Zomer 2013
Magazine voor de zakelijke relaties van Laurens
Jaargang 5, nummer 1
mer
themanum
Informele zorg
Zonder casemanagement wordt het een puinhoop Terug naar de spruitjeslucht! ‘Moeder deed het vroeger zelf, dus waarom nu niet?’
Oud-politica Hannie van Leeuwen
‘Iedereen moet een handje bijsteken om elkaar te helpen’
Inhoud 4
Hannie van Leeuwen heeft als oud-politica en 87-jarige een duidelijke visie op de veranderingen in de ouderenzorg. ‘Iedereen moet een handje bijsteken om elkaar te helpen.’
8
In het overheidsbeleid rond ouderenzorg komt steeds meer nadruk op informele zorg te liggen. Evelien Tonkens, bijzon-
4
der hoogleraar actief burgerschap aan de Universiteit van Amsterdam: ‘Die cultuuromslag zal gevolgen hebben voor woningcorporaties, gemeenten en aanbieders van zorg en welzijn.’
13
Hoe beoordeelt u Laurens
De voornemens van de overheid te korten op begeleiding hebben mogelijk grote negatieve gevolgen voor de inzet
magazine?
van casemanagers bij mensen met dementie. Terwijl casemanagers dementie er juist voor zorgen dat ouderen met dementie langer thuis kunnen blijven wonen waardoor de zorgkosten dalen.
18
De oudere in de regie, wat vraagt dat van zorgmedewer-
8
26
kers? Laurens traint haar medewerkers hierin via de training ‘Eigenregie en Seniorenkracht’.
En verder
7 Piet Boekhoud: ‘Terug naar de spruitjeslucht’ 10 Social media 11 Op de korrel… 12-17-23 Een kijkje bij klanten thuis versterkt sociaal netwerk 20 De vrijwilligers voorop 24 In verbinding 26 Nieuws 28 Laurens & de Raad van Participanten
Zoals oud-politica Hannie van Leeuwen zegt op pagina 4 moeten ouderen, ook als ze dementeren, steeds langer thuis blijven wonen en wordt zorg minder vanzelfsprekend. We staan voor een transitie waarin steeds meer een beroep gedaan wordt op de zelfstandigheid en het zelf organiserend vermogen van ouderen en op hun eigen informele netwerk. De nieuwe verantwoordelijkheden die het informele netwerk krijgt, worden niet altijd in dank af genomen, legt Evelien Tonkens op pagina 8 uit. Vooral de zorg voor een dementerende naaste is vaak zwaar, zeggen ook verschillende mantelzorgers in dit nummer. Laurens laat ouderen die moeite hebben de regie
18 te houden en hun netwerk niet in de steek. Wij spannen ons in voor samenwerking in de buurten zodat we samen een veilige en sociale samenhang tot stand brengen en in stand houden in de woonomgeving van ouderen. We stellen ons op als betrouwbare partner voor verwijzers en bij het in stand houden van sociale contacten voor ouderen. Onmisbaar in de ondersteuning van de klant en het netwerk zijn onze casemanagers, sterker nog: zonder hen wordt het een puinhoop! Op pagina 13 leg ik uit waarom zij zo belangrijk zijn en waarom wij er graag meer willen inzetten.
Johan van Eeden, regiodirecteur in de (deel)gemeenten Barendrecht, 2
Laurens
Charlois en Westvoorne
Laurens magazine is een uitgave van zorgorganisatie Laurens. Dit relatiemagazine verschijnt twee keer per jaar en wordt verspreid onder de zakelijke relaties van Laurens. Laurens is de grootste aanbieder van wonen, diensten en zorg voor ouderen in Rotterdam en omstreken. Een sterke, professionele zorgorganisatie met een kleinschalige aanpak, dicht bij mensen in de buurt waar zij wonen. We bieden zorg en dienstverlening die met onze klanten meegroeit, in iedere levensfase. Om optimale ketenzorg te kunnen garanderen, werken wij nauw samen met professionele zorgverleners, ziekenhuizen, welzijnsorganisaties, maatschappelijk werk, woningcorporaties en projectontwikkelaars in de regio. Ook bieden wij diverse vormen van kortdurende, gespecialiseerde zorg, zoals reactiveringszorg en revalidatie. Wat Laurens uniek maakt thuis en in onze locaties is de zeer complexe specialistische zorg in samenwerking met onze ketenpartners. Adviesraad (voor dit nummer) Johan van Eeden Marleen Goumans Bert van der Lende Hans Stravers Ids Thepass Miranda Velazquez Caroline Wuite Samenstelling en redactionele productie De Nieuwe Lijn Bladcoördinatie Trudy van Dijk Vormgeving IJzersterk.nu Fotografie Getty Images, Louis Haagman, Hollandse Hoogte, i-Stock, Stephan van Leiden, Michelle Muus Drukwerk Drukkerij Damen Uitgever Laurens Concernafdeling Marketing & Communicatie Nieuwe Binnenweg 33B 3014 GC Rotterdam E:
[email protected] W: www.laurens.nl @LaurensZorg (groep) Laurens Zorg facebook.com/laurenszorg youtube.com/laurenszorg
Voorwoord
Samen leren, ontdekken en vernieuwen De overheid doet meer en meer een beroep op de zelfredzaamheid van ouderen en hun eigen informele netwerk om de ouderenzorg betaalbaar te houden. De focus komt daarbij te liggen op wat de oudere zelf kan, zelf wil en welke steun en begeleiding hij of zij daarbij kan verwachten van familie, mantelzorgers en professionals. Het initiatief komt bij ouderen en hun informele netwerk zelf te liggen. Ik denk dat ouderen en hun informele netwerk die kracht ook hebben. Tegelijkertijd is wat de overheid vraagt heel wat anders dan dat wat we als maatschappij de afgelopen vijftig tot zestig jaar gewend zijn geweest en het heeft tijd nodig een nieuwe balans te vinden. Daarbij spelen vragen een rol als Wat kan de onbetaalde kracht betekenen voor de klant? Wat kunnen wij met onze samenwerkingspartners betekenen voor de informele zorgverleners? Hoe ver mag je, wil je en kun je gaan als het gaat om het verschuiven van verantwoordelijken van formele naar informele zorg? Wat is toelaatbaar, wat is betaalbaar en wat is verantwoord? Om deze vragen te beantwoorden experimenteert Laurens de laatste jaren op het snijvlak van informele en formele zorg. We nemen deel in projecten als Even Buurten, waarbij een spil ouderen in contact brengt met buurtbewoners en vrijwilligers of zo nodig professionele ondersteuning inschakelt. We voeren de Wmo-regierol in Delfshaven, vanuit ons welzijnsbedrijf Zowel!, om in de buurt de burgerkracht en kracht van netwerken te versterken. En bijvoorbeeld ook in het project de Zichtbare Schakel, waarbij de wijkverpleegkundige weer een centrale rol in de wijk heeft gekregen. In deze projecten staat samenwerken met andere partijen in Rotterdam centraal: de gemeente Rotterdam, de Erasmus Universiteit Rotterdam, Geriatrie Netwerk Rotterdam en Omgeving en de Hogeschool Rotterdam bijvoorbeeld. Maar ook Thuiszorg Rotterdam, Humanitas, Aafje en OSER (samenwerkende geïntegreerde eerstelijnsorganisaties Rijnmond). We experimenteren daarnaast met websites en apps die de communicatie tussen klant, naasten en zorgverleners verbeteren en het informele netwerk rond ouderen versterken. Ik zie het vinden van een nieuwe balans in de ouderenzorg als een ontdekkingsreis die zorgorganisaties samen met maatschappelijke organisaties, de politiek en belangenbehartigers en uiteraard onze klanten, hun informele netwerk en vrijwilligers moeten vervolgen. Ik denk dat we ons daarbij – eigenlijk heel on-Rotterdams – dienstbaar en lerend op moeten stellen. We moeten niet allemaal zelf opnieuw het wiel willen uitvinden, maar samen leren, samen ontdekken en samen vernieuwen. Dan pas zal blijken hoe we dit in Rotterdam het beste vorm kunnen geven voor onze klanten. Met dit themanummer willen we als Laurens onze ideeën en die van verschillende professionals, evenals ervaringen van klanten en mantelzorgers delen om zo samen de discussie aan te kunnen gaan.
Copyright: Niets in deze uitgave mag, op welke wijze dan ook, worden verveelvoudigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. De redactie kan niet aansprakelijk gesteld worden voor eventuele druk- of zetfouten.
Ik nodig u van harte uit hier met ons over het gesprek aan te gaan. Mail naar
[email protected], bel 010 870 00 10, volg ons op Twitter via @LaurensZorg of deel uw voorbeeld uit de praktijk in de Laurens LinkedIn (groep) Laurens Zorg.
Ids Thepass, voorzitter Raad van Bestuur Laurens
[email protected]
Laurens
3
‘De verzorgingsstaat zoals we deze kenden is over en uit, ouderen moeten niet alleen sparen voor hun kinderen, maar hun geld ook besteden aan hun eigen zorgkosten en iedereen moet een handje bijsteken om elkaar te helpen.’ Oud-politica Hannie van Leeuwen, 87 jaar en woonachtig in Rotterdam, windt er geen doekjes om. Ze wil ouderen bewust maken van de veranderingen in de zorg en ze stimuleren zelf de regie over hun leven te behouden en verzorgt daarom met regelmaat lezingen voor ouderen in het land namens de Protestants Christelijke Ouderenbond. In een vraaggesprek met Laurens deelt ze haar visie.
‘Het is zonde om zorg af te nemen die de kwaliteit van leven niet verbetert’ De huidige verzorgingsstaat is niet houdbaar? ‘Ouderen moeten beseffen dat de luxe verzorgingsstaat zoals we deze altijd kenden voorbij is. De AOW bijvoorbeeld, was ooit bedoeld voor een periode van zeven jaar, maar mensen worden steeds ouder en er komen steeds meer ouderen bij. Dat is niet meer te dragen. Iedereen moet daarom een stapje terug doen.’ Wat betekent dat voor ouderen? ‘Ouderen moeten langer thuis blijven wonen en zorg wordt minder vanzelfsprekend. Wie ondersteuning nodig heeft, doet eerst zoveel mogelijk een beroep op het eigen netwerk. De ene oudere kan mogelijk wel de andere oudere naar de dagopvang brengen. De overheid en zorgorganisaties moeten zich inzetten voor goede voorzieningen in de buurt, zoals thuiszorg, goed openbaar vervoer en welzijnsvoorzieningen. Tegelijkertijd dient de overheid er voor te zorgen dat de lasten van ouderen verlicht worden. Je moet de buurjongen die de boodschappen brengt bijvoorbeeld wel een aardigheidje kunnen geven.’
4
Laurens
Dus ouderen moeten zelf de regie nemen? ‘Je bent zelf verantwoordelijk voor je eigen gezondheid. Ouderen moeten zich, net als iedereen, verdiepen in hun aandoeningen en wat ze kunnen doen om zo lang mogelijk gezond te blijven. Gezond eten, weinig snoepen, niet roken en een cursus valpreventie volgen, bijvoorbeeld. Er zijn een heleboel dingen die je bewust kunt doen om zelfstandig en gezond te blijven. Een computercursus volgen, zodat je boodschappen kunt doen via het internet als je het zelf niet meer kan. Je verdiepen in technologische hulpmiddelen. Maar ook een goede relatie opbouwen met huisarts en specialist als je nog gezond bent, je bent namelijk niet meer zo mondig als je zorgafhankelijk bent.’ Hoe kijkt u tegen de zorgkosten aan? ‘Iedereen die dat kan moet zelf bijdragen aan zijn of haar zorg. De tijd van uitsluitend sparen voor de kinderen is voorbij. De overheid moet alleen de mensen financieel helpen die echt zorgafhankelijk zijn en geen cent hebben. Dat is een harde boodschap als je zelf altijd gespaard hebt en natuurlijk zijn er mensen die de pot hebben verteerd. Maar dat zijn toch incidentele voor-
beelden, bovendien moet je niet te snel oordelen over anderen. Je weet nooit wat iemands verhaal is.’ Hoe kan er meer bespaard worden? ‘Het is zonde om zorg af te nemen die de kwaliteit van leven niet verbetert. Ouderen worden in dit land veel te lang of onnodig behandeld, omdat ze vinden dat ze daar recht op hebben of omdat de medisch specialist erop aanstuurt. Maar nodig is het vaak niet. Ik loop moeilijk, maar laat me niet opereren. Ik red me er wel mee.’ Hoe wonen ouderen straks? ‘Het verzorgings- of verpleeghuis is straks alleen nog voor mensen met een aanzienlijk zorgzwaartepakket. Bijvoorbeeld als je bedlegerig bent of zwaar dementeert. Andere ouderen wonen in hun eigen huis of in nieuwe voorzieningen, zoals moderne serviceflats. Met technologische hulpmiddelen is nu al veel mogelijk, zoals bijvoorbeeld zelf je steunkousen aantrekken. Zelf heb ik een hulpmiddel in huis om mijn pantalon aan te kunnen trekken. Maar ik gebruik deze nog niet. Al kost het moeite, alles wat ik zelf kan doen, doe ik zelf tot het echt niet meer gaat.’
Hannie van Leeuwen
U vindt dat het besef dat het anders moet maar langzaam doordringt in de maatschappij? ‘Ik ben lid van de commissie van het Nationaal Programma Ouderenzorg van ZonMW sinds de instelling in 2008 en ben later ook voorzitter geworden van de stuurgroep Krachtig Cliëntperspectief van CSO. Binnen dit programma hebben de acht Universitaire Medische Centra (UMC’s) van Jet Bussemaker 80 miljoen te verdelen gekregen om acht regionale geriatrische netwerken te vormen in hun eigen opleidings- en onderzoeksregio. Uitgangspunt van het programma was bij de start al dat er door de vergrijzing straks een miljoen mensen zijn met meerdere kwalen tegelijk en daardoor vaak een grotere zorgbehoefte.
Om dat betaalbaar te houden moet de formele zorg méér aansluiting zoeken bij de mantelzorg en moet de mantelzorg méér inspraak krijgen. Vanuit het programma zijn verschillende projecten gestart om te onderzoeken hoe een samenhangende integrale ouderenzorg vormgegeven kan worden. Het project liep vorig jaar af en is vervolgens met een jaar verlengd. In 2014 worden de resultaten bekend.’ Eén project is Even Buurten, waar Laurens aan deelneemt? ‘In het project Even Buurten wordt gewerkt met spillen in de wijk, bijvoorbeeld wijkverpleegkundigen, die het
Hannie van Leeuwen heeft een lang en rijk arbeidsverleden, waarin hoofdrollen zijn weggelegd voor welzijn, volksgezondheid en sociale zekerheid. Ze was onder meer lid van de Eerste (tot haar 81ste) en Tweede Kamer voor de ARP en het CDA, wethouder van Zoetermeer en waarnemend burgemeester van Hazerswoude en Nootdorp. In maart 2003 werd door zorgverzekeraar IZA Nederland aan de Vrije Universiteit een bijzondere leerstoel ‘participatie van patiënten en burgers bij gezondheidsbeslissingen’ ingesteld die de naam Van Leeuwen draagt. In 2009 ontving ze de Majoor Bosshardt Prijs vanwege haar bijzondere inzet voor de samenleving. En onlangs werd de jaarlijkse lezing van de Wmo-raden naar haar vernoemd. Momenteel verzorgt ze lezingen voor ouderen in Zuid-Holland namens de PCOB en de CSO, is ze lid van de commissie van het Nationaal Programma Ouderenzorg van ZonMW, voorzitter van de stuurgroep Krachtig Cliëntperspectief van de CSO en voorzitter van de Nederlandsche Hervormde Diakonessen-Inrichting. Ook is ze in het kader van de Wtcg voorzitter van de bezwarencommissie van het CAK. Van Leeuwen woont in een serviceflat in Rotterdam Ommoord.
lees verder op pagina 6 ➔
Laurens
5
Ziet u ook een rol weggelegd voor langdurig werklozen? ‘Vroeger was altijd het argument dat als je mensen dwingt ouderen te helpen, ze dit afrekenen op die ouderen. Maar dat is te kort door de bocht. Vrijwilligerswerk doen voor ouderen is zeker niet voor iedereen gemakkelijk en het vraagt een hele organisatie om langdurig werklozen hiervoor in te zetten, maar je moet er wel mee experimenteren.’ Maakt u zelf gebruik van zorg? ‘Ik ben slecht ter been en heb mijn flat zo ingericht dat ik met mijn rollator overal bij kan. De rollator zat destijds
Hoe ziet uw informele netwerk eruit? ‘Ik ben behoorlijk familieziek en wilde toen ik hier kwam wonen per se een grote flat, zodat ik meerdere logees tegelijk kan ontvangen. Mijn neven en nichten zijn fantastisch, maar hebben ook hun werk en hun eigen besognes. Ik zal dan ook niet snel een beroep op ze doen. Ik woon in een serviceflat met onder meer een restaurant, een fysiotherapeut, een kapper en sportvoorzieningen. Ik ga regelmatig eten in het restaurant of drink er een borreltje. Boodschappen koop ik in het winkeltje beneden en ik heb onlangs een abonnement genomen op de wijkbus, omdat het me te zwaar is mijn rollator in de auto mee te nemen. Ik sjoel hier op vrijdagmiddag en speel eens per week majong. Ik had altijd een grote vriendenclub, maar er zijn er al veel overleden. De vrienden die er nog zijn, nodig ik geregeld bij mij thuis uit.’ •
Even Buurten In het project Even Buurten brengt een spil ouderen in contact met buurtbewoners en vrijwilligers en schakelt zo nodig professionele ondersteuning in. Lees het artikel over dit project waaraan Laurens deelneemt via: http://laurens.nl/evenbuurten Zichtbare Schakel In verschillende wijken in Rotterdam heeft de wijkverpleegkundige weer een centrale rol. Lees het artikel over dit project waaraan Laurens deelneemt via: http://laurens.nl/zichtbareschakel
6
Laurens
Terug naar de spruitjeslucht!
Iedereen moet een handje bijsteken? ‘Ik denk dat we vooral een beroep moeten doen op de derde generatie. De 65-plussers die niet meer werken en nog goed ter been zijn. Maar je moet deze mensen wel voldoende vrijheid geven. Ze dingen laten doen waar ze zelf plezier aan beleven, dat kan ook als vrijwilliger zijn op het gebied van sport of cultuur. Daarnaast moeten we dankbaar zijn voor de tijd die vrijwilligers willen geven. Kunnen ze slechts veertig weken per jaar, dan moeten we een oplossing vinden voor de 12 weken die ze er niet zijn.’
nog in het zorgpakket, maar ik heb ’m zelf betaald. Ik heb een auto, maar rijd alleen kleine eindjes. Mijn rijbewijs verloopt als ik negentig jaar ben en ik laat het niet verlengen. Als ik het land in moet voor een lezing of vergadering, dan laat ik me rijden en gaat de rollator mee. Ik heb diabetes, maar houd me goed aan het dieet en hoef daarom minder te spuiten dan voorheen. Thuiszorg heb ik nog niet nodig en huishoudelijke hulp betaal ik zelf. Ik moet regelmatig op controle bij de diabetesverpleegkundige en bij de hartspecialist. De uitdraai van diabetesonderzoeken neem ik altijd mee, zo voorkom je dubbele onderzoeken en dubbele kosten. Ouder worden geeft beperkingen, maar ik ben een optimist.’
Grassroots-beweging:
informele netwerk ter plekke verbeteren. De spillen brengen in kaart wat de ouderen echt aan zorg nodig hebben en proberen dat zoveel mogelijk via informele zorg te regelen. Het is een omslag in denken voor ouderen en voor zorgprofessionals, maar het werkt. Contacten in de wijk en onderlinge verbondenheid leveren een positieve bijdrage aan het welzijn van ouderen, blijkt uit de eerste resultaten van het project.’
Het ik-tijdperk is voorbij en maakt plaats voor de grassroots-beweging, zegt Piet Boekhoud. ‘Burgers gaan weer meer voor elkaar zorgen en krijgen daar geborgenheid en geluk voor terug. Ook bij zorgorganisaties vindt een kanteling plaats. Zij moeten de stap van intramurale naar wijkgerichte zorg maken. Ze moeten samen met welzijnsorganisaties en woningcorporaties buurten ondersteunen en versterken.’
We staan aan het begin van een nieuw tijdperk, zegt Piet Boekhoud. ‘Nederland verdient minder, we verliezen marktaandeel en de overheid heeft veel minder geld te besteden. Daarmee is de verzorgingstaat zoals we hem kenden voorbij. Dat heeft grote invloed op hoe we ons leven in gaan richten. De afgelopen twintig jaar heeft de overheid voor ons gezorgd waardoor we een post-modern leven konden leiden. Hierin stonden ‘ik-zijn’, in het ‘nu’ leven, eigen geluk en geld verdienen centraal. Wie het beter had richtte zich op zichzelf, trok de buurt uit naar de buitenwijk, had het druk met werk en kinderen en zocht zijn vermaak buiten de buurt in wat ik noem ‘evenementen’: entertainment en borrels bijvoorbeeld. Dat kon dankzij de hulp van ondersteunende netwerken zoals intramurale zorg en kinderopvang. Maar het geld is op en we hoeven niet veel te verwachten van Den Haag. Dat raakt iedereen: niet alleen ouderen, die langer thuis zullen moeten blijven wonen, maar ook jongeren, werklozen en scholieren.’
Piet Boekhoud was onder meer twintig jaar voorzitter van het college van bestuur van het Albeda College en nam deel aan de denktank van GENERO. Hij bekleedt momenteel verschillende bestuurlijke functies en is initiatiefnemer van het Eiland van Hoop waarbij local heroes met professionele organisaties om de tafel gaan om lokale vraagstukken informeel op te lossen. Eiland van hoop is een lokale uitwerking van de Munchhausenbeweging: een Rotterdams initiatief waarin professionele organisaties zich richten op het snel oplossen van problemen van kwetsbare burgers.
We zijn ‘ontbuurt’ We staan aan de vooravond van de grassroots-beweging, vervolgt Boekhoud. We moeten weer meer voor elkaar zorgen, eigenlijk zoals het voor de post-moderne periode al honderden jaren was. Ik zie dat als een mooie kans. Het was natuurlijk fijn dat de overheid voor ons zorgde, maar tegelijkertijd heeft het ertoe geleid dat we ‘ontbuurt’ zijn geraakt. Een deel van de bevolking, waaronder een grote groep ouderen, is vereenzaamd en talenten van buurtbewoners zijn onvoldoende benut. Door voor elkaar te zorgen, krijgt het leven weer meer betekenis. Spruitjeslucht vonden we dat de afgelopen decennia, maar uiteindelijk zijn mensen sociale wezens die geborgenheid zoeken en ergens bij willen horen. Dus het goede van vroeger komt weer terug.’
Local heroes In de grassroots-beweging neemt de bevolking zelf het voortouw. ‘Het is een ontwikkeling die van onderaf plaatsvindt. In achterstandsbuurten overigens sterker dan in rijkere buurten, omdat sociale structuren daar vanzelfsprekender zijn. Het zijn vaak gepensioneerden die omzien naar anderen in de buurt en in de gaten houden hoe het met de mensen gaat. Local heroes noem ik die, zij weten vaak beter wat er achter de voordeur gebeurt dan zorgverleners. Voor elkaar zorgen hoeft overigens niet altijd om niet te zijn. In Rotterdam-Zuid heeft een jaar een pilot gedraaid met De zuiderling. Een ruilmunt die je bijvoorbeeld aan je buurman geeft als hij je helpt met je boodschappen en die hij weer in kan zetten bij iemand anders in de buurt zodat zijn muren geschilderd worden. Een succesvol project dat in september in heel Zuid wordt uitgerold.’ ‘Hoewel de grassroots-ontwikkeling al te zien is, gaat het niet vanzelf’, benadrukt Boekhoud. Zorg- en welzijnsorganisaties en woningcorporaties moeten de mensen in de buurt ondersteunen. Niet door zaken uit handen te nemen, maar door kennis te delen, vraagbaak te zijn en daar waar het echt nodig is ondersteuning te bieden. Voor zorgorganisaties wordt leidend wat zij kunnen toevoegen, zodat mensen betekenisvol kunnen leven.’ •
Door de bezuinigingen zijn ouderen straks beter af. Laurens Reageer op LinkedIn via (groep) Laurens Rotterdam
Laurens
7
‘Verantwoordelijkheid betekent óók zeggenschap’ De overheid legt steeds meer nadruk op informele zorg. Maar hoe krijg je de burger zover te zorgen voor zijn naaste? Volgens Evelien Tonkens, bijzonder hoogleraar actief burgerschap aan de Universiteit van Amsterdam, kan dat alleen door mantelzorgers en vrijwilligers politieke macht te geven. ‘Zo kunnen ze zélf invloed uitoefenen op de voorwaarden waaronder ze hun bijdrage willen leveren. Als je mensen verantwoordelijkheid geeft, moet je ze ook zeggenschap geven.’
8
‘Een groot beroep doen op informele zorg is in onze samenleving niet vanzelfsprekend’, stelt Evelien Tonkens. ‘We zien het niet als een automatisch voortvloeisel van goed burgerschap. Maar het is wel iets waarop de overheid in toenemende mate aanstuurt nu de overheid het kostbaar vindt om de zorg – vooral de langdurige zorg voor oudere mensen – primair via het formele zorgcircuit te blijven regelen. De overheid probeert de burgers dus ertoe te bewegen vrijwilligerswerk en mantelzorg te verrichten. Dit lijkt ook wel te lukken, maar niet probleemloos. Het aantal overbelaste mantelzorgers neemt toe. Veel hulpbehoevenden willen bovendien eigenlijk geen sterker beroep doen op hun familie. Maar ze doen het uiteindelijk toch, omdat ze geen alternatief zien.’
nu nog onder valt, onder het domein van de Wmo zal komen’, vervolgt ze. ‘Dit betekent dat de wettelijke verankering wegvalt en dat de invulling afhankelijk wordt van de hoeveelheid geld die ervoor beschikbaar is. Waar dit geld niet beschikbaar is, zal in toenemende mate een beroep worden gedaan op de burger. We zien ook al burgers die op deze ontwikkeling anticiperen. Er is een groeiende groep mensen – nog niet zo oud en nog gezond – die zich opwerpen om iets voor een ander te betekenen. Zij hebben in de gaten dat van het van oudsher vanzelfsprekende beroep op de formele zorg steeds minder sprake zal zijn. Maar dat is een beperkte groep. De meeste mensen hebben nog geen idee hoe groot de cultuuromslag zal zijn die op hen afkomt.’
Cultuuromslag ‘Het ziet ernaar uit dat de AWBZ fors zal worden beperkt en dat veel zorg die daar
Ketens en nieuwe functies En die cultuuromslag zal ook gevolgen hebben voor woningcorporaties,
Laurens
gemeenten en aanbieders van zorg en welzijn, stelt Tonkens. ‘Woningcorporaties voelen zich wel verantwoordelijk, ze zien dat de roep om mensen langer thuis te laten wonen eisen stelt aan de woningen die ze beschikbaar stellen. En aanbieders van zorg en welzijn zien ook dat ze op de veranderingen moeten inspelen. Ze gaan de zorg meer in ketens organiseren en creëren ook nieuwe functies. Een mantelzorgcoördinator bijvoorbeeld, een functie waarvoor ook vanuit de Wmo geld beschikbaar kan worden gesteld.’ Meer mannen Ondertussen doen aanbieders van zorg en welzijn er goed aan hun eigen mantelzorg- en vrijwilligersbeleid tegen het licht te houden, betoogt Tonkens. ‘De noodzaak hiertoe is een van de positieve kanten van de hele ontwikkeling. Mantelzorg en vrijwilligers krijgen nu veel meer aandacht, in het verleden
‘De meeste mensen hebben géén idee hoe groot de aankomende cultuuromslag is’
werden beide nauwelijks serieus genomen. Wat echter veel te weinig aandacht krijgt, is de ongelijke belasting tussen de seksen. Het zijn nu nog vaak de wat oudere vrouwen die het merendeel van de mantelzorg en het vrijwilligerswerk in de zorg voor hun rekening nemen. De overheid, en ook lokale overheden, moeten gaan nadenken over de vraag hoe deze taken eerlijker over de seksen verdeeld kunnen worden, en hoe ze dus mannen meer in beweging kunnen krijgen.’ Verbinden Programma’s als Even Buurten (waarbij het informele netwerk rond ouderen versterkt wordt, zodat ouderen krachtiger worden en hun levenskwaliteit verbetert) en Zichtbare Schakel (inzet van een onafhankelijke wijkverpleegkundige), waaraan Laurens deelneemt, zegt Tonkens ook interessante ontwikkelingen te vinden. ‘De mogelijkheden die
een opzet als Even Buurten biedt, kan mensen bij elkaar brengen’, zegt ze. ‘Als zich dat maar niet vertaalt in wéér een overleg erbij heeft dit ook meerwaarde. Hetzelfde geldt feitelijk voor een initiatief als Zichtbare Schakel. Het is goed als er een centrale persoon is die de zorgvraag en iedereen die daarmee te maken heeft aan elkaar verbindt, maar het is wel goed als die persoon ook zelf zoveel mogelijk wordt ingezet voor uitvoerende taken. Anders wordt het weer een extra schakel, zoals de casemanager in de jeugdzorg vaak was.’ Politieke invloed Een probleem dat Tonkens signaleert, is dat in de wijken en buurten zoveel verschillende organisaties actief zijn. ‘Hoe kunnen al die organisaties goed met elkaar gaan samenwerken, terwijl ze ook moeten concurreren? Daarbij zijn ze vaak niet op wijkniveau georganiseerd, maar – onder druk van de
marktwerking en fusiegolven – op een veel grotere schaal. Hoe zorg je dan dat er geen gaten vallen of juist teveel overlap ontstaat? In mijn tijd in de Tweede Kamer ben ik wel eens mee geweest op werkbezoek naar Noorwegen. Daar vielen vrijwel alle taken op het gebied van zorg en welzijn onder de gemeenten. Dat geeft duidelijkheid. Idealiter zouden de zorg- en welzijntaken voor de langdurige zorg allemaal op wijkniveau georganiseerd moeten zijn. Maar voorbeelden hiervan binnen Nederland ken ik nog niet. Die ontwikkeling zou wel goed zijn. En de mantelzorgers en vrijwilligers moeten meer politieke invloed krijgen, zodat ze invloed kunnen uitoefenen op de voorwaarden waaronder ze hun bijdrage het best kunnen leveren. Als je mensen verantwoordelijkheid geeft, moet je ze ook zeggenschap geven.’ •
Laurens
9
Social media
versterkt informele netwerk Facebooken, skypen, whatsapp-en, e-mailen. Steeds meer ouderen maken gebruik van de mogelijkheden van internet om in contact te blijven met familie en vrienden en steeds vaker ook met zorgverleners. Laurens juicht deze ontwikkeling toe en experimenteert samen met de klant met apps om de communicatie tussen klant, naasten en zorgverleners te verbeteren en het informele netwerk rond ouderen te versterken.
‘Apps verbeteren communicatie tussen klant, netwerk en medewerkers’
10 Laurens
‘De generatie 65-plus heeft de iPad omarmd en kinderen zetten steeds vaker een laptop bij hun oude vader of moeder neer’, zegt Caroline Wuite, manager Marketing & Communicatie bij Laurens. ‘De oudere van nu e-mailt en skypet met hun kinderen en blijft op de hoogte van het reilen en zeilen van kleinkinderen via facebook. Ook spelen ouderen geregeld online spelletjes met anderen en worden apps gebruikt om te communiceren. Een positieve ontwikkeling die ervoor zorgt dat ouderen hun informele netwerk verstevigen en vergroten. Wij stimuleren onze medewerkers hierin mee te
gaan. Sinds eind 2011 is Laurens actief op onder meer Facebook en Twitter en we zien dat steeds meer ouderen ons volgen en reageren op onze berichten. De locatie Facebook pagina’s zijn daar een mooi voorbeeld van. Alle medewerkers hebben sindskort een persoonlijk e-mailadres, de medewerkers van Zorg aan Huis hebben een smartphone en per team een i-Pad. Daarnaast experimenteren de Zorg aan Huis en verschillende locaties met apps die de communicatie tussen onze klant, hun netwerk en onze medewerkers verbeteren.’ Familienet Een mooi voorbeeld hiervan is Familienet, dat gebruikt wordt op de locaties Laurens Arcadia, Laurens Dorpsveld, Laurens Borgsate en Laurens Stadzicht. Er hebben al meer locaties interesse getoond. Familienet is een online platform waar verzorgenden en activiteitenbegeleiders allerlei informatie kunnen uitwisselen
met de bewoner, mantelzorgers en familieleden van bewoners. Hellen Basari, marketeer sociale media: ‘De bewoner en de contactpersoon kiezen zelf wie er in hun omgeving toegang krijgt tot de informatie op Familienet. Dat kunnen bijvoorbeeld kinderen, kleinkinderen, neven, nichten of buren zijn. Zij kunnen berichten lezen van Laurens-medewerkers over hun naaste. Bijvoorbeeld over hoe de dag verlopen is en welke activiteiten die week op het programma staan. Alledaagse dingen, die zorgen voor een grotere betrokkenheid van iedereen die dicht bij de bewoner staat. Maar ze kunnen ook berichten plaatsen. Zo blijven de Laurensmedewerkers op de hoogte van bijvoorbeeld een verjaardag van een familielid, of vakantiedata. Ook geplande bezoekjes worden vermeld, zodat familieleden onderling kunnen afstemmen wie wanneer op visite gaat bij vader of moeder.’ Medische informatie wordt nadrukkelijk niet uitgewisseld. ‘Familienet is geen vervanging van de huidige communicatiemiddelen. Het is een aanvulling op wat er al is’, aldus Basari. Caren zorgt Een ander onderdeel van Laurens experimenteert met Caren zorgt. Een website die de zorg voor een familielid organiseert en makkelijker maakt. De site brengt alle betrokkenen bij elkaar. Enerzijds de familie en vrienden (de mantelzorgers), anderzijds de zorginstelling en de medewerksters van de thuiszorg. Ook alle informatie zoals belangrijke telefoonnummers, medicijnen en afspraken staat er op. Zo kan de familie bijvoorbeeld zien wanneer de verpleegkundige langskomt, zodat zij daar eventueel bij kunnen zijn, en wat er verder op de agenda staat. Zijn daar vragen over, dan kan de familie de betrokken medewerkster direct benaderen via Caren. In de dagelijkse praktijk rust de zorg vaak op de schouders van één kind. Caren maakt het ook mogelijk de zorg voor bijvoorbeeld een ouder over meer schouders te verdelen. Laurens experimenteert bewust met meerdere applicaties om te ontdekken hoe een dergelijk systeem het beste aansluit op behoeften van klanten en het informele netwerk. ‘Het gebruik van de apps komt voort uit vragen van de klant zelf’, zegt Wuite. ‘Maar ook medewerkers nemen geregeld het initiatief. Zo hebben verschillende locaties een eigen Facebook-pagina waar klanten en mantelzorger ‘vriend’ van kunnen worden.’ Het is een mooie ontwikkeling dat sociale media ook in de ouderenzorg een waardevol communicatiemiddel worden. •
Laurens op Facebook, onder andere: Algemeen facebook.com/laurenszorg Stadzicht facebook.com/pages/Laurens-Stadzicht/162329210592510 De Beukelaar facebook.com/DeBeukelaarLaurens Liduina facebook.com/LaurensLiduina Borgsate facebook.com/LaurensBorgsate Aesopus facebook.com/pages/Laurens-Aesopus/192941880778316
Op de korrel . . .
Plus ça change Dat had u niet gedachte hè? Dat die ouwe Stien ook nog een woordje over de grens sprak. Wij kregen Frans op de mulo hoor. Van meneer Camuzeaux. Een echte Fransman, die en passant, ook nog wijze levenslessen gaf. Plus ça change, plus c’est la même chose, was een van zijn gevleugelde uitspraken. Begreep ik toen niets van. Enfin, ik heb net steunkousen aan laten meten, in het zorgcentrum om de hoek. Tja, vocht in de benen. En het gaat maar niet weg. Hoor ik daar dat ze het over kwetsbare ouderen hebben. ‘Zozo’, zeg ik tegen dat jonge ding dat me hielp. ‘Wat is dat dan precies?’ ‘Ouderen die steeds meer moeite hebben zelf de regie te houden en van wie de sociale infrastructuur te wensen overlaat’, zegt ze. ‘Je bent goed op de hoogte’, zeg ik. ‘Inderdaad’, zegt ze. ‘Hoe ziet uw sociale zorginfrastructuur eruit als ik vragen mag’. ‘Pardon’, zeg ik? ‘Nou’, zegt ze, ‘Laurens, waar ik werk, zoekt steeds de samenwerking met het informele zorgnetwerk van onze klanten. Daar sluiten we dan bij aan, zodat de klant zo lang mogelijk thuis kan blijven wonen. Goed toch?’ ‘Met mijn infrastructuur is het prima’, vertel ik haar. ‘Mijn buurvrouw en ik halen boodschappen voor elkaar, mijn zoon komt eens in de twee weken en ik heb nog een handjevol vriendinnen. En de sjoelclub natuurlijk. En mijn schoonmaakster komt woensdagmiddag en die betaal ik zwart. Als dat niet informeel is. Maar als ik het goed begrijp moeten we gewoon weer op elkaar gaan letten, net als vroeger?’ ‘Ja’, zegt ze, ‘daar komt het wel op neer. Hoe meer er verandert, hoe meer er hetzelfde blijft.’ ‘À propos’, zeg ik, ‘jij heet toch geen Camuzeaux van achteren?’ ‘Nee’, zegt ze. Hoezo?’ •
Arcadia facebook.com/LaurensArcadia
Laurens 11
Ouderen zijn allemaal anders. De betekenis van het informele netwerk en de zorg is dan ook niet voor iedereen gelijk. Een kijkje bij klanten thuis…
Vrijwilliger Mirjam Waterreus en Carola Selder
Nieuw Kellogg:
Prettiger te midden van geloofsgenoten Mevrouw Selder (83) moest twee jaar geleden vanwege haar reuma kiezen: of in het verzorgingshuis in haar woonplaats Oostburg (Zeeuws Vlaanderen) gaan wonen, of in een zelfstandig appartement in het Rotterdamse Nieuw Kellogg, te midden van geloofsgenoten. ‘De keuze was niet moeilijk. De levensovertuiging van een Jehova’s getuige wil nog wel eens wat onbegrip kweken. We vieren bijvoorbeeld geen
12 Laurens
verjaardagen of feestdagen als Kerst of Pasen. In verzorgingshuizen wordt toch verwacht dat je daaraan je steentje bijdraagt. Dat druist tegen mijn levensovertuiging in. Hier hanteren zowel de bewoners, de verzorgenden als de vrijwilligers dezelfde bijbelse normen en waarden. Dat is heel prettig.’ Mirjam Waterreus (59): ‘Ik ben vrijwilliger geworden bij Jah-Jireh, een stichting van en voor Jehovah’s getuigen die onder andere professionele zorg biedt en nauw samenwerkt met Laurens. Ik help geloofsgenoten, maak een praatje, doe op verzoek de administratie en kijk of ik moet helpen met post die de bewoners ontvangen. Verder zorg ik er ook voor dat er iemand komt voor de inkomstenbelasting en breng de huismeester op de hoogte van een
kapotte lamp of verwarming. Mevrouw Selder: ‘Mirjam gaat ook regelmatig mee naar het ziekenhuis. Laurens doet de zorg: wassen, aan- en uitkleden en soms nemen ze me in de rolstoel mee boodschappen doen. Huishoudelijke hulp, vier uur in de week, is geregeld via thuiszorgorganisatie Aafje. Twee keer per week is er een activiteitenprogramma van 10:00 tot 15:00 uur. Daar wordt gezamenlijk gegeten, gezongen en geknutseld. Zoals je ziet is mijn favoriete bezigheid haken. Twee keer per week is er een vergadering (een dienst) die je vanuit huis via een telefoonverbinding kunt volgen, als je niet fysiek in staat bent er naar toe te gaan.’ Waterreus: ‘De samenwerking met Laurens verloopt uitstekend. Het is prettig om zo’n organisatie achter je te hebben.’ •
Dementerende ouderen langer thuis dankzij casemanagement:
‘Zonder casemanagement wordt het een puinhoop’ Casemanagement bij dementie zorgt ervoor dat mensen met dementie langer de regie houden en hun mantelzorgers ontlast worden. Ouderen met dementie kunnen daardoor langer thuis blijven wonen waardoor de zorgkosten dalen. Johan van Eeden, bij Laurens verantwoordelijk voor het werkgebied dementie: ‘Casemanagement werkt, blijkt uit onderzoek. Laurens vindt het daarom van essentieel belang dat nu de overheid voornemens is te korten op begeleiding, dit niet ten koste gaat van casemanagement. Sterker nog: om de zorg betaalbaar te houden moeten er meer casemanagers bij!’
‘Mijn moeder is een zorgzaam type, altijd al geweest. Ze werkte als bejaardenverzorgster en de laatste jaren was ze gastvrouw voor ouderen in het ontmoetingscentrum bij haar in de buurt. Daar verzorgde ze de koffie en ving ze mensen op tijdens inloopavonden. Ze kent daardoor zo ontzettend veel mensen. Dus toen zij vergeetachtig werd en uiteindelijk de indicatie Alzheimer kreeg dachten we: nu gaan we voor haar een netwerkje van mensen opzetten die voor haar kunnen zorgen als het nodig is. Die bijvoorbeeld met haar mee willen lopen om geld te pinnen of een boodschap te doen. Maar dat is niet zo eenvoudig. Je kunt niet automatisch van wederdiensten uitgaan wanneer dat nodig is, blijkbaar. En dat begrijp ik ook wel, maar toch. Nu komt de zorg op ons gezin neer en dat wordt alleen maar meer natuurlijk. Helemaal nadat in
maart definitief de diagnose Alzheimer werd gesteld. Nu heb ik nooit meer een reden om te denken ‘he mam, let dan ook even op’, want we weten wat er aan de hand. Ik ben twentyfour/seven met de zorg voor mijn moeder bezig, daarom is het fijn dat we sinds kort een casemanager hebben. Dat is Wil van Laurens, zij ondersteunt ons waar ze kan. Bijvoorbeeld met het regelen van thuiszorg en het aanvragen van dagopvang. Maar ook bij het vinden van een verzorgingstehuis voor mijn moeder, want ja, daar moet ze uiteindelijk wel naar toe. Ik was daar zelf al voortvarend in door mijn moeder eind vorig jaar in te schrijven. Helaas is de aanvraag afgewezen. Maar ik laat het er niet bij zitten en kijk samen met Wil wat nu de opties zijn. Dat zij daarbij helpt, vind ik heel fijn. Zij legt toch wat extra gewicht in de schaal. Bovendien zit er bij mij inmiddels best wat emotie bij.’ •
De overheid doet een beroep op de eigen kracht van burgers en zet erop in dat ouderen, ook als ze dementerend zijn, langer thuis blijven wonen. ‘Dat kan alleen als de inzet van casemanagers structureel onderdeel uitmaakt van de zorg rond dementerenden die moeite hebben zelf de regie te houden’, zegt Johan van Eeden regiodirecteur in de (deel)gemeenten Barendrecht, Charlois en Westvoorne. Hij maakt zich grote zorgen over de voornemens van de overheid te bezuinigen op begeleiding, waarvan casemanagement onderdeel is: ‘De begeleidende rol van de casemanager dementie is voor mensen die moeite hebben zelf de regie te houden essentieel. Is er geen mantelzorg dan is de kans groot dat ze zonder casemanagement vervuilen, medicijnen vergeten en ernstig vereenzamen. Is er wel mantelzorg, dan is het maar de vraag of de mantelzorger (zoals de partner of kinderen) het zonder de steun van de casemanager jarenlang volhoudt om een dementerende
‘De zorg gaat altijd door’ Een jaar lang probeerde Rosie Robbemond (77) haar vergeetachtigheid te verbloemen. Daarom was de diagnose Alzheimer, die in maart van dit jaar gesteld werd, in zekere zin een opluchting. Ook voor dochter Wilma de Willigen (52). ‘Nu is het openbaar en weet iedereen wat er aan de hand is’
Laurens 13
oudere in zijn of haar thuissituatie te verzorgen. Meer dan tachtig procent van de mantelzorgers voelt zich ernstig belast. Als casemanagers wegbezuinigd worden, zal dat voor velen net de druppel zijn die de emmer doet overlopen, waardoor dementerende ouderen juist eerder moeten verhuizen naar een speciale woonvoorziening. Dat betekent in de praktijk hogere zorgkosten door opname en minder kwaliteit van leven voor de klant die in de praktijk vaak sneller achteruitgaat dan thuis. Zonder casemanagers wordt het kortom een puinhoop.’ Regie houden Laurens werkt sinds 2007 met casemanagers dementie. Casemanagers dementie zijn zorgprofessionals die naast de klant en mantelzorger staan en ze helpen de regie te houden in de onzekere wereld van dementie. Een casemanager brengt het informele
netwerk in kaart, helpt de klant structuur en regelmaat aan te brengen, maakt helder wat er allemaal mogelijk is en ontlast de mantelzorger. Ze zijn vaste contactpersoon vanaf het moment van vlak voor de diagnose tot de klant thuis overlijdt of tot zes weken na opname in het verpleeghuis. Jolita Groeneveld, voorheen onder meer teamleider Zorg aan Huis en ouderenadviseur is sinds 2009 casemanager bij Laurens in de regio Barendrecht, Rhoon en Poortugaal. Ze legt uit wat haar werk inhoudt: ‘Ik kom in beeld als er bij de thuiszorg een signaal is binnengekomen van de familie of huisarts dat er sterke vermoedens zijn dat er sprake is van dementie en er ondersteuning nodig is. Soms komt een verzoek binnen van een geriater, maar meestal is de diagnose nog niet gesteld. Ik maak vervolgens een afspraak om te inventariseren waar de oudere en mantelzorger tegenaan lopen en of er een sociaal netwerk is. Ik vraag waar behoefte aan is en wat de vermoedens van of diagnose
‘In 2005 vierden mijn ouders hun zestigjarig huwelijk, ze waren nog goed van lijf en geest. Soms denk ik wel eens dat het mooi zou zijn als dat fijne feest hun ‘kers op de taart’ van het leven was geweest. Want kort daarna ging het ineens slecht met mijn vader. Hij had psychische problemen, waanvoorstellingen, en ging snel achteruit. Op het moment dat we hierover aan de bel trokken zat hij bij wijze van spreken al in de noodopvang. Tot die tijd woonden mijn ouders in Laurens De Aarhof. Maar al snel na het vertrek van mijn vader Schiedammer begon ook mijn moeder te tobben en openbaarden zich de eerste tekenen Willem Baks (65) had zo’n twee jaar de zorg van dementie. Ze werd vergeetachtig en wist soms niet meer waar ze was voor zijn dementerende moeder, Neeltje als ze naar buiten ging met haar Baks-Borg (92). Sinds 2009 verblijft zij rollator. Moesten we van de politie horen dat ze bij een benzinestation in zorglocatie Laurens De Hofstee. was gevonden. Dat begin, de start van het afbraakproces zeg maar, heb ik wel moeilijk gevonden. Je weet niet wat er nog gaat komen en gebeuren. Of hoe het financieel afloopt. Ik heb
‘Moesten we van de politie horen dat ze bij een benzinestation was gevonden’
14 Laurens
‘Landelijke invoering van casemanagement zou jaarlijks € 200 miljoen besparen’
dementie met de mensen doet. Maar ik kijk bijvoorbeeld ook hoe de woning eruitziet. Ligt er een berg post? Is het er vies? Zet iemand zelf koffie? Ik breng in beeld hoe iemand leeft en wil leven. Als iemand altijd al rommelig is geweest, kan dat best zo blijven. Ik volg de normen en waarden van de klant en ga naast hem of haar en de mantelzorgers staan om er samen voor te zorgen dat de oudere het zolang mogelijk voor elkaar krijgt thuis. De eerste weken gaat het vooral om het vertrouwen winnen, nagaan hoe we mensen hun eigen kracht en hun
toen veel aan de begeleiding van Laurens gehad. Als je eenmaal weet hoe de vork in de steel zit wat betreft dementie, heb je veel meer geduld en begrip. Kun je dingen ook makkelijker uit handen geven. Evengoed bleef er genoeg over om te regelen. De financiën moesten behartigt worden, er was kleding nodig, de kamer in Laurens De Hofstee moest worden ingericht. Dat kwam bovenop de zorg om haar gezondheid. Het verpleeghuis heeft ons gelukkig veel uit handen genomen. En ik ben blij met de plek waar mijn moeder verblijft. Zij ligt nu, in de laatste fase van haar leven, in de huiskamer met om haar heen andere mensen en huiselijk rumoer. Maar als ik de geluiden over bezuinigingen hoor, maak ik me wel zorgen om hoe het in de toekomst zal gaan. Deze groep mensen heeft zoveel zorg en aandacht nodig. En in mijn ogen is er niets vervelender dan de hele dag voor je uit moeten staren en niks doen.’ •
mantelzorg kunnen versterken. Als professionele zorg nodig is, vragen we daar samen een indicatie voor aan. Dat kan persoonlijke verzorging zijn – hulp bij wassen en aankleden – of bijvoorbeeld hulp bij het innemen van medicijnen. Ook help ik als dat nodig is om huishoudelijke hulp aan te vragen bij de gemeente. Voorzichtig vraag ik daarnaast of de klant eens mee wil naar de soos: de dagbehandeling.’ Hier kan de oudere samen met leeftijdsgenoten activiteiten zoals schilderen en therapieën zoals geheugentraining volgen. Dat zorgt ervoor dat ze langer gezond blijven en geeft de mantelzorger wat meer ademruimte. ‘Maar als de klant hier emotioneel nog niet aan toe is, laat ik het onderwerp voorlopig rusten. Ik reik daarnaast de klant en mantelzorger informatie aan en kan de mantelzorger bijvoorbeeld in contact brengen met lotgenoten. Ook kunnen er vrijwilligers ingeschakeld worden, zodat bijvoorbeeld een oude hobby opgepakt wordt of een wandelingetje gemaakt kan worden. We starten heel summier
op qua aanbod. Vooral de beginfase vraagt erg veel zorgvuldigheid. Maar als het vertrouwen er eenmaal is, kunnen we vanuit de specialistische thuiszorg vrijwel alles regelen, ook omdat we korte lijnen hebben naar huisarts en geriater.’ In het begin komt de casemanager 1 à 2 keer per twee weken langs, dit wordt langzaam afgebouwd naar 1 à 2 uur per maand. Wel is de casemanger 24/7 bereikbaar. ‘We werken in duo’s dus dat kunnen we waarmaken. De ouderen zijn er in de regel erg blij mee’, zegt Groeneveld. ‘Maar wat belangrijker is’, benadrukt ze, ‘is dat casemanagement ervoor zorgt dat mantelzorgers het weer aankunnen’. Die zitten vaak al ver over hun grens heen en zien het door onze ondersteuning weer zitten. Zo voorkomen we dat de klant in een speciale woonvoorziening terechtkomt. Uiteindelijk is de klant thuis het beste af.’
‘Mijn oom is heel zijn leven vrijgezel geweest en heeft dus geen kinderen en kleinkinderen. En ondanks dat we een grote familie met veel neven en nichten hebben, nam niemand de zorg voor hem op toen hij begon te dementeren. Dus heb ik dat gedaan, want ja, ik ben nu eenmaal een zorgzaam type. Maar in het begin vond ik dat heel moeilijk. Ik moest over een drempel heen. Het is mijn oom, tussen ons was een bepaalde afstand. Dat is niet vergelijkbaar met de band die je met je ouders hebt. In het begin van zijn ziekteproces wilde ik dan ook zo netjes en respectvol mogelijk voor hem zorgen. Hem met u aanspreken. Maar op een gegeven moment stap je daar overheen. Dan komt ook het punt dat je hem van het toilet moet halen. Heel moeilijk vond ik dat. De zorg viel me sowieso best zwaar. In het begin wist ik niet goed wat ik er mee aanmoest of waar ik aan kon kloppen voor hulp. Toen ben ik het wiel maar min of meer zelf gaan uitvinden. Door gewoon te doen. De eerste stap was
het regelen van dagopvang bij Laurens De Hofstee, dat was een stap vooruit. Evengoed belde mijn oom me in die periode soms twintig keer per dag. Dat ging over van alles en nog wat. Of ik ook thee had gedronken bijvoorbeeld. Daar werd ik heel gestrest van. Maar ja, toch pak je iedere keer weer de telefoon op, want je weet nooit wat er aan de hand is. We hebben hem ook wel eens gevonden in de keuken namelijk. Was hij gevallen bij het melk koken en kon hij niet meer opstaan. Toen we aankwamen stond het gas nog aan, maar was de vlam uit. Levensgevaarlijk. Gelukkig verblijft hij sinds oktober vorig jaar in Laurens De Hofstee. Dat voelt heel fijn, voor ons allebei. Want ook mijn oom is blij dat hij daar zit. En bij mij is de rust in mijn leven teruggekeerd, ik weet dat ik hem niet meer languit op de vloer zal vinden.’ •
mantelzorg 2012. Uit dit onderzoek uitgevoerd door het Nivel blijkt onder meer dat mantelzorgers na een jaar minder moeite hebben met het omgaan met angst, boosheid en verwardheid. Ook voelen ze zich minder eenzaam, beter op de hoogte van ondersteuningsmogelijkheden en hebben ze vaker het gevoel voldoende uitleg over dementie te hebben gehad. Ook nemen spoedbezoeken aan huisartsen af en verdubbelen dagactiviteiten. Mantelzorgers beoordelen het casemanagement met het cijfer 8. Bovendien blijkt dat door de inzet van casemanagers de zorgkosten aanzienlijk dalen. Elke geïnvesteerde euro levert € 2,50 op. Landelijke invoering zou jaarlijks € 200 miljoen besparen. Schaars goed Bij Laurens werken er momenteel 15 casemanagers (7,5 fte) die in totaal
Bewezen effectief Casemanagement is bewezen effectief, blijkt uit de landelijke Dementiemonitor
‘Mijn oom belde soms twintig keer per dag’ Als enige uit een grote familie met veel neven en nichten nam Trude van Wassenaar (58) de dagelijkse zorg van haar oom Bert Sleeuwenhoek (85) op zich.
Laurens 15
zo’n 750 ouderen ondersteunen. ‘Casemanagers zijn een schaars goed bij Laurens’, benadrukt Van Eeden. ‘We zetten de casemanagers alleen in waar het echt noodzakelijk is, maar we kunnen er te weinig inzetten. Om aan de vraag te kunnen voldoen, zouden we het dubbele aantal fulltimers moeten inschakelen, maar het beschikbare budget laat dat niet toe.’ Structureel, langer en breder Casemanagement wordt momenteel deels gefinancierd binnen een tijdelijk project van Achmea (3 fte) en deels via geïndiceerde zorg. Van Eeden: ‘Wij denken dat casemanagement structureel gefinancierd zou moeten worden. Dat zou binnen de AWBZ kunnen als preventievoorziening, maar kan ook vanuit de Wmo. Het is immers ook een ‘Eigen kracht’-voorziening. Wij zouden het casemanagement daarnaast breder en langer willen aanbieden. In principe
zou de voorziening voor alle ouderen die behoefte aan regie-ondersteuning hebben beschikbaar moeten zijn. In sommige gevallen, zoals na een beroerte kan dat ook tijdelijk zijn. Bij dementerende ouderen zouden we de ondersteuning langer willen bieden, dat wil zeggen ook in de speciale woonvoorziening. Juist dan treedt vaak verslechtering op, omdat de overgang van thuis naar een vreemde omgeving voor een dementerende oudere extra groot is.’ •
16 Laurens
aan casemanagers oplossen door de inzet van onbetaalde krachten? Johan van Eeden Reageer op LinkedIn via nl.linkedin.com/pub/ johan-van-eeden/6/ 836/aab
Mantelzorgers verder ontlasten Om mantelzorgers te ontlasten biedt Laurens naast casemanagement en dagopvang verschillende voorzieningen. Zo zijn er in Laurens De Blijvenburg (Overschie) en Laurens Sandelinghof (Vreewijk) ontmoetingscentra voor mensen met geheugenproblemen en hun mantelzorgers. Deze laagdrempelige ontmoetingsplekken liggen midden in de wijk en zijn een ‘huiskamer’ voor mensen met dementie, een steunpunt voor informatie én een plek voor mantelzorgers om even op adem te komen. Ook organiseert Laurens regelmatig op verschillende locaties Alzheimercafés. Dit zijn maandelijkse informele bijeenkomsten voor mensen met dementie, partners, familieleden, hulpverleners en andere belangstellenden. De Alzheimercafés zijn gericht op informatieuitwisseling en zetten vaak een thema centraal zoals Wat is een geriater? of Vakanties met zorg.
‘Mijn moeder werd zo vergeetachtig dat het zorgelijk werd. Steeds vaker nadat ze deur uitging, raakte ze verdwaald. Ze zag de noodzaak van een bezoek aan de huisarts daarom wel in, maar toch was het een flinke stap voor ons. De huisarts verwees ons door naar een geriater en die stelde al snel de diagnose Alzheimer. Mijn moeder moest medicijnen nemen, Exelon, en dat was het dan. Als familie hadden we geen idee hoe het verder moest. Want je weet als leek niet goed wat er nu precies Irene Keuter aan de hand is. Het innemen van (56) moest het zonder casemanager stellen die medicijnen bleek een hele toer, want ja, dat vergat ze geregeld. toen haar moeder Greet van Krieken (89) de Mijn man heeft toen nog een eigen medicijnrekje in elkaar gezet, met diagnose Alzheimer kreeg. potjes en daarop de dagen van De functie bestond toen nog niet. ‘Ik heb de week, maar dat werkte op een gegeven moment ook niet meer. die begeleiding gemist.’ Gelukkig ontmoette mijn moeder in Laurens De Aarhof, waar zij op dat moment woonde, haar vriend Teun. Door zijn goede zorg heeft ze iets langer zelfstandig kunnen wonen,
‘Een casemanager had ik héél fijn gevonden’
Moeten we het tekort
maar op den duur werd die zorg ook voor hem te zwaar. Dit speelde nog voor de tijd dat er casemanagers waren voor mantelzorgers van dementiepatiënten. Een vriendin van me heeft die nu wel. En als ik van haar hoor hoe dat gaat, dan hadden wij destijds grote behoefte aan zo’n aanspreekpunt. Aan iemand die vertelt wat er op je afkomt en wat de mogelijkheden zijn. Iemand aan wie je altijd vragen kunt stellen. Daarin heb ik me wel alleen gevoeld destijds. Pas onlangs heb ik een workshop gevolgd over hoe om te gaan met dementerenden. Daar heb ik dingen geleerd die ik graag eerder had geweten. Gelukkig gaat het nu heel goed met mijn moeder. Laurens De Hofstee is een fijne plek voor haar. Ze kan zich vrijuit verplaatsen en in de tuin zitten. Haar vriend Teun zoekt haar geregeld op en dan drinken ze thee en eten ze cake, cake met heel veel slagroom.’ •
Ouderen zijn allemaal anders. De betekenis van het informele netwerk en de zorg is dan ook niet voor iedereen gelijk. Een kijkje bij klanten thuis…
Sze Hing Yung en dochter Candy Yung
Laurens De Schans:
Rust in het hoofd
Sze Hing Yung (82) woont sinds januari 2012 op de Chinese afdeling in Laurens De Schans. Hij heeft een ruime kamer waarin het woon- en slaapgedeelte met een schuifdeur gescheiden kunnen worden en een aparte badkamer. Dochter Candy Yung: ‘Na een aantal incidenten die elkaar snel opvolgden, zoals valpartijen en beroertes, was het niet meer vertrouwd dat mijn vader alleen thuis bleef wonen. Hij kwam voor
het eerst in tachtig jaar in een ziekenhuis en daarna in een revalidatiecentrum terecht. Daar werd hij erg onrustig. Dat hij geen Nederlands spreekt, is een extra handicap. Gelukkig was er snel plek op de Chinese afdeling van Laurens De Schans. Daar werken drie Chinese verpleegkundigen, heeft hij veel aanspraak van landgenoten en wordt er tweemaal per dag warm gegeten. Ik ben zijn enige familielid in Nederland en kom elke dinsdag op bezoek. Dan neem ik hem mee met de metro naar de markt in het centrum en gaan we naar een aantal Chinese winkels op de West-Kruiskade. Ik neem ook zijn administratie voor mijn rekening. Laurens zorgt ervoor dat hij op
tijd zijn medicatie krijgt en zorgt voor de insulineprikken. Mijn vader vindt het fijn dat hij daar niet over na hoeft te denken. Het geeft rust in zijn hoofd. Ook vindt hij het geruststellend dat er elke donderdag via Laurens een huisarts in het complex is. Tweemaal per week krijgt hij huishoudelijke hulp. Verder doet hij zoveel mogelijk zelf, het is namelijk typisch Chinees om anderen zo min mogelijk tot last te zijn. Mijn vader houdt van knutselen en is erg inventief. Omdat zijn arm erg trilt, heeft hij bijvoorbeeld een uitschuifarm voor zijn loep gemaakt die hij met magneten op zijn stoel bevestigt. Zo kan hij de krant blijven lezen.’ •
Laurens 17
Bijscholing helpt medewerkers de regie terug te geven:
‘Moeder deed het vroeger zelf, dus waarom nu niet?’ Zorgaanbieders gaan steeds meer uit van de kracht van ouderen. Ook vragen ze een grotere betrokkenheid van het informele circuit bij het zorgproces. Die ontwikkelingen vereisen dat zorgmedewerkers
deze twee Laurenslocaties de bijscholing gevolgd. De komende tijd volgen de collega’s van de andere Laurens locaties.
de klanten en hun mantelzorgers op een andere manier gaan benaderen. Laurens bereidt haar personeel voor op deze verandering met de training ‘Eigenregie en Seniorenkracht’. Op twee locaties heeft het verzorgend personeel de bijscholing inmiddels gevolgd. De collega’s van de andere locaties volgen binnenkort. ‘Veel van onze medewerkers hebben van nature de neiging om het ouderen naar de zin te maken en zo veel mogelijk voor ze te doen. Dat is klantvriendelijk, maar houdt ouderen soms ook in-actief en het is op termijn niet vol te houden. Zeker niet als de zorgkosten maar blijven stijgen’, zegt Esther van Gessel-de Jong, zorgmanager bij Laurens Den Hoogenban. ‘Wij vinden het daarom belangrijk dat onze mensen leren hoe ze klanten kunnen stimuleren om waar mogelijk meer zelf de regie in handen te nemen, en hoe ze
18 Laurens
mantelzorgers actiever betrekken bij het zorgproces.’ Om zorgmedewerkers voor te bereiden op deze nieuwe aanpak klopte Laurens in 2011 aan bij de Hogeschool Rotterdam en roc Albeda met het verzoek om samen een nieuwe bijscholingsmodule te ontwikkelen. Een training die verzorgenden leert om de regie meer bij de klanten te leggen, te starten met een pilottraining bij Laurens Den Hoogenban en Laurens De Aarhof. Inmiddels hebben alle verzorgenden op
Stijlen van communiceren ‘We wilden het traject niet van boven opleggen’, zegt Christine Pijnappels van het Kenniscentrum Zorginnovatie van de Hogeschool Rotterdam. Ze is tevens leider van het project Eigenregie en Seniorenkracht. ‘Daarom hebben we eerst uitgebreide gesprekken gevoerd met medewerkers en klanten van beide locaties van Laurens en met de betrokken mantelzorgers. We hebben gepeild wat de vragen en behoeften waren van alle betrokkenen. Aan de hand van deze input hebben we de training opgezet.’ De bijscholingsmodule bestaat uit onder meer twee groepsbijeenkomsten waarin praktijkcases worden besproken, trainingen on the job, thuisopdrachten, een vragenlijst en een film. Tijdens de bijeenkomsten komen
Ineke van Heiningen, verzorgende IG bij Laurens Den Hoogenban:
‘Een stapje terug is wel even wennen’ ‘De training Seniorenkracht vond ik leuk. Het gaat over gedrag van klanten en jezelf en hoe je in bepaalde situaties kunt communiceren. De cursus gaat uit van vier vaste types, de motivator, supporter, regisseur en analyticus. Die communiceren allen op een eigen manier. Het is goed om bewust te worden van de verschillen. Ik vind wel dat je moet oppassen dat je mensen geen etiket opplakt, want een analyticus kan misschien ook wel goed motiveren. Je krijgt met de training handvatten om met teleurstellingen en gedrag van collega’s en ouderen om te gaan. Daar had ik wel wat aan, want je werkt beter samen en de sfeer wordt prettiger als je goed luistert en communiceert. Dat is vooral belangrijk nu er steeds meer van ouderen en mantelzorgers wordt verwacht. De wederzijdse verwachtingen moeten helder zijn. Dat voorkomt misverstanden en teleurstellingen. Vooral voor bewoners die al langer bij ons wonen zal de nieuwe situatie een omschakeling zijn. Zij zijn gewend aan de zorg zoals die nu is. Zelf vind ik het ook jammer dat we een stapje terug moeten doen waar het kan. Ik maakt het leven graag een beetje leuker voor bewoners, doe juist graag wat extra’s. De training was een goed begin, maar daarmee zijn we er nog niet. Er moet blijvend aandacht aan het onderwerp worden besteed.’
onder meer de voorkeursstijlen aan bod die collega’s hebben in de omgang met klanten. Pijnappels: ‘Het is goed om te ontdekken welke stijl van communiceren het beste bij je past. En ook om te weten hoe collega’s klanten benaderen. Je kunt op heel verschillende manieren de empowerment van klanten en hun mantelzorgers stimuleren. En als jouw manier niet aanslaat, kun je nog eens je licht opsteken bij een collega.’ Minder uitgaan van routine Van Gessel: ‘Het traject heeft zeker bijgedragen aan de bewustwording van onze medewerkers. Wat wil en kan een klant wel of niet? Dat is een vraag die we onszelf nu vaker stellen dan voorheen, we varen minder op routine. Zo heeft een collega bijvoorbeeld geregeld dat een klant weer zelf haar medicijngebruik organiseert, na een goed gesprek hierover met haar dochter. ‘Moeder deed dat voordat ze bij jullie kwam ook altijd zelf. Dus
waarom nu niet?’ zei ze. De dochter beloofde zelf ook een oogje in het zeil te houden. En zo zijn er nog vele andere voorbeelden.’ ‘Mantelzorgers en klanten reageren wisselend op hun nieuwe regierol’, zegt Van Gessel. ‘Sommige familieleden kijken vreemd op als je vraagt wat zij nog zouden kunnen betekenen in de verzorging. Anderen begrijpen prima dat we niet (meer) alles kunnen. Wel willen ze graag weten waar ze aan toe zijn.’ Pijnappels: ‘Waar het op aankomt is aansluiten bij de kracht van en goed communiceren mét de bewoner en zijn of haar familie en mantelzorgers. Dat is ook de belangrijkste boodschap van onze training.’ Van Gessel benadrukt dat de training een mooi begin is, maar niet voldoende om de medewerkers toe te rusten op de nieuwe manier van werken. ‘Het is belangrijk dat het geleerde nu beklijft. Daarom hebben we Marga Hop van roc Albeda gevraagd een aansluitende leermodule te ontwikkelen die medewer-
kers handvatten geeft om het gesprek met de klant goed aan te kunnen gaan. Het omgaan met teleurgestelde klanten hoort daar ook bij.’ ‘De klant bepaalt’ Pijnappels: ‘Via het Geriatrisch Netwerk Rotterdam en op basis van de bevindingen van het pilot gaan mensen die de training al hebben gevolgd als ambassadeurs werken. Zij zullen de collega’s van de andere locaties trainen en het thema blijvend op de agenda zetten. Het is belangrijk dat het onderwerp steeds terugkomt in het werkoverleg, de zorgplannen, het multidisciplinaire overleg en de functionerings- en beoordelingsgesprekken. Alleen zo krijgt de ‘de klant bepaalt’ inhoud, en blijft het geen loze kreet.’ •
Laurens 19
De
vrijwilligers voorop De vrijwilliger is er primair voor de klant en de mantelzorger. Maar dit betekent niet dat de organisatie geen rol heeft. Het is vanuit het belang van de klant en de mantelzorger dat de organisatie de vrijwilligers moet faciliteren. Dat is een leerproces voor zorgorganisaties. Van oudsher zijn die immers gewend om alles zelf te doen, om zorg te bieden aan hun klanten. Nu leren ze andersom te denken, te denken vanuit wat de klant nodig heeft en wat het informele circuit kan betekenen. Cecil Scholten (Vilans), Thea van Gent-Izarin (Laurens) en Jeannette Langezaal (vrijwilliger bij Laurens De Wilgenborgh) vertellen hoe zij hiermee omgaan.
20 Laurens
Cecil Scholten, senior programmamedewerker informele zorg bij Vilans
‘De medewerker moet coach en aangever worden’ ‘De vrijwilliger is er niet voor de organisatie, maar primair voor de klant. Maar de mantelzorger kan ook behoefte aan ondersteuning hebben, om zijn taken te kunnen uitvoeren en om het te kunnen blijven volhouden. De vrijwilliger kan dus ook een rol spelen voor de mantelzorger, dat is voor de organisatie die met vrijwilligers werkt iets om rekening mee te houden. Vrijwilligers leveren een grote bijdrage aan het welzijn en welbevinden van klanten. Wat ze wel en niet mogen doen, bepaalt de organisatie. Die maakt daarbij niet altijd gebruik van de kwaliteiten en bereidheid van vrijwilligers om een bijdrage te leveren. Zo zouden vrijwilligers ook eenvoudige zorghandelingen kunnen uitvoeren als ze daarvoor goede instructie krijgen. Maar bij de organisaties heerst angst voor aansprakelijkheid en imagoschade. Alles wat binnen de muren van de woonzorgcentra gebeurt, is vastgelegd in protocollen en functieomschrijvingen. Mag de vrijwilliger dan alleen de klusjes doen die overblijven? Daar zijn zorgorganisaties nog niet uit. Onbekendheid bij de medewerkers speelt eveneens een rol. ‘O, kan de vrijwilliger dat ook?’. Inzet van vrijwilligers kan medewerkers bovendien onzeker maken over de vraag wat hun eigen professie dan nog waard is en of hun functie wel behouden blijft. Het is dus zaak dat de zorgorganisatie zelf gelooft en laat zien dat het draait om een goed samenspel tussen formele en informele zorg en dat het mogelijk is om hierin grenzen te verleggen. Maar dit vergt wel communicatie. Als een vrijwilliger een uitstapje wil maken met een klant, moet de medewerker wel de vrijwilliger inlichten over de gemoedstoestand van de
Thea van Gent-Izarin
Cecil Scholten klant, en vooraf goed nadenken over welke risico’s zich kunnen voordoen. De medewerker wordt dus meer een coach en een aangever. Hier ligt een taak voor zorgorganisaties – vooral het (midden)management – om hen hierin te begeleiden. Dit lijkt echter niet hoog op de prioriteitenlijst te staan. Vrijwilligers zijn er toch al en blijven hoe dan ook komen. Maar het vrijwilligersbestand vergrijst en nieuwe aanwas dient zich niet vanzelf aan. Zorgorganisaties moeten hun beleidslijnen over de inzet van vrijwilligers helder definiëren en op basis daarvan sturen en anticiperen op wat nodig is in de komende tijd. Ook zullen ze moeten kijken naar meer betrokkenheid vanuit familie en het informele netwerk van klanten. Een belangrijke rol is weggelegd voor coördinatoren vrijwilligerswerk en contactpersonen voor vrijwilligerswerk en informele zorg op de werkvloer. Zij effenen de weg voor meer participatie van vrijwilligers en familie. Daarvoor moeten ze goed toegerust worden. Binnen Laurens draait op twee locaties het project Zorg Beter met Vrijwilligers. Het onderwerp inzet van vrijwilligers heeft dus gerichte aandacht, maar een cultuurverandering bewerkstelligen kost tijd. Het is dus zaak successen te vieren en te borgen en te beseffen dat kleine stapjes ook tellen.’
Thea van Gent-Izarin, teamleider welzijn en vrijwilligers bij Laurens De Oudelandse Hof
‘Je moet heel goed weten wat de motivatie van een vrijwilliger is en wat die in huis heeft’ ‘Het punt is niet zozeer dat woonzorgcentra de kwaliteiten van de vrijwilliger onvoldoende benutten om het informele netwerk optimaal te laten functioneren, maar dat onvoldoende tijd wordt genomen voor matching. Je moet heel goed weten wat de motivatie van een vrijwilliger is en wat die in huis heeft. Ook moet je een goed beeld hebben van wat je onder informele zorg verstaat en wat je ermee wilt. De vrijwilliger wil immers ook echt kunnen doen wat hij zoekt in vrijwilligerswerk. Het is zijn eigen tijd die hij er belangeloos insteekt tenslotte. Het moet win-win zijn. Inzet van vrijwilligers heeft meerwaarde als het complementair is op wat de mantelzorg en de zorgorganisatie doen en als het afgestemd is op wat de klant nodig heeft. De vraag van de klant moet leidend zijn. In de praktijk zie je dat iedereen zich wel bewust is van het belang van de inzet van vrijwilligers, maar dat onvoldoende besef bestaat van de tijdsinvestering die nodig is om hen goed te begeleiden. Vrijwilligers hebben vaak heel veel vaardigheden en kennis en kunnen dus vaak heel goed zelfstandig werken, maar we mogen nooit van ze vragen eindverantwoordelijkheid te dragen. Binnen Laurens leggen we dus nadruk op een goed intakegesprek, om de motivatie van de vrijwilliger helder te krijgen en te kijken of die een reëel beeld heeft van wat het
Laurens 21
werk inhoudt. Daarna is het zaak om tot een goede match te komen tussen wat onze klanten nodig hebben en wat de vrijwilliger wil doen. Iemand die graag wil wandelen of fietsen met klanten, zet je niet op de koffiesoos. Soms moet je toegeven dat je niet aan de vraag van een vrijwilliger kunt voldoen. Dan moet je niet forceren, maar zo iemand voorstellen dat hij wellicht beter zijn diensten op een andere plek kan aanbieden. De vrijwilligerscoördinatoren van de vier locaties van Laurens in Lansingerland hebben regelmatig overleg en kunnen potentiële vrijwilligers naar elkaar verwijzen. Die zorgvuldigheid is ook belangrijk voor Laurens zelf, want vrijwilligers maken het mogelijk meer activiteiten voor de klanten te ontwikkelen. En vrijwilligers vertellen in hun eigen omgeving ook wat ze voor de klanten doen. De begeleiding van de vrijwilligers is dan ook niet eindig. We betalen hen niet in geld, maar door goed met hen om te gaan.’
Jeannette Langezaal is vrijwilliger bij Laurens De Wilgenborgh waar ze in de winkel werkt en de bingo en creatieve avond verzorgt, ook is ze lid van de cliëntraad van Laurens
‘Mijn handen jeuken om meer te doen, ik kom uit de zorg tenslotte, maar ik bewaak mijn grenzen’ ‘Ik doe dit werk nu twaalf jaar en ik doe het al die jaren met even veel plezier. Toen mijn man stopte met werken was ik er nog niet aan toe om thuis te zitten. Ik ben tien jaar jonger dan hij en ik kom uit de zorg. Bovendien werkt mijn dochter bij Laurens, mijn keus was dus snel gemaakt. Het
contact met de klant, daar gaat het mij om. Ik ken iedereen bij naam en dat vind ik ook heel belangrijk. Mensen zijn er thuis en moeten zich er dus ook thuis voelen. Ik denk vaak: hoe zou ik benaderd willen worden? Ik vind het belangrijk me dat steeds voor ogen te houden. Over de ondersteuning door Laurens heb ik geen enkele klacht. Ik word verwend. Als ik vragen heb of ergens mee zit, staat de leidinggevende altijd klaar voor mij. En ik word ook serieus genomen. Als vrijwilliger heb je toch ook een sociale functie voor de klanten. Ze willen hun verhaal aan je kwijt, maar je ziet het ook als iets niet goed gaat met ze. Laatst kwam bijvoorbeeld een bewoner al ’s ochtends om half tien een fles sherry kopen in de winkel, en om half elf weer een. Dan vind ik dat ik de verantwoordelijkheid heb om de leidinggevende hierop aan te spreken. Maar ik ben er niet om zelf op te treden in zo’n geval, dan zou ik een grens in verantwoordelijkheid overtreden. Hetzelfde geldt als ik zorg zou verlenen aan bewoners. Als ik door het gebouw loop en ik zie dat iemand naar het toilet moet of gevallen is, dan roep ik hulp en blijf bij zo iemand. Mijn handen jeuken om meer te doen, ik kom uit de zorg tenslotte, maar ik bewaak mijn grenzen. Hetzelfde geldt als ik iemand die in een rolstoel zit even terugbreng naar zijn of haar eigen kamer. Ik zal die persoon dan niet alleen vanuit de rolstoel in zijn eigen stoel overplaatsen, daar roep ik altijd een personeelslid bij. En zo lang ik het werk op deze manier blijf invullen, blijft het ook waardevol. De lach, de hand op je schouder, de traan, die vormen je beloning.’ •
Jeannette Langezaal
Mag de vrijwilliger dan alleen de klusjes doen die overblijven?
22 Laurens
Ouderen zijn allemaal anders. De betekenis van het informele netwerk en de zorg is dan ook niet voor iedereen gelijk. Een kijkje bij klanten thuis…
Hans Spliethoff en Laurens Zorg aan huis teamleider Richard Broere
Olympusflat Hillegersberg:
Op basis van wederzijds respect ‘We woonden in België’, vertelt Hans Spliethoff (89). ‘Maar toen mijn vrouw ziek werd, wilde ze dichter bij de kinderen wonen en zijn we naar Rotterdam verhuisd. Zij moest naar een verzorgingshuis en ik heb toen een appartement gekocht in deze seniorenflat. Het was een tip van mijn schoonzus die hier ook woonde. Mijn vrouw en schoonzus zijn beiden inmiddels overleden. Ik woon hier nu elf jaar en kan mezelf nog behoorlijk goed redden. Mijn dochter komt eens in de week op bezoek. De administratie doe ik zelf en eten doe ik in het restaurant hier
beneden. Regelmatig ga ik bridgen of naar een filmavond in de flat. Alleen ’s ochtends en ’s avonds helpt een medewerker van Laurens Zorg aan Huis me met wassen en aan- en uitkleden. Via mijn schoonzus heb ik een schoonmaakster gevonden. Zij komt twee keer in de week voor het zwaardere werk en ze ruimt ook een beetje op.’ Richard: ‘We zijn verzorgenden, maar hebben ook een signaalfunctie. Als het nodig is, kunnen we huisartsen of fysiotherapeuten inschakelen. We hebben beneden in deze flat een kantoor van waaruit we de Zorg aan Huis in de buurt coördineren
en verdelen over twaalf medewerkers. Alleen in deze Olympusflat hebben we al tien klanten.’ Dat er regelmatig een ander gezicht opduikt, vindt meneer Spliethoff niet het prettigste aspect van de zorg: ‘Maar ik begrijp ook wel dat de medewerkers part time werken en vrije dagen hebben.’ Richard: ‘Verder is het zo dat de klant te allen tijde de regie houdt over zijn zorg. Wij wijzen meneer Spliethoff wel op het innemen van zijn medicijnen, hij vergeet dit weleens, maar we kunnen hem daartoe niet dwingen. Ook als meneer niet wil douchen, dan wordt er niet gedoucht.’ Meneer Spliethoff: ‘Alles gaat op basis van wederzijds respect, en dat bevalt me buitengewoon goed.’ •
Laurens 23
Halimah Abdollah
In deze rubriek nemen we een kijkje in de keuken van een andere branche. Wat zijn de overeenkomsten, wat de verschillen?
Zorg door familieleden heeft heilzaam effect Zorg van deze tijd, wat is dat precies? Bij het Moeder en Kind Centrum van het Ikazia Ziekenhuis betekent het dat ouders niet worden gescheiden van hun pasgeboren baby, maar zoveel mogelijk helpen bij de zorg voor het kind. Bij de ouderenzorg van Laurens betekent het de actieve inzet van mantelzorgers bij de begeleiding, verzorging en verpleging van ouderen. De parallel is het betrekken van naasten bij de zorg, maar er zijn ook grote verschillen. Een gesprek tussen Kees Aleman, kinderarts van Ikazia Ziekenhuis, en Halimah Abdollah, specialist ouderengeneeskunde van Laurens. ‘Wij hebben een zeer spannende tijd achter de rug. Na een intensieve verbouwing is sinds januari het Moeder en Kind Centrum in Ikazia Ziekenhuis in gebruik. Het centrum heeft vier afdelingen: geboortecentrum, verloskunde, neonatologie en de kinderafdeling. Kinderarts Kees Aleman leidt specialist ouderge-
24 Laurens
neeskunde Halimah Abdollah rond. ’Ieder gezin krijgt een eigen kamer in het centrum waar vervolgens alles gebeurt: de bevalling, de kraamzorg aan de moeder en de zorg aan het kind’, vertelt hij. ‘Het scheiden van ouders en kind vinden wij niet van deze tijd, ook niet als het kindje te vroeg geboren of ziek is.’
Kraamsuite Moeder en kind liggen samen in een couveuse-suite of, in het geval van een minder kwetsbaar kindje, in een kraamsuite. In een kraamsuite staat ook een slaapbank voor de partner. Het is een huiselijke gezinskamer waar de kraamverpleging en kindergeneeskunde samen gezinsgerichte zorg bieden en de ouders daar steeds bij betrekken. ‘Ouders voeden, verschonen en wassen de baby, maar mogen ook assisteren bij eenvoudige medische zorg, zoals het geven van sondevoeding of het uitzuigen van slijm. Uiteraard worden de ouders via een vast protocol opgeleid voor deze medische handelingen en oefenen ze eerst onder supervisie van een kinderverpleegkundige’, vertelt Aleman. ‘Alle zorg gebeurt op één kamer. Ook als het kindje gereanimeerd moet worden, hoeft het niet naar de intensive care, maar trekken we op de kamer zelf een reanimatiekabinet uit de muur en helpen we de baby ter plekke.’
Kees Aleman
Zoveel mogelijk zorg thuis ‘Wordt een verblijf op een gezinskamer bekostigd vanuit de zorgverzekering?’, wil Abdollah weten. ‘We krijgen er geen extra geld voor, het is een extra service van het Ikazia Ziekenhuis aan alle zwangeren en pasgeborenen die we hier krijgen,’ antwoordt Aleman. Abdollah: ‘Bij Laurens hebben we alleen in palliatief centrum Laurens Cadenza eenpersoonskamers voor mensen die niet langer thuis kunnen verblijven, waar familieleden kunnen logeren tegen een onkostenvergoeding. In de ouderenzorg dwingen de financiën ons zoveel mogelijk zorg thuis te bieden met inzet van mantelzorg om zo
de opname van ouderen in verpleeghuizen en revalidatiecentra te beperken. In het revalidatiecentrum betrekken we mantelzorgers bijvoorbeeld bij de fysiotherapie zodat ze leren hoe ze thuis samen met de klant kunnen oefenen. Niet alleen kan de klant dan sneller naar huis en wordt meer gericht op aanleren van vaardigheden, ook is het onze ervaring dat ouderen thuis veel sneller vooruitgang boeken dan in het revalidatiecentrum. Ze hebben dan een doel voor ogen, bijvoorbeeld weer zelf koffie kunnen zetten of naar het toilet gaan.’ Heilzaam effect ‘In het Moeder en Kind Centrum hebben de huiselijke omgeving en de nabijheid van de ouders een ontspannend effect op de baby,’ vertelt Kees. ‘De hartslag gaat naar beneden en de ademhaling is rustiger. Ouders kunnen hun baby vaker ‘buidelen’ (het kind bloot op de blote borst van de ouder leggen) wat heel heilzaam is. De resultaten zijn dat de prematuren beter groeien, eerder zelfstandig drinken en zichzelf warm kunnen houden. En dus ook sneller naar huis kunnen. De investering levert ons dus veel op: onze
‘Onrustige psychogeriatrische patiënten kalmeren snel in de nabijheid van hun naasten’
verpleegkundigen worden ontlast door de ouders, het kindje herstelt voorspoediger en kan eerder naar huis en de ouders hebben echt het gevoel iets te kunnen bijdragen. Op alle fronten een kwaliteitsverbetering, dus.’ ‘Op ouderen heeft de aanwezigheid van dierbaren eveneens een heilzaam effect’, stelt Halimah. ‘Je ziet bijvoorbeeld dat onrustige psychogeriatrische patiënten snel kalmeren in de nabijheid van hun naasten. De eetlust is dan beter, ze voelen zich veiliger en hebben minder last van stemmingsstoornissen en gedragsproblemen, bijvoorbeeld na een beroerte. Meer betrokkenheid van mantelzorgers leidt in de ouderenzorg dus ook tot kwaliteitsverbetering. Daarom zijn goede afspraken tussen de zorginstelling en mantelzorg zo belangrijk. Bijvoorbeeld welk familielid gebeld kan worden om meteen langs te komen als een klant onrustig is.’ Zorgplicht Aleman en Abdollah concluderen dat er naast overeenkomsten ook grote verschillen zijn tussen hun werkgebieden. Aleman: ‘Op een enkele uitzondering na, willen ouders graag zoveel mogelijk bij hun kindje zijn en er zelf voor zorgen. Daar hoeven wij weinig moeite voor te doen.’ Abdollah: ‘Als ouder heb je bovendien een wettelijke zorgplicht voor je minderjarige kinderen. Maar voor je eigen ouders zorgen is alleen een morele verplichting waaraan niet iedereen kan of wil voldoen. We moeten anders gaan denken over de zorg voor onze ouderen. Ook moet de formele zorg leren om de regie meer uit handen te geven aan ouderen en hun mantelzorgers. Mantelzorgers kunnen niet alleen assisteren bij de Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL)-zorg, zoals medicatie verstrekken en helpen met eten, maar ook bij cognitieve therapie, bijvoorbeeld samen de krant lezen of een dagbestedingsactiviteit opzetten. Ook kunnen we ze opleiden om eenvoudige medische zorg te bieden, zoals insuline toediening en stoma verzorging. Klanten kunnen dan gemakkelijker eens een weekendje samen met hun familie doorbrengen.’ •
Laurens 25
Nieuws Eigen Kracht-conferenties in Rotterdam Op maandag 15 april 2013 heeft wethouder Marco Florijn (werk, inkomen, zorg en bestuur) het startsein gegeven voor 135 Eigen Kracht-conferenties (EK-c’s) in Rotterdam. Tijdens de bijeenkomst ondertekenden de gemeente Rotterdam, verschillende Rotterdamse organisaties, waaronder Laurens, en een aantal deelgemeenten een intentieverklaring om de EK-c’s in Rotterdam nadrukkelijker op de kaart te zetten en uit te diepen met concrete afspraken. Bij een EK-c maakt de Rotterdamse burger onder begeleiding van een Eigen Kracht-coördinator en met inzet van het eigen netwerk, zelf een plan van aanpak met oplossingen voor één of meerdere problemen. Juist door het vergroten van de eigen kring (inzet van familie, vrienden, buren en kennissen) zijn mensen vaak in staat zelf hun eigen problemen op te lossen. Zo houdt de klant de regie over zijn of haar leven. Resultaten en onderzoek Binnen de gemeente Rotterdam is de afgelopen jaren veel ervaring opgedaan met de uitvoering van EK-c’s. Sinds 2005 zijn ongeveer 500 conferenties georganiseerd om gezinnen en Rotterdammers met (licht) verstandelijke beperkingen te ondersteunen. De ervaring is dat bij de plannen, die gemaakt worden tijdens een EK-c, 65% van de afspraken worden nagekomen. In Rotterdam zal er verder onderzoek worden gedaan naar de maatschappelijke kosten en baten van EK-c’s op langere termijn. Hiervoor werkt de gemeente Rotterdam, binnen de Wmo werkplaats Rotterdam, samen met de Hogeschool Rotterdam en Hogeschool Inholland.
App in ECD ondersteunt samenwerking met sociaal netwerk Laurens gaat werken met een nieuw Elektronisch Cliënten Dossier (ECD). Belangrijk uitgangspunt van het ECD is dat de klant – met het informele netwerk en afhankelijk van zijn eigen mogelijkheden – een eigen invulling geeft aan het zelfstandig en betekenisvol leven en dus ook aan de dienstverlening die hij daarvoor nodig heeft. Het nieuwe ECD van Laurens bevat straks een applicatie die het samenspel tussen de klant, zijn informele netwerk en de beroepskrachten van Laurens ondersteunt. De klant bepaalt wie hier toegang toe krijgt. Via deze applicatie kan informatie uit het ECD aan de klant en zijn informele netwerk beschikbaar worden gesteld, bijvoorbeeld de rapportage en de agenda van de klant. Ook kunnen de klant en zijn mantelzorger er gegevens in vastleggen, zoals een melding over hoe het gaat of een gewenste afspraak in de agenda. Medewerkers van Laurens die met de klant te maken hebben, zien deze gegevens dan in hun gedeelte van het ECD. Ook via direct berichtenverkeer kunnen de klant, zijn informele netwerk en de beroepskrachten in dit onderdeel van het ECD met elkaar communiceren. Naar verwachting wordt juni 2013 het contract met de leverancier van het nieuwe ECD gesloten. Daarna gaat de voorbereiding van de implementatie in. Vanaf 2014 gaan we met het nieuwe ECD werken. • Maart 2012
Jaargang 4, nummer 1
themanummer
scheiden wonen en zorg: dilemma’s en kansen
nHC bedwingt kosten zorg
Wilt u meer weten over de EK-c’s neem dan contact op met Leona Ouwehand via
[email protected]
26 Laurens
Jaargang 5, nummer 1
themanumm er
welzijn in de buurt
met
ZOrG
revalideren in een ‘hotel’
Zomer 2013
Magazine voor de zakelijke relaties van Laurens
Jaargang 4, nummer 2
WOnEn
‘Toekomstbestendig bouwen met publiek en privaat geld heeft de toekomst’
‘Moeder deed het vroeger zelf, dus waarom nu niet?’ Oud-politica Hannie van Leeuwen
marco Florijn
Laurens_mag02-2012_v04.indd 1
er themanumm
Informele zorg
De vrijwilligers voorop
Groter activiteitenaanbod dankzij slimme organisatie
‘Iedereen moet een handje bijsteken om elkaar te helpen’
‘‘We maken samen met zorgorganisaties écht een nieuwe stap’’ 07-03-12 16:27
Magazine voor de zakelijke relaties van Laurens
Zonder casemanagement wordt het een puinhoop
Zorgen voor wordt zorgen dát
Gelukkig oud in eigen buurt
Bart witzier
Laurens_mag01-2012_vdef.indd 1
Intentieverklaring De ondertekenaars van de intentieverklaring zijn naast Laurens: Aafje, Pameijer, Centrum voor Dienstverlening, Stichting Ontmoeting, Gemeente Rotterdam en deelgemeenten Feijenoord, IJsselmonde, Hoogvliet, Noord, Prins Alexander en Charlois. Zij hebben onder meer afgesproken dat elke organisatie vanuit haar expertise en kennis een bijdrage zal leveren aan de inzet van EK-c’s. Verder zullen zij ervaringen met elkaar delen en waar nodig hun krachten bundelen om het concept ‘Eigen Kracht’ te promoten. •
najaar 2012
Magazine voor de zakelijke relaties van Laurens
15-10-12 16:55
Laurens_mag01-2013_v05.indd 1
30-05-13 13:53
Hoe beoordeelt u het Laurens magazine? Sinds 2009 ontvangt u twee maal per jaar het Laurens magazine. Graag willen wij weten hoe u het relatiemagazine waardeert en wat uw mening is over digitale versus papieren informatie. Wij zouden het dan ook enorm waarderen als u uw oordeel geeft in onze korte enquête van enkele minuten. U vindt de korte vragenlijst op: http://nl.surveymonkey.com/s/LaurensLezersonderzoek
Voorgenomen fusie Thuiszorg Rotterdam en Laurens Thuiszorg Rotterdam en Laurens zijn van plan om te gaan fuseren. Samen denken de organisaties van grote betekenis te kunnen zijn voor de ontwikkeling van samenredzaamheid in de stad. De veranderingen in de ouderenzorg zijn groot. Rode draad van het overheidbeleid is dat meer en meer een beroep gedaan zal worden op de samenredzaamheid van mensen. Dat wil zeggen dat zorg een gedeelde verantwoordelijkheid wordt van mensen zelf, vrijwilligers en mantelzorgers en zorgprofessionals. Dat vraagt om professionele zorgverleners die hun wortels in de buurt hebben, dicht bij mensen
thuis, en die een goede samenwerking hebben met huisartsen, welzijnsorganisaties, woningcorporaties, (deel) gemeenten en andere zorgverleners in de buurten.
de komende ingrijpende bezuinigingen, beter en op verantwoorde wijze de continuïteit van deze zorg voor onze klanten borgen,’ zegt Ids Thepass voorzitter Raad van Bestuur Laurens.
‘Laurens en Thuiszorg Rotterdam delen dezelfde visie op zorg. We stellen mensen in staat zo zelfstandig en betekenisvol mogelijk te leven als ze ouder worden, herstellen van een ziekte of leven met een blijvende beperking. We doen dit in vele buurten in de stadsregio Rotterdam, en willen dat samen blijven doen. Door een fusie kunnen we van grote betekenis zijn voor de samenredzaamheid in de stad. Bovendien kunnen we als één organisatie bij
Het voorgenomen plan om te fuseren hebben de beide organisaties voor advies voorgelegd aan hun Cliëntenraad en de Ondernemingsraad. Ook zal de Autoriteit Consument & Markt (ACM) beoordelen wat het gevolg is van deze fusie voor de keuzevrijheid van klanten. Het streven is dat Thuiszorg Rotterdam per 1 juli 2013 onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van Laurens valt. •
De nieuwe type locaties Het eerste nieuwe type is Kortdurend verblijf met specialistische zorg: reactivering, revalidatie, palliatieve zorg. Het tweede type is Wonen met specialistische zorg: Pg en somatiek. Deze locaties zijn bedoeld voor mensen met psychogeriatrische en somatische klachten. Het laatste nieuwe type is Wonen voor senioren met thuiszorg.
Nieuwe locatie typeringen Laurens heeft vanuit het centrale thema ‘Samen Vernieuwen’ nieuwe type locaties voor wonen en zorg ontwikkeld die in de periode tot 2020 vorm zullen krijgen in de organisatie. De vernieuwing in de locaties voor wonen met zorg is een antwoord op de maatschappelijke beweging van ‘wonen in een zorginstelling’ naar ‘wonen thuis’. De economische omstandigheden, technologische ontwikkelingen en de tijdgeest spelen hierin een grote rol.
Samenwerkingskansen De maatschappelijke beweging van ‘wonen in een zorginstelling’ naar ‘wonen thuis’ heeft niet alleen consequenties voor Laurens, maar ook voor onze samenwerkingspartners. Wat betekent bijvoorbeeld de toenemende leeftijd van huurders voor woningcorporaties? En hoe moeten de verzorgingshuizen die wij huren van woningcorporaties er straks uitzien? Laurens ziet veel kansen voor samenwerking op dit gebied en gaat hierover graag met u in gesprek. • Wilt u meer weten over de nieuwe locaties of in gesprek over kansen? Neem dan contact op met: Carolien Vermaas, concerndirecteur vastgoed,
[email protected]
Laurens 27
Laurens & de Raad van Participanten Laurens zoekt nadrukkelijk de samenwerking met het informele zorgnetwerk: mantelzorgers, familie en vrijwilligers. De Raad van Participanten van Laurens helpt daarbij. De heren Alrei Vos (voorzitter) en Ram Soekhlal (secretaris) vertellen hoe ze de rol van de Raad van Participanten zien.
‘We helpen Laurens om voeling te houden met het maatschappelijk netwerk’ Ram Soekhlal (l.) en Alrei Vos
‘Onze raad bestaat uit 32 leden afkomstig uit de protestantse en rooms-katholieke geloofsgemeenschappen en uit andere levensbeschouwelijke en maatschappelijke groeperingen’, vertelt Ram Soekhlal. ‘We adviseren de Raad van Bestuur van Laurens over levensbeschouwelijke, maatschappelijke en ethische kwesties. Bijvoorbeeld over de wensen van klanten op het gebied van rituelen rondom het levenseinde. Daarnaast zijn we als participanten vraagbaak voor klanten, hun familie en wijkbewoners.’ Alrei Vos vult aan: ‘Iedere participant vertegenwoordigt in de raad een zorglocatie van Laurens. Ik ben vanuit mijn protestantse levensbeschouwing nauw betrokken bij de Laurens-locatie De Tuinen in Bleiswijk (gemeente Lansingerland), Ram Soekhal bij woonzorgcentrum Laurens Maasveld in de wijk Feijenoord, waar een grote Hindoestaanse gemeenschap is. We onderhouden contacten met aan de ene kant de regiodirecteuren en locatiemanagers van Laurens en aan de andere kant de gemeenschap en de buurt. De geestelijk verzorgers in ons netwerk komen zowel in de zorglocaties als bij mensen thuis en vangen overal signalen van klanten op, die we vervolgens doorgeven aan professionals van Laurens. Op die manier helpen we de organisatie om voeling te houden met het maatschappelijk veld.’
28 Laurens
Samenspel bewaken In de toekomst wordt de zorg steeds meer een samenspel tussen professionals, familie, de klant zelf en vrijwilligers. De Raad van Participanten heeft een rol in het bewaken of dit samenspel goed verloopt. ‘Via ons netwerk horen we vaak welke problemen ouderen hebben. Dit kan eenzaamheid zijn, maar ook een fysieke klacht’, vertelt Vos. ‘Dat geven we door aan sleutelfiguren bij Laurens, die actie ondernemen. Als we in ons netwerk signaleren dat ouderen niet voldoende ondersteuning krijgen, trekken we dus bij Laurens aan de bel.’ Soekhlal: ‘Maar we zijn ook voortdurend op zoek naar nieuwe vrijwilligers die Laurens daarbij kunnen helpen. Iedere participant houdt in zijn eigen gemeenschap oren en ogen open om mensen te winnen voor de zorg. En dat lukt goed. Als succesvol voorbeeld noem ik het inloopen ontmoetingsproject Lalla Rookh voor Hindoestaanse ouderen in Laurens Maasveld, waarbij circa achttien vrijwilligers betrokken zijn. Essentieel is dat Laurens de vrijwilligers koestert. Dat kan bijvoorbeeld door ze goede coaching en training te bieden en verantwoordelijkheden te geven. Mensen die de kans krijgen zich te ontwikkelen, zijn immers extra gemotiveerd.’ •