Zijn de aandelenmarkten hun cyclisch hoogtepunt voorbij? Veel beleggers werden koud gepakt door de correctie die de aandelenmarkten wereldwijd in de tweede helft van augustus ondergingen. Zo daalde de EuroStoxx50PR index van 3828,78 punten op 13 april 2015 tot 3073,39 op 24 augustus 2015, hetzij een daling met 19,7%. Sindsdien is er enig herstel merkbaar, maar de trend blijft duidelijk negatief (zie linker grafiek met toegevoegde trendlijn). Anderzijds is de prestatie van deze zelfde index sinds begin 2009 nog steeds uitstekend. Ondanks de recente correctie, noteert hij op 14 september 2015 36,5% hoger dan begin 2012 (zie 4000
3900
EuroStoxx50PR (02/01/2012 - 08/09/2015)
3800 3700
3500
3600 3500 3000 3400 3300 2500
3200
EuroStoxx50PR (01/04/2015 - 08/09/2015)
3100 3000 1/04/2015
1/06/2015
1/08/2015
2000 2/01/2012
2/10/2012
2/07/2013
2/04/2014
2/01/2015
rechter grafiek, inclusief toegevoegde trendlijn). De EStoxx50 evenzeer als een groot aantal andere indices (Dow Jones Industrials, S&P500, Nasdaq Composite, Nikkei225, DAX, CAC40…) volgt al sinds het dieptepunt van maart 2009 een stijgende lijn. Deze intussen 6,5 jaar oude opgaande trend is vanuit historisch oogpunt ongebruikelijk lang. Op langere termijn kent de EuroStoxx50 de volgende ontwikkeling. 6000
EStoxx50PR (01/01/1997 - 14/09/2015) 5500 5000 4500 4000 3500 3000 2500 2000 1500 1/01/1997
1/01/2000
1/01/2003
1/01/2006
1/01/2009
1/01/2012
1/01/2015
De donkerblauwe, licht dalende lijn geeft de trend weer van de EuroStoxx50PR sinds meer dan 18 jaar. De oranje verbindt de drie historische toppen (TMT bel in 2000, huizenbel in 2007, liquiditeitsbel in 2015). Uiteraard kan men argumenteren dat de jongste top (nog) geen cyclische top is en dat de stijging zal hervatten. Echter, buiten hogere eenvoudige technische analyse, zijn er nog andere factoren die duiden op een cyclisch maximum (overigens niet alleen voor de EStoxx50PR, maar ook voor alle andere, hoger genoemde indices). In de volgende bladzijden worden ze besproken. 1
2. Een cruciaal gegeven dat mee aan de basis ligt van de stijging sinds maart 2009 van de belangrijkste wereldbeurzen, is de enorme liquiditeitsvoorziening door de grote centrale banken. Liquiditeit wordt door de grote centrale banken gecreëerd door het opkopen van allerlei effecten (overheidsobligaties, hypotheekleningen, vastgoed- en aandelen ETF’s…). 600
Balanstotaal grote centrale banken (01/01/2008 - 16/09/2015; geïndexeerd)
500 ECB
FED
BoJ
400
300
200
100
0 1/01/2008
1/01/2009
1/01/2010
1/01/2011
1/01/2012
1/01/2013
1/01/2014
1/01/2015
Hierdoor stijgt de omvang van hun balans (zie bovenstaande grafiek). In theorie zijn deze liquiditeiteninjecties bedoeld om commerciële banken toe te laten gemakkelijker krediet toe te staan. In de praktijk pakt dit anders uit omdat deze laatste nog altijd niet snel geneigd zijn veel extra risico’s te nemen. M.a.w. de ruime extra liquiditeitscreatie door de centrale banken komt slechts gedeeltelijk in de reële economie terecht. Ze blijft plakken in de financiële sfeer, waar ze o.a. de waardering van de aandelenbeurzen heeft aangevuurd. 300 250
Liquiditeitenvoorziening en beursevolutie (01/01/2012 - 31/05/2015)
200 150 100 50 0 1/01/2012
ECB Balans BoJ Balans S&P500 1/10/2012
FED Balans EuroStoxx50 Nikkei225 1/07/2013
1/04/2014
1/01/2015
Dit blijkt duidelijk uit de S&P500 en de Nikkei225 indices wanneer hun verloop wordt afgezet tegen de stijging van het balanstotaal van respectievelijk de Fed en de BoJ (zie grafiek hiernaast). We laten deze grafiek begin 2012 aanvangen omdat beide centrale banken toen zijn gestart met hun tot nog toe omvangrijkst programma van kwantitatieve versoepeling. Hij eindigt op 31 mei 2015.
De correlatie tussen de stijging van het balanstotaal van de Fed en de BoJ is bijna perfect, zoals blijkt uit onderstaande data. De negatieve correlatie tussen de balans van de ECB en de evolutie van de EStoxx50PR wordt verklaard door de tot voor kort andere visie van de ECB. Correlatie van 01/01/2012 t.e.m. 31/05/2015 tussen ECB Balans en EStoxx50PR tussen Fed Balans en S&P500 tussen BoJ Balans en Nikkei225
-0,83 +0,98 +0,95
Tot in maart van dit jaar stond de ECB aan de zijlijn. Pas op dat ogenblik is ze op haar beurt gestart met een programma van kwantitatieve versoepeling. Van maart 2015 t.e.m. einde mei 2015 ligt de correlatie tussen haar balanstotaal en de evolutie van de EuroStoxx50 PR index - net zoals dit het geval is voor de Fed en de BoJ - ook ruim boven 0,9. Zoals hogerstaande tabel illustreert, was de 2
correlatie voordien echter zwaar negatief: de EStoxx50 PR ging stevig vooruit, terwijl het ECB balanstotaal daalde. Dit is het gevolg van de afbouw door de ECB van de in de periode 2010-2011 toegekende mega noodkredieten aan commerciële banken. Blijkt dus dat de ECB sinds maart van dit jaar bezig is met een inhaaloperatie: tot en met september 2016 koopt ze maandelijks voor gemiddeld 60 miljard EUR obligaties op. Onder meer hierom zijn veel analisten van mening dat de Europese aandelenmarkten nog zonnige dagen wachten. De sterke band tussen de geldcreatie door de grote centrale banken en de evolutie van de aandelenbeurzen, staat echter stevig onder druk. 3. De door veel analisten in september verwachte verhoging van de korte rente door de Fed, is niet doorgegaan. Nu speculeert men erop dat het december of januari 2016 wordt. Een hogere Amerikaanse rente spoort echter niet met de wereldwijde economische vooruitzichten. Tot half augustus verkeerden de aandelenmarkten in de overtuiging dat de toen algemeen verwachte verhoging van het Amerikaanse korte rentetarief zou worden opgevangen door de extra liquiditeiten gegenereerd door de ECB, de BoJ en de People’s Bank of China (PBOC). M.a.w. de ene bron van liquiditeiten zou vervangen worden door andere, terwijl het wereldwijde economische herstel zich zou bestendigen. Op grond hiervan en omdat kapitaal mobiel is, zag men hierdoor de beurzen verder aantrekken. Echter, de recente neerwaartse bijstellingen door het IMF en de OESO van de wereldwijde economische groei, gevolgd door alarmerende berichten uit China van een sterk teruglopende productie en consumentenvraag, zijn als zand in de machine. Beleggers twijfelen meer en meer aan het basisscenario van aantrekkende groei en stijgende bedrijfswinsten. Hierdoor is het waarschijnlijk dat de hoge correlatie tussen de groei van het balanstotaal van de grote centrale banken en de beursevolutie tot het verleden behoort. 4. De mayonaise pakt niet. Het blijft een merkwaardige vaststelling dat ondanks het vervijfvoudigen of verdrievoudigen van hun balanstotaal - in combinatie met een quasi nul procent rentetarief - de Fed noch de BoJ erin geslaagd zijn de economische groei op een consistente manier aan te zwengelen. De Verenigde Staten zijn er het minst slecht aan toe, maar belangrijke parameters zoals de bouw van nieuwe huizen of de tewerkstellingsgraad van de werkende bevolking zijn nog veraf van het niveau van voor de crisis van 2008-2009. Ondanks de met veel bravoure aangekondigde nieuwe economische politiek (‘Abenomics’) glijdt Japan verder weg (dalende BBP groei, deflatie). Intussen worden de nadelen van de politiek van ultralage rente en kwantitatieve versoepeling steeds duidelijker (niet productieve investeringen, het verzwakken van de financiële stabiliteit van verzekeringsmaatschappijen, overmatig lenen…). Meer en meer gaan er stemmen op (o.a. van de Bank voor Internationale Betalingen) om deze politiek te verlaten. Een normalisering van de monetaire politiek zou echter een dermate negatieve impact hebben op de reële economie, dat dit hoogst onwaarschijnlijk is. Anders gesteld, de grote centrale banken weten het ook niet meer. 5. Daarom gaat vandaag de overgrote meerderheid van de beleggers er vanuit, dat de omgeving van lage rente nog jaren zal aanhouden (de ‘new normal’). In die optiek zijn aandelen tegen de huidige koersen nog steeds aantrekkelijk gewaardeerd omdat vele een stabiel tot stijgend dividend betalen dat soms drie tot vier keer hoger is dan de LT rente op 10 jaar. In deze visie leggen de lage rentevoeten een vangnet onder de aandelenkoersen en zijn correcties uitgelezen instapmomenten. Twee gevaren bedreigen deze zienswijze. Op de eerste plaats zijn de winst- en dividendvooruitzichten functie van de economische gang van zaken. Als de groei matig is tot afneemt (zie hoger), dan staat de toekomstige winst per aandeel onder druk. Ergo, de huidige aandelenwaarderingen zijn dan te hoog. Ten tweede is het onduidelijk welke monetaire politiek de Fed in de toekomst gaat volgen. Zo is het niet uitgesloten dat de Amerikaanse centrale bank opnieuw een rondje kwantitatieve versoepeling draait, mocht de economische groei onder de verwachting blijven. De vraag is dan hoe de langetermijnrente hierop zal reageren. In plaats van te dalen (zoals ze bij vorige QE experimenten heeft gedaan), zou ze kunnen stijgen uit vrees dat de Fed een ongeloofwaardige monetaire politiek voert.
3
6. In combinatie met de almaar hogere schuldgraad van overheden, bedrijven en particulieren, kan paradoxaal genoeg niet worden uitgesloten dat er liquiditeitstekorten ontstaan, zelfs al zou de Fed een nieuw programma van kwantitatieve versoepeling lanceren. In sectoren als biotechnologie, exploratie en winning van leisteenolie en telecommunicatie hebben nu al heel wat bedrijven moeite om de rentebetalingen op hun uitstaande leningen te voldoen. Ook het opkoopprogramma van euro overheidsobligaties van de ECB ondervindt regelmatig tegenwind bij gebrek aan marktliquiditeit. Tenslotte kijken nog nooit zoveel particulieren als vandaag in de eurozone (consumptiekrediet) en in de Verenigde Staten (auto- en studentenleningen) aan tegen betalingsachterstanden. Tot nog toe negeren de financiële markten grotendeels deze signalen. 7. De ineenstorting van veel grondstoffenprijzen is van een andere magnitude en blijft niet zonder grote gevolgen. De dramatische prijsevolutie van zo verscheiden grondstoffen als ruwe olie, koper en koffie heeft een zware impact op de inkomsten van grondstoffenbedrijven en op die van opkomende landen (Brazilië, Rusland, Zuid-Afrika…) die voor hun inkomsten voor een groot stuk afhankelijk zijn van de export ervan. 140,00
Geïndexeerd prijsverloop van enkele grondstoffen (01/01/2011 - 16/09/2015)
120,00
100,00
80,00
60,00
40,00
20,00 1/01/2011
Ruwe olie (Brent) Koffie Koper 1/01/2012
Suiker Graan
1/01/2013
1/01/2014
1/01/2015
Sinds begin 2011 (zie bovenstaande grafiek) - op een ogenblik dat de wereld op de drempel stond van een toen naar verwachting langdurig economisch herstel - en tot midden september 2015 hebben de vijf hier beschouwde grondstoffen verliezen geleden van 40% (graan) tot 65% (suiker). Hetzelfde beeld vertonen industriële metalen (nikkel, zink, ijzererts), edelmetalen (vooral platina en palladium), energie (steenkolen, aardgas) en landbouwproducten (van palmolie over hout tot levend vee). Zoals de grafiek hierboven aangeeft, betreft dit geen kleine, tijdelijke prijsdalingen, maar uitgesproken negatieve tendensen, die al jaren aanhouden. M.a.w. het is dus niet alleen de ineenstorting van de mediatieke ruwe olieprijs waarover het gaat, maar een algemene prijsdaling van de meeste harde en zachte grondstoffen. Zoals hoger gemeld, zijn de gevolgen hiervan voor bedrijven actief in de sector bijzonder nefast, zoals de grafiek op de volgende bladzijde aantoont. Vergeleken met begin 2011 noteren een tracker op junior goudmijnaandelen (Market Vectors Junior Gold Mines) en Vale (de wereldleider op het vlak van de ontginning en verwerking van ijzererts) met koersverliezen van rond 85%. Transocean (verhuur van oliebooreilanden) en Glencore (industriële metalen) doen nauwelijks beter (ca. -75%), terwijl BHP Billiton (een van de grootste grondstoffenbedrijven ter wereld) 60% verliest. De daling van de grondstoffenprijzen doet een reeks dominostenen omvallen. Als de prijs van een vat ruwe olie meer dan halveert op anderhalf jaar tijd, dan schroeven oliemajors type Total en Royal Dutch Shell hun exploratiebudget zwaar terug. Groot slachtoffer hiervan zijn toeleveringsbedrijven als Transocean die op lange termijn booreilanden verhuren. Een ander voorbeeld is Glencore. Dit bedrijf met meer dan 180.000 werknemers wil haar S&P BBB rating (nog net investment grade) 4
behouden. Omdat de winst zwaar onder druk staat en het dividend in gevaar is (waarschijnlijk wordt het geschrapt), is het management overgegaan tot een zware reorganisatie: voor 1 miljard USD activa wordt verkocht, leningen worden vervroegd terugbetaald en ook hier wordt het investeringsbudget verminderd. Dergelijke besparingen resulteren in een negatieve multiplicator. Het spreekt vanzelf dat ook toeleveranciers van Glencore zullen moeten besparen (cf. oliemajors en Transocean), wat een neerwaartse spiraal op gang brengt. 140,00 120,00
Geïndexeerd koersverloop van enkele grondstoffenaandelen (01/01/2011 - 16/09/2015)
100,00 80,00 60,00 40,00 20,00 0,00 1/01/2011
MV Junior Gold Miners Glencore Vale BHP Billiton Transocean 1/01/2012
1/01/2013
1/01/2014
1/01/2015
Aan de gevolgen van de val van de grondstoffenprijzen ook voor Westerse bedrijven, wordt te weinig aandacht besteed. Want het zijn niet alleen ondernemingen actief in de sector van de grondstoffen zelf die worden geraakt. Zo grondstoffenlanden en -bedrijven minder verdienen, verdwijnt er koopkracht. Consumenten kunnen zich minder veroorloven, iets wat zo verscheiden firma’s als Apple, BMW en LVMH (die een belangrijk deel van hun inkomsten in de BRIC regio’s realiseren) nu al ondervinden. 8. Als niets meer werkt, is er nog altijd de wisselkoers. De devaluatie van de Chinese renminbi tegenover de USD met ongeveer 4% midden augustus zou voor een stuk meetellen als verklaring voor de terugval van de beurzen sindsdien. Maar al bij al is dit een vrij onschuldige ingreep. Sinds het uitbreken van de financiële crisis in 2007, hebben heel wat regio’s en landen zich schuldig gemaakt aan wisselkoersmanipulatie met de bedoeling hun economie dankzij goedkopere uitvoer van zuurstof te voorzien. In de loop van 2008 verloor het GBP tot 43% tegenover de EUR. De Japanse yen raakte tussen midden 2012 en eind vorig jaar 36,8% tegenover de EUR kwijt, terwijl de eenheidsmunt tegenover de USD tussen midden 2014 en begin 2015 net geen kwart van zijn waarde in rook zag opgaan. Satellietmunten zoals de AUD, CHF, NOK, NZD, SEK, SGD volgden in het spoor van hun grote broers, waarbij soms extra bezwarende elementen optraden (de AUD bijv. verloor bijkomend tegenover de EUR omdat dit land veel grondstoffen naar China exporteert: in China draait de economie minder goed en de grondstoffenprijzen zijn gekelderd). Devalueren met de bedoeling de concurrentiepositie te versterken en zo de eigen economische groei te stimuleren, werkt echter niet. Dit was zo tijdens de Grote Depressie van de 30er jaren, dit is vandaag evenzeer het geval zoals o.m. Japan bewijst. Valutamanipulatie wordt door politici en centrale bankiers gezien als het ultieme redmiddel (een financiële atoombom) om de eigen economie een kickstart te geven. Maar wat devaluaties betreft, is er maar een - evident - besluit mogelijk: iedere devaluatie verarmt een land en zijn bevolking vergeleken met de rest van de wereld. Aangezien competitieve devaluaties vandaag de normaalste zaak van de wereld zijn (hun aantal zal naar alle waarschijnlijkheid nog stijgen), is dit een bron van permanente volatiliteit die constant zal wegen op de financiële markten. 9. Eerst deflatie, dan inflatie. Naast de ineenstorting van de grondstoffenprijzen, leiden de competitieve devaluaties tot een omgeving van steeds lagere prijzen. Indien de JPY tegenover de EUR 5
meer dan 1/3de verliest, dan wordt een Toyota in principe 1/3de goedkoper in Europa. Europese autoconstructeurs ondervinden hierdoor meer concurrentie zowel op hun thuismarkt als in Japan. Bijgevolg zal de winst per verkocht voertuig dalen en zal er druk ontstaan om efficiënter te gaan produceren (een lapidaire manier om te zeggen dat ze in de kosten zullen moeten snijden). De fel gedaalde en nog dalende grondstoffenprijzen, de uitgesproken wisselkoersbewegingen en de overcapaciteit in grote delen van de wereld, resulteren in het zich wortelen van een deflationair klimaat. Onder die omstandigheden is het uitgesloten dat het wereldwijde BBP de komende kwartalen sterk stijgt. Het tegendeel is waar, zoals de recente neerwaartse herzieningen van de wereldwijde BBP groei door het IMF en de OESO aantonen. Op langere termijn (3 jaar en meer) zal inflatie echter weer de kop opsteken. Want het ligt voor de hand dat bij tegenvallende groei de centrale bankiers de geldkraan opnieuw (Fed) of nog veel wijder (ECB en BoJ) zullen opendraaien (zie hoger). Mario Draghi, voorzitter van de ECB, heeft hierop tijdens zijn persconferentie van 3 september ll. al gealludeerd. Nog veel meer liquiditeiten in de economie stoppen dan nu al het geval is, zal vroeg of laat resulteren in het fors oplopen van inflatie. De reden hiervan is dat de vraag naar goederen en diensten vooral in de opkomende landen de komende decennia zal aantrekken, terwijl het aanbod - o.a. als gevolg van de actueel lage (grondstoffen)prijzen die resulteren in het schrappen van uitbreidingsinvesteringen - niet zal zijn gevolgd. Een lager aanbod, in combinatie met een hogere vraag en een sterk gestegen geldmassa, leidt geheid tot inflatie. 10. Het sentiment van de belegger is aan het keren. Het ongebreidelde optimisme dat ervoor heeft gezorgd dat nog nooit zoveel werd geleend om in aandelen te beleggen (in de Verenigde Staten bijna twee keer zoveel als tijdens de TMT gekte) of dat beleggers er steevast toe bracht bij correcties ‘en masse’ te gaan bijkopen, brokkelt tegen sneltempo af. Het positivisme ligt vanuit allerlei hoeken onder vuur: de twijfels over het beleid van de centrale banken, de Chinese groeikrampen, de vluchtelingenproblematiek, de constante terroristische dreiging, de magere economische groei, de strijd in het Midden-Oosten… Onder die omstandigheden moet men een uitzonderlijk positieve levensvisie aankleven om te verwachten dat de beurskoersen de komende jaren flink hoger zullen noteren. 11. Tussenbesluit 11.1. Het grootste gevaar voor de aandelenmarkten is niet een of enkele eerder symbolische renteverhogingen door de FED (voor zover die er al komen), maar wel de om zich heen grijpende deflatietendens. Een aantal economen zien lagere (energie)prijzen als een positieve ontwikkeling voor de Westerse economieën en voor Japan. In de praktijk is hiervan echter niets te merken: de groei blijft amechtig (eurozone), dan wel helemaal afwezig (Japan). In de Verenigde Staten wegen de lagere energieprijzen zelfs op de economische groei omdat de belangrijke sector van energieproductie en -exploratie hierdoor wordt afgeremd. M.a.w. dat lagere grondstoffenprijzen positief zijn voor de economie als geheel, is een fabeltje. 11.2. Een aantal grote activaklassen kent al deflatie. Dit betreft niet alleen grondstoffen (zie hoger), maar ook de geldmarkt en obligaties allerhande. Ultralage rentevoeten zijn geen signaal van sterke economische groei, maar wijzen op de vertwijfeling die zich van de centrale banken heeft meester gemaakt als het erop aan komt de economie te sturen. Bovendien creëren de lage rentevoeten bubbelproblemen (overmatig lenen) en solvabiliteitsproblemen (verzekeringsmaatschappijen). 11.3. Zou deflatie zich meer prominent doorzetten, dan tast dit de winstgevendheid van de bedrijven aan. De verkoopprijs per eenheid product of dienst gaat naar beneden, terwijl de kostenstructuur niet tegelijkertijd of niet in dezelfde mate kan worden gedrukt. 11.4. De plotse en soms aanzienlijke valutaschommelingen resulteren in verhoogde volatiliteit. Sinds enkele jaren is er zonder meer spraak van wisselkoersoorlogen: een neerwaartse spiraal 6
waarbinnen vorige maand China nu ook zijn eerste stappen heeft gezet. Ongetwijfeld zullen er meer volgen. 11.5. Beleggen is geen exacte wetenschap, maar wordt voor een groot stuk gedragen door emoties en door veranderende percepties. Het lijkt erop dat het beleggerssentiment een negatieve bocht heeft genomen. 12. Waarin beleggen? De wereldwijde monetaire politiek van ultralage rente en quasi onbeperkte liquiditeitenvoorziening resulteerde de voorbije jaren in een economisch-financiële omgeving die aandelenbeleggingen sterk bevoordeelde. Dit positieve aandelenklimaat is snel aan het kantelen. 12.1. Iedereen is inflatie gewoon (denk bijv. aan de gepikeerde reactie van de vakbonden i.v.m. de mogelijke loskoppeling van de lonen aan de index van de kleinhandelsprijzen). Deflatie die zich langzaamaan in de geesten installeert, creëert een compleet ander denkkader. Zo zien schuldenaars hun aflossingslast in reële prijzen stijgen. Dit heeft voor gevolg dat het aangaan van schulden minder aantrekkelijk wordt. Voor beleggers zijn de gevolgen van deflatie nefast: de cyclus van dalende prijzen die al enkele jaren aanhoudt in de grote activaklassen van geldmarkt, obligaties en grondstoffen, dreigt ook aandelen onderuit te halen. 12.2. In dit deflatoire klimaat zijn hoogrentende gereglementeerde spaarboekjes geen slechte keuze. Vandaag bieden ze tot 1,5% rendement (waarbij bruto meestal gelijk is aan netto). Ook tak 21 verzekeringen met hoog gegarandeerd rendement zijn interessant, al missen ze de soepelheid van het spaarboekje. Eens de periode van deflatie op haar einde loopt, komt het er immers op aan naar andere grote activaklassen over te schakelen. Uiteraard dient de grens van 100.000 EUR per persoon en per instelling gerespecteerd te worden, zelfs al zal die overheidswaarborg niet veel uithalen mocht een nieuwe veralgemeende financiële crisis uitbreken. 12.3. De grote activaklasse van de grondstoffen dreigt in een zich uitdiepende deflatoire omgeving nog veel meer in te leveren dan nu al het geval is. Zo spreekt Goldman Sachs over een mogelijke verdere daling van de prijs van ruwe olie tot 20 USD per vat (hoewel, dit is niet hun basisscenario). Ook edelmetalen en bedrijven die in deze sector actief zijn, zullen onder deflatie lijden. Ze blijven te mijden tot op het ogenblik dat de inflatie opnieuw aantrekt. 12.4. Alternatieve producten zijn een heel verscheiden activaklasse. Producten die gebruik maken van opties en futures en die niet afhankelijk zijn van de evolutie van een onderliggend actief (m.a.w. het eindresultaat op vervaldag is bijv. niet gekoppeld aan een vooraf vastgelegde stand van de EuroStoxx50), hebben potentieel. Meer avontuurlijk ingestelde beleggers kunnen in dit verband denken aan ETF’s die beursindices shorten. Het gevaar is evenwel, dat het gebruik van hefbomen onder druk komt te staan (in een periode van deflatie staat schuldenafbouw centraal), waardoor de toegankelijkheid tot deze financiële instrumenten wellicht wordt bemoeilijkt. 12.5. Vastgoed tenslotte, zal in een periode van deflatie goedkoper worden. Meer in het bijzonder wat betreft geëffectiseerd beursgenoteerd vastgoed, zal dit synchroon evolueren met de bredere aandelenindices. Nochtans is de verwachting dat hun koersen naar analogie met de situatie in 2008/2009, beter weerstand zullen bieden als gevolg van het betalen van vaste, hoge dividenden. Dit is des te meer het geval voor defensief beursgenoteerd vastgoed (seniories, supermarkten, baanwinkels…). Zelfs indien de huurinkomsten niet meer zullen stijgen, zullen deze bedrijven door de bank genomen de middelen hebben om hun huidig dividendniveau te handhaven.
7
13. Tot slot. Dit Memo is een poging om boven de waan van de dag uit te stijgen door een aantal tendensen op de financiële markten in een breder kader te plaatsen. Een tijdshorizon is niet bepaald. Het is bijv. mogelijk dat de aandelenbeurzen toch nog een opwaartse rit meemaken, nu de Fed eindelijk haar rente-ei heeft gelegd. Niettemin lijkt de trend gekeerd. Een niveau van de S&P500 van 2.500 punten, van 20.000 voor de Dow Jones Industrials of van 4.000 voor de EuroStoxx50 (cijfers die in april van dit jaar op Bloomberg circuleerden) zijn in deze aandelencyclus waarschijnlijk te hoog gegrepen. Deflatie die verder om zich heen grijpt, de vertraging van de economie in de BRIC landen, de openlijke manipulatie van wisselkoersen, de geloofwaardigheid van de centrale banken… wegen nu al op de beurzen en zullen dat in de toekomst nog meer doen. De kans is daarom groot dat een langere periode van dalende aandelenkoersen is aangebroken. Het kan bijgevolg geen kwaad het gewicht van geldmarktbeleggingen te verhogen ten nadele van de andere grote activaklassen.
©Precisis nv, Kattenstraat 37, 1741 Ternat (België). Dit Memo inclusief alle erin vermelde gegevens dient uitsluitend informatieve doeleinden. In geen geval kan het worden beschouwd als een aanbod tot aankoop of intekening op roerende waarden, noch als een advies terzake. Het copyright van deze bijdrage berust bij Precisis nv. Slechts mits voorafgaand schriftelijk akkoord, is het gebruiken of op gelijk welke manier dupliceren van deze bijdrage, van stukken ervan, of van specifieke afbeeldingen of grafieken, toegelaten. 8