Dantes engagement
In zijn opera Orfeo uit 1607 laat Claudio Monteverdi zijn held naar de onderwereld afdalen om zijn geliefde Euridice terug te gaan halen. Hij is vergezeld van de Hoop, Speranza, die hem bij het betreden van de Tartaros verlaat met de woorden: “lasciate ogne speranza, voi ch’intrate; lasciate ogne speranza, voi ch’intrate”. Laat alle hoop varen wie hier naar binnen gaat. Tot twee maal toe en met volle nadruk zingt ze hem dit toe. Deze woorden, waarvan librettist Alessandro Striggio dankbaar en effectvol gebruik maakte, waren op dat moment driehonderd oud! Begin veertiende eeuw geschreven, want het is een letterlijk citaat uit het begin van de derde zang van de Divina Commedia van Dante. De dichter zag deze tekst in ‘colore oscuro’ geschilderd boven de ingang van de onderwereld; met de Romeinse dichter Vergilius als gids was hij de nacht voor Goede vrijdag van het jaar 1300 zijn reis begonnen die hem gedurende een week achtereenvolgens naar het inferno, het purgatorio en het paradiso zou brengen. Dante schreef meer dan tien jaar aan zijn magnum opus, tot aan zijn dood in 1321. Hij voert zichzelf op als personage in zijn eigen groots gedicht; een reiziger naar plaatsen die door levenden schier onbetreden waren. Ja, de Trojaanse held Aeneas was er geweest én Orfeus, de Trakische zanger, maar beiden waren er in de verzen van Vergilius neergedaald. Daarom kon het ook niemand anders dan de Romeinse dichter zijn die hem als reisgids, als leidsman vergezelde. Terloops wil ik nog vermelden dat Dante in een ander werk, Il Convivio (Het Gastmaal), ook de mythe van Orfeus aanhaalt, die door zijn magisch fluitspel de wilde dieren tot rust bracht. Dante, de homo viator, engageert zich niet alleen in zijn Commedia tot het aanvatten van grote ondernemingen, ook in het échte leven heeft hij dat gedaan. Zo was hij de eerste dichter die aan de volkstaal, het Toscaans, die volheid en artistieke dimensie verleende waardoor een dialect kon promoveren tot een 1
literaire en intellectuele taal. Hij was natuurlijk niet de eerste dichter die in het Toscaans schreef, evenmin als Monteverdi de eerste opera componeerde. Maar voor beiden kan worden gesteld dat zij een nieuw genre, een nieuwe expessievorm, in een nieuwe taal direct tot onnoemlijke hoogten hebben weten te brengen. Ik ben me er van bewust dat het gevaarlijk is in absolute waarden te spreken maar toch durf ik te stellen – en ik voel me hierin geruggesteund door eminente kenners en ‘scholars’ – dat zowel Monteverdi als Dante in hun domein meesterwerken hebben gecreëerd buiten proportie, waarvoor zelfs de hoogste superlatieven ontoereikend zijn.
Dantes eerste rijp werkstuk was La Vita Nuova uit 1292, dé liefdeslyriek van de dertiende eeuw, waarin hij zijn ontmoeting met de jonge Beatrice Portinari beschrijft en zijn liefde voor haar. Hij gebruikt daarvoor de stijl van de moderne liefdeslyriek van dat moment, die van de provençaalse troubadours, maar lardeert deze poëzie met proza waarin hij probeert na te gaan wat deze liefde inhoudt en wat ze voor hem betekent. Hij mengt er ook verschillende versvormen door elkaar, maar het zijn vooral de sonnetten die eeuwen lang dichters in heel Europa zullen blijven inspireren. Ook in de Nederlanden, en dan heb ik het niet alleen over Hooft in de zeventiende eeuw, maar tot ver in de negentiende eeuw bij de tachtigers zelfs, Willem Kloos en in onze tijd Hugo Claus bijvoorbeeld, die er gretig uit citeert.
De nieuwe denkbeelden vind je volledig uitgewerkt in zijn Commedia waaraan hij de laatste veertien jaar van zijn leven heeft gewerkt. Hij noemde dit groots opgevatte werk een commedia omdat het een ‘blij endend’ spel is: de reis begint vol moeilijkheden, is zeer zwaar, maar aan het eind van de weg, na een tocht vol gevaren door het inferno en het beklimmen van de louteringsberg, bereikt hij uiteindelijk toch het Paradijs! Er is het visioen van de hemel. Dante zelf komt er 2
heel nederig uit. Het doel van de tocht was de mens tot het besef te brengen van zijn mogelijkheden en uiteindelijk van het geluk in de aanschouwing van het goddelijke. Dit wordt ondermeer weerspiegeld in de getallensymboliek: de heilige getallen drie en zeven en de veelvouden daarvan die doorheen het hele werk constant opduiken. De drie delen van het werk; de drie maal dertig zangen (plus één); het werk is geschreven in terzinen, drieregelige coupletten die hij ook aan de troubadours had ontleend; de negen kringen van de hel. Beatrice verschijnt aan hem wanneer er 63 zangen zijn voltooid; hij ontmoette haar toen hij negen was (6 + 3). Na haar ontmoeting komen er nog drie + nog eens 33 zangen.
Dante was nochtans geen getallengoochelaar; die getallensymboliek ligt niet aan de oppervlakte, maar onderhuids is het hele werk er wel van doordrongen; het is de uitstraling van de hogere missie die hij met zijn werk beoogt. Hij zag zich in zijn commedia geleid, geïnspireerd door een goddelijke kracht.
Dante schreef een actueel dichtstuk, wat het er, door de overvloedige verwijzingen naar personen, plaatsen en gebeurtenissen, voor ons vandaag de dag niet makkelijker op maakt om alle betekenislagen ervan te droorgronden. Hij was een criticus van zijn tijd, vooral in het Inferno. Daar kan hij het niet laten om wat hij als de verdorvenheden van zijn tijd zag, aan de kaak te stellen: hypocrisie, verraad, woeker, diefstal, afpersing en verkwisting, en dit in een periode waarin een nieuw economisch model, dat van de op het profijt gerichte burgermaatschappij, aan het groeien was. Woekerrenten waren niet alleen schering en inslag in de stadstaten maar ook binnen de kerk. Het waren deze systemen die Dante op de korrel nam; dus niet alleen corrupte politici en omkoopbare rechters, ook met name drie pausen, waarvan sommige al een aureool van heiligheid om het hoofd hadden, stopte hij in de hel omwille van hun gierigheid of omdat ze zich aan simonie hadden bezondigd. 3
Zij hadden de kerk tot een dievenkuil omgevormd en het licht tot duisternis gemaakt, zo schrijft hij, hen terechtwijzend. Maar de grootste aller zonden is en blijft in Dantes ogen het verraad. In de laatste hellekring, steken de hoofden van de verraders door de ijsvlakte, met in het midden de reus Lucifer. In zijn driemondige muil bevinden zich de drie aartsverraders: Judas, die Christus, de grondvester van de katholieke kerk verraadde, en Brutus en Cassius die Caesar, de oprichter van het Romeinse keizerrijk, vermoordden. Daar is geen berouw voor mogelijk. Voor het feit dat hij de republikein Cassius als één van de grootste booswichten aller tijden had afgeschilderd, werd Dante fel bekritiseerd door Macchiavelli. In zijn Discorso verweet hij Dante vooringenomenheid en passionele verblinding. In canto XV van de hel had Dante ook in weinig vleiende bewoordingen gesproken over zijn stadsgenoten die hem immers de ballingschap hadden ingestuurd: “In de wereld hebben de Florentijnen vanouds de roep blind te zijn; afgunstige, hebzuchtige, trotse mensen zijn het. Mijd hen en hou je verre van hun gewoonten.” Op het titelblad van zijn Commedia had Dante ook geschreven : “Hier begint de komedie van Dante Alighieri, Florentijn van geboorte, maar niet van zeden.” Dit was voldoende voor Macchiavelli om Dante een vadermoordenaar te noemen; hij vond dit een onvaderlandse houding van de dichter die hij nochtans zelf als zijn vader in de dichtkunst beschouwde. Hij noemde hem zijn meester in stijl en wijsheid; hij imiteerde hem in zijn poëzie en citeerde hem zo uit het hoofd. Dante was niet mals voor zijn stads –en geloofsgenoten, maar hoe stond hij tegenover andere culturen? Via de Zuid-Franse troubadours had Dante de Arabische cultuur leren kennen. In de Limbus, de eerste hellekring, treffen we een paar bekende moslims aan. Sultan Saladin en de filosoof Averroës zitten er bijvoorbeeld naast Seneca in dit voorgeborgte, de plaats voor degenen die deugdzaam hebben geleefd, maar ongedoopt waren gebleven. 4
Wanneer ze in de zesde hellekring bij de stad Dis aankomen roept Dante uit, en hij richt zich tot Vergilius: “Meester, ik zie al haar moskeeën!” Hieronymus Bosch schilderde ook moskeeën en minaretten als symbolen van verdorven wellust. Zo ook bij Dante. De minaret heeft haar oorsprong in de lingam; en de Mihrab, de nis waar de imam de bidders voorgaat en in de richting van Mekka wijst, zou van de yoni afstammen. In de libertijnse islamitische literatuur worden die vergelijkingen trouwens ook doorgedreven zoals bijvoorbeeld in een liefdesgedicht staat: “Hij speelt Imam voor haar Mihrab.” En de profeet zelf? Die komt Dante tegen in de negende kloof van de hel waar de schismatiekers hun straf uitzitten. Bij de beschrijving van Dante verzinken de Deense cartoons van Mohammed in het niet. De profeet wordt van zijn kin tot aan zijn aars gespleten: dé straf voor de scheurmakers, de veroorzakers van tweespalt in de wereld. Ik citeer hier voor de verstaanbaarheid gemakshalve uit de knappe vertaling van Peter Verstegen en Ike Cialona:
“Zijn darmen hingen er in slierten bij ; Ik kon alle organen onderscheiden, En ook de droeve zak waarin wat wij
Verteren, drek wordt; maar ondanks zijn lijden Keek hij mij aan, rukte zijn borst uiteen En zei: zo wijd kan ik mijn ribben spreiden!
Zie mij Mohammed aan: verminkt als geen!”
Want Dante ziet het zo: zonder zijn optreden zouden de Arabieren nu nog Christenen zijn. Ook Mohammed had trouwens zelf, net als Dante, een tocht
5
naar de hemel en de hel gemaakt. Niet naar de louteringsberg, want een vagevuur bestaat in de islam immers niet.
Nu was deze kwelling van Mohammed niet uitzonderlijk; het ene personage lijdt al gruwelijker pijnen dan het andere. In de Malebolge, de achtste hellekring bestaande uit tien concentrische grachten, worden Dante en Vergilius telkens met nieuw lijden geconfronteerd. De troubadour Bertrand de Born, die hij hoog waardeerde als dichter, komt hen tegemoet, zijn hoofd voor zich uit dragend “als een lantaarn” zegt Dante. Duivels duwen zondaars met gaffels in kokende pek; de vleiers kruipen er door de drek; anderen dragen hun hoofd op hun rug.
De hel is een oord van verschrikking, angst en lijden; er hangt een allesdoordringende stank boven de modderpoelen en moerassen. De zondaars ondergaan er de verschrikkelijkste straffen. Eén paus, met name Bonifacius VIII, krijgt het van Dante zwaar te verduren: niet alleen stond hij ervoor bekend hoge ambten aan de meest biedende te hebben verkocht, hij was ook degene die zijn steun had verleend aan de politieke factie van de zwarte Welfen in Firenze, de partij die Dante ter dood had veroordeeld en in ballingschap had gestuurd. Een megalomaan die er van droomde de alleenheerschappij over alle landen van de wereld te verwerven. Voor de verwezenlijking van zijn droom liet hij eerst zijn oog vallen op de steden van Toscane. Dante stopt deze Bonifacius in de hel, terwijl deze paus op het moment waarop hij die reis naar het inferno onderneemt, nog in leven is.
Dante was inderdaad geëngageerd in het politieke bestel van Firenze. Hij behoorde tot de factie van de Witte Welfen. Er heerste in Firenze een soort tweepartijenstelsel. Dat was er gekomen nadat de partij van de pausgezinde Welfen in de jaren negentig de keizersgezinde Ghibellijnen hadden overwonnen. Maar in feite waren deze tegenstellingen al enigszins achterhaald, want door de 6
veranderende economische omstandigheden was het veeleer een tegenstelling geworden tussen de oude adel, de bezittende klasse, en de nieuwe opkomende burgerij die zich door handel rijk had gemaakt en zich met de staatszaken ging bemoeien. Die tegenstelling tussen de opkomende klasse van nieuwe industriëlen en de oude machtige feodale families resulteerde in een jarenlange, verbeten strijd met opstanden, moorden, brandstichtingen en verbanningen. Uiteindelijk kwam de vrije stadsstaat Firenze in handen van de nieuwe rijken die de stad min of meer een democratisch bestel wilden meegeven. Al heel snel kwam er ook daar verdeeldheid in de partij en kwamen de oude tegenstellingen tussen kerk en staat weer de kop opsteken met een strekking die zich afzette tegen al te grote pauselijke inmenging en terug aansluiting zocht bij de keizer. Dat waren de Witten van Vieri dei Cerchi waar Dante toe hoorde en de andere partij, de meer pausgezinden, de Zwarten, hadden als leider Corso Donati, een verwant van Dantes vrouw Gemma. De zwarten werden dus gesteund door de paus maar ook door Karel van Valois, de broer van de Franse koning Filips de Schone. In 1300 zetelt Dante in de hoge raad. Op dat moment wordt er een samenzwering verijdeld die tot doel had de stad in handen van paus Bonifacius te spelen. De samenzweerders worden ontmaskerd en zwaar gestraft. De Prioren, onder wie Dante, besluiten de initiatiefnemers te verbannen. Toen een jaar later na allerlei intriges de Zwarten weer de bovenhand halen, volgen represailles. De oude priores worden ter dood veroordeeld of in ballingschap gesturd. Dante, die op dat moment als gezant naar Rome was vertrokken, wordt bij verstek veroordeeld tot ballingschap en het verlies van zijn burgerrechten. Indien hij zich toch in de stad zou wagen, dan zou hij tot de brandstapel worden veroordeeld. Er begon voor hem een leven van rondzwerven tot het eind van zijn leven. Hij heeft nog wel geprobeerd met een zeshonderdtal anderen de stad weer voor zich proberen te winnen, maar elke poging mislukte. Uiteindelijk werd hij bij verstek ter dood veroordeeld. 7
Als balling doorkruiste hij gedurende bijna 20 jaar de Italiaanse landstreken en trad hij meermaals op als diplomaat en bemiddelaar in politieke geschillen voor bevriende vorsten bij wie hij onderdak had gevonden. De stad die hem had verbannen en later tot in den treure en met alle middelen, zelfs tot vijf maal toe door roof heeft geprobeerd om zijn stoffelijke resten terug binnen haar muren te krijgen, die stad – Firenze – heeft vijftig jaar na zijn dood een leerstoel opgericht waarin de Comedia werd onderwezen en verklaard. Aan Giovanni Boccaccio, de auteur van de Decamerone, die ook een leven van Dante schreef, én aan de Comedia voor goed het epitethon ‘Divina’ toekende, gaf lezingen waarin hij de Commedia analyseerde. Verschillende zondaren uit de Divina Commedia treden trouwens als schelmen op in de Decamerone!
Hoe sterk het Inferno tot de verbeelding spreekt, zo nieuw was Dantes beeld van het Purgatorio; het Vagevuur was toen ook nog een relatief jong begrip.Voor Dante was het een berg die zich op het zuidelijk halfrond bevindt midden in een eindeloze zee. Hoe ze daar geraken, vertelt hij heel beeldrijk : In de onderste hellekring daalt Vergilius met Dante op zijn rug langs het harige lijf van Lucifer naar het middelpunt der aarde. Bij de heup van Lucifer draaien ze heel moeizaam 180°, waardoor dalen plots klimmen wordt en zo bereiken ze via een rotsspleet de onderkant van de ijslaag waardoor de benen van Lucifer dus omhoog steken. Langs de bedding van een riviertje bereiken ze ten slotte het zuidelijk halfrond en de louteringsberg. Ze bevinden zich aan het strand van de oceaan waar de zon opkomt. Dan is er dat prachtige beeld van Vergilius die de dauw van het gras schept en daarmee de tranen en het vuil van Dantes gezicht wegwast. Dan bindt hij een bies rond dantes hoofd als teken van nederigheid en dan kan hij aan de beklimming beginnen. 8
Langs de negen hellingen stijgt Dante dan naar de bergtop waar de zielen door het vuur worden gereinigd en daar verlaat Vergilius hem: de heiden wordt daar afgelost door Beatrice die Dante van daar naar het Paradiso zal leiden. Dit paradijs gaat alle begrip te boven; woorden, de poëzie dus, schieten hier te kort zegt Dante. En hij moet zelfs nieuwe woorden uitvinden, hemelse neologismen om de schijn van de hemelse glorie maar enigszins te kunnen benaderen: de engelenkoren zijn aan het ‘alleluiare’ en ‘hosannare’ ter ere van Gods almacht. Ten slotte moet ook Beatrice wijken voor het felle licht en is het de kerkvader, Bernardus van Clairvaux, die Dante naar de witte roos leidt, het einddoel van zijn reis. Men kan de Divina Commedia zien als een allegorie , de reis van de mensheid op weg naar de komst van Christus, een heilsverwachting, of als de opgang van de ziel van een status van zonde naar de genade.
Ondanks de grote eenheid is er toch ook een grote discrepantie tussen de drie delen: het Inferno spreekt uiteraard door de vele kleurrijke figuren en angstaanjagende taferelen het meest tot de verbeelding en is dan ook het deel waar illustratoren in de loop van de geschiedenis hun inspiratie op hebben kunnen botvieren. Van William Blake tot Gustave Doré, van Dali tot Rauschenberg. Hoe ‘bijbelser’ de Commedia wordt, des te minder interessant lijkt ze om in beeld te worden gebracht. Het paradiso is al helemaal een onmogelijke opgave. Degene die dit het best heeft weten te benaderen was Sandro Botticelli, die met een immens lichte toets de vlammende stralenkringen van het paradijs heeft proberen te vatten. Hoe groot de invloed van Dante is geweest op andere dichters, zo minimaal is zijn werk door filmmakers gebruikt. Er zijn een paar pogingen geweest, rond 1920 zelfs al, maar uiteindelijk bleef het bij decorfilms met gruwelbeelden. Toen Pier Paolo Pasolini werd vermoord, vond men een onvoltooid scenario voor een verfilming van de Divina Commedia bij hem op zak: La divina 9
Mimesis. En Krzystof Kieslowski werkte na zijn ‘Franse’ Trois couleurs Bleu, blanc, rouge, tot aan zijn dood aan een trilogie hemel, vagevuur, hel.
Twee uitgesproken geëngageerde kunstenaars uit de twintigste eeuw die zich stortten op het werk van de grote Florentijn uit de veertiende eeuw. Het is dit jaar precies zevenhonderd jaar geleden dat Dante aan zijn Commedia begon te schrijven. Dit groots gedicht toont als geen ander dat Dantes kunst geworteld zit in de filosofie, de cultuur en de religieuze denkbeelden van zijn tijd. Hij maakte deel uit van een maatschappij waarvan hij ook de zwakke plekken blootlegde en ze aan de kaak stelde. Maar na het politieke débacle stond vóór alles zijn taak als dichter voorop.
In de honderd canto’s van de Divina commedia wordt de naam van Dante slechts één keer genoemd. Alle vorige keren wist hij het handig te omzeilen om dit niet te hoeven doen. De geesten die hem kennen noemen hem niet bij zijn naam en als het soms gebeurt dat hij zich moet voorstellen verzwijgt hij zijn naam en noemt hij zich Florentijn of iemand die nog niet gestorven is. Pas op de top van de Louteringsberg, in het aards paradijs, ziet hij Beatrice terug. Zij is dan al tien jaar dood maar zij is zijn ‘antica fiamma’ gebleven. Zij noemt hem als enige bij zijn naam: “Dante” zegt ze als eerste woord tegen hem. Vermanend. Als statement kan dit wel tellen!
10