ZOOGDIERVERENIGING VZZ Oude Kraan 8, 6811 LJ Arnhem, tel. 026-3705318, fax 026-3704038, E-mail:
[email protected]
Verslag project ‘Opbouw vrijwilligersnetwerk voor vleermuizen en steenmarters in gebouwen’ over 2008 Inleiding In 2008 is een project van start gegaan waarin een netwerk van vrijwilligers wordt opgebouwd, die zich willen inzetten voor problemen die door vleermuizen en steenmarters in gebouwen worden veroorzaakt. Het werkgebied van het project is de provincie Noord-Brabant. De opbouw van het vrijwilligersnetwerk vindt plaats in 2008, 2009 en 2010. In het eerste jaar richt het project zich op noordoostelijk Brabant (lichtrood op onderstaande kaart), in het tweede jaar noordwestelijk Brabant (lichtgroen) en in het derde jaar op het midden van deze provincie (met wit aangegeven). In het project werken de Zoogdiervereniging VZZ en het Coördinatiepunt Landschapsbeheer (CL; onderdeel van Brabants Landschap) samen. Vleermuizen en steenmarters zijn wettelijk beschermd en mogen niet zomaar verstoord of verjaagd worden. Mensen die overlast ervaren van deze dieren weten vaak niet goed hoe hiermee om te gaan, of waar informatie hierover te vinden is. Wettelijk gezien ligt de taak voor de opvang van genoemde problemen bij gemeenten. In praktijk wordt hier echter niet of nauwelijks invulling aan gegeven. Gezien het relatief geringe aantal gevallen per gemeente en de complexiteit van een goede afhandeling is dit nauwelijks verwonderlijk. Door een goede samenwerking tussen gemeenten en het netwerk van vrijwilligers moet een adequate afhandeling van de problemen mogelijk zijn. Binnen dit project draagt de Zoogdiervereniging zorg voor het werven en begeleiden van de vrijwilligers, het CL benadert de gemeenten. De begeleiding en opleiding van vrijwilligers wordt uitgevoerd door Peter Twisk, namens de Zoogdiervereniging. Jochem Sloothaak legt vanuit het CL contact met gemeenten. Werven van vrijwilligers Om vrijwilligers voor het netwerk te werven zijn om te beginnen leden van de Vleermuiswerkgroep Noord-Brabant benaderd. Deze mensen hebben vaak al de nodige ervaring met de herkenning van vleermuizen en met de problemen die ze in gebouwen kunnen veroorzaken. Dit leverde 10 vrijwilligers op. Verder zijn IVN-afdelingen en andere locale natuurverenigingen benaderd om hen een lezing over vleermuizen en steenmarters aan te bieden. Doordat het project pas in februari 2008 – i.p.v. november 2007, conform het oorspronkelijke projectvoorstel – van start kon gaan, was het niet in alle gevallen mogelijk hiervoor ruimte te vinden in de programma’s van deze verenigingen. Daarnaast kregen ze een artikel voor hun verenigingsblad aangeboden met de titel ‘Natuur in de spouwmuur’ (zie bijlage 1). Voor de volgende verenigingen is een lezing verzorgd: IVN-Bernheze (Heeswijk-Dinther), IVN-Cranendonck (Budel-Maarheeze), IVN de Groen Overlaat (Cuijk), IVN-Grave, IVN-Helmond, IVNMaasvallei (Boxmeer) en Natuurwerkgroep Sint Michielsgestel. Dit leverde niet in alle gevallen vrijwilligers op. Telefonisch contact na afloop van de lezing was meerdere keren zinvol; door de korte termijn waarop lezingen waren aangekondigd waren belangstellenden vaak niet in de gelegenheid hierbij aanwezig te zijn. Verder is door Peter Twisk een (ruime tijd van te voren geplande) lezing over vleermuizen bijgewoond in Handel, waarbij ook iets over het project verteld kon worden. Na afloop van de lezingen konden aanwezigen informatie over het project op papier meenemen. Bij IVN-Laarbeek (Aarle-Rixtel) leidde het eerste contact tot aanmelding van enkele vrijwilligers zonder dat een lezing werd gegeven. In totaal leverde dit 7 vrijwilligers op. Voor gemeenten waar nog geen vrijwilligers gevonden waren zijn leden van de Zoogdiervereniging telefonisch benaderd met de vraag of ze hier belangstelling voor hadden. Ook zijn mensen benaderd die in het verleden een vleermuiscursus bij de Zoogdiervereniging gevolgd hadden. Dit leverde 4 vrijwilligers op.
1
Voor de 23 gemeenten in het werkgebied voor 2008 waren er zodoende 21 vrijwilligers. Zie bijgaande plattegrond voor de spreiding van de vrijwilligers. De ‘dekking’ is wellicht al voldoende om alle meldingen van vleermuizen en steenmarters in gebouwen in dit deel van Brabant op te kunnen vangen. Daar waar nog relatief grote delen ongedekt zijn zal in de toekomst onder andere via publiciteit geprobeerd worden meer vrijwilligers te vinden. Overigens staat op de kaart de gemeente Ravenstein aangegeven, maar deze is opgegaan in de gemeente Oss. Mogelijk zal in 2009 ook de gemeente Lith opgaan in de gemeente Oss.
Kaart 1. Overzicht van de drie werkgebieden en van de vrijwilligers in Oostelijk Noord-Brabant.
Voorzieningen voor en het opleiden van de vrijwilligers Diegenen die zich als vrijwilliger voor het netwerk hadden aangemeld konden de beschikking krijgen over een bat-detector en mini cassetterecorder. Ook kregen zij een handleiding met informatie over de ecologie en het herkennen van vleermuizen en de steenmarter. Bij deze handleiding zit ook een CD met opnames van geluiden van de meest voorkomende vleermuissoorten. De opnames hiervoor zijn speciaal voor deze cursus gemaakt, waarbij de D100 detector is gebruikt. Dit is het model dat de vrijwilligers tot hun beschikking krijgen. Daarnaast kregen vrijwilligers een klein flesje met vleermuismest mee om te dienen als ‘geurmonster’. Het komt regelmatig voor dat men meent stankoverlast te hebben door de aanwezigheid van vleermuizen en hun uitwerpselen. De oorzaak heeft echter vrijwel altijd een andere oorzaak; bekendheid met de geur van vleermuismest is hierbij belangrijk. Verder konden de vrijwilligers een cursus over vleermuizen en steenmarters volgen. Oorspronkelijk was een tweedaagse cursus gepland, maar in plaats daarvan zijn vier bijeenkomsten in Natuurcentrum ‘de Specht’ in Handel georganiseerd. De cursus werd aangevuld met een excursie voor kleine groepen op een voor vleermuizen interessante locatie. Voor deze opzet van de cursus is om de volgende redenen gekozen: • De hoeveelheid te behandelen informatie was omvangrijk. Door de cursus in vieren te delen kon per keer een redelijk behapbare hoeveelheid informatie behandeld worden. • Doordat de vrijwilligers elkaar en de cursusleider regelmatig zagen kon het onderling vertrouwen versterkt worden. • De vrijwilligers kregen op deze manier bij herhaling gelegenheid tot het stellen van vragen.
2
•
Mocht een vrijwilliger voor een avond verhinderd zijn, dan zou de hoeveelheid informatie die hij of zij daardoor mis liep niet bijzonder groot zijn. • Er kon op vier avonden geoefend worden in het werken met een detector. De data en behandelde onderwerpen waren als volgt: • 27 mei: ecologie van vleermuizen en herkennen van vleermuizen aan de hand van hun geluid • 11 juni: herkennen van vleermuizen in de hand, gebruik van gebouwen door vleermuizen • 25 juni: praktijkgevallen van overlast door vleermuizen in gebouwen • 10 november: de steenmarter, ecologie en overlast in gebouwen Op de eerste drie avonden is ter afsluiting steeds een korte wandeling gemaakt rond het natuurcentrum, om te oefenen in het herkennen van vleermuizen aan de hand van de geluiden die met behulp van een detector te horen zijn. Tijdens de eerste twee avonden kregen de deelnemers een eenvoudige opdracht als huiswerk mee naar huis, om ze aan te sporen te oefenen in het werken met een detector. Voor het uitgebreider oefenen in het herkennen van vleermuizen aan de hand van hun geluiden zijn in augustus en september op vier locaties avondexcursies georganiseerd. De locaties waren: landgoed de Wamberg (Rosmalen), Kasteel Heeswijk (Heeswijk-Dinther), Oude Warande (Helmond), de Groote Slink (Oploo-Gemert). Op al deze locaties waren tenminste vier verschillende vleermuissoorten te verwachten. In de betreffende tijd van het jaar kon bovendien verwacht worden dat de baltsgeluiden van een aantal vleermuissoorten te horen zouden zijn. Op alle locaties werden de verwachte soorten waargenomen. Er werden vier verspreid liggende locaties gekozen zodat de deelnemers in een voor hun (redelijk) vertrouwde omgeving ervaring op konden doen, ze geen grote afstand hoefden te reizen en er in redelijk kleine groepjes kon worden gewerkt. De vrijwilligers kregen verder de mogelijkheid zich te laten vaccineren tegen rabiës. Hiervan is door 20 mensen gebruik gemaakt.
Een prikje doet geen pijn… Een van de vrijwilligers wordt gevaccineerd.
Afgehandelde vleermuismeldingen Hoewel gemeenten nog niet deelnamen aan het netwerk en meldingen van vleermuis- of steenmarteroverlast via gemeenten bij het netwerk terecht zouden moeten komen, zijn er toch een aantal vleermuismeldingen bij vrijwilligers van het netwerk terecht gekomen en afgehandeld. In totaal ging het om 46 meldingen. In de meeste gevallen kwamen deze via de website www.vleermuis.net bij
3
de Vleermuiswerkgroep Noord-Brabant terecht. Al tijdens de cursus konden zodoende praktijkgevallen van overlast door vleermuizen worden besproken. Op onderstaande kaart is aangegeven waar deze meldingen waren. In 22 gevallen ging het om een enkele vleermuis die binnen in een gebouw hing, in 13 gevallen betrof het een kolonie vleermuizen.
Kaart 2. Locaties (aangegeven met een blauwe stip) van meldingen die in 2008 bij vrijwilligers van het netwerk terecht kwamen. Let op: in dit jaar functioneerde het netwerk nog niet volgens plan.
Betekenis van het netwerk voor steenmarteroverlast Doordat de begeleider van de vrijwilligers van het netwerk zich al lange tijd bezig houdt met problemen die door vleermuizen in gebouwen worden veroorzaakt bestond er een goed beeld van de rol die het netwerk op dit vlak kan vervullen. Ten aanzien van problemen die door steenmarters kunnen worden veroorzaakt was dit echter onduidelijk. De steenmarter was lange tijd zeldzaam of afwezig in Noord-Brabant, Zodoende was het tot nu toe nauwelijks mogelijk hiermee ervaring op te doen. Sinds een aantal jaren is de steenmarter bezig met een opmars in deze provincie. Om meer duidelijkheid te krijgen over de mogelijkheden van het verhelpen van steenmarteroverlast in samenwerking met vrijwilligers en om meer kennis over deze problematiek op te doen, heeft de begeleider in november 2008 de cursus ‘steenmarters’ bij het Kennis- en Adviescentrum voor Dierplagen (KAD) gevolgd. Ook is informatie ingewonnen in Limburg en Gelderland over de aantallen en typen probleemgevallen met steenmarters in gebouwen. In genoemde provincies functioneren vergelijkbare netwerken waarbinnen vleermuisproblemen worden afgehandeld, maar worden steenmarterproblemen doorverwezen naar plaagdierbestrijders. Naar aanleiding hiervan is overleg gevoerd met een medewerker van de Provincie Noord-Brabant. Daarbij is afgesproken dat problemen die door steenmarters in gebouwen worden veroorzaakt zoveel mogelijk binnen het netwerk zullen worden afgehandeld, maar dat bij gevallen van ernstige overlast mogelijk zal worden doorverwezen naar een plaagdierbestrijder. In gevallen van steenmarteroverlast zal, zolang dit nodig is, de begeleider de vrijwilliger ondersteunen in de afhandeling. Voor die gevallen waarin het verdrijven van een steenmarter de enige redelijke oplossing van problemen is zal door de begeleider een ontheffing van de Flora- en faunawet ex. artikel 68 worden aangevraagd bij Gedeputeerde Staten van NoordBrabant.
4
De wetgeving ten aanzien van beschermde soorten als de steenmarter vereist dat eerst alles gedaan wordt wat in redelijkheid verlangd kan worden om problemen op te lossen voordat men maatregelen neemt die dit dier kunnen benadelen. Aan dit aspect werd tijdens de genoemde cursus bij het KAD zeer weinig aandacht besteed. Na afloop van de cursus zijn zowel het KAD als de uitvoerders van de cursus hier schriftelijk op gewezen. Mogelijk is er nog weinig ervaring met zulke maatregelen. Enkele voorbeelden van maatregelen waaraan kan worden gedacht zijn: • De steenmarter veroorzaakt regelmatig geluidsoverlast door over daken met losliggende dakpannen te lopen. Dit is mogelijk te verhelpen door het vastzetten van de dakpannen. • De steenmarter kan vlekken in plafonds en stankoverlast veroorzaken door de bovenzijde van het betreffende plafond als latrine te gebruiken. Mogelijk kan dit worden verholpen door het aanbrengen van vochtbestendige folie met daarop absorberend materiaal. Het netwerk van vrijwilligers biedt een uitgelezen mogelijkheid om met deze en andere maatregelen ervaringen op te doen. Uiteraard zullen de redelijke grenzen van betrokken personen hierbij niet uit het oog worden verloren. Over de ervaringen zal worden gepubliceerd in het tijdschrift ‘Zoogdier’. Contact met gemeenten Doordat het project later van start ging dan verwacht en er bij aanvang van het project nog twijfels bestonden over de rol van het netwerk ten aanzien van steenmarteroverlast, kon pas in oktober 2008 een brief aan gemeenten verstuurd worden om ze uit te nodigen deel te nemen aan het netwerk. Aan de inhoud van deze brief is veel aandacht besteed, zowel door het CL als door de Zoogdiervereniging (zie bijlage 2). Aan de brief is een antwoordformulier toegevoegd waarop de gemeenten hun contactpersoon en keuze kunnen vermelden. Kort voor het verstrijken van de reactietermijn is een herhalingsverzoek naar de gemeenten gestuurd die nog niet gereageerd hadden. Vervolgens is gestart met het telefonisch benaderen van de gemeenten. Dit zal in de maanden januari en februari van 2009 voortgezet worden. De huidige stand van zaken is weergegeven in tabel 1. Contact tussen het CL en de Zoogdiervereniging VZZ De Zoogdiervereniging werkt in dit project samen met het Coördinatiepunt Landschapsbeheer. De redenen hiervoor zijn: • het CL is voor veel gemeenten een herkenbare en betrouwbare partij. De Zoogdiervereniging is veel minder bekend, wat de bereidheid tot medewerking van gemeenten negatief kan beïnvloeden; • bij de Zoogdiervereniging is veel kennis aanwezig over inheemse zoogdieren als vleermuizen en de steenmarter, en die kennis ontbreekt grotendeels bij het CL. Voor het instrueren en begeleiden van de vrijwilligers is die kennis onontbeerlijk. Door de late start van het project waren er weinig mogelijkheden medewerkers van het CL bij de cursus voor vrijwilligers te betrekken. Daarom is speciaal voor medewerkers van het CL die hier belangstelling voor hadden een lezing verzorgd waarin de informatie uit de cursus kort werd samengevat. Daarna is een avondwandeling gehouden bij Kasteel Nemelaer (waar het CL ook is gehuisvest) waarbij met detectors naar vleermuizen is gezocht. Naar aanleiding hiervan heeft één van de medewerkers van het CL zich als vrijwilliger gemeld voor het netwerk. Tijdens het herhalen van de cursus in de komende twee jaar zullen medewerkers van het CL de gelegenheid krijgen hieraan deel te nemen. In verband met de brief die naar gemeenten is gestuurd is er herhaaldelijk contact geweest tussen Peter Twisk en Jochem Sloothaak. Verder waren beiden, tezamen met Dennis Wansink van de Zoogdiervereniging, aanwezig bij het overleg met Bernard van Dongen van de Provincie NoordBrabant over de rol van het netwerk ten aanzien van steenmarteroverlast.
5
Tabel 1. Stand van zaken medewerking gemeenten. Gemeente Gereageerd Antwoord Asten Bernheze Boekel Boxmeer Boxmeer Cuijk Deurne Gemert-Bakel Grave Helmond Heusden Laarbeek Landerd Lith Maasdonk Mill en St. Hubert Oss Schijndel sHertogenbosch Someren St. Anthonis St. Michielsgestel Uden Veghel
Datum
ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja nee ja ja nee ja
Stemmen in met voorstel Brief is in behandeling Belt terug Brief is in behandeling Stemmen in met voorstel Keuze wordt overwogen Brief is in behandeling Stemmen in met voorstel Doen waarschijnlijk mee Brief is in behandeling Brief is in behandeling Geen deelname Keuze wordt overwogen Brief is in behandeling Brief is in behandeling
28-10-2008 13-10-2008 8-1-2009 16-10-2008 27-10-2008 28-11-2008 31-10-2008 17-11-2008 8-1-2009 7-1-2009
ja
Stemmen in met voorstel
6-11-2008
ja ja
12-1-2009 28-10-2008
ja ja
Stemmen in met voorstel Stemmen in met voorstel Bereid tot nadere afstemming Stemmen in met voorstel Stemmen in met voorstel
ja
Stemmen in met voorstel
14-10-2008
nee ja
Belt terug Brief is in behandeling
12-1-2009 15-10-2008
ja
4-12-2008 8-1-2009 12-1-2009 14-10-2008
7-11-2008 21-10-2008 3-12-2008
Activiteiten in 2009 Een van de activiteiten die in het kader van dit project uitgevoerd gaat worden, is het laten drukken van folders over vleermuizen en steenmarters in gebouwen. In 2008 is de tekst van een eerder uitgegeven folder over vleermuizen in gebouwen bewerkt. Ook is enig beeldmateriaal bijeen gebracht. Omdat de kosten per gedrukte folder lager worden bij grotere oplagen is navraag gedaan bij andere organisaties of er belangstelling was voor deze folder. Bij de landschapsbeherende organisaties in Gelderland en Zeeland is dit het geval. Begin 2009 zullen zodoende in samenwerking met deze organisaties folders gedrukt worden. Voor degenen die het meldpunt bij deelnemende gemeenten bemannen zal er een instructieochtend worden georganiseerd. Vanwege het late tijdstip waarop brieven naar gemeenten gestuurd zijn kon dit niet meer in 2008 worden uitgevoerd en is dit doorgeschoven naar 2009. Eind 2008 is contact gezocht met leden van de Vleermuiswerkgroep Noord-Brabant in westelijk Brabant om te informeren of ze belangstelling hebben als vrijwilliger deel te nemen aan het meldingsnetwerk. Verder zijn de eerste afspraken gemaakt voor lezingen over het project bij locale natuurverenigingen in 2009. Naar verwachting zullen activiteiten in 2009 verder geheel volgens het projectplan kunnen worden uitgevoerd. Peter Twisk en Jochem Sloothaak, januari 2009
6
Bijlage 1. Natuur in de spouwmuur? Project ‘Netwerk meldingen beschermde zoogdieren in gebouwen’ Wat is natuur? Veel mensen denken daarbij aan bossen, heidevelden, of aan ongerepte, ruige gebieden als de Waddenzee of de Alpen. Het woordenboek hanteert een wat ruimere omschrijving: ‘wat beschouwd wordt als niet door de mens gewijzigd’. Dat is de definitie volgens het Nederlands woordenboek van Prisma uit 1969. Dus het gazon in je tuin, keurig gemaaid, dat is geen natuur. Maar het madeliefje dat er zich spontaan vestigde, of de merel die er wormen komt zoeken, die zijn wel natuur. De dikke van Dale uit 1988 voegt er nog een ‘negatieve’ definitie aan toe, ‘cultuur’, als het tegenovergestelde van natuur. In Nederland wordt een groot deel van de natuur al lange tijd door mensen beheerd, en sinds enkele tientallen jaren wordt zelfs nieuwe natuur ontwikkeld. Die definitie uit de woordenboeken is dan ook wellicht wat achterhaald. In een dichtbevolkt land als het onze is er vrijwel niets meer dat niet door ons is gewijzigd. Toch wordt algemeen erkend dat de natuur in ons land van internationale betekenis is. Zo kijken veel natuurbeschermers jaloers naar het relatief grote aantal grutto’s dat in ons land broedt, hoeveel moeite het ook kost ze te behouden. In plaats van een tegenstelling is er eerder sprake van een ‘cultuur van omgaan met de natuur’. Uit die cultuur kwam onze Flora- en Faunawet voort, waarmee we uitdrukken dat we beschaafd met natuur willen omgaan. Veel mensen houden van natuur, hoe we die ook definiëren. Ze gaan graag wandelen in de bossen, helpen als vrijwilliger bij het natuurbeheer, of zijn lid van een natuurvereniging. Dat natuur beschermd moet worden is iets waar vrijwel geen discussie over is. Organisaties als Natuurmonumenten en het Wereld Natuur Fonds hebben dan ook honderdduizenden leden. En dan lijkt het vanzelfsprekend dat soorten die wettelijk beschermd zijn ook algemene bescherming genieten onder de Nederlanders. Maar is het definiëren van natuur al lastig, natuur in een hokje stoppen gaat al helemaal niet. Ons grootste inlandse roofdier, de das, graaft zijn burcht vaak op een plaats die we als natuur zullen typeren, maar voor zijn voedsel zoekt hij het boerenland op. Egels halen hun hoogste dichtheden in groene woonwijken, want met de afwisseling van gazonnetjes, struiken en hagen die hier te vinden is vormt dit een prima leefgebied. En vogels als de huismus en de boerenzwaluw zouden in Nederland geen nestplaatsen vinden als wij er geen gebouwen hadden neergezet. Een broedende vogel in de dakgoot of in de schuur, nou ja, alah! Als de jongen zijn uitgevlogen is het ‘leed weer geleden’. Maar als er een groep vleermuizen in de spouwmuur blijkt te huizen, dan wordt het toch wat al te gortig. Natuur is wel leuk, maar het moet niet té dichtbij komen. Tegelijkertijd is de aanwezigheid van vleermuizen in gebouwen geen zeldzaamheid. De algemeenste soort in Noord-Brabant is de gewone dwergvleermuis en dat is een huisbewoner. In vrijwel elk dorp en elke stad is hiervan een kolonie aanwezig en zo’n kolonie kan uit tientallen of zelfs honderden dieren bestaan. Van de dertien vleermuissoorten die in Noord-Brabant voorkomen zijn er tien die regelmatig gebouwen gebruiken als verblijfplaats. Alle vleermuizen zijn wettelijk beschermd, niet alleen via de Flora- en Faunawet, maar ook volgens internationale verdragen als het Verdrag van Bonn en dat van Bern. Onder de beschermde zoogdieren zijn het niet alleen vleermuizen die zich in onze directe omgeving kunnen ophouden. Ook de steenmarter is een gebouwbewoner en kan zich op een stille zolder of in de kruipruimte van een huis nestelen. Dit dier is in Nederland bezig met een opmars, waarbij hij zich
7
vanuit het oosten steeds verder naar het westen verspreid. Vermoedelijk is de oostelijke helft van Noord-Brabant inmiddels ge(her)koloniseerd. Waar kun je terecht als je overlast ervaart van vleermuizen of een steenmarter? De gemeentelijke ongediertebestrijder zal je, als het goed is, vertellen dat ze beschermd zijn en dat je ze dus met rust moet laten. Ja, daar heb je wat aan! Het gebeurt geregeld dat men verder gaat zoeken, en bijvoorbeeld de dierenbescherming of de dierenambulance belt: ‘kunt u ze komen ophalen?’ Ook bij leden van de Vleermuiswerkgroep Noord-Brabant komen regelmatig telefoontjes binnen, zelfs meer dan honderd per jaar. Een kleine club van vrijwilligers als deze heeft uiteraard maar beperkte mogelijkheden om hulp te bieden bij problemen. Omdat het om wettelijk beschermde soorten gaat ligt het voor de hand in de richting van de overheid te kijken. Sinds het inwerking treden van de Flora- en Faunawet is het een taak van gemeenten hierin te voorzien. Maar per gemeente is de omvang van het probleem in de regel maar klein. Ook is er vaak specifieke deskundigheid nodig om problemen op te lossen, iets waar een gemeente moeilijk in kan voorzien. Bovendien houdt de natuur zich niet aan de kantoortijden! In navolging van de provincies Limburg en Gelderland is in 2008 in de provincie Noord-Brabant een project rond dit onderwerp van start gegaan. In dat project wordt een netwerk van vrijwilligers opgebouwd die zich in willen zetten voor het verhelpen van problemen die door beschermde zoogdiersoorten in gebouwen worden veroorzaakt. In het tweede jaar richt het project zich op het westen van deze provincie, binnen de volgende gemeenten: Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Dongen, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Gilze en Rijen, Halderberge, Loon op Zand, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Waalwijk, Werkendam, Woensdrecht, Woudrichem en Zundert. In het laatste jaar komt het midden aan de beurt. De Zoogdiervereniging VZZ doet dit in samenwerking met het Coördinatiepunt Landschapsbeheer, en in opdracht van de Provincie Noord-Brabant. Vrijwilligers die deel willen uitmaken van het netwerk zullen onder andere een korte cursus aangeboden krijgen. Daarnaast zal aan gemeenten ondermeer gevraagd worden een meldpunt in te stellen voor problemen met vleermuizen en steenmarters in gebouwen. Namens de Zoogdiervereniging VZZ voert Peter Twisk het project uit. Netwerk meldingen beschermde zoogdieren in gebouwen Zoogdiervereniging VZZ i.s.m. Brabants Landschap, Coördinatiepunt Landschapsbeheer In opdracht van de Provincie Noord-Brabant Namens de Zoogdiervereniging VZZ: Peter Twisk, Jan Mosmanslaan 19, 5237 BB ’s-Hertogenbosch, 073-6445664,
[email protected]
8