Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Directie Langdurige Zorg
Stichting RAZ t.a.v. de heer mr. P.A.W. Bijleveld, algemeen manager Postbus 10 3998 ZR SCHALKWIJK
Ons kenmerk
Inlichtingen bij
Doorkiesnummer
Den Haag
Onderwerp
Bijlage(n)
Uw brief
Pgb en verblijf
1
29 maart 2006
DLZ/ZI-U-2689630
Geachte heer Bijleveld, Ik heb nota genomen van uw uitvoerige brief van 29 maart 2006 in reactie op mijn brief van 9 februari 2006. Daarin wijst u aan de hand van een algemene beschouwing op beleidsmatige inconsistenties, waar u als zorgaanbieder tegen aanloopt. Uw brief bevat op de pagina’s 11, 12 en 13 een overzicht van knelpunten c.q. ‘opmerkelijkheden’ waarop ik als volgt wil reageren. De door u aangevoerde knelpunten heb ik in cursieve letters herhaald. Op sommige knelpunten die met elkaar samenhangen, geef ik een reactie. 1) Zware verplichtingen voor zorgaanbieders versus houtje touwtje-oplossingen voor budgethouders. Overregulering enerzijds en – chargerend – chaotische taferelen anderzijds. Zorgkantoren hebben de verplichting kwalitatief verantwoorde zorg in te kopen. Om dat te kunnen toetsen worden aan de zorgaanbieders verplichtingen gesteld. De bedoeling en uitgangspunten van het pgb worden voorbij geschoten, indien aan budgethouders dezelfde verplichtingen zouden worden opgelegd als aan zorgaanbieders. De verplichtingen voor zorgaanbieders kunnen niet met die van de budgethouders worden vergeleken. Bij de toekenning van een pgb wordt aan budgethouders de verplichting opgelegd dat de zorg die wordt ingekocht, kwalitatief verantwoord is (artikel 2.6.9, lid 1, sub b). Kwalitatief verantwoord is die zorg die voldoet aan de daartoe strekkende normen van diverse zorgverlenende beroepsgroepen voor zover van toepassing. Uitgangspunt van het pgb is dat de budgethouder zelf redelijkerwijs in staat is te oordelen over de kwaliteit van de zorg (consumentensoevereiniteit). Vervolgens zijn op de desbetreffende beroepsgroepen en/of instellingen die zorg aan budgethouders verlenen onverkort de wet BIG en de Kwaliteitswet zorginstellingen van kracht. De wet BIG is van toepassing op de zorgverlener die verpleegkundige taken uitvoert. De kwaliteitsvraag zal zich voornamelijk voordoen bij de functies ondersteunende en activerende begeleiding. Op dit moment vindt er een onderzoek plaats naar de kwaliteit van de met een pgb ingekochte ondersteunende en activerende begeleiding.
Postbus 20350 2500 EJ DEN HAAG Telefoon (070) 340 79 11 Fax (070) 340 78 34
Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX DEN HAAG
Correspondentie uitsluitend richten aan het postadres met vermelding van de datum en het kenmerk van deze brief.
Internetadres: www.minvws.nl
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Spor t Blad
2 Kenmerk
DLZ/ZI-U-2689630
2) Op de stelling “Geen pgb voor het wonen. Pgb’s in de AWBZ blijven beperkt tot de zorgfuncties” zou kunnen worden afgedongen, omdat de comparatieve nadelen voor budgethouders (waaronder diegenen die wensen te kiezen voor kleinschalige woonvormen) ten opzichte van degenen die zorg in natura ontvangen door de veranderde regelgeving enigszins zijn, of althans lijken te zijn verzacht. In de AWBZ-brede pgb-regeling is per 1 januari 2006 de volgende bepaling toegevoegd: “Het zorgkantoor kan een netto persoonsgebonden budget van een verzekerde met een indicatie voor verblijf ophogen tot het bedrag dat de verzekerde in een instelling zou kosten, onder aftrek van de woonlasten.” Met dit artikel heb ik uitvoering gegeven aan de door de Tweede Kamer aangenomen motieSmits, waarin de regering wordt verzocht instrumenten als zorgzwaartefinanciering en pgb zo in te richten dat zelfstandig wonen mogelijk is en blijft (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 26 631, nr. 122). Over de wijze waarop aan deze bepaling uitvoering dient te worden gegeven, heeft het ministerie van VWS met het College voor Zorgverzekeringen (CvZ) overleg gevoerd. De uitkomst van dat overleg is in bijgevoegde brief van het CvZ d.d. 2 februari 2006 aan de zorgkantoren medegedeeld. Op basis van deze brief kan het budget voor verblijfsgeïndiceerden op twee verschillende manieren worden berekend. In eerste instantie wordt het budget berekend op basis van de meegeïndiceerde functies en klassen, inclusief huishoudelijke verzorging en op verzoek van de budgethouder verhoogd met een pgb voor twee etmalen tijdelijk verblijf per week. In de tweede plaats kunnen budgethouders het zorgkantoor verzoeken een pgb toe te kennen gebaseerd op het bedrag dat zij in een instelling zouden kosten minus de woonlasten. Deze bedragen die de budgethouders op basis van hun grondslag kunnen krijgen, staan vermeld in de brief van het CVZ aan de zorgkantoren. Deze uitvoeringsmaatregel geldt voor álle budgethouders met een indicatie voor langdurig verblijf en dus ook voor bewoners van kleinschalige woonvormen die een indicatie voor langdurig verblijf hebben en de zorg inkopen met een pgb. In mijn brief van 23 november 2005 aan de Tweede Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 20052006, 26 631, nr. 153) heb ik nogmaals benadrukt dat ik niet van plan ben een pgb voor het wonen (de stenen) in te stellen, maar wel een onderzoek laat doen naar de vraag waarom sommige wooninitiatieven wél en andere niet uitkomen met hun pgb. Ik heb het CvZ gevraagd dit onderzoek te verrichten in goed overleg met patiëntenorganisaties en verenigingen van budgethouders. Het resultaat van dit onderzoek verwacht ik na de zomer. 3) De vraag of er voor huishoudelijke verzorging (HV) mag worden geïndiceerd indien sprake is van een verblijfsindicatie betreft een thema waar de politiek mee worstelt. Het CIZ beweerde aanvankelijk van wel, het College voor Zorgverzekeringen zegt ‘Neen’ (waarna het CIZ weer bakzeil haalde). Maar op grond van de beraadslagingen over de Wmo lijkt het weer wel te kunnen. Wat is het nu?? 4) Is het niet merkwaardig dat in die situaties waarin de persoon in kwestie niet over een verblijfsindicatie beschikt wél voor HV mag worden geïndiceerd, en bij zorg waarbij de persoon wel een verblijfsindicatie heeft niet? De bestendige lijn van het CIZ was en is tot nu toe zoals die vermeld staat in het Protocol Huishoudelijke Verzorging (april 2005). Daarin staat dat, onverlet de uitspraak van de Commissie advies verstrekkingengeschillen van het CvZ, het CIZ op het standpunt blijft staan dat HV wel moet worden geïndiceerd gegeven de thuissituatie, ook wanneer de cliënt is aangewezen op ‘verblijf’. Alleen zo wordt volgens het CIZ de zorgbehoefte van de cliënt in de situatie waarin deze
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Spor t Blad
3 Kenmerk
DLZ/ZI-U-2689630
zich op dat moment (thuis) bevindt, nauwkeurig omschreven. De indicatie voor het onderdeel HV vervalt, als en wanneer ‘verblijf’ door de cliënt wordt gerealiseerd. Het heeft echter tijd gekost om de CIZ-lijn in alle CIZ-lokaties geïmplementeerd te krijgen, omdat voorheen sommige RIO’s anders handelden. Zoals vermeld in mijn eerdergenoemde brief van 23 november 2005 aan de Tweede Kamer is het inmiddels gemeengoed dat er ook bij mensen die een indicatie krijgen voor langdurig verblijf, huishoudelijke verzorging wordt geïndiceerd. Dat is van belang voor mensen die kiezen voor een pgb dat weliswaar niet mogelijk is voor langdurig verblijf en behandeling, maar wel voor de overige functies. 5) In gevallen van overbruggingszorg (HV in gevallen van een nog niet te realiseren verblijfsindicatie) komt de RAZ nog niet eens op de helft van het door de staatssecretaris genoemde bedrag, het zogenoemde omslagpunt (€ 300,--), een bedrag dat nota bene wél moeiteloos door pgb-houders mag worden aangewend. Professioneel opererende, over een landelijke erkenning beschikkende en gecertificeerde organisaties als de RAZ wordt voor méér dan 21 uur geen toestemming verleend, tenzij wordt aangetoond hoeveel moeite aan de dag wordt gelegd om de zorgbehoevende persoon in een instelling te krijgen!! Wanneer definitief wordt afgezien van opname in een instelling, dan mag niet langer huishoudelijke verzorging worden geleverd. Het is een misverstand dat pgb-houders het zogenoemde omslagpunt van € 300,-- per dag moeiteloos mogen aanwenden. Het maximum bedrag van € 300,-- per dag is het zogenaamde omslagpunt tot welk bedrag het zorgkantoor het indicatiebesluit onverkort moet volgen. In de eerdergenoemde brief van het CvZ aan de zorgkantoren van 2 februari 2006 staan de tarieven die de verzekerden gemiddeld bij opname in een instelling zouden kosten, onder aftrek van de woonlasten en tot welk bedragen de zorgkantoren het netto pgb van verzekerden met een indicatie voor verblijf kunnen ophogen. Zoals u daaruit kunt afleiden, komen ook deze tarieven (met uitzondering van de grondslag PSY en jonger dan 18 jaar) nog niet eens uit op de helft van het zogenoemde omslagpunt van € 300, -- per dag. In uw geval hanteert het zorgkantoor een eigen omslagregeling. Gelet op de opdracht van zorgkantoren om doelmatig zorg in te kopen, zijn zij daartoe bevoegd. Het zorgkantoor koopt tevens vanuit rechtmatigheidseisen alleen de geïndiceerde zorg in. In die gevallen dat er geen indicatie voor afzonderlijke huishoudelijke verzorging gesteld is, handelt het zorgkantoor dan ook terecht. Aan het eind van 4) heb ik reeds gewezen op het ook hier relevante Protocol Huishoudelijke Verzorging, waardoor u in de toekomst minder met uw probleem van het niet kunnen leveren van huishoudelijke verzorging geconfronteerd zult worden. 6) De RAZ krijgt een kwart van zijn productie als alphahulp betaald, ook al levert de RAZ die niet (maar een veelvoud daarvan!!) vanwege de meervoudige complexe zorgvragen. Zoals reeds in 5) gesteld heeft het zorgkantoor de opdracht om doelmatig zorg in te kopen. Een van de instrumenten daarbij is het zo maximaal mogelijk inkopen van hv1 (alphahulpverlening) in plaats van het de duurdere hv2 (hulp door persoon in dienst van de instelling). Uiteraard moet de cliënt wel in staat zijn de (beperkte) werkgeversrol te kunnen vervullen wil alphahulpverlening de geëigende vorm van huishoudelijke verzorging zijn. De zorgaanbieders kennen hun cliënten uiteraard goed en ook het zorgkantoor heeft oog voor de eis van het vervullen van de
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Spor t Blad
4 Kenmerk
DLZ/ZI-U-2689630
werkgeversfunctie. De inschatting van zowel de zorginstelling als het zorgkantoor zijn bepalend voor de af te spreken mix van hv1 en h2. 7) Op grond van zijn ervaringen met de zgn. interregionale budgetoverhevelingen heeft de RAZ nog steeds sterke twijfels of de aan het zorgkantoor c.q. zorgkantoren (opnieuw) geadresseerde verzoeken om extra middelen toe te kennen voor de door RAZ buiten zijn eigen regio verrichte en te verrichten zorg door diezelfde regiokantoren nu, naar aanleiding van de reactie van de Staatssecretaris op de Beeuwkes-brief, opeens wél zullen worden gehonoreerd. In het najaar van 2005 heb ik over het overhevelen van budgetten tussen regio’s duidelijke afspraken vastgelegd met de brancheorganisaties van zorginstellingen en Zorgverzekeraars Nederland als vertegenwoordiger van zorgkantoren. Als een zorginstelling tot productieafspraken komt met een ander zorgkantoor (dan het zorgkantoor van de regio van vestiging), maken de betrokken zorgkantoren afspraken over de benodigde overheveling van contracteerruimte, zodat een bovenregionaal werkende instelling de afgesproken productie kan leveren. Voor de volledigheid wil ik er op wijzen, dat zorgkantoren uit andere regio’s niet verplicht zijn met deze instelling productieafspraken te maken. Mocht er onverhoopt sprake zijn van een onjuiste gang van zaken rond de contractering en inkoop, kan de betrokken instelling deze signalen doorgeven aan haar brancheorganisatie. Dan zal in eerste instantie geprobeerd worden het knelpunt op lokaal niveau op te lossen, waarbij zonodig de mogelijkheid wordt geboden van bemiddeling/mediation. Als dit geen soelaas biedt, kunnen partijen knelpunten melden bij het Ctg/ZAio. VWS treedt in overleg met het Ctg/ZAio over de rol die het Ct g/ZAio binnen zijn wettelijk kader kan spelen. 8) De RAZ ondervindt serieuze problemen om de AWBZ-zorg van zorgvragers die om hen bewegende redenen een korte periode in een vakantie en herstellingsoord willen doorbrengen gefinancierd te krijgen. Het is voor de AWBZ geen probleem om de zorg tijdens de vakantie te blijven betalen. De AWBZ-instelling die betaald krijgt voor de levering van de reguliere zorg, betaalt dan een derde partij voor de tijdens de vakantie te leveren zorg indien zij dit niet zelf doet. Het gaat om tweezijdige overeenkomsten tussen de diverse aanbieders. Het aanbieden van aantrekkelijke bestemmingen is een eenzijdig aanbod. Ik adviseer u derhalve met de aanbieders van reguliere zorg in overleg te treden. Het bieden van geïndiceerde respijtzorg kan iedere toegelaten instelling doen. Als u uw faciliteiten ook geschikt acht voor het leveren van de curatieve zorg, dient u daarover met de zorgverzekeraars te onderhandelen. Het aanbieden van zorg zonder verzekerd te zijn van cliënten is uiteraard geen optie. 9) Voor wat betreft de mate van substitutie tussen intramurale AWBZ-voorzieningen en extramurale arrangementen van wonen, zorg en welzijn werd, voorts, met de vinger gewezen naar het daarvoor verantwoordelijke, in hoofdzaak door de politiek bepaalde, beleid van indicatiestelling. 10) Het feit dat mensen, die geïndiceerd zijn voor langdurig verblijf in een AWBZ-instelling en er voor kiezen om zelfstandig thuis te blijven wonen en de zorg te regelen met een persoonsgebonden budget, er in veel gevallen een extra budget voor tijdelijk verblijf bij kunnen krijgen, dat in sommige gevallen nog verder opgehoogd kan worden tot het bedrag
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Spor t Blad
5 Kenmerk
DLZ/ZI-U-2689630
dat hun verblijf in een instelling zou kosten, mag ons de ogen er niet voor doen sluiten dat deze oplossing niet alleen nodeloos duur is, maar ook de mensen die het aangaat niet vanzelf gelukkiger zal maken. 12) Indien we ervan uitgaan dat ‘de mensen in dit land’, ongeacht hun inkomenspositie, kunnen wonen, eten en drinken, en zorgkantoren tot € 300,-- (bij dit bedrag wordt immers het omslagpunt gelegd, d.w.z. het punt waarop zorgkantoren onderzoek mogen doen naar de doelmatigheid: wegen de kosten van het pgb op tegen de kosten van opname in een instelling?) per dag onverkort uitvoering mogen geven aan het indicatiebesluit om de mensen thuis met een pgb zorg te laten ontvangen, dan is het een dwingende conclusie dat we in Nederland in feite veel, heel veel geld betalen om mensen ongelukkig te laten zijn. Immers, alleen de ‘rijken’ zullen in de gelegenheid blijken te zijn om écht ‘instituutvervangend’ te kunnen wonen. Zoals ik al heb aangegeven in mijn antwoord onder 5) komen de meeste tarieven bij opname in een instelling en tot welke bedragen de netto pgb’s van verblijfsgeïndiceerden kunnen worden opgehoogd, nog niet eens uit op de helft van het zogenoemde omslagpunt van € 300, -- per dag. Momenteel zijn er naar schatting van het CvZ in Nederland tussen de 1.000 en 2.000 mensen met een indicatie voor verblijf die hun zorg met een pgb inkopen. Slechts 1% van de in totaal 80.000 budgethouders (ultimo 2005) heeft een pgb tussen de € 200,-- en € 300,-- per dag. Ik kan uw opmerking dat deze oplossing nodeloos duur is, dan ook niet plaatsen. Het betreft dan immers mensen met een zeer omvangrijke zorgvraag, die ook in een instelling behoren tot de mensen die relatief veel zorg nodig hebben. Evenmin uw bewering dat deze oplossing ook de mensen die het aangaat niet vanzelf gelukkiger zal maken, kan ik niet onderschrijven. Uit onderzoek van het ITS “Monitor budgethouders pgbnieuwe-stijl” van september 2004 blijkt dat budgethouders over het algemeen te spreken zijn over het pgb. Bijna 95% van de budgethouders geeft aan dat de zorg geheel of grotendeels op de gewenste momenten komt. 80% meent dat de zorg overeenkomt met de hulpbehoefte; 65% heeft de zorg geheel op maat kunnen realiseren en 35% grotendeels. 11) Reeds meerdere malen is opgemerkt dat het bij de mensen met een verblijfsindicatie niet alleen om zorg gaat! Het gaat om wonen, ondersteuning en zorg alsmede om de noodzakelijke samenhang daartussen. Zolang de service en het wonen niet met een pgb zijn te bekostigen, zal ‘instituutvervangend wonen’ – zo luidt de stellige verwachting van de RAZ – in de praktijk alleen voor de rijken zijn weggelegd! Als exponent van de (lagere) middenklasse zal men, eenmaal zélf zorgbehoevend, vroeg of laat tóch zijn aangewezen op een intramurale setting. In mijn brief aan de Tweede Kamer over de Wet maatschappelijke ondersteuning van 23 april 2004 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004. 29 538. nr. 1), is aangekondigd dat de huidige AWBZ-functies, ook na invoering van de Wmo, beschikbaar blijven voor de allerzwaarste doelgroep, mensen met een indicatie voor verblijf. Om tegemoet te komen aan deze doelgroep die niet in een intramurale setting willen verblijven, is in de Wmo-brief de zogenaamde full package geïntroduceerd. Kern van de full package is dat het mogelijk wordt dat mensen met een indicatie voor verblijf, d.w.z. mensen met regieverlies en behoefte aan 24-uurs toezicht, een gelijkwaardig zorgpakket krijgen zowel in een intramurale setting als in scheiden van wonen en zorg. Principieel uitgangspunt is dat full package de levering is van institutionele zorg minus de wooncomponent aan de allerzwaarste groep verblijfsgeïndiceerden. De full package bevat alle componenten van de functie verblijf, d.w.z. de componenten zorg en diensten, maar het wonen
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Spor t Blad
6 Kenmerk
DLZ/ZI-U-2689630
en de met het wonen samenhangende onderdelen blijven daarvan uitgezonderd. Ik blijf bij mijn standpunt dat ik geen pgb wil voor het wonen. In reactie op uw twee verzoeken op pagina 15 van uw brief deel ik u het volgende mede. Uw eerste verzoek betreft het juridisch begaanbaar maken van het voorstel van de RAZ om degenen die geïndiceerd zijn voor de functie verblijf langdurig en de meegeïndiceerde functies in natura afnemen voor de niet tot gelding gebrachte aanspraak op Verblijf (lang) de mogelijkheid te geven om een pgb voor tijdelijk verblijf aan te vragen. In dit verband wil ik u erop wijzen dat het pgb bedoeld is om zorgvragers beslissingsvrijheid te verschaffen over de wijze waarop zij invulling willen geven aan de door hen benodigde zorg. De bestedings-vrijheid van het budget door de zorgvrager dient derhalve niet te worden aangetast. In het licht van die doelstelling kan geen pgb worden verstrekt aan personen die verkeren in een situatie waarin zij die beslissingsvrijheid niet hebben, omdat zij gebonden zijn aan een centrale zorgverlening in een instelling. Indien de zorg uitsluitend kan worden ingekocht bij de RAZ, kan niet gezegd worden dat de betrokken zorgvrager beslissingsvrijheid heeft. Daarnaast is het de wens van de RAZ dat het pgb voor tijdelijk verblijf wordt besteed aan huisvesting, welzijn en service. Afgezien van het feit dat het pgb niet aan huisvesting kan worden besteed, zou dit betekenen dat de RAZwoonvormen dan indirect gefinancierd worden met pgb-gelden. Het pgb is daarvoor niet bestemd. Aan uw verzoek kan ik om bovengenoemde redenen dan ook niet voldoen. Op uw tweede verzoek om de Stichting RAZ ook als woningcorporatie toe te laten heeft u eerder antwoord ontvangen van de Minister van VROM. Ik verwijs hiervoor ook naar de – mede namens mij – verzonden brief van de Minister van VROM aan de Tweede Kamer van 13 maart 2006 (kenmerk DGW/SR2005208852). Ik vertrouw erop hiermee uw brief te hebben beantwoord. Hoogachtend, de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, namens deze, de Directeur Langdurige Zorg,
Arnold Moerkamp