4 11
Patiëntenzorg
Kennis / Ervaring / Zorg
Onze visie op patiëntenzorg
05
De meerwaarde van patiëntgerichte zorg 08 Evidence-based practice (EBP): de best beschikbare kennis en expertise 10 Praktijkgericht onderzoek: patiëntveiligheid en verpleegkundige werkomgeving 12 Meld- en leersysteem ondersteunt patiëntveiligheid
Derdelijnszorg, dankzij gespecialiseerde verpleegkundigen
15
45
Wondzorg, met de nieuwste technieken Hartfalen: educatie en opvolging Kindernefrologie: teaching en ondersteuning Thuis dialyseren: een bewuste keuze Kinderen en adolescenten met diabetes opvolgen Postoperatieve pijn helpen bestrijden De vele rollen van de diabetesverpleegkundige Verpleegkundige opvolging van artritispatiënten Nutritieverpleegkundige als spil bij parenterale voeding Rokers begeleiden naar een leven zonder sigaret Ademhalingsondersteuning optimaal begeleiden Zorg voor mucopatiënten helpen organiseren Stamceltransplantatie: kwaliteit gegarandeerd Oncologieverpleegkundigen slaan de brug De materniteit, baby- en moedervriendelijk
De toekomst van de patiëntenzorg
46
De toekomst van de patiëntenzorg: teamwork en samenwerking
17 18 23 26 28 30 31 33 35 36 40 41 42
2 PATIëntenzorg
I
In het laatste deel van onze boekenreeks voor huisartsen en specialisten stellen we scherp op de patiëntenzorg in het UZA. U leest hoe we onze ambitie om hoogtechnologische én mensvriendelijke patiëntenzorg aan te bieden invullen: door werk te maken van permanente kwaliteitsverbetering, evidencebased te werken en ons door onderzoek te laten inspireren. Wat patiëntgerichte derdelijnszorg in de praktijk betekent – en welke sleutelrol onze gespecialiseerde verpleegkundigen daarin spelen – illustreren we met enkele sprekende voorbeelden, van wondzorg, thuisdialyse en postoperatieve pijnbestrijding tot parenterale voeding, ademhalingsondersteuning en stamceltransplantatie.
3
1. Onze visie op patiëntenzorg
4 PATIëntenzorg
De patiënt de zorg bieden die we ook onszelf en onze familie zouden willen schenken: op dat principe steunt de patiëntgerichte visie van onze verpleegkundige zorg. Om die visie waar te maken, gaan we innovatief met zorg om en zetten we in op samenwerking – niet alleen in het UZA, maar ook met onze externe partners.
auteur Paul Van Aken
De meerwaarde van patiënt‑ gerichte zorg Voordat de verpleegkundigen in het UZA een patiënt te zien krijgen, heeft die vaak al een heel traject doorlopen: verwijzing door de huisarts of specialist, diagnosestelling, planning enz. Dat brengt ons al meteen tot een belangrijk besef: het ziekenhuisverblijf is slechts een schakel in de keten van de gezondheidszorg. De tijd dat het ziekenhuis die keten domineerde, ligt achter ons, ook in onze visie.
Hoogst mogelijke norm Welke meerwaarde voegt de verpleegkundige in het UZA aan die keten toe? Meerwaarde kunnen we alleen maar creëren door een duidelijke visie op zorg voorop te stellen. Artsen en verpleegkundigen handelen vanuit een professioneel zorgmodel. Dat zet hen ertoe aan de hoogst mogelijke norm te hanteren of de beste zorg te willen aanbieden. Onze visie kan dan ook heel kort worden samengevat: ‘Morgen kan ik in het UZA zelf de patiënt zijn.’ Als we dat besef tot ons laten doordringen, ligt het voor de hand dat we voor onszelf alleen maar het beste en veiligste willen. Het is deze patiëntgerichte visie die we dagelijks in het UZA willen realiseren: professionals moeten altijd op zo’n manier handelen dat ze de patiënt de zorg aanbieden die ze ook zichzelf of hun familie zouden willen bieden. Uit die visie blijkt meteen ook dat we de ambitie hebben om te excelleren in zorg: als leidraad voor goed professioneel handelen hanteren we immers de hoogste professionele norm. Om die visie waar te maken, steunen we op drie basispijlers: we willen de processen en de kwaliteit continu verbeteren, we willen evidence-based practices (EBP) toepassen en we willen met onderzoeksprojecten de bestaande kennis lacunes wegwerken. Samenvattend betekent dat: innovatief omgaan met zorg.
5
Kwaliteitsbewaking, EBP, onderzoek Het is van cruciaal belang dat we onze visie met harde gegevens kunnen stofferen en bewaken. Anders gezegd: de verantwoordelijken en medewerkers hebben de opdracht de resultaten continu op te volgen en te evalueren, precies omdat we ze permanent willen verbeteren. Daarom zijn de indicatoren op onze boordtabellen zo belangrijk: niet alleen de echte resultaatsindicatoren – zoals de incidentie van decubitus of van kathetergerelateerde sepsis – maar ook indicatoren die de kwaliteit van het proces opvolgen en onder meer de kosten en doelmatigheid bewaken. Dat is juist de essentie van continue kwaliteitsverbetering. De toepassing van evidence-based practice is een garantie voor de patiënt dat onze probleemoplossende aanpak gestoeld is op een systematische methode. Daarin wordt de individuele vraag van de patiënt behandeld met de best beschikbare wetenschappelijke evidentie en de best beschikbare klinische expertise. De derde pijler is wetenschappelijk onderzoek. In samenwerking met de opleiding master in de verpleeg- en vroedkunde aan de UA hebben we twee onderzoekslijnen opgezet. De eerste is gericht op klinische vraagstellingen, vooral in verband met de patiëntveiligheid. De tweede onderzoekt de invloed van de werkomgeving op de klinische resultaten bij de patiënt – er zijn immers steeds meer aanwijzingen dat die invloed groot is. De resultaten van die onderzoekslijnen passen we toe in de dagelijkse praktijk. Zo hebben we intussen een observatieprotocol ontwikkeld dat ons in staat moet stellen om snel in te grijpen als een patiënt acuut achteruitgaat.
Gekwalificeerde medewerkers Om de drie basispijlers nog te kunnen verstevigen, is permanente aandacht nodig voor de kwalificatiegraad van onze medewerkers en voor de manier waarop ze met elkaar samenwerken. De kwaliteit van die samenwerking zal de toekomst van ons ziekenhuis bepalen. Daarom organiseren we de zorg vanuit een synergiemodel. Dat betekent dat we altijd de best gekwalificeerde medewerker inzetten om een bepaald patiëntenprobleem op te lossen. In die zin bestaat de universeel inzetbare verpleegkundige – ‘one size fits all’ – in onze organisatie niet meer.
6 PATIëntenzorg
Overigens moeten we opmerken dat niet iedereen met een wit uniform een verpleegkundige is. Verantwoord omgaan met middelen betekent ook dat we voor sommige logistieke taken geen medewerkers met een bacheloropleiding hoeven in te zetten. In dit UZA-boekje leest u ook dat we tegelijk een groot aantal verpleegkundigen inzetten met bijzondere specialisaties. Die hebben vaak een hoger opleidingsniveau (master), en bovendien investeert het UZA in hun bijkomende vorming. Meer en meer merken we dat onze eerstelijnspartners die gespecialiseerde verpleegkundigen weten te vinden en dat ze bij hen aankloppen om ook in hun werkomgeving de beste zorg te waarborgen. Een ziekenhuis als het UZA heeft een permanent beschikbare en hoogopgeleide groep medewerkers nodig. We leiden onze medewerkers constant intern op, maar we sturen hen ook naar gespecialiseerde opleidingen.
Samenwerken, intern en extern Sinds enkele jaren stellen we onze kennis ook ter beschikking van onze partners buiten het ziekenhuis. Jaarlijks nodigen we verpleegkundigen uit de thuiszorg en uit woon- en zorgcentra uit om een opleiding te volgen in het UZA. Daar geven we onze opgedane kennis en ervaring door. Want ook buiten het UZA verdient de patiënt de beste zorgen. Veel werk maken we ook van de naadloze overgang tussen de ziekenhuisomgeving en de thuissituatie of een residentiële patiëntenomgeving. Zo hebben we een verpleegkundige vrijgesteld om patiënten en hun omgeving voor te bereiden op soms complexe patiëntenzorg. Daarnaast wordt de patiënt omringd met maatschappelijk werkers. Die ondersteunen niet alleen het administratieve proces, maar vangen ook andere patiëntennoden op. Eén ding staat vast: partnership en samenwerking zijn noodzakelijke voorwaarden om excellente zorg te realiseren. Dat geldt niet alleen voor de UZA-medewerkers zelf: bij de samenwerking betrekken we iedereen die met de zorg voor de patiënt te maken heeft, ongeacht waar die zich bevindt. Het is onze volle overtuiging dat we voor huisartsen, thuisverpleegkundigen en andere partners een meerwaarde kunnen betekenen. We hopen dat dit UZA-boekje daartoe kan bijdragen.
7
Evidence-based practice (EBP): De patiëntenzorg in het UZA stoelt op evidence-based practice: hij is onderbouwd met het best beschikbare bewijsmateriaal. EPB impliceert dat routines en gewoonten kritisch tegen het licht worden gehouden, wat van artsen en verpleegkundigen flexibiliteit en kritische openheid vergt.
auteur Nancy Van Genechten
8 PATIëntenzorg
de best beschikbare kennis en expertise
Evidence-based practice (EBP) houdt in dat artsen en verpleegkundigen hun beslissingen zo veel mogelijk baseren op wetenschappelijk bewezen kennis en ervaringen. Oude gewoonten worden kritisch gescreend, om de patiënt te kunnen behandelen en verzorgen volgens de best beschikbare bewezen inzichten. De basis van het bewijsmateriaal vormt de wetenschappelijke literatuur, aangevuld met praktijkervaringen en de expertise van deskundigen in het domein. Op basis van dat materiaal worden de voor- en nadelen van een interventie tegen elkaar afgewogen en wordt op elke onderzoeksvraag het best beschikbare antwoord geformuleerd.
Op losse schroeven Natuurlijk kunnen artsen en verpleegkundigen het wetenschappelijke onderzoek niet zelf opvolgen en kritisch evalueren. De krachten werden wereldwijd gebundeld om zogenaamde ‘reviews’ te maken van het wetenschappelijke onderzoek over een bepaald onderwerp. Dat gebeurt onder meer in het kader van de Cochrane Collaboration, dat ook een Belgische tak heeft, CEBAM. Op basis van die reviews worden dan over bepaalde onderwerpen richtlijnen geformuleerd die artsen en verpleegkundigen in de dagelijkse praktijk kunnen gebruiken. Evidence-based practice heeft heel wat gewoonten omgegooid. Zo werd voor oppervlakkige wonden zoals schaafwonden standaard eosine gebruikt om de wonde uit te drogen. Onderzoek toonde echter aan dat droge wonden niet noodzakelijk sneller genezen. Dat was een ingrijpende verandering: op basis van wetenschappelijk bewezen kennis wordt een wonde voortaan altijd wat vochtig gehouden. Het kostte heel wat tijd om iedereen daarvan te overtuigen – nog altijd zijn sommige artsen en verpleegkundigen niet helemaal gerust als een wonde niet droog is. Daarnaast heeft EBP onder meer de manier veranderd waarop patiënten worden gewassen, om dat deel van de zorg nog efficiënter af te stemmen.
Bewijsvoering heeft ook de manier van scheren voor een operatie veranderd: dat gebeurt nu elektrisch. De procedure voor katheterzorg wordt continu afgestemd op nieuwe wetenschappelijke inzichten. Het grootste succesverhaal van EBP is ongetwijfeld het toepassen van een correcte handhygiëne. In het UZA zorgen we dat het materiaal daarvoor overal beschikbaar is en dat er steeds aan sensibilisering wordt gedaan. Daarnaast worden er om de vijf jaar nieuwe evidence-based reanimatierichtlijnen bekendgemaakt. Om die reden zijn we recent gestart met ‘basic life support’-trainingen. Dat gebeurt via een e-learningpakket dat permanent wordt geactualiseerd en dat de medewerkers op elk moment kunnen consulteren.
Gebrek aan evidence Evidence-based werken impliceert dus dat een vertrouwde aanpak achterhaald kan blijken te zijn. Dat vraagt van artsen en verpleegkundigen heel wat flexibiliteit. Kritisch blijven en blijven openstaan voor nieuwe inzichten: dat is de grote uitdaging van evidence-based werken. In een universitair ziekenhuis als het UZA – waar artsen en verpleegkundigen intensief bezig zijn met onderwijs en onderzoek – ligt die mentaliteit misschien net iets meer voor de hand dan elders. De grootste hinderpaal voor evidence-based werken is meestal het gebrek aan bewezen kennis. Enerzijds wordt er op heel wat gebieden weinig onderzoek gedaan. Anderzijds is het vaak erg moeilijk om een sluitende wetenschappelijke studie op te zetten. Zo is sluitend wetenschappelijk onderzoek in de wondzorg erg moeilijk, aangezien geen twee wonden identiek zijn. Voor de meerderheid van de vragen waar artsen mee worden geconfronteerd, bestaat er momenteel geen evidence. Geneeskunde en verpleegkunde blijven dus in grote mate een kunst – een kwestie van ervaring, klinisch inzicht en gezond verstand, en een kwestie van samenwerking in multidisciplinaire teams.
9
Praktijkgericht onderzoek:
Het departement patiëntenzorg van het UZA zet in op praktijkgericht onderzoek over patiëntveiligheid en over de verpleegkundige werkomgeving. De interdisciplinaire onderzoeksprojecten moeten de verpleegkundige zorg inspireren en optimaliseren.
patiëntveiligheid en verpleegkundige werkomgeving
Universitaire ziekenhuizen dragen de maatschappelijke verantwoordelijkheid om te voorzien in opleiding en onderzoek. Het UZA vertaalt die opdracht in kennis, ervaring en zorg. Kennis staat voor het genereren, evalueren en implementeren van nieuwe kennis om innovatieve en kwaliteitsvolle zorg te ondersteunen.
Twee speerpunten Het departement patiëntenzorg UZA kiest resoluut voor praktijkgericht onderzoek over twee hoofdthema’s: de verpleegkundige werkomgeving en patiëntveiligheid. De onderzoeksprojecten worden opgezet in nauwe samenwerking met onze partners: de master verpleegkunde en vroedkunde van de faculteit geneeskunde en gezondheidswetenschappen aan de Universiteit Antwerpen en de bacheloropleidingen verpleegkunde en vroedkunde van de Artesis hogeschool Antwerpen, de Karel De Grote-Hogeschool Antwerpen en de hogeschool HZ University of Applied Sciences in Vlissingen. De onderzoeksprojecten moeten de verpleegkundige zorg helpen optimaliseren. Ze zijn ingebed in een interdisciplinaire context en worden zowel gestuurd door concrete problemen uit de dagelijkse praktijk als door theore tische conceptuele modellen.
Werkomgeving en preventie Naast de vele onderzoeksinitiatieven via bachelor- en masterproeven werden twee doctoraatsprojecten opgestart. Sinds 2006 wordt – naar aanleiding van een intussen voltooid doctoraatsonderzoek (2009) – de werkomgeving van de verpleegkundige in kaart gebracht om verbeter initiatieven te begeleiden en te ondersteunen. Een goed uitgebalanceerde
10 PATIëntenzorg
en gezonde werkomgeving staat toe kwalitatieve en veilige zorg te verlenen, in samenwerking met andere zorgverlenende partners, patiënten en familie. Bovendien is zo’n werkomgeving ook aantrekkelijk voor (nieuwe) verpleegkundigen. Concreet heeft het onderzoek een beleidsoptie ondersteund om verpleegkundigen aan te trekken en in dienst te houden. Dat heeft er onder meer toe geleid dat het UZA sinds twee jaar geen interimverpleegkundigen meer hoeft in te zetten. In een tweede doctoraatsproject – opgestart in 2010 in het speerpunt patiëntveiligheid – wordt een verbetertraject rond verpleegkundige observatie en rapportage opgezet. Het doel: vermijdbare schade bij patiënten helpen voorkomen. Een standaard observatieprotocol met een observatiescore (Modified Early Warning Score, MEWS) en een communicatiemethodiek werden procesmatig geïmplementeerd op alle verpleegafdelingen. Daarnaast loopt het opleidingstraject ‘vroegtijdig detecteren, communiceren en behandelen van kritisch zieke patiënten’. Dat toonde onder meer het belang aan van accurate observatie met een positieve impact op het tijdig detecteren van potentieel klinisch kritische patiënten op verpleegafdelingen. De resultaten van deze en andere onderzoeksinitiatieven worden gepubliceerd in nationale en internationale peer-reviewed tijdschriften. Die publicaties ondersteunen de kwaliteit en de relevantie van ons onderzoek en bevorderen de uitwisseling van kennis en ideeën met andere onderzoekers, zowel in binnen- als in buitenland. Wetenschappelijk onderzoek ondersteunt de ambitie van het UZA om – met de beste krachten en in de beste omstandigheden – patiënten en hun families de best mogelijke zorg te verlenen. Verschillende onderzoeksinitiatieven zijn in voorbereiding die de kwaliteit en de veiligheid van patiëntenzorg concreet positief beïnvloeden. Thema’s zijn onder meer preventie en behandeling van doorligwonden, valincidenten, ondervoeding, nosocomiale infecties en de evaluatie van het acute pijnbeleid.
AUTEURS Peter Van Bogaert
Koen De Meester
11
Meld- en leersysteem ondersteunt patiëntveiligheid Het departement patiëntenzorg van het UZA stapt over op een elektronisch meld- en leersysteem. Het doel: de cultuur van patiëntveiligheid versterken door leerprocessen te voeden met gemelde (bijna-)fouten en (bijna-)incidenten.
auteur Danny Van heusden
12 PATIëntenzorg
In het departement patiëntenzorg bestaat al een lange traditie om incidenten te melden via een schriftelijk formulier. Dat meldsysteem werd in 2004 procesmatig bijgestuurd: voortaan lag de klemtoon niet meer alleen op het melden van incidenten, maar ook van potentiële en bijna-incidenten onder de naam ‘veiligheidsrapportering in de zorg’. Op basis van die gegevens werden diverse interdisciplinaire verbeteracties opgezet.
Expertteam In 2011 werd beslist om over te stappen op een elektronisch meld- en leersysteem. Dat is toegankelijk voor elke zorgverstrekker. Het nieuwe meldsysteem kwam tot stand op basis van de ervaringen uit de veiligheidsrapportering in de zorg en door overleg met vertegenwoordigers van het artsenkorps en andere zorgverstrekkers (kinesitherapeuten, apothekers enz.). Een nieuwe structuur moet het proces van melden en leren ondersteunen. De incidentafhandeling wordt op het afdelingsniveau gebracht, bij de hoofdverpleegkundige en de referentieverpleegkundige patiëntveiligheid, in samenspraak met artsen en andere zorgverleners. Dat versterkt de betrokkenheid van de afdeling. Bovendien kan zo specifieke kennis worden gegenereerd, zodat de afdeling uit de meldingen kan leren. Daarnaast zal een multidisciplinair expertteam doorgedreven analyses uitvoeren. Dat zal gebeuren op vraag van de betrokken zorgverleners en bij ernstige of complexe incidenten, waarbij bijvoorbeeld diverse zorgverleners en afdelingen betrokken zijn. Het expertteam zal ook regelmatig de algemene rapportering van incidenten op ziekenhuisniveau bespreken. Momenteel wordt het nieuwe meld- en leersysteem getest op vier pilootafdelingen. Dat gebeurt in nauwe samenwerking met de artsen en andere zorgverleners. Na een positieve evaluatie wordt het systeem begin 2013 over alle verpleeg- en medische afdelingen uitgerold.
In het meld- en leersysteem kan elke zorgverstrekker en elke andere medewerker van het ziekenhuis een fout melden, ongeacht de hiërarchische of functionele positie en vrij van blaam. Het is de bedoeling dat ook bijna-fouten en bijna-incidenten worden gemeld – elke situatie die een kwalitatieve en veilige patiëntenzorg potentieel of effectief kan bedreigen of heeft bedreigd. Het systeem maakt een gedegen analyse mogelijk, uitgevoerd door een multidisciplinair expertteam. Het leerproces wordt gevoed door weldoordachte verbeteracties en moet een doelmatige impact hebben op de structuren en processen van de zorg.
Benchmarking Accuraat melden en efficiënt leren ondersteunt de cultuur van patiëntveiligheid. Uit onderzoek blijkt dat ziekenhuizen met een sterke proactieve patiëntveiligheidscultuur enkele gemeenschappelijke kenmerken hebben: ze geven feedback nadat fouten zijn gemeld, ze zorgen voor een niet-straffende respons op fouten en het streven naar patiëntveiligheid wordt gesteund door de leiding of het management. Bij alle zorgverleners wordt de patiëntveiligheidscultuur om de drie jaar gemeten met de Hospital Survey on Patient Safety Culture, een analyse-instrument dat werd ontwikkeld door het Amerikaanse Agency for Healthcare Research and Quality. De resultaten werden door de Universiteit Hasselt gebenchmarked met 83 Belgische acute ziekenhuizen. Het UZA scoorde in deze analyse op verschillende aspecten gunstig tot zeer gunstig en identificeerde een aantal leerpunten. In vergelijking met de eerste meetperiode in 2007 werd een gunstige evolutie gemeten. De benchmarking stimuleert het UZA en het departement patiëntenzorg om nog sterker in te zetten op initiatieven die de patiëntveiligheidscultuur rechtstreeks en onrechtstreeks kunnen bevorderen.
13
2. Derdelijnszorg, dankzij gespecialiseerde verpleegkundigen Het UZA verstrekt topklinische en topreferente derdelijnszorg: medische problemen waarvoor geen verdere verwijzing mogelijk is, worden met de meest geavanceerde methoden en technieken behandeld. Dat doen we patiëntgericht, dankzij de inzet van gekwalificeerde en gespecialiseerde verpleegkundigen, die nauw samenwerken met inter disciplinaire teams. We zetten enkele verpleegkundige specialisaties in de kijker.
14 PATIëntenzorg
Wondzorg, met de nieuwste technieken AUTEUR Sonja Vlayen
Wondzorg vergt altijd een multidisciplinaire aanpak. Afhankelijk van de oorzaak van de wonde verloopt de verzorging in overleg met de juiste discipline – meestal plastische en reconstructieve heelkunde, vaatheelkunde, abdominale heelkunde, dermatologie, orthopedie of de pijnkliniek. Gespecialiseerde wondzorg is vooral belangrijk om chronische of moeilijke en traag helende wonden om te buigen naar helende wonden. In principe moet een wonde binnen zes weken geheeld zijn. Is dat niet het geval, dan moet zeker advies worden ingewonnen om te vermijden dat de patiënt nog maanden of jaren zorg nodig heeft. Wondadvies De verpleegkundig specialist wondzorg past hooggekwalificeerde wondzorg toe en combineert de adviezen van de artsen met verpleegkundige kennis. Ze volgt regelmatig bijscholingen en congressen en geeft ook zelf les. Dat stelt haar in staat om een evidence-based wondzorgbeleid toe te passen. Daarvoor is een derdelijnsziekenhuis zoals het UZA natuurlijk uitstekend geplaatst: verpleegkundigen kunnen er werken met de allernieuwste soorten verband en de verworven kennis verder verspreiden. De gespecialiseerd verpleegkundige wondzorg geeft wondadvies en schrijft dat uit in een stappenplan. Bij opgenomen patiënten voert ze ingewikkelde vormen van wondverzorging zelf uit. Daarnaast is ze ook beschikbaar voor ambulante wondconsultatie.
Wondzorgverpleegkundige
Sonja Vlayen
[email protected] T 03 821 53 99 (niet op maandag en woensdag) · T 03 821 37 85 (consultatie vaatpatiënten, dinsdag 13.30 tot 17 uur) · T 03 821 33 30 (consultatie alle soorten wonden, donderdag 8.30 tot 12 uur)
Nieuwste technieken De meest voorkomende wonden zijn veneuze ulcera. Daarvoor worden verschillende zwachteltechnieken toegepast. Een ervan is de nieuwe tweelaagse compressietherapie: die houdt het verband de hele week ter plaatse, wat de compliance van de patiënt enorm verhoogt. Het doel van de behandeling is om een ulcus binnen zes weken te sluiten. Veel aandacht gaat naar patiënteneducatie: patiënten worden grondig geïnformeerd over wat ze wel en niet mogen doen. Als de klassieke wondbehandeling faalt, worden ook voor andere wonden nieuwe technieken ingezet. Dat geldt bijvoorbeeld voor drukletsels, moeilijk helende wonden, arteriële wonden, traag helende postoperatieve wonden, skin tears (lapwonden of huidscheurtjes) of radiodermitis. Innoverende technieken zijn onder meer larventherapie, vacuümverbanden, gepolariseerd licht, anti bacteriële verbanden en siliconenverbanden.
15
‘Aan een ongeval van meer dan 50 jaar geleden hield ik onderbeenwonden over die maar niet wilden genezen. Tot ik twee jaar geleden voor een longaandoening werd opgenomen in het UZA. De verpleging riep er gespecialiseerd wondzorgverpleegkundige Sonja Vlayen bij. Elke week verzorgde ze me met speciale compressiezwachtels.
Ik zag resultaat, geloofde in haar kennis en zette door. Nu zijn alle wonden dicht. Ik kan weer wandelen en voor mijn vrouw zorgen, die reuma heeft.’ Frans’ (75) wonden zijn na 50 jaar eindelijk genezen.
16 PATIëntenzorg
Hartfalen: educatie en opvolging AUTEUR Lieve Scheurweghs
Bij hartfalen is het hart niet in staat om genoeg bloed rond te pompen om alle doelorganen – nieren, hersenen, longen enz. – normaal te doen functioneren. De chronische aandoening gaat gepaard met opstoten van decompensatie. Als die opstoten niet tijdig worden herkend, kunnen ze leiden tot multipele ziekenhuisopnames. De partners: patiënt ... Op de hartfalenpolikliniek werken een cardioloog, een verpleegkundige, een diëtist, een kinesist, een sociaal verpleegkundige en een psycholoog samen. Om de behandeling te doen slagen, is uiteraard ook nauwe samenwerking met de huisarts essentieel. De patiënt is een belangrijke partner in het behandelingsproces. Zonder zijn medewerking kan vochtretentie niet tijdig opgemerkt en behandeld worden. De verpleegkundige probeert daarom de patiënt optimaal te ondersteunen. Het is van cruciaal belang dat patiënten en hun omgeving over de nodige vaardigheden beschikken om vochtretentie te voorkomen of tijdig te detecteren. Daarom zijn educatie en opvolging belangrijke taken van de hartfalenverpleegkundige. Bij symptomen van decompensatie moet de patiënt snel handelen. Dat kan door gedragsaanpassingen – dieet, betere therapietrouw, gestuurde diuretica-aanpassingen enz. – door te voeren of door meteen contact op te nemen met de huisarts of de hartfalenverpleegkundige. ... en huisarts De hartfalenconsultatie vervangt de huisarts niet. De cardioloog en de hartfalenverpleegkundige begeleiden de patiënt mee bij de aanpak van zijn hartfalen. Ze vullen de huisarts aan en houden hem of haar continu op de hoogte. Via de hartfalenverpleegkundige kunnen huisartsen op korte termijn een afspraak voor hun patiënt vastleggen. Om ziekenhuisopnames zo veel mogelijk te vermijden, staan een snelle diagnose en behandeling immers voorop.
Verpleegkundigen hartfalen
· Lieve Scheurweghs
[email protected] T 03 821 45 77 · Els Van Hertbruggen
[email protected] · Mira Goris
[email protected]
17
Kindernefrologie: teaching en ondersteuning auteur Sofie Eerens
In het multidisciplinaire team kindernefrologie zorgt de verpleegkundig specialist voor diverse groepen patiënten: kinderen in peritoneaaldialyse, kinderen met een transplantnier, kinderen met spina bifida, kinderen met chronische nierinsufficiëntie (CKD) in stadium 3 tot 5 en kinderen met een neurogene blaas. Een groot deel van de patiënten zijn geïncludeerd in de revalidatie overeenkomst kindernefrologie. In het UZA worden ze gevolgd door een team van kindernefrologen, gespecialiseerde diëtisten, psychologen, een sociaal assistente en een verpleegkundige. Voor kinderen met spina bifida zorgt een spinateam voor de opvolging. Teaching De verpleegkundig specialist kindernefrologie staat onder meer in voor het aanleren van peritoneaaldialyse, blaaskatheterisatie, darmspoeling en het subcutaan toedienen van groeihormoon en erytropoïetine aan ouders en kinderen. De kinderen met CKD 3-5 komen halfjaarlijks tot jaarlijks langs voor een nierfunctietest. Om kinderen op de peritoneaaldialyse voor te bereiden, heeft de dienst kindernefrologie het boekje Bert de Beer heeft een zieke nier ontwikkeld. Voor kinderen die wachten op een transplantnier is er Bert de Beer krijgt een nieuwe nier. De verpleegkundige leert kinderen ook hoe ze een blaaskatheterisatie moeten uitvoeren. Onder de 5 jaar sonderen de ouders, maar zodra kinderen 5 jaar zijn, leren ze hoe ze dat zelf kunnen doen. Het motto om kinderen te leren sonderen is: sonderen is even gemakkelijk als tanden poetsen. Ook huis- en schoolbezoeken staan op het programma. Bij de opstart van peritoneaaldialyse is zo’n bezoek standaard. Als kinderen op school een blaaskatheterisatie moeten uitvoeren, gaat de verpleegkundige langs om de school of de crèche voor te bereiden of om leerkrachten of verzorgers de katheterisatie aan te leren. Om de zorgkwaliteit hoog te houden, gaat de verpleegkundige bij de opstart van een nieuwe peritoneaaldialyse mee naar de operatiezaal. Samen met de chirurg kiest ze de optimale dialysekatheter en doet ze een proefspoeling.
18 PATIëntenzorg
De verpleegkundige zorgt daarna voor het dialyseverband. Aansluitend start de teaching van de peritoneaaldialyse aan de ouders en eventueel het kind. De teaching gebeurt door de verpleegkundig specialist op de afdeling en duurt ongeveer zeven dagen. Zodra de teaching rond is, mag het kind met de peritoneaaldialyse naar huis. Permanente ondersteuning Voor de kinderen en hun ouders is voldoende ondersteuning vanuit het ziekenhuis van cruciaal belang. Daarom zijn zowel de kindernefrologen als de verpleegkundigen de klok rond bereikbaar. Ook motivatie is een cruciale succesfactor. Een chronisch ziek kind met peritoneaaldialyse thuis, een kind met een transplantnier dat dagelijks medicatie moet nemen en twee tot drie liter moet drinken, een kind dat vijf tot zes keer per dag moet sonderen: al die situaties vergen heel wat moed en doorzettingsvermogen, zowel van het kind als van zijn omgeving. In samenwerking met het UZ Gent en het UZ Leuven gaat de verpleegkundig specialist één keer per jaar op kamp met alle kinderen in dialyse en met de getransplanteerde kinderen. De kinderen leren zo lotgenoten kennen, wat hen enorm veel steun geeft. De verpleegkundig specialist zorgt op kamp voor de medicatietoediening, de diëten en de dialyses. Wetenschappelijk onderzoek Omdat kwaliteit van zorg heel belangrijk is, is sinds 2011 een doctoraatsproject opgestart in verband met de kwantificatie en kwalificatie van nierfunctievervangende therapie bij kinderen. Aan dit onderzoek werken alle universitaire ziekenhuizen van België en Nederland en één Duits centrum mee.
Verpleegkundige kindernefrologie
Sofie Eerens
[email protected] T 03 821 58 54 Secretariaat
T 03 821 34 81
[email protected]
19
20 PATIëntenzorg
‘Jarre kreeg al zijn hele leven sondevoeding, tot een infectie een niercrisis veroorzaakte. Na enkele maanden peritoneaaldialyse kreeg hij een nieuwe nier. De dialysetechnieken leerden we van verpleegkundige Sofie.
Ze blinkt uit in haar job en is een echte vertrouwens persoon: we hebben een heel goede band en kunnen altijd bij haar terecht. Ook Jarre is heel erg op haar gesteld. Thuis doet hij de spelletjes die ze in het ziekenhuis speelden.’ Johan, papa van Jarre (7) die van bij de geboorte aan nierfalen lijdt
21
‘Gespecialiseerde verpleegkundige zorg is een grote meerwaarde. Bij de behandeling van kinderuronefrologie doen we daarom een beroep op Sofie Eerens van het UZA. Patiënten leert ze onder meer sondage van het urostoma aan.
Zij benadert elk kind persoonlijk, is erg patiëntgericht en beschikt over heel wat expertise. De samenwerking met het UZA past in een geïntegreerd zorgtraject. Dat helpt ons om superspecialistische therapieën met de correcte knowhow op te vangen. In de samenwerking gaat ook veel aandacht naar goede communicatie en patiëntgerichte opvang, met respect voor de verwijzer.’ Dr. Joost Baert, kinderuroloog AZ Klina
22 PATIëntenzorg
Thuis dialyseren: een bewuste keuze auteur Vera Kovacic
Bij sommige patiënten gaat de nierwerking zo sterk achteruit dat nierdialyse nodig is, al dan niet in afwachting van een niertransplantatie. De meest gebruikte techniek in België is hemodialyse, waarbij het bloed via een pompsysteem over een kunstnier wordt geleid. Bij de ‘klassieke’ hemodialyse komt de patiënt drie keer per week naar het ziekenhuis of een low-care dialysecentrum, voor een behandeling van telkens vier uur. Een tijdrovende aangelegenheid die moeilijk te combineren is met een job. Daar staat tegenover dat veel patiënten zich veilig voelen in het ziekenhuis en het contact met medepatiënten belangrijk vinden. Een alternatief is thuisdialyse. Peritoneale dialyse (PD) en thuishemodialyse (THD) zijn twee nierfunctievervangende therapieën waarbij de patiënten hun behandeling zelf kunnen uitvoeren. Dat biedt vele voordelen. Thuis is het altijd rustiger en comfortabeler en de patiënt hoeft minder vaak naar het ziekenhuis te reizen. Daardoor kan de patiënt beter functioneren, zowel privé als maatschappelijk. Mogelijk kan hij of zij blijven werken. Ook de lagere zorgkosten zijn een voordeel. Patiënten hebben meer vrijheid om een vakantiebestemming te kiezen. Ook het tijdstip om de behandeling uit te voeren kunnen ze zelf bepalen. Er zijn ook minder dieetbeperkingen. Inpassen in leefpatroon PD gebeurt thuis – manueel of met een toestel (automatisch). Bij manuele PD hangt de patiënt de zak met vloeistof aan een statief. Het dialysaat loopt via een katheter in de buikholte, waar het vier tot zes uur blijft. De behandeling duurt 20 minuten en moet drie tot vier keer per dag worden herhaald. Bij automatische PD gebeurt de behandeling ‘s nachts. ‘s Avonds sluit de patiënt zich aan een klein toestel aan, en ’s ochtends koppelt hij zich weer af. De behandeling duurt ongeveer acht uur. Naargelang de dialysebehoefte en de levensstijl van de patiënt wordt een therapie voorgesteld waarbij één van deze technieken gebruikt wordt of een combinatie van de beide. Na een ambulante opleiding van vier dagen kan de patiënt zijn behandeling
23
zelfstandig thuis uitvoeren. De eerste keer gaat de verpleegkundige mee naar huis. Peritoneale Dialyse (PD) is een vrij eenvoudige behandeling die door alle leeftijden kan worden uitgevoerd. De gebruikte technieken en materialen zijn veilig en makkelijk door de patiënt te hanteren. Bij thuishemodialyse wordt het bloed buiten het lichaam gezuiverd. Dat gebeurt drie keer per week, door middel van een machine en een kunstnier: na het ‘prikken’ sluit de patiënt zich aan het toestel aan. De behandeling duurt vier uur. Technisch gezien verloopt de hemodialyse thuis op dezelfde manier als in een dialysecentrum. De dialysemomenten kunnen aan het leefpatroon worden aangepast en kunnen zowel overdag als ’s nachts worden ingepland. Bij thuishemodialyse duurt de opleiding van de patiënten langer: vier tot zes weken. De patiënten of hun partners leren zichzelf aan te prikken en het toestel zelf op te bouwen. Daardoor ervaren patiënten een groter gevoel van zelfstandigheid: ze hebben hun behandeling zelf onder controle. De dialyseverpleegkundige ondersteunt de patiënt tijdens zijn opleiding, maar is ook 24 uur per dag telefonisch bereikbaar voor verpleegtechnische vragen. Verpleegkundigen peritoneale en thuisdialyse
· Vera Kovacic
[email protected] T 03 821 47 92 Gsm 0473 89 89 64 · Carina Simons
[email protected] T 03 821 48 43 · Anita Bernaerts
[email protected] T 03 821 48 43
24 PATIëntenzorg
Helpen kiezen Bij thuisdialyse dragen patiënten meer verantwoordelijkheid voor hun behandeling, maar genieten ze ook meer vrijheid. Ze hoeven slechts één keer om de zes weken naar het centrum te komen en kunnen hun behandeling inpassen in hun leefpatroon, zodat werk, school en gezin beter te combineren zijn. Doordat ze zelf verantwoordelijk zijn voor de dialyse, krijgen ze snel inzicht in hun eigen dialysebehandeling. Iedereen kan thuis dialyseren, tenzij dat om medische, sociale of psychisch-sociale redenen niet verantwoord is. De behandelende nefroloog informeert de patiënt over de beschikbare opties. De keuze van de behandeling is heel persoonlijk. Meestal heeft de patiënt al in de predialysefase uitgebreid de kans gekregen om een weloverwogen therapiekeuze te maken.
‘De dialyse begon meteen bij mijn opname op intensieve zorg, toen mijn nieren nog maar voor 7% werkten. Nadien volgde ik 3 dagen training peritoneaaldialyse bij Vera Kovacic. Om de 6 weken kom ik op controle, maar
ik kan de PDverpleegkundige dag en nacht bereiken met vragen en problemen. Het dieet en de dialyse zijn natuurlijk een hele aanpassing, maar ik probeer zo actief mogelijk te blijven.’ Tom (29) ontwikkelde in een laat stadium symptomen van chronisch nierfalen en wacht op een niertransplantatie
25
Kinderen en adolescenten met diabetes opvolgen auteurs Hilleke Haagdorens, Sandra Van Riet, anne gotemans
Het Diabetescentrum voor Kinderen en Adolescenten staat in voor de zorg van kinderen en jongeren met diabetes. Het multidisciplinair team bestaat uit pediaters-endocrinologen, diabeteseducatoren, diëtisten, psychologen en een sociaal verpleegkundige. Zij werken nauw samen en kunnen zo de patiënten optimaal begeleiden op zowel medisch als psychosociaal vlak. Het team wil therapietrouw stimuleren en een zo goed mogelijke levenskwaliteit voor de patiënt nastreven. Educatie en begeleiding Zodra een nieuwe patiënt met een diagnose van diabetes wordt aangemeld, staan we als kinderdiabetesteam paraat. Na de telefonische aanmelding maken de diabetesverpleegkundigen onmiddellijk tijd vrij om het kind en zijn ouders op te vangen. Ze stellen hen gerust en maken afspraken over de opname en het verloop van de educatie. Tijdens de opname leren de diabetesverpleegkundigen de patiënten om hun bloedglucose te meten, insuline in te spuiten of de insulinepomp te bedienen, hypo’s op te vangen en te hoge bloedglucosewaarden te corrigeren volgens plan. Kortom: ze nemen de volledige opstart en begeleiding onder hun hoede. Ze bouwen een vertrouwensrelatie op met de jongere en zijn ouders, gaan op huis- en schoolbezoek, informeren de jeugdbeweging, leren aanpassingen aanbij sport en zijn voor het gezin permanent bereikbaar, zowel telefonisch als per mail. Ze lezen meters en pompen uit, passen insulinedosissen aan en geven praktische adviezen. Ze proberen de patiënten een zo normaal mogelijk leven te laten leiden en hun diabetes in te plannen in hun leven. Om de drie maanden begeleiden ze hen verder op de diabetesraadpleging. Ze evalueren het beleid en helpen intensief mee met de voorbereiding van hun plannen: vakanties, bos -en zeeklassen, trainingen, enzovoort. Behandelingen: insulinepen of insulinepomp We behandelen kinderen en jongeren met diabetes met insulinepentherapie, volgens basaal-bolusschema, of met insulinepomptherapie (CSII). Ook orale antidiabetica maken soms deel uit van de behandeling. Bij de keuze van de behandeling wordt bekeken welke therapie het best aansluit bij
26 PATIëntenzorg
de levensgewoonten van de patiënt en zijn omgeving. Een insulinepomp biedt het voordeel dat men deze heel nauwkeurig kan instellen volgens de individuele noden. Bovendien zijn hele lage doseringen mogelijk en kan er met verschillende tijdsintervallen gewerkt worden. Er wordt rekening gehouden met de glycemische index om de toediening van de maaltijdinsuline te spreiden. Terwijl bij pentherapie minstens 4 injecties per dag vereist zijn, hoeft men de infusieset van een pomp slechts om de 3 dagen te vervangen. Insulinepomtherapie laat meer flexibiliteit toe in het dagelijks eten en leven. Daarom wordt voor kinderen onder de leeftijd van 6 jaar altijd voor de pomp gekozen. In combinatie met een insulinepomp, kan continue glucose monitoring (CGM) gebruikt worden. Dat is een onderhuids ingebrachte sensor die voortdurend de glucose in het interstitieel vocht meet. CGM wordt ook gebruikt voor diagnostische doeleinden, bijvoorbeeld om zicht te krijgen op de postprandiale glycemie en de nachtelijke schommelingen in de bloedsuikers. Dit wordt echter nog niet terugbetaald door het RIZIV.
Diabeteseducatoren-verpleegkundigen
(24u permanentie, ook in weekeinde) · Anne Gotemans
[email protected] T 03 821 58 60 Gsm 0497 60 06 88 · Hilde Van Huffelen
[email protected] T 03 821 58 40 Gsm 0479 56 09 29
Geen beperkend dieet, wel correct inschatten van koolhydraten De patiënten worden niet tot een dieet of vast voedingsschema beperkt, maar leren wel wat gezond eten is en hoe ze de hoeveelheid koolhydraten in hun voeding correct kunnen inschatten. Zowel bij insulinepomp- als insulinepentherapie kan gebruik gemaakt worden van een boluscalculator. Dat rekenprogramma bepaalt de vereiste insulinedosering op basis van de gemeten glycemie, genuttigde koolhydraten en actieve insuline.
· Hilleke Haagdorens
[email protected] T 03 821 58 37 Gsm 0474 49 07 10 Diabeteseducator-ervaringSdeskundige
· Sandra Van Riet
[email protected]
Telemonitoring Het team werkt intensief met telemonitoring om patiënten op te volgen. Zij kunnen hun glycemiemeter of insulinepomp thuis uitlezen op de pc of via een gateway. De arts of diabeteseducator bekijkt de resultaten in het ziekenhuis, geeft feedback aan de patiënt en past indien nodig het insulineschema aan. Alle informatie wordt op een overzichtelijke manier samengebracht en is beschikbaar voor alle betrokken (para)medici.
T 03 821 58 41 Gsm 0474 47 09 52 Secretariaat
· Kim Heps
[email protected] T 03 821 56 66
27
Postoperatieve pijn helpen bestrijden auteur Hilde De Belder
Postoperatieve pijn is meestal goed te behandelen. Een goede communicatie tussen patiënt en zorgverleners is hiervoor echter essentieel, evenals een efficiënte organisatie van de zorg. Een goede pijnbestrijding vermindert het risico op complicaties. Acute Pijn Dienst (APD) In de Acute Pijn Dienst (APD) van het UZA werken anesthesisten, algologen en pijnverpleegkundigen samen om het postoperatieve pijnbeleid te organiseren en op te volgen. Eventueel worden ook een kinesist, een psycholoog en en mensen van andere disciplines bij de pijnbestrijding betrokken. In het UZA schrijven artsen orders uit voor de verpleegkundigen en worden er protocollen gebruikt, zodat de verpleegkundigen in welomschreven omstandigheden autonoom analgetica kunnen toedienen. Als die niet blijken te volstaan, spreken ze een arts aan. Bij zwaardere en pijnlijkere operaties wordt peroperatief of postoperatief een PCA-pijnpomp gestart – PCA staat voor patient controlled analgesia. Dat kan langs epidurale of intraveneuze weg of via een perifere zenuwblokkade. De patiënt krijgt continu analgetica toegediend en kan zich – binnen de ingestelde grenzen – via een bolusknop een extra dosis toedienen. De acute pijnverpleegkundige Het zijn uiteraard vooral de artsen en verpleegkundigen die aan het bed van de patiënt komen, die de pijn zo goed mogelijk moeten beoordelen en behandelen. Regelmatig wordt de patiënt gevraagd de intensiteit van de pijn te scoren op een schaal van 10 (Visual Analogue Score, VAS). Op basis daarvan worden analgetica toegediend. Toch zijn er gegronde redenen om een specifieke pijnverpleegkundige in te zetten. Zij gaat immers dagelijks langs op alle chirurgische afdelingen en fungeert als aanspreekpunt voor artsen en verpleegkundigen die de pijn bij
28 PATIëntenzorg
een patiënt niet onder controle krijgen. Bij patiënten met een pijnpomp gaat ze na of de pijnbehandeling goed verloopt, of het analgetische effect afdoende is, of er nevenwerkingen zijn, wanneer de pomp kan afgebouwd of gestopt worden, of er bijkomende medicatie nodig is, enzovoort. Bovendien informeert ze de patiënt over pijnbestrijding en neemt eventueel de angst voor morfine weg. Bij complexere pijnproblemen overlegt ze met een algoloog van het pijncentrum of een anesthesist. Ze organiseert zo nodig ook bijscholingen voor de afdelingsverpleegkundigen. En de huisarts? Huisartsen kunnen er bij hun patiënten op aandringen dat ze hun pijn – voor hij helemaal kan doorbreken – melden aan de arts en de verpleegkundige. Ook kunnen ze hen informeren over de mogelijkheid van een PCA-pomp of epidurale verdoving. Mochten huisartsen na de operatie problemen vaststellen die kunnen samenhangen met de epidurale verdoving of de verdoving via een perifere zenuwblokkade, kunnen ze contact opnemen met de dienst anesthesie of het pijncentrum.
Pijncentrum
T 03 821 35 86 ANesthesie
T 03 821 40 55
29
De vele rollen van de diabetesverpleegkundige auteur Nancy Bolsens
Patiënten helpen om zo goed mogelijk met hun diabetes te leren leven: dat is het doel van het multidisciplinair diabetesteam. In dat team hebben de diabetesverpleegkundigen een centrale plaats. Eigenlijk spelen ze diverse rollen tegelijkertijd. Diagnoses stellen en overdragen van kennis De diabetesverpleegkundige diagnosticeert in samenwerking met de behandelende diabetoloog stoornissen en beperkingen en toetst of de beoogde resultaten wel worden gehaald. Om acute en chronische complicaties te helpen voorkomen, heeft ze inzicht in de effecten van langdurige zorgverlening. Ze verleent belevingsgerichte zorg aan de diabetespatiënt en bevordert het zelfmanagement. Ze is dan ook vertrouwd met nieuwe behandelmethoden en -technieken en weet hoe materialen en hulpmiddelen moeten worden verstrekt en gebruikt. Daarvoor is permanente bijscholing noodzakelijk. Daarnaast draagt ze kennis en vaardigheden over aan de patiënt en de omgeving, zodat de diabetespatiënt een zo normaal mogelijk leven kan leiden, ondanks zijn beperkingen, onzekerheden en angsten. Zelfzorg staat daarin voorop. Unit verantwoordelijke Verpleging consultatie Endocrinologie, diabetologie, metabole ziekten en nutritiepathologie
Nancy Bolsens
[email protected] T 03 821 35 97 Diabetesverpleegkundigen
[email protected] T 03 821 50 06 Diabetische voetkliniek
[email protected] T 03 821 44 43
30 PATIëntenzorg
Voorlichten, bijsturen en innoveren De diabetesverpleegkundige probeert vragen van patiënten en hun omgeving op zo’n manier te beantwoorden dat ze gedragsverandering helpen stimuleren. Ze geeft ook klinische lessen en bijscholingen aan verpleegkundigen en andere professionele hulpverleners, praktijkondersteuners en artsen. Zij helpt ook mee aan presentaties van voorlichtingsprogramma’s. Verder helpt de diabetesverpleegkundige mee aan de ontwikkeling van protocollen en richtlijnen volgens het principe van evidence-based practice. Ze helpt ze vervolgens ook te implementeren. Ze past nieuwe ontwikkelingen toe in de beroepssituatie: insulinepompen, continue glucose monitoring enz. Ten slotte heeft ze haar eigen verpleegkundige praktijk en levert een proactieve bijdrage aan het multidisciplinaire team. Ze verwijst de patiënt door naar relevante zorgverleners, evalueert en doet voorstellen om behandelingsschema’s – bijvoorbeeld wondzorg bij diabetesvoetwonden – bij te sturen.
Verpleegkundige opvolging van artritispatiënten auteur Ellen De Cuyper
Op de dienst reumatologie van het UZA worden artritispatiënten behandeld, meer bepaald patiënten die lijden aan reumatoïde artritis, spondylitis ankylosans en psoriasis artritis. Die inflammatoire reumatische aandoeningen zijn chronisch en brengen langdurige klachten – pijn, stijfheid, vermoeidheid – en onvoorspelbare lichamelijke beperkingen met zich mee. Dat heeft gevolgen voor alle facetten van het leven en maakt een specifieke verpleegkundige aanpak noodzakelijk. ‘Biologicals’ Momenteel gaat extra aandacht naar patiënten die starten met recent ontwikkelde en complexe therapieën: de zogenoemde ‘biologicals’ (anti-TNF, anti-IL6 en andere). De reumaverpleegkundige informeert de patiënten over de werking van de medicatie en over aandachtspunten zoals infecties, vaccinatie, geplande chirurgische ingreep, kinderwens. Ze onderstreept het belang van therapietrouw en van de strikte opvolging door de reumatoloog, in nauwe samenwerking met de huisarts. Ze handelt ook de relatief zware administratieve aspecten van de behandeling af. Bij de ‘biologicals’ is immers vooraf de goedkeuring van het ziekenfonds nodig. De verpleegkundige volgt de standaard ziekte-evaluatie op, zodat ze die machtiging desnoods op vraag van de reumatoloog kan laten verlengen. Communicatie Daarnaast speelt de reumaverpleegkundige een sleutelrol in de communicatie met de ergotherapeut, de kinesitherapeut en patiëntenbegeleider. De ergotherapeut helpt patiënten om te gaan met de beperkingen van hun aandoening en leert hen gewrichtssparende technieken aan. Op de dienst fysische geneeskunde kunnen artritispatiënten een specifiek revalidatieprogramma of een onderhoudsprogramma volgen – meteen ook een gelegenheid om positief ingestelde lotgenoten te ontmoeten. De maatschappelijk werker loodst hen doorheen het labyrint van sociale en financiële tegemoetkomingen en staat in voor emotionele opvang, ondersteuning en begeleiding. Ook in de communicatie met huisartsen is de reumaverpleegkundige een vaste schakel. Via het medisch verslag geeft de reumatoloog de huisarts onder meer richtlijnen voor de eerstelijnsbehandeling. Bij een dringende vraag kan
31
de huisarts ook zelf contact opnemen en zo nodig een urgentieraadpleging voor de patiënt vastleggen. Elke dag staat een verpleegkundige ter beschikking van de patiënt, maar ook van de huisarts. Eventuele vragen beantwoordt ze vanuit haar eigen deskundigheid. Als dat nodig blijkt, polst ze bij de reumatoloog. Dankzij de vele contacten met collega’s, patiënten en zorgpartners heeft de reumaverpleegkundige een brede kijk op het zorgproces. Ze is dan ook in staat om breed gedragen verbetervoorstellen te formuleren. Dat heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat de dagopname voor artritispatiënten die met biologicals worden behandeld aanzienlijk werd verkort.
Dagziekenhuis
T 03 821 46 62 Reumaverpleegkundigen
· Paulette Claus
[email protected] · Ilse Van Remortel
[email protected] · Tim De Cloet
[email protected] · Ellen De Cuyper
[email protected] · Steve Aerts
[email protected]
32 PATIëntenzorg
Nutritieverpleegkundige als spil bij parenterale voeding auteurS Els Mattheeussen, Conny Wouters
De nutritieverpleegkundigen maken deel uit van een multidisciplinair nutritieteam. Dat bestaat uit een geneesheer-specialist-coördinator, geneesheer-specialisten, diëtisten, consulenten en een ziekenhuisapotheker. Het nutritieteam speelt een ondersteunende en adviserende rol op het gebied van gewone voeding, medische bijvoeding en artificiële voeding – zowel sondevoeding als parenterale voeding. Ook thuis Als patiënten in het ziekenhuis worden opgenomen, worden ze gescreend op ondervoeding. Zolang ze opgenomen blijven, wordt hun voedingstoestand opgevolgd. Op het multidisciplinaire overleg worden voedingsbehoeften en -problemen besproken en wordt de verdere voedingsstrategie bepaald. De hoofdtaak van de nutritieverpleegkundigen is het opstarten en opvolgen van parenterale voeding of totale parenterale nutritie (TPN), zowel in het ziekenhuis als thuis (Home-TPN). Parenterale voeding is een manier om voedingsstoffen aan te leveren via een andere weg dan het maag-darmstelsel. Ze wordt toegepast bij patiënten die – om allerlei redenen – via orale of enterale weg niet genoeg gevoed kunnen worden. Complicaties terugdringen De tendens om ook thuis TPN toe te dienen groeit. Dankzij Home-TPN kunnen patiënten het ziekenhuis verlaten, krijgen ze kansen om zich zowel sociaal als professioneel te rehabiliteren en kunnen ze hun levenskwaliteit verbeteren. Hoewel de meeste patiënten met behoorlijk succes lange tijd met Home-TPN behandeld kunnen worden, blijft parenteraal voeden een ingrijpende en dure interventie, die ook nog eens samenhangt met een significante morbiditeit. Als een erkend nutritieteam dat over klinische expertise beschikt die patiënten kan opvolgen, kan dat de kans op gerelateerde complicaties fors verminderen. Bij Home-TPN coördineert de nutritieverpleegkundige de behandeling. Ze vraagt de goedkeuring aan bij de verzekeringsinstelling, zorgt ervoor dat de thuisverpleegkundige, de patiënt of de mantelzorger adequaat opgeleid zijn en volgt de patiënt op. Dat doet ze in samenwerking met alle zorgpartners, zowel buiten het ziekenhuis als intramuraal. Ze informeert ook over specifieke brochures en protocollen. Regelmatig overlegt ze met de patiënt, de thuisverpleging en de huisarts om de zorgcontinuïteit te bewaken, zelfs op vakantiebestemming.
Nutritie-arts van wacht
(24 uur permanentie) T 03 821 30 00
Nutritieverpleegkundigen
Conny Wouters Els Mattheeussen
[email protected] T 03 821 40 10
33
‘Ik lijd sinds mijn twaalfde aan de ziekte van Crohn en heb al 21 jaar een stoma. Dat ging lange tijd goed, tot mijn lichaam niet meer voldoende voedingsstoffen uit mijn dagelijkse voeding haalde. Daarom startte ik met home-TPN. Een thuisverpleegkundige koppelt die ’s avonds steriel aan.
De nutritieverpleegkundigen in het UZA begeleiden me voortreffelijk. Ik mag hen altijd bellen als er iets is. Om de twee weken testen ze mijn bloed en elke week kom ik mijn TPN ophalen. Je krijgt hier altijd een fijne service.’ Luc (50) startte twee jaar geleden met home-TPN
34 PATIëntenzorg
Rokers begeleiden naar een leven zonder sigaret auteur Karine Colebrants
Stoppen met roken is niet gemakkelijk, maar het heeft altijd zin. In het UZA kan het onder professionele begeleiding. Een degelijke begeleiding kan de kans op succes bij het stoppen met roken immers aanzienlijk verhogen. Ook intensief Een consultatie of opname in een ziekenhuis kan een ideaal moment zijn om rookverslaving te bespreken. Artsen, tabakologen en gespecialiseerde verpleegkundigen zorgen voor individuele rookstopbegeleiding, zowel voor patiënten in het ziekenhuis als voor ambulante patiënten. Ze helpen rokers niet alleen om effectief te stoppen, maar trachten de mensen ook bewust te maken van de gezondheidsrisico’s en hen te motiveren om te stoppen. Wie een individuele stoppoging wil ondernemen en behoefte heeft aan wat ondersteuning en informatie kan een eenmalig uitgebreid advies krijgen. Rokers kunnen bij het team ook terecht voor een intensief rookstopprogramma. Dat bestaat uit acht gesprekken, gespreid over zes maanden. Als voorbereiding op de rookstop wordt de aanpak doorgenomen en wordt overlegd of er medicijnen of andere hulpmiddelen zullen worden gebruikt. Na de eigenlijke rookstop volgen nog een reeks gesprekken. Zes maand na de stop vindt het laatste gesprek plaats. Veel mensen slagen erin om dankzij dat rookprogramma te stoppen, doordat ze inzicht in hun rookgedrag verwerven, gedragsveranderingen aangeleerd krijgen en heel wat nuttige tips opsteken.
Verpleegkundigen rookstop
Karine Colebrants Lieve Van Dijck
[email protected] T 03 821 51 90
35
Ademhalingsondersteuning optimaal begeleiden auteurS Denise Daems, Frederik Willekens
De gespecialiseerde verpleegkundigen van de dienst pneumologie in het UZA dragen de zorg voor respiratoir insufficiënte patiënten die ademhalingsondersteuning nodig hebben. Dat gebeurt in het kader van drie conventies: zuurstoftherapie thuis, chronische mechanische ademhalingsondersteuning thuis en de diagnose en behandeling van het obstructieveslaapapneusyndroom. Respiratoire insufficiëntie kan diverse oorzaken hebben. Dat maakt de zorg voor de patiënten complex en zeer gespecialiseerd. Patiënten met het centrale-slaapapneusyndroom (CSAS) of het obstructieve-slaapapneusyndroom (OSAS) komen elk jaar langs. De werking van hun CPAP-toestel wordt gecontroleerd en zo nodig krijgt de patiënt nieuwe maskers, filters en andere toebehoren mee. In de langdurige zuurstoftherapie hebben de verpleegkundigen vooral een adviserende en administratieve rol. Ze zorgen ervoor dat de nodige onderzoeken gebeuren en handelen ook de aanvraag af. Niet-invasieve beademing Sommige patiënten krijgen niet-invasieve ademhalingsondersteuning (non-invasive ventilation, NIV) in de vorm van bilevel-ventilatie. In dat geval wordt de behandeling opgestart via de hospitalisatie-eenheid. De therapie wordt nachtelijk – discontinu of continu – aangeboden, vaak in de vorm van een goed zittend nasaal- of neusmondmasker. Voor patiënten die continu ademhalingsondersteuning nodig hebben, is invasieve tracheale beademing een alternatief. Uitgebreide aandacht gaat naar educatie. Zo nodig worden thuiszorgwerkers uitgenodigd naar het ziekenhuis of komt de ventilatieverpleegkundige thuis langs. Voor niet-invasieve ventilatie is de dienst pneumologie van het UZA het grootste centrum van het land. Regelmatig worden er nieuwe toestellen en maskers getest. Beademingstoestellen evolueren enorm snel: ze worden patiëntvriendelijker en comfortabeler en zijn gemakkelijker bij te sturen, zodat de ziekenhuisopname tot het minimum kan worden beperkt. Doordat ze kleiner worden en meer batterijautonomie hebben, zijn patiënten mobieler.
36 PATIëntenzorg
De klok rond Om de patiënten van de verschillende conventies optimale zorg te kunnen bieden, staat een multidisciplinair team van technici, kinesisten en ventilatiedeskundigen ter beschikking. Over de opgenomen patiënten wordt elke week multidisciplinair overlegd. Voor patiënten van de conventies zuurstoftherapie en chronische mechanische ademhalingsondersteuning is het centrum de klok rond bereikbaar. Technisch problemen worden aan huis opgelost. Bij medische problemen wordt de patiënt gevraagd naar het ziekenhuis te komen. Als aanspreekpunt zorgt de ventilatieverpleegkundige ervoor dat na overleg met de pneumoloog en leden van het conventieteam een gepaste oplossing wordt gevonden.
secretariaat
T 03 821 50 90 (kantooruren) T 03 821 30 00 (pneumoloog van wacht) Gespecialiseerde verpleegkundigen NIV
· Frederik Willekens
[email protected] · Denise Daems
[email protected] · Ilse Rip
[email protected]
37
‘Elke dag gebruik ik 10 minuten het Percussionair-toestel en ‘s nachts slaap ik met een BiPAP om makkelijker te ademen. En drie keer per week krijg ik kinesitherapie. In het UZA staan ze altijd onmiddellijk klaar om te helpen.
Als een toestel niet werkt, komt er meteen iemand aan huis om het te herstellen of te vervangen. Dat is super!’ De spierzwakte van Claudia (21) veroorzaakt ademhalingsproblemen, vooral tijdens het slapen.
38 PATIëntenzorg
39
Zorg voor mucopatiënten helpen organiseren auteur Hilde Stevens
In het mucocentrum van het UZA – een van de zeven door het RIZIV erkende centra in België –verzorgt en begeleidt een multidisciplinair team zowel de patiënten – kinderen en jonge volwassenen – als hun omgeving. Met een optimale patiënt- en gezinsgerichte aanpak probeert het team de levensverwachting van de mucopatiënt te verhogen en hun levenskwaliteit te verbeteren. Die aanpak werpt vruchten af: mucopatiënten die door een gespecialiseerd centrum worden opgevolgd, hebben vaak een betere longfunctie, een beter gewicht en een betere voedingstoestand en een betere algemene conditie. Hulp bij antibioticakuur In het team werken gespecialiseerde verpleegkundigen nauw samen met de pneumologen, de psychologe, de gastro-enterologen, de diëtisten, de kinesist, de maatschappelijk assistent en een vertegenwoordiger van de patiëntenvereniging om de zorg voor de patiënten zowel in het ziekenhuis als thuis zo goed mogelijk te organiseren. De verpleegkundigen staan onder meer in voor het plannen van de antibioticakuren. Dat kan zowel thuis als in het ziekenhuis. Als de behandeling thuis gebeurt, staan ze in voor de educatie van de patiënten en zorgen ze ervoor dat men over het nodige materiaal beschikt. Ze geven de patiënten ook uitleg over de verschillende toegangswegen om antibiotica toe te dienen – perifeer, een Port-a-Cath (PAC) of een perifeer ingebrachte centraalveneuze katheter (PICC) – en zoeken samen met hen naar de beste oplossing. Daarnaast komen de verpleegkundigen toelichting geven op de scholen van de patiënten – zowel voor de leerkrachten als voor de leerlingen – en organiseren ze onder meer educatieprojecten voor de patiënten.
Verpleegkundigen mucoviscidose
· Monika Waskiewicz
[email protected] T 03 821 57 98 · Hilde Stevens
[email protected] T 03 821 42 01
40 PATIëntenzorg
Stamceltransplantatie: kwaliteit gegarandeerd auteur Karin Bal
Op de dienst hematologie van het UZA worden sinds 1985 stamceltransplantaties uitgevoerd bij patiënten met ernstige bloedziekten en bloedkankers. Het stamceltransplantatieteam bestaat uit artsen-hematologen, verpleegkundigen, klinisch biologen, psychologen, diëtisten, sociaal assistenten en medisch secretaressen. Binnen het UZA wordt de kwaliteit van het stamceltransplantatieprogramma gewaarborgd door een gespecialiseerd verpleegkundige. Als kwaliteitsverantwoordelijke initieert, onderhoudt, verbetert en implementeert zij het kwaliteitssysteem in het stamceltransplantatieprogramma. Samen met de artsen en verpleegkundigen stelt zij de procedures op die verband houden met stamceltransplantaties. Alle aspecten van de zorg zijn gestandaardiseerd uitgeschreven: de zoektocht naar een geschikte donor; het collecteren van donorcellen op de aferese-eenheid; het bewerken en bewaren van het cellenproduct op de weefsel- en cellenbank; het toedienen van de donorcellen op de stamceltransplantatie-eenheid; de opvolging van stamceldonoren en hun ontvangers op de consultatie-eenheid en het dagziekenhuis hematologie en oncologie. JACIE-accreditatie Vanuit haar verpleegkundige expertise volgt de kwaliteitscoördinator ook de incidentmeldingen op en analyseert die. Samen met de artsen en hoofdverpleegkundigen stelt ze corrigerende acties voor. Die worden vervolgens geëvalueerd. Daarnaast organiseert zij regelmatig interne en externe audits van alle kritieke zorgen die deel uitmaken van het transplantatieprogramma. Zij geeft opleidingen over het kwaliteitssysteem aan de artsen-specialisten in opleiding, de verpleegkundigen op de dienst hematologie en de diensten die in het stamceltransplantatieprogramma samenwerken. Zij plant kwaliteits- en outcomevergaderingen en werkt samen met externe partijen. Om de hematopoïetische stamceltransplantaties en celtherapieën op een kwaliteitsvolle wijze te kunnen uitvoeren, heeft de dienst hematologie een kwaliteitssysteem opgezet. Intussen heeft de dienst in november 2012 een JACIE-accreditatie behaald. JACIE staat voor Joint Accreditation Committee of the International Society for Cellular Therapy and the European Group for Blood and Marrow Transplantations. Het is het Europese accreditatieprogramma voor stamceltransplantatiecentra. JACIE wil de kwaliteit van zorg voor donoren en hematopoïetische stamceltransplantatiepatiënten bewaken en bevorderen. Aan het behalen van de JACIE-accreditatie gingen voor alle betrokken diensten vele jaren van intensieve arbeid en samenwerking vooraf. Meteen laat de accreditatie ook zien dat de medische en verpleegkundige zorg die we anno 2012 in het UZA aan een hematologische patiënt en zijn stamceldonor verlenen van heel hoge en constante kwaliteit is.
Afspraken dienst hematologie
T 03 821 32 50 Hoofdverpleegkundige hospitalisatie eenheid
Evelyn Boon
[email protected] Hoofdverpleegkundige dagziekenhuis oncologie-hematologie
Katrien Vandebos
[email protected] Kwaliteitsverantwoordelijke dienst hematologie
Karin Bal
[email protected] T 03 821 32 32
41
Oncologieverpleegkundigen slaan de brug auteurS Marianne Diederen, Sven De Keersmaecker, Sisca Kohl, Caroline Verschueren verpleegkundig trajectbegeleider digestieve oncologie
Sven De Keersmaecker
[email protected] T 03 821 42 79 verpleegkundig trajectbegeleider pneumo-oncologie
Sisca Kohl
In het multidisciplinaire oncologisch team begeleiden de oncologieverpleegkundigen (trajectbegeleiders) de kankerpatiënten van een specifieke tumorcluster. Dat doen ze door het hele zorgtraject heen: bij de diagnosestelling, tijdens de behandeling, in de opvolgingsfase en bij eventueel herval. Als vertrouwenspersoon en aanspreekpunt slaan ze een brug tussen de patiënt en het ziekenhuis. Zowel de patiënt en zijn of haar familie als de huisarts en de thuisverpleegkundige kunnen bij hen terecht met specifieke vragen en problemen.
[email protected] T 03 821 55 47 verpleegkundig trajectbegeleider Borstkliniek (borstverpleegkundigen)
· Marianne Diederen
[email protected] T 03 821 43 21 · Ingrid Van Neyghen
[email protected] T 03 821 43 21 verpleegkundig trajectbegeleider hoofd- en halsoncologie
Caroline Verschueren
[email protected] T 03 821 52 34
42 PATIëntenzorg
Zorgpaden De oncologieverpleegkundigen zijn aanwezig bij de oncologische raadpleging. Samen met het medisch en verpleegkundig team bieden ze de patiënten en hun naasten emotionele steun. Ze informeren de patiënt over de ziekte, de behandeling en de gevolgen ervan en het praktisch verloop in het UZA. Ze werken ook nauw samen met de psycholoog, de maatschappelijk werker, de logopedist, de kinesitherapeut en andere zorgpartners. Als dat nodig blijkt, verwijzen ze de patiënt gericht door, afhankelijk van de vraag of de problematiek. Vanuit hun functie werken de oncologieverpleegkundigen mee aan de ontwikkeling van zorgpaden in hun specifieke tumorcluster. Daarnaast proberen ze de patiënteninformatie en educatie te optimaliseren en zijn ze betrokken bij wetenschappelijk onderzoek. Het oncologieverpleegkundig team organiseert infoavonden, werkt mee aan het oncorevalidatieprogramma ‘Herstellen na kanker’, biedt ondersteuning aan zelfhulpgroepen en werkt nauw samen met de Vlaamse Liga tegen Kanker en de Stichting tegen Kanker.
‘De borst verpleegkundigen werden vertrouwde gezichten. Ze moedigden me aan om vragen te stellen. Problemen merkten ze meteen op. Na mijn deelname aan het oncorevalidatieprogramma ging ik met hen en andere kankerpatiënten op zeilweekend. Dat was een fijne ervaring. Het gaat nu beter met me, maar na vijf jaar ben ik toch nog niet helemaal de oude. Kanker heeft een enorme impact op je leven.’ Jeanne (55) onderging een volledige borstamputatie en preventieve eierstokverwijdering nadat borstkanker werd vastgesteld
43
‘Oncologieverpleegkundige Caroline Verschueren kwam al snel op mijn kamer langs. Ze maakte tijd voor me en legde me duidelijk de behandeling uit.
Ook daarna kon ik met mijn vragen altijd bij haar terecht, zonder afspraak. Dat gaf me toch extra steun. Caroline gaf me ook tips voor aangepaste voeding, vooral soep en puree – mijn mond moet nog genezen van de chemotherapie en de radiotherapie.’ Albert (53) werd dit jaar behandeld voor hoofd- en halskanker en is aan het revalideren.
44 PATIëntenzorg
De materniteit, baby- en moedervriendelijk auteuR Juliet Neefs
De materniteit van het UZA is sinds 2006 gecertificeerd volgens de criteria van het Mother and Baby Friendly Hospital Initiative (MBFHI), een programma van de Wereldgezondheidsorganisatie. Dat betekent dat de materniteit voldoet aan de normen die Unicef en de Wereldgezondheidsorganisatie vooropstellen. De vroedvrouwen werken volgens de richtlijnen van het MBFHI en besteden in een multidisciplinair team veel aandacht aan zorg en begeleiding van moeder en kind. De vroedvrouwen proberen de geboorte zo natuurlijk en comfortabel mogelijk te laten verlopen. Ze doen er alles aan om vrouwen optimaal in staat te stellen samen met hun partner in alle rust van dat unieke moment te genieten. Toekomstige ouders vinden daarover meer informatie in de brochure Bevallen in het UZA. Ze kunnen zich op de bevalling voorbereiden tijdens een perinatale raadpleging bij een vroedvrouw in het UZA. Daar kunnen ze – apart of samen met andere koppels – terecht met vragen over de zwangerschap, de geboorte en de kraamtijd. Ook thuis Vroedvrouwen in het UZA raden borstvoeding aan. Dat is trouwens een van de belangrijkste criteria om te voldoen aan de internationale erkenning van het MBFHI. De vroedvrouwen hebben een specifieke opleiding gekregen om moeders op de materniteit bij hun borstvoeding te begeleiden. Ook thuis kunnen vrouwen een beroep doen op een vroedvrouw, zowel na een ambulante bevalling als na verblijf in het ziekenhuis. Meer informatie en een lijst van beschikbare vroedvrouwen zijn te vinden in de folder Zorg aan huis vóór en na de bevalling. Alle zorgen die normaal in het ziekenhuis verstrekt zouden worden, worden in dat geval thuis toegediend, inclusief de antitrombosetherapie. Ook voor vrouwen die na een gewoon ziekenhuisverblijf thuis extra hulp nodig hebben om hun baby te verzorgen kan een zelfstandige vroedvrouw worden ingezet. Ze kan ook extra begeleiding bij borstvoeding bieden en allerlei kleine problemen die zich in de eerste weken na de bevalling voordoen snel oplossen.
Meer lezen? • Brochure Bevallen in het UZA en Zorg aan huis vóór en na de bevalling : www.uza.be/verloskunde > brochures
Verpleegeenheid materniteit
T 03 821 59 50
45
3. De toekomst van de patiëntenzorg: teamwork en samenwerking Technologische en medische ontwikkelingen, de nood aan kostenbeheersing, de dalende instroom van verpleegkundigen: de toekomst van de patiëntenzorg confronteert ons met zware uitdagingen. In het UZA bereiden we die nu al voor, onder meer door nog meer werk te maken van samenwerking en permanente kwaliteitsverbetering.
46 PATIëntenzorg
Ons zorgsysteem zal de komende jaren alsmaar complexer worden – door nieuwe technologische innovaties, door de verouderende en vaker door multipathologie gekenmerkte patiëntenpopulatie, door de algehele vooruitgang van de geneeskunde, die van sommige letale ziektebeelden chronische aandoeningen zal maken.
Sleutelcompetentie: samenwerken
AUTEURS Paul Van Aken
Verpleegkundigen zullen zich in die omgeving sneller moeten aanpassen en onderzoeksresultaten sneller moeten vertalen naar de dagelijkse praktijk. Bovendien zullen ze hun handelen steeds meer moeten kunnen verantwoorden: iedereen verwacht immers dat hun interventies op wetenschappelijke evidentie stoelen en zijn toegesneden op de individuele patiënt en zijn context. Dat betekent dat het UZA voor grote uitdagingen staat: we moeten professionele en hooggekwalificeerde verpleegkundigen aantrekken, opleiden en behouden. Dat wordt nog extra bemoeilijkt door de demografie van onze beroepsgroep: de instroom wordt kleiner, de uitstroom groter. Een sleutelcompetentie om die uitdagingen het hoofd te bieden, is het vermogen om met alle betrokkenen in het zorgproces samen te werken. Die competentie proberen we nu al te versterken. Verpleegkundigen van het UZA participeren in de opleiding van artsen, en omgekeerd werken we met artsen van de vakgroep huisartsengeneeskunde samen, onder meer voor communicatietraining in de verpleegkunde. Initiatieven zoals de IPSIG-week – IPSIG staat voor InterProfessioneel Samenwerken In de Gezondheidszorg – en de verpleegstage worden ten volle ondersteund. In onze onderzoekslijnen stimuleren we de kruisbestuiving met de masteropleidingen verpleeg- en vroedkunde. Dat zorgt ervoor dat onderzoeksresultaten sneller hun weg vinden naar de praktijk van de zorg.
Permanent verbeteren Ook met andere initiatieven timmeren we aan de toekomst. Zo ontwikkelen we verpleegkundig sensitieve kwaliteitsindicatoren, waar we transparant mee willen omspringen. Omdat de verpleegkundige het resultaat in de zorg beïn-
47
vloedt – denk maar aan decubitus, infecties, valincidenten – moeten we onze organisatie zodanig inrichten dat verpleegkundigen op basis van die indicatoren het zorgproces continu kunnen verbeteren. We zullen steeds vaker worden afgerekend op patiëntveiligheid en de verbetering van zorgresultaten. Daarom willen we er nu al werk van maken. Onderwerpen zoals vermijdbare sterfte in een ziekenhuis gaan we daarbij niet uit de weg: we doen er zelfs onderzoek naar om onze resultaten te verbeteren. Een van de belangrijkste aandachtspunten wordt vermoedelijk het partnership met de patiënt. Dat gaat veel verder dan meten of patiënten tevreden zijn over de geboden dienstverlening – we willen de patiënten en hun omgeving actief bij het zorgproces betrekken. Terwijl de arts het gezondheidsprobleem wil oplossen, wil de verpleegkundige de effecten van het gezondheidsprobleem op de patiënt remediëren en de patiënt helpen om zijn of haar autonomie te heroveren. Deze synergie tussen zorgverleners zal de evolutie van de zorgberoepen diepgaand beïnvloeden. Niets wijst erop dat het klimaat van kostenverantwoording in de toekomst zachter zal worden. Uitdagingen als doelmatigheid, verantwoorde zorg en ‘redesign’ van zorgprocessen blijven hoog op de agenda. Dat de patiënt centraal moet blijven staan, spreekt vanzelf. Als om economische of ethische redenen keuzes gemaakt moeten worden, zullen alle spelers in het multidisciplinaire veld daarin een rol én een verantwoordelijkheid moeten opnemen. Zulke beslissingen zullen in de toekomst nog maar zelden door één zorgverlener worden genomen.
Inzetten op kwaliteit
Directie patiëntenzorg
secretariaat 03 821 31 86 Patiëntenbegeleiding
03 821 37 00
48 PATIëntenzorg
Het is de zware taak van de leidinggevenden om onze verpleegkundigen op die toekomst voor te bereiden. In het UZA zorgen we er dan ook voor dat ze in de frontlijn te vinden zijn – als rolmodel en als deskundige. Om al die uitdagingen met succes het hoofd te bieden, moeten we blijven inzetten op kwaliteitsvolle opleidingen en permanente navorming. Nu al beschikt het UZA over een hooggekwalificeerde verpleegkundige equipe: het aantal bachelors en masters steekt bij ons ver boven het gemiddelde uit. Dat is de beste waarborg om de samenwerking met artsen en andere partners op een hoog niveau te blijven realiseren.
49
Dit is het elfde boek in de UZA-boekenreeks voor huisartsen en specialisten. Hebt u een deel gemist? Neem contact op met de dienst communicatie, T 03 821 32 96,
[email protected] en we bezorgen u het ontbrekende boek (zolang de voorraad strekt).
11 patiëntenzorg
4 11
Onze visie Op patiëntenzOrg
05
Patiëntenzorg
08 10 12
zorg De meerwaarde van patiëntgerichte kennis en expertise (EBP): de best beschikbare werkomgeving Evidence-based practice patiëntveiligheid en verpleegkundige Praktijkgericht onderzoek: patiëntveiligheid Meld- en leersysteem ondersteunt DerDelijnszOrg, Dankzij
gespecialiseerDe verpleegkunDigen
technieken Wondzorg, met de nieuwste Hartfalen: educatie en opvolging en ondersteuning Kindernefrologie: teaching keuze Thuis dialyseren: een bewuste met diabetes opvolgen Kinderen en adolescenten bestrijden Postoperatieve pijn helpen ige De vele rollen van de diabetesverpleegkund van artritispatiënten Verpleegkundige opvolging als spil bij parenterale voeding Nutritieverpleegkundige naar een leven zonder sigaret 35 Rokers begeleiden uning optimaal begeleiden 36 Ademhalingsonderste helpen organiseren 40 Zorg voor mucopatiënten : kwaliteit gegarandeerd 41 Stamceltransplantatie ndigen slaan de brug 42 Oncologieverpleegku moedervriendelijk en baby45 De materniteit,
15
17
18
23
26
28
30
31
cOlOfOn
33
Een uitgave van het Antwerpen, Universitair Ziekenhuis Wilrijkstraat 10, 2650 Edegem T 03 821 30 00
[email protected] www.uza.be
Kennis / Ervaring / Zorg
Kennis / Ervaring
/ Zorg
reDactie en realisatie
Kennis / Ervaring / Zorg
Kennis / Ervaring
/ Zorg
Kennis / Ervaring
Jansen & Janssen Customer
Kennis / Ervaring / Zorg
Kennis / Ervaring
Kennis / Ervaring Kennis / Ervaring / Zorg
/ Zorg
fOtOgrafie
Jan Locus Eric de Mildt
2.indd 1 UZAboekje11_omslag5mm_0
1 UZA – Uw partner in de zorg 2 Cardiovasculaire en metabole pathologie 4 Oncologie 5 Neurowetenschappen 6 Eindorgaanfalen 7 Moeder- en kindcentrum 8 Zeldzame ziekten 9 Preventie I 10 Preventie II 11 Patiëntenzorg
50 PATIëntenzorg
46
ziekenhuis antwerpen
universitair Kennis / Ervaring / Zorg
Wilrijkstraat 10 2650 edegem www.uza.be
3 Obesitas
De tOekOmst van De patiëntenzOrg
/ Zorg
Media
www.jaja.be
/ Zorg
Kennis / Ervaring / Zorg
De toekomst van de patiëntenzorg:
teamwork en samenwerking
Colofon
Een uitgave van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen, Wilrijkstraat 10, 2650 Edegem T 03 821 30 00
[email protected] www.uza.be Redactie en realisatie
Jansen & Janssen Customer Media www.jaja.be Fotografie
Jan Locus Eric de Mildt
Universitair Ziekenhuis Antwerpen Wilrijkstraat 10 2650 Edegem www.uza.be