Zondag 25 november 2001 - Roland Wij zijn ruim op tijd klaar met inpakken van de bagage. Om 14:45 uur mogen wij dan eindelijk op vakantie. Allereerst met de bus naar het NS station en vandaar met de trein naar Schiphol. Er is ook hier tijd genoeg voor een whopper. Er is een extra bagagecontrole op scherpe voorwerpen, nog voordat je bij de incheckbalie bent. De rugzak past maar net in de transporthoes. Mijn rugzak weegt 24.6 kg en die van Adèle weegt 18.0 kg. Dat valt dus reuze mee. De handbagage is groot, want hier hebben wij ook nog veel eten voor trekkings in gestopt. Het vliegtuig heeft een kleine vertraging en het valt mij op dat wij nu geen douane meer tegenkomen. De overstap in Madrid is goed geregeld en om 1:00 uur zitten wij in het vliegtuig voor de intercontinentale vlucht. Tot onze verbazing wordt er om 2:00 uur een warme maaltijd geserveerd! Deze is inclusief een rondje koffie/thee en borrel. Het lijkt op een gegeven moment dat wij niet meer met rust gelaten worden en daarom gooi ik een deken over mijn hoofd en doe oordopjes in. Als ik om 4:00 uur wakker word, is het donker om mij heen. Ik gooi de deken af en het blijft donker om mij heen. Hier en daar hoor ik snurk geluidjes. Op TV draait “Shrek”. Sommige mensen hebben een koptelefoon op en zullen dus de film wel aan het volgen zijn. Ik ga weer slapen. Maandag 26 november 2001 - Roland Ik ben elk uur wakker geworden, maar heb toch goed geslapen gezien de omstandigheden. Om 10:00 uur is echt iedereen wakker. Mijn maag begint nu goed te knorren. Pas om 12:00 uur wordt het ontbijt geserveerd. Wij leven dus al met Chileense tijd. Ik zet mijn horloge daarom 4 uur terug. Het is 8:00 uur. Ik heb behoorlijk honger en kan wel wat eten gebruiken. Aha, daar is het ontbijt al. Na de landing verklaren wij onder ede dat wij geen voedsel meegenomen hebben uit een enorme lijst. De douane checkt dit gelukkig niet in Santiago de Chile. Op het vliegveld kan ik gewoon pinnen. Dus de creditcard is niet eens nodig. De taxichauffeurs wimpelen wij terzijde als ervaren wereldreizigers, want wij hebben de Lonely Planet en hierin hebben gelezen dat je erg goedkoop naar het centrum van de stad kunt met een bus. En inderdaad voor slechts C$ 1.200,- p.p. (2,20 Euro) zitten wij een half uur in de bus. In het centrum stoppen wij voor een TurBus kantoortje. M.b.v. de stadsplattegrond lopen wij naar Calle Londres. Het goed aangeschreven Residencial Londres heeft nog kamers. Het is een ouderwets gebouw met verschillende kamers en badkamers onregelmatig verdeeld over de 2e verdieping. Het interieur is geheel van hout, erg mooi. Wij gaan zo snel mogelijk de stad in om vanalles te regelen. Eerst gaan wij de reisorganisatie Azimut betalen en opzadelen met onze uitrusting en eten voor de laatste twee
weken van onze vakantie. Daarna bezoeken wij het Institutio Geografica Militar (IGM) om de landkaart van de Tupungato te kopen. Wij verwachten een 1:250.000 kaart, maar er blijkt inmiddels ook een 1:50.000 kaart te bestaan. Bij de mevrouw aan de balie vragen wij deze kaart aan en krijgen we een briefje met het kaartnummer. Bij de mevrouw aan de kassa moeten we betalen en krijgen we een betalingsbewijs. Tenslotte haalt een derde persoon de kaart uit het magazijn en rolt hem op. Niet omdat het druk was (we waren de enige klanten), maar zo houden ze hier de mensen van de straat. Als wij teruglopen naar de hoofdweg, de avenue van de Liberator B.D.O. O’Higgins oftewel kortweg Alamada, zien wij een tankstation dat loodvrije benzine verkoopt met octaangehaltes van 93, 95 en 97. Daar kunnen wij dus brandstof voor onze benzinebrander MSR vinden. Een paar straten verderop vinden wij een supermercado. Hier doen wij boodschappen voor de komende vijf dagen. In een korte tijd hebben wij de belangrijkste dingen al geregeld. Door de stad verplaatsen wij ons steeds met de metro. Een kaartje kost slechts C$ 270,- (0,50 Euro) en daarvoor kun je onbeperkt reizen totdat je weer door een poortje naar buiten gaat. Er lopen slechts 3 metrolijnen door het centrum van Santiago, maar met een verbluffend hoge frequentie van ongeveer elke twee minuten een nieuwe metro. Dit gaat sneller dan in welke wereldstad dan ook waar ik de metro al eens heb gebruikt (New York, Parijs). Vandaag kopen wij ook nog de kaartjes voor de nachtbus naar Pucon, omdat je deze vantevoren moet reserveren. Veel te laat houden wij een siesta. Wij moeten de wekker zetten om wakker te worden en het opstaan valt niet mee. Wij gaan niet naar de Mac Donalds of Burger King of al die andere Amerikaanse fastfoodbedrijven voor ons avondeten. Behalve deze hamburger multinationals heeft Santiago ook nog honderden snackbars waar zij vergelijkbaar spul verkopen. Wij zijn nog niet lang genoeg in het land om iets erg authentiek Chileens te vinden. Maar op de Alamada vinden wij een snackbar waar alleen Chilenen zitten en geen toeristen. Daar eten wij pollo con papas fritas oftwel kip met friet. Na dit hapje gaan wij naar bed. Dinsdag 27 november 2001 - Adèle Mijn lichaam zit nog in het Nederlandse ritme; gisteravond kon ik tijdens het eten mijn ogen niet open houden en vandaag ben ik rond 6:00 uur klaarwakker. Ik neem een heerlijk warme en lange douche. Daarna begin ik alvast met het inpakken van de tas. Het valt niet mee om alvast vooruit te denken en de benodigdheden voor de trekking onderin te pakken. Om 7:30 uur krijgen wij een sober ontbijtje met twee broodjes, jam en een café con leche. Wij laten onze grote rugzakken achter in het hotel en beginnen met onze toeristische tour door Santiago. Eerst even langs IGM want
daar had ik gisteren mijn pet laten liggen. Wel jammer is dat de mensen in Santiago allemaal Engels gecombineerd met gebarentaal begrijpen; zo worden wij niet echt gedwongen om Spaans te spreken. Wij probeerden hoed of pet te zeggen, maar zodra ik binnen kwam wist de mevrouw al waar ik voor kwam. Na IGM wandelen wij via het tankstation naar het Plaza de Armas. Als dit dé touristische attractie van Santiago, dan is er blijkbaar weinig te zien in deze enorme (vijf)miljoenenstad. Drie mooie gebouwen aan dit plein is alles? Wij doden de tijd door in het park naar de mensen te kijken. Daarna brengen wij een bezoek aan het nationaal historisch museum, met allemaal schilderijen van stoere ontdekkingsreizigers, voorwerpen van diverse indianenstammen en dingen uit de koloniale tijd. Wij waren wel benieuwd hoe ze Pinochet zouden beschrijven, maar na president Allende houdt de historie volgens dit museum op. Na wederom een park-pauze beklimmen wij de 886meter hoge Christobal met een enorm Mariabeeld op de top (ter info: Santiago ligt op ongeveer 600 meter hoogte). Je kan hier ook komen met een kabelbaantje, dus het is er wel toeristisch. We zien ook voor het eerst hardlopers en wielrenners en mountainbikers. In de wijde omtrek is er geen bos te bekennen, dus hier zullen de sportievelingen het mee moeten doen. Het uitzicht valt een beetje tegen vanwege de smog. Na deze wandeling dan nog maar even een parkje pakken (mogen wij nog niet naar Pucon?) en dan langzaam verder richting eetgelegenheid My House (in Lonely Planet staat deze onder de naam Tu et Yo). Wij komen door een wijk met alleen maar auto-onderdelen winkels. Een winkeltje waar je bijvoorbeeld alleen maar wieldoppen kunt kopen. En tot onze verbazing het 1e internetcafe. We sturen een mailtje naar huis. Gelukkig maar, want anders waren wij veel te vroeg in dat restaurant voor Chileense begrippen. Het eten is niet zo heel erg bijzonder: diepvriesvis met een lekker sausje, rijst, frietjes, en een salade van ui, tomaat en een raar kruid. Deze salade heet een Chileense salade. Roland neemt een groot pilsje, dat blijkt 1 liter te zijn. En dan eindelijk na een uurtje wachten bij de bushalte zitten wij om 23:15 uur in de bus naar Pucon. En wat hebben wij een zin om te gaan wandelen en een beetje rust, zonder een paar miljoen mensen om ons heen. Woensdag 28 november 2001 - Roland ‘s Nachts worden er dekentjes uitgedeeld in de bus. De stoelen zijn best comfortabel. ‘s Ochtends word ik wakker met wolken om ons heen in een landschap dat best wel Europees uitziet. Om 8:00 uur krijgen wij zelfs een ontbijt van koffie met koekjes. Na een paar tussenstops arriveren wij om 10:00 uur in Pucon. Blijkbaar is deze stad behoorlijk toeristisch, want er staan mensen die allemaal de beste overnachtingsplek van dit dorp aan bieden. Lalo is niet
gestressed, spreekt goed Engels, en wil vanalles voor ons regelen. Wij kunnen onze kleine rugzakken bij hem thuis achterlaten en rustig onze tocht voorbereiden, als wij na terugkomst overnachten in zijn ‘lodging’ voor C$ 4.000,- p.p. (3,50 Euro). Dat is een mooi aanbod, want dan is er ook iemand die ons terug verwacht van onze trekking en alarm slaat als wij niet terug komen. Op zijn aanraden bezoeken wij de CONAF; dit is een dependence van het ministerie van bos en natuur, dat alle nationale parken beheert. Met handen en voeten leggen wij aan de parkranger uit wat wij van plan zijn te gaan doen. Hij begrijpt ons en waarschuwt voor veel sneeuw in de zuidhellingen. (De zuidzijde is op het zuidelijk halfrond de zijde die het minste zonlicht vangt en vergelijkbaar met de noordelijke hellingen op het noordelijk halfrond.) Wij beloven om na twee dagen om te keren als wij de route kwijtraken in de zuidelijk kant. Ook adviseert de park ranger ons om een ander begin van de trekking te kiezen. Daar voelen wij niet zoveel voor, omdat wij geen kaart van het gebied hebben. Hij blijft echter benadrukken dat de eerste stage zoals beschreven in de Lonely Planet heel erg slecht te vinden is, terwijl zijn alternatieve route goed te vinden is en gemarkeerd is. Wij begrijpen ook hoe de markering is aangebracht; namelijk op bomen en m.b.v. stokken. De kleur is rood. Het is moeilijk om al onmiddellijk op de eerste dag van de eerste trekking ons gidsje te negeren, maar de parkranger komt zo overtuigend over, dat wij voor zijn route kiezen. Na dit bezoekje kopen wij nog vers brood in de 24-uurs (!) supermarkt van Pucon. Dan terug naar ons vakantiehuisje in de buitenwijk. Wij gaan alvast ompakken, terwijl Lalo voor ons uitzoekt hoe duur de taxi naar het begin van de trekking is. Hij komt met drie oplossingen: 1) met de openbare bus tot halte Palguin; kosten verwaarloosbaar. 2) met de taxi tot Thermas de Palguin, vlakbij de trekking; kosten C$10.000,- (18,20 Euro) 3) met de taxi tot het begin van de trekking; kosten C$15.000,- (27,30 Euro). Hij vindt optie 3 net zo absurd duur als wij. Opeens bedenkt hij dat er toch een rechtstreekse bus gaat. Samen met zijn maatje in de ‘lodging-business’ Mauricio gaan wij naar de bushalte van Buses Jac . De bus blijkt met een enorme omweg naar Argentinië te gaan en niet via de weg die we moeten hebben. Aangezien de bus naar Palguin nog niet vertrekt, hebben wij tijd om nog een keertje te vragen hoe duur de taxi is. Maar ook deze taxi-chauffeur komt met dezelfde bedragen. Taxi’s zijn hier in Chili dus blijkbaar net zo duur als in Nederland. Dus gaan wij voor de eerste optie. De bus is een 8 persoonsbusje. Hij komt al heel vroeg op het busstation aan. Wij stappen in en de bagage wordt door de chauffeur achterin gepropt. Langzaam maar zeker stroomt het busje vol. Als hij vol is rijdt de chauffeur gewoon weg, tien minuten voor de officiele vertrektijd. Bij het optrekken vliegen de achterdeurtjes open. Ik kan nog net de rugzak van Adèle vastgrijpen voordat deze uit de bus valt. De deurtjes trek ik met
bruut geweld goed dicht. De buschauffeur stopt na een half uurtje en roept iets naar ons. Wij zullen er wel uit moeten. De hele bus gaapt ons aan. Dat is een goed teken, want dat betekent dat zij niet zo vaak toeristen hier zien uitstappen, terwijl Pucon toch behoorlijk toeristisch is. De bus vertrekt en wij beginnen te lopen richting Thermas de Palguin. Na enkele minuten krijgen wij al een lift van Argentijnse toeristen die naar de thermische baden gaan. Het is de enige auto die wij deze dag zien, dus daar hebben wij wel mazzel mee gehad. Na een behoorlijke afstand (15 kilometer of zo) worden wij eruit gezet op een splitsing; zijn wij even blij dat we die lift hebben gekregen. Het duurt even voordat Adèle door heeft hoe de schematische Lonely Planet kaartjes in elkaar steken. Wij moeten vanaf hier nog 6 kilometer redelijk vlak lopen om bij het begin uit te komen. Ik zet de GPS aan om deze plek op te slaan. Het apparaat heeft wel 10 minuten nodig om erachter te komen dat hij niet meer in Nederland zit, maar aan het andere eind van de wereld. Maar hij werkt gelukkig wel. Om ongeveer 18:00 uur bereiken wij de park ingang en even later ook een kampeerplek bij het CONAFkantoortje. Er is niemand aanwezig, maar alles wijst erop dat hier wel iemand woont. Voor het eerst zetten wij onze nieuwe Terra Nova Ultra Quasar tent op. Oh, wat mooi rood! Na het avondeten bekijken wij effe het pad dat wij morgen moeten volgen. De markering is goed en het pad is overduidelijk. Dus gaan wij terug en slapen. Dan plotseling als wij in de tent liggen, voel ik een enorm gedreun van de grond en hoor ik gebries. In de buurt van de tent moet een beest zijn. Het blijken drie (wilde?) paarden te zijn. Wij zetten de plastic zakken met eten in de binnentent omdat wij bang zijn dat de paarden hiervan gaan eten. Donderdag 29 november 2001 - Roland Wij staan al om 6:15 uur op. Het is maar 4°C lees ik op mijn Suunto en dus een beetje frisjes. Wij ontbijten rustig en wachten op de zon die onze klamme slaapzakken kan droog stoken. Al met al vertrekken wij om 8:00 uur. Het pad begint door een indrukwekkend bos met bamboe. Wij zien de eerste sneeuw en even verderop de puffende Villarica vulkaan. Ook de paraplubomen zijn erg bijzonder. In veel van deze bomen, maar ook in andere soorten, hangt een mintgroen mos. De fauna is minstens zo indrukwekkend als de flora. Adèle ziet een papagaai. Beiden zien wij een roofvogel. De kakafonie van vogelgeluiden klinkt anders dan wij ooit eerder gehoord hebben en doet aan een tropisch regenwoud denken. Het pad stijgt voorbij de boomgrens die hier rond de 1500 meter hoog ligt. De bosgrond maakt plaats voor zwart grind dat afkomstig is van lava. Houten stokjes leiden ons door deze zwarte kiezel lavavelden. Er komen op deze trekking net genoeg mensen om een zwak idee van een pad te doen ontstaan. Hier en daar
liggen sneeuwveldjes. Ook de Quetrepillian vulkaan komt in zicht. Dan dalen wij weer af. Er ligt hier echter zoveel sneeuw dat dit niet gemakkelijk is. Eén keer moeten wij zelfs de rugzakken afdoen om systematisch een groot stuk besneeuwd bos af te speuren naar het pad. Dat lukt na een kwartiertje, maar geeft toch een onzeker gevoel over het vervolg van de trekking. Het route zoeken blijft moeilijk omdat er in dit stuk bos nog heel veel sneeuw ligt. Hierdoor is het vage overwoekerde pad niet zichtbaar en zijn de sporadische markeringen ondergesneeuwd. Willekeurig door het bos struinen is geen optie, omdat we van dit deel geen beschrijving hebben en helemaal niet weten waar we heen moeten. Rond 14:00 komen wij uiteindelijk op het pad uit dat beschreven staat in de Lonely Planet. Wij nemen een pauze en rekenen uit dat het nog wel effe duurt tot aan de overnachtingsplek. Het pad stijgt vanaf hier. In de verte zien wij twee mensen, die we later op de dag niet meer tegen komen (zijn ze omgekeerd of verdwaald?). Het landschap blijft erg indrukwekkend. Om 17:00 uur komt het wonderschone Laguna Azul in beeld. Het is dan nog een uur lopen tot de kampeerplek aan de oever van het meer. Ik zit er behoorlijk doorheen. Niet verwonderlijk, aangezien wij 22 kilometer afgelegd waarin wij 1500 hoogtemeters zijn gestegen en 800 hoogtemeters zijn gedaald (deze laatste wetenswaardigheden werden mede mogelijk gemaakt door Suunto). Maar de beloning is een fantastische kampeerplek aan het meer. Vlak voordat wij willen gaan slapen komt een woestijnmuis nog effe op bezoek. Het beestje is bijna zo groot als een Nederlandse rat en heeft ook behoorlijk honger, denken wij. Wij zetten al het eten in de tent, maar hij blijft rondom de tent hangen op zoek naar eten. Wij besluiten het afvalzakje open neer te zetten op een paar meter van de tent verwijderd, zodat hij daarvan kan gaan eten. Wij slapen met een gerust gevoel in omdat wij denken dat hij onmogelijk de tent in kan. Later hoorde ik verhalen over aangevreten tenten, maar wij realiseerden ons toen nog niet dat de tanden van een muisje scherp zijn. Vrijdag 30 november 2001 - Adèle Na de lange dag van gisteren hebben wij het wel verdiend om uit te slapen. Rond 7:15 uur staan wij op en rond 9:30 uur zijn wij weg. Een typisch verschil met de Alpen; het ochtend ritueel duurt vrij lang omdat wij relaxt ontbijten en alles eerst drogen en daarna ook nog alles zorgvuldig moeten inpakken. De dag begint al goed. Ik dacht dat wij langs het meer moesten lopen. Roland twijfelde, maar ging ervan uit dat ik het gidsje beter gelezen had. Fout! Na een vervelende rivieroversteek over een ronde gladde boomstam komen wij tot de ontdekking dat het pad dat wij volgen tot een alternatieve kampeerplek leidt en daar dood loopt; dus omkeren en nog een keer over die rivier. Om 10:00 uur lopen wij weer langs de
overnachtingsplek voor een tweede poging. Ongeveer anderhalf uur door een besneeuwd wit lavaveld met manshoge zwarte (basalt?) stenen. Hier zou ook een gemarkeerde route doorheen moeten lopen. Omdat wij deze niet vinden, lopen wij nu volledig op het kompas in de richting die wij uit het Lonely Planet kaartje met een schaal van 1:200.000 afleiden; moet kunnen! Na dit lavaveld pakken wij het gidsje er nog een keer bij om de verdere route te lezen. Het gidsje schrijft nu: “volg de markering”. Die zien wij niet vanwege de enorme hoeveelheid sneeuw die hier nog ligt. Daarna beschrijft het gidsje zeer uitgebreid de uitzichten in poetische volzinnen en onbegrijpelijk taalgebruik. Uiteindelijk zien wij met de verrekijker een vaag schuinlopend pad. Zo weten wij de goede pas te vinden. Vanaf daar is het weer anderhalf uur lang op kompas door de sneeuw banjeren. Saai is het geen enkel moment; uitzicht op Laguna Blanca, uitzicht op diverse vulkanen en allerlei kleuren (zwart, roodbruin) lava en gesteente om ons heen. Wij zijn erg blij als wij weer een markering tegen komen, want je zou best eens een uur lang verkeerd kunnen lopen dankzij het vage gidsje. Wij passeren de Argentijnse grens zonder dat wij er iets van opmerken in het landschap. De uitzichten zijn steeds prachtig. De pas die ons terug leidt naar Chili biedt een mooi uitzicht op vulkaan Lanin en het dal van de Puesco. Ons einddoel van vandaag, Laguna Avutardas, is niet in zicht. De Suunto geeft een afwijking van 90° t.o.v. het magnetische kompas, dat geschikt is voor het zuidelijk halfrond. Op de vulkaan kunnen wij ons goed orienteren en het blijkt dat de Suunto er een kwartslag naast zit! Vulkaan Lanin staat uiteraard niet in het gidsje ingetekend onder het motto ‘het moet wel een uitdaging blijven’. Maar wij hebben ook nog een zeer schematisch kaartje van de CONAF gekregen, waar deze vulkaan wel net opstaat. Door de twee kaarten te combineren en aan te nemen dat de vulkanen in ieder geval goed ingetekend zijn (gevaarlijke aanname!) kunnen wij bovenstaande conclusie trekken over onze positie en de richting die wij opmoeten. Uit de beschrijving in het gidsje achterhalen wij dat wij eerst noord, dan oost en dan zuidoost moeten lopen. Verder kunnen wij met de beschrijving niks, aangezien alles ondergesneeuwd is. Om wat meer overzicht te krijgen over het verloop van de route lopen wij richting oosten en blijven op hoogte. Uiteindelijk staan wij bovenaan een grote steile rotswand en begrijpen de omweg. Wij zien het meer liggen, waar wij willen kamperen. En wij zien ook een onderdoordringbaar bos op de route naar het meer. Nu maar hopen dat wij het pad kunnen vinden, want het bos is een kilometer breed en wij hebben geen idee of wij er midden doorheen moeten of juist rechts of links moeten aanhouden. Eerst moeten wij terug naar de pas. Wij ontdekken een doorsteekje afdalend over een 45° sneeuwhelling. Hopelijk zijn de trekkers na ons zo verstandig om niet blindelings ons spoor te volgen. Ik was zo eigenwijs om mijn
gamaschen niet aan te doen, want vochtig worden mijn voeten toch. Na dit sneeuwveldje ontdek ik het verschil tussen drijfnat en vochtig. Is het geluk of wijsheid? Na deze afdaling komen wij direct op het pad uit. Wij kunnen het vage spoor door de sneeuw goed volgen. Dit betekent ook dat wij niet de eerste dit jaar zijn, die deze route doen. De voetstappen zijn zo groot, dat ik denk dat onze voorgangers sneeuwschoenen gebruikt hebben. Of het is een olifantenspoor of de verschikkelijke Yeti, dat kan natuurlijk ook nog. Het pad verandert af en toe in een modderstroom. Er komt een leuke rivieroversteek. Ik besluit er gewoon doorheen te wandelen, want mijn voeten zijn toch doorweekt. Roland maakt een sprong en grijpt zich vast aan het struikgewas en traverseert dan weer terug naar het pad. Ok, ik zie het meer; nu is alle ellende voorbij. Niet dus! Nog twee leuke rivieroversteken. Roland waagt de sprong hier niet en trekt zijn sandalen aan. Ik waad er gewoon doorheen. Nog een verrassing volgt als blijkt dat wij aan de overzijde van het meer moeten zijn en nog zeker een kwartier door een bos moeten. Ik ben drijfnat en heb het helemaal gehad. Wij zijn dan ook al urenlang zonder pauze aan het lopen, omdat ik tijdens een pauze alleen maar last van de kou krijg. Bij het meer hebben wij ons privé strandje. Het uitzicht en de vogeltjes doet mij binnen een paar minuten de vermoeidheid en zere voeten vergeten. Wat is het hier mooi! Om 17:10 uur bereiken wij de kampeerplek na 7,5 uur lopen. Zaterdag 1 december 2001 - Adèle We durven het water van het Laguna Avutardas niet ongekookt te drinken en met veel te weinig water gaan wij op pad. De etappe van vandaag is een stuk lichter dan de voorgaande dagen; er is een begaanbaar pad en we dalen voornamelijk af door schaduwrijke bossen. Alleen bij het moeras moeten wij even zoeken om het vervolg van het pad te vinden. Maar wij beginnen aan de schrijfstijl van het gidsje gewend te raken en het irriteert ons niet meer zo. Als alles om de meter gemarkeerd zou zijn, dan is het ook geen uitdaging meer en dan heb je ook niet het gevoel in ruige natuur rond te lopen. Als wij bij de rivier aankomen en onze flessen met het frisse water vullen, weten wij dat er nu echt niks meer fout kan gaan. We komen uiteindelijk uit op een stoffige brede weg die van Argentinië af komt, erg saai. Wij hopen op een lift, maar de sporadische auto’s die wij zien, gaan de andere kant op. Bij de grenspost moeten wij uitleggen dat we niet uit Argentinië komen, hoewel de weg waar we op lopen wel uit Argentinië komt. Dat we tijdens de trekking wel enkele stappen in Argentinië gezet hebben, verzwijgen we veiligheidshalve. Eén van de douaniers herkent onze Lonely Planet trekking gids en begrijpt het al. De douanier knikt en ik wil doorlopen. Ho! Blijkbaar moet nog iemand anders onze papieren zien. Gelukkig wordt hij niet boos dat wij wilden doorlopen
(vriendelijk lachen helpt altijd). Hij bekijkt ons visum, dat ik voor de zekerheid maar bij mijn paspoort bewaard heb, en daarna mogen wij door. Aangezien wij er niks voor voelen om ons nu in het drukke Pucon te storten, blijven wij overnachten aan de rivier bij Puesco, een dorp van slechts enkele huisjes. Het bivakveldje van de CONAF wordt bewoond door zwervers of werklui die in het weekend niet naar huis gaan. Dus kamperen wij maar ‘wild’ op een best wel schuin stukje grond bij de rivier. ‘s Avonds worden wij overvallen door een zwerfhond die onze overgebleven pasta op eet. Dat is niet zo heel erg. Maar hij zit onder de stront en Roland ook nadat hij het gore beest weg heeft geduwd. Zwerfhonden blijken hier gelukkig niet zo aggressief te zijn. Roland wordt wel behoorlijk aggressief als het beest een uur later weer eens een kijkje komt nemen. Nog voordat de hond ook maar tot op een paar meter van de tent is gekomen rent hij schreeuwend en scheldend op de hond af die het hazepad kiest. Roland: “Als ik een pickel bij me had, dan hadden wij een week lang nasi kunnen eten!”. De penetrante strontlucht blijft de gehele avond op de kampeerplek hangen. Roland is sindsdien niet meer zo amicaal met honden… Zondag 2 december 2001 – Adèle Wij slapen uit en genieten van een rustdag. Deze begint met een dipje: de brander doet het niet meer. Dit bederft onze stemming. Wij weten niet wat er mis is en zonder goede brander kunnen wij de trekkings wel vergeten. Maar even afwachten tot wij in Pucon de brander schoongemaakt hebben. Zodra wij vijf minuten over de weg richting Pucon lopen krijgen wij een lift van een vriendelijke politieagent. Hij vraagt of wij in het Villarica park gewandeld hebben. Blijkbaar zijn wij toch niet de enige gekken die dit doen. Hij zet ons af bij het volgende dorpje vanwaar een bus naar Pucon rijdt. Ook dit busje vertrekt te vroeg; wel drie kwartier. Dus waarschijnlijk is dit een extra dienst. Het busje stopt tig keer, want de mensen staan op willekeurige plekken langs de weg en ‘liften’ betaald met de bus mee; het busje zit al snel vol. In Pucon begint het geregel. Eerst gaan wij bij Lalo Bravo langs om te zeggen dat wij terug zijn. Hij nodigt ons direct uit om bij hem thuis te komen lunchen. Het is verbazingwekkend; hij maakt een complete pastamaaltijd voor ons klaar met salade, brood en uiteraard een wijntje erbij. Het ritueel duurt vrij lang, maar zo’n aanbod kun je natuurlijk niet afslaan. Wij willen graag de gemaakte onkosten betalen, maar hij wil er geen geld voor hebben. Tijdens het koken en het eten vertelt hij over vanalles en nog wat. Ook over de periode dat Chili bestuurd werd door dictator Pinochet. Tijdens Allende was er veel armoede en de mensen waren dan ook opgelucht toen Pinochet aan de macht kwam en er ook merkbaar dingen verbeterde. Na het eten maken wij de brander schoon. Dit
helpt inderdaad, want hij doet het daarna weer perfect. Later vragen wij aan Mauricio, die ook bergen beklimt, welke brandstof hij in zijn MSR gebruikt. Hij adviseert ‘benzina blanca’ (wasbenzine) omdat loodvrije benzine in Chili veel te onzuiver is. Dit blijkt een enorm waardevolle tip, want de rest van de vakantie gebruiken wij benzina blanca en verstopt onze MSR niet meer. Wij brengen de vuile was weg en wij halen broodjes voor het avondeten. Na lang wikken en wegen besluiten wij morgen toch de toeristisch Villarica beklimming te doen, aangezien alle activiteiten hier toeristisch zijn. Eén organisatie biedt de mogelijkheid om te tourskieen. Wel duur; EUR 45,- p.p., maar veel gaver dan gewoon lopen. Wij zijn een uur bezig om ons materiaal uit te zoeken en af te stellen. Als alles ingesteld is, blijkt dat ze voor Roland’s ski’s geen harscheisen hebben. Zij beweren dat de sneeuw overal zacht is m.u.v. de laatste paar meter; die kun je sowieso beter lopen met stijgijzers. Wij gaan akkoord. Wij zijn erg laat thuis. Roland heeft last van een lichte zonnesteek, dus wij slaan Lalo’s BBQ over. Maandag 3 december 2001 – Adèle Om 7:00 uur staan wij klaar voor de tocht bij het kantoortje van Anden-sport. Het is allemaal wat chaotisch; ze kunnen onze vellen niet vinden. Blijkt dat de gids de verkeerde ski’s heeft ingeladen. Onze vellen zitten nog vast aan de ski’s die wij gisterenavond hadden uitgezocht. Wij rijden met twee Belgische, één Nederlander en één Canadese naar de berg. Een leuk gezelschap van allemaal backpackers die ongeveer een half jaar door Zuid-Amerika reizen. Amber uit Canada is zeer geïnteresseerd in onze trekking, de anderen doen alleen de toeristische attracties uit Lonely Planet en vonden één nacht kamperen in Torres del Paine echt zwaar afzien. Misschien denk ik er na een dagje sneeuw of regen ook zo over. Na een hobbelige rit met een busje, begint de beklimming. De ski’s moeten op de rugzak, omdat de sneeuw pas hogerop begint. Het stormt hoog op de berg. De top is in de wolken gehuld (voor de experts: föhn-wolken). De gids kijkt bedenkelijk en de andere klanten, behalve Amber die ook Alpien klimt, kijken nog bedenkelijker. Het is wel koud hier, zeg! Er wordt wat gediscussieerd. De top halen wij sowieso niet vanwege het slechte weer. De anderen kunnen morgen gratis een tweede poging wagen en wij mogen met iemand anders mee. De Zwitserse jongen die ons gisteren hielp met het afstellen van de bindingen heeft vannacht een toppoging gedaan en komt net van de berg afgelopen. Hij wil ons wel begeleiden. Wij kunnen echter maximaal 500 meter omhoog, verwacht de gids. De sneeuw is bovendien keihard omdat de zon vandaag niet schijnt; en wij hebben geen harscheisen. Dit alles doet ons besluiten niet omhoog te gaan. Terug in het dal lijkt het weer op te klaren en zijn wij een beetje teleurgesteld dat we het
niet eens geprobeerd hebben. Als wij harscheisen hadden gehad, als wij op stijgijzers waren gaan lopen, als de zon eerder was gaan schijnen… ‘s Middags gaan wij paardrijden. Voor Roland is dit de eerste keer op een paard. Het is een mooi tochtje. Onderweg bekijken wij een hele lange waterval. ‘s Avonds eten wij spotgoedkoop bij een restaurantje aangeraden door Lalo. Roland gaat daarna nog even naar de BBQ bij Lalo (is blijkbaar dagelijks) om afscheid te nemen. Ik val om van de slaap omdat ik gisteren onrustig geslapen heb. Dinsdag 4 december 2001 – Adèle Om 8:15 uur vertrekt de bus naar het Zuiden. Wij zijn blij dat wij Lalo ontmoet hebben, zodat wij nog iets gezien hebben van een gewone burgerwijk met gewone mensen. Een groot contrast met het centrum met zijn 24-uurs supermarkt, tientallen adventurebureautjes en enorm grote casino. De rit naar Valdivia duurt 3 uur, omdat er tientallen keren gestopt wordt. Irritant, alsof je in een stadsbus zit. De aansluiting is gelukkig wel goed en om 15:00 uur zijn wij in Puerto Montt. Tijd genoeg om alvast inkopen te doen. Om het overzichtelijk te houden kopen wij alleen avondeten, de rest komt morgen. Na de inkopen genieten wij van het troosteloze uitzicht op het haventje. Enkele Chilenen zijn aan het vissen met een koordje dat op een conservenblikje is gewikkeld. De ene na de andere regenbui trekt voorbij. Hier worden wij niet vrolijk van, maar wel geboorlijk nat. Daarom gaan wij alvast richting vliegveld. Op het busstation eten wij net als vele Chilenen een hoorntje van koek; het hoorntje is niet gevuld met ijs, maar met een zoete vulling. Voor ijs is het klimaat niet zo geschikt, denk ik. Onze vlucht naar Punta Arenas zou om 21:10 uur vertrekken en daarvoor waren wij al om 18:00 naar het vliegveld gegaan. Het is nu inmiddels 23:00 uur en wij wachten nog steeds op het vliegtuig. Het is de vraag of wij straks, diep in de nacht, een betaalbaar hotel kunnen vinden in Punta Arenas. Woensdag 5 december 2001 – Adèle Om 2:00 uur in de nacht komen we aan in een koud, winderig en regenachtig Punta Arenas. Welkom in Patagonië. Wij negeren de dure taxi’s omdat er verderop nog een busje staat dat naar het centrum gaat. In het busje ontstaat een solidair gevoel, aangezien iedereen hoopt om nog ergens een overnachtingsplek te vinden. De chauffeur wacht telkens netjes als één van de meerijders een hotel probeert. Bij het derde hotel wordt opgedaan om 3:00 uur ‘s nachts. Er wordt wat gediscussieerd, want er is net één kamer te weinig voor iedereen. Roland en ik willen wel op de 1persoonskamer, omdat het bed redelijk breed is. Maar natuurlijk
niet voor dezelfde prijs als een 2-persoonskamer. Zo stom zijn wij nou ook weer niet. Roland probeert de helft van de prijs; de jongen van het hotel gaat onmiddellijk naar 80% en wij hebben een deal. We willen gewoon graag zo snel mogelijk slapen. Om 9:30 krijgen wij een ontbijtje. Dan begint de zoektocht naar wasbenzine, die Roland doet herinneren aan een eerdere zoektocht in een middelgrote Russische stad die een halve dag duurde. De eerste pharmacia heeft het niet en verwijst ons naar de tweede; de tweede naar de derde, etc. Het is inmiddels half twaalf, wij moeten onze rugzakken nog inpakken en de bus naar het vliegveld vertrekt om 13:00 uur. Paniek! Wij hebben alle drogisterijen van Punta Arenas gehad. Dan maar loodvrije benzine tanken. En daar verwijst een mevrouw ons naar een ferreteria, een soort doe-het-zelf-zaak. Daar slagen wij! We racen naar de supermarkt en kunnen ook nog een busje naar het vliegveld regelen. Rugzakken inpakken en wegwezen. Wij lopen met 4 grote plastic zakken als handbagage, omdat de incheck-bagage officieel maar 10 kg mag wegen. Wij vliegen met een klein 2-propellor vliegtuigje waar net 20 slanke passagiers inpassen. Over de bagage, die uiteraard boven het gewicht zit (resp. 13 en 16 kg), doen zij gelukkig niet moeilijk. Oeps, een Zwitsers zakmes in de handbagage. Die moeten wij inleveren en krijgen wij in Puerto Williams terug. Het vliegtuigje schudt en wiebelt, het weer is stormachtig. Af en toe vallen wij een paar meter. Roland legt het kotszakje in de aanslag. Wij hebben prachtig uitzicht over vergletsjerde gebieden op momenten dat de bewolking even wegtrekt. Ook Isla Navarino ziet er mooi ruig uit, maar niet zo besneeuwd als wij verwacht hadden. Op het eiland krijgen wij een lift naar Puerto Williams en worden zelfs afgezet precies waar wij naartoe willen: bij de Carabineros. Daar registreren zij onze plannen en wij mogen niet vergeten om uit te schrijven op 11 december, want dan gaan zij ons zoeken! Dat is natuurlijk ook de bedoeling. Het verbaast ons dat het zo warm is in de zuidelijkste stad op aarde. Het waait ook veel minder hard dan in Punta Arenas. Het is ongeveer 16°C en licht bewolkt. Wij pakken de handbagage in de rugzakken en lopen naar het beginpunt van de trekking. Dit is bij een watervalletje en bij de plek waar het water voor de stad wordt afgetapt. Er is hier ook een mooi kampeerplekje. ‘s Avonds zien wij zowaar nog een toerist die hier een dagwandeling maakt. Het is een Engelsman die geprobeerd heeft naar het uitkijkpunt te lopen. Hij heeft echter al direct op dit plekje de fout gemaakt om het meest duidelijke en best gemarkeerde pad te nemen. Dit loopt namelijk naar een ski-hut. Hij had net zoals wij morgen gaan doen, de rechtervariant moeten nemen. Hij vertelt ons ook dat de terugvluchten naar Punta Arenas tot-en-met de kerst volgeboekt zijn en boten varen niet. Gelukkig hebben wij de terugvlucht al geboekt, anders zit je hier dus drie weken vast!
Donderdag 6 december 2001 - Adèle Wij beginnen in de ochtend te lopen bij een temperatuur van ongeveer 16°C. Na ruim een uur lopen is de temperatuur gedaald tot 0°C zonder dat wij enorm veel hoogtemeters gemaakt hebben. Het weer is hier dus extreem wisselvallig. Even plotseling als de temperatuur-daling begint het nu ook te sneeuwen en waaien. Mijn dikke trui zit onderin mijn rugzak, ik ging ervan uit dat de regenjas wel voldoende zou zijn. Ik heb totaal geen zin om die trui te zoeken, want zodra ik stil sta krijg ik het nog veel kouder. De sneeuw doet pijn in het gezicht. Ik leen handschoenen van Roland, die slechts twee van de drie paar nodig heeft, zodat ik nu ook twee paar handschoenen aan heb. Op Cerro Bandera zouden wij mooi uitzicht moeten hebben, maar wij zien alleen wolken. De bui is kort maar heftig. De wolken lossen op en wij krijgen schitterend uitzicht over diverse meertjes. Wij lopen boven de boomgrens en de begroeiing bestaat uit tig soorten mos en iets lager kleine struikjes. Wij zien ook weer een paar vogels die op ganzen lijken. De route is hier goed gemarkeerd. Om 14:00 uur zijn wij al op de geplande kampeerplek. Wij willen net aan een soepje beginnen, als het alweer begint te sneeuwen. Met de wind erbij voelt dat niet aangenaam. Wij brengen daarom de rest van de middag in de tent door. Ik lees nog wat in het ‘bulkboek’. Het houdt niet op met sneeuwen en hagelen. Roland offert zich op om buiten te koken. Terwijl hij de tent verstevigt, waait de pan van de brander. Het gebeurt nog een keer. Ik waag mij nu ook buiten om te helpen. Zelfs met handschoenen krijg ik nog koude handen. Ik heb nu thermoshirt, T-shirt, fleece windstopper én regenjack aan, muts en colletje ook en broek én regenbroek. Meer kleding heb ik niet bij me en ik heb het nog steeds koud. Vrijdag 7 december 2001 – Adèle Als wij opstaan ligt er 15 cm sneeuw. Alle bergen om ons heen zijn bedekt met een laagje poedersneeuw. Erg mooi! Het vriest net niet, maar met de wind erbij lijkt het veel kouder. Wij staan op als het is opgehouden met sneeuwen, rond 7:30 uur. Roland’s Suunto gaf gisterenavond een extreme luchtdrukstijging alsof wij in een paar uur tijd 250 meter gedaald waren. Wij hoopten dan ook met goed weer wakker te worden, met het ziet er dreigend uit. Blijkbaar is de luchtdruk hier geen goede graadmeter als weersvoorspeller. Het schiet niet op met inpakken. Als je iets neer legt, wordt het nat van de sneeuw. En zelfs zware dingen waaien weg. Ik moet ook telkens mijn handen warmen en springen om warme voeten te krijgen. Ik zie wel op tegen de tocht, misschien waait het aan de andere kant van de pas nog harder, misschien vinden wij de route niet nu de markeringen bedekt zijn, misschien komen wij niet door het steile
blokkenterrein nu de rots spekglad is. Wij gaan maar gewoon lopen, aangezien wij gemakkelijk kunnen omdraaien. Het lopen gaat langzaam, bij iedere stap effe checken of je niet wegzakt. Soms zak je tot te knieen in de sneeuw, soms blijf je gewoon staan doordat er een steen onder de sneeuw ligt. De helling waar we langs traverseren is zo steil dat we onze handen erbij nodig hebben. Alles is glad door de sneeuw. Roland loopt het meeste voorop. Ik heb best moeite met dit terrein. Op de pas zijn wij verbaasd dat het hier niet harder waait. Wij hebben namelijk gelezen dat de Dientes bergketen het slechte weer vanuit het westen tegenhoudt. Blijkbaar komt deze storm niet uit de gebruikelijke westelijke richting, maar uit het oosten. Er ligt ook minder sneeuw aan de andere kant van de pas. Wij hebben uitzicht op vele mooie meertjes met dode bomen aan de kanten, veroorzaakt door knagende bevers. Na een paar uur dalen is de grond weer helemaal sneeuwvrij. Wij lopen door zo’n slagveld van dode witte bomen en ik vraag mij af waarom de bevers meer bomen afknagen dan dat zij voor hun dammen kunnen gebruiken. Investeren in de toekomst? Het weer klaart op; wij zien zelfs de zon af en toe. Rond 15:30 uur zijn wij op de kampeerplek. Wij zijn kapot, hoewel het geen extreem lange dag was. Mijn enkels doen zeer van het steeds onverwachts wegzakken of wegglijden. Maar wij hebben het toch maar weer volbracht. De koude wind is er nog steeds, maar minder hard dan gisteren. Ik lig in de tent op te warmen als Roland een vreugdekreet slaat. De lucht is strakblauw. In minder dan een uur tijd is het hele wolkendek verdwenen. Als de wind eventjes gaat liggen durft Roland zelfs te zonnebaden in de blote bast. Raar weer. De thermometer geeft 7°C aan maar het voelt nu veel warmer met de zon. Alles kan nu drogen. Ik ben benieuwd wat we morgen voor een weersomslagen krijgen. Zaterdag 8 december 2001 – Roland Zolang hoeft Adèle niet te wachten op een weersomslag. Na een lekker bakkie thee bij de ‘ondergaande zon’ (de zon gaat achter de bergen), begint het een beetje te waaien. Alle scheerlijnen zijn gespannen, dus geen probleem. Een uur later is het al behoorlijk stormachtig. Ik kom niet in slaap vanwege de herrie. Daarom besluit ik om me toch nog maar eens buiten te wagen om de haringen met stenen te verstevigen. Buiten word ik bijna omver geblazen door een rukwind. Diverse haringen zijn uit de grond getrokken en aan de achterkant flappert het tentdoek. Na een half uurtje timmeren, muurtje bouwen en haringen verstevigen met zware stenen, heb ik alles gedaan wat ik kan doen. Soms moet ik bukken om niet om te waaien. Ik stap weer de tent in en verwacht snel in slaap te vallen vanwege alle inspanning. De tent houdt het zo goed. De storm blijft echter in kracht toenemen. Wij kunnen
allebei niet in slaap komen vanwege de herrie. Om 2:00 uur ‘s nachts is de storm op zijn sterkst. Er is een continue wind met daarbovenop windstoten die een paar seconden vantevoren aangekondigd worden door een beangstigend bulderend geluid. De stokken buigen zo’n 30 cm naar binnen en het lawaai is enorm. Ik vrees dat elk moment óf de stokken breken óf het tentdoek scheurt. Het is nu absoluut onmogelijk om buiten overeind te blijven. Als de tent kapot gaat, dan moeten wij kruipend beschutting zoeken. De Suunto geeft een luchtdrukdaling die vergelijkbaar met 150 hoogtemeters in enkele uren. Om 4:00 uur kan ik eindelijk in slaap sukkelen. Iets over 8:00 uur staan wij op, de storm is gaan liggen. Eén ding hebben wij nu wel geleerd: het weer in Patagonië is onvoorspelbaar en veranderert razendsnel. Wij ontbijten in de tent en daarna pakken wij snel in. De tent kunnen wij nu afbreken zonder dat er iets wegwaait. Daarbij drukt de een de tent tegen de grond terwijl de ander het grootste gedeelte van de haringen loshaalt. De tentstokken kunnen verwijderd worden, terwijl de binnentent nog met 4 haringen verankerd zit aan de grond. Zakjes of andere dingen die je effe op de grond neer legt, ben je in no-time kwijt. Overal moet je een grote steen opleggen of nog beter: direct in je rugzak stoppen. Om 10:00 uur zijn wij op pad. Het is nu opletten geblazen, want wij hebben uit een reisverslag gelezen dat een Nederlandse groep met NKBV ‘Vreemde Voettochten’ zich heeft verlopen op dit gedeelte van de trekking. Wij vinden de pas echter zonder problemen en bereiken hem ook binnen de tijd die de Lonely Planet ervoor opgeeft. De tweede pas geeft meer problemen. Ik schiet met mijn kompas NW en kan niet bepalen welke van de twee passen aan weerszijde van NW nu de pas is die wij moeten hebben. Tussen de passen en ons zit een enorm dal met veel begroeing, riviertjes en meertjes. Kortom terrein waar je je urenlang mee bezig kunt houden, als je zomaar wat gaat lopen. Zelf zou ik liever op hoogte rondom dit dalletje traverseren. De markering leiden ons echter naar beneden richting een meertje. Omdat wij niet weten naar welke pas wij moeten, kunnen wij dus ook niet zelf onze route bepalen en vertrouwen wij de markeringen. Echter na een half uurtje houden deze markering helemaal op. Wij lopen nu redelijk dicht bij het meertje terwijl de Lonely Planet (LP) adviseert om hoger te blijven. Dus gaan wij loodrecht op de vermoedelijke looprichting omhoog om zodoende de markeringen weer tegen te komen (paden zijn er nauwelijks op deze trekking, daarvoor wordt hier te weinig gelopen door mens en dier). Wij vinden niets. Ook m.b.v. hoogtemeter, kaart, kompas en GPS komen wij er niet uit. Waarschijnlijk is er iets fout ingetekend in het kaartje van de LP. Wij gaan omhoog voor meer uitzicht en zien dan een meertje in de verte dat hoogstwaarschijnlijk het gezochte Laguna Hermosa is. Er
volgt geen “Aha, zit-dat-zo-gevoel”, want er zit een fout in het gidsje. Wij bepalen nu zelf de beste route naar het meer en hebben twee keer zoveel tijd nodig als het gidsje aangeeft. Daarna volgt nog wat gestruin door bosjes en ‘beverlandschap’ om het kampeerplekje te bereiken. Wij zien nog een bever al rond zwemmend zijn bouwwerkje inspecteren. Het is indrukwekkend om te zien hoe deze relatief kleine beestjes het landschap van Isla Navarino veranderd hebben. Het avondeten is zoals altijd lekker en teveel aangezien Adèle erg kleine porties eet. De tent staat weer als een huis: alle 18 haringen zijn met grote zorg verankerd! Het lijkt absurd want het is windstil, maar dat was het 24 uur geleden ook… Zondag 9 december 2001 - Adèle Wij slapen erg goed na de korte nacht van gisteren. Er is ook geen storm opgestoken of zo. De tocht van vandaag loopt grotendeels langs bevermeertjes. Het is erg vermoeiend lopen, over boomstammen stappen, om moerassige stukjes heen lopen, over stroompjes springen. Het gaat zo urenlang door. Het gidsje kraamt weer de nodige onzin uit. Links zouden plotseling rotspieken moeten opdoemen, maar deze zagen wij gisterenmiddag al! Het is maar wat je plotseling noemt. Op dat moment zou de volgende pas aan de rechterkant op precies 345° moeten liggen. Als wij rechts een pas zien, schieten wij hem op 330°. Ach, de afwijking valt mee, gisteren zat het gidsje er ruim 45° naast. Onze Nederlandse voorgangers hebben deze pas nooit meer gevonden en zijn vanaf hier hun eigen route gaan lopen die ruim 1 dag langer duurt maar wél voor veel avontuur heeft gezorgd getuige hun reisverslag
Vertrekdag. De markering is nu opeens best goed. Wij twijfelen even of wij naar eigen inzicht de makkelijkste weg gaan volgen (boven de boomgrens) of toch maar de markering volgen die ons weer de beverzones en bossen inleidt. Wij kiezen voor markering. Poeh, poeh, dat valt nog niet mee. De bosjes zijn soms ondoordringbaar; wij moeten takken afbreken om er doorheen te komen en de rugzak blijft steeds ergens achter steken. Roland baalt nog meer, want als ik mij ergens doorheen kan wurmen, kan hij er net niet doorheen met zijn dikke rugzak. Onderaan de pas moeten wij omhoog door zo’n dicht bos met 2e-graads modderklimmen, waarbij de boomwortels fungeren als grepen en tredes. Wij zien af en toe markering alsof de routebouwer je gerust wil stellen dat dit inderdaad de bedoeling is. Wij denken steeds: dit is onmogelijk. Een verademing is het om weer boven de boomgrens uit te komen. De pas zelf is helemaal geen pas, maar een eindeloos lang plateau. Een half uur lang lopen wij over een vlakte met bizar uitgesleten stenen. Het zal hier wel behoorlijk kunnen stormen. Aan de andere kant van de pas staan wij ineens boven een afgrond. De markering wijst hier
meerdere malen naar rechts. Maar de LP waarschuwt nergens voor! Als je rechtdoor loopt, zoals je geneigd bent te doen bij een pas, sta je op een sneeuwoverhang (wächte). Het gidsje waarschuwt wel voor ijzig gladde sneeuw, wat natuurlijk een beetje onzinnig is aangezien de temperatuur in december zelden onder nul is en de sneeuw lekker papperig is. Er had net zo goed een waarschuwing over spletengevaar in kunnen staan. Op dit punt is de Lonely Planet erg slecht, omdat de schrijver totaal geen Alpien inzicht heeft. Wij dalen af door een stijl puinveld van 45°. Niet bepaald eenvoudig terrein. Het laatste stukje traverseren wij deze puinhelling over een guanaco-trail, dat zo goed te volgen is, dat het wel aangelegd lijkt. Helaas zien wij geen guanaco’s. Het is ook raar dat wij geen bevers zien, terwijl hier wel sprake is van een echte beverplaag. Volgens Roland zijn het nachtdieren, wat hun afwezigheid verklaart. Wij kamperen op een heel idyllisch plekje waar het meer overloopt in een riviertje naar het Beagle kanaal. Er is uizicht naar het noorden, waar nog een stukje Argentinië ligt. Het valt ons op dat de struikjes op deze pas allemaal één kant opgroeien en dat er alleen maar bomen groeien op noord-oosthellingen of in rivierdalen. Puerto Williams wordt door Los Dientes beschermd tegen storm uit het zuid-westen. Wij eten vandaag pasta met bolognesesaus, chorizoworst, wortel, ui, paprika én parmezaanse kaas. Wederom een topmaaltijd. Maandag 10 december 2001 – Adèle De laatste dag van de trekking en dus de laatste dag in dit verlaten ruige landschap. De komende trekking in Torres del Paine (TdP) zullen wij continue mensen zien. Ik zie daar wel een beetje tegenop. Het allerergste vind ik, dat je in TdP soms op betaalde campings moet staan met douches, aangezien wildkamperen verboden is. Maar goed, dat zien wij dan wel weer. Wij lopen langs de rivier over beverbomen en moerassige grond. Alweer dit type terrein. Toch verveelt het niet. Wij zien telkens andere mossoorten en ook het landschap om ons heen verandert steeds. Wij hebben nu trouwens al drie dagen stabiel weer. Bewolkt met af en toe een beetje wind. Het laaste deel van de tocht loopt door een bos, redelijk begaanbaar terrein en goed gemarkeerd. En over een steile puinhelling met verbrandde boompjes en allemaal losliggende stenen. Het gidsje schrijft…, ach laat ook maar. Wij zien Puerto Williams en de weg ernaartoe. De markering houdt op, of wij zijn hem kwijtgeraakt, en wij werken ons voor de zoveelste maal door een bos heen. Dit schiet niet op, we lopen steeds vast in de dichte begroeing. Een stukje bos van nog geen kilometer duurt zo ongeveer een uur. Wij waren al verbaasd dat wij sneller liepen dan gidsjestijd. Dankzij dit bos zitten wij weer mooi gelijk aan gidsjestijd. Het laatste stuk zandweg besluiten wij om niet te liften,
want wij moeten nog 24 uur op dit eiland blijven en hier is behalve wandelen echt niets te beleven. Wij komen langs een museum. Even naar de openingstijden kijken, dan kunnen wij hier morgen terug komen. Het museum blijkt slechts te bestaan uit twee kanonnen, een amphibievoertuig en een paar vervallen lege barakken die bij elkaar gezet zijn in een stukje bos. Drie kilometer voor het dorp stopt een pick-up voor ons, terwijl wij zelf geen liftduim opsteken. Wij nemen de lift aan, want de afgelopen twee uur rechte weg waren wel saai. De man vertelt in half Spaans en half Engels dat hij deze straten gemaakt heeft (zand + grind wegen); hij heeft 25 mensen onder zich. Wij melden ons af bij de politie. Er staan drie namen onder de onze, waarvan twee zich ook alweer afgemeld hebben (andere trekking of omgedraaid?). Wij kopen een ijsje en een pak wijn in één van de twee supermarktjes die dit eiland heeft. Vervolgens op zoek naar een kampeerplekje. Uit het al eerder genoemde reisverslag weten wij dat er ten oosten van het dorp iets moet zijn. Een paar kinderen wijzen naar een steil afdaalpad, als wij naar een camping vragen. Zo komen wij bij een mooi plekje aan een rivier uit; dat is zelfs beter dan een camping. Wij weten niet of het water langs het dorp stroomt, en aangezien er overal afval op straat ligt zuiveren wij hier voor het eerst ons water met chloride druppeltjes (merknaam Hadex). Het water smaakt gewoon neutraal en ik begrijp niet waarom mensen klagen over een chloride-smaak. ‘s Avonds besluiten wij te gaan uiteten. Het stormt als wij door het dorp lopen. Iets minder hard dan in de bergen, maar wel zodanig dat je bijna omver geworpen wordt. Ook de inwoners hebben hier last van. Veel mensen dragen een soort van gletsjerbril als bescherming tegen de zandkorreltjes die in de storm meegevoerd worden. Het ene eet-café is helemaal gesloten en het andere eet-café begint pas over een uur, om 20.00 uur, eten te serveren. Wij moeten nog wennen aan de Chileense tijden. Wij blijven zitten wachten met een biertje. Er staan een paar gerechten op de kaart, waarvan wij opzoeken wat zij voorstellen. Maar als wij mogen bestellen, blijkt dat ze vandaag alleen maar friet en vissoep hebben. Dan doe maar de vissoep. De soep is rijkelijk gevuld met enorm grote mosselen, inktvis, diverse ondefinieerbare schaaldieren en koningskrab. Dit laatste diertje zet Puerto Williams op de wereldkaart. Zij schijnen hier namelijk een van ‘s werelds grootste producent van koningskrab te zijn. De krab is ook veruit het lekkerste ingredient van de vissoep. De gehele avond waren wij trouwens de enige gasten van het eet-café, er zat wel nog iemand aan de bar. Dinsdag 11 december 2001 – Roland Lekker uitgeslapen. Adèle heeft verse broodjes gehaald bij Simon & Simon, het andere supermarktje op het eiland. ‘s Ochtends blijven
wij lammen, eten en boeken lezen. Het is ongelooflijk warm als dit vergelijkt met het weer in het binnenland van het eiland. Het T-shirt kan gemakkelijk uit. Zo rond 15:00 uur lopen wij naar het vliegveld. Wij eten nog een soort van worstenbroodje; de vulling is van goulash-achtig vlees en er zit een ei en een olijf in. Daarna krijgen wij toevallig een lift van dezelfde man als gisteren en we zijn daarom veel te vroeg op het vliegveld. Het vliegtuig maakt nog eerst een rondvlucht voor een groepje toerisen die net met een cruiseschip zijn aangemeerd. Daarna vliegen wij om ongeveer 18:30 uur naar Punta Arenas. De vlucht is veel rustiger dan de heenvlucht. Op verzoek van een man met astma gaat de piloot lager vliegen (3000 m i.p.v. 4000 m op de heenvlucht). Het uitzicht is erg mooi. De eerste tien minuten zien wij Isla Navarino en eilandjes waarvan de zuidelijkste Kaap Hoorn moet zijn. Daarna vliegen wij over de Cordillera Darwin, een heftig vergletsjerd nationaal park waar nog minder toeristen komen. Iets voor een volgende vakantie… In Punta Arenas gaan wij naar hetzelfde hostal waar wij een week geleden ook zaten. Lekker douchen. We hebben geen zin om nog de stad in te gaan en daarom eten wij broodjes op de kamer. Deze worden weggespoeld met een Santa Rita 120. Deze Chileense wijn zit weliswaar in een kartonnen pak, maar is verrassend lekker, een echte aanrader! Woensdag 12 december 2001 – Roland Wij staan vroeg op omdat er vanalles geregeld moet worden vandaag. Allereerst kopen wij kaartjes bij Buses Fernandez voor de rit naar Puerta Natales. Deze busmaatschappij rijdt maar liefst acht keer per dag op en neer tussen dit stadje en Punta Arenas. Wij kiezen de bus van 17:00 uur. Vervolgens staan wij al om 9:00 uur voor de ingang van de Ferreteria te wachten tot deze opengaat. Hier kopen wij benzina blanca en een nieuw schuursponsje. Het volgende belangrijke punt is het eten. In supermarkt Listo vinden wij naar lang zoeken alles dat wij nodig hebben voor een 8-daagse trekking. Het is inmiddels bijna rond de middag. Wij dumpen het eten in het hotel en vragen aan de zoon van het hostal of wij vanmiddag ook nog op de hotelkamer kunnen zijn. “No problem”, antwoordt hij, zoals altijd. Daarna gaan wij ansichtkaarten kopen. Die blijken zeldzaam te zijn in Puerta Natales. Voor C$ 250,- per stuk vinden wij een winkel die 100 verschillende mooie ansichtkaarten verkoopt. Wij maken hem bijna gek door 22 verschillende soorten uit te zoeken uit het fotoboek. Daarna nog postzegels gekocht op het postkantoor. Via de lunchroom onder ons hostal gaan wij weer terug naar de hotelkamer om de kaarten te beschrijven. Om 14:00 uur worden wij door moeders van de kamer afgejaagd omdat zij moet schoonmaken voor nieuwe gasten. Daarom beginnen wij maar vervroegd met inpakken en schrijven de
kaarten in de lounge van het hotel. Maar ook daar worden wij door moeders op onsubtiele wijze na een uurtje weggejaagd. Het is nog maar de vraag of wij hier ooit terug komen, want zo grof ben ik nog nooit behandeld in een hotel. Wél in berghutten in de Alpen trouwens, maar dat is weer een heel ander verhaal. In de bus naar Puerta Natales schrijven wij de laatste kaarten. Het is bloedheet in de bus, omdat de chauffeur alles hermetisch afsluit. De Chilenen vinden dat blijkbaar niet erg. Terwijl ik de broekspijpen opgestroopt heb en het T-shirt volloopt met zweetplekken, zitten de meeste Chilenen met truien en zelfs jassen in de bus. Om 20:00 uur komen aan in Puerto Natales. Dit dorpje is redelijk touristisch, omdat er jaarlijks duizenden mensen vanuit dit dorp naar het park Torres del Paine gaan. Direct bij het uitstappen worden wij overrompeld door vrouwtjes die een hospedajia hebben. Wij zoeken eerst uit hoe het zit met de bussen naar Torres del Paine (TdP) en als wij dat begrepen hebben is er nog maar één vrouwtje over. Die heeft voor C$ 4.000,- een mooie 2-persoonskamer en schrijft ook nog buskaartjes uit van busmaatschappij Gomez voor C$ 6.000,- p.p. Om 21:00 gaan wij het centrum in. De ansichtkaarten verdwijnen in een postbus die nog het meeste weg heeft van een Nederlandse vuilnisbak. Als dat maar goed gaat. Daarna (ongeveer 21:30) zijn wij nog ruim op tijd of misschien zelfs aan de vroege kant ☺ voor het avondeten. Als hoofdgerecht kiezen wij een ‘lomo a la pobre’, wat letterlijk vertaald zoiets betekend als ‘bief voor de arme’. Het is een enorme lap vlees met veul vet eraan en er bovenop twee spiegeleieren. Het grote bord is verder gevuld met gebakken uitjes en zelfgemaakte frieten. Wij eten tot wij erbij neervallen. Donderdag 13 december 2001 - Roland De Chilenen zijn een beetje muf volkje. Behalve bussen, zitten hotelkamers ook potdicht. In dit geval is het raam dicht gespijkerd. De wekker gaat om 6:10 uur. Het ontbijt staat om 6:30 uur klaar. Bijna overal krijgen wij het volgende ontbijt: een kopje oploskoffie of thee, een glas jus, twee broodjes met boter en jam en soms ook ham en kaas. Eenvoudig doch beter dan alleen maar koffie. Waarschijnlijk hebben zij zelf geen trek in een steviger ontbijt omdat ze het avondeten nog aan het verteren zijn. De bus blijkt een grote touringcar die stipt om 7:10 uur voorrijdt. Via nog tien hospedaja’s gaan wij dan uiteindelijk naar TdP. Om tien uur komen wij bij de park-entrée. Omdat er gestaakt wordt door de CONAF hoeven wij geen permit te kopen en dat scheelt C$ 6.000,- p.p (11 Euro p.p.). Met een klein busje gaan wij verder naar de camping; dit spaart twee uur lopen over een saai 4WD-track. Op de camping zetten wij snel de tent op en pakken één rugzak in voor een dagtour naar het beroemde Torres del Paine Lookout point. De zon schijnt hier fel tussen de bewolking door. Er vallen een paar druppels
regen. Het massief verder- en hogerop zit echter in een dichte nevel van mist en regen. Dit ziet er nogal spookachtig uit. Als wij beginnen te lopen merken wij dat het toch wel echt regent in het massief, terwijl de camping baadt in het zonlicht. Wij zijn niet de enige die naar het uitzichtspunt lopen. De gehele dag passeren wij mensen die dalen en stijgen. Zelf arriveren wij zo rond 15:00 uur op het uitzichtspunt. In eerste instantie is het uitzicht matig. Maar opklaringen zijn onderweg. Ik maak (te)veel foto’s. Helaas kan ik niet in- of uitzoomen met mijn compactcameratje (mju-2). Met de verrekijker speur ik naar mogelijke klimroutes. Het is onbegrijpelijk dat deze torens beklommen zijn. Ik vraag mij nu echter af of dat wel via deze loodrechte platige kant is gebeurd. Gemakkelijke graten zijn er ook niet op deze torens, maar misschien zijn de achterkanten wel beklimbaar? Wij zijn niet de enige die genieten van dit uitzicht. “Wooaaouw, thizz izzzz woonderfuuullll!”. Naast mij komt een Amerikaan klaar bij het zien van de torens. Hij reageert of hij bereid is om te sterven nu hij dit gezien heeft. Waarom bevestigen Amerikanen toch altijd de cliché’s die erover hun bestaan? Gedurende het uur dat wij van het uitzicht genieten, komen er ongeveer 50 mensen boven. Daarna komen er nieuwe wolken binnen drijven en dalen wij af. Om 18:00 uur zijn wij al terug op de camping. Zonder zware rugzak zijn wij erg veel sneller dan LP-gidsjes tijd. Wij eten een geslaagde rijst-met-vis maaltijd en proberen vroeg te gaan slapen. De rest van de camping is hier echter niet gekomen voor natuurbeleving. Een ghettoblaster verjaagt mens & dier tot middernacht. Backpacker wisselen elkaars belevenissen uit. Het begint behoorlijk cliché te worden. Altijd willen zij weten 1) hoelang je al onderweg bent 2) hoelang je nog te gaan hebt 3) wat was het gaafste dat je tot nog toe gedaan hebt. En dan zijn vooral de korte kicks erg aantrekkelijk. Zodoende komt het de dagtripjes in TdP verplichte kost zijn voor elke zichzelf respecterende backpacker. Vrijdag 14 december 2001 – Adèle Het begin van het pad is dankzij de cryptische omschrijving in de LP wat lastig te vinden; wij hebben hem gisterenavond gezocht en daar toch behoorlijk wat tijd voor nodig gehad, omdat pas de derde herinterpretatie van de LP-volzin leidde tot een vaag weggetje waar aan het einde een gloednieuw bord is geplaatst. Als je dit eenmaal gevonden hebt is het onmogelijk om het pad kwijt te raken. De hele dag lopen wij over een enorm breed en vlak pad. Wij missen het kaartlezen nu al! Het uitzicht is ook weinig inspirerend; alleen maar bos. Voor ons lopen een stel Amerikanen van middelbare leeftijd. Als zij even stilstaan halen wij ze in. Wij maken hierbij een kort praatje en de man versnelt zijn pas. Daarbij struikelt hij drie keer over zijn eigen voeten. Ik verbaas mij over hun hoge tempo. Echter
na een kwartiertje zakt hun tempo en lopen wij weer vlak achter ze. De man kijkt een beetje geirriteerd om en gaat weer versnellen. Het irriteert ons ook om zo vlak achter anderen te lopen, dus nemen wij maar een extra lange pauze. Een uurtje later dreigen wij ze weer in te halen als zij zitten te lunchen; de man springt op, grijpt zijn rugzak en begint te rennen nog voordat zijn heupband vastzit. Het is overduidelijk dat deze mensen niet ingehaald wensen te worden. Thuis zullen zij trots vertellen dat zij twee jonge Nederlanders voor konden blijven, en dat op hun leeftijd! Zij weten niet dat wij ons best moeten doen om achter ze te blijven door langzaam te lopen en extra lang te pauzeren. Eén keer halen wij ze per ongeluk in, omdat zij eventjes stil staan om vogels te bekijken. Ook nu weer begint het echtpaar te rennen zodra zij ons in de gaten krijgen. Wij staan bij een riviertje te aarzelen op welke stenen wij naar de overkant gaan; het echtpaar loopt dwars door het riviertje! Liever natte voeten, dan ingehaald worden… Helaas lopen zij ook vandaag nog door naar het Lago Paine, dus zijn wij voorlopig nog niet van ze af. Bij het kampeerveldje stikt het van de vliegjes. Gelukkig niet van de steekvliegen, waar we onderweg door lastig gevallen werden. Maar wel honderden kleine vliegjes die het liefst in je oren, neus of mond gaan zitten. Wij doen de muts op, het colletje om en de zonnebril op, terwijl het warmer dan 20°C is. Wij verlangen weer terug naar storm, sneeuw, boven de boomgrens zijn en vooral een wat meer uitdagende wandeltocht. Over een eenvoudig pad lopen zonder uitzicht is oersaai (dankzij die gekke Amerikanen toch nog een A4-tje vol gekregen). Zaterdag 15 december 2001 – Adèle Wij leggen enorme afstanden af over deze vlakke paden. Vandaag doen wij weer anderhalve etappe, ongeveer 25 km. De route, voor de Dickson hut langs, is prachtig. In de verte zien wij een mooi vergletsjerd gebied. Helaas lopen wij hier nog steeds tussen de bloempjes en vliegjes en niet over besneeuwde hellingen. De hut ligt mooi aan het meer waar een gletsjer in verdwijnt. Vol optimisme beginnen wij dan ook na de lunchpauze met de tocht naar Campemento Los Perros, in de hoop dat het uitzicht steeds beter zal worden. Wat een enorme tegenvaller als wij urenlang door een dichtbegroeid bos lopen, zonder ook maar één bijzondere plant of boom te zien. Volgens het gidsje zou dit 4 uur duren, maar in mijn herinnering is het veel langer. Een wandelweekend in de Ardennen in nog boeiender dan deze etappe. Ik begin de rugzak nu ook te voelen. Ik draag vandaag al het eten voor de komende 6 dagen. Ik denk dat ik in totaal zo’n 18 à 20 kg draag. Pauzeren is geen pretje, want dan zitten er in no-time honderden vliegjes op je hoofd en in alle lichaamopeningen. Wat zijn wij blij als wij uren later een morene op klimmen boven de boomgrens en een prachtige
gletsjer zien. Een gletsjer die op sommige stukken bijna verticaal is, stort zijn ijs in een meertje waar allemaal nog verse brokstukken in ronddrijven. Het wandelpad loopt weer richting het bos, waar het kampeerveldje is. Ten eerste ben ik te moe om nog een kilometer te lopen. En ten tweede ben ik echt niet van plan om in een dichtbegroeid bos vol vliegjes en zonder uitzicht te gaan staan, naast die gekke Amerikanen en nog zo’n twintig andere mensen. Wild kamperen is verboden. Ach, wij merken het vanzelf wel hoe verboden het is. Wij staan op een geweldige plek. ‘s Nachts worden wij af en toe wakker van de brokstukken ijs die in het meertje denderen. Zondag 16 december 2001 – Adèle Vandaag gaan wij de pas over en zullen wij het hoogste punt van het circuit bereiken, 1180 m. Wij verheugen ons op deze etappe; hoog betekent ruig terrein. En het kan op de pas flink stormen. Wij kunnen wel wat uitdaging gebruiken. De uitdaging begint al als wij door het bos omhoog moeten en het pad in een modderstroom veranderd is. Het heeft vannacht geregend en alles is drassig. Je zakt tot over je enkels in de modder, zelfs gamashen helpen niet tegen natte voeten. Door enkele meters naast het modderpad te lopen en ons door de dichte begroeing heen te werken lukt het redelijk om droge voeten te houden. Het schiet wel totaal niet op. Wij lopen telkens vast op de dichte begroeing en moeten dan terug richting pad. Na zo’n 2 uur struinen komen wij boven de boomgrens, hoera! Wij trakteren onszelf op koekjes. Wij moeten nog zo’n 400 m stijgen in het terrein wat wij gewend zijn van de Alpen; blokkenterrein en sneeuwveldjes. Wij halen de Amerikanen in. Ik werp de man een verbaasde blik toe, ik zou namelijk verwachten dat hij met z’n reuze stappen ons gemakkelijk kan inhalen. Hij doet zijn best, maar zodra het pad verandert in blokken struikelt hij over iedere steen. Hij is het perfecte voorbeeld van iemand die niet zo’n goede motoriek heeft. Roland leeft zich hier helemaal uit en is wel een kwartier eerder dan ik boven. Ik doe het wat rustiger aan, want wij hebben een lange dag voor de boeg. Bovenop de pas zien wij de Grey-gletsjer. Wat een enorm ding, zover als je links en rechts kunt kijken is er gletsjer. Erg mooi! Daarna volgt een steile afdaling door het bos. Maar goed dat hier geen modder ligt, het is zo al glad genoeg. Anderhalf uur na de pas komen wij bij Campamento Paso. Het is een klein kampeerveldje met geen uitzicht en duizenden vliegjes. De beslissing om door te lopen is dus snel gemaakt. Het volgende kampeerplekje is nog 4 uur lopen en het wordt een vermoeiend traject. Het pad loopt op en neer, maar blijft altijd enkele honderden meters boven de gletsjer. Sommige stukjes zijn behoorlijk steil; op de lastige stukken (morenewallen van rivierbeddingen) hebben zij laddertjes gemaakt
wat wel prettig is, omdat alles inmiddels flink geërodeerd is. In ieder geval is deze etappe geen moment saai. Wij lopen door het bos langs de gletsjer en kunnen af en toe een blik werpen op de blauwe spletige ijsmassa. Het is bos is hier ook wat groener met veel meer bloemen en planten. Om 18:00 uur arriveren wij op Campamento Chileno, 11 uur na vertrek. Wij zijn behoorlijk uitgeblust. Eén keer zo’n dag is geen probleem, maar dit is al de derde lange dag. (Lookout niet meegetelt, want dat was relatief licht). Het kamp staat met zes tentje al behoorlijk vol. Helaas ook hier geen uitzicht op de gletsjer, maar wel een uitzichtspunt op vijf minuten lopen. Nog veel meer helaas (mmm… is dit Nederlands?) is dat ook hier veel vliegjes zitten. Wij duiken snel de tent in nadat het eten klaar is. En direct na de afwas gaan wij slapen. Trouwens, wij hebben wel mooi die gekke Amerikanen af geschud, wij hebben ze niet meer gezien. Maandag 17 december 2001 – Adèle Vandaag een iets rustigere dag, zo’n 4 à 5 uur lopen. Wij slapen lekker uit en gaan ontbijten bij het uitzichtspunt op de gletsjer. De route blijft vandaag dezelfde kant op lopen, eerst langs de gletsjer, later langs het gletsjermeer. Enorme brokken lichtblauw ijs drijven in het meer. Als er een boot langs vaart, zien wij pas hoe enorm groot deze ijsbrokken zijn (zeker 20 meter hoog vanaf de waterspiegel). Bij de Grey hut informeren wij naar dit boottochtje: 90,- Euro incl. wandelingetje op de middenmorene. Dat vinden wij veel te duur. Rond 15:00 uur komen wij op camping Pehoe aan, gelegen aan het gelijknamige en prachtig turquoise meer. Eigenlijk is de camping niet meer dan een vlak stukje grond met wat struikjes met een WC-hokje en een winkeltje. Je betaalt dus eigenlijk 4,- Euro p.p. om te mogen wild kamperen. Wij maken een praatje met de Amerikaanse jongen die wij al eerder ontmoet hebben in een Hospedajia; hij is ook een klimmer die wel eens een keer de beroemde torens wilde zien. Uiteraard mogen wij langs komen in Amerika om te komen klimmen. Hij is op stap met een Schot die de twee andere trekkings op Vuurland uit de LP gedaan heeft. Deze trekkings leken ons wel interessant. Maar hij zegt dat het voornamelijk keihard werken was door dichte bossen, terwijl je rivieren volgt en nauwelijks uitzicht hebt. Gelukkig zijn niet alle toeristen hier van het type backpacker in korte broek, waterfles en tientallen andere attributen bungelend aan de rugzak, als het pad 3 meter ophoudt verontwaardigd vragen waar het pad gebleven is, en nog veel meer verontwaardigd opmerken dat het hogerop best wel koud en winderig is. Vandaag dus met twee normale aardige mensen gesproken. Dinsdag 18 december 2001 – Adèle
Vandaag staat de Frances Vallei op het programma. Helaas regent het de gehele dag en zijn de bergen gehuld in wolken. Het waait zo hard dat je af en toe schrap moet zetten om niet om te vallen. Boven meertjes zie je soms wolkjes van water ontstaan, doordat de wind het water uit het meer blaast. Ongeveer een uur voor het einddoel Campamento Brittanica stoppen wij ermee. Het uitzicht wordt steeds minder en Roland krijgt last van zijn rechterschouder. Wij luchen op ons hoogste punt. Het beleg waait van het brood af. Af en toe zien wij een toren, maar nooit krijgen wij een compleet overzicht van het massief. Wij laten ons fotograferen door andere toeristen. Nadat ze de foto heeft gemaakt zegt ze zoiets van: “het fototoestel maakt een raar geluid, het rolletje zal wel vol zijn”. Roland maakt vervolgens de camera open om het rolletje te verwisselen, omdat de teller volgens hem inderdaad bijna vol aangaf. Maar het rolletje blijkt niet teruggespoeld te zijn! Wij hopen nu dat niet alle dia’s van deze trekking verpest zijn. [Achteraf blijkt dat zo’n 10 dia’s belicht zijn.] Ook op de terugweg zijn wij niet vooruit te branden, wij hebben dus behoefte aan een echte rustdag. Van zo’n dag als gisteren rust je dus toch niet helemaal uit. Wij zitten nu in de tent die behoorlijk zanderig begint te worden. Zowel van binnen als van buiten. Het zand waait de tent in, het waait in het eten en wij zelf zitten ook onder het zand. Een voordeel van de wind is dat er nu geen vliegjes te bespeuren zijn. Roland neemt een koude douche, want er is geen warm water op deze ‘camping’. Het valt mij wel op dat de tent bij deze windkracht nauwelijks beweegt, ik ga mij toch afvragen welke windkracht wij op Isla Navarino gehad hebben toen ons tentje zo enorm tekeer ging. Veel tentjes worden hier helemaal uit model geblazen. Eéntje heeft een gebroken stok. Je kunt ook een plekje reserveren met een windscherm ervoor, voor mensen met minder goede tentjes is dat wel aan te raden. Woensdag 19 december 2001 – Adèle Wij slapen uit en ontbijten in de tent vanwege de zandstorm die buiten heerst. Wij vertrekken pas rond 10.30 uur op deze laatste dag in het park. Wij hebben tijdens de wandeling een mooi uitzicht op de Cuernos de Paine, het rotsmassief dat gisteren in de wolken gehuld was. Wij moeten telkens achterom kijken voor het uitzicht. Hoe verder wij lopen, des te meer krijgen wij een overzicht over het gehele TdP-massief dat abrupt oprijst uit het landschap. Voor het eerst in TdP nationaal park komen wij urenlang geen mensen tegen. Dat is zoveel prettiger dan steeds weer toeristen tegen te komen. De verklaring dat het hier zo rustig is, is niet moeilijk. Je kunt dit traject namelijk ook met een boot doen. Het is veel beter weer dan gisteren, maar de windkracht is niet afgenomen. Ik moet mij steeds schrap zetten bij een windvlaag, anders waai ik van het pad af.
Gelukkig hebben wij de wind in de rug. Wij komen rond 16:00 uur op het eindpunt van de trekking aan. Hier is het administration center van de CONAF gevestigd, die nog steeds in staking is. Wij moeten nog tot 18:15 uur wachten op de bus waar wij een retourticket van hebben. Wij gaan in de tussentijd op zoek naar een restaurantje, tip van het Amerikaanse meisje Annapalowna, maar kunnen dit niet vinden. Vanuit de bus rijden wij richting de Cuernos de Paine en tot onze stomme verbazing rijdt de bus er gewoon onderlangs. Wij hebben deze toppen tot nu toe alleen nog maar in de verte gezien. Van zo dichtbij zijn ze veel indrukwekkender. Je kijkt tegen een 2000 meter hoge wand aan. In TdP heb je dus het beste uitzicht zonder een meter te hoeven lopen! Ook prachtig zijn de dagtochtjes naar de Grey gletsjer, Vallee Frances en het Torres Lookout. Neem je de moeite om het gehele circuit te lopen, dan wordt hier niets spectaculairs aan toegevoegd. Wij vinden het ook erg vreemd dat meerdere mensen het hebben over een ‘klassieker onder de trekkings’. Torres del Paine kun je het beste bekijken vanuit de bus en enkele dag-tripjes. Dit geldt ook voor de fauna van het park. Wij zien vanuit de bus vele guanaco’s, nandu’s, een vosje en vele vogels, terwijl wij tijdens de trekking geen dieren zagen (maar liefst 1 roofvogel). Als wij bij Laguna Amarga stoppen, spring ik uit de bus om een foto van een guanaco te maken. Wij zijn erg laat terug in Puerto Natales, omdat de chauffeur onderweg nog ergens koffie gaat drinken. Gelukkig laat het restaurant in Puerto Natales ons om 22:30 uur nog binnen. Ik voel me een beetje schuldig, wij zijn de enige gasten en deze mensen zullen toch ook wel een keer op tijd naar bed willen. Net als bij ons hospedajia; daar word je zeker tot 23:00 uur opgevangen door dezelfde man die ’s ochtends om 6:00 uur het ontbijt klaar maakt, omdat de bus naar TdP zo vroeg gaat. En dit gaat 7 dagen per week door in het hoogseizoen. De outdoor-bureautjes zijn ook open tot 23:00 uur, speciaal voor mensen die ’s avonds laat aankomen en direct een activiteit voor de volgende dag willen boeken. Wij eten trouwens heerlijk gefrituurde vis, ik had een congria, geen idee wat het is… En een lekker stevig wijntje, Pinot noir, erbij. Ik ben zelfs te moe om nog te gaan douchen, ik weet ook zeker dat het mij een half uur kost om alle zand uit m’n haren te spoelen, zo vies ben ik. Erg jammer dat wij hier geen schone kleren hebben, en dat na de douche die zweetsokken weer aan moeten. Donderdag 20 december 2001 – Roland Uitgeslapen tot 9:00 uur. In hospedajia Eveline slapen wij in een grote kamer. Twee éénpersoons-bedden staan maximaal van elkaar verwijderd met ertussen een nachtkastje. Als je lange armen hebt is het net mogelijk om er iets op te leggen. Verder staat er in de kamer nog een stoel die je kunt uitvouwen tot een matras en een
gaskacheltje. De muren zijn vaalgeel en op het plafond is duidelijk een spoor zichtbaar van oude bekabeling. Laten wij zeggen dat het een eenvoudige kamer is. Veel kamers die wij tot nu toe hebben gehad, telkens voor C$ 4.000,- p.p.p.n. (7,30 Euro), zijn zo oud en krakkemikkerig. Zij zijn wel allemaal schoon. Er wordt vlijtig gepoetst door de Chilenen! De douche is ook goed. De badkamer lijkt een sauna omdat er geen raampje open staat. Ook de keuken is erg warm. Dit komt omdat hier een groot fornuis hitte afgeeft, niet alleen naar de pitten, maar naar de gehele keuken. Op het fornuis staat een ketel kokend water te pruttelen. Verder staat het ontbijt klaar voor ons. Wij beginnen er rustig aan. Halverwege komt Eveline binnen om een praatje te maken. Haar Engels is van hetzelfde niveau als ons Spaans. Wij vragen haar naar een halvedag-activiteit. Er is er slechts ééntje en die bestaat uit een bezoek aan een grot. Het kost bijna niets en dus vinden wij dat wel OK. ’s Ochtends lopen wij door Puerto Natales. Wij sturen e-mail, kopen souvenirs, en doen de boodschappen in een supermarktje. Om 14:30 uur zal een busje ons ophalen voor de deur van het hospedajia, is ons beloofd. Er komt echter niemand. Om 14:50 komt een jongen de ‘travel agency’ binnen en vraagt waar wij naartoe willen. Hij begrijpt kennelijk de situatie en na 10 minuten komt Eveline aanzetten met een mini-busje. Begrijpen doen wij het niet helemaal, maar wij krijgen een privé-rit met dit mini-busje. Na een half uurtje komen wij bij een CONAF administration center dat er gesloten uitziet. Ook hier wordt gestaakt. Onze chauffeur gaat een dutje doen en wij krijgen een uur de tijd om rond te kijken. Er is een pad aangelegd dat wij volgen. Het gaat door de Cueva de Milodon. Het is een door wind en water uitgesleten enorme overhang van ongeveer 50 meter breed en diep en 10 meter hoog. Er komt net genoeg daglicht tot het diepst van de grot zodat kunstlicht niet nodig is. Een paar dia’s zonder flits gemaakt. Wij ontdekken ook nog een wandelpad naar een uitzichtspunt. Daar rennen wij omhoog omdat de tijd dringt. Het uitzicht is mooi, maar niet zo heel bijzonder. Terug bij de bus ligt de chauffeur te slapen. Wij hebben trouwens slechts twee andere toeristen gezien, wat ik erg weinig vindt, aangezien elk bureautje in Puerto Natales (er zijn er tientallen) deze trip aanbiedt. Terug in het stadje zien wij nog een leuke dagtrip. Je kunt op een boot naar twee gletsjertongen die uitkomen op een fjord en daar regelmatig grote stukken ijs in dumpen. De boottocht ernaartoe door de Patagonisch fjorden duurt vier uur. Daarna krijg je een uurtje of zo de tijd om rond te lopen in de buurt van deze gletsjer waarna het weer vier uur terug varen is. ‘Quanta costa?’ C$ 35.000,- p.p. (63 Euro). Er is echter ook nog een indrukwekkende uitbreiding op deze tocht. Je kunt nl. in plaats van terugvaren ook met een rubberbootje verder varen tussen het ijs naar het administration center van TdP, waar wij al eerder waren. Deze tocht over de Rio Serrano kost maar liefst C$ 55.000,-
p.p. Op een gegeven moment zijn wij ervan overtuigd dat dit het helemaal is. Wij moeten naar een pinautomaat en die blijkt tijdelijk buiten bedrijf. Wij proberen het later nog eens. Om 19:00 vragen wij aan Eveline of zij deze trip ook kan boeken voor ons; wij gunnen haar de provisie meer dan het bureautje. Inmiddels hebben wij ons gerealiseerd hoeveel geld dit is en besluiten om toch maar de goedkopere variant te boeken; dit boeken we dus bij Eveline. In de stad eten wij een goedkoop dagmenutje dat bestaat uit kippesoep en vis a la Pobre. Deze laatste combinatie is niet lekker en zonde van de vis. Er wordt pool-biljart gespeeld. Men legt de ballen in het begin van het spel vast aan de banden, alle ballen gelijkmatig verdeeld over alle ballen. Dat levert een zeer onaantrekkelijk spelletje op. In het hospedajia hebben wij nog een pak rode wijn en een megazak (480 gram!) Chileense chips. Vrijdag 21 december 2001 – Roland Om 6:30 uur opstaan en ontbijt om 7:00 uur. Daarna met het minibusje van het huis naar de haven. Wij gaan aan boord en de paspoorten worden ingecheckt. De kapitein zegt dat het slecht weer is. Wij wachten behoorlijk lang zonder dat er veel gebeurt. Wij denken dat wij op andere mensen wachten. Maar na 3 kwartier heeft de kapitein definitief besloten dat wij niet kunnen uitvaren met dit weer. Gedesillusioneerd lopen wij naar huis. Op de terugweg zien wij het bureautje dat de Pinguin excursie op Isla Magdalena uitvoert. Tot onze schrik zien wij dat dit niet dagelijks is, maar slechts op dinsdag, donderdag en zaterdag. Ons enige kans is dus morgen, aangezien de volgende vlucht naar het noorden van Chili al vastligt. Wij kunnen hier in Puerta Natales al boeken, terwijl de desbetreffende boot vertrekt vanaf Punta Arenas. Dat doen wij dus alvast. Daarna vervroegen wij ons busticket 1 dag bij Buses Fernandez. Eveline geeft ons al het geld terug van de excursie. Jammer voor haar, want nu blijven wij ook nog een nacht minder in Puerto Natales. Wij sturen een e-mail naar huis en bellen. Het emailen kost C$ 1.500,- per uur en de telefoon kost C$ 500,- per minuut! En daarvoor krijg je een half-duplex verbinding, d.w.z. dat je niet tegelijkertijd kunt praten. Voeg hier nog een behoorlijke vertraging aan toe en je krijgt geen fatsoenlijk gesprek meer op gang. Dit is dus de laatste keer dat wij bellen. De rest van de vakantie gaat alles via e-mail. Om 14:30 uur gaat de bus naar Punta Arenas. Alweer wordt de bus hermetisch gesloten en zitten alle Chilenen in hun dikke truien en jassen, terwijl de bakpackers in T-shirt zitten. In Punta Arenas stappen de Chilenen zo de koude in zonder handschoenen of muts. Het is ongeveer 10°C en ook hier waait het erg hard. Je wordt soms uit de looprichting geblazen, zo de straat op. De Chilenen gebeurt dit ook. Wij gaan weer terug naar Hostal Fagnon waar wij de afgelopen twee keer ook waren. Het
vrouwtje verstaat ons niet en doet dus de deur ook niet open. Gelukkig is de zoon thuis en hij doet wel open. Alhoewel wij een dag te vroeg zijn, is de kamer nog vrij. Wij douchen eerst. Daarna brengen wij een complete vuilniszak vol vuile was naar een wasserette. Avondeten doen wij met broodjes belegd met Centolla (koningskrab) uit blik. ’s Avonds kijken wij naar een typische Amerikaanse tienerfilm die Spaans ondertiteld is. Zaterdag 22 december 2001 – Roland Uitslapen kan ook vandaag. Het ontbijt staat klaar. Er is echter geen brood in het mandje. Ik zoek de eigenares of haar zoon, maar er lijkt niemand thuis. Adèle heeft het idee om op de deurbel te drukken. Het vrouwtje wordt hier wel wakker van. Zij heeft duidelijk een enorm ochtendhumeur. Zij scheldt wat in het Spaans, maar kijkt ons niet aan. Zij zal dus wel op haar zoon schelden die het niet goed geregeld heeft of op de enige andere gast die al het brood opgegeten heeft. Vervolgens doet zij het licht uit en verdwijnt naar de keuken. Op het moment dat ik denk: “en nu wordt het té gek!” komt zij terug met broodjes. Zij vraagt of wij het ook koud hebben. Het is inderdaad niet al te warm in de gezamenlijke ruimte en dus zegt Adèle “un poco”. Zij rammelt wat met de kachel maar krijgt het ding niet aan; dan verdwijnt ze weer. Het blijft een vreemd mens en een uitermate slechte hoteleigenaresse. Na het ontbijt gaan wij de stad in voor wat kleine inkoopjes. Bij reisbureau Pali Aike hebben ze meer excursies dat de standaard dingetjes, hebben wij in de LP gelezen. De dagtocht naar het park Pali Aike waar wij aan zaten te denken kost US$ 75,- ! Dat is natuurlijk veel te duur. Dus boeken wij een bezoek aan een minder bekend en dichterbij gelegen park. Daarna lunchen wij buiten op de Plaza d’Armas. Het weer is nu echt miserabel, want het regent hard en het houdt niet meer op. De souvenir-stalletjes op het plein houden het voor gezien. Om iets te doen te hebben, gaan wij het hele eind naar de haven lopen. Dat duurt een uurtje. Punta Arenas heeft niet veel interessante gebouwen. In het midden van de straat Bullnes lopen wij tussen de zwerfhonden van beeld naar beeld. De ene krijgsheer na de andere wordt hier vereerd. Om 15:00 uur zijn wij bij de haven. Het is niet druk en er komt ook geen boot. Dan krijgen wij te horen dat de boot vandaag niet kan uitvaren vanwege de storm. Daar balen wij enorm van. Dit is al de 3e trip die afgelast wordt. Wij gaan terug naar het centrum met de taxi. Wij willen echt wel pinguins zien! Bij Pali Aike blijkt dat wij toch nog een beetje geluk hebben vandaag. Hun trip naar de pinguinkolonie op Stena Ottway vertrekt over enkele minuten en wij kunnen nog mee. Deze kolonie is minder indrukwekkend dan die van Isla Magdelena, maar toch nog pinguins vandaag! Er zitten twee andere stelletjes in het busje waarvan één Nederlands stel. Er zijn trouwens opvallend veel
Nederlanders op vakantie in Patagonië. Na een dik uur over grinden zandwegen komen wij aan bij een parkeerplaats met wat bouwvallige keetjes. Er staat één grote bus en een paar minibusjes. Het is veel minder toeristisch dan ik gedacht had. Wij krijgen twee uur van de chauffeur om rond te kijken. Wij betalen de entree van C$ 2.000,- p.p. en stappen op het pad. Het instructiebriefje vertelt dat het verboden is om van de paden af te gaan en om de pinguins aan te raken. Dat lijkt mij nogal logisch! Je mag ook niet met flits fotograferen. Na een paar honderd meter zien we de eerste pinguins al. Wat een ontzettend gave beesten zijn het. Het pad splitst; een pad loopt naar een mini-uitkijktoren en een pad naar een steiger bij een stukje strand. De pinguins zijn helemaal niet schuw. Sommige zou je inderdaad zo kunnen aanraken. Soms steken zij snel het pad over als er effe geen toeristen in de buurt lopen. In deze periode hebben de pinguins net jonkies gekregen. De kleintjes zitten nog in het holletje met een wakende moeder erbij. De grotere liggen in een groepje op het strand. Het lijkt alsof zij deze stap in de wijde wereld niet zo waarderen, want ze blijven doodstil liggen met hun oogjes dichtgeknepen terwijl de ouders vrolijk in zee spartelen, duiken, zwemmen, buikglijden, etc… Mijn compactcamera met 35 mm lens is niet zo geschikt om ze te fotograferen. Zelfs als je op slechts één meter van de pinguin een foto maakt, lijkt het nog alsof deze veel verder weg staat. Wij schieten een half rolletje vol met pinguins. Het is erg koud in de regen en wind, maar daar hebben de pinguins geen last van. Na twee uur gaan wij terug. Het Nederlandse stel heeft met hun spiegelreflex camera twee rolletjes volgeschoten. Van hun krijgen wij nog wat tips over camera’s en mooie vakantiegebieden. Zij hebben in hun hele leven al vele pinguinkolonies bezocht. Terug in Punta Arenas eten wij in een pizzeria met de naam Dino’s. MacDonalds-achtige taferelen in deze erg Amerikaans aandoende pizza-toko. Lekker ook. Ik heb vandaag alweer centolla’s gegeten! Zij lagen op de pizza. Zondag 23 december 2001 – Adèle We maken een uitstapje naar natuurreservaat Maggalanes. Het is een skigebied, dus echt mooi is het er niet. Maar het is wel lekker om even weg uit de stad te zijn en de beentjes te strekken. Wij komen een groepje toeristen tegen die om dezelfde reden de hoogste heuvel oplopen. Het blijkt een groepje Oostenrijkers en Duitsers te zijn die wachten op een vlucht naar de Zuidpool, waar ze de hoogste berg gaan beklimmen. Met het alibi van medisch onderzoek krijgen zij geld voor hun expeditie. Deze touristen zijn het enige interessante wat we tegen komen, er is weinig moois te zien in het park. De wandeling naar het uitzichtspunt duurt slechts één uurtje in plaats van de beloofde twee uur. Het is er zo koud, dat
er natte sneeuw valt. Gelukkig waait het niet meer zo hard. Op de terugweg zien wij wel nog twee roofvogels. ’s Avonds in Punta Arenas sturen wij een kerstmailtje. Wij eten in hamburgertent. Veel geld en weinig eten; wij hadden het kunnen weten, want de verhouding toeristen/locals was erg ongunstig. Maandag 24 december 2001 – Adèle Hè hè, eindelijk mogen wij weg uit Punta Arenas. Wij lezen in de LP dat er in Iquique vanalles te zien is, maar helaas zijn wij daar alleen vanavond even. Onze vlucht naar Santiago blijkt niet te bestaan. Oeps. Bij het inchecken wordt het echter probleemloos veranderd en hebben wij een vlucht met ongeveer dezelfde vertrektijd, maar wel twee extra tussenstops in Puerto Montt en Temuco. Maakt verder niet uit, wij hoeven nu geen drie uur meer te wachten in Santiago. Het controleren van de handbagage gaat met de hand, omdat het rontgenapparaat kapot is. Blijkbaar mag slechts één man dit werk doen. Daardoor ontstaat er een rij van zo’n honderd mensen en wij lopen een vertraging op. Ons geld is nu bijna op, omdat wij blijkbaar luchthavenbelasting moesten betalen. Nergens op de luchthaven van Santiago kunnen wij pinnen. Dus hebben wij niet genoeg geld voor nieuwe dia-rolletjes. De landing in Iquique is prachtig. Wij zien alle mogelijke combinaties bruin en grijs door elkaar in het gebergte dat uit de zee oprijst. Iquique ligt daar nog net voor, direct aan de zee. Er is nergens groen te bekennen. Alsof wij op de maan geland zijn. En het is hier heerlijk warm. Een verkoelend zeebriesje bij een temperatuur van zo’n 25°C. Het taxibusje trakteert ons op een rit door de buitenwijken van Iquique. Het oogt iets armoediger dan Punta Arenas. Wij zien een versierde toeterende pick-up met verkleedde mensen. De als kerstman verkleedde jongen gooit snoep naar de kinderen en naar ons. Wij gaan extreem goedkoop uiteten en worden bediend door een kerstvrouw met kort rokje. Alle restaurants zijn leeg; ik denk dat iedereen kerstavond thuis met familie viert. Wij zitten in een eetcafé samen met een paar andere mensen. Het menutje van salade, rijst en kip kost slechts C$ 1.500,- p.p. Ons hotel ligt tegenover de katedraal. Wij kijken even naar binnen waar de avondmis al in volle gang is. Het zit bomvol en continue lopen er mensen in en uit. En de meeste mensen zijn erg ‘casual’ gekleed. Zelfs korte broek en sandalen kan gewoon in deze kerk. ’s Avonds als wij naar bed willen gaan horen wij een irritant kerstdeuntje dat zich elke halve minuut herhaalt. Zo’n deuntje dat uit een kerstkaart met muziek komt, maar dan keihard. De muren van de hotelkamer zijn zo filterdun dat wij onze buren, die ook Nederlands spreken, ook helemaal gek horen worden van het deuntje. De oordopjes zijn onze redding!
Dinsdag 25 decemer 2001 – Adèle Barbara Knapton van het reisbureau ‘Birding Aldino’ komt ons stipt om 8:00 uur ophalen. Zij begint meteen honderduit te praten en houdt voor de rest van de dag niet meer op. Niet vervelend, hoor. Zij vraagt bij alles onze mening. Of wij het niet vervelend vinden als wij even een kopje koffie drinken, voordat wij uit Iquique vertrekken. Wij doen ook nog aanvullende boodschappen, omdat zij geen groente en fruit mag vervoeren van Arica naar Iquique vanwege ziektes. Ik heb geen idee welk voedsel en welke hoeveelheden ze eigenlijk precies heeft ingekocht. Dus de aanvullingen zijn een beetje een gok. Het landschap tijdens de jeeptocht naar de Altiplano begint met wat wij bij de landing al zagen; veel bruin en geen enkele begroeing. Die leegte is echt fascinerend. Dit kustgebergte rijkt tot 1000 meter hoog en is één van de droogste gebieden op aarde. Aan de kust zelf regent het ook nooit, maar daar kunnen plantjes nog vocht onttrekken uit de ochtendmist. Hogerop wonen wat mensen in een paar dorpjes die altijd aan een stroompje liggen, dat uit de Altiplano (hoogvlakte) komt. Barbara zegt dat hier bejaarde mensen wonen die nog nooit regen hebben gezien. Al gauw gaat het asfalt over in een 4WDtrack. Het landschap verandert erg snel omdat wij met de jeep natuurlijk sneller zijn dan wandelend. Na het kustgebergte volgt een hoogvlakte op ongeveer 1000 meter. Daarachter begint de PreCordillera, die zo’n 100 km landinwaarts loopt. De bergen worden hoger naarmate wij meer landinwaarts zijn en de begroeiing verandert logischerwijs dus ook. Barbara is een soort van amateur wetenschapper op het gebied van altiplano flora en fauna. Ik heb nooit geweten dat het verschil tussen 3500 m hoogte en 3700 m hoogte groot genoeg is om de ene cactussoort volledig te laten uitsterven en de andere cactussoort juist lekker te laten groeien. Om 13:30 zijn wij al gestegen tot ongeveer 4200 m hoogte, terwijl wij vanochtend om 9:00 uur nog op zeeniveau waren! Ik voel mij bij de lunch duizelig. Nadat ik heb overgegeven gaat het weer een beetje beter. Ik zie geen sterretjes meer, maar ik ben niet in staat om enige inspanning te leveren. Na enkele meters stijgen ga ik maar weer terug naar de auto en val bijna in slaap. Het mag de pret niet drukken, want de omgeving is super en vanuit de jeep is alles goed te zien. Zo’n mooi landschap heb ik nog nooit gezien. Wij zien ook heel veel lama’s en alpaca’s. Soms is er in deze droogte opeens een oase met een bronnetje en groene begroeiing. Daar grazen dan bijna altijd lama’s of alpaca’s die bij een herder of dorpje blijken te horen. Wij overnachten op 3850 m bij een hotspring. De luchttemperatuur zakt ’s avonds tot iets onder het vriespunt, maar omdat de lucht zo droog is voelt dit niet koud aan. Het temperatuurverschil tussen dag en nacht valt eigenlijk best wel mee. Overdag is het zo’n 15°C. De zon is wel erg sterk en dus voelt
dit veel warmer aan. Ik moet nog steeds in slow-motion lopen om niet draaierig te worden, maar dat went vanzelf. Ik moet enorm vaak naar de w.c., bijna elk uur. Ik probeer ook goed te drinken, maar ik heb het idee dat ik meer plas dan drink. De kerstmaaltijd is sober: pasta, blikje vis en ui. De volgende ochtend ontdekken wij de enorme hoeveelheden tomatensaus. Toen wij gingen koken was het al zo donker dat ik niet kon zien welk eten er allemaal ingekocht is. Er liggen veel plastic zakken met voedsel achter in de jeep, dus er zal wel genoeg zijn. Alleen de waterhoeveelheid valt ons tegen. Zij heeft slechts 20 liter water meegenomen en beweert dat dit ruim voldoende is voor ons drieen de komende vier dagen. Ik weet wel zeker dat dit niet genoeg is. Maar zij zegt dat wij niet zullen omkomen van de dorst en dat er genoeg water in de altiplano is; we komen immers langs een paar kleine dorpjes. Dat stelt me toch gerust. Woensdag 26 december 2001 – Adèle Na een onrustige nacht vanwege de hoogte staan wij rond 8:00 uur op. Wij nemen een heerlijk warm bad (ongeveer 38°C). Eruit stappen is wat moeilijker, omdat het vriest en er een fris windje staat. Na een stevig ontbijt met ei en hotdogs maken wij een wandelingetje door Enguelga en verder in noordelijke richting. Een uur later pikt Barbara ons op met de jeep. Ik voel mij nog steeds met vlagen duizelig, dus wij doen het heel rustig aan. Wij zien veel lama’s en alpaca’s. In Isluga stappen wij even uit om het kerkje te bekijken. Het is ongelooflijk dat in dit soort primitieve afgelegen dorpjes mensen wonen. Er is geen electriciteit, zij hebben geen auto’s, zij hebben zelfs geen groentetuin, want in dit droge klimaat groeit bijna niks. Zij leven van lama’s en alpaca’s. Het vlees en de wol van deze dieren wordt gebruikt en geruild tegen elementaire levensmiddelen. Wij hebben een schitterend uitzicht op de vulkaan Isluga en de omringende bergen. Wij gaan over een pas van 4750 m, alweer een hoogterecord. Ik voel mij alweer beter dan vanochtend, het lichaam begint zich eindelijk aan te passen aan de hoogte. In de namiddag lopen wij vanaf 4500 m richting onze kampeerplek omlaag. Wij zien een schitterende witte zoutvlakte in de verte. Dit is de Salar de Surire. De zoutvlakte steekt mooi af tegen de omringende bergen met rode, bruine en zwarte kleuren en alle mogelijke combinaties . In de verte rennen een paar nandu’s (struisvogels) heel hard weg voor ons. Grappig om te zien. Wij zien ook voor het eerst een vicuna. Deze zijn schuwer dan lama’s en alpaca’s. De vicuna’s rennen heel sierlijk in tegenstelling tot lama’s en alpaca’s. Zij lijken op guanaco’s, alleen leven guanaco’s altijd laag en vicuna’s altijd hoog op de altiplano. Wij zien ook flamingo’s in de verte. Hier kun je niet heel erg dichtbij komen. Maar dichtbij genoeg om met een verrekijker goed te kunnen kijken. Ook lopen
er viscachas rond, een soort van eekhoornachtige konijnen. De kampeerplek ligt idylisch aan het Salar de Surire bij een heetwaterbron. Deze is veel heter dan die van gisteren. Aan één kant word je levend gekookt. Het water dampt dus ook behoorlijk, het ruikt erg sterk naar zwavel. Wij zetten de tenten op en maken weer een tomatige maaltijd, aangezien wij erg veel tomatensauszakjes hebben. Barbara eet niet veel, een soepje met een broodje vindt ze al genoeg. De tent hebben wij zo opgezet dat de zwavellucht de andere kant op gaat. Gedurende de nacht draait de wind en staan wij wel in de stoomwolken. Donderdag 27 december 2001 – Adèle ’s Ochtends als de zon opkomt, begint het in de tent te regenen. De bevroren condens smelt en valt op ons. Wij voelen ons alle drie een beetje brak. Het is waarschijnlijk de combinatie van de hoogte en de zwavellucht. Wij gaan eerst een badje nemen. Het water is nog heter dan gisterenavond toen Roland erin is geweest. Je zakt diep weg in de zachte modder. Wij smeren ons in met de zwarte smurrie omdat dit heilzaam zou moeten zijn. Vanwege de stoom en het gebrek aan zuurstof houd ik het niet lang vol. Het is niet koud als ik uit het water kom, omdat mijn hele lijf nog nagloeit. Net zoals je na een goede sauna het koude dompelbadje ook niet voelt. Wij krijgen bezoek van twee flamingo’s die in het ondiepe water naar eten zoeken. Ik kan mij niet voorstellen dat in deze zwavelachtige omgeving beestjes leven, maar Barbara zegt van wel. Daarna gaan wij met de jeep verder. Wij rijden helemaal om de zoutvlakte heen. Daarbij stoppen wij vaak om foto’s te maken. Het landschap met al die bizarre kleuren is prachtig. Wij proberen ook flamingo’s op de foto te krijgen, maar die zijn erg schuw. Met wat minder stops rijden wij door Reserva Las Vicunas naar het dorpje Parinacota. Wij hebben geluk dat wij bij een klein restaurantje wat liters water kunnen kopen, want we waren door onze watervoorraad heen. Water is op zich geen probleem in de altiplano als je een betrouwbare jeep hebt. Overal waar mensen wonen, is er water. En elke 50 km kom je wel een dorpje tegen. Barbara onderhoudt goede contacten met de bevolking. De politie geeft zij bij iedere tour een fles sterke drank, omdat het officieel verboden is om commerciële tours door de woestijn te maken met een 4WD. Wij vinden dit een beetje overdreven, want de Carabineros zijn altijd vriendelijk en zullen je altijd helpen als je met pech in de woestijn vast zit. Wij kamperen boven Parinacota aan de noord-west kant van de Cerro Guaneguane. De LP zegt dat je de berg vanaf het oosten goed kunt beklimmen, maar dan heb je 2 dagen nodig. Aan de westkant loopt een weg die je een stuk hoger brengt, daar is de berg een tikkeltje steiler. Wij kamperen aan de westzijde op 4600 m hoogte. Barbara
rijdt verder naar haar woonplaats Putre en zal ons overmorgen op dezelfde plek ophalen. Vrijdag 28 december 2001 – Adèle Wij staan om 6:00 uur op en ontbijten in de tent. Om 7:00 uur gaan wij op weg naar de Guaneguane. De route ziet er nergens echt moeilijk uit, dus kiezen wij de korste weg naar de top. Na anderhalf uur lopen begin ik mij steeds slechter te voelen en moet ik na een paar stappen uithijgen. Ik word telkens duizelig. Als ik stop, krijg ik het koud; aangezien wij de westkant beklimmen is er nog geen zon. Rond 9:00 uur bereiken wij een plekje met zon op de brede noordwest graat. Wij nemen een pauze die mij erg goed doet. Ik knap er helemaal van op. Misschien ook wel dankzij de zon. Om 9:30 uur gaan wij weer verder en tot onze verbazing staan wij om 10:10 uur al op de top. Het laatste stuk ging veel beter. Ik had er nog wel 200 hoogtemeters bij willen doen. De hoogte van de top is niet precies bekend en daarom worden er nogal wat verschillende getallen genoemd in verschillende boeken. Onze GPS meet 5110 m (wij kennen de onnauwkeurigheid van dit getal niet, maar de ontvangst van de satellieten was op dat moment zo goed, dat de horizontale onnauwkeurigheid slechts 6 meter bedroeg). Wij hebben prachtig uitzicht op de indrukwekkende vulkaan Parinacota en zijn buurbergen. Het lijkt alsof wij op een heuveltje staan in vergelijking met deze 6000-ers. Om 11:00 uur gaan wij weer terug. De afdaling in het losse puin verloopt heel snel en om 12:15 uur zitten wij alweer bij de tent. Wij willen effe liggen. Maar in de tent is de temperatuur al opgelopen tot over de 40°C en buiten de tent brandt de zon erg fel. Twee keer insmeren met factor 30 is onvoldoende zal de volgende dag blijken. Roland heeft last van zijn maag. Het ene moment voel ik mij prima en andere moment krijg ik barstende hoofdpijn. Er is geen pijl op te trekken. ’s Middags lopen wij richting Parinacota om wat lekkers te kopen en de toerist uit te hangen. Na bijna een uur lopen zien wij dat wij nog niet eens op de helft zijn, dus draaien wij maar weer om. De lucht is inmiddels dreigend donkergrijs in het oosten. Terwijl de lucht in het westen nog strak blauw is. Het slechte weer komt nu veel dichterbij en ook eerder op de dag dan gisteren. Wij zitten precies op scheidslijn en voelen slechts af en toe een druppeltje. Het regenseizoen kan nu elke dag beginnen. Wij hebben dus erg veel geluk gehad met het weer de afgelopen dagen. Zaterdag 29 december 2001 – Adèle Om 11:00 uur komt Barbara ons weer ophalen. Wij rijden naar Parinacota en kunnen nu alsnog het dorpje bezichtigen. Erg veel is er niet te zien. Het lijkt op de vele pueblo’s (dorpjes) die wij de
afgelopen dagen gezien hebben. Het 17e eeuwse kerkje is goed behouden. Er wordt iemand bij gehaald die de sleutel heeft en voor ons de kerk opendoet. Er staan wat vreemde relikwieën waaronder een tafel die wel eens wegloopt om de geesten te volgen en daarom aan een ketting vast ligt. Het geloof is een leuke mix van Indiaanse cultuur met Katholicisme. Verder natuurlijke de gebruikelijke prullaria zoals zilver servies en versierde schedeltjes. Omdat er dagelijks een grote bus langs komt met toeristen en omdat Parinacota in alle reisgidsjes staat, hebben zij vlak bij de kerk een paar souvenirstalletjes die alleen rond het middaguur bemand zijn. Ik koop een fleurig kleedje dat volgens Barbara waarschijnlijk uit Bolivia komt. Er liggen nog veel meer mooie spulletjes, met name veel kleding gemaakt van alpaca wol. Maar wij hebben al zoveel zooi en alles moet mee terug kunnen naar Nederland met het vliegtuig. Wij rijden door naar het Guangarameer. Van dit meer wordt beweerd dat het het hoogst gelegen meer ter wereld is van deze omvang. (Maar zo kun je van alles wel het hoogste/grootste maken). Het ligt op 4500 m hoogte en bevat een verbazingwekkende hoeveelheid dieren. Ik had er mooie foto’s van gezien met vicuna’s op de voorgrond en de vulkaan Parinacota op de achtergrond. De werkelijkheid nu valt een beetje tegen. Op de voorgrond ligt een drukke doorgaande weg met veel auto’s en op de achtergrond is de vulkaan in de wolken gehuld. Wij bekijken watervogels met de verrekijker. De viscacha’s blijven langs de kant van de weg zitten en zijn helemaal niet schuw. Wij houden een lunchpauze bij een truckersrestaurant. Hier eten wij alpacabiefstuk. Het is heerlijk mals en mager vlees. Het wordt zeer eenvoudig geserveerd met kale spaghetti en versgebakken brood. Uiteraard staat de ajï (chili-saus) op tafel, maar dat is niet geschikt als sausje bij de pasta. Voor de maaltijd met koffie toe betalen wij C$ 800,- Ongelooflijk goedkoop! Wij worden vlak bij Putre bij een thermisch bad afgezet. Met het bekende handen en voeten Spaans kopen wij een entreekaartje bij een badmeester. Hij maakt wel een paar bezwaren die wij niet helemaal begrijpen. Als ik één teen in het water steek en die er na één seconde gekookt uittrek, begin ik het te begrijpen. Het is overdag erg heet en wordt schijnbaar tegen het eind van de middag wat koeler. Hierover heeft de badmeester geen controle, omdat hij blijkbaar nergens koud water kan toevoegen. Een beetje onbeholpen blijft hij met een grote roeispaan roeren om zo het badje af te koelen. Maar ik kan mij niet voorstellen dat dit veel zin heeft. Het entreegeld krijgen wij weer terug. Dan gaan wij teruglopen naar Putre. Barbara laat haar klanten vaker deze wandeling maken ter acclimatisatie. In eerste instantie kunnen wij het pad niet vinden, omdat het slechts een vaag vicuna spoor is. Af en toe lopen wij langs een diepe kloof of moeten wij onze handen gebruiken om af te klimmen. Het verbaast mij een beetje dat Barbara haar klanten (meestal vogelaars, dus
oudere mensen) dit adviseert, terwijl zij het maar niets vond dat wij de Guaneguane wilde beklimmen en in haar e-mail benadrukte dat dit buiten haar verantwoordelijk valt. Zij heeft er bijvoorbeeld ook geen moeite mee om klanten in één dag tijd van Putre (3600 m) naar Laguna Guangare (4500 m) te brengen, alsof dit de normaalste zaak van de wereld is. De toeristenbureautjes in Arica gaan zelfs in één dag vanaf zee naar dit meer. Bij Barbara krijgen wij een deel van haar huis tot onze beschikking, zo groot als mijn appartement. Wat een luxe! Konden wij hier maar langer blijven. ’s Avonds maken wij een kampeermaaltijd klaar, omdat wij vanmiddag al uit gegeten hebben. Daarna kijken wij naar een matige Holywoodfilm over de coup van Pinochet. Het is wel indrukwekkend, omdat het een waar gebeurd verhaal is. Zondag 30 december 2001 – Adèle ’s Ochtends zit ik een uurtje in de zon te lezen. Ondanks factor 30 ben ik hartstikke verbrand. Ik krijg hier wel een echt vakantiegevoel van. Ik ben schoon en Barbara heeft de was gedaan. De buren hebben een supermarkt, dus kunnen wij ook een lekker ontbijt kopen. Al die luxe kan ik wel waarderen, maar dat moet natuurlijk geen acht weken zo zijn, want dan gaat de lol er snel vanaf. Eenmaals daags gaat er een bus naar Arica. Vandaag zijn er zoveel mensen dat deze verdeeld worden over twee toeringcars (vanwege nieuwjaar?). Het hele dorp loopt uit om de mensen uit te zwaaien, alsof zij een wereldreis gaan maken. Wij zijn de enige toeristen in de bus. Het is een heerlijk zooitje ongeregeld. Sommige mensen komen een half uur te laat. Volgens mij weten ze dat de bus altijd wacht op laatkomers. De busreis is fantastisch. Wij kronkelen in drie uur tijd uit de altiplano door het kustgebergte en vervolgens naar de zee. Het is jammer dat wij niet kunnen stoppen om dia’s te maken. Wij zien cactussen in de vorm van bomen van een soort die wij nog niet eerder gezien hebben. Ook hier is er totaal geen begroeiing in het kustgebergte, alleen maar zand, vreemd gevormde rotsen en steile afgronden. De leegheid is indrukwekkend. Vlak voor Arica ligt een dorpje en plotseling is er heel veel groen. Het is overduidelijk aangelegd en besproeid, want de overgang is zo abrupt. Wij zien sinds lange tijd weer een loofboom. Arica lijkt op Iquique met haar armoedige buitenwijken en het zonnig droge klimaat aan de kust. ’s Avonds bekijken wij de architectonische hoogtepunten van Arica, te weten een museumpje en twee andere gebouwen ontworpen door Eiffel (ja, die van die toren ☺). Er is ook een pier naar een ex-eiland. Eén avond is ruim voldoende om alle bijzonderheden van Arica te bekijken. Om 20:00 uur zoeken wij een restaurantje. Dat blijkt alweer te vroeg, omdat de Chilenen 1 à 2 uur later eten. De bekende hamburgertenten hebben wij nu geen zin in. Wij eten in een sfeervol eetcafé, waar wij
weer de enige zijn om te eten. Er wordt wel veel gedronken. Ik neem een congrio omdat deze vis mij in Puerto Natales ook goed bevallen was. De prijs is weer behoorlijk westers, daaraan merk je dat Arica een toeristische badplaats is voor de Zuid-Amerikanen. Maandag 31 december 2001 – Adèle Om 5:30 uur opgestaan en om 6:00 uur staat de taxi voor het residencial. De eigenaars zijn supervriendelijk (taxi regelen, wakeup-service, etc…) Wij hadden een kamer met eigen douche, maar je moet wel de beheerder vragen om de geiser aan te zetten. Ik voelde me heel plakkerig na zo’n benauwde nacht, maar helaas geen warm water zo vroeg in de ochtend. Wat een suf systeem. Op het vliegveld aangekomen, blijkt onze vlucht pas anderhalf uur later te vertrekken. Je zult maar een aansluitende vlucht geboekt hebben! Ik baal behoorlijk; voor niks zo vroeg opgestaan. En in Santiago moeten wij nog heel veel boodschappen doen. En alweer hebben wij er een paar tussenlandingen bij cadeau gekrijgen. Ik word helemaal gestoord van die zwemvest en zuurstofmaskers instructies. In Santiago is het 30°C. De stad ziet zwart van de mensen. Eerst gaan wij naar La Cumbre, een outdoorbureautje dat recent is opgezet door een stel Nederlanders. Hier verwachten wij veel inkopen tegelijkertijd te kunnen doen. Dicht tot 2 januari! Voor niks naar het andere eind van de stad gereisd. Wij gaan weer terug naar het centrum van Santiago. Na een paar keer vragen vinden wij een kampeerafdeling in een groot warenhuis. Hier slagen wij voor de waterzak, maar helaas geen brandstof, want ze hebben alleen maar gassysteempjes. Wij weten nu na onze zoektocht in Punta Arenas dat je benzina blanca kunt krijgen in een Ferreteria. Maar die zijn er niet in het centrum. Op de valreep lopen wij om 20:00 uur nog een supermarkt binnen die open is. Hoewel wij inmiddels behoorlijk gaar zijn van het gewinkel in de hitte en drukte doen wij hier onze inkopen voor de komende twee weken. Wij zijn één van de laatste bij de kassa als alles gesloten wordt. Daarna doen wij een late siesta. Om ongeveer 23:00 uur gaan wij weer het centrum in. De grote 10 baans-hoofdweg (Alamada) is voor het verkeer afgezet. Geen langsrazende bussen meer, maar duizenden dansende mensen. Er speelt een salsa-bandje en overal hangen luidsprekers. Het klimaat is hier perfect om ’s nachts buiten te feesten. Mensen hebben confettie, champagne, ballonnen in hun handen en dragen glitterpruiken of rare hoedjes. Het aftellen voor nieuw jaar gaat chaotisch omdat op meerdere plekken verschillend geteld wordt. Als de band aftelt tot nul regent het allang champagne. Er begint een indrukwekkend vuurwerk van een half uur. Jammer dat de begeleidende bombastische muziek niet gecomponeerd is bij de het vuurwerk. Terwijl de muziek op zijn hoogtepunt is, is er nauwelijks iets te zien en op rustige passages knallen zij meer dan één pijl per
seconde omhoog. Het publiek heeft geen vuurwerk, dus dat zal wel verboden zijn. Na het vuurwerk gaat de band weer spelen en wordt er door veel mensen gedanst. Veel mensen met kinderen gaan naar huis. De jongeren feesten waarschijnlijk in besloten clubs, want die zie je niet veel op straat. Opvallend afwezig is drank. Er wordt alleen maar een glaasje champagne gedronken. Er zijn helemaal geen dronken mensen op straat. Het wordt snel rustiger op straat, voor een miljoenenstad had ik toch een iets meer bruisend feest verwacht en meer bandjes op straat. Dinsdag 1 januari 2002 – Adèle Helaas, alle winkels zijn dicht, dus we hebben geen benzina blanca meer kunnen kopen. Wel vinden we nog ergens een klein winkeltje waar we alle groente kopen die ze nog hebben. Woensdag 2 januari 2002 – Adèle Om 9:00 uur zouden wij opgehaald worden door Azimut. Roland rent nog even naar een ferreteria voor benzina blanca. Hier krijgt hij een doorverwijzing naar een 2e en die verwijst weer door naar een 3e. Net zoals in Punta Arenas met de pharmacias. Zo’n grote stad en dan nog geen wasbenzine. Dadelijk maar even aan de chauffeur vragen, anders moeten wij het met loodvrije benzine doen en de brander regelmatig schoon maken. Om 9:30 uur nog steeds geen Azimut. Wij bellen ze op. “Wij hebben jullie gisteren proberen te bereiken in Hotel Paris. Het is ons niet gelukt om de permits te regelen i.v.m. de vrije dag van gisteren. Worst case lukt ons dat vanmiddag pas en kunnen jullie morgenochtend naar de Rio Colorado. Maar wij hopen het vanochtend al geregeld te hebben.” Wij zijn met stomheid geslagen. Wij schakelen Azimut in de eerste plaats in vanwege de mogelijke problemen met permits. Wij weten dat dit lastig kan zijn en dat je dat daarom ruim vantevoren moet aanvragen. Uit hun commentaar blijkt nu dat zij pas op 31 december zijn begonnen met het regelen van de permits, terwijl wij hun al in begin november over onze plannen hebben geïnformeerd. Wij hebben zelfs de moeite genomen om al te betalen in het begin van de vakantie. Wij zijn behoorlijk pissig. Wij gaan benzina blanca kopen (bij de 4e ferreteria!) buiten het centrum van Santiago. En zowaar om 12:00 uur lezen wij via e-mail dat wij om 13:00 uur kunnen vertrekken. Het wordt uiteindelijk 14:00 uur als een busje ons komt ophalen voor Hotel Paris. Wij zijn overigens lichtelijk verbaasd dat wij niet door een 4WD opgehaald worden; ook dit hadden wij dus buiten de reisorganisatie om kunnen doen. En die permits zijn dus in een ochtendje te regelen. Wij voelen ons behoorlijk genaaid dat wij zoveel geld betaald hebben voor zo’n
ranzige organisatie. De volgende verrassing komt als wij horen dat de chauffeur voor het eerste voor Azimut rijdt. Hij komt zenuwachtig over als wij bij de politie van San Jose de Maipo melden dat wij naar de Tupungato gaan. De politie vraagt of we de grens over gaan. Tja, de noordgraat van de berg vormt tevens de grens met Argentinië. Het kan best zo zijn dat we met 1 been in Argentinië lopen en 1 been in Chili. Het wordt genoteerd, de permits zijn in orde en we mogen gaan. Na nog een uurtje rijden, komen wij in Alfalfal tot stilstand voor een poort in het goed omheinde grondgebied van de elektriciteitsmaatschappij ChilGener. De chauffeur staat meer dan een uur te praten met de wachter en er worden vanallerlei mensen bij gehaald. Uiteindelijk komt hij treurig naar ons toegelopen. Wij mogen er vandaag niet door. De permits zijn wel in orde, maar de naam van de ezelman is niet bekend. Wij begrijpen er niet veel van. Had Azimut dan ook een permit voor de ezelman moeten regelen? Kunnen ze niet effe bellen voor deze naam? Blijkbaar is er al gebeld… Het woordje ‘mañana’ valt steeds vaker. Een zekere meneer Lorenzo vertelt ons dat wij in Alfalfal mogen kamperen. Morgenochtend om 9:00 uur krijgen wij dan een lift van een vriend van hem. En hij regelt de zaakjes verder met Azimut. Wij worden een beetje moedeloos van het slechte geregel. Gelukkig zijn de mensen hier erg behulpzaam en ziet het er wel naar uit dat wij morgen verder komen. Wij zetten ons tentje op in de tuin van een heel oud mannetje die in een golfplaten krot woont. Hij is erg vriendelijk tegen ons. Ik voel mij bijna schuldig dat wij hier met onze dure spulletjes staan, die duidelijk meer waard zijn dan zijn complete huis, inboedel en paard. Ik ben benieuwd welke tegenslagen wij morgen nog meer zullen krijgen en of de ezelman er echt zal zijn… Donderdag 3 januari 2002 – Roland Wij staan op tijd op om alles weer netjes ingepakt te hebben om 9:00 uur. Er komt rond die tijd inderdaad een 4WD voor ons. Wij gaan eindelijk door de hekken van ChilGener! Met deze man valt goed te communiceren omdat hij eenvoudige Spaanse woorden gebruikt. Tijdens de uur durende rit naar Alchacal rijden wij een keer door een rivier, waar het busje van gisteren zeker moeite mee gehad zou hebben. Alchacal is geen dorp, maar staat voor twee huisjes van golfplaat. Er lopen vier mannen en evenzoveel paarden rond. Na een tijdje babbelen wordt langzaam duidelijk wie er met ons meegaan. Ook Lorenzo is erbij. Omdat ik mij nog steeds bekocht voel door Azimut vertel ik hun de prijs die wij betaald hebben. Zij vallen bijna van hun paard! Nu weet ik zeker dat wij teveel betaald hebben. Voor wij het goed en wel in de gaten hebben is de stoet al weg met onze bagage. Er wordt dus niet gewacht op ons. Aangezien zij allemaal op een paard zitten, gaan zij ook nog
sneller dan wij en na een half uurtje zien wij ze niet meer. Wij moeten een steile morenerug traverseren om op een pad uit te komen. Wij gaan er maar vanuit dat zij ook dit pad hebben genomen, maar dan op een slimmere manier. Wij lopen zonder te weten of er nog gestopt gaat worden voor een lunch pauze. Het is een vreemde situatie. Af en toe moet ik zelfs kaart en kompas gebruiken om de goede kant op te lopen. Om 14:30 zien wij ze pauzeren. Wij maken een praatje met de oudste. Hij vertelt ons dat wij op ons eigen tempo kunnen lopen, de paarden en de muilezel halen ons wel in. Zo gezegd, zo gedaan. Als ik vraag hoe lang wij nog gaan lopen, antwoordt hij dat dat aan ons ligt. Het blijkt nu dus dat zij gewoon twee dagen met ons meelopen ongeacht of wij dat basiskamp bereiken. Ook hiervan stijgt mij bloeddruk gedurende enkele uren, we hebben geen enkele garantie dat we ons basiskamp gaan halen. Nu wij dit weten lopen we door zonder pauze (hooguit effe een slokje drinken) tot het kampeerplekje waar we rond 19:00 uur arriveren. De herders hebben geen tent maar slapen achter een muurtje. Zij hebben wollen dekens en een zeil tegen de regen bij zich. Als avondeten nemen zij brood met soep of thee. Deze laatste trekken zij in een aluminium blik met een draad die in het kampvuur wordt gezet. Het vuur brandt op koeieflaters die eerst een beetje met benzine besprenkelt zijn. Lorenzo junior (ook wel Lorenzitio genoemd) is ongeveer 12 jaar oud en kijkt geïnteresseerd toe hoe wij kamperen. Een gesprek gaat moeilijk omdat hij niet weet welke woorden te gebruiken, zodat wij het kunnen verstaan. Zij gaan al vroeg naar bed (20:00 uur), waarschijnlijk omdat zij het koud krijgen. Een uurtje later gaan wij ook slapen, aangezien we morgen weer veel kilometers willen maken. Vrijdag 4 januari 2002 – Roland Vannacht geen oog dicht gedaan omdat mijn maag vreselijk tekeer ging en dat nu nog steeds doet. Ik krijg geen ontbijt naar binnen. Het regent een beetje en het weer is miserabel. Ook de herders kreunen steeds: “Pfoe, wat een slecht weer; ik denk niet dat wij vandaag ver komen.” De oudere man en Lorenzo junior nemen afscheid en keren terug. Lorenzo senior te paard en een muilezel met bagage gaan verder. Het is lastig communiceren en wij weten niet zo goed wat de bedoeling van vandaag is. Wij beginnen de Rio Collorado te volgen over een het pad. Al snel heeft Lorenzo ons ingehaald. Hij zal ergens op ons wachten, zegt hij. Daarna is hij uit het zicht verdwenen. Via een morene dalen wij af naar de rivier. Hoe het nu verder moet, zie ik niet. “Moeten wij niet hier omhoog?”, vraag Adèle. Zij wijst naar de morenerug aan de andere kant van de rivier, die nog steiler en hoger is. “Nee”, zeg ik, “lijkt me van niet” Daarna volgen wij zo’n 20 minuten de rivier op een vrij lastige manier. Als ik dan op een vlak stukje nog steeds geen
paardensporen zie, begin ik iets te vermoeden. Ik kijk op mijn kompas. Oost! Dit is de Rio Collorado niet, maar een zijrivier die wij hadden moeten oversteken. Gvd! [Later blijkt dat dit de Rio Tupungatitio is. Dat wij hier ook voetsporen zagen, is te verklaren, uit het feit dat de vulkaan Tupungatitio ook af en toe beklommen wordt en wel precies via deze aanloop route. Op de terugweg hadden wij goed weer en was alles ontzettend duidelijk.] Adèle Ik vraag mij af waarom Roland liever niet het pad van de ezelman volgt. Waarschijnlijk omdat deze later toch wel weer bij de rivier zal uitkomen. Volgens de vage routebeschrijving moeten wij uiteindelijk naar rechts buigen, dus waarom deze rivier oversteken? Wij volgen zo’n 20 minuten de rivier. Het wordt steeds lastiger om droge voeten te houden en de wanden naast de rivier worden steeds steiler. Roland komt op het geniale idee om het kompas erbij te nemen. Het blijkt dat wij in oostelijke richting lopen. Wij volgen een zijtak en niet, zoals we dachten, de Rio Collorado. Roland begint te vloeken en pakt zijn noodfluitje om de ezelman te waarschuwen. Het fluitje doet het niet! Bever, bedankt! Ik merk nog op: “Waarom ben je zo boos op Lorenzo? Het is gewoon heel stom van ons dat wij dachten een betere weg te weten.” Wij lopen terug naar het punt waar wij bij de rivier uitkwamen. “Hier ergens omhoog dus”, zeg ik. Pas dan wordt duidelijk dat Roland helemaal niet gezien heeft dat de ezelman hier omhoog ging, terwijl wij nog aan het afdalen waren. Ok, ik zal in het vervolg wat minder volgzaam zijn en mijn mening wat duidelijker naar voren brengen. Roland heeft last van zijn maag en voelt zich steeds slapper worden. Vanochtend was ik nog enorm aan het balen dat de ezelman zei “geen 4000 meter, slecht weer, sneeuw”, voor zover ik iets uit zijn gebrabbel begreep. Nu is het Roland die zegt: “ik kan nog maar maximaal een uurtje verder lopen”. Na een half uur gaat Roland lijkbleek zitten. Ik dacht nog, als de ezelman onze spullen nu nog iets verder brengt kunnen wij op ons gemak er naartoe slenteren. Hoe verder, hoe beter. Maar Roland kan echt geen stap meer verzetten. De ezelman ziet onze stagnatie en komt kijken. Roland mag op het paard zitten en wij besluiten 200 meter verderop te kamperen. Zelfs op het paard zitten gaat niet goed, omdat Roland dreigt flauw te vallen en dan kun je maar beter niet op zo’n hoog paard zitten. Wij bereiken de kampeerplek op een hoogte van 3400 m en slechts enkele kilometers verwijderd van onze kampeerplek van vanochtend. Wij noemen dit maar even voor het gemak ‘kamp ziek’. Lorenzo maakt kruidenthee voor Roland, van een plantje dat overal om ons heen groeit. Hij vraagt ook of wij terug willen, omdat hij denkt dat Roland last heeft van de hoogte. Roland zegt niet zoveel en mij probeert hij te overtuigen dat afdalen de beste remedie is. Ik weet zeker dat dit
geen hoogteziekte is en hoop maar dat het niks ernstigs is. Ik wil hier blijven. Afdalen betekent geen Tupungato beklimming. Onze kansen zien er nu al niet zo rooskleurig uit. Wij hadden vandaag al op het basiskamp moeten aankomen. Zonder ezels doen wij er twee dagen over om het te bereiken. En dan is het nog maar de vraag of Roland morgen al kan lopen. Ik word niet vrolijk van de gedachte dat alles voor niks is geweest en dat wij misschien de komende 10 dagen in dit ‘kamp ziek’ zullen zijn. Roland heeft koorts en slaapt de hele middag. Het sneeuwt en af en toe slaat de bliksem in. Lorenzo heeft dus wel gelijk gekregen met zijn weersvoorspelling. Logisch ook dat hij hier niet wil overnachten met zijn zeiltje en dekentjes. Spullen droppen en snel weer terug naar huis. En die domme toeristen hebben toch al betaald. Zaterdag 5 januari 2002 – Adèle De zon schijnt. Nu zien wij pas hoe mooi het hier is. Steile bergen om ons heen met een vers laagje poedersneeuw. Roland voelt zich beter! Gisteren leek alles zo uitzichtsloos, maar nu ontstaat er weer een plan. Wij hebben twee dagen achterstand op het schema. Dat betekent dat wij de rustdagen, cq acclimatisatiedagen, moeten schrappen uit het schema. Tijdens het ontbijt puzzelen wij een beetje met schema en daarna gaan wij aan de slag! Wij lopen vandaag met al ons eten en pickel en stijgijzers omhoog. De rugzak is loeizwaar. De omgeving is schitterend. Veel sneeuw en ijs op de indrukwekkende bergen die tot over de 5000 m reiken. Wij bereiken een mooi plekje op 4400 m hoogte, iets hoger zelfs dan het oorspronkelijk geplande basiskamp. Het is een klein zadelvlak met piekachtige sneeuw, zogenaamde penitentes. Wij staan hier relatief goed beschut tegen onweer en wind. Pas als wij terug lopen merk ik wat voor een enorme afstand wij afgelegd hebben. Alle frustaties zijn omgezet in wilskracht. Wij komen ook langs het basiskamp van de drie Chilenen die gisteren in de storm naar beneden kwamen. Zij hadden de top niet gehaald. Van hun weten wij ook dat wij nu de enige op de berg zijn. Zij hebben afval en voedsel achtergelaten. Smerig, maar waarschijnlijk hadden zij andere dingen aan hun hoofd met het noodweer. Het afval nemen wij mee naar beneden en de mueslirepen zijn onze beloning voor een dag hard werken. Bijzonder grappig dat wij een complete zak mueslirepen vinden, en dat wij die zelf niet konden vinden in de supermarkt. Van al het andere voedsel hebben wij zelf ruim voldoende ingekocht. Ik heb ’s avonds ook diarree en Roland heeft nog steeds moeite met eten. Wij beginnen nu te vermoeden dat de courgette van eergisteren bedorven was. Ik dacht al dat ik een beestje in het eten zag, maar ja, als alpinist eet je wel vaker vage dingetjes. We zijn nu meer op onze hoede. Vandaag ontdekte ik een wormpje in een beschimmelde gedroogde abrikoos.
Zondag 6 januari 2002 – Adèle Na dat gesjouw van gisteren had ik vandaag een lichtere rugzak verwacht. Maar dat valt tegen. Er is nóg een plastic zak met eten en daarnaast natuurlijk de kampeer- en kookspullen en kleding. Wij hebben teveel eten bij ons. Maar dat hebben wij bewust zo ingekocht, omdat wij ervan uitgingen dat dit extra reserve-eten zonder moeite op de ezels tot in het basiskamp gesjouwd zou worden. Als wij het hier achterlaten, dan kunnen wij er geen gebruik van maken. Dus besluiten wij het toch maar tot aan het basiskamp mee te sjouwen. Normaal eten wij bijna twee pakjes Spagheteria (of vergelijkbaar stuff) op, maar nu hebben wij al moeite met één pakje, omdat wij allebei last hebben van een borrelende maag of diarree bij teveel (en te vet) eten. Ook het brood krijg ik ’s ochtends niet helemaal op. Roland vergeet soms bij het inkopen dat ik maar de helft van zijn hoeveelheid eet. De wandeling naar het basiskamp is vandaag vermoeiender dan gisteren. Het uitzicht is niet meer nieuw. Roland heeft diarree en ik heb last van branderige ogen en loop met half gesloten ogen achter Roland aan. Stom genoeg heb ik mijn gletsjerbril naar boven gebracht en moet ik het nu met de matige zonnebril doen. Wij zijn blij als wij ons basiskamp geinstalleerd hebben. Een schep zou handig geweest zijn. Nu moeten wij alle sneeuw met pickel en voeten verplaatsen, maar het lukt wel. Roland gaat sneeuw smelten, een zeer tijdrovende bezigheid. Ik zoek het eten uit wat we morgen mee omhoog gaan sjouwen. Vanaf hier gaan er geen overtollige kilo’s meer omhoog. Ik slaap onrustig; ik heb nu al de slaapzak helemaal dichtgeritst en een beetje last van koude voeten. En wij zitten pas op 4400 m hoogte. Misschien komt het wel, omdat mijn matje niet tot mijn voeten reikt, zodat ik direct met de sneeuw in aanraking kom. Roland heeft rugzakken en kledingstukken onder zijn matje gestopt, omdat zijn matje lek is. Maandag 7 januari 2002 – Adèle Vandaag gaan wij voor het eerst naar kamp 1. Wij hebben rustig gewacht tot de zon ons tentje verwarmt. Daarom is het al 10:00 uur als wij beginnen te lopen. Het eerste stukje loopt er een spoor. Blijkbaar wordt de berg zo vaak beklommen dat het spoor in stand gehouden wordt. Al snel vervaagt het spoor en lopen wij over de puinhelling omhoog. Dit is logisch, want vanaf hier zijn er meerdere mogelijkheden en iedereen neemt hier natuurlijk een andere route. Het wordt echter steeds iets steiler, totdat het bijna onmogelijk is om nog te stijgen. Bij elke pas omhoog zak je weer weg. Soms glij ik enkele meters omlaag daarbij een kleine puinlawine veroorzakend. Wij proberen iets meer naar rechts. Dit lijkt even
goed te gaan, maar ook hier wordt het geleidelijk lastiger en steiler. Wat een ***-puinhelling! Hier kan de normaalroute niet lopen, want dan hadden wij er wel iets over gelezen in één van de beschrijvingen die wij hebben. Terug naar beneden, terwijl wij al anderhalf uur aan het stijgen zijn, heeft natuurlijk niet onze voorkeur. Dan nog maar een half uur door deze ellende verder ploeteren. Het einde is in zicht. Maar als je na iedere twee stappen weer één stap naar onderen glijdt, lijkt er geen einde aan te komen. Boven aan de helling zien wij links een steenman; daar hadden wij dus vandaan moeten komen. Er staat een ijskoude wind. Gelukkig mag ik de overwanten van Roland aan. Weer een stomme fout van mij om geen wanten mee te nemen; mijn handschoenen zijn duidelijk niet winddicht. Ik ben doodmoe na deze puinhelling en kan geen stap meer verzetten. Ook de koude maakt mij slap. Na een lange pauze uit de wind en in de zon voel ik de kracht weer terug komen. Wij gaan verder. Het pad is grotendeels ondergesneeuwd en wij moeten overal sporen. Het lijkt alsof hier dit seizoen nog geen mensen zijn geweest. Maar het verandert iedere dag, er smelt wat sneeuw overdag en in de avond valt er weer wat, dus sporen zijn snel uitgewist. We hebben schitterend wijds uitzicht over de Andes. Om 16:30 uur komen wij aan op een plateau op 5100 m. Het is eigenlijk een verzameling plateautjes die aan de Chileense kant tegen de brede noordgraat zijn aangeplakt. Overal waait het guur en wij kunnen niet snel een ideale kampeerplek vinden. Wij stellen dit uit tot de volgende keer als wij hier aankomen. Het punt waar wij de spullen droppen wordt gemarkeerd met de GPS. De hoogte is merkbaar: een lichte hoofdpijn en langzaam lopen. Afdalen gaat gelukkig beter. Het trekt inmiddels dicht en begint lichtjes te sneeuwen. Wij volgen op de terugweg de steenmannen die ons naar een andere route leiden. Wij zien nu ook waar en waarom wij vanochtend fout zijn gelopen. Er zijn zoveel sneeuwveldje dat het pad nauwelijks zichtbaar is. Bovendien zijn de steenmannen hier maar hooguit een tiental centimeters. Op sommige belangrijke punten bouw ik nieuwe steenmannen en verhoog ik de bestaande. Plotseling zien wij paardenkeutels! Als de sneeuw weg is in het najaar, kun je dus zelfs tot 4800 m komen met ezels. En wij lopen al vanaf 3400 m te sjouwen. Dat is wel heel frustrerend; het kost ons vier extra dagen om te komen op een plek waar je met een dagrugzakje in één dag kan komen! Ik probeer het positief te bekijken. Op onze manier acclimatiseer je beter. Wij zijn om 18:00 uur terug bij het basiskamp en de lucht voelt lekker zuurstofrijk. Hier volgt nog een leuke anekdote die alleen door ESAC-ers begrepen zal worden. Gisteren vonden wij een blauw briefje tussen de soeppakjes met de tekst “Gegroet, oh pelgrims. Slaat hier linksaf en volg het meest linkse pad.” Wij schoten in de lach. Sit Nalta is bij ons, maar zijn aanwijzing klopt niet. Nu blijkt
dat wij naar Sit hadden moeten luisteren, want het beste pad loopt inderdaad links t.o.v. onze route! Dinsdag 8 januari 2002 – Roland Wij staan iets vroeger op dan gisteren. Het ontbijtritueel is als volg. Armen uit de slaapzak op zoek naar de eerste kleding laag. Daarna op de Suunto de temperatuur aflezen: -4°C. Omdat dit horloge tegen de buitentent aanligt, ga ik ervan uit dat dit de buitentemperatuur benadert. Natuurlijk kijk ik ook even naar de luchtdrukverandering van de afgelopen nacht. In Patagonie dacht ik nog dat het horloge helemaal stuk was, omdat er enorme luchtdrukveranderingen plaats vonden gedurende één nacht. Hier in de Andes blijft de luchtdruk behoorlijk stabiel. Dankzij de vorst in de tent bevriest alle condens. Dat is fijn, want zo blijven de donzen slaapzakken droog. Echter, een paar dagen geleden waren de lenzen van Adèle bevroren. Sindsdien stoppen wij de lenzendoosjes in een apart zakje in de capuchon van mijn slaapzak. Waar was ik gebleven? Oh ja, na een paar laagjes bovenkleding aan gedaan te hebben, drinken wij thee uit thermosflessen. Ook voor het brood en de muesli hoeven wij de slaapzak niet uit, want dat ligt bij Adèle aan het voeteneind. Vandaag is de timing perfect. Precies als het ontbijt op is, schijnt de zon op de tent. Nu kunnen wij naar buiten. De zon is erg krachtig en binnnen een uur zijn al onze spulletjes ontdooid en droog. Om 10:00 uur gaan wij voor de tweede maal de puinhelling op. Dit keer laten wij ons echter leiden door Sit Nalta! De rugzak lijkt zwaarder, de wind kouder en het landschap komt bekend over. Rond 15:00 uur zijn wij bij de bagage. Wij proberen een plekje uit de wind te vinden, maar dat lukt niet, de wind kan overal bij. Nadat de tent staat met alle scheerlijnen, gaat de brander voor twee uur vol continue aan. Als voorafje nemen wij hardkecks met zalm. Gevolgd door bami oriental met walnoten. Uiteraard wordt dit feestmaal voorafgegaan, onderbroken en afgesloten met liters thee! Woensdag 9 januari 2002 – Roland Adèle heeft goed geslapen. Ik ben echter steeds wakker geworden. De nacht begon vreselijk koud. Dit was de eerste keer dat ik het koud kreeg in de geleende winterslaapzak. Rond 1:00 uur werd ik wakker geflitst. Ik checkte beide uitgangen van de tent. Het onweer hing heel erg ver weg, want ik zag geen bliksemschichten, alleen het oplichten van de horizon met de karakteristieke Aconcagua in de verte. Verder overal sterren boven ons hoofd. De maan is afnemend en zal over een paar dagen helemaal leeg zijn (of hoe zeg je zoiets). Toch vertrouwde ik het niet helemaal omdat de wind behoorlijk krachtig werd. De tent staat goed beschut tegen onweer
met hoge rotspunten aan beide zijden. Voor de rukwinden hoef ik ook niet bang te zijn, nadat de test-orkaan op Patagonie doorstaan is ☺. Dus probeerde ik weer verder te slapen. Maar telkens werd ik wakker van de droge mond en de verbrande neus en lippen. Een slokje drinken helpt een paar minuten. Later in de nacht kwam er ook nog een hoofdpijn bij. Dus als ’s ochtends om 8:00 uur de tent opgewarmd wordt, ben ik best wel brak. Adèle gaat buiten water ontdooien, maar heeft klimstress. Dan besluiten wij dat zij in haar eentje naar kamp 2 gaat lopen met het voedsel dat hogerop nodig is, terwijl ik in mijn nest blijf liggen, ook wel acclimatiseren genoemd. Wij doen dit omdat de route gemakkelijk is en geheel overzienbaar vanuit de tent. Om 10:15 uur gaat zij op pad. Ik probeer nog wat te slapen. Maar al snel is het niet meer uit te houden van de hitte in de tent. Ik ga daarom in de tentopening zitten. Hier zit ik in de zon, maar beschut tegen de wind. Voor mij snort de MSR, links naast mij ligt ongeveer 100 liter sneeuw in de transporthoes en rechts naast mij ligt de verrekijker waar ik af en toe Adèle mee spot. Om 14:30 uur is ze alweer terug. Adèle Het zou toch zonde zijn om bij strakblauwe lucht in de tent te blijven liggen. Ik heb wel zin in een wandelingetje, dus besluit ik om alvast wat spulletjes omhoog te dragen. Ik neem drie dagen eten en de stijgijzers mee. Lekker licht dus. De graat is heel geleidelijk stijgend, er loopt zelfs iets padachtigs. Het schiet lekker op. In de verte zie ik het beruchte (!) topblok liggen, waar het moeilijkste gedeelte van de beklimming doorheen loopt. Ik denk dat wij misschien vlak hiervoor ons kamp 2 kunnen opzetten, maar het komt maar niet dichterbij. Vanwege de ijle lucht ga ik steeds langzamer lopen. Het is frustrerend dat de berg niet dichterbij komt. Ik heb inmiddels een behoorlijke hoofdpijn en besluit de spulletjes te dumpen. De voet van het topblok zal ik toch niet halen en het is nog maar de vraag of daar een vlak kampeerplekje te vinden is. De GPS zegt dat ik op 5700 meter hoogte ben. Ik had niet verwacht al zo hoog te zijn, omdat ik voor mijn gevoel extreem langzaam gelopen heb. Afdalen gaat prima, want dit kost nauwelijks energie. Ik neem nu het pad dat redelijk rechtstreeks vanaf de graat naar ons tentje loopt. Van onderaf is dit pad niet te zien, dus nam ik vanochtend een kleine omweg om op de graat uit te komen. Bij de tent kan ik lekker bijkomen, thee drinken en eten. Ik ben nu wel heel benieuwd hoe het deel naar de top zal verlopen; de hoogte was vandaag duidelijk merkbaar en stijgen gaat erg moeizaam. Maar hopen dat mijn lichaam zich een beetje aanpast aan de ijle lucht. Donderdag 10 januari 2001 – Adèle
Rond 10:15 uur vertrekken wij naar kamp 2. Ik kom niet zo goed op gang vandaag en voel de vermoeidheid in mijn benen. Wij lopen rustig omhoog en nemen veel pauzes. Het gaat bij mij niet zo lekker en ik maak mij een beetje zorgen om dat laatste stukje, dat ik gisteren zo ontzettend zwaar vond. Gelukkig verslechtert mijn toestand niet, als ik langzaam blijf lopen. Roland krijgt daarentegen wel last van de hoogte en voelt zich steeds slechter. Om 14:30 komen wij doodmoe op de kampeerplek aan. Wij denken er niet aan om hogerop een plekje op te zoeken; Roland kan geen meter meer lopen. Tent opzetten is ook wel vermoeiend op deze hoogte. [Roland: Wij staan nu op de noordgraat en alle luchtdeeltjes) die van Chili naar Argentinie willen (en dat zijn nogal wat luchtdeeltjes!) moeten dat doen via onze tent. Gelukkig staan er een paar boulderblokjes van een meter hoog, die de wind enigszins breken. Wij vinden een plekje dat niet helemaal vlak is, maar wel beschut tegen zo’n blok aanligt. Ik hoef denk ik niet uit te leggen dat alle scheerlijnen met zeer veel zorg aangelegd worden. Je bent zo een uur bezig met alleen maar de tent opzetten.] Roland gaat daarna een siesta houden en ik ga sneeuw smelten. Het is wel duidelijk dat morgen een rustdag gaat worden, de enige reservedag die we nog hebben, wij zijn allebei erg moe. Eten gaat ook moeilijk, wij krijgen nog niet één pakje Spaghetteria op. En ik heb alweer diarree, dus slik ik een Diacure. Het leven op deze hoogte is geen feest. Eén geluk hebben wij wel; het weer lijkt alsmaar beter te worden. In het basiskamp hadden wij nog behoorlijk veel bewolking in de middag en avond met een licht sneeuwbuitje. Deze namiddag bewolking (die in de Alpen vaak tot onweer leidt) wordt elke dag minder. Uit de wind in het zonnetje is het nu best wel uit te houden met alle kleding aan die wij bij ons hebben. Vrijdag 11 januari 2001 – Adèle Rustdag op kamp 2. Ik ben erg moe van een nacht slecht slapen en lig zowat de hele dag in de tent. Roland gaat de route bestuderen en komt tot ongeveer 5900 m hoogte. Hij zegt dat het puinveld niet onoverkomelijk moeilijk zal zijn, omdat het topblok veel verder weg ligt, dan je zou denken. Wij kijken er recht tegenaan. De hele dag drinken wij thee en eten wij hardkeks en tochtenvoer. Een avondmaaltijd maken wij dit keer niet klaar, want zo’n grote portie eten kan ons lichaam niet verdragen. Zaterdag 12 januari 2001 – Adèle Om 3:30 uur staan wij op en iets voor 5:00 uur zijn we op weg naar de top. Voor het eerst sinds wij hier op kamp 2 zitten, waait het flink hard. Wij balen enorm; waarom zijn wij gisteren niet al
gegaan? Het is –11°C, maar voelt veel kouder vanwege de wind. Ik heb al mijn kleding aan: thermo-ondergoed, ski-pully, dikke fleece, windstopper, gore-tex jas, bivakmuts, twee paar sokken en ondersokjes, gewone handschoenen en wanten. En nog steeds heb ik het ijzig koud. Het lopen gaat slecht. Ik heb altijd zo vroeg in de ochtend problemen om op gang te komen, maar dit keer gaat het lopen steeds slechter. Ik voel me slap en misselijk worden. Ik vraag aan Roland hoe lang het nog duurt voordat de zon opkomt, het is te koud om verder te lopen. Wij schuilen even achter een steen en overleggen; wachten op de zon duurt zeker nog half uur. En dan is het nog maar de vraag of wij daardoor opwarmen, want de wind is ijskoud. Wij besluiten terug te gaan naar de tent om snel op te warmen. Ik ben erg blij om weer in de warme slaapzak te kunnen kruipen. Tenen en vingers doen pijn als het bloed weer gaat stromen. Eén voet had helemaal geen gevoel meer en het duurde ruim een half uur voordat deze weer begon te tintelen. Wat doen wij nu? Als de wind niet gaat liggen, heeft een toppoging geen zin. Ook met zon is het dan nog te koud. Morgen afwachten? Nog een nacht niet slapen op deze hoogte en de 14e januari extreem vroeg opstaan om ’s ochtends nog de ezelman in het basiskamp aan te kunnen treffen? Ik beschouw het als een verloren zaak en doezel in. Om 10:00 uur maakt Roland mij wakker met: “volgens mij is de wind iets minder hard”. Hij heeft gelijk, de storm is gaan liggen. Hij wil het nogmaals proberen. Ik vraag mij af of wij het nog wel kunnen halen voor het donker. Maar wat maakt het ook uit; wij kunnen op zijn minst kijken hoever wij komen. Een hoogterecord kunnen we altijd vestigen. Wij drinken het laatste restje thee op en gaan voor de tweede maal vandaag op pad. De kou is net te hebben. De thermometer staat op –8°C. Het eerste deel gaat lekker via de brede noordgraat over puin en sneeuwveldjes. Ik voel mij nog steeds niet echt sterk, maar zolang Roland alle sneeuw spoort gaat het wel. Wij moeten nu via de puinhelling aan onze linkerkant het sneeuwcouloir zien te bereiken. Het is bijna vergelijkbaar met de ellende van een paar dagen geleden. Er zitten stukje bij waar je geen meter omhoog komt. Dan probeer je het een stukje verderop nog een keer. Na een paar keer duikt Roland dan een sneeuwveldje in. Maar het sporen daarin is ook zwaar vermoeiend, dus dan wordt het puin weer opgezocht. Het duurt eindeloos lang voordat wij het couloir bereiken. Ik durf niet meer op mijn horloge te kijken. Het is nu het tijdstip waarop je in de Alpen terug hoort te zijn bij de hut. [Roland: Aangezien vandaag de namiddag bewolking net zolang uitblijft als de voorgaande dagen, ga ik ervan uit dat het ook vandaag heel erg lang mooi blijft. Wij zijn ons bewust van het risico van zo’n inschatting. Maar zonder het nemen van dit soort kleine risico’s zul je geen enkele bergtop bereiken.] De stijgijzers gaan aan. Wat heerlijk om weer in harde sneeuw te lopen. Iedere stap wordt beloond. We gaan weer omhoog! Deze pret is echter van
korte duur, want verderop wordt de sneeuw weer zachter. Aangezien ik mij nog steeds wat slapjes voel, laat ik het spoorwerk dankbaar aan Roland over. Voor hem is het soms erg zwaar; de ene pas kan op keihard ijs staan en bij de volgende pas kun je 30 cm weg zakken. Het is ruim 30° steil. In het gidsje wordt dit het moeilijkste gedeelte van de route genoemd, maar het loopt veel prettiger dan de puinhelling. Je moet inderdaad wél ervaring met het lopen op stijgijzers hebben. We schieten lekker op en bovenaan het sneeuwcoulloir realiseer ik mij opeens dat de top misschien toch wel haalbaar is! Ik denk dat we nog 200 hoogtemeters te gaan hebben. Een stukje verder op het topblok zien wij de top in beeld komen. Dat is effe schrikken, want daar zijn wij nog lang niet. Ik heb wel gelezen dat dit een groot nadeel van de noordroute is (over de zuidgraat sta je direct op de top). En ik heb de afgelopen dagen ook geleerd dat hier in de Andes alles verder weg is dan het lijkt. De wind is inmiddels flink aan het toenemen en de wolkjes drijven om ons heen. Het is nu nog kouder dan vanochtend. Laat ik alsjeblieft geen bevroren voeten oplopen. Bij iedere stap beweeg ik fanatiek met mijn tenen. Verder kan ik niets tegen deze ijzige kou doen. Het lopen is zwaar. Na iedere 50 passen moet ik uithijgen. Roland probeert mij moed in te praten: “nog maar een kwartiertje!” Wij weten allebei dat het niet waar is. Wij gaan steeds langzamer. Na iedere 10 passen, uithijgen. Er is niets dat ons nu nog kan tegenhouden. Wij tellen de stappen. “Nog 30 stappen”, zegt Roland. Hij heeft weer geen gelijk. Het zijn er 67. Wij staan op de top van de Tupungato. De wind blaast ons bijna omver. Wij maken snel een paar foto’s van de omgeving. Ik maak een foto van Roland en Roland eentje van mij. Het fototoestel heeft ook een automatische functie voor dit soort situaties, maar het knopje is veel te klein om te kunnen indrukken met de wanten aan. Bovendien zou het toestel wegwaaien als je het ergens neer zou zetten. Tussen de wolkenflarden door zien wij ook de zuidoost top, die met het blote oog precies even hoog is als de zuidwest top waar wij op staan. De verhoging ten noorden van ons, wordt ook wel eens als voortopje aangeduid, maar deze is duidelijk lager dan de twee zuidelijke toppen. Er moet hier ergens een topboek liggen, volgens de beschrijving van een Amerikaanse beklimming in 1998. Maar wij zien het niet. Erg veel tijd en energie om te zoeken hebben wij niet. Zo’n boek zit normaal toch in een opvallend kistje. Wij markeren onze top met de GPS, zodat wij kunnen bewijzen dat wij er echt zijn geweest. Wij willen nu maar één ding: wegwezen hier! De afdaling door de sneeuw gaat lekker. In de zachte sneeuw kun je grote stappen nemen; op de hardere stukjes trappen wij de stijgijzers stevig in het ijs. [Roland: Nu wij de top gehaald hebben, voel ik de vermoeidheid opkomen. Ik moet mijzelf dwingen om te concentreren. Ineens voel ik links geen grip meer. Mijn linker stijgijzer is losgeschoten en bungelt aan mijn schoen. Dit is niet de
eerste keer dat dit gebeurt, maar ik was alweer vergeten om uit te zoeken hoe dit komt en er iets aan te doen. Ik draai mij om en met de buik naar het ijs traverseer ik terug naar een stukje sneeuw waar ik lekker sta. Om de stijgijzers met het bandje weer goed strak te trekken, moeten de wanten toch echt effe uit.] Na een paar minuten zijn wij weer aan het afdalen. Dan komt die ***-helling weer. Wij gaan enorm vaak onderuit. Ik probeer zelfs om zittend op mijn kont af te dalen, maar ik kom steeds stuiterend tot stilstand tegen grote rotsblokken. Het liefst zou ik even ergens uit de wind en in de zon gaan pauzeren, even wat drinken. Maar het is te koud om te zitten. Er is geen enkel plekje uit de wind en de zon is hard bezig met achter de bergen te verdwijnen. Wij hebben al de hele dag geen pauze genomen. Doodmoe bereiken wij om 20:15 uur de tent. De zon is bijna onder. Rond 17:30 uur stonden wij op de top. Dus zo’n dikke zeven uur stijgen een kleine drie uur dalen. Wat een dag! Roland Om 20:15 duiken wij onze tent in. In de tent horen wij wat wij al dachten: de wind is veel sterker dan vanochtend en rukt behoorlijk aan de tent. Gelukkig weten wij van Patagonie dat de tent nog veel ergere storm kan hebben. De thermometer van Adèle staat op – 12°C. Ik ben erg opgelucht dat wij de tent bereikt hebben. Ik ben ook behoorlijk uitgeput en verwacht daarom wel te kunnen slapen ondanks het gebulder van de storm. Eigenlijk zouden wij nu moeten gaan eten en vooral drinken. Maar de thermosflessen zijn leeg. In de plattypus van Adèle zit nog een half litertje limonade en in mijn drinkfles ook nog een bekertje, dat we weliswaar eerst even moeten ontdooien. Dat zal dus wel een knallende hoofdpijn gaan geven, vannacht, als wij niet meer kunnen drinken. Niemand heeft puf om buiten sneeuw te gaan halen en te gaan smelten, aangezien dat een zeer tijdrovende bezigheid is. De benzina blanca ontvlamt niet meer spontaan. Ik weet niet of het komt door de temperatuur of het lage zuurstofgehalte op deze hoogte. Ook zit er weinig druk in de fles. Maar die krijg ik niet meer verhoogd. Is het rubbertje kapot of gewoon bevroren bij deze temperatuur? Kortom: wij zullen het met deze 3 bekertjes limonade moeten doen. Daarom nemen wij ook nog maar een preventief Aspirientje. Tot nu toe heb ik elke nacht een Aspirientje genomen en dat bevalt erg goed. Je krijgt namelijk ’s nachts hoofdpijn, omdat in je slaap de ademhaling vermindert en dus minder zuurstof in je bloed komt. ’s Ochtends heb je dan ongeveer een uur lang hoofdpijn. Een Aspirine vermindert dit effect behoorlijk. Ook eten wij nog een paar gedroogde abrikoosjes. Meer voedsel kunnen wij echt niet eten. Het zou er onmiddellijk uit komen. Dan val ik in slaap. Om 2:00 uur is de storm nog erger en word ik wakker. Het
flitst nu ook af en toe. Een paar dagen geleden heb ik echter al gezien dat op deze hoogte, onweersflitsen honderden kilometers ver reiken. Er is dus geen reden tot paniek, redeneer ik. Na enkele uren val ik weer in slaap. Adèle slaapt de gehele nacht niet. Zondag 13 januari 2002 – Roland Als ik wakker word, overdenk ik hoe absurd gisteren verlopen is. Ik krijg niet veel tijd tot overpeinzing, aangezien ik een enorme dorst heb. Wij ontbijten met de laatste slokjes limonade en hartkeks met smeerkaas. Dan ga ik naar buiten om sneeuw te smelten. De zon staat aan een strak blauwe hemel te stralen. Toch is het koud. Ik denk kouder dan gisteren. Of ben ik nu gewoon wat zwakker? De MSR geeft nu veel problemen. Met behulp van het kousje krijg ik de benzina blanca pas aan het branden, nadat ik met veel moeite een minuut lang continue met een aansteker de verdamper heb verwarmt. Na een paar uur sneeuw smelten en drinken, zijn wij rond het middaguur fit genoeg om te gaan afdalen. Tent afbreken in de storm hebben wij ook al in Patagonie geoefend, dus dat gaat goed. Nog een paar laatste foto’s en dan nemen wij voorgoed afscheid van de berg. Wij dalen af over de lange noordgraat. Gelukkig is de graat erg breed zodat wij bij windvlagen niet naar beneden vallen, maar gewoon een paar passen rechts weer verder lopen. Op 5100 meter vinden wij het rugzakje en afval terug dat bij kamp 1 hoorde. Het is hier met slechts een paar graden onder nul al veel aangenamer. Wij verdelen de spulletjes over onze rugzakken en dalen verder af. Na nog enkele uren afdalen komen wij in het basiskamp. Er is hier veel sneeuw gesmolten. Het afval was achter een paar stenen verstopt. Maar daar hebben vogels toch achter weten te pulken. Wij ruimen het geheel een beetje op. De enorme hoeveelheid voedsel die wij hier achter gelaten hebben krijgen wij niet in onze rugzakken. Wij hadden bewust erg veel voedsel gekocht, omdat wij dachten dat het basiskamp met ezels bevoorraad zou worden. Hier op 4400 m kunnen de ezels echter niet komen vanwege het penitentes veld. Wij laten een klein rugzakje achter om later op te gaan halen. Vervolgens dalen wij nog 200 hoogtemeters. Wij vinden een plekje voor de tent op 4200 m, vlakbij de morenerug waar water uit komt. Ik ga water halen met de waterzak. Er stroomt nu ook een nieuwe rivier met smeltwater langs deze morenerug. Het landschap verandert snel! Ik vul de waterzak met ongeveer 10 liter water. Bij de tent maak ik achtereenvolgens een pannetje thee, koffie, thee, warme limonade, thee, soep, thee, bamie met champignons en walnoten, thee, nog een laatste koffietje en volgens mij voor het slapen gaan voor de verandering nog een litertje thee. Daarna moet ik een paar druppeltjes plassen, voor het eerst sinds twee dagen. Voor het eerst zien wij weer mensen. Het blijken 4 Chileense meiden die de
Tupungato via een moeilijke route hebben geprobeerd. Het wordt mij niet geheel duidelijk wat ze geprobeerd hebben, maar het is in ieder geval mislukt. Morgen gaan zij een andere berg doen, zeggen ze. Maandag 14 januari 2002 – Roland Dorst! Eerst maar weer thee drinken en ontbijten met hardkeks. Omdat wij pas een paar dagen hardkeks aan het eten zijn, daarvoor brood aten, vinden wij het nog steeds erg lekker. Na het ontbijt vul ik de waterflessen voor overdag en dan blijkt de waterzak leeg te zijn. Wij hadden best wel dorst gisterenavond. Heerlijk geslapen op deze hoogte. Geen hoofdpijn. Adèle gaat het extra rugzakje met eten ophalen terwijl ik alles inpak. Dan verschijnen er al 2 jongens (ik schat 8 en 14 jaar oud) met paarden. Zij spreken echt geen enkel woord Engels, dus communiceren gaat weer vanouds chaotisch. De naam van Lorenzo de ezeldrijver blijkt het codewoord te zijn, waardoor zij weten dat wij diegenen zijn waarvan ze de rugzakken moeten sjouwen. Wij spreken af om ‘mediadia’ bij de Banos de Tupungato te zijn. Als mediadia 12 uur betekent, is dit een absurde afspraak, want dat kunnen wij nooit halen. Laten wij maar aannemen dat mediadia ergens rond drie uur ’s middags betekent. Het boeit niet zoveel, want wij hebben onze rugzakken pas vanavond nodig. Alle spullen voor overdag (regenjas, eten, etc…) zitten in onze andere kleinere rugzakken die wij zelf dragen. Rond 10:00 uur beginnen wij met afdalen. Het wordt nu echt lekker warm. Na een uurtje komen wij alweer mensen tegen. Het zijn drie Duitsers. Zij hebben ook bij Azimut dezelfde dingetjes besteld als wij. Zij hebben daarvoor hetzelfde betaald (met zijn drieen) en zij vinden het ook een ranzige organisatie, aangezien de ezelman niet geregeld was en ze terplekke moesten betalen aan de ezelman. Een van de drie heeft de Tupungato een paar jaar geleden geprobeerd maar niet gehaald vanwege hoogteziekte. Nu komt hij terug met 2 vrienden voor nog een poging. Zij hebben 14 dagen, dus het zal hun wel gaan lukken, verzekeren wij ze. Om 14:00 zien wij onze ezeljongetjes terug op een plek die volgens de kaart geen Banos de Tupungato is. Wij lunchen hier. Daarna spreken wij af, dat wij nog 3 uur lopen en dan onze kampeerplek voor de avond willen hebben. De wandeling is erg mooi. Op de heenweg hebben wij hier alleen maar mist en sneeuw gehad. Nu zien wij de omringende bergen. De Tupungato blijft zichtbaar tot ongeveer 3000 m. D.w.z. dat hij ruim drieenhalve kilometer uitsteekt boven het landschap. Het is ook duidelijk dat de noord- en zuidgraat de enige gemakkelijke routes zijn. De westwand ziet er indrukwekkend complex uit. Het schijnt dat de Argentijnse oostwand nog heftiger is. Pas voor het eerst gedaan in 1986 en de eerstbeklimmers zijn gestorven op de terugweg. Wij lopen door lage struikjes begroeiïng stroomafwaarts
langs de Rio Collorado. Af en toe steken wij een zijrivier over. Deze rivieroversteken kunnen nog net zonder doorwaden, maar ze zijn wel moeilijker dan op de heenweg. Soms moet je eerst een morenerug afdalen voordat je bij de zijrivier bent. Gelukkig hoeven wij niet aan te zien hoe de paarden en ezels langs deze afgronden balanceren. Om 18:00 uur arriveren wij op een plek waar al een andere groep hun kamp heeft opgezet. Wat een drukte! Tien dagen lang zien wij niemand en nu al de derde groep in 24 uur tijd. Het blijkt een gemengde groep te zijn, bestaande uit: een hersenchirurg uit Noord-Amerika die in Europa gewoond en geklommen heeft, een bevriende berggids ook uit de Verenigde Staten, een Chileense berggids die voor het eerst naar de Tupungato gaat en dan niemand minder dan Kurt Diemberger, eerstbeklimmer van o.a. Broad Peak. Wij maken met iedereen een praatje. ’s Avonds komt ook Lorenzo, de ezelman van de heenweg, nog op het kamp. Hij is een beetje verbaasd dat wij de top gehaald hebben en feliciteert ons. Het blijkt dat dit al de derde poging van Kurt wordt op de Tupungato. Hij is inmiddels 69 jaar oud, maar behoorlijk fit. Wij nodigen hem uit voor een lezing bij de ESAC. Hij belooft om ons nog te mailen als hij terug is. Dinsdag 15 januari 2002 – Roland ’s Ochtends vertrekt de andere groep richting de berg en wij richting Santiago. Wij nemen afscheid van deze gezellige groep. Kurt geeft een hand waar geen vingertopjes meer aan zitten. De ezeljongetjes vragen of ze door mogen lopen en de spulletjes mogen achter laten in Chacayes. Dat is geen probleem voor ons, want wij hebben toch een dagrugzakje. Om ongeveer 10:00 uur vertrekken wij en om ongeveer 17:00 uur komen wij in Chacayes aan. De wandeling is in het begin best mooi. Later in de middag is het veel van hetzelfde. Wij willen nu ook echt wel weg uit de wildernis en graag een douche. Chacayes is geen dorp, maar bestaat slechts uit twee brakke hutjes van golfplaten. In een van deze hutjes woont gedurende de zomermaanden iemand. Wederom is mijn Spaans te slecht om erg veel te praten. Er is in ieder geval geen telefoon en die zoeken wij om op te bellen met onze reisorganisatie om te vragen of onze taxi eerder an komen. De dichtbij gelegen energiemaatschappij Chilgener heeft wel een telefoon. Daar lopen wij dus naartoe. Er komt iemand op de fiets voorbij die belooft dat wij mogen bellen als hij terug komt om zes uur. Wij wachten ruim een uur langs de kant van een stoffige weg waar elke minuut een vrachtwagen langskomt met een hoogstverbaasde chauffeur. Maar de fietser komt niet meer terug. Wij leggen ons erbij neer, dat wij zullen moeten wachten tot de volgende dag om 14:00 ’s middags, de oorspronkelijke afspraak met de organisatie, toen wij nog dachten misschien deze ochtend
nodig te hebben om te wandelen. In het golfplaten hutje maken wij lekker eten. Wij gaan erg vroeg naar bed. Drie honden en een paard waken over ons. ’s Nachts rijdt er nog een auto voorbij, maar die blijkt van de energiemaatschappij te zijn. Woensdag 16 januari 2002 – Roland Wij hebben bijna de klok rond geslapen. Het is ook zo aangenaam slapen bij deze temperatuur en bij zoveel zuurstof! Wij ontbijten, schrijven dagboek en kijken met de verrekijker naar de vrachtautotjes in de verte die bezig zijn om een berg af te graven. Af en toe komen de honden om aandacht vragen. De man in het andere golfplaten hutje geeft deze honden waarschijnlijk dagelijks te eten. Omdat wij teveel eten hebben, krijgen de honden van ons extra eten. Een grote zak muesli vinden zij heerlijk. Ook mogen zij nog een blikje tonijn uit likken. Het paard is vannacht vertrokken. Zal wel vanzelf terug komen. Nu de zon begint te branden, verschijnen er overal vliegen. Het is er stoffig en het enige geluid komt van vrachtauto’s in de verte. Verder gebeurt hier helemaal niets! Once upon a time … ten oosten van Santiago. Om stipt 14:00 uur worden wij verlost uit dit enorme niets door de taxichauffeur. Hij heeft Chileense worstebroodjes en bier voor ons gekocht. Dat is erg tof. Na drie uur rijden zijn wij terug in Santiago. Tussendoor nog een keer gestopt bij de Carabineros van San Jose de Maipo om ons weer af te melden. In Santiago zitten zowel hotel Paris als Londres vol. Van de laatste heb ik het vermoeden dat deze niet vol zit, maar dat de man vindt dat we teveel stinken en er vies uit zien. Wij proberen hotel Lucy, waar een bordje ‘te koop’ op de ramen hangt. En jawel: deze hebben nog kamers. Voor Cl$ 15.000,krijgen wij een tweepersoonskamer in dit krakkemikkerig hotel en slecht onderhouden. De douche is ongelooflijk heet. Als je denkt alles al een keer meegemaakt te hebben: een douche met te weinig koud water om het kokende water te compenseren! Nou ja, beter een kokende douche dan een koude douche. ’s Avonds eerst effe wennen aan 5 miljoen mensen op een paar vierkante kilometer. Daarna diner in een visrestaurant. Om 20:00 uur nog gesloten, we hadden het kunnen weten. Dan maar even een ijsje eten als voorgerecht. Om 20:30 uur zijn ze open. Gelukkig. Wij eten een zalmmoot die maar net op het bord past. Heel erg lekker klaargemaakt. Wij nemen een flesje rode huiswijn erbij. Erg leuk dat de serveerster eerst een klein beetje inschenkt, dat ik moeten proeven. Wij zien allemaal de stukjes kurk drijven in dit eerste plasje wijn. Ik probeer mij niet te verslikken in de stukjes kurk en zeg als een boer die dorst heeft: lekker! Omdat wij honger hebben vragen wij nog een extra portie papas fritas. Die hebben zij niet meer, maar gebakken aardappeltjes vinden wij ook prima. Afrekenen met de creditcard lukt haar niet. Gelukkig komt er
iemand bij die het apparaat wel kan bedienen. Als wij naar huis gaan, staat zij daarmee te zoenen. Alles kan hier. Wij waren vanavond, op 1 persoon na, de enige die dit restaurant bezocht hebben. Ongelooflijk dat zoiets niet failliet gaat. Donderdag 17 januari 2002 – Roland Alweer bijna de klok rond geslapen. Wij pakken in. Met een dagrugzakje gaan wij de stad in, terwijl de bagage in het hotel mag blijven staan. Eerst effe internetten. Alleen maar goede berichten gelukkig. Wij sturen een semi-persbericht de wereld in. Daarna loopt het al tegen de middag. Wij willen nog op de Mercado Central eten en dat kan alleen maar ’s middags. Dus zonder ontbijt, beginnen wij aan een vislunch. Ik neem gambas en Adèle neemt een bras die gebakken is in boter. Zij bestelt hem oorspronkelijk gefrituurd, maar de ober zegt dat deze gebakken lekkerder is. Hij zal het wel weten. Het is inderdaad heerlijk! Als wij de markt proberen te verlaten, worden wij nog tientallen keren aangesproken door andere viskraampjes. De rest van de middag besteden wij ons laatste Chileense geld aan souvenirs en eten. Om 17:00 gaan wij richting vliegveld. Het inchecken is een grote chaos. Wij zijn pas laat aan de beurt en wij kunnen niet meer naast elkaar zitten. Dan moeten wij nog US$ 52,- Airtax betalen, wat ik wel erg veel vind voor zo’n ranzige incheck faciliteit. Bij de boarding word ik nog door norse stewardess uit de rij geplukt omdat mijn handbagage te groot is. Zij hangt er een labeltje Madrid aan en zegt dat ik deze bagage moet inleveren. De ingecheckte bagage gaat echter direct door naar Amsterdam. Ik voorzie dat dit erg ingewikkeld gaat worden in Madrid en daarom scheur ik het label er weer af. In de erg moderne Airbus 340 blijkt er genoeg bagageruimte te zijn. Het is totaal geen moeite om de 50 liter rugzak kwijt te raken. Adèle kan met een man naast mij ruilen en zo toch naast mij komen te zitten. Er ruilen onzettend veel mensen van plek. De computer van LanChile heeft zelfs moeders van baby’s en kleine kinderen gescheiden. Dat wordt nu allemaal rechtgezet door passagiers en stewardesses. De gehele avond kijken wij film (video on demand) en doe ik spelletjes. Vooral de spelletjes (schaken, dammen, blackjack, othello, galgje in het Engels en Spaans, etc…) zijn erg leuk. ’s Nachts slaap ik een paar uurtjes. Ik ben al veel te uitgerust om meer te slapen. Vrijdag 18 januari 2002 – Roland Wij landen op tijd in Madrid. Hier pinnen wij onze eerste Euro’s. Alles verloopt vlekkeloos, behalve dat de ober mij nog probeert te naaien door vier i.p.v. twee koffie in rekening te brengen. “Sorry sir, because of Euro.” Alsof hij na 3 weken nog zo’n doorzichtige fout maakt! Op Schiphol staan de ouders van Adèle ons op te
wachten. Er worden zelfs foto’s gemaakt, waardoor andere mensen vast denken dat wij beroemde bergbeklimmers zijn. In Nederland is het erg vochtig, koud en donker in vergelijking met Santiago. Thuis bladeren wij in de NKBV folder op zoek naar een nieuwe vakantiebestemming.