Zo uitgesproken column Willem Straatman in BBLTHK Wageningen op do.19 september 2013 WAGENINGEN WINKELSTAD… ( Of ik in verband met de viering van Wageningen 750 een lezing wilde houden over winkels en uitgaansleven in Wageningen. Het moest een lezing worden in het kader van een serie die door de bibliotheek en de Volksuniversiteit wordt georganiseerd. Het waren Sjaak Driesen en Erik Wijnacker die het mij vroegen…het was voor mij dus moeilijk “nee “ zeggen. Zowel Sjaak als Erik zijn Wageningers in hart en nieren. Nee…inderdaad daarvoor hoef je hier niet geboren te zijn. Beide mannen houden met hart en ziel van onze stad. Dat kun je in bijna alles wat ze doen merken en lezen. Voor alle zekerheid voegden ze er aan toe dat ik de volledige vrijheid kreeg. Dat trok me over de streep, want van mij behoeft u - zo weten degenen die mijn werk kennen – geen wetenschappelijk onderbouwd verhaal te verwachten. Wel de waarheid…althans zoals ik die zie. U kent mij als stukkies schrijver en dat heb ik voor vanavond ook gedaan. Een stukje geschreven. En dat stukje lees ik nu voor. Een gesproken column wordt het ook wel genoemd. Een column die zal gaan over winkels en uitgaan in Wageningen. Het wordt een column met een hang naar het verleden. Een column waar vele namen worden genoemd. Kortom een column die past in het beeld van terugdenken aan. Laten we het maar een soort promenade van winkelweemoed noemen.
De eerste winkel die ik in mijn leven zag was de kruidenierswinkel van Van Veelen in de Vijzelstraat. Nu is daar de feestwinkel van John Dekker gevestigd. Ik woonde boven de kapperswinkel van mijn opa er recht tegenover.
1
Slechter had ik het niet kunnen treffen. Ik vond van Veelen een verschrikkelijke man. Als jongetjes drukten we soms onze neusjes tegen de etalageruit om zo dicht mogelijk bij het uitgestalde snoepgoed te kunnen zijn. Als Van Velen dat zag stormde hij naar buiten om ons weg te jagen, terwijl zijn vrouw weeklagend riep dat ze nu weer de strepen van de ruiten moest vegen. Van Veelen was typisch de soort kruidenier die het vak niet begreep en daarbij volledig door zijn vrouw gesteund werd. Want als kind nam je natuurlijk gelijk wraak. De paardenhopen die in het begin van de vijftiger jaren de straten nog heerlijk geurend opfleurden werden bekwaam voor zijn voordeur gedeponeerd. En als oma boodschappen ging doen dan vroeger we altijd om dat bij Rothuis in de Kapelstraat te doen, want die was veel aardiger. Van Veelen verspeelde zijn klanten op een domme manier. Bij Rothuis en slagerij Elings ging men heel wat verstandiger met de klanten om. Als moeder afrekende bij de slager zat er voor mij altijd wel een lekker stukje worst aan en een vriendelijke grap. Bij Rothuis was er altijd een snoepje. Nu 60 jaar later ben ik nog steeds klant bij Elings. En ik mag een worst zijn als dat niets te maken heeft met de ervaringen die ik er als kind in de jaren vijftig opdeed. Een punt van aandacht mag dus zijn, dat winkeliers zich niet alleen moeten richten op het winkelende publiek, maar op een of andere wijze ook de aandacht van kinderen moeten zien te vangen. Dat levert onuitwisbare reclame op, die zich vele jaren later nog uitbetaalt. Ik was namelijk niet het enige kind, dat leuke ervaringen opsloeg. Wat mij ook nog helder voor ogen staat is de bouw van Modehuis de Windt. Dat gebeurde door bouwbedrijf Tiemessen
2
Dagelijks was ik aan de hand van mijn moeder of oma te vinden bij het diepe gat op de hoek van Rouwenhofstraat en Hoogstraat. Nog zie ik de dragline van Bouw de grond storten in oude GMC’s en Austin vrachtwagens. Kiepwagens zeiden we toen. Het waren vaak omgebouwde legerwagens. Zelfs werd er grond afgevoerd met paard en wagen. Op dat moment werkte de heer De Windt als ik het goed heb nog bij Hein van Schuppen of al vanuit zijn woonhuis aan de Nieuweweg. Voor een klein kind was de Hoogstraat een fascinerend winkelparadijs. Ik was er elke dag wel te vinden. Vele winkelnamen uit die tijd herinner ik me nog. Hagens Bazar, Kofa Meier de Zon, bakker Boerstoel, wijnhandel Koops, de drogisten Leenarts en Blijkshof, modehuizen als Zents, Van Schuppen, Dierkes en Scheerder, kruidenierszaak Haka de Boer, Albert Heijn, de Gruyter en Zijlstra, de Haas, de Betuwe. Bakkers als Van der Spek, Van Loenen, Rosee en Timmer. Slagerij Walraven, textielzaken als Hansman, Dijk en Dijk en Au Bon Marche. Veel sigarenzaken ook. Wijnen, Albers, twee keer Jansen en niet te vergeten Labby Nieuwenhuis, waar je de voetbaluitslagen kon lezen. Wageningen had vele winkels. Sommige van de door mij genoemde namen zijn ook nu nog in het straatbeeld terug te vinden. Wageningen was in die tijd HET winkelcentrum van de omgeving. En wat opmerkelijk was. Vele van de winkelmeisjes kwamen uit de Betuwe. Soms wat moeilijk te verstaan in die tijd, maar altijd plichtsgetrouw en beleefd. De Velox bussen zaten in die tijd ’s ochtends en ’s avond vol met leuke meiden. Dat kan ik u verzekeren. Meiden zeiden we hier…frollie werden ze aan de overkant genoemd. Ook dat is nog steeds een ijzeren wet. Je zaak is net zo goed als het personeel dat je klanten bedient. Dus wees goed voor je personeel. Vandaag hoorde ik nog dat
3
ruim 60% van de klanten ontevreden is over de manier men bediend wordt. Maar dat zijn landelijke gegevens…in Wageningen ligt dat natuurlijk heel anders.
Zo rond 1955 verhuisden mijn ouders naar een nieuwe buitenwijk. Daar kwam ik andere winkels tegen. De buurtwinkels floreerden in die tijd. In een tijd dat de mensen geen auto’s hadden en de meeste vrouwen niet werkten beleefden ze goede tijden. Wij woonden op verschillende plaatsen in de stad. Rond de Crocusstraat waren de winkels van Nab, bakkerij Timmer, kruidenier Cynus Pepplinkhuizen en het groentehalletje van Mieneke Post te vinden.Slagerij Dord van Brakel, textielhandel Gijsbertsen en kapper Van Brakel. Deze zaken waren rond de 2e Buurtseweg of aan de rand daarvan gevestigd . Bij kapper van Brakel kwam ik graag. Het was er altijd gezellig als je door Oppie op vader Hent geknipt werd. De oude Van Brakel verkocht ook kaartjes bij WAVV. Ooit kreeg ik op een koude zondagmiddag tot mijn stomme verbazing via het schuifluikje van de kassa niet alleen mijn kaartje maar tevens een glas jenever toegeschoven. “Zo Straat - zei hij - we moeten wat doen om in deze barre kou een beetje warm te blijven”. Ik heb heel wat wedstrijden bekeken, maar werd op een dergelijke manier nog nooit ontvangen. Bijna alle genoemde zaken zijn verdwenen. Hetzelfde geldt voor tal van andere buurtzaken. Als een soort eerbewijs noem ik er een aantal. Denk daarbij ook aan de vele ventbedrijven. In de oude Nude, nabij het befaamde Huppelpad, verdween kruidenier Eimers, terwijl aan de andere kant van de stad bij het korfbalveld van SSS het schuurwinkeltje van Bart Gijsbertsen hetzelfde lot beschoren was. Ook de kruideniers Stel aan de Oude Bennekomseweg en Van Wijk tegenover café de Keijzer aan de Grintweg zijn historie.
4
Aan de Harnjesweg verdwenen groenteboer Coen Pepplinkhuizen, bakker Bouwman, kapper van Aggelen, sigarenwinkel Nita van Dijk, kruidenier Peters, installatiebedrijf Lindner, slagerij Schuurman, bakker van der Tas, groentehandelaar Pepplinkhuizen senior, zuivelhandel Hendriksen, klompenwinkel Gijsbertsen, zaadhandel Veldhuizen, textielwinkel Modderkolk en de kolenhandelaren van Wichman en Verhaaf.. Bij zuivelhandel Hendriksen was het vaak druk bezet met studenten. Die kwamen niet alleen voor de melk, maar ook voor de lieftallige Tonny, die achter de toonbank stond. Veel kans kregen ze niet, want de oude melkboer hield met een dreigende blik de zaak vanaf de deel scherp in de gaten. Als ik me niet vergis hoorde ook de latere minister Braks tot de toenmalige aanhang van Tonny. Langs Buurtseweg en Dijkgraafseweg verdwenen ondermeer de Vivo van Veldkamp/ Van Ingen, op het Dammetje lompenhandel Ballie Kluntjes – op zondag Klontjesbakker Horden, sigarenmagazijn Mientjes, café Lenting, kapper Gijsje Onderstal. Deze kapper verkocht ook condooms….dat was wat in die tijd. Met rode koppen werd er om gevraagd en wij waren natuurlijk niet te beroerd om in de buurt te vertellen, wie die dingen had gekocht. Toen bleek dat je die dingen ook om de uitlaat van brommers kon schuiven, steeg de verkoop met stip en was het gevloek niet van de lucht. Ook wasserij het Witte Zwaantje,slagerij Gerritsen, fietsenwinkel Lub Wien, Broer Derks, kruidenier Job Hendrikse, garage Ackermann, kapper Eimers met daar achter het smulhok van Willem Eimers zijn allang uit het straatbeeld verdwenen. Eimers startte later de welhaast legendarische Sydney Snackbar aan de Hoogstraat . Ook weg uit de buurt zijn groentehal Wolve, kruidenier en postagentschap Lindner, kolenhandelaren Scheffel en Van Brakel, bakker Van de Linden, schoenenwinkel Slotboom, Mulder’s kruideniersbedrijf, vishandel Van de Weerd, melkboer Roel van
5
Laar, de slagerijen Postma, Jansen en Onderstal, fietsenwinkel Gerritsen, poelier Westland, bloemenman Elsenaar, klompenmaker Nijhuis, en een fourniturenwinkel. Oud ijzerhandel Van de Brink (de pruum), smederij Looyen, meelbedrijf Looyen ( de zwarte en de witte Looyen dus eigenlijk) en Wijnveens carrosseriebedrijf, waar zelfs brandweerauto’s werden gebouwd zijn ook verdwenen Het is maar een voorbeeld van een buurt.Maar meer nog geeft het de intensiteit van de handel aan in die vijftiger en zestiger jaren. Want al die negotie werd bedreven op een oppervlakte van slechts enkele honderden vierkante meters. Waarbij ik ook nog eens lang niet volledig ben geweest. Het stadsbeeld verandert door een veranderende tijd en de komst van andere culturen.Zo zijn er tegenwoordig tal van toko´s en is er eten uit bijna de hele wereld te verkrijgen. Vroeger konden we voor koloniale waren volgens mij alleen bij Looyen op de Hoogstraat en Borghard op de Generaal Foulkesweg terecht. Niet alleen de komst van de supermarkt is verantwoordelijk. Vele kleinere winkels verdwenen bijvoorbeeld door de toenemende ontkerkelijking. Gereformeerden kochten bij gereformeerden en katholieken bij katholieken. In de Vijzelstraat kocht je protestants brood bij Roseboom en katholiek brood bij de Volharding. Dit verschijnsel stond ook wel bekend als gedwongen winkelnering. Mijn vader hield niet van die onzin. Die was - tot hij vlak na de oorlog een overheidsbaan kreeg - bakker en wist dat beide bakkers het meel van dezelfde fabriek kregen. Nu ik hier in de bibliotheek mijn verhaal vertel, moet ik aan een kostelijke anekdote terug denken. Velen onder u hebben ongetwijfeld Gerard Slotboom gekend. Deze zich vrolijk door de wereld trommelende stadgenoot ging diverse ochtenden in de week een broodje halen bij bakkerij Mekking aan de Stationsstraat. Dit broodje werd vervolgens door slager Wijnveen met een plakje worst belegd. Bij groenteman Jansen kreeg hij vaak wat
6
fruit. Vervolgens ging hij bij café de Prins van Jan de Jong alles oppeuzelen. Dat hij van Jan dan een gratis kopje koffie kreeg was voor Gerard niet meer dan vanzelfsprekend. Ik vind het nog steeds een geweldig verhaal. Er is veel veranderd. En door de komst van Internet verandert er nog veel meer. Veranderingen scheppen nieuwe kansen ook voor de winkeliers. Daartoe biedt onze gezellige stad vele mogelijkheden. Maar dit geldt zowel voor de overheid als voor de middenstand: …ondernemen is wel wat anders dan kruidenieren .. Uitgaan in Wageningen. In de vijftiger jaren kende Wageningen een aantal uitgaansmogelijkheden. In het befaamde Negro / achter het Luxor theater ben ik geloof ik maar een enkele keer geweest. In het Luxortheater zag ik ooit een film van Bulletje en Bonenstaak. Verder heb ik er niet al teveel herinneringen aan. Aan het Citytheater in de Stationsstraat des te meer. Ik zag er mijn eerste film. Het ging over het leven van Ezeltje Bim. Tranen met tuiten huilde ik. In het City zag ik geweldige knokfilms met Eddy Constantine , High Noon met John Wayne en Winden waaien rond de rotsen. In Wageningen werd dat al snel `Winden waaien rond de zotsen`, want zots was de bijnaam van theater eigenaar Westland. Ik ging en naar toe met mijn eerste vriendinnetje en kwam er ooit eens uit met een rood achterwerk. Ik had niet in de gaten dat een stel meiden de houten stoelen op de stijve nekkenrij met lipstick had ingesmeerd. Niet snel nadat ik uit de film kwam begreep ik waarom een aantal meiden me uitlachte. M´n mooie kakibroek zag er niet uit. Ook Junushoff ontwikkelde zich tot een bioscoop. Sommige films bleven lang draaien. Ik herinner me Exodus en Ben Hur met Charlton Heston. Ook in het Sint Jozefgebouw / en later Ons Huis/ werden wel films vertoond.
7
Tegenwoordig is het Heerenstraattheater een prachtig alternatief voor vergane filmglorie van weleer. Om te dansen was Wageningen nooit “the place to be”. Natuurlijk had je dansschool Arntz. Dat was voor de stijldansers een geweldige plaats. Maar verder was er nauwelijks sprake van een danscultuur. In kroegen werd er natuurlijk wel eens een dansje gemaakt…maar dat gebeurde bijna altijd spontaan. Er was geen programma voor. Een uitzondering was de enige echte nachtclub die Wageningen ooit had. Café Metropole – van eigenaar Heuthorst - had een aparte dansvloer. Ook later als “Chez Bob” beleefde dit etablissement nog mooie tijden. Hetzelfde kan gezegd worden van de International Club waar de vele Wageningse culturen vaak bijna letterlijk op de dansvloer samensmolten. In mijn jeugd miste ik wel speciale uitgaansgelegenheden voor jongeren. Vooral tieners moesten voor veel dingen hun geluk buiten Wageningen zoeken. We trokken er met onze bromfietsen dan ook vaak op uit. Arnhem, Nijmegen en zelfs Oss waren populair. Diverse Wageningers trouwden met meisjes uit Oss. Er waren leuke jeugdtenten met optredens van beatbands en je kon er dansen. Zelfs in de toen nog boerendorpen Veenendaal en Ede was er meer te doen dan in Wageningen. In Wageningen had je wel Cornerhouse en het NBM restaurant, maar dat waren geen echte jeugdtenten. Op de sociëteiten was er wel vaak wat te doen. Maar daar kwamen de Wageningse meiden heel wat gemakkelijker binnen dan de plaatselijke jongens…als u begrijpt wat ik bedoel. Soms was het dus wel eens wat onrustig rond die studentenbastions. En als ik eerlijk ben denk ik dat veel tieners van tegenwoordig voor veel van de dingen die zij leuk vinden nog vaak buiten Wageningen terecht moeten. Zo ver ik me momenteel kan voorstellen is er naast Het Gat niet zo heel veel te beleven voor de wat jongere stappers. Ik heb er bij een aantal jongeren naar gevraagd . Hun reacties
8
waren eigenlijk zoals ik een beetje verwachtte. Hoewel Het Gat voor bepaalde groepen jongeren een prima plaats is om uit te gaan, mist men meerdere specifieke dansgelegenheden. Daarvoor gaat men vaak naar Arnhem of zelfs naar Utrecht. Wel vinden veel jongeren dat er genoeg keuze is aan gezellige kroegen. Ook heb ik me wel eens verbaasd over het feit, dat je om te bowlen niet in onze geliefde stad terecht kon en kan. Voor mij had al lang geleden Junushoff dat hiaat moeten opvullen. De exploitatie van het theater heeft te lang alleen op de schouwburgpoot gehinkt. Waarom zijn er in de gracht geen waterfietsen en kano’s te vinden, zoals onlangs in de feestweek. Waarom wordt dat prachtige terras niet intensiever uitgebaat door er een pannenkoekenboot aan toe te voegen. Ik noem maar wat.Het is nu echt niet voor de eerste keer dat dit soort oplossingen aangedragen wordt. Waarom wordt het culturele eiland waar Junushoff op ligt niet fysiek met de stad verbonden, waardoor de binnenstad omgekeerd weer logisch wordt aangesloten op het plantsoen en de stadsgracht. Dat trekt mensen. Gewoon een knip in de Plantsoenweg aanbrengen. Niet te bang zijn. Als de parkeerplaatsen waar ze nu zijn worden geoptimaliseerd en er extra ruimte wordt gevonden op het terrein van het voormalige hoofdgebouw van de universiteit dan blijft de gehele stad prima bereikbaar en wint deze enorm aan aantrekkelijkheid. Wat is er trouwens met al die dure plannen gebeurd die er voor deze omgeving ontwikkeld zijn? Niet lullen maar poetsen, zei oud trainer Frits Korbach ooit. Hij had gelijk. Heb vertrouwen in de toekomst. Op deze toekomst en op het verleden van onze mooie 750-jarige stad hef ik het glas. (dank aan: personeel bibliotheek, Francine de Windt en Willem Ruisch (Oud Wageningen/ Casteelse Poort. Willem Straatman, september 2013
9
Dank aan Willem Ruisch (Oud Wageningen/Casteelse Poort), Francine Botje –de Windt en behulpzame mensen van de bibliotheek.
10