Zorgen voor een eigenwijze kudde Bijdragen van de sprekers op de studiedag van 3 oktober 2015
© copyright 2015 Praktijkcentrum voor onderzoek en dienstverlening in de kerken Alle rechten voorbehouden
Inhoud
Samenvatting van de dag
5
‘Wij zijn aarzelende mensen’
7
1 De kerk ..................................................................................... 7 2 Aarzelende mensen ..................................................................... 11 3 Kerk en cultuur ........................................................................... 13
Met de kudde de berg op
14
De Vrije Evangelisatie Zwolle (VEZ) .................................................. 14 Geestelijke zoektocht ..................................................................... 15 Nieuw traject: Pastorale ethiek in een missionaire kerk........................ 16 Nog niet afgerond .......................................................................... 18
Zoeken naar de wijze Herder
20
1. Een contemplatieve ethiek voor een pastorale kerk ......................... 21 2. Van christuswerkelijkheid naar Jezusruimte.................................... 23 3. De geheimen van geestelijke oefeningen ....................................... 24
In dit documentje vindt u de tekst van drie bijdragen die gehouden zijn op de studiedag Zorgen voor een eigenwijze kudde op 3 oktober 2015. Als eerste echter een samenvatting van dag in een kort verslag van de hand van Maarten de Wit, stagiair bij het Praktijkcentrum. Drie lezingen, geen vier. Patrick Nullens gaf aan dat u er goed aan doet zijn boek aan te schaffen. Daar legt hij uit wat hij bedoelt en wil zeggen. De titel van zijn boek is: Zorgen voor een eigenwijze kudde, de uitgever is boekencentrum te Zoetermeer. De powerpoints die de diverse sprekers hebben gebruikt bij hun lezing kunt u downloaden via www.praktijkcentrum.org.
pagina 5 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde Samenvatting van dag
Samenvatting van de dag
(Door Maarten de Wit) Op zaterdag 3 oktober heeft er in Zwolle een studiedag plaatsgevonden naar aanleiding van het nieuwe boek van dr. Patrick Nullens, ‘Zorgen voor een eigenwijze kudde’. ‘Het gaat om schapen die wel weten wat ze willen, of tenminste zelf kritisch nadenken over wat ze willen, en actief hun eigen keuzes maken. Niet de schattige schaapjes die blindelings de lieve herdertjes volgen, noch de donzige schaapjes die we tellen om in te slapen, maar forse bergschapen met horens en karakter.’ (blz.11) In dit boek voert hij een pleidooi voor een ‘pastorale ethiek’. Volgens hem moet ethiek gezien worden als ‘levenskunst’, veel meer dan het simpelweg toepassen van geboden en pasklare antwoorden. De pastorale opdracht bestaat erin mondige mensen bij te staan om hun levenskeuzes kritisch te beschouwen vanuit een christelijk perspectief. Geïnspireerd door de ethiek van Dietrich Bonhoeffer wil Nullens Christus centraal plaatsen in ons denken en leven, en Hem zo laten bepalen hoe wij kijken naar onszelf, de ander, het huwelijk en de kerk in deze wereld. Tijdens deze studiedag waren er zo’n 50 geïnteresseerden aanwezig om te luisteren naar een lezing van dr. P. Nullens zelf en werd er aan ds. J. Douma en dr. J.H.F Schaeffer de mogelijkheid gegeven om via een lezing te reageren op het pas verschenen boek. Vanuit de praktijk werd er gereageerd door René Swieringa, pastor gemeentezorg bij de Vrije Evangelisatie in Zwolle. ‘Wij zijn aarzelende mensen’ In zijn reactie op het boek van dr. P Nullens geeft dr. J.H.F Schaeffer een opzet hoe de kerk in de samenleving waarin zij zich bevindt een ‘voedingsbodem en moederschoot voor geloofsgroei’ kan zijn. Nullens geeft volgens Schaeffer met zijn een boek een voorbeeld voor hoe een kerk, vanuit de zelf-kritische analyse van de kerk-brede praktijk, kan bouwen aan een ‘sterke en complexe kerkelijke cultuur’. Kernwaarden waar Nullens dan, naast geloof, hoop en liefde op wijst zijn zending, waarheid, gemeenschap en barmhartigheid. Schaeffer sluit hierbij aan maar wil nog een stapje verder gaan door dieper op de plaats van liturgiek in te gaan. Omdat, volgens hem, juist de liturgie de potentie heeft de vorming van christen te sturen en te richten en de ‘aarzelingen’, het niet-weten in de liturgie een stem kan krijgen. Aarzelende mensen zijn zoekend onderweg naar de samenhang tussen kerk en de cultuur waarbij ze van de kerk handvatten nodig hebben om zichzelf te kunnen identificeren met de gekruisigde Christus. Met de kudde de berg op René geeft ons door zijn lezing een zicht op het proces dat het team van leiders in de VEZ is aangegaan. Een traject dat ze zorgvuldig willen afleggen
pagina 6 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde Samenvatting van de dag
waarbij de herders voor de gemeente uit gaan, zoals herders dat doen. 2 jaar geleden werd met Patrick het eerste gesprek gevoerd wat gezien wordt als de start van het traject voor een pastorale ethiek in een missionaire gemeente. Deze nieuwe ethiek wordt in stappen de gemeente ingebracht. Eerst bij het kader, vervolgens bij de gemeentezorgers. Door onderwijs, prediking, training, huwelijksvoorbereiding, pastorale programma’s e.d zal er in de VEZ onderwijs komen waarin de visie uit wordt gedragen. Deze visie geeft kaders aan het speelveld van de ethische vraagstukken. Er wordt niet gekozen voor goed of fout omdat ieder mens uniek is en elke situatie op zichzelf staat. Als leiders van deze gemeente zijn wij dit traject ingegaan. Een weg met hindernissen waar de herder zijn kudde scherp in de gaten houdt en soms een afgedwaalde schaap er weer bij moet halen. Een herder heeft immers de volle verantwoordelijkheid over de schapen die aan hem zijn toevertrouwd en mag er geen verliezen… Zoeken naar de wijze Herder Onder deze titel voerde ds. Jos Douma een pleidooi voor een meer contemplatieve ethiek voor een pastorale kerk. Contemplatief wordt door hem zo omschreven: Het bewust worden van Gods genadige en liefdevolle aanwezigheid door stil te zijn, tot rust te komen, niets te doen. Vanuit dit tot rust komen bij God, het zoeken van de wijze Herder, kunnen we gaan zorgen voor een eigenwijze kudde. Vanuit 2 citaten uit het boek van Nullens werkt Douma aan zijn bijdrage voor een gesprek over het zorgen voor deze kudde. Hij citeert: ‘Misschien hebben we als eigenwijze schapen meer dan genoeg kennis, maar missen we vooral dit element van afhankelijk luisteren en stilstaan bij de christuswerkelijkheid.’ (blz. 154) ‘Het is een bijzonder belangrijke opdracht voor leiders in de gemeente om christenen de geheimen van geestelijke oefeningen te leren.’ (blz.155) De kerk zou volgens Douma een oefenplaats moeten zijn waar we samen leren hoe je kan luisteren naar de stem van de herder. En dan niet pas als er moeilijke ethische vragen aan de orde zijn. Maar al veel eerder. Als basishouding van elke christen. Het element van afhankelijk luisteren gaat volgens Douma nog een stuk verder dan het stilstaan bij de christuswerkelijkheid. Door het luisteren zoek je een ervaring, een gebeuren waarin je kunt groeien. Je zoekt een ervaring met God. Als we een echte plek willen geven aan een contemplatieve ethiek, dan hebben we een spirituele hermeneutiek nodig. Een manier van lezen, die primair spiritueel is, die helpt om als lezer present te komen in de presentie van God. Wie wil zorgen voor een eigenwijze kudde kan dat alleen maar doen door (eerst) te zoeken naar de wijze Herder en aandachtig te luisteren naar zijn stem.
Het boek van Patrick is te bestellen via http://www.goedhartboeken.nl/nl/product/9789023929123/zorgen-voor-eeneigenwijze-kudde.html
pagina 7 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde Zoeken naar de wijze Herder
‘Wij zijn aarzelende mensen’
Op weg naar een pastoraal-missionaire kerk Hans Schaeffer Ergens in zijn boek schrijft Patrick Nullens: “Als het goed is, volgen we in alle oprechtheid de stem van ons geweten. In onze gewetenservaring evalueren we onszelf, plaatsen we onszelf in verschillende mogelijke opties. Dit vermogen tot gewetensreflectie maakt ons juist tot mensen, aarzelende mensen” (151).1 Ik vind dit een opvallende uitspraak. In de eerste plaats vind ik het opvallend omdat dit boek ontstaan is vanuit het gesprek met de praktijk van een evangelische gemeente. Het evangelicale gedachtengoed heeft echter vaak het imago van helderheid, duidelijkheid, van een zeker zwart-wit denken. De terughoudendheid die in dit fragment doorklinkt verrast daarom: ‘wij zijn aarzelende mensen’. Opvallend is het ook omdat elders in het boek – ogenschijnlijk – een andere toon klinkt. Dan gaat het over de ‘onvermijdelijke botsing’ tussen evangelie en cultuur. Ik citeer: “Wanneer we onze opdracht als volgeling van Jezus ernstig nemen, veroorzaakt het evangelie altijd en overal een sociale botsing. … We nemen niet de tijd en we nemen niet voldoende afstand om vanuit het evangelie kritisch naar onze eigen cultuur te kijken” (22-23). Dat klinkt niet erg aarzelend… Opvallend is deze zin in de derde plaats, omdat die ‘wij’ terugslaat op de christelijke kerk. Het gaat om de gemeenschap van christenen. Vanuit een aantal kernwaarden mag deze gemeenschap uitgroeien tot een ‘voedingsbodem en moederschoot voor geloofsgroei’ (95). Hoe verhoudt deze groei zich tot de aarzeling waartoe Nullens oproept?
1 De kerk Ik begin met het uitwerken van dat derde punt. Hoe kan de kerk uitgroeien tot een ‘voedingsbodem en moederschoot voor geloofsgroei’? Het boek van Nullens is een belangrijke bijdrage aan de beantwoording van deze belangrijke vraag. Arjan Plaisier heeft deze week rond ‘Kerk 2025’ opnieuw benadrukt dat de staat van de institutionele kerken in Nederland niet best is. Er is krimp, er is kerksluiting, en wie geen onbekende in Jeruzalem is weet dat er heel wat
1
Patrick Nullens, Zorgen voor een eigenwijze kudde. Een pastorale ethiek voor een missionaire kerk (Zoetermeer: Boekencentrum, 2015). Paginanummers in de lopende tekst verwijzen naar de drukproef van dit boek.
pagina 8 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde ‘Wij zijn aarzelende mensen’
conflicten zijn binnen lokale kerkgemeenschappen die het samenleven als discipelen van Jezus soms danig kunnen verstoren. Toch zijn er zeker groeikernen te zien. Migrantenkerken bloeien, maar ook de VEZ ‘doet het goed’ – om het zo te zeggen. Beide realiteiten – zowel krimpende als groeiende gemeenten – verdienen het om zorgvuldig onderzocht te worden. Met name om te bezien wat een duurzame manier van bloeiend-kerk-zijn kan zijn. Dat het nu goed gaat, is geen garantie voor de toekomst. Hoe kunnen wij duurzaam kerk-zijn? Decennialang is de bezinning op kerk-zijn binnen de kerk vooral een zaak van theologen geweest die hierover vanuit de dogmatiek nadachten. Wat de kerk is, werd vooral in dogmatische termen uitgedrukt. De kerk is een gemeenschap van gelovigen, de kerk is sacrament, de kerk is dienaar – etc. (bv. Dulles 1974). Intussen heeft zich in het denken over de kerk een wending voltrokken. Wat de kerk is, valt niet alleen met dogmatiek uit te drukken. Zulke modellen laten vaak een wonderlijk onvermogen zien om de complexiteit van het kerkzijn onderweg uit te drukken.2 Wat de kerk is moeten we daarom gewoon onderzoeken in de praktijk. Net als geloven méér is dan het kennen van geloofswaarheden, zo is kerk-zijn een zaak van christelijke praktijken. Wat doen mensen, wat vinden ze, wat beleven ze, waar spant het er om, waar groeit het geloof? En dan natuurlijk ook: waarom gebeurt dat eigenlijk, waarom groeit de ene kerk en verliest een ander haar leden? Waarom beleven sommige kerken hun geloof als een spannende zoektocht, spelen daar ook sociaal-wetenschappelijk onderzoekbare zaken een rol? Vervolgens komt de vraag dan op wat de kerk, gelet op de situatie waarin ze verkeert en op grond van een grondige analyse, zou moeten doen. Deze normatieve taak hoort onlosmakelijk bij volgelingen van Jezus Christus die de Bijbel serieus willen nemen. Tenslotte leren kerken om in alle bescheidenheid en rust, maar ook in alle duidelijkheid, plannen te maken en hun kerk-zijn verder concreet vorm te geven (vgl. voor deze vier taken van praktische theologie: Osmer 2008). Deze wending naar praktijken van kerk-zijn is dan ook niet een capituleren voor de manier waarop de dingen nu eenmaal gaan. Zoals het loopt in een gemeenschap, loopt het – en daarmee uit. Integendeel. Het gaat om een praktisch-profetisch kerk-zijn dat de verschillende praktijken, geloofsovertuigingen, machtsstructuren en functies van de kerk onderzoekt. Dat doet ze als een kerk-brede praktijk van zelf-kritische analyse. Kerkleden en voorgangers streven zij-aan-zij naar het doel om Gods getuige te zijn en helpen elkaar om in het verhaal van God met deze wereld hun rol op zich te nemen. Op deze manier kan een ‘sterke en complexe kerkelijke cultuur’ ontstaan. In de praktijk moet deze kerk krachtige en tegelijk diep-gelaagde discipelen voortbrengen (Healy 2000, 179).
2
Vgl. Healy 2000, 37: “[B]lueprint ecclesiologies frequently display a curious inability to acknowledge the complexities of ecclesial life in its pilgrim state”.
pagina 9 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde Zoeken naar de wijze Herder
Nullens heeft met zijn boek een voorbeeld gegeven van zo’n aanpak. Het is een zoektocht naar hoe eigenwijze schapen kunnen worden uitgedaagd om zich te laten vormen als discipel van Jezus Christus. Zoals bekend uit zijn eerdere werk, staat Nullens een combinatie van deugd-ethiek, gebodsethiek, waardenethiek en principe-ethiek voor. Ook in dit boek werkt hij met een combinatie. Naast de drie belangrijke deugden van de christelijke kerk (geloof, hoop, en liefde) onderscheidt Nullens vier kernwaarden voor de kerk. Hij benoemt deze vier met de latijnse woorden: missio/zending – veritas/waarheid – communio/gemeenschap – misericordia/barmhartigheid. 1) Het besef dat de kerk gezonden is in de wereld, er niet voor en om zichzelf is, dat zij gericht is op wie het evangelie nog niet kent. De kerk wil anderen tot discipel van Jezus Christus maken. Dat zijn zaken die voor een beetje evangelicaal-protestantse gemeente tot het DNA van haar wezen behoort. 2) Gemeenschap betekent dat het gaat om een groep die zó verbonden is aan haar Heer dat zij de ander wil dienen. Niet alleen binnen de kerk, maar zeker ook daarbuiten. Gemeenschap en ‘dienst’ (diaconia) ligggen bij Nullens duidelijk in elkaars verlengde. 3) Waarheid duidt op het fundament Jezus Christus – de weg, de waarheid, en het leven. Waarheid is dat de gelovige op dit fundament wil bouwen, of: in de Geest de weg van Christus wil lopen. Dan kleurt de waarheid ook naar het begrip ‘gerechtigheid’: doen wat bij onze Heiland past. 4) Barmhartigheid tenslotte is een woord dat mij in dit verband ook verraste. Met de ethicus Richard Hays stelt Nullens dat in de ethiek van Jezus het woord uit Hosea 6,6 centraal staat: ‘Want barmhartigheid wil Ik, en geen offer, en meer dan brandoffers, wil Ik kennis van God’ (vgl. Mt9,13). Nog weer een andere theoloog, Walter Kasper die een belangrijke bron is voor het denken van de huidige paus Franciscus, stelt dat het bij barmhartigheid niet gaat om het toepassen van regels maar om een praktisch inzicht, toepassingen die passen bij de moeilijkheid van de situatie. Niet dat de hoge normen van Christus worden gerelativeerd, maar “[b]armhartigheid is vooral gericht op groei en ontwikkeling. Het geeft ruimte om opnieuw te beginnen” (93). Bij ‘barmhartigheid’ komt de spanning tussen hoge morele normen en de pastorale ruimte waarmee de kerk deze uitdraagt nadrukkelijk ter sprake. Het lijkt alsof Nullens bij de formulering van deze kernwaarden de in de katholiek-oecumenische traditie zo belangrijke kernwoorden ‘martyria’ (getuigen), ‘diaconia’ (dienst), en ‘koinonia’ (gemeenschap) hierbij impliciet in het achterhoofd heeft. De vierde waarde van de barmhartigheid lijkt vooral in het kader van een pastorale ethiek naar voren te komen. Het zijn deze vier waarden die de kerk moet belichamen. En hier brengt Nullens een grondprincipe ter sprake: het kenotische principe (85-87). Dit woord stamt uit de leer over Jezus Christus. Zoals in Filippenzen staat, heeft Jezus zich ‘ontledigd’ toen Hij als Zoon van God de gestalte van een dienstknecht aannam. Deze ontlediging (kenosis) betekent voor de kerk die het lichaam van Christus in deze wereld is, dat zij nooit op een triomfalistische of idealistische manier moet leven. Zij beseft dat zij net zo goed als haar Heer een grondhouding moet hebben, een gezindheid noemt
pagina 10 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde ‘Wij zijn aarzelende mensen’
Paulus dit in Filippenzen 2, die op de ander gericht is, zich richt op wat goed en opbouwend is, dienstbaar aan de ander – en niet op het eigen belang van de groep of de gelovige zelf. Laat ik vooropstellen dat ik het in grote lijnen met Nullens eens ben als het gaat om deze kernwaarden, om de drie belangrijke deugden van geloof, hoop en liefde, en om het principe van de zelfontlediging. Het zijn zaken die de kerk en de gelovige persoonlijk kunnen richten op wat er gedaan moet worden. Maar hoe komt de gemeente, hoe komt de Christen, er nu uiteindelijk toe dit principe, deze deugden, deze waarden, concreet vorm te geven? Wat is ervoor nodig om deze kerk toch niet alleen een zaak van weer een nieuw model, nog een ander mooi schema, te laten zijn? Nullens wil dat bereiken door ‘de kerk als instituut en gemeenschap met “geleidende handelingen”’ (94-96) centraal te stellen. Geleidende handelingen – de term is aan H. Berkhof ontleend – zijn ‘praktijken’ van kerk-zijn zoals onderwijs, preek, doop, avondmaal, kerkorde en ambt. Deze praktijken zijn middelen van de Heilige Geest om te werken. Met deze ‘geleidende handelingen’ zijn we waar Nullens ons hebben wil. Zo kan de kerk ‘voedingsbodem en moederschoot voor geloofsgroei’ worden. Maar als Nullens vervolgens concreet ingaat op de invulling en beleving van het huwelijk, vind ik deze ‘geleidende handelingen’ eigenlijk niet meer terug. We lezen over het belang van het goede voorbeeld dat herders van de kerk moeten geven als het gaat over het huwelijk (115), hij schrijft dat voorhuwelijkse begeleiding belangrijk is en dat een huwelijksbelofte in het kader van de kerkdienst van belang is, om tenslotte te wijzen op het belang van crisispastoraat rondom huwelijksproblemen (116-118). Ik vermoed dat dit samenhangt met het feit dat Nullens de kerk wel ziet als gemeenschap, dienst, en getuigenis (koinonia, martyria, diaconia). Het vanouds zo belangrijke vierde woord krijgt bij Nullens minder ruimte – en dat is het woord ‘liturgie’: eredienst of worship. Hij spreekt hier kort over als hij zegt dat ‘de viering van de liturgie, met in het centrum het avondmaal (eucharistie), een centrale morele betekenis’ (82) krijgt, maar het komt verder niet terug. Daarmee ontneemt hij zichzelf de kans om de ‘geleidende handelingen’ van de kerk vanuit haar centrum – God eren – te ontwikkelen. Berkhof stelt nadrukkelijk dat de preek en het gesprek, en de liturgische setting van een kerkdienst niet van elkaar mogen worden losgemaakt. Doen we dat wel, dan worden de ‘geleidende handelingen’ set activiteiten die de kerk onderneemt en plant om christenen verder te laten groeien. De liturgie is een samenballing van allerlei geleidende handelingen. Maar liturgie is méér dan de som der delen. Dat wordt versterkt doordat hij de tweeslag ‘kerk als instituut’ en ‘kerk als gemeenschap’ overneemt. Dat zijn de ‘twee gezichten’ (95) van de kerk. “Het instituut is een middel tot gemeenschap van vernieuwde mensen” (Berkhof)
pagina 11 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde Zoeken naar de wijze Herder
(95). Het instituut kent dan concrete geleidende handelingen, als middel om mensen te vormen. Waar Berkhof vervolgens doop, avondmaal, preek en eredienst noemt, worden deze – bij uitstek liturgische middelen – door Nullens niet uitgewerkt. Terwijl juist liturgie de potentie heeft de vorming van christenen te sturen en richten. Ik denk aan het werk van James Smith die het onderwerp ‘vorming’ vanuit de liturgie opzet. De mens is een verlangend wezen, dat – naar goed Augustiniaans uitgangspunt – pas zijn vervulling vindt in God. Dit onstilbare verlangen van de mens maakt hem onrustig. Pas in God kan hij zijn rust vinden.
2 Aarzelende mensen Deze liturgische inzet van een pastorale ethiek zou ook een versterking kunnen betekenen voor de ‘aarzeling’ die Nullens op het oog heeft. “Eigenwijze schapen geef je immers geen boekje waarin staat welke paadjes ze moeten betreden en welke praktische stappen ze moeten zetten,” schrijft hij in de inleiding (13). Het gaat om het leven als een zoektocht. Nadruk op de eredienst is juist hierbij helpend. Laat ik dat wat uitwerken. Wie de geschiedenis van de evangelische beweging in Nederland kent, weet dat vanuit de kerken lange tijd argwanend is gekeken naar deze stroming (vgl. Terlouw 2015). Eén van de kritiekpunten was vaak dat evangelischen zo stellig, zo zwart-wit, zo radicaal denken over christen-zijn. Nullens laat zien dat in de praktijk van het kerk-zijn van de VEZ deze radicaliteit gepaard gaat (en moet gaan) met pastorale wijsheid. Want er is teveel gebrokenheid, onduidelijkheid, argwaan en gekwetstheid om alleen simpelweg een radicale boodschap uit te dragen. Vandaar ook de tweeslag van ‘waarheid’ en ‘barmhartigheid’ (veritas en misericordia). “Een ethiek die Gods barmhartigheid centraal stelt, krijgt vorm in meeleven, helpen, luisteren en zorgen dragen” (144-145). De praktijk vraagt erom dat de verschillende concrete ethische modellen hun plek moeten krijgen – en er niet één model is waarmee we de werkelijkheid kunnen oplossen. ‘Een gemeente met morele diversiteit zal de verschillende kaders ruimte moeten geven, ook wanneer ze onvermijdelijk tot verschillende conclusies leiden’ (147). Duidelijkheid wordt niet opgegeven, maar wel wordt deze in de praktijk van gebrokenheid neergezet. Het proces dat vervolgens op gang komt bij mensen in de gemeente is simpelweg onderdeel van de zoektocht die de kerk moet gaan. Wij zijn mensen onderweg, en dus hebben we het eindpunt met de rust die God wil geven nog niet bereikt. Een werkelijk evangelische gemeente mag van God de rust ontvangen om onbevangen op weg te gaan (vgl. Psalmen voor Nu 84). Voor kerk-zijn vandaag, missionair kerk-zijn in allerlei settingen, lijkt me dit een belangrijke constatering. Er is een duidelijke nadruk zichtbaar die ruimte geeft voor onderlinge diversiteit, voor meningsverschillen, voor het échte zoeken naar de bedoeling van God voor het goede leven. Te snelle oordelen
pagina 12 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde ‘Wij zijn aarzelende mensen’
of conclusies, een redeneren alleen vanuit het ideaal zoals wij dat op dit moment zien – ze worden teruggewezen. ‘Wij zijn aarzelende mensen’. Hier zou ik de lijn van Nullens nog verder willen doortrekken. Want deze aarzeling, deze voorzichtigheid, dit ‘niet-weten’ verbindt hij met het persoonlijke geweten. Mijn geweten is echter niet onfeilbaar – hoe zorgvuldig ik ook probeer te leven en te denken. Terecht gaat Nullens dan over op de christelijke spiritualiteit. In bidden en bijbellezen moet mijn geweten immers gevormd worden. Alleen als ik mij zorgvuldig steeds afstem op de bron van het goede leven, God zelf, leer ik wat de ‘opperherder’ (155) van mij wil. Maar dit kan toch weer een individuele versmalling opleveren. Ik met mijn Bijbel vorm mijn geweten. Terwijl er juist in de gezamenlijkheid van de eredienst een vormend aspect zit dat mij plaatst in de gemeenschap. Maar dan niet op een rationele manier – alsof we met elkaar al studerend en denkend en pratend de waarheid ontdekken. Maar op een meer lichamelijke, belichaamde, manier. In zingen, gezamenlijk bidden, het luisteren naar de preek; in het ondergaan van de doop en mee-leven met andere dopelingen; in het gezamenlijk vieren van het heilig Avondmaal – in al deze liturgische elementen bevind ik mij als gelovige altijd in een veel groter verband. De gemeente allereerst, maar daardoorheen en daarin ook de kerk van alle plaatsen en alle tijden. Een verbondenheid met anderen die ik beleef door onderdeel te zijn van praktijken zoals die hier plaatsvinden in de liturgie. Mijn identiteit ontwikkelt zich in tijd en ruimte, zo stelt Nullens met Tjeu van Knippenberg. Daarbij komt dan nog een derde lijn, de transcendente lijn (7071). Liturgie is bij uitstek een manier om deze drie dimensies met elkaar te verenigen. De beleving van tijd en ruimte is voor onze cultuur zó ééndimensionaal geworden, terwijl alleen al het mij begeven in de ruimte van de gemeenschap, het deelnemen aan liturgische rituelen, mij in een andere beleving van tijd en ruimte plaatst. Verbonden met het verleden van de kerk, in het avondmaal deelkrijgen aan brood en wijn en zo aan Christus zelf, verbonden met christenen wereldwijd. Ik hoor de woorden van God – tot klinken gebracht en opnieuw verwoord door een ander, een tegenover. Grote woorden vaak, die mijn leven in een ander licht zetten. Niet alleen die eigen bespiegeling of het gesprek met mensen, maar een ander die van Godswege spreekt. Liederen die mij woorden in de mond leggen die ik zelf niet bedacht heb.3 Bovendien: juist de ‘aarzelingen’, het niet-weten, kan in de liturgie stem krijgen. Ik denk aan het werk van Nullens collega, dr. Léon van Ommen, die onderzocht hoe de eredienst plaats kan bieden aan de lijdende mens door hernieuwde aandacht voor de klacht in de liturgie.4 Aarzelende mensen kunnen in de liturgie op adem komen, en van Godswege met vernieuwde kracht op weg gaan.
3
Vgl. Wannenwetsch: de kerk is niet alleen ethiek, maar heeft ook een ethiek – nl. door haar te ontvangen van ‘gene zijde’. 4 Vgl. ook Matt Jenson, ‘Church’, in Andy Draycott; Jonathan Rowe (Edd.), Living Witness. Explorations in Missional Ethics, Nottingham: IVP 2012, (93-113) 112. Hoewel hier ‘kerk’ vanuit de gemeenschap wordt gedefinieerd, blijkt de kerkdienst als concept steeds op de achtergrond van zijn betoog te fungeren.
pagina 13 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde Zoeken naar de wijze Herder
3 Kerk en cultuur Dat brengt mij bij het laatste punt, de relatie die zo gelegd kan worden tussen kerk en cultuur. Zijn boek ademt een ontspannenheid in deze relatie die weldadig aandoet. Aarzelende mensen zitten niet op het vinketouw om elkaar of de buitenwereld de maat te nemen. Zij zijn zoekend onderweg. Niet zonder richting – zeker niet, en dat maakt Nullens ook duidelijk. Maar een radicaal zwart-wit denken wordt toch sterk ontmoedigd door Nullens. Het toepassen van de Schrift is geen kwestie van wiskundig toepassen van heldere formules. Toch schemert in zijn boek af en toe de voorkeur door voor dat radicale tegenover van de kerk. Alsof kerk en cultuur zo te scheiden zijn. Dit voert niet de boventoon bij Nullens. Hij erkent juist dat binnen de kerk de cultuur zo sterk aanwezig is. Meer dan vroeger zitten in de kerk zelf allerlei eigenwijze schapen – dat maakt het zo lastig. Maar ook dan wordt het gemakkelijk een kwestie van: de slechte cultuur is niet alleen buiten de kerk, maar is zelfs de kerk zelf binnengedrongen. Waarbij alsnog de cultuur de zwarte piet krijgt toegespeeld. Alsof de kerk met hard werken uiteindelijk deze ‘cultuur’ uit de kerk zou kunnen (en moeten) verdrijven. Ik vraag me af of de aarzelende mens daartoe in staat is, en of dat zou moeten. Natuurlijk – er zijn duidelijk negatieve aspecten aan onze cultuur te ontdekken. Maar deze liggen per saldo ook zó dicht aan tegen wat ik zelf, wat wijzelf, als kerk, als christenen, ook graag zouden willen. Het is geen strijd tegen de cultuur – het is een strijd tegen onze oude mens. Niet in het tegenover met de cultuur ligt onze kracht, maar in het erkennen van onze zondige, dikke, ik. Het gaat niet zozeer om cultuurkritiek, als wel om zelfkritiek. Deze zelfkritiek is hetzelfde als – wat Bonhoeffer noemt – de identificatie met de gekruisigde Christus. Het ‘ik’ moet sterven en net als Christus leven voor de ander (29). Dit sterven en opstaan, vervolgens, is volgens mij niet zozeer een kwestie van mijzelf, maar van een gezamenlijkheid van de christelijke gemeente. Ook hiervoor geldt: de vorming van mijzelf krijgt veel handvatten binnen een liturgische ethiek. Niet om als kerk tegencultuur te promoten. Maar om in de liturgie te participeren in de gekruisigde en opgestane Heer met al mijn aarzelingen en niet-weten.
pagina 14 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde Zoeken naar de wijze Herder
Met de kudde de berg op
René Swieringa Soms komen er thema’s en onderwerpen op je af waar je als leiders van de gemeente geen pasklare antwoorden op hebt of die gepaard gaan met veranderingen die niet zomaar kunnen worden geïntroduceerd en doorgevoerd. Zeker met thema’s die gemeentebreed spelen en die de individuele mens raken is zorgvuldigheid van groot belang. Hoe doe je dat? Hoe loop je als missionaire kerk een pastoraal ethisch traject? Vanmorgen wil ik delen hoe het leidersteam van de VEZ dat pad zorgvuldig aan het bewandelen is. Met andere woorden: hoe ga je als herder met de kudde de berg op? Een kudde van een paar honderd schapen of misschien wel meer? Langs bergweggetjes en kolkende rivieren en langs afgronden, over rotsachtige ondergrond waar soms geen pad te vinden is naar de groene vlakte waar genoeg te eten is, waar vers en onvervuild water is en rust. Een weg met hindernissen waar de herder scherp zijn kudde in de gaten houdt en soms een afgedwaald schaap er weer bij moet halen. Een herder heeft immers de volle verantwoordelijkheid over de schapen die aan hem zijn toevertrouwd en mag er geen verliezen...
De Vrije Evangelisatie Zwolle (VEZ) Voordat ik verder ga, wil ik kort wat achtergrondinformatie geven over de Vrije Evangelisatie Zwolle, de VEZ, een evangelische kerk. De Vrije Evangelisatie is een snel groeiende kerk. De afgelopen twee 2 jaar is het aantal geregistreerde VEZ-ers met ongeveer 1000 personen gegroeid. Op dit moment bestaat de gemeente uit ongeveer 4400 geregistreerde personen in de leeftijd van 0 tot 96 jaar. De gemeente is het makkelijkst te verdelen in drie groepen: 1/3 in de leeftijd van 0 -25 jaar. 1/3 in de leeftijd van 25-40 jaar en 1/3 van 40 en ouder. Als VEZ willen we een kerk zijn die naar buiten is gericht, een missionaire gemeente zijn. Dit heeft gevolgen voor de samenstelling van de bezoekers: veel instroom van mensen met verschillende achtergronden, traditioneel kerkelijk en niet kerkelijk, gelovig en niet gelovig. We leven in een bipolaire werkelijkheid: een leven zoals God dat heeft bedoeld en het leven zoals het werkelijk is; een zichtbare en onzichtbare wereld. De werkelijkheid waarin we leven geeft in de praktijk veelal een differentiatie en polarisatie in het denken en handelen en visie. Dit geldt ook voor het denken over en het hebben van een visie op relaties, seksualiteit, samenwonen, trouwen, echtscheiding en homoseksualiteit.
pagina 15 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde Zoeken naar de wijze Herder
Geestelijke zoektocht De groei van de gemeente vraagt om duidelijkheid en helderheid ten aanzien van wat we geloven, hoe we daar uiting aan willen geven en hoe we gemeente willen zijn. In deze geestelijke zoektocht naar wie wij als gemeente in Christus zijn, is in 2004/2005 een werkgroep, bestaande uit het toenmalig leidersteam en de werkgroep onderwijs, van start gegaan om de kerkelijke identiteit van de VEZ te ontwikkelen. Patrick Nullens was daarbij betrokken als theologisch adviseur. In onze kerkelijke identiteit5 staat bij punt 14 het volgende over het huwelijk en seksualiteit: “Huwelijk en seksualiteit We geloven dat God het huwelijk tussen man en vrouw heeft ingesteld en dat het dus een goddelijk verbond is. In ons gezin geven we gestalte aan de liefde van Christus en trachten we Zijn Woord getrouw na te leven. In principe is het huwelijk onontbindbaar, tenzij het wordt verbroken door de dood, een buitenechtelijke relatie of het moedwillig verlaten van één van de partners. Het kan gebeuren dat er een dusdanige mishandeling in het huwelijk plaats heeft dat uiteindelijk het huwelijk toch stuk loopt. Pastoraal is het echter altijd ons doel om elk huwelijk te redden en te werken aan verzoening en herstel. Iemand die met goede reden uit de echt is gescheiden en waarbij geen mogelijkheid meer bestaat tot verzoening, mag hertrouwen. Seksualiteit is goed en dient zowel voor de beleving van een intieme liefdesband als voor de voortplanting. Het heterogene huwelijk is het door God gegeven kader waarbinnen we onze seksualiteit willen beleven. Iedere vorm van seksualiteit die hiervan afwijkt, wijzen we af als zonde. Ons lichaam is een tempel van de Heilige Geest en daarom wensen we het volledig rein te bewaren.”
Een visie die op het eerste gezicht volstaat. Maar in de afgelopen jaren is de casuïstiek binnen het pastoraat complexer geworden. De relaties zijn complexer geworden, meer divers en door invloed van een veranderende samenleving is de omschrijving van de visie niet voldoende gebleken en vraagt deze om meer helderheid en een specifiekere uitwerking met betrekking tot de praktische pastorale ethiek. De vraag is luider geworden om kaders en handvatten te hebben waarbinnen we als gemeente willen omgaan met deze pastorale ethiek van het huwelijk. De casuïstiek over diverse pastorale en diaconale zaken die spelen in de VEZ worden besproken in het gemeentezorg-overleg. Doel hiervan is de betrokken oudste of pastor handvatten te geven of duidelijkheid krijgen ten aanzien van de zorgvraag of geloofsstappen. Dit is veelal maatwerk waarbij de Bijbel het uitgangspunt is. Twee voorbeelden van casussen zoals we die tegenkomen: De vrouw komt uit een niet-gelovig gezin, met de nodige problemen. Vlak voor het overlijden van haar vader is zij getrouwd, zodat haar vader nog bij de bruiloft kon zijn. Eigenlijk wist ze voor het sluiten van het huwelijk dat het niet goed was. Een half jaar na overlijden van haar vader is het huwelijk gestrand en is de vrouw bij haar moeder
5 De volledige beschrijving van de VEZ identiteit is te vinden op www.vezwolle.nl.
pagina 16 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde Zoeken naar de wijze Herder
gaan wonen. Twee weken later heeft ze haar huidige vriend ontmoet. Ze kende hem van vroeger en is al vrij snel bij hem ingetrokken. Door verschillende gebeurtenissen uit het verleden ontvangt zij nu professionele hulpverlening. Haar huidige vriend komt uit een traditioneel kerkelijk gezien. Hij heeft op 18-jarige leeftijd de kerk verlaten. Beiden hebben zij het nodige meegemaakt, hebben ze een laag opleidingsniveau en maken makkelijk keuzes op basis van het gevoel. Sinds kort komen beiden in de VEZ. Hij vindt het goed om met haar samen naar de VEZ te gaan, als maar niets moet. Hij kan zich moeilijk uiten en geeft aan zijn geloof nooit los te hebben gelaten, alleen de kerk. Hij geeft aan in Jezus te geloven als zijn redder. De vrouw wil graag gedoopt worden. Daarnaast willen ze graag in het voorjaar trouwen en dit huwelijk laten inzegenen omdat ze graag Gods zegen willen hebben in hun huwelijk. Hierover is met hen gesproken omdat zij, de vrouw, nog niet zo lang geleden uit een huwelijk komt. Beiden zijn ze er zeker van dat ze voor elkaar bestemd zijn. Een andere casus is die van een jonge vrouw die aangeeft tijdens een dienst in de zomer aangeraakt te zijn door het Woord dat werd verkondigd. Zij bezoekt de diensten van de VEZ elke week en ervaart de nabijheid van God in de samenkomst. Ze geniet enorm van de liederen die er worden gezongen. Maar tijdens het zingen heeft ze het gevoel dat haar aanbidding niet verder komt dan het plafond. Dit geldt ook voor haar persoonlijke gebeden. Ze wil hier graag met een pastoraal werker over praten. In de afsluitende zin geeft ze aan: O ja, en ik val op vrouwen en heb op dit moment een relatie.
Casuïstiek die vraagt om samen goed te kijken hoe we hier op een pastoraal ethische en Bijbelgetrouwe wijze mee om willen gaan zonder daarbij persoonlijke emoties leidend te laten zijn.
Nieuw traject: Pastorale ethiek in een missionaire kerk Als leidersteam van de VEZ, de opzienersraad en het pastorteam, hebben we opnieuw) gekozen voor een traject van verkenning en verdieping onder leiding van Patrick Nullens. Een traject vergelijkbaar met het de wijze waarop in 2004/2005 het traject voor de identiteit is bewandeld; een traject waarbij niet alleen de bekende en veilige terreinen verkend zullen worden maar ook onbekende terreinen. In augustus 2013 zijn mijn collega Auke van Slooten en ik naar Leuven getrokken om dit als voorstel met Patrick Nullens te bespreken. Dit gesprek kan gezien worden als de start van het traject pastorale ethiek in een missionaire kerk; dat is ondertussen ruim 2 jaar geleden. Naar aanleiding van dit gesprek werd de volgende probleemstelling vastgesteld: Het pastorale team ervaart hoe in Nederland traditionele morele kaders razend snel verbrokkelen. Deze veranderingen in de samenleving hebben ook een sterk effect op de VEZ. Om dit te illustreren: in de laatste ronde van de pre-marriage namen ongeveer 20 koppels deel waarvan de overgrote meerderheid reeds samenwoonde.
pagina 17 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde Zoeken naar de wijze Herder
De VEZ is een laagdrempelige kerk met een positieve boodschap en een missionaire roeping. Bij vele geïnteresseerden en gelovigen ontstaat een gevoel: “het is fijn om erbij te horen”. Maar voor sommigen komt de moralistische boodschap dat bepaalde dingen toch niet kunnen als een onaangename verrassing. Alzo staat de vriendelijke laagdrempeligheid op gespannen voet met een conservatieve (orthodoxe) ethiek. In vele gevallen wordt er naar een ad hoc oplossing gezocht. Maar deze contextuele benadering roept allerlei vragen op en leidt tot mogelijke verdeeldheid binnen de gemeente. De meesten uit de oudere generatie hebben een reformatorische achtergrond met de nadruk op een principe ethiek. De jongere generatie, die intussen de meerderheid vormt, leeft vanuit een postmodern paradigma en zoekt vooral naar oprechte individuele keuzes (ethiek van authenticiteit). Op dit moment ervaart het pastorale team het gebrek aan een algemeen kader waarbij men naar eer en geweten professioneel kan handelen. Ook binnen de gemeente heerst een gevoel van onduidelijkheid wanneer het gaat over wat nu nog moreel toelaatbaar is. De VEZ wil verder groeien maar dit mag niet alleen numeriek zijn, het moet ook een groei zijn in navolging van Christus en levensheiliging. Alleen christenen die volgens de waarden van het evangelie leven zijn zout en licht voor deze wereld. De probleemgebieden die daarbij in eerste aanleg naar voren kwamen waren: 1. Alternatieve samenlevingsvormen en het traditionele huwelijk 2. Echtscheiding en hertrouwen 3. Seksualiteit 4. Homoseksuele relaties Om te kunnen beginnen is er gezocht naar een antwoord op de vraag welke factoren van grote invloed zijn op de VEZ en de praktijk van pastorale zorg binnen de gemeente. Dé factoren van invloed die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en invloed hebben op elkaar zijn: Missio, Communio en Veritas. Vanuit onze missie (de missio) dragen wij de kernwaarden (de veritas) zoals Paulus dat in 1 Kor.2:2 omschrijft: “Ik had besloten u geen andere kennis te brengen dan die over Jezus Christus, de gekruisigde” van het kruis uit. Hierbij hebben wij rekening te houden met de diversiteit, de morele gelaagdheid van de gemeente: de bezoeker, iemand die deel is van de gemeenschap, mededrager van de gemeenschap, verantwoordelijke van de gemeenschap en de leider van de leiders. Dit is een continue beweging tussen het naar buiten gericht zijn en de interne gerichtheid op de geloofsgemeenschap van de gemeente; de missio en communio. Dit vraagt transparantie in beleid.
Schema van cirkels6 6 Schema gebruikt door Patrick Nullens tijdens de bijeenkomsten van het VEZ leidersteam (2014)
pagina 18 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde Zoeken naar de wijze Herder
Deze start van het traject is van groot belang omdat deze drie factoren bepalen hoe we kijken naar de pastoraal ethische vraagstukken en hoe we hier mee om willen gaan. Daarnaast is het goed om inzicht te hebben in welke invloeden er zijn op de wijze waarop er met de genoemde pastorale vraagstukken omgegaan wordt door anderen: hoe verder men in de buitenste cirkel zit, hoe verder men ook veelal van de gedachten zit die ons vertellen hoe we hier mee om willen gaan. Op 14 april 2014 is dit schema in een bijeenkomst van het kader gemeentezorg (de oudsten, kringleiders, de diakenen en de coördinatoren pastoraat) besproken met als doel hen te betrekken in de start van de tocht die we als VEZ zijn gaan maken. Het voert te ver om van elke bijeenkomst van het leidersteam de thematiek en het verloop weer te geven. Zeker omdat er vanaf het najaar 2013 om en nabij twaalf zaterdagochtendbijeenkomsten, twee tweedaagse retraites van het leidersteam en een enkele informele ontmoetingen van het leidersteam zijn geweest waarin we samen op basis van de inleidingen van Patrick Nullens met elkaar in gesprek zijn geweest over de genoemde thema’s en casuïstiek uit de praktijk. De gesprekken kenmerken zich in het zoeken naar elkaars meningen, zorgen en standpunten, elkaar ontmoeten in discussies. Zoals dat zo mooi heet: elkaars nieren proeven. Het mag duidelijk zijn dat met een groep bestaande uit 22 personen, de leidersechtparen, er een ruime diversiteit is aan meningen en visies. Om ook zelf te ondervinden wat de pastoraal ethische thema’s inhouden, hebben we tijdens de retraite van januari 2015 stilgestaan bij ons eigen huwelijk. Met het boek Het Huwelijk van Tim Keller als uitgangspunt, zijn we actief bezig geweest om te kijken of ons eigen huwelijk aan dat ideaalbeeld voldoet of dat het ook iets minder mag zijn; een reflectie op ons eigen huwelijk.
Nog niet afgerond Hoewel we gelijktijdig begonnen zijn, zijn we als VEZ nog niet zo ver gekomen als Patrick Nullens: hij heeft zijn boek afgerond en gaan wij na ruim twee jaar richting een terugkoppeling naar het kader VEZ gemeentezorg. Hierbij is nog geen document opgesteld en zijn nog geen besluiten genomen. Wel zijn er enkele eerste concepten die nog flink bijgeschaafd en bijgesteld moeten worden. Hierin willen wij het kader intensief betrekken zodat ook zij hun input kunnen geven en er een gezamenlijk gedragen visie zal ontstaan en gaan groeien. Uiteindelijk zijn wij uitgekomen op een zestal definitieve thema’s: 1. Het huwelijk als ideaal 2. Echtscheiding en hertrouwen 3. Samenlevingsvormen 4. Seksualiteit 5. Ethiek van barmhartigheid 6. Homoseksualiteit
pagina 19 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde Zoeken naar de wijze Herder
Met name punt 1 en 5 behoeven enige toelichting. In de VEZ houden we het Bijbelse ideaalbeeld hoog in onderwijs, prediking, training, huwelijksvoorbereiding, pastorale programma’s, e.d., maar in de pastorale praktijk hanteren we de ethiek van barmhartigheid. Dat wil zeggen: we dalen af naar waar mensen zich bevinden, in hun gebrokenheid, trekken met hen samen ‘de berg op’ door middel van herstel en Bijbels onderwijs en we doen dat vanuit een houding van genade en barmhartigheid. We willen als leidersteam een samen gedragen visie. Een visie die kaders geeft aan het speelveld van de ethische vraagstukken. Waarom kaders en niet bijvoorbeeld een duidelijk en eenvoudig stappenplan? Goed of fout? Ieder mens is uniek, iedere situatie waarin een mens zich bevindt is uniek. Dit maakt dat iedere situatie ook op een zichzelf staande situatie is waardoor het zorgvuldig opgepakt en bekeken moet worden. Een gedragen visie is binnen de VEZ een visie die samen naar buiten uitgedragen wordt. Bij verschil van mening of gedachten willen we zoeken naar een consensus, een standpunt waarin we ons samen kunnen vinden. Het is dus niet een visie of gedachte van één persoon of de meerderheid maar dat van een geheel team; meervoudig leiderschap, samen gedragen. Het traject van de VEZ is een intensief traject dat we zorgvuldig willen afleggen. Hierbij gaan wij als leidersteam voor de gemeente uit, zoals herders dat doen. Er zal onderwijs komen om hierin de visie van de VEZ uit te dragen en binnen de gemeente te brengen. Onderwijs in de diensten, de huiskringen, het jeugdwerk en het VEZ leerhuis. Even weer terug naar de herder aan het begin van mijn verhaal. Weet u nog? Voorafgaand aan de tocht de berg op vindt er een zorgvuldige voorbereiding plaats. Een voorbereiding waarbij de herder informatie inwint bij andere herders die bekend zijn met de tocht en met de berg. Soms trekken herders gezamenlijk op om elkaar te helpen. Het werk van een herder van een kudde schapen is intensief en zorgvuldig waarbij hij zorgzaam is voor de schapen en zoekend is naar het juiste pad om de kudde veilig aan te laten komen bij de groene vlakte in de bergen.
pagina 20 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde Zoeken naar de wijze Herder
Zoeken naar de wijze Herder
Een contemplatieve ethiek voor een pastorale kerk Jos Douma De icoon hiernaast brengt Jezus in beeld als de go ede herder. Ik kreeg deze icoon bij mijn afscheid uit Haarlem in 2013 van een zuster uit de gemeente met wie ik in een periode van rouw was opgetrokken na het plotselinge overlijden van haar man op de leeftijd van 47 jaar in 2003. Een dergelijke icoon hangt in mijn werkkamer in de Plantagekerk boven de stoel van degene met wie ik pastoraal in gesprek ben. Zo heb ik ook altijd de goede herder in beeld. Ik ga zo meteen een pleidooi voeren voor een contemplatieve ethiek. Het woord contemplatie zal daarbij dus een belangrijke rol spelen. Maar wat is contemplatie? Dat wil ik verduidelijken met een verhaal. Ik vond het verhaal ooit bij Henri Nouwen, maar later ook op andere plaatsen. Er zijn blijkbaar meerdere versies van het verhaal in omloop. Dit is het verhaal. Een eenvoudige man uit een Frans dorpje ging elke middag rond een uur of vijf naar het plaatselijke kerkje, waar ook Henri Nouwen wel eens wat tijd doorbracht. Deze man ging dan op de voorste bank zitten tegenover de crucifix die daar hing, beeld van de gekruisigde Christus. Hij zat daar een half uur en deed niets. Na dat halve uur vertrok hij weer. Dit maakte Henri Nouwen nieuwsgierig. Op een goede dag vroeg hij, nadat de man het kerkje uit was gekomen: ‘Wat doet u daar nu eigenlijk? Het lijkt wel alsof u niks doet.’ En de man antwoordde: ‘Hij – en de man doelde op de gekruisigde Christus van de crucifix – Hij kijkt naar mij, en ik kijk naar hem. En dat is genoeg.’ ‘Hij kijkt naar mij en ik kijk naar hem.’ In een andere versie van het verhaal zegt de man: ‘Ik kijk naar hem, en hij kijkt naar mij, en we vertellen elkaar dat we elkaar liefhebben.’ Dat is contemplatie: alleen maar stil zijn, tot rust komen, niks doen, niks moeten en je bewust worden van Gods genadige en liefdevolle aanwezigheid. Contemplatie is misschien wel de meest passende reactie op deze woorden uit de zegen van Numeri 6: ‘De HEER doet het licht van zijn gelaat over je schijnen en is je genadig.’ Dát beleven, dat tot je door laten dringen, daar de tijd voor neme – dat is contemplatie. Dat ter inleiding nu. Want ik wil in reactie op het mooie boek van Patrick Nullens, waarin hij pleit voor een pastorale ethiek, een pleidooi voeren voor een contemplatieve ethiek. Als hoofdtitel heb ik een formulering gekozen
pagina 21 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde Zoeken naar de wijze Herder
waarin een echo doorklinkt van de titel van het boek van Patrick. ‘Zorgen voor een eigenwijze kudde’. Dat is beslist wat we moeten doen: zorgen. En: oog hebben voor een eigenwijze kudde, voor schapen die ook zelf nadenken. Maar er gaat iets aan vooraf waar we ook woorden aan moeten geven, waar we tijd voor moeten maken, waar we ruimte voor moeten scheppen, omdat het vaak nog zo onvanzelfsprekend is. Voorafgaand aan het zorgen is er het zoeken. En voorafgaand aan de eigenwijze kudde is er de wijze Herder. Twee citaten uit het boek vormen voor mij een uitnodiging om dit spoor wat verder met jullie te verkennen: – ‘Misschien hebben we als eigenwijze schapen meer dan genoeg kennis, maar missen we vooral dit element van afhankelijk luisteren en stilstaan bij de christuswerkelijkheid’ (blz. 154). – ‘Het is een bijzonder belangrijke opdracht voor leiders in de gemeente om christenen de geheimen van geestelijke oefeningen te leren’ (blz. 155). Ik wil nu in drie stappen tegen de achtergrond van deze twee citaten een bijdrage leveren aan het gesprek over het ene boek van Patrick Nullens. Stap 1 gaat over een contemplatieve ethiek voor een pastorale kerk. Stap 2 over de christuswerkelijkheid en de Jezusruimte. En stap 3 over de geheimen van geestelijke oefeningen.
1. Een contemplatieve ethiek voor een pastorale kerk Je zou kunnen zeggen dat ik ten opzichte van het boek van Patrick Nullens een stapje terugdoe. Voordat we spreken over een pastorale ethiek, wil ik het hebben over een contemplatieve ethiek. En voordat we spreken over een missionaire kerk wil ik het hebben over een pastorale kerk. Ik ben me er zeer van bewust dat missionair-zijn nieuwe vragen met zich mee brengt. Maar als de suggestie wordt gewekt dat pas een missionaire kerk, een kerk die doelgericht werk maakt van naar buiten gericht zijn en nieuwe mensen bij Jezus brengt, de vragen op haar bord krijgt waar Nullens over spreekt, dan wil ik toch graag even kwijt dat die vragen sowieso al in het hart van de kerk van vandaag leven, ook wanneer zo’n kerk niet zo doelgericht missionair is als bijvoorbeeld de VEZ. Sowieso is dat hele woord missionair misschien enigszins overbodig als extra typering van een kerk. Missionair zijn betekent in wezen niets anders dan participeren in Gods missie om deze wereld met hem te verzoenen. En die wereld zit ook heel gewoon in de kerk op zondagmorgen en komt doordeweeks samen in huiskringen. Hoe groot is nu eigenlijk het verschil in levensgevoel tussen mensen binnen de kerk en daarbuiten? De ethische vragen komen in mijn beleving als predikant van een klassieke kerk die niet heel speciaal missionair probeert te zijn, die ethische vragen komen gewoon van binnenuit. Daarom moet het gesprek denk ik vooral gaan over een pastorale kerk. Wat is dat: een pastorale kerk? Dat is een kerk waarin mensen een verlangen hebben om te luisteren naar de stem van de Herder, de Pastor bij uitstek, Jezus. Johannes 10 is hiervoor een belangrijke inspiratiebron (10:3-5): “De schapen luisteren naar zijn stem, hij roept zijn eigen schapen bij hun naam
pagina 22 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde Zoeken naar de wijze Herder
en leidt ze naar buiten. Wanneer hij al zijn schapen naar buiten gebracht heeft, loopt hij voor ze uit en de schapen volgen hem omdat ze zijn stem kennen. Iemand anders volgen ze niet.” Mooi vind ik dat altijd weer, een beetje haaks ook op de praktijk van een naar binnen gekeerde kerk, dat de herder zijn schapen naar buíten leidt. Maar dat is nu even een zijspoor. Belangrijk is nu vooral dat je de kerk kunt om schrijven als een kudde schapen die luisteren naar de stem van de herder. En juist dat moet ook geoefend worden. De kerk zou een oefenplaats moeten zijn waar we samen leren hoe je dat dan doet: luisteren naar de stem van de herder. En dan niet pas als er moeilijke ethische vragen aan de orde zijn. Maar al veel eerder. Als basishouding van elke christen. In de Plantagekerk is dit Bijbelgedeelte momenteel ook een belangrijke inspiratiebron omdat we met elkaar oefenen in ‘Verlangen naar het goede leven’. Vers 10 speelt daarbij een centrale rol: “Ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid. Ik ben de goede herder”. Een contemplatieve benadering van de ethiek stelt vooral deze vragen: hoe leren we deze goede herder beter kennen? Hoe komen we dichter bij deze herder? Of met de titel van een mooi boek van John Piper: hoe kunnen we ‘Jezus zien en ervaren en intens van hem genieten’? Want dat is blijkbaar de bron van dat goede leven, dat leven in al zijn volheid, het overvloedige leven: Jezus kennen als goede herder. Daarin zit van mijn kant misschien toch ook wel een beetje kritiek op de focus van het boek van Patrick op die eigenwijze kudde. We kunnen zo gefocust raken op, zo geboeid raken door die eigenwijze schapen dat we vergeten dat het eindeloos veel boeiender is om geraakt te worden door de wijze herder. Waar zijn de plaatsen, waar zijn de momenten dat dat ook echt gebeurt? De goede herder zien en ervaren en intens van hem genieten. Iets meer nog over die contemplatieve ethiek. Ik kwam er een boek over tegen, in het Engels: ‘Contemplative Ethics’. De auteur Dennis J. Billy – hij maakt deel uit van de Rooms-Katholieke Congregatie van de Allerheiligste Verlosser, ook wel de Redemptoristen genoemd – de auteur verbindt contemplatie met het contemplatieve gebed. Dat contemplatieve gebed is een zoeken van God om te rusten in God. Het contemplatieve gebed vraagt niets anders van God dan te mogen delen in de intimiteit van zijn goddelijke vriendschap. De auteur stelt ook aan de orde dat contemplatie en ethiek op het eerste gezicht niet veel met elkaar gemeen hebben. Ethiek gaat over het concrete leven, waarin we dingen doen, waarin we concrete keuzes maken. Terwijl contemplatie nu juist niet over doen gaat, maar over rusten, over niets doen. Contemplatie is, niets vinden maar je bévinden, namelijk in de armen van de Heer. Contemplatie is niet vinden maar gevonden worden. Zo komt het gebed in beeld als onmisbare bron voor de ethiek. Niet op de manier van: natuurlijk moeten we ook bidden, om dan vervolgens heel hard te gaan denken en te redeneren. Maar bidden als aanwezig zijn in Gods genadige aanwezigheid. Bidden als aandachtig present zijn in Gods presentie.
pagina 23 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde Zoeken naar de wijze Herder
Hoe dan ook: een contemplatieve ethiek staat een ethiek voor die een heel nauwe verbinding aan gaat met spiritualiteit. Als Billy aan het einde van het inleidende hoofdstuk enkele richtinggevende opmerkingen maakt voor het ontwikkelen van een contemplatieve ethiek, is dit de eerste opmerking: Contemplatieve ethiek vereist een voortdurend aanwezige achtergrond van innerlijke stilte en van een alleen zijn van het hart (‘Contemplative ethics requires a continuous backdrop of inner silence or solitude of the heart’). Deze stilte stelt ons in staat om in contact te blijven met de verschillende dimensies van ons mens-zijn: niet alleen ons denken speelt een rol, ook ons voelen, onze intuïtie, onze lichamelijkheid spelen een rol in processen waarin we zoeken naar wijsheid. Tegelijk is het deze stilte die ons hart opent voor God. Het is de stilte die ons in staat stelt om de stem te horen die spreekt, de stem van de goede herder die we ook Christus noemen en van wie we met Paulus belijden dat alle schatten van wijsheid en kennis in hem verborgen liggen (Kolossenzen 2:3)
2. Van christuswerkelijkheid naar Jezusruimte Voor het tweede onderdeel pak ik nu het vaak gebruikte begrip van de christuswerkelijkheid op dat Patrick Nullens ontleent aan Dietrich Bonhoeffer. Nog een keer het citaat waar ik bij aansluit: ‘Misschien hebben we als eigenwijze schapen meer dan genoeg kennis, maar missen we vooral dit element van afhankelijk luisteren en stilstaan bij de christuswerkelijkheid.’ (blz. 154). Wat is dat, die christuswerkelijkheid? En hoe kun je daar dan bij stilstaan? Patrick geeft zelf in zijn boek al eerder aan, op blz. 62: ‘Deze theologische gedachte over Gods werkelijkheid als christuswerkelijkheid klinkt misschien abstract en statisch.’ En ik ben geneigd het daarmee eens te zijn. Met christuswerkelijkheid wordt zoveel bedoeld als: heel deze werkelijkheid waarin wij leven is in alle opzichten de werkelijkheid van Christus omdat hij als de Zoon van God in deze werkelijkheid is ingegaan. ‘In Jezus Christus is de werkelijkheid van God binnengegaan in de werkelijkheid van Christus’ (blz. 62). ‘Alleen “in Christus” als bemiddelaar kunnen we onszelf en de wereld rondom ons juist interpreteren’ (blz. 62). Daar worden veel diepe en belangrijke dingen over gezegd, maar toch heb ik het gevoel dat er nog meer dynamiek en concreetheid mogelijk is als het gaat om deze christuswerkelijkheid. Het blijft me nog wat te dogmatisch, terwijl ik behoefte heb aan een meer spirituele benadering, juist vanwege die contemplatieve ethiek. Ik wil daarom voorstellen om het begrip ‘christuswerkelijkheid’ aan te vullen met of nader te belichten met behulp van de metafoor van de Jezusruimte. Ik zou willen dat ik die metafoor zelf had bedacht. Maar dat is niet zo. Ik kwam de metafoor tegen op het omslag van een boek van de Benedictijner monnik, en evenzeer Belg als Patrick Nullens: Benoît Standaert. Van zijn hand verscheen in 2000 het boek: ‘De Jezusruimte. Verkenning, beleving en ontmoeting’. Een bijzonder rijk boek waarin deze monnik een leven lang nadenken over en omgaan met Jezus samenbrengt. Met deze woorden van Paulus start de proloog van het boek: ‘Ik wil hem kennen. Ik wil de kracht van zijn opstanding gewaarworden. Door
pagina 24 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde Zoeken naar de wijze Herder
te delen in zijn lijden en gelijkvormig te worden aan zijn dood hoop ik waardig bevonden te worden ook de binnenkant van zijn opwekking uit de doden te mogen ervaren (naar Filippenzen 3:10-11)’ (blz. 9). Met zijn boek wil Benoît Standaert de lezer binnenvoeren ‘in een welbepaalde geestelijke ruimte die met de naam Jezus opengaat’ (blz. 9). Die Jezusruimte is voor Standaert een afgrond van Goedheid of een krachtveld van Goedheid, een bijzondere straling. Hij schrijft: ‘Ik ken geen groter geluk dan wanneer ik in die bijzondere straling ga staan, en ik ken geen dieper verdriet dan wanneer ik de transparantie voor dit licht even zou verraden, doordat ik mij afsluit in vergetelheid, zelfgenoegzaamheid of onverschilligheid ten opzichte van Hem, die Ene, en zijn trekkracht. Die Straling heft paradoxale eigenschappen: ze is kwetsbaar én weerbaar (zoals bij de lijdende dienaar in Jesaja 42 en 50), arm én sterk, niet oordelend, wel vergevend, onthecht en toch verbonden en verantwoordelijk, ernstig en speels, kinderlijk vrij, gedreven en spontaan, heilig en medemenselijk solidair, particulier en universeel, dankbaar en voorsprekend, eminent menselijk en daarom goddelijk’ (blz. 17). En met een verwijzing naar Kafka: ‘Hij is een afgrond van licht’. Afgronden zijn doorgaans duister, maar bij Jezus licht de afgrond op, onmetelijk vrij, alles heerlijk vervullend’ (blz. 17). De Jezusruimte is daar waar het licht van Jezus straalt, schijnt, alles doordringt. Het is een ruimte die wel een centrum, een midden heeft, maar geen grenzen. De Jezusruimte is ‘een paradoxale cirkel waarvan het centrum overal is en de omtrek nergens’ (blz. 19). ‘De vrijheid die de Jezusruimte in zich bergt, laat zich niet zomaar inkapselen, maar deelt zich creatief mede: je moet erin gaan staan om ze te kennen. (…) Ze is niet vrijblijvend en laat evenmin om het even wat toe. Er is ernst mee gemoeid. Je kunt je ervoor afsluiten en dan bestaat ze gewoonweg niet voor jou. Je kunt erin delen zonder haar ooit uitputtend te doorvorsen. Een gebaar zoals het kruisteken of een oogopslag naar een icoon, kan volstaan om de hele ruimte in jou weer levendig present te stellen. Weinig is dus nodig. Anderzijds volstaan de meest feestelijke vieringen van Pasen en Pinksteren samen niet om de gehele volheid van de Jezusruimte voor de geest te ontvouwen’ (blz. 20). De Jezusruimte. ‘Je moet erin gaan staan om ze te kennen.’ Licht in dat zinnetje misschien iets op van wat het zou kunnen betekenen als Patrick Nullens spreekt over ‘stilstaan bij de christuswerkelijkheid’? Ik denk van wel. Misschien zit hier het verschil: ‘stilstaan bij de christuswerkelijkheid’ speelt zich wellicht nog teveel af op het niveau van overtuigingen, op het niveau van het hoofd en van het gesprek en de discussie; ‘in de Jezusruimte gaan staan om ze te kennen’ is een ervaring die je kunt zoeken, een existentiële ervaring waarin je je kunt oefenen, een gebeuren waarin je kunt groeien. En dat brengt me bij de derde en laatste stap waarin het gaat over de geheimen van geestelijke oefeningen.
3. De geheimen van geestelijke oefeningen ‘Het is een bijzonder belangrijke opdracht voor leiders in de gemeente om christenen de geheimen van geestelijke oefeningen te leren’ (blz. 155). En daar zeg ik van harte amen op. En het is tegelijk de wens dat dit vanuit het
pagina 25 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde Zoeken naar de wijze Herder
boek van Patrick Nullens nog veel meer wordt uitgewerkt, juist omdat het om een ‘bijzonder belangrijke opdracht’ gaat. Waar moeten we bij die geestelijke oefeningen aan denken? In aansluiting bij Richard Foster stelt Nullens: ‘Dit zijn oefeningen die door Gods Geest worden gebruikt voor onze geloofsgroei’ (blz. 155). Daarbij pleit hij vooral ook voor meditatie en meditatief gebed. Daarbij gaat het niet om een soort ontlediging of een therapeutische oefening. ‘Door meditatie groeit onze vertrouwelijke vriendschap met Christus en gaan we alles meer interpreteren vanuit de christuswerkelijkheid’ (blz. 156). Dat klinkt me dan toch nog wat te rationeel in de oren, dat ‘interpreteren’ en die ‘christuswerkelijkheid’. Even verder klinkt opnieuw de stem van Foster: ‘In meditatie scheppen we de emotionele en spirituele ruimte, zodat Christus [een heiligdom] in ons hart kan bouwen’ (blz. 156; de woorden tussen vierkante haken zijn in het boek van Nullens weggevallen, maar komen wel bij Foster voor, Feest van de navolging, blz. 24). Ik geloof dat het goed zou zijn als de christenen, die Patrick Nullens op het oog heeft als hij de wens rond de geheimen van de geestelijke oefeningen uitspreekt – als die christenen allemaal meer zouden worden ingewijd in het meditatieve of het contemplatieve gebed. Ik denk dat de klassieke spirituele praktijk van de lectio divina daarvoor heel vruchtbare handvatten biedt. Want juist die lectio divina is een van de vormen of praktijken die ons in staat stelt de Jezusruimte binnen te gaan. De Jezusruimte. ‘Je moet erin gaan staan om ze te kennen.’ Lectio divina is bij uitstek een manier om in de Jezusruimte te gaan staan. Niet voor niets vraagt Benoît Standaert ook al heel vroeg in zijn boek juist hier de aandacht voor. Ik citeer: ‘Een van de uitgelezen vormen om die Jezusruimte telkens weer opnieuw in zich toe te laten, is wat de monniken traditioneel de lectio divina (…) noemen: het ‘goddelijke lezen’ door toeleg op de Schrift, en wel zo dat wij er God in ontmoeten en Hij ons, of nog dat wij al lezend vooral door Hem worden ‘gelezen’ (…). De hele Schrift bevat in zich alles wat we in de ruimte van Jezus kunnen vinden: elk boek spreekt van hem, Jezus, het vleesgeworden Woord, het sacrament zelf van de Godsontmoeting. Samen zeggen alle Schriften zijn Naam uit’ (blz. 22). Lectio divina dus. De Schrift lezen met het oog op een Godsontmoeting, niet om een standpunt in een ethische discussie te kunnen onderbouwen. Want dat zie ik nogal eens gebeuren: de we opnieuw zouden moeten leren Bijbellezen óm standpunten te kunnen bepalen over allerlei spannende ethische en andere kerkelijke thema’s. Maar daarvoor is de Schrift niet in de eerste plaats bedoeld. De Schriften vormen een Jezusruimte. En we hebben niet zonder meer (een eigentijdse) hermeneutiek nodig. Willen we een echte plek geven aan een contemplatieve ethiek, dan hebben we een spirituele hermeneutiek nodig. Een hermeneutiek, een manier van lezen, die primair spiritueel is, die primair helpt om als lezer present te komen in de presentie van God. In wezen is de weg van de lectio divina een heel eenvoudige. Vier stappen, met Latijnse namen (want het mag best een beetje vreemd klinken en er
pagina 26 v. 26 | Zorgen voor een eigenwijze kudde Zoeken naar de wijze Herder
mag ook best te proeven zijn dat we in een lange, heel lange traditie gaan staan als we de praktijk van de lectio divina oefenen): – Lectio: lezen, luisteren – Meditatio: mediteren, overdenken – Oratio: bidden, God zoeken – Contemplatio: aanschouwen, rusten in Gods aanwezigheid Het voert op dit moment te ver om dit verder uit te werken. Daarom zeg ik nu alleen nog: laten we bij alle vragen die op ons afkomen ons niet alleen oefenen in het zorgen voor en begrijpen van de eigenwijze kudde, maar ook en vooral ons oefenen in het zoeken van de wijze Herder. Hij spreekt. Zijn stem klinkt. Maar niet zomaar. Daar moeten we moeite voor doen. Wie wil zorgen voor een eigenwijze kudde kan dat alleen maar doen door (eerst) te zoeken naar de wijze Herder en aandachtig en open naar hem te luisteren. Want: de schapen luisteren naar zijn stem (Johannes 10:3).