Naam:
_
DE ZINTUIGEN OOG, NEUS EN MOND Zintuigen. Doe je ogen eens dicht. Doe eens oordopjes in je oren. Weet je nu nog wel waar je bent? Ben je binnen of buiten? Schijnt de zon? Of regent het? Dat kun je niet zien als je je ogen dicht hebt. Maar je kunt het wel voelen of horen. Je ogen en je oren zijn zintuigen. Ook je huid en je tong zijn zintuigen. Je kunt met je zintuigen de wereld om je heen waarnemen. Zonder zintuigen weet je niet wat er om je heen gebeurt. Daarom gebruik je oren, je ogen, je neus, je huid en je tong. Vraag 1. Kun je alle zintuigen opnoemen? Zet erachter waarvoor ze dienen. 1………………….. - ……………………………………………………….……… 2…………………...-……………………………………………………………….. 3………………..….-…………………………………………………………….…. 4…………….……..-………………………………………………………………. 5……………...……-……………………………………………………………….
pagina 1 van 6
Kijken met je hersenen Je zintuigen werken samen met je hersenen. Met je hersenen begrijp je wat je ziet of hoort. Alles wat je ogen zien wordt doorgegeven aan je hersenen. Dat gaat via de zenuwen. Het zijn een soort stroomdraadjes. Bijvoorbeeld bij kou en nattigheid. Dat kun je voelen. En je ogen zien grijze lucht. Je weet dat het slecht weer is. Dat heb je geleerd. Vraag 2. Wat zijn zenuwen? ……………………………………. …………………………………….
Zintuigen om de wereld waar te nemen. Met je ogen kun je zien. Ze zitten naast elkaar aan de voorkant van je hoofd. Bij sommige dieren is dat precies zo. Bijvoorbeeld bij de poes of bij een aap. Bij andere dieren zitten hun ogen aan de zijkant van hun kop. Die dieren kunnen om zich heen kijken zonder hun kop te bewegen. Bij een konijn is dat zo. Een konijn moet goed opletten. Want er kan een roofdier in de buurt zijn, die hem op zou kunnen eten.
pagina 2 van 6
Sommige zintuigen doen andere dingen dan je verwacht. Je neus bijvoorbeeld. Die helpt bij het proeven van je eten. Als eten vies ruikt, smaakt het ook niet lekker. Zonder je neus kun je ook niet goed proeven. Je tong weet alleen maar het verschil tussen, zoet, zout, zuur en bitter. Maar een koekje smaakt anders dan een dropje. En toch zijn ze allebei zoet. Je neus helpt je om die smaken uit elkaar te houden. Je hebt twee ogen en twee oren. Je ogen zitten een stukje van elkaar af. Elk oog ziet de wereld net een beetje anders. Daardoor kunnen je hersenen razendsnel uitrekenen hoever iets bij jou vandaan is. Je oren kunnen horen waar het geluid precies vandaan komt. Want je ene oor hoort het geluid net iets eerder dan je andere oor. Je hersenen rekenen bliksemsnel uit van welke kant het geluid komt.
Vraag 3a. Sommige zintuigen werken samen. Kun je daar een voorbeeld van noemen? ………………………………………
Vraag 3b. Waarom is het goed dat je twee oren en twee ogen hebt?
………………………………………
…………………………………………….
……………………………………………
pagina 3 van 6
Het oog. De pupil is niet echt een zwarte stip, maar een opening. Die opening wordt groter als het donker is, en kleiner als het licht feller wordt. Ook wordt de pupil kleiner als je naar iets kijkt, dat dichtbij is. Dit groter en kleiner worden regelt de iris. De iris, ook wel regenboogvlies genoemd, regelt hoeveel licht je oog binnenkomt. Als het donker is, krult de iris op. Zo wordt de pupil groter en komt er dus meer licht je oog binnen. Bij veel licht gebeurt het omgekeerde. De iris is blauw, bruin, groen, grijs of een combinatie daarvan. De kleur van de iris wordt bepaald door de hoeveelheid pigment. Veel pigment geeft bruine ogen en weinig pigment geeft blauwe ogen. Je oogleden beschermen je ogen. Bij te veel licht, water, of een klap op je ogen knijp je je oogleden automatisch dicht. Dit doen kleine spiertjes in je oogleden. Die zorgen er ook voor, dat je met je ogen knippert. Je doet dit om je hoornvlies vochtig te houden, anders gaan je ogen prikken. Het hoornvlies is een beschermend, doorzichtig laagje over de voorkant van het oog.
pagina 4 van 6
Door het hoornvlies komt licht (dus alles wat je ziet) je oog binnen. Het netvlies is heel belangrijk voor wat je ziet. Op het netvlies van elk oog wordt een verkleind, omgekeerd beeld gevormd. Dit wordt naar je hersenen gestuurd via de oogzenuw. De oogzenuw is een zenuw die alles wat je ziet, doorgeeft aan de hersenen. De hersenen zorgen er dan voor dat we een beeld op normale grootte en gewoon rechtop zien. Dit gebeurt zo snel dat je er niet eens meer bij stilstaat! Dankzij de lens kun je dingen scherp zien, ook al zijn ze veraf of dichtbij. De lens wordt bol om dingen van dichtbij scherp te krijgen en hij wordt platter bij het kijken in de verte. De lens zorgt er bovendien voor, dat het brandpunt van lichtstralen goed op het netvlies terechtkomt. Wanneer dit niet het geval is, wordt je zicht slechter en kan je niet meer scherp zien. De lichtstraal kan bijvoorbeeld te dicht voor het netvlies terecht komen of net er achter. Dan heb je een bril nodig om dat te corrigeren. Vraag 4a. Hoe zorgt het oog ervoor dat je scherp ziet?
Vraag 4b. Wat beschermt je ogen tegen water, fel zonlicht, of een klap op je ogen?
……………………………………………..
……………………………………………
……………………………………………..
……………………………………………
De neus. Ruiken doe je met je neus, dat is wel bekend. Maar hoe ruikt je neus? Boven in je neus zit je reukorgaan, ook wel je reukepitheel genoemd. Op dat reukorgaan zit een laag slijm (geen snot) met daar onder je zintuigcellen. Als de lucht door de neus ingeademd wordt moet die lucht eerst helemaal door al dat slijm heen en komt dan pas bij die zintuigcellen waar de stofjes uit de lucht tegen die cellen plakken.
pagina 5 van 6
Daarna wordt bekeken wat voor een geur het is en zenden de zenuwen die met de cellen verbonden zijn dat naar je hersenen. Is het je wel eens opgevallen dat je neus zich kan aanpassen? Als je bijvoorbeeld een kamer binnen loopt met geurende bloemen ruik je dat meteen, maar al na een paar minuutjes ruik je dat niet meer, omdat je neus aan die geur is gewend. Wist je dat je neus een heleboel herinneringen heeft? Je herkent de geur direct als je hem al eens eerder hebt geroken! Je reukorgaan is supergevoelig is! Het is zelfs 10.000 keer gevoeliger dan je smaakzintuig. Bij het eten en drinken werken de neus en de mond samen. Als je een verstopte neus hebt, dan smaakt het eten veel minder, omdat de reuk is uitgeschakeld. De tong Je tong zit in je mond, oftewel mondholte. De bovenkant van de mondholte noem je gehemelte of verhemelte. Aan de onderkant van je tong zit de tongriem. Daarmee zit je tong vast aan de onderkant van je mondholte. Je tong bestaat voornamelijk uit tongspieren en loopt helemaal door tot aan je keel. Met je tong kun je likken, slikken, praten, voelen en proeven. De bovenkant van je tong is helemaal bedekt met smaakpapillen. In die papillen zitten de smaakknoppen, waarin zich de smaakcellen bevinden. Cellen zijn de allerkleinste deeltjes waaruit je lichaam bestaat. Smaakcellen kunnen smaken herkennen, zodat je weet wat je proeft. Als je iets in je mond stopt, ga je erop kauwen, en dan komt er speeksel bij. Daardoor kan het beter verspreid worden over je tong, en komt het in aanraking met je smaakpapillen. Deze geven het door aan de hersenen. Vraag 5. Noem enkele bijzonderheden van de neus.
Vraag 6. Wat kun je allemaal doen met je tong? …………………………………………….
………………………………………….…. ……………………………………………. …………………………………………….. …………………………………………….
pagina 6 van 6