Artikel 7 (Bebouwing met eengezinshuizen tevens karakteristiek voor stadsbeeld) In dit plangebied komen verschillende panden voor welke een monument zijn in de zin van de Monumentenwet (bijvoorbeeld langs de Loet). Deze kwalificatie brengt met zich mee, dat tot behoud van deze panden de beschermetide maatregelen van de Monumentenwet van kracht zijn, waardoor dese panden in oorspronkelijke vorm behouden kunnen blijven. Naast deze monu!ije::^terx komen in het plangebied echter ook panden voor welke geen monument zijn ir, ds zin van de Monumentenwet, maar qua verschiiningsvorm toch zeer waardevcl zijn voor het stadsbeeld. Om deze verschijningsvorm nu te kunnen behouden, hebben de desbetreff^nde panden de bestemming gekregen als bedoeld in artikel 7, waarin de^e verschijningsvorm door middel van de toevoeging "tevens karakteristiek "/cor stadsbeeld" is vastgelegd. Gekoppeld aan deze toe'^'oeging zi^n be?cher?'.er;c'e voorschrif ten opgenomen in het tweede lidj c'ie de genoemde waarcev?!? t 'a~~ schijningsvorm waarborgen.
Artikel
[O_(Handel_en_nijverheid)
In dit artikel wordt in het eerste lid de zogenaamde "Staat van Inricht;.r.'gen" genoemd, waarin alle inrichtingen zijn opgenomen, waarmede mer r.r. cs praktijk van de toepassing van de Hinderwet, zoals deze geldt op mone-n'; van h3t inzage leggen van het plan, normaliter in aanraking komt,, Oaarr'ee is gebruik gemaakt van de indeling naar de mate van hinder, die 'jf.t de Hinderwet komt, doch die door bet toevoegen can cfe voorschrif ten "/^"i c". : plan gelieel onaf hankelijk gsac f^rc'iio-ne 'e'" '.cor ce I3etsi~g v-'~ bT3'5:r_T vragen.
1491-OOA-5 T
Wanneer de Hinderwet wordt gewijzigd heeft het dus geen invloed op de regelingen in dit plan. Dat kan ertoe leiden, dat een bepaalde bedrijfsvestiging wel toelaatbaar is volgens de Hinderwet, doch niet volgens het bestemmingsplan. Dat betekent dus, dat de veroorzaakte hinder toelaatbaar wordt geacht, doch dat er bijvoorbeeld geen bouwvergunnlng verleend kan wordeni Andersom is ook mogelijk: het bestemmingsplan laat wel de bebou" wing toe, doch de hinder die veroorzaakt wordt is te groot. Beide wettelijke regelingen blijven dus zelfstandig naast elkaar bestaan. De inrichtingen zijn gerubriceerd in 5 klassen, waaraan de volgendefbeteke™ nis is toegekend: kiasse_j_: inrichtingen, welke naar hun aard nodig en/of toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woningen verspreid door wijk of buur t; klasse 2: inrichtingen, welke naar hun aard nodig en/of toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woningen, echter geconcentreerd in een wijk- of buurtcentrum; klasse_3: inrichtingen, welke door hun aard slechts toelaatbaar zijn aan de rand van woonwijken (kleine of lichte industrie); klasse_4: inrichtingen, welke door hun aard behoorlijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken, bijvoorbeeld door grote groenstroken, plantsoenen of water (middelgrote industrie); klasse_5: inrichtingen, welke door hun aard ver verwijderd dienen te zijn van woonwijken (middelzware en 2ware Industrie)» Ten aanzien van dit plangebied is gekozen voor de klassen 3 en 2 als zijnde toelaatbaar in verband met de voonomgeving, Het thans gevestigde gr^ndverplaatsingsbedrijf is moeilijk te rubriceren omdat het niet als sodanig voorkomt in de Staat van Inrichtingen. Voor de rubricering van di': bedrijf zal daarom aansluiting gezocht dienen te worden bij activiteiterSj welks ;v'el worden genoemd in de Staat van Inrichtingen, Allerlei deelactiviteiten var. dit grondverplaatsingsbedrijf bijvoorbeeld bouwraaterialenopslag zijn hierbij van belang. De bestemmingsomschrijving in het eerste lid vervult een belangrijke rol bij de toetsing van een aanvraag van een bouwvergunning. Uit de bestemmingsomschrijving dient onder meer te blijken tot welk doel bouwvzerken mogen worden gebouwd. De koppeling met het derde lid is nodig, omdat hieruit blijkt dat de bouv; ten behoeve van het aldaar genoemde verboden gebruik niet is toegestaan. In het derde lid is het gebruiksvoorschrift voor de gronden met de bestemming "handel en nijverheid" opgenomen. Deze bepaling beoogt de cash- en carrybedrijven uit deze testemming te weren. Deze bedrijven hebben overwegend het karakter van een winkel, terwijl deze laatste van deze bestemming is uitgesloten, De bepaling dient mede ter bescherming van het in de nabijheid gelegen v/inkelapparaat, weliswaar niet voor de economische bescherming van de winkelstand, maar wel ter wering van de ongewenste planologische gevolgen, die ontstaan bij de achteruitgang van bet winkelapparaat..
1491-004-6 T
De zinsnede "lieL bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor oniaiddellijk gebruik of verbruik" omvat juist het goederenassortiment, dat nu door cash- en carrybedrijven pleegt te worden verkocht; het zijn goederen welke in de laatste distributiefase verkeren. Door de verkoop hiervan in ieder geval te verbieden wordt eeu sluiteiide regeling verkregen, teneinde cash- en carrybedrijven te kunnen weren van de bestemming "handel en nijverheid", Het derde lid is zodanig geredigeerd, dat het een onderdeel uitmaakt van de algemene gebruiksbepaling, welke laatste bepaling in artikel 29" van de voorschriften is opgenomen. Met de in het begin voorkomende zinsnede "in ieder geval" wordt beoogd te voorkomen, dat een zogenaamde a contrario-redenering wordt gevolgd in de geest van "wat niet uitdrukkelijk verboden is, mag". De omschrijving in het derde lid onder b, "goederen, die worden gekocht door middel van een schriftelijke opdracht en die niet ter plaatse aan de koper ter hand worden gesteld", beoogt postorderbedrijven toe te laten. Gebleken is, dat deze omschrijving wel eens zodanig wordt uitgelegd^ als zouden hieronder ook meubeltoonzalen te brengen zijn. Oeze ultlag be-rust echter op een verkeerde interpretatie van de term "schriftelijke opdracht". Het essentiele verschil tussen showrooms c q , Koonzalen enerzijds en postorderbedrijven anderzijds is, dat bij een postorderbedrijf de overeenkomst schriftelijk tot stand komt door middel van ee-o schriftelijke opdracht, terwijl bij een showroom c.q. toonzaal de overeenkomst mondeling tot stand komt (in de showroom)p welke overeenkomst schriftelijk bevestigd wordt (orderbevestiging). De schriftelijke bevestiging vloeit voort uit de aard van goederen, die het onderwerp uitmaken van de overeenkomst, te weten meubelen^ welke goederen in het algemeen niet direct door de koper kunnen en zullen. worden meegenomen. Dit in tegenstelling tot de goederen,, welke in het algeraeen verhandeld worden bij een postorderbedrijfs welke goederen doorgeans gemakkeiijk mee te nemen zijn. Het typische kenmerk van het postor
Artikel_28 (Wij^zigingsbevoegdheid)^ De achtergrond, die heeft geleid tot het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid is te vinden in de circulaire van 23 februari 1970 van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, waarin een advies wordt weergegeven van de Beraadsgroep '70, ter zake van het wegvallen van artikel 20 van de Wederopbouwwet. In dit advies wordt aangeraden een wiizigingsbevoegdheid in de plannen op te nemen, zulks ter voorkoming dat in de toekomst, als het plan eenmaal rechtskracht heeft verkregen, weer een hantering van artikel !9 van de Wet op de Suintelijke Drdening ontstaat, als in het verleden met artikel 20 van de Veiderooiorvwet het geval was.
l491-004-6a T
Het is beter de door de snelle maatsehappelijke ontwikkelingen noodzakelijke incidcntele veranderingen tot stand te kunnen brengen binnen het raam van de regelingen van een goedgekeurd bestemraingsplan, dan een gebruik van artikel 19 van de Wet op de Ruiratelijke Ordening in strijd me t de we t. Een dergelijk gebruik van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening werd in strijd met de wet geoordeeld door de President in Kort Ceding ter zake van mutaties in het ontwerp-plan "Vollenhove" van de gemeente Zeist (President rechtbank Utrecht, 24 januari 1973). Daartoe is niet een bepaling opgenomen, welke de mogelijkheid biedt om bestemmingen volledig te wijzigen, maar is volstaan met het opnestien van de bevoegdheid om bestemmings- en bebouwingsgrenzen in geringe mate te wijzigen.
^££ilS£i 29_^Al.gemene_gebruiksbegaling)i. In dit plan wordt de zogenaamde "Algemene gebruiksbepaling" gehanteer&j waarbij wordt bepaald, dat het niet toegestaan is een gebruik van grocden en bouwwerken te maken, dat strijdig is met de bestemming^ De Kroor acht een dergelijke bepaling alleen dan aanvaardbaar^ indien burgeneestez en wethouders daarvan vrijstelling verlenen, als strikte toepa&sir.g va-i de voorschriften tot een beperking van het meest doelmatige gebruik leidcy die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt (zie K,3 van 23 September 1979 nr. 25 bestemmingsplan "Centrum" Didam).
1491-004-7 T
In verband met deze uitspraak van de Kroon is aan de algemene gebruiksbepaling de mogelijkheid toegevoegd, dat burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen, indien geen dringende redenen aanwezig zijn om het meest doelmatige gebruik te verbieden. Naast de algemene gebruiksbepaling wordt bij een aantal bestemmingen ook nog een verbod van een met name genoemd gebruik geformuleerd. Bij deze verbodsbepaling wordt, met een verwijzing naar de algemene gebruiksbepaling tevens gezegd, dat dit gebruik strijdig is met de bestemming. Het uitdrukkelijk genoemde ongewenste gebruik kan dan tevens als richtlijn dienen om vast te stellen wat bij de betrokken bestemming een strijdig gebruik kan zijn, indien daarvoor de algemene gebruiksbepaling zou moeten worden gehanteerd. Dit kan van nut zijn voor het tegengaan van een bepaald gebruik, dat bij het tot stand komen van het plan niet kon worden voorzien, maar dat wel een zekere gelijkenis vertoont met hetgeen bij de betrokken bestemming uitdrukkelijk is verboden. Bovendien heeft het met name genoemde ongewenste gebruik nog een andere functie. Door het noemen van een gebruik, dat in ieder geval strijdig met de bestemming wordt geacht, geeft de gemeenteraad tevens een indicatie, dat in verband met de bescherming of handhaving van de bestemming er meestal dringende redenen aanwezig zullen zijn een verzoek om vrijstelling te weigeren, indien ten behoeve van een dergelijk gebruik om ontheffing wordt verzocht (zie hierboven K,B, Didam, waarin de Kroon eist, dat dringende redenen aanwezig dienen te zijn om een vrijstelling te kunnen weigeren), Het uitdrukkelijk geformuleerde ongewenste gebruik heeft dus niet alleen een functie van interpretatie met betrekking tot de vraag of een bepaald gebruik strijdig is met de bestemming, maar ook ten aanzien van de vraag of er dringende redenen aanwezig zijn om een vrijstelling te weigeren. Wanneer er dus een gebruik van gronden en bouwwerken wordt gemaakt of zal worden gemaakt, dat in het desbetreffende bestemmingsvoorschrift in strijd met de bestemming wordt geacht, dan dient in het algemeen het College van Burgemeester en Wethouders afwijzend te beschikken op een verzoek om vrijstelling voor een dergelijk gebruik. In artikel 15 lid 3 (garages) en artikel 16 lid 4 (tuinen en erven) wordt een aantal vormen van gebruik genoemd, die in deze voorschriften zijn verboden. Deze bepalingen zijn opgenomen ter bescherming van het woonrnilieu.
In artikel 30 is een speciale gebruiksregeling voor woningen geformuleerd, Deze is opgenomen om het hoofd te kunnen bieden aan de ontwikkeling, dat in recreatief aantrekkelijke gebieden en de directe omgeving daarvan (zoals Schagen) een steeds groter aantal vroningen slechts gedeelten van het jaar bewoond wordt (weekends) doordat deze woningen als tweede woning of als recreatiewoning dienen. Deze ontwikkeling heeft een verslechtering van het v^/oon- en leefmilieu tot gevolg (de voorbeelden hiervan zijn stadjes in Friesiand), hetgeen door deze bepaling voorkomen kan worden.
1491-004-8 T
IX. iyJSULTATEN OVERLEG In het kader van het overleg zoals gesteld in artikel 8 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening is het besteminingsplan op 14 februari 1978 aan de hierna volgende instanties toegezonden. In de begeleidingsbrief is nog op het volgende punt gewezen, „ Zeer recent is besloten om in de ontwerp^-plannen geen voorstellen meer op te nemen voor een veranderde inrichting van straten en pleinen, Alle strar ten en pleinen zijn bestemd conform de nu bestaande situatie.
1.
2.
3. 4. 5. 6. 7o 8. 9. 10.
11. 12.
13. 14. 15.
16. 17.
Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Centrale Directie van de Volkshuisvesting Directie van de Volkshuisvesting in de provincie Noord-Holland Staatstoezicht op de Volksgezondheid Inspectie van de Volksgezondheid voor de Hygiene van het Milieu in de provincie Noord-Holland Provinciaal Waterleidingbedrijf van Noord-Holland Provinciale Planologische Dienst van Noord-Holland Afdeling Gemeentelijke Aangelegenheden Dijkgraaf en Hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen in Kennemerland en West-Friesland Hoofdingenieur-Directeur van de Provinciale Waterstaat van Noord-Holland Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Noord-Holland Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie Telefoondistrict Haarlem Gemeenschappelijk Gasbedrijf Kop van Noord-Holland Eerstaanwezend-Ingenieur der Genie Directoraat Gebouwen, Werken en Terreinen 2e Genie-Commandement Rijksdienst voor de Monumentenzorg Ministerie van Economische Zaken Rijksconsulent voor Handel, Ambacht en Diensten in de provincie Noord-Holland Hoofdingenieur-Directeur voor de Landinrichting in de provincie Noord-Holland Hoofdingenieur-Directeur van de Rijksv\'aterstaat Directie Noord-Holland Rijks Planologische Dienst Inspecteur van de Ruimtelijke Ordening in Utrecht en Noord-Holland Stichting Orgaan voor Overleg en Advies in de provincie Noord-Holland (Opbouworgaan Noord-Holland) Ministerie van Economische Zaken Directeur-Generaal voor de Energievoorziening
1491-004-9 T
18. Rijksdieust voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 19. Landbouwschap Gewestelijke Raad voor Noord-Holland 20. N.V. Nederlaiidse Spoorwegen Uienst van Onderzoek en Planning Afdeling Planologie 21. Directeur-Generaal van het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie 22. N.V. Nederlandse Gasunie District West 23. Noord-Zuid-Hollandse Vervoer Maatschappij N.V. 24. Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Hollands Noorderkwartier 25. Directeur van de Stichting Culturele Raad Noord-Holland 26. Directeur van de Sportraad van de provincie Noord-Holland 27. Stichting Natuur en Milieu 28. Natuurbeschermingsconsulent Staatsbosbeheer 29. Het Bestuur van de Banne en Polder Schagen 30. Directeur van de Raad van Jeugd en Jongeren in de provincie Noord-Holland 31. Provinciale Planologische Commissie van Noord-Holland
1.
De Inspecteur van de Volkshuisvesting en Ruiratelijke Ordening meent dat ten aanzien van het onderdeel "wijze van meten" (artikel 2) met objecten als vlaggemasten, antennes, windwijzers, schoorstenen e.d. rekening moet worden gehouden. : In artikel 2 sub 5 (hoogte) is rekening gehouden met de wens van de inspecteur. De inspecteur stelt dat het gestelde in artikel 6 ("bebouwing met ecngezinshuizen") betreffende het gegeven dat de bepalingen van de aansluitende bestemming "tuinen en erven" eveneens gelden voor dat gedeelte van de bebouwingsstrook, waarvan de diepte niet geheel door bebouwing in beslag xrordt genomen, bij stringente toepassing tot moeilijkheden kan leiden. : De bepaling in de voorschriften, dat voor de niet door het woonhuis geoccupeerde delen van een bebouwingsstrook ook de bepalingen van de aansluitende bestemming "tuinen en erven" gelden, houdt niet in dat de eigenaar hiermee een deel van zijn "rechten" inlevert, Het is namelijk zo dat voor de niet bebouwde delen van deze strock beide mogelijkheden open blijven. Er kan dus bijvoorbeeld eersi een schuur aangebouwd worden om later de ivfoning uit te breider. over de voile bebouwingsstrookdiepte en -hoogte. De enige bapsrking die 'kazi ontstaan, is dat de reeds gebouwde bijgebouwen door de uitbreiding van het woonhuis, de 1/3-norm gaan overschrijden. In dat ge''/Si?. zal of de uitbreiding van het woonhuis beperkt moeten worden o^ ^en c'esl van de bijgebouwen moeten verdwijnen. Om misversLanden te voorkomen is de redactie aangepast. '
1491-004-10 T
De inspecteur gaat nog verder op vorenstaande materie in en stelt dat vergroting van het woongenot van de ene partij niet tot een onevenredig verlies aan woongerief van andere pSrtijen mag leiden. Uitbreidingsraogelijkheden als vorenbedoeld zouden slechts mogelijk moeten zijn na vrijstelling door het College van Burgemeester en Wethouders, nadat derde belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld daartegen bezwaren in te brengen. : De voorschriften voorzien hierin (artikel 31 lid 2 ) . De inspecteur geeft in overweging de zinsnede "welke te zamen een stedebouwkundige eenheid vormen" (artikel 6) als zijnde geen objectieve maatstaf, te schrappen. : Het gestelde is juist. De gewraakte zinsnede geeft een indicatie van overheid aan de burger en is als zodanig geen juridisch element. De voorschriften zijn op dit punt aangepast. In de toelichting is nu een en ander opgenomen (bladzijde 4 T, hoofdstuk V I I ) . Nu in de overgangsbepaling het bestaande afwijkende gebruik van gronden en bouwjerken is geregeld, komt het de inspecteur overbodig voor om aan de (gebruiks-)bepaling, dat gronden en bouwwerken niet mogen worden gebruikt in strijd met de in het plan neergelegde bestemmingen, toe te voegen "nadat deze (bestemming) is verwezenlijkt"« De daarop volgende toverformule lijkt volgens de inspecteur al eveiimin op zijn plaats. I De zinsnede "nadat deze is verwezenlijkt" is vervallen (artikel 29 lid 1 ) . Wat de toverformule betreft, deze is aan artikel 29 (gebruiksbepaling) toegevoegd naar aanleiding van de kroonjurisprudentie (K.B. nr. 25 d.d, 23 September 1970 bestemmingsplan "Centrum" Didam). Tenslotte merkt de inspecteur op dat het onjuist is om in de voorschrjften van een bestemmingsplan vast te leggen wie er in een bepaald gevai als "belanghebbenden" dienen te worden aangemerkt. De beslissing di^enaangaande dient namelijk van geval tot geval te worden genomen i.e. door het College van Burgemeester en Wethouders, : In artikel 28 sub f 3 (thans artikel 3 3 lid ! sub c) is genoemde zinsnede vervallen. 2.
De Inspecteur van de Volksgezondheid adviseert ter zake van het bedrijf ten zuiden van de Zuideryeg, nadere informatie op te nemen m.et betrekking tot de inschaling van dit bedrijf in de "Staat van Inrichtingen", : Dnder hoofdstuk VIII ("Toelichting op de voorschriften") is een en ander opgenomen. De inspecteur acht een nadere beschouwing omtrent de mogelijkheden de eventuele hinder van de Westerweg voor de daaraan gelegen woningen te reduceren, noodzakelijk, Mede in relatie tot het gegeven dat de Westerweg te zijner tijd dubbelbaans kan v/orden.
1491-004-11 T
: Het besteramingsplan "Westerweg 1974" regelt het desbetreffepde wegvak. Dit bestemmingsplan geeft geen ruimte tot rijstrookverdubbeling, Ook is in overleg met de Provinciale Planologische Dienst het wense-' lijk geacht om voor deze bestaande situatie het ontwerp van de Wet Geluidhinder af te wachten. De inspecteur verwijst verder naar ter zake doende opmerkingen in zijn reactie op het ontwerp-bestemmingsplan "Oude Kern". De inspecteur doet daarin aanbevelingen - aan de hand van het schrijven d.d. 24 mei 1977 van de Inspectie Volksgezondheid aan het College - de mogelijkheid om L.P.G. als brandstof te leveren, uit te sluiten binnen artikel 24 ("verkooppunt voor motorbrandstoffen"). : Het regelen (verbieden) van de levering van L^P.G. valt onder de werking van de Hinderwet. Genoemd artikel 24 is niet gewijzigd, Tenslotte lijkt het de inspecteur wenselijk in de toelichting nadere informatie te verschaffen omtrent de verwerking van het huishoudelijken industrieelafvalwater. ; Verwerking van het huishoudelijk- en industrieelafvalwater van Sc'hagen zal plaatsvinden op het moment van de inwerkingstelling van da in aanbouw zijnde Rijks Waterzuiveringsinstallatie Stolpen,
3.
Het Provinciaal Waterleidingbedrijf van Noord-Holland stelt het op prijs indien het gehele terrein met de bestemming "openbaar nutsbedrijf" voor mogelijke toekomstige uitbreidingen bestemd wordt. : Uitbreiding in zuidelijke richting is niet gewenst. Dit nog open gebied verleent mede het open en groene karakter aan de historische route langs Dorpen en Laansloot.
4.
De Provinciale Planologische Dienst heeft de volgende overwegingen ton aanzien van het ontwerp-bestemmingsplan. De door de Provinciale Plc.no— logische Dienst gehanteerde rubricering is aangehouden. Karakteristieke bebouwing Met name ten aanzien van de bebouwing aan de Loet kunnen bij het ontbreken van een voorgeschreven maximale gevelbreedte niet in het stadsbeeld passende (te brede) gevels worden gerealiseerd. Behoud van het bestaande vertikale element binnen de bebouwing is volgens de Provir.ciale Planologische Dienst gewenst. : Binnen het onderhavige plangebied is bovenstaande overweging alleen relevant ten aanzien van de bebouwing langs de Loet. Op de plankaart is binnen de bestemming "bebouwing met eengezinshuizen (Ea)", gegeven aan met name de woonbebouwing aan de Loat, de maximale gevelbreedte bepaald op 8 m, met in de voorschrifte-n een vrijstelling voor overscbrijding hiervan voor wat betreft de bestaar.de situatie (artikel 6 lid 3 sub b) .
1491-004-12 T
Evenals ten aanzien van het ontwerp-besteiiuningsplan "Oude Kern" advi — seert de Provinciale Planologische Dienst extra bescherming te geven aan karakteristieke gevels c.q. panden. : Aan de hand van een recente inventarisatie c.q. bouwhistorie zijn de volgende panden hiervoor in aanmerking gekomen: Dorpen 3 en 7. Op de plankaart is aan de bestemmingen voor deze panden de titel "tevens karakteristiek voor stadsbeeld" toegevoegd. Daarbij is bepaald dat alle gevels in de respectievelijke voor—, zij— en achterbebouwingsgrenzen dienen te worden gebouwd. De bebouwingsgrenzen zijn in deze strak rond de desbetreffende panden gelegd. Verder zijn d>e fa-estaande goothoogten, bestaande nokrichting c.q. kapvorm en de dakhelling vastgelegd (artikel 7 ) , In hoofdstuk VIII ("Toelichting op de voorschriften") wordt het verschil in behandeling c.q. bestennningswijze van monumenten en de hierboven bedoelde panden met een extra bescherming verklaard. Aan-
en uitbouwen en bijgebouwen bij eengezinshuizen
Het toestaan van aan- en uitbouwen of bijgebouwen geeft volgens de Pi-ovinciale Planologische Dienst enerzijds een vergroting van het woongenot van bewoners, maar kan anderzijds leiden tot een verlies aan woongerief voor naastwonenden. Het is bovendien noodzakelijk dat de tuin van de bewoners in voldoende mate gehandhaafd blijfto Als uitgangspunt voor herziening van plankaart en voorschriften ware de volgende punten te hanteren: - achtertuinen dienen in principe over een minimale diepte van 8 m en de hierbij behorende voile breedte of over een even groot oppervlak gehandhaafd te blijven; - als recht kan in het plan in.principe - als de achtergevels van bestaande woningen in een woonblok in een vlak liggen - een uitbreiding van de bestaande woningen met 2 m diepte en 3 m hoogte worden toegestaan; - verdere bouxNrmogelijkheden (zoals een schuur, garage, hobbyruimte, nog noodzakelijke ruimte voor uitbreiding van een keuken of woonkamer) kunnen door burgemeester en wethouders tot een bepaald maximumoppervlakte of -percentage worden toegestaan in een op de plankaart aangegeven zone, nadat eigenaren en gebruikers van gronden in een bouwstrook, waar de aanvraag betrekking op heeft, in de gelegenheid zijn gesteld^ in te spreken over de situering van deze bouwmogelijkheden in het vorenbedoelde gebiedo : Het onderhavige plangebied omvat globaal bezien de woonbebomv^ing van rond de eem\rwisseling direct rond de historische kern van Schagen tot en met de woonbebouwing van rond de jaren zestig. Grote kavels en kleine tuinen (circa 55 m2) bestaan naast elkaar. In een dergelijke situatie is het niet mogelijk algemeen hanteerbare oppervlaktematen te hanteren (zoals de 8 m diepe onbebouwde achtertuin) , maar zal getracht moeten worden bepalingen te formuleren in WLSselwerking met iedere situatie afzonderlijk. In de onderhavige situatie kan men er ook niet omiieen dat de meeste achtererven in meer of mindere mate reeds bebouv^;d zijn.
1491-004-13 T
Wat betreft de wens bouwmogelijkheden c.q. uitbreidingsmogelijkheden slechts toe te staan bij vrijstellingsbevoegdheid voor het College van Burgemeester en Wethouders,' nadat derde belangbebbenden in de gelegenheid zijn gesteld daartegen bezwaren in te brengen,kan verwezen worden naar het gestelde in deze onder nr, K De Provinciale Planologische Dienst voegt aan bovenstaande nog toe dat het gestelde in artikel 28 lid 1 sub f - vrijstellingen (thans artikel 31 lid 1 sub c ) uitbreiding woonkamer en/of keuken - juridisch niat aanvaardbaar is voor zover de uitbreiding binnen een bebouwingsstrook valt. s
Het gestelde in artikel 28 lid 1 sub f (thans artikel 31 lid ! sub c ) regelt uitbreidingsmogelijkheden met een goothoogte van maximaal 3 ra in die gevallen waar het bestemmingsplan voor de bebouwingsstrook slechts een goothoogte toestaat tussen 5 en 7s,5 m ("Ea"; .
In artikel 15 lid 4 (nu artikel 16 lid 5) is een vrijstelling voor hefc College van Burgemeester en Wethouders opgenomen kantoor- ets praktij-'C" ruimten als onderdeel van het woonhuis toe te staan. De Provinciale Planologische Dienst acht het gewenst dat belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld bezwaar te maken. :
Artikel 15 lid 4 (thans artikel 16 lid 5) is op dit punt aangepast»
In het renvooi op de plankaart staat bij de bestemmingen "Eb", "Ec" en "Ed" een goothoogte van 3 tot 6 m aangegeven, De Provinciale Planologische Dienst is van mening dat met name ten aanzien van de lage be~ bouwing aan de Noord ("Eb") , Oude Slotstraat ("Eb") en aan Dorpen ("Ed") - tussen Regentenstraat en Zuiderweg - slechts bij vrijstelling een verhoging tot 6 m ware toe te staan. Incidentele verhoging van goothoogten zou hier stedebouX'/kundig ongewenst zijn. :
Op de plankaart is nu langs Noord (ten zuiden van de Veldstraat)„ langs Oude Slotstraat (zuidzijde) en Dorpen ter plaatse van karak" teristieke eenheden aan lage bebouwing, de voorgeschrevers goothoogte in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie,
De bestemming "bebomjing met bungalows (Ba)" Ten aanzien van de bom^m^ogelijkheden van de bungalowwijk tussen Julianalaan en Wilhelminalaan acht de Provinciale Planologische D5.enst het niet juist dat de bebouwing van een platte afdekking moet worden voorzien, aangezien zij bestaat uit een laag met een kap, Verder stelt de Provinciale Planologische Dienst voor de ruim.e bebouv;ingsmogelijkheden te beperken opdat de open ruimten rond deze bebou— • wing gohandhaafd blijft. :
In artikel 9 ("bebouwing met bungalows (Ba)") (was artikel 8) is nu een kap voorgeschreven. Ton aanzien van de tweede opmerking van de Provinciale PlanologLsc'-." Dienst kan gesteld worden dat hierin reeds is voorzien, aargezieop de plankaart is aangegeven dat de minimale afstand tot de zijcelingse perceelgrens 4 m moet bedragen^ ,
1491-004-14 T
BGbouv/infi voor openbare en bijzondere doeleinden In lid 1 van artikel 3 worden "kantoren" toegestaan. Bedoeld zal zijn volgens de Provinciale Planologische Dienst "kantoren voor openbare en bijzouderc doeleinden". : De - bovengenoemde - titel van deze bestemming bepaalt zonder meer de aard van de toegestane kantoorbebouwing. Bebouwing voor bejaarden De bejaardenwoningen tussen de Zuiderweg en Bernhardstraat (met een goothoogte van 3 m) zijn als zodanig bestemd waarbij een goothoogte van 9 m is toegestaan. Deze goothoogte heeft alleen betrekking op het bejaardentehuis. De Provinciale Planologische Dienst acht een differentierlng gewenst. : Op de kaart is de onderhavige bestemming gedifferentieerd en is ten aanzien van de bejaardenwoningen een maximale goothoogte van 3 m toegestaan. Bestemming handel en nijverheid Genoemde bestemming gegeven aan het aannemingsbedrijf ten zuiden van de Zuider^jeg maakt het volgens de Provinciale Planologische Dienst mogelijk dat een meubelzaak zich ter plaatse kan vestigen. (Lid 1 sub b van artikel 9, thans artikel 10). : De omschrijving "goederen, die worden gekocht door middel van een schriftelijke opdracht en die niet ter plaatse aan de koper ter hand worden gesteld"_geldt slechts voor postorderbedrijven en laat o.i. geen meubeltoonzalen c.q. showrooms toe. Beide vormen van handel hebben gemeen, dat de goederen in het algemeen niet ter plaatse aan de koper ter hand worden gesteld, maar bij een meubeltoonzaal c.q, showroom wordt in tegenstelling tot een postorderbedrijf riet door middel van een schriftelijke opdracht gekocht. Bij een postorderbedrijf komt de overeenkomst in het algemeen schriftelijk tot stand, terwijl bij een showroom een mondelinge overeen'<:onst slechts schriftelijk bevestigd wordt. Artikel 10 (was artikel 9) is op dit punt niet gewijzigd. Bestemming groenvoorziening Deze bestemming zou volgens de Provinciale Planologische Dienst nog kunnen worden aangegeven rond de sportvelden. : Op de plankaart is dit aangegeven. Artikel 29, lid 6 Het verdient volgens de Provinciale Planologische Dienst aanbeveling in dit artikelgedeelte ook het vijfde lid in te voegen, omdat hierin eveneens een verbodsbepaling is opgenomen. : De voorschriften zijn op dit punt aangepast (thans artikel 32, lid 6) .
1491-004-15 T
5.
Het Bestuur van het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen in Kennemerland en West-Friesland bericht geen opmerkingen ten aanzien van het ontwerp-bestemmingsplan te hebben. Het Bestuur van het Hoogheemraadschap merkt wel op dat verversingsmogelijkheden in bestaande en eventueel aan te leggen watergangen en vijvers, waarop mogelijk rioolwateroverstorten en/of regenwateruitlaten (zullen) lozen, noodzakelijk zijn. : Inmiddels is hiertoe in overleg met het Hoogheemraadschap een nat structuurplan vastgesteld.
6.
Provinciale Waterstaat van Noord-Holland merkt op dat de bestaande situatie van de Zuiderweg (Tertiaire Weg 18, zuidelijke randweg van Schagen) niet geheel juist op de plankaart is aangegeven. : De plankaart is aangepast overeenkomstig de aanwijzingen van Pcavinciale Waterstaat. Ten aanzien van de op de plankaart aangegeven fietsers- en voetgangerstunnel ter plaatse van de Zuiderweg ten oosten van de Laansloot acht Provinciale Waterstaat overleg wenselijk bij de nadere uitwerking van deze tunnel. t Met deze opmerking van Provinciale Waterstaat zal rekening worden gehouden. Genoemde, op de plankaart aangegeven, tunnel is thans vervallen. De voetgangersverbinding - tussen Centrum en de nieuwe woonwijk "Muggenburg" is nu met de Laansloot onder de bestaande brug doorgevoerd. Fietsers zullen ter hoogte van de Julianalaan de Zuiderx<7eg moeten oversteken.
7.
Het Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Noord-Holland mist Op de plankaart op twee terreinen de bestemming "Ua" ten behoeve van transformatorstations en wel op een perceel aan de Parallelweg (sectie G nr. 956) en een perceel aan de Buiskoolstraat (sectie C nr, 2203). : De plankaart is op dit punt aangepast.
8.
Het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie merkt op dat bij nadere uitwerking langs wegen en straten ten behoeve van het leggen van kabels en leidingen, stroken van minimaal 2.5 m dienen te worden gepland; stroken die niet zullen worden beplant, : Met deze opmerking zal rekening worden gehouden,
9.
Het Gemeenschappelijk Gasbedrijf Kop van Noord-Holland verzoekt aan artikel 28 lid 1 sub a "gasregelstations" toe te voegen. : De voorschriften zijn op dit punt aangepast (nu artikel 31).
De instanties genoemd onder de nrs. 10 t/m 28 deelden mee geen opmerkingen te hebben. D(j instanties genoemd onder de nrs. 29 en 30 hebben niet gereageerd.
1491-004-16 T
31.
De Provinciale Planologische Commissie van Noord-Holland stemde over het algemeen met het plan in. Op een paar punten is niet tegemoetgekoraen aan verlangens van de Commissie inzake de voorschrifteiio De Commissie stelde vast, dat de formulering van artikel 10, lid 3 D een uitleg mogelijk maakt, volgens welke de verkoop van meubelen is toegestaan. De Commissie verzocht daarom aan het voorschrift toe te voegen "meubelen daaronder niet begrepen"» : Aan het verzoek van de Commissie is niet voldaan. Indien de door de Provinciale Planologische Commissie bedoelde uitleg kon worden verdedigd, zou ook de verkoop van goederen als inbouwkeukens, auto's enz. zijn toegestaan. Het is de bedoeling, om door middel van de omschrijving "goederen, die worden gekocht door middel van een schriftelijke opdracht en die niet ter plaatse aan de koper ter hand worden gesteld", post—• orderbedrijven op de bestemming "handel en nijverheid" toe te iaten, omdat deze bedrijven planologisch gezien passen in deze bestemming. Het is echter onjuist dat de omschrijviEig voor posterderbedrijven ook vestiging van meubeltoonzalen of meubelshowrooras. zou toelaten. Deze stelling berust op een verkeerde iRterpreSatie van de term "schriftelijke opdracht", Het essentiele verschi?. tuar sen showrooms c.q. toonzalen enerzijds en postorderbedrijven anderzijds is, dat bij een postorderbedrijf de overeenkomst schriftelijk tot stand komt door middel van een schriftelijke opdracht., terwijl bij een showroom c.q. toonzaal de overeenkonjst mondeling tot stand komt (in de showrooms), welke overeenkomst sc'nriftelijk bevestigd wordt (orderbevestiging). De schriftelijke bavestiging vloeit voort uit de aard van goederen, die het onderwerp uitmaken van de overeenkomst, te weten meubelen, welke goederen in het algemeen niet direct door de koper kunnen en zullen worden meegenomen. Dit in tegenstelling tot de goederen, welke in het algemeen verhandeld worden bij een postorderbedrijf, welke goederen doorgaans gemakkelijk mee te nemsn ziy'sto Het typische kenmerk van het postorderbedrijf is echter, 'ze.'z d& koper niet naar de verkoper behoeft te komejip maar dat koop sr. verkoop plaatsvinden door middel van een scbrifteUjke opc.r£chto Als zodanig (niet-verkeersaantrekkend) sijn deze pcstord'srbeidrij' ven toegestaan en gewenst op Industrieterreineno Artikel 16, lid 2 b biedt als recht de mogelijkheid, bijgebouwsn op tuinen en erven en bij eengezinshuizen te realiseren. De Conmiissis is van mening, dat bijgebouwen, evenals uitbouwen overeenkoirstig artikel 31, lid 1 c, via een vrijstelling behoren te worden toegestaar., voor zover naastwonenden in hun woongenot kunnen worden belensnerdo Een en ander kan nog op een andere wijze worden geregeld doo:: uit 1=. sluiten, dat een strook grond achter de van de weg afgexesrde bebouwingsgrens van een eengesinshuis mag worden bebouwdj hetgeer kan worden bereikt door v;ijziging van artikel 36, lid 2, sub b 5^
1491-004-17 T
: Voor een goed begrip van de problematiek rond de achtererfbebouwing is het goed terug te gaan in de historie van de bepalingen. Aanvankelijk bestond slechts behoefte aan de bouw van bijgebouwen op achtererven, hetgeen dan ook werd toegestaan. Hierbij werd de mogelijkheid gegeven om of wel de bijgebouwen aan het woonhuis te bouwen of wel de bijgebouwen vrijstaand te bouwen. De laatstejaren ontstond uit een oogpunt van woongenot de behoef" te aan grotere woningen. Voor oudere bestaande woonhuizen bete-r kende dit, dat uitbreiding van het woonhuis mogelijk gemaakt moest worden. Voor deze mogelijkheid werd de figuur van de vrijstelling gekozen, enerzijds oradat de uitbreiding veelal plaats diende te vinden op de bestemming "tuinen en erven", anderzijds omdat men van mening was dat een uitbreiding van het woonhuis ingrijpende gevolgen kon hebben voor de naastwonenden, zodat ter bescherming van de laatsten een bezwaarschriftenprocedure kon worden opgeno-* men, Deze situatie leverde de door de Provinciale Planologische Commissie gesignaleerde discrepantie op, omdat het voor een van de naastwonenden ruimtelijk geen verschil maakt of zijn buurman een uitbreiding van het woonhuis met een diepte van 3 m en over de gehele achtergevelbreedte realiseertj of een aangebouwd bijgebouw met een diepte van 3 m en over 2/5 van de achtergevelbreedte, De consequentie die de Provinciaie Planologische Commissie hieruit trekt is, dat nu bijgebouwen slechts door middel van een vrijstelling gebouwd mogen worden evenals uitbreidingen van het woonhuis. Dat nu lijkt voor die gevallen waarin bijgebouwen vrijstaand worden gebouwd een te grote beperking, Gezien het feit dat een bezvaarschriftenprocedure voor derde belanghebbenden een grotere rechtsonzekerheid voor de aanvragers met zich meebrengt en dat de behoefte aan bijgebouwen. als veel algemener kan worden gekwalificeerd dan de behoefte aan uitbreidingen van het woonhuis, zijn de voorschriften niet conform het verlangen van de Commissie gewijzigd. De Commissie drong erop aan dat ook voor openbare en bijzondere bebouwing en overige specifieke bebouwing kappen zouden worden voorgeschreven. t Bedoeld voorschrift is achterwege gelaten. De betreffende bestemmingen zijn vrijwel uitsluitend toegepast voor bestaande bebouwingj waar niet te verwachten is dat door de voorschriften alsnog een kap kan worden afgedwongen. Gelet op de bijzondere geaardheid van de bedoelde gebouwen is het toepassen van een kap ook niet per se de beste oplossing.
1 1 oktober 1979 Behoort bij be^iuit van de Raad van SCIIAGEN
dd lL.J.?fhi^.i9.::)s 5tar,is,
I49 1~OOA
STAAT VAN INRICHTINGEN,
waarop de Hinderwet, zoals deze luidde op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan^ van toepassing is 5 behorende bij de voorschriften van het bestemmingsplan "Centrum 1979"
Inrichtingon
Klassen
Rubricering volgens het Hinderbesluit
Ao aardappelraeel- en stroopfabrieken» aardewerkfabrieken « . „ „ „ „ „ „ aardewerkfabrieken met niet anders dan elektrische ovens en tot een „ totale capaciteit van niet meer „ dan 100 kW „ . . . . „ „ . . „ , „ aardewerkfabrieken met niet andere dan elektrische ovens en tot een „ totale capaciteit van niet meer „ dan 40 kW „ . „ « , „ . , . . o « accumulatoren; inrichting tot het. vervaardigeng herstellen en laden= v a n
-
o
<
,
.
.
o
.
.
o
<
,
«
o
^
o
X XIV
XIV
XIV la
o
a c c u m u l a t o r e n ; inrichting tot h e t . h e r s t e l l e n en laden - waarbij het= m a c h i n a l e v e r m o g e n niet meer dan „ 5 pk m a g bedragen . . . < , . , , » affineerderijen .o = . « . . „ . ainmonia- en ammoniakzouten f a - . „ brieken van - , . . . « „ » . . . » anilinekleurstoffenfabrieken „ . . arsenigzuurfabrieken . , , . , . = as; inr ichtir.gen tot bewaring en , verwerking van - , . „ » , . , ' ; „ „ asf al tkoker ij en . » . <> o „ , „ » a u t o m o b i e l e n ; hers telinrichtingen. V O O r
~
o
o
.
o
o
o
o
i
,
o
«
f
.
o
o
la XV
10 0
0 0 0
XXIII la |Ia VIII la V XV •
o
automobielen; herstelinrichtingen. voor
- . . , . . . , o . < , . .
= o
mits zonder plaatwerkerij, , . , . automobielen; hers te1inrichtingen, v o o r
- „
,
. o .
=o . , » . = »
'0
X^J
o
mits verbonden aan een garage- . . bedrijfe » « "li "'» • » » » » « • azijnfabrieken o . = . o = = .o B, badinrichtingen, „ . . . . . o , . bagger; inrichtingen tot bewaring, en ververking van - . . . „ „ . . bakkecijen met een verwerkings-, » capacLteit van niet meer dan 30. . balen (1500 kg) meel per week, . . bakkerijen; inrichtingen tot het . vervaardigen van halfprodukten , . voor - . , . < . , . . , „ . „ , , . beenderen; inrichting tot het verwerken van - . . . . . . , . < , , „ bcendoren; inrichting tot bewcsring van liuiden en - . = , , , , , » .
XV IX la. Id VIII
XII
XII VIII VIII
laricht ingen
Klassen
Rubricering volgens het Hinderbesluit
• J beenderen; inrichting tot be- „ „ waring van huiden en - , „ . . . . beenzwartbranderijen . „ . „ . . beetwortelsuikerfabrieken , . „ „ bemalingsinrichtingen „ o . = » o benzine; bewaarplaats voor- en. , andere koolwaterstoffen voor hoeveelheden van niet meer dan „ . , 100.000
lc
ter
0 VIII 0 VIII 0 X la
o
o
o
.
o
o
o
.
.
V
0
. „ o . 0 « . 0 . » .
plaatse^
A
0
benzine of petroleum; inrich- . „ tingen tot bet bewaren van a^ hoeveelheden van niet neer dan 36.000 1 benzine; indien de. „ bewaring geschiedt in onder- „ grondse ketel(s) . „ , . . . „ b,, boeveelheden van niet meer dan 36.000 1 petroleum indien de , bev/aring geschiedt in onder- , grondse ketel(s) . . , . . , „ benzine, petroleum en andere. .- . vluchtige stoffenj inricbtingen , bestemd tot bewaring van -5 voor. zover betreft: a. boeveelheden van niet meer'dan 36oOOO 1 benzine indien de bewaring geschiedt in onder- ,, 0 grondse ketel(s) en voor zover deze bewaarplaatsen zijn ver-. bonden aan een garagebedrijf . b.
2 3
0
V
0
V
0
V
0
V
hoeveelheden van niet meer dan 2A0 1 wanneer het benzine be-. traftj, een gezamenlijke hoe- . veelheid van 265 1 wanneer het butaan en propaangaSj en , . s 2000 1 gezamenlijkp wanneer« a het petroleum^ spiritus of , « andere vluchtige stoffen be- „ treft.
0 . . « , 0 0 , 0 . « .
c» tioeveelheden van niet meer dan 20.000 1 motorpropaan, . „ » . betonemaille; inrichtingen tot, . het vervaardigen van -= , , , » < , betonwarenfabrieken . „ . „ . , , betonv/arenfabrieken met uitzondering van het gebruik van een. . ,. slagtegelpers . , , . « „ , . ^ ,
lib
0 0
la,
0
V
XX 0
0
XX
Inricli tingen
Klassen
bleekpoederfabrieken , bleekvjaterf abr ieken^ . blikfabrieken. . = „ » b l i k ; i n r i c h t i n g e n tot werlsen v a n
. . . « » . het
. . < > . „ = „< o ^ » , ver-» ,
- o . o « o . o ^ o o <
blik; inrichtingen tot het ver-. , werken van-, waarvan de vloer- „ . oppervlakte niet meer dan 75 m2« , bedraagt „ „ , „ „ , „ . . „ „ , , bloedloogzoutfabrieken „ o » = . < boekbinderijen . „ o ,. « « « , > . , borduurinrichtingen. » , « » „ = , borstelfabrieken . » . . . „ „ . . boterverpakkerijen . » , » . , o < bouv7materialen; inrichtingen tot , het bewerken van - met uitzonde- , ring van elders in deze staat ge-, noerade inrichtingen. „ . , „ , « , brandblusapparatenfabrieken, „ . , brei-inrichtingen^ „ . ^ . , , , , brocheer-inrichtingen. . . . . . . brood- en banketfabrieken. „ . . , butaan; inrichtingen tot bewaring, van (zie onder benzine) carrosseriefabrieken » » « » o = , cartonnage en papierwarenfa- , . , brieken
. » » . o o , . o , o . .
centrale verwarmingsinstallaties , chemische laboratoria. , . , , „ , chemische wasserijen en verve- „ „ rijen , » . , , „ . , . , „ o . . . cheinir.che uasserijen, waarbij geen wa^niiddelcn v;ordtn gebruikt, waarvan het ontvlaEnningspuntj bepaald. met het toestel van Abel Pensky „. bij een c'ruk van 760 mm, lager dan 21 C is gelegen, met een vermogen van de ciachinale insuallatie van . niet meer dan 20 pk en een heetwaterinstallatie met ^^n V.O, van, niet meer dan JO m2
ff
Rubricering volgens het Hinderbesluit
la la, XV
IV
XV
XV la, I la la la
IV
la la, XV la la XII
XV la la^ Id la, V Iaj Id, V
la.
Id, V
Inrichtingun
Klassen
Rubricering volgens het Hinderbesluit
A 5 chemische wasserijen, waarbij geen wasmiddelen worden gebruikt raet» „ het toestel van Abel Pensky bij. ^ een druk van 760ranijlager dan „ „ 21 C is gelegen^ met een verraogen van de machinale installatie van „ niet meer dan iO pk en een heetwaterinstallatie met etjn V.Oo van, » niet meer dan. 5 m2 **. „ „ „ . <. =, clichefabrieken, » » . » o . , » . cichoreifabrieken» » o = » » » „ „ cocosmatten; inrichtingen tot het<, vervaardigen van - . „ < , . . „ „ „ compressorstations voor gasvoor- „ ziening, ,.> o o . . . „ , . „ , „ conservenfabrieken . » « » = „ . „ constructiewerkplaatsen. » « o . „ consumptie-ijs; inrichtingen tot „ het vervaardigen van -^ „ .' o » « . consunptie-ijs; inrichtingen tot , het vervaardigen van - uitsluitend bestemd voor een v/inkelbedrijf ter plaatse. o » . . . ' „ . , . , , , , corsettenfabrieken . , . . c . , . creosootfabrieken. , . . . , , , , cyaanverbindingen; inrichtingen. „ tot verkrijging van - . . » » „ . dekkleden; inrichtingen tot het. . vervaardigen en impregneren van demonstratie-inrichtingen (show- , rooms) = „ , „ „ „ „ . „ . . „ , „ dierlijke afval; inrichtingen tot. bewaring en verwerking van - . . . dierlijke stoffen;. inrichtingen. . tot het rokenj sme]ten of zouten . van . . . . . . . . . . . . . .
la. Id, V la X xyiii la X XV 0
0 0
i
la
la la l a , XI l a , XXIII l a , XI la VIII
xm
dierlijke stoffen; inrichtingen. „ tot het roken, smelten of zouten . van - voor zover behorende bij en. uitsluitend bedoeld voor een -, , . winkelbedrijf ter plaatse, . , . , drogerijen; inrichtingen waar door kunstmatige verwarming voorwerpen, en stoffen worden gedroogd , . „ drukkerijen, . . . . . , , « ^,,
XIII
XVI la
1 I
J nr i chtin. ,oa
drukkurij en^ waarvan de niachinale instaliatie een vennogen heeft, „ van niet meer dan 20 pk totaal en in bet algemeen van nief meer dan 6 pk per macliine. . » , , „ , . . o drukkfrijenj waarvan de machinale instaliatie een verrriogen heeft. „ van niet meer dan JO pk totaal en in het algemeen van niet meer dan 4 pk per machine. „ drukrollenfabrieken I)' elektrische centrales = „ „ < , . . elektrische energle; inrichtingen met noodaggregaten bestemd tot, « het opwckken van - . » „ . c . o elaktro-technische instaliatie. , badrijven . » . „ „ . „ „ . „ essence- en extractenfabrieken )" flessenspoelinrichtingen .... flessenspoelinrichtingen, voor. . zover behorende bij en uit- . . . sluitend bedoeld voor een v;ir.kelbedrijf ter plaatse . . „ o . . forceerinrichtingen . . . „ o-. • galvaniseerinrichtingen „ . „ . . gassen; inrichtingen bestend toL. vervaardiging en bev7aring van ia« drukhouders van saraengeperstej. . door samenpersen tot vloeistof. . verdichte of onder druk in vloeistof opgeloste - . . . . . . » . , > ^as- en vatermeterfabrieken „ . . geneesmiddelen; inrichtingen tot. het bewerken en verpakken van - . gipsbranderijen . . . . . . = . . glasblazeri jen. . . . „..<... glasblazerijen, behorende tot instrumentmakerijen . „ . . „ = . . glas in lood; inrichtingen tot. „ het vervaardigen van - , . » „ . glasslijperijen - ea polijsterij-
Rubricer3 ng volgens het Hinderbesluit
Klassen
la
la la la. Id 0
Ib la la, X la. Id
I
la^ Id la, XV XV
0
la la
0
IV XIV
0 0
la la la la, XV
la glasslijpcrijen, voor zover be- . horende bij en uitsluitend be-, . doeld voor een wiiikelbedrijf ter. piaatse . . , . , , o . . o ...
la
Inrichtinsen
Rubricering volgens het Hinderbesluit
granito; inrichtingen tot het vervaardigen van ~ artikelen, « „ . . granito; inrichtingen tot het vervaardigen van - artikelenj x«aarvan de vloeroppervlakte van de werk- „ ruirate niet meer dan 50 in2 be- . . draagt „ „ . » „ „ „ „ , » o o , o Ho harpuiskokeri jen o o ( . » . < . . = . harsoliefabrieken^ » » „ » « . . . hijsinrichtingen „ = » » , » . ^ o la instrumentmakerijen« » „ » » , „ . instrumentmakerijen, voor zover, „ behorend bij en uitsluitend be-,, , doeld voor een winkelbedrijf ter , plaatse^
XX
XX VII VII la la
la VIII la, VII
» o o o c o » . . « o . = .
ivoor zwartbranderijen. . . . . . . K^ kaarsenfabrieken „ . . » » . „ , . kaarsenfabrieken waarin uit- . , „ sluitend elders geraffineerde. . „ paraffine en was X'jorden gebruikt = kalkblusserijen en bewaarplaatsen. van ongebluste kalk. , , , . . . . kalkblusserijen en bewaarplaatsen. van ongebluste kalk met een ge-. « zameniijke inhoud van de kalk- „ „ putten van niet meer dan JO m3 . . kalkbranderijen. . ^ . . , . . „ ; ketelmakerijen (stoom- en andere). keukeninrichtingen voor hotels,. » restaurants e.do , . . . < , . „ . . koelinstallaties , = . o < . , . , . koelinstallaties voor zover be-, , horende bij en uitsluitend bedoeld voor een winkelbedrijf ter . „ „ „ plaatse. . . < , . „ „ , . „ „ . o . kleding; inrichtin^,tot het ver- . vaardigingen van „ , , , , . , koolwaterstoffen; inrichtingen Lot bewaring van ~ (zie ouder benzine) kunstharsfabrieken . . , . » . . . kunststoffen (macromuleculaire-^ ^ stoffen) inrichtingen waar - wor-« den vervaardigdj bei;erkt of ver- „ werkto . , » . . . . . , . , . „ . kwikverbindingen; inrichtingen tot verkrijging van - , . . o . „ , <,
la^ VII XIV
XIV XIV XM la la
la 3 Id
la, r;
IV 0 ila, IV i
!i i
Inrichti ujcm
Rubricering volgens het Hinderbesluit
Klassen
L» laboratoria . . « . . „ » . „ „ . laboratoria voor hogei" ondern.'/ij s. en volksgezondheid^ . . « „ „ „ . laboratoria voor lager- en „ . „ middelbaar onderwijs^ « » „ , o » lakkokerijeno « « o „ . . . » . . lasinrichtingen . „ « < , » . „ „ „ lederwaren en zeildoel artikelen; inrichtingen tot het vervaardigen
la, V la, V la, ¥ la, VII XV
la XIII
leerlooieri jerio . o » . . « . 4 . lichtreciame artikelen; inrich- . tingen Lot het vervaardigen van ~ lit"tins tallaties . « . . „ = „ . . lompen; inrichtingen bestemd tot. verwerken, bewaren en sorteren. „ v a n
"
0
0
=
0
.
.
..
0
0
0
0
=
.
la la
VIII
e
lompen; inrichtingen bestemd tot. bewaren en sorteren van - net eer voorraad van ten hoogste 5000 kg= loodgietersbedrijvea voor het . . boin>;bedr L jf en onderboudswerken . loodgietersbedrijven voor ondcr-^ houdswerV:.en . = . , . ,, « , 0' = . loodverbindingen; inrichtingen. , tot verkrijgen van - . „ . , . . Lood-zink en andere non-ferro . „ metalen; inrichtingen tot het Lewerken van - » . = <. . „ . . . . lucifersfabrieken „ , « ^ „ ^ , . iijmfabrieken < , < , . „ „ „ „ . o . M. machinale houtbewerkingsinrich- . t i n g e n .
„
,
„
„
»
,
0
0
.
XV XV 0
la.
0 0
l a . XV la.
, . o o . , o < . . . « e »
naoliinale houtbewerkingsinrich- „ tingen met een vermogen van niet. r.ieer dan JO pk totaal en in het „ aigemeen nieC meer dan 5 pk per „ machine „ . . . . „ . . . , < , , . machinefabrieken^ , „ , . , , . , niest en mes Lf abr ieken; in-. . „ , richtingen tot bewaring en ver- . werking van - (waaronder begrepen poudretten en kunstguano's) , , .
IV
VIII
c » < . o
machinale houcbewerkingsinrich- . tingen met een vemogen van niet. mcer dan 40 pk totaal en in het , algemeen niet meer dan 7 pk . „ . machine
VIII
XXI
i
!
I
XXI
i
>;xi X'v' I 1
j
VIII
Inrichtingen
Klassen
Rubricering volgens het Hinderbesluit
•
J 2 3 4 5 0
metaaldraaierijen . o . . . . , „ metaaldraaierijen met een ver-^ , mogen van niet meer dan 50 pk , „ totaal en in het algemeen niet. „ meer dan 7 pk per machine ^ „ . „ metaalsmelterijen en/of giete-. „ rijen
la
0
la
0
o = = - e o . „ „ . , „ „ „
raetaalsmelterijen en/of giete-, , rijen met een ge2amenlijke inhoud van de smeltpotten van maxiiaaal „ 100 1.
. . „ . „ . . . < , „
0
0
,,
metaalsmelterijen en/of giete-. „ rijen met een gezamenlijke inhoud van de smeltpotten van maximaal „ 25
1. 0
0
. , „ . . „ „ . . , , ,
meubelfabrieken , » . „ . „ « , „ meubelmakerijen waarvan de^ „ „ , machinale installatie een ver-» „ mogen lieeft van nie.t meer dan 40„ pk totaal en in het algemeen niet meer dan 7 pk per machine , . . „ meubelmakerijen waarvan de . , . • machinale installatie een ver~. . mogen heeft van niet meer dan,JO. pk totaal en in het algemeen niet meer dan 5 pk per machine , . . „ mineraalwaterfabrieken . . . o , mineraalwaterf abri eken v;aarvan de machinale installatie niet meer , bedraagt dan JO pk. . . , , , . , moffelovens; inrichtingen v;aar of emailleerovens worden gebe-. „
0
XXI
0
XXI
,0
0
0
0
0
0
1
i
1
la
la 1
i
la
XV 0
. , . , , . „ , , ; . „ „
XVI XV
0
muziekinstrumentenfabrieken , . , muziekinstrumenten; herstelin-. „ richtingen voor -^ voor zover . , behorende bij en uitsluitend be-. doeid voor een winkelbedrijf ter. plaatse
la. Id
la. Id
0 mortel; inrichtingen tot het vervaardigen van - » . . . . , . „ , mo torrijwielhers telinrichtingen , motorrijwielherstelinrichtingen , met een vloeroppervlakte van de , werkplaats van niet meur dan 30 ,
m''
XV XXI
1
i
InrichLingcn
Klasaen
K u h r i c e x ing y o l g e n s het Hinderbesluit
yii
oliekokerijen , . . . . » o«o<, olieslagerijen. „ , « . „ . . . . onderwi i s d o e l e i n d e n ; i n r i c h t i n g e n v o o r
~
o
o
o
.
o
.
. „ . „ . < , „
ontvetLen van wol; inrichLingen . tot h e t „ . , „ „ „ „ o « . . „ . ontspanningsinrichtingen„ „ . « » optische; inrichtingen tot het. „ vtrvaardigen van - artikelen. . . optische; inrichtingen tot het. „ vervaardigen van - artikelen voor zover behorende bij en uit- . „ „ sLuitend bedoeld voor een winkelbedrijf ter plaatse . . „ . „ „ « orthopedische; inrichtingen tot , het vervaardigen van - artikelen, orthopedische; inrichtingen tot „ het vervaardigen van - artikelen, voor zover behorende bij en uit-o sluitend bedoeld voor een winkelbedrijf ter plaatse . . . . . . . oude met-ilen, papier en rubber; . inrichtingen tot het bewaren vanoude meLalen, papier en rubber; , inrichtingen tot het bewaren van. - in een gesloten gebouw, . . , . pannenbakherijen. . . , , . = . » patentoliefabrieken « . . . . . „ petroleum; inrichtingen tot het . be\;aren van - (zie onder benzine) pharmaceutische; inrichtingen tot het vcrvaardigen, bewerken en „ „ verpakken van - artikelen „ . . . phosphrusf abrieken-. . . . » » , « photogeenfabrieken. , , . ^ „ , . plastic en plasticartikelen; in-, richtingen tot het vervaardigen . v a n
"
"
o
D
O
O
O
VII
O
O
O
P
O
O
Q
a
o
p ] a \ / u i s b a k k e r i j en . . . . . < , . = p o e t s - , , \,/as- en r e i n i g i n g s m i d d e - o lenfabrieken. „ . . . . „ . . . . polijsterijen „ „ . . „ , „ , . o po l i j s t e r i j e n j w a a r v a n de i n a c h i - . n a l e i n s t a l l a t i e een vermogen , „ h e e f t v a n n i e t meer d a n 6 p k . . „ pompinstallaties. „ , , . „ . , .
la VII la la
la la
la VIII
0 0
0 !
!
VIII XIV
VII
IV la. la,
III VII
l a , IV XIV la 9 V la la la
10
Inric btingen
Rubricering volgens het llinderbeslui t
Klassen
J propaangas; inrichtingen tot . . . bexjaring van - (zie onder benzine) Ro radiatorenberstelplaatsen^ „ » > . S, salpeterzuurfabrieken. „ „ « ^ „ „ scheepsbouvAJe'^'ven. » . « = . , „ < , scbietpatronen; inrichting tot , o bewaring v a n — o . o , o o » o o . schietpatronen; Inrichting tot bewaring van - voor zover behorende^ bij en uitsluitend bedoeld voor. » een vjinkelbedrijf ter plaatse, „ „ schoenenfabrieken= = , . , « „ , » schoehen; inrichting tot het her-,, stellen van « . . . * . „ „ „ » sigaren- en sigarettenfabrieken^ , tabakskerverijen en -drogerijen. sigaremnakerijen en -drogeriien. . annex tabakskerveri jen ~ droge.-, „ rijen, waarvan de vloeroppervlakte van de werkruiinte niet meer dan 50 m2 bedraagt, . . , , - « . „ „ » = sloperijen voor automobielen . « . sloperijen voor automobielen, mits het slopen geschiedt in een ge-, > sloten gebou^^7 en het opslagterrein niet groter is dan ^00 m2e . ;, . .
3
4 5
0 0
la la, XXIII
0 XV 0
III
III 0 la
0
0
la 0
lag XVI
0 0
Ia> XVI VIII
( 1
0 0
i
VIII
XV
smederijen (huis-, kachel-, voorts goud- en zilversmederijen) voor, „ 1 t zover behorende bij en uitsluitend , bedoeld voor een \.-i riielbedrijf tor 1 i pldatse.
=
.
o
o
.
«
o
o
o
,
o
.
0
o
X^/ la
0
smeltzekeringenfabrieken . , „ „ , soda; fabrieken van koolzure,, . , dubbel koolzure- en zt-/avelzure-= . sodahydraatfabrieken . „ » , . , . solaroliefabrieken . , . . „ , » » specerijmalerijen» . . . . » o , o speelgoederenfabrieken „ „ „ . , . speelgoederenfabrieken met een „ . vermogen van niet meer dan 40 pk . speelgoederen; inrichting tot het. vervaardigen van - voor zover be-. horende bij een winkelbedrijf ter^ plaatse met een vermogen van i"'ieC, meer d a n 5 p k . . . . . . . . . o o
0 0 0
i 0 0 0
0 i
i
la,
XXIII
la la,
la XXI
XXI
XJCI
VIII
JJ
1
o
2
3
s p i r i t u o ; i n r i c L t i n g e n t o t be- . waring van - ( z i e oncler benzine) s p i j k e r - en draadnagelfabrieken^ sLeenbakkerijen. . . , . „ . « . s teenhouwtiri jen« . . „ „ . » o. steenzagerijen , » . „ . . o = o s t e e n z a g e r i j e a waarvan de raachiu a l e i n s L a l l a t i e een vermogen,, „ heeft van nieC meer dan JO pk. „ stereotype-inrichtingen^ » « o o suikerraffinaderijen.. . „ « « „ suikerwerkf abr ieken „ « . » < , „ suikerwei"kfabrieken, waarvan heC v l o e r o p p e r v l a k n i e t meer mag bedragen dan 100 m2 . . . » ., . . teerkolerijen. „ . , . „ . . . . tegelbakkcrijen. » , . . « » . „ t e g o l b a k l i e r i j e n net e l e k t r i s c h e . ovens.
.
Ruhricering volgens bet Hinderbesluit
Klassen
Inrichtingcn
^
.
„
»
.
,
o
.
0
.
p
XV XIV XX
XX la X la.
Id
l a . Id la, V XIV XIV l a 5 Id la l a , VII
.
t r i c o t a g e f abrieken ^ . <, . . o turfcokesbranderijen . . . . , » turfoliefabricKen. , . . . . . . u i t g i f t e b t a t i o n b voor meik en. melkprodukten u i t g i f t e s c a t i o n s voor melk en, . . melkproduk ten v;aarbij a l l e \verk- „ zaamhedenj met i n b e g r i p van lader^ en l o s s e n j p l a a t s v i n d e n in een g e s l o t e n gGbou\; . , , « . , o.<,« veevoederfabriaken = . . , „ , » . verbrandingsnotoren; h e r s t e l i n - . „ r i c b t i n g e n voor =. = . , . , , . Verbrand ingsmo t o r e n ; i n r i c h t i n g e n . t o t het r e v i s e r c n van , . „ . » verenf abr ieken „ . . „ , . • , . . „ verffabrieken. . . . . . o . . . . v e r f i n d u s t r i e ; i n r i c h t i n g e n v/elke, harserij o l i e n of vet ten verwerken, t.b-v. - . . , . . . . . . . . „ . verfmengerijen5 m a l e r i j e n en kokerijen. . . . , . . . . • « . = • . verfmengerijon en n a l e r i j e n en „ „ waarvan de macbinale i n s t a l l a t i e . een vermogen het>ft van n i e t meer , dan 20 pk. . , . . . . o < , « . . . verf spui t i n r i c h t ingen. „ .. . . . ,
A 5
l a . Id
0 j
l a , Id la XV la la l a , V, VII
l a , V, VII l a , V, V I I
l a , V, VII la, V
J2
inrichtingcn
J
verfspuitinrichLingen met een , c maxiinuia oppetvlakte van de vloer. van de spuitinrichLing van 35 in2« vertinuerijen . . . = » . = . . » verzinkerijen . „ o , = = » . . . v i s ; inrichtingen tot het bewaren en bewerken van v i s - , „ „ , = . v i s ; inrichtingen tot het bewaren en bewerken van -^ mits het ge- » hele bedrijf in een gesloten ge~, bouw i s ondergebracht . . ^ „ . = v l e c h t e r i j e n ; metaaldraad » „ „ , vl eesbe^.'erkingsinrich ting en voor „ zover behorende bij en u i t - „ . = sluitend oedoeld voor een Xijinkelbedrijf ter p l a a t s e . vleeswarenf abriekc?n?) voedings- en genotmiddelen; in- , richtingen uicsluitend of in. . , hoofdzaak tot het bakken van vruchtensLroopfabrieken . . , « vulcaniseerinrichtingen . . . c . vulcaniseerinrichtingen5 waarvan. de vloeroppervlakte -van de werk-» ruirate niet meer dan 250 in2 be- „ draagt . . . . „ » . . . „ o . » vulcaniseerinrichtingen, waarvan= de vloeroppervlakte van de werk-. ruirate niet meer dan JOO r.i2 be- „ draagt . « . o « p . , „ „ , „ „ vulpenhouders; inrichtingen tot . het vervaardigen van - . » » . , vuurt/erkfabrieken „ „ . . . . • , . v/agenmakeri jen. , „ . . „ , „ » „ w. v/agenmakerijen, waarvan de raachinale i n s t a l l a t i e een vermogen . „ heeft van nieL meer dan JO p^-.^ . wasserijen voor lijfgoederen „ , wasserijen voor lijfgoederen, , . waarvan de machinale i n s t a l i a t i e . een verraogen heeft van niet meer <, dan 20 pk, de heetwaterin'^talla-. t i e een V.O. heeft van niet meer„ dan 10 m2^ . . . , . „ . „ . . , wasserijen voor lijfgoederen^ o „ waarvan de machinale i n s t a l l a t - i e , een vermogen heeft vao niet ineer, dan JO pk, de heetwaterinstalla-o t i e een V.O. heeft van piet raeer, dan5m2 . . . » . . . . , „ . „
Rubricering volgens het Hinderbesluit
Klassen 2
3
A 5
la, V XV XIII
0
XIII XV
XIII Xlllg Id VII X, Id XXIII
!0 I
Idj XXIII
Ids -XXIII la III XXI
XXI l a . Id
0
la,. Id
( >
J3
Inrichtingen
Klassen
Rubricering volgens het Hinderbesluit
A 5
KJ
w a s s e r i j voor lompen „ „ „ , „ . watermeters; inrichtingen t o t het h e r s t e l l e n van - = . , , „ „ „ » weverijenj metaaldraad 00=0 IJ.ijsfabriekeno » , » . „ » „ . , , Z» zakken- en t a p i j t k l o p p e r i j e n » „ » zandstralen; inrichtingen tot het - of op daarmede overeenkoraende „ w i j z e bex^/erken van voorv/erpen « « zeepziederijen« » » ^ » = „ . „ „ ziekenhuizen; i n r i c h t i n g e n v e r - „ bonden a a n - » » = o . > , . » « » zinkverbindingen, i n r i c h t i n g e n . . t o t v e r k r i j g e n va,n •" . . „ » , » zoutzuurfabriekeu „ „ = » « , „ „ zuivelfabrieken . » » „ „ , .0 zuringzuurfabrieken » , . . . 0 » z u u r s t o f - en a c e t y l e e n g a s f a - , » „ brieken . . , . o o « , , . » . , zwartselfabrieken . „ „ „ e o 0 , z w a v e l k o o l s t o f f a b r i e k e n 0 . „ <, , zwavelzuurfabrieken 0 . 0 . ^ 0 . zwerninrich t i n g
1) mits niet met kolen wordt gestookt.
Behoort bij besluit van de Raad van SCHAGEN acretsrss.
l a 5 Id 0
la XV la XIX
XV la
la la la 3 Id la l a , lib la l a , XKIII l a , XXIII la