Zelfbeheer bij groen en speelplaatsen Een verkenning naar de kritische succesfactoren
In opdracht van de Gemeente Oegstgeest en Gemeente Schoon
Augustus 2013 Public Result B.V. Postbus 11649 2502 AP Den Haag Tel: 070 – 3468816 Fax 070 – 3644151 e-mail:
[email protected] http: www.publicresult.nl Opdrachtnummer: ZWETI13/27
Inhoud 1. Introductie
2
1.1 AANLEIDING
2
1.2 PROCES
3
1.3 BEOORDELINGSCRITERIA VOOR BEPALEN SUCCESFACTOREN
3
1.4 LEESWIJZER
4
2. Participatie in Oegstgeest
5
2.1 PARTICIPATIEBELEID
5
2.2 KRITISCHE SUCCESFACTOREN PARTICIPATIEPROJECTEN OEGSTGEEST 7
3. Succesfactoren participatie andere gemeenten
10
3.1 KRITISCHE SUCCESFACTOREN ZELFBEHEER IN OPENBAAR GROEN
10
3.2 KRITISCHE SUCCESFACTOREN ZELFBEHEER BIJ SPEELPLAATSEN
17
4. Toepasbaarheid in Oegstgeest
21
4.1 DNA OEGSTGEEST
21
4.2 STUREN OP SUCCESFACTOREN ZELFBEHEER
23
4.3 DNA EN OMGEVINGSFACTOREN
25
5. Het regiemodel zwerfafval
27
5.1 HET REGIEMODEL ZWERFAFVAL IN THEORIE
27
5.2 DE GEMEENTELIJKE REGIEROL IN OEGSTGEEST
29
6. Vervolgstappen
31
6.1 PILOTS ZELFBEHEER
31
6.2 KADERS EN RICHTLIJNEN VOOR ZELFBEHEER
32
6.3 GEMEENTEBREDE WERKWIJZE BIJ BURGERPARTICIPATIE
33
BIJLAGE 1: VERSLAG BIJEENKOMST ORGANISATIES ZELFBEHEER
34
BIJLAGE 2: GERAADPLEEGDE BRONNEN
40
1
1. 1.1
Introductie AANLEIDING De gemeente Oegstgeest heeft zich aangemeld voor het door Nederland Schoon uitgevoerde ´Focusprogramma Zwerfafval´. De gemeente Oegstgeest heeft aangegeven graag aan de slag te willen met adoptie van delen van de openbare ruimte door bewoners. In de onlangs door het gemeentebestuur vastgestelde toekomstvisie is de doelstelling opgenomen dat 10% van het groenareaal in 2020 door bewoners wordt beheerd. Enerzijds wil de gemeente op deze wijze besparen op de onderhoudskosten van de openbare ruimte. Anderzijds wil de gemeente graag tegemoetkomen aan initiatieven van bewoners die reeds lopen, door deze te ondersteunen en te faciliteren. Een tweede expliciete vraag van de gemeente is wat de mogelijkheden voor bewoners zijn bij onderhoud – en mogelijk adoptie – van speeltuinen en speelplaatsen. Vaak zijn dit hotspots waar zich veel zwerfafval ophoopt. Daarbij spelen drie zaken: Op welke wijze kunnen bewoners worden bereikt en vervolgens geënthousiasmeerd voor het onderhouden of adopteren van een speelplaats of een stuk groen? Aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan om de veiligheid te waarborgen, zodat er geen ongelukken gebeuren met speeltoestellen? Hoe kunnen de afspraken met bewoners niet-vrijblijvend worden gemaakt en gehandhaafd? Om deze vragen te beantwoorden is door Public Result een plan van aanpak opgesteld, bestaande uit 4 stappen: 1) Het inventariseren van lopende of afgeronde bewonersinitiatieven in de gemeente Oegstgeest. 2) Het inventariseren van best practices op het gebied van zelfbeheer in groenonderhoud en zelfbeheer bij speelplaatsen in andere gemeenten. En vervolgens het uitlichten van de kritische succesfactoren om projecten en initiatieven te laten slagen. Waarbij ook wordt gekeken naar de toepasbaarheid van concepten in de gemeente Oegstgeest. 3) Het opstellen van een protocol voor zelfbeheer aan de hand van gesprekken met de gemeente en bewoners.
2
4) Het opstellen van een handreiking voor de gemeente Oegstgeest om te komen tot een communicatieplan. 1.2
PROCES De stappen 1 en 2 van het plan van aanpak zijn doorlopen zoals beschreven in het plan van aanpak. In overleg met de opdrachtgever is voor de stappen 3 en 4 enigszins afgeweken van het plan van aanpak. In plaats van in stap 3 interviews te houden met bewoners en betrokkenen binnen de gemeente is er voor gekozen een bijeenkomst te organiseren met organisaties die nu al betrokken zijn bij zelfbeheer. De op te stellen producten in stap 3 en 4 zijn komen te vervallen en in plaats daarvan is het tussenproduct, dat er na stap 1 en 2 lag, op verzoek van de opdrachtgever uitgebreid tot een eindrapportage met concrete handvatten waarmee de gemeente zelf aan de slag kan met het opstellen van een beheerprotocol en een communicatieplan. Het resultaat is voorliggende rapportage.
1.3
BEOORDELINGSCRITERIA VOOR BEPALEN SUCCESFACTOREN De geïnventariseerde projecten worden beschreven aan de hand van een aantal thema's (beschrijvende criteria), daarnaast zal worden beoordeeld of projecten zich lenen voor opschaling binnen Oegstgeest of voor een introductie in Oegstgeest. De thema’s die worden gebruikt om de succesfactoren van de projecten te ordenen zijn: Competenties en verantwoordelijkheden van betrokken bewoners: welke competenties, van betrokken bewoners, dragen bij aan een succesvol project? Welke verantwoordelijkheden nemen zij op zich? Competenties en verantwoordelijkheden van de betrokken gemeente: welke competenties, van betrokken ambtenaren, dragen bij aan een succesvol project? Welke verantwoordelijkheden nemen zij op zich ? Omgevingsfactoren: Welke factoren in de omgeving, die reeds aanwezig waren, dragen bij aan een goed verloop van het project? Financiering en middelen: Welke manieren en mogelijkheden zijn er voor een gedegen financiering bij een zelfbeheerinitiatief? Organisatorische aspecten: Welke vormen van organisatie leiden tot een goedlopend zelfbeheerinitiatief? Communicatie: Wat zijn cruciale factoren in de interne communicatie bij zelfbeheerprojecten? Wat zijn cruciale factoren in de externe communicatie bij zelfbeheerprojecten? Toekomstperspectief: Wat zijn kritieke voorwaarden voor een toekomstbestendig zelfbeheerproject?
3
1.4
LEESWIJZER In het voorliggende rapport wordt allereerst het participatiebeleid in de gemeente Oegstgeest uiteengezet en volgt een inventarisatie van kritische succesfactoren bij zelfbeheerprojecten in de gemeente Oegstgeest. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de succesfactoren in het zelfbeheer van openbaar groen en bij speelplaatsen in andere gemeenten onderzocht. In hoofdstuk 4 komt aan de orde op welke wijze zelfbeheer in de gemeente Oegstgeest kan worden toegepast. Hoofdstuk 5 gaat vervolgens in op de gemeentelijke regierol en consequenties voor de organisatie. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 een aantal concrete aanbevelingen gedaan voor te zetten vervolgstappen.
4
2.
Participatie in Oegstgeest In Oegstgeest zijn reeds diverse bewoners en vrijwilligers actief met groenbeheer en andere vormen van participatie. Allereerst zal worden ingegaan op het huidige participatiebeleid van de gemeente Oegstgeest en vervolgens worden de kritische succesfactoren bij lopende projecten geïnventariseerd.
2.1
PARTICIPATIEBELEID In 2006 is de nota participatie, inspraak en interactieve beleidsontwikkeling vastgesteld. In het inleidende hoofdstuk staat dat het hebben van een nota ten aanzien van deze onderwerpen niet zaligmakend is. De nota is bedoeld als grondhouding en bevat dan ook meer algemene richtlijnen, een afwegingskader en belangrijke voorwaarden voor interactief werken. Adviesbureau Partners + Pröpper heeft in 2009 de Bestuurskrachtmeting Oegstgeest uitgevoerd. Hierin wordt geconcludeerd dat de samenwerking met bewoners en andere lokale partijen over het algemeen goed verloopt, maar een aantal zaken is voor verbetering vatbaar. Op papier is alles goed geregeld (o.a. bovengenoemde nota), maar in de praktijk blijkt dat de gemeente de eigen rol in het participatieproces nog onvoldoende waar kan maken. Uit interviews met de lokale bevolking blijkt wel dat de gemeente nog enigszins tekortschiet als het gaat om verwachtingsmanagement, aldus de onderzoekers. Wel bestaat er bij de gemeente en haar medewerkers voldoende helderheid over de rol van de burger. Een van de aanbevelingen is in te zetten op een verdere professionalisering aangaande het dossier burgerparticipatie. Wanneer dit gebeurt kan de gemeente profiteren van de sterke maatschappelijke betrokkenheid die aanwezig is onder de inwoners van Oegstgeest. In 2010 is door IMI (Instituut Maatschappelijke Innovatie) een onderzoek uitgevoerd naar burgerparticipatie in Oegstgeest met als titel een citaat uit een interview: ‘Het gaat wel goed in Oegstgeest’. Er zijn interviews gehouden met het college van B&W, de voorzitters van de raadsfracties en het directie- en managementteam van de gemeente. Conclusie hieruit is dat men positief is over burgerparticipatie in het algemeen,dat vooral nog onduidelijkheid bestaat over de rol van de gemeenteraad bij participatie en dat deze rol verstevigd zou kunnen worden. Volgens het college geven de resultaten van het participatiebeleid tot nu toe aanleiding tot het geven van een grotere verantwoordelijkheid aan bewoners op kleine schaal indien er voldoende animo voor is. Vervolgens is een groepsgesprek met vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld gevoerd en zijn ca. 120 straatinterviews gehouden. Uit deze gesprekken komt naar voren dat het 5
maatschappelijk middenveld tevreden is over de mate waarin zij betrokken worden. Bewoners zijn over het algemeen blij met hoe het gaat in het dorp. De onderzoekers concluderen op basis van de gesprekken dat de noodzaak zich bezig te houden met gemeentelijk beleid niet zo hoog is bij de inwoners van Oegstgeest. Wel willen zij zich graag bezighouden met thema’s en onderwerpen op het niveau van de straat of de buurt. De bewoners die eerder meegedaan hebben in een participatietraject geven als verbeterpunt mee dat de gemeente de betrokkenen beter op de hoogte kan houden gedurende het traject. De resultaten van het onderzoek naar burgerparticipatie in Oegstgeest zijn verwerkt in de Toekomstvisie 2020 die in 2011 is opgesteld. Van de vier rode draden die in de visie zijn benoemd, zijn er drie aan het onderwerp participatie gerelateerd: Gemeente als meewerkkracht: “de gemeente wil een rol vervullen als actieve meewerkkracht, die alle betrokken partijen motiveert, faciliteert en ondersteunt om het potentieel van ons dorp aan te wenden.” Verbindingen leggen: “de gemeente brengt mensen, initiatieven en belangen bij elkaar om zo de gewenste ontwikkelingen tot stand te brengen.” Benutten van potentieel: de gemeente beschikt “over het potentieel van de inwoners, gekenmerkt door een relatief hoog opleidingsniveau, actief ondernemerschap en een goed georganiseerd sociaal netwerk. Al die bronnen, nu al aanwezig in ons dorp, willen wij in de toekomst aanspreken om de gemeentelijke ambities te realiseren.” Vastgelegd is onder andere dat: de gemeente bewoners meer wil betrekken bij het beheer, het onderhoud en de inrichting van het groen; de gemeente niet automatisch naar financiële middelen grijpt om de sociale cohesie te bevorderen, maar juist de uitwisseling van kennis, informatie en faciliteiten staat voorop; de gemeente zich openstelt voor vragen en ideeën uit de samenleving. In 2012 is een uitvoeringsprogramma opgesteld waarin de toekomstvisie nader is uitgewerkt. Hierin staat dat bij elke beleidsvorming of herijking van beleid in de voorbereiding wordt bepaald wat de omvang en reikwijdte van burgerparticipatie is in een bepaald traject. Inspanningen die opgenomen zijn met betrekking tot beheer van speelplaatsen en gemeentelijk groen zijn ‘Afspraken onderhoud openbaar groen en schoonhouden spelvoorzieningen’ en ‘Spelregels voor adoptie en sociale controle m.b.t. hondenpoep en zwerfvuil en speelplaatsen’. Voorliggende rapportage kan bijdragen aan deze inspanningen.
6
2.2
KRITISCHE SUCCESFACTOREN PARTICIPATIEPROJECTEN OEGSTGEEST Om de kritische succesfactoren bij lopende of reeds uitgevoerde initiatieven te achterhalen zal onder andere antwoord gegeven dienen te worden op de volgende vragen: Wat is de reden dat bewoners besloten aan een project mee te doen? Op welke wijze heeft de gemeente het project gefaciliteerd of heeft de gemeente zich er juist niet mee bemoeid? Hoe verliep het proces tussen de gemeente, de burgers en eventueel andere betrokken partijen? Wat zouden verbeterpunten zijn bij een volgend project? Over welke competenties dienen betrokken burgers en betrokken ambtenaren te beschikken? In de gemeente Oegstgeest is een bijeenkomst georganiseerd waar een aantal betrokkenen bij zelfbeheerprojecten bij aanwezig was. Tijdens deze bijeenkomst is onder andere gesproken over de succesfactoren bij de projecten. Daarnaast is op basis van beschikbare bronnen, zoals evaluaties, voor een aantal projecten achterhaald welke factoren van invloed zijn geweest op het al dan niet slagen van projecten. Tot slot is twee keer gesproken met ambtenaren van de gemeente Oegstgeest. Motivatie Er zijn meerdere redenen voor groepen bewoners of natuurverenigingen en –organisaties in Oegstgeest om met zelfbeheer aan de slag te gaan. Een project kan voortkomen uit protest tegen plannen van de gemeente of andere partijen, ontevredenheid over de inrichting van het openbaar groen, de inrichting van het openbaar groen verder te verbeteren en zo een plus creëren op de woon- en leefomgeving of puur uit interesse of hobby. Poelgeest is een relatief nieuwe wijk binnen de gemeente Oegstgeest, een onderdeel van de nieuwe wijk was de aanleg van een wijkpark. Dit park, aangelegd in 2008, kreeg de naam Vroege Vogelspark. Vooraf was er de mogelijkheid tot inspraak voor wijkbewoners, maar volgens de ‘Auditrapportage burgerparticipatie Oegstgeest’ uit 2010 was de aanwezige groep bewoners bij de inspraakavond in 2006 ‘weinig representatief’ voor de wijk. De wijkbijeenkomst heeft wel geleid tot een aantal aanpassingen en er zijn twee varianten voor het park uitgewerkt die middels een enquête zijn voorgelegd aan de wijk. Door de bewoners is massaal (91% van de respondenten) gekozen voor de natuurvariant. Nadat het park was aangelegd ontstond ontevredenheid onder de buurtbewoners over de beplanting en het gebruik van het park. Onder de naam ‘Guerilla Gardeners van Poelgeest’ hebben zij in 2010 op eigen initiatief bomen, struiken en een moestuin geplant. Volgens de gemeente was dit niet de bedoeling en een jaar later is de moestuin verwijderd, maar de betrokken bewoners en de gemeente zijn wel in gesprek. 7
Op een andere manier wordt nu geprobeerd het park te verbeteren, zo zijn er inmiddels twee parkfeesten georganiseerd door bewoners en is er een trekvlot voor kinderen aangelegd. Vrijwilligers die zijn betrokken bij projecten van het Milieu Educatie Centrum (MEC) Oegstgeest, zoals de Kruidenpluktuin, beschikken veelal over kennis en kunde over planten die zij kunnen toepassen bij de projecten. Daarnaast speelt het educatieve aspect een belangrijke rol, de kennis en kunde waar de betrokkenen over beschikken kunnen ze ook overdragen aan geïnteresseerde kinderen en volwassenen. De Werkgroep Behoud het Bos van Wijckerslooth bestaat uit een groep inwoners van Oegstgeest die graag in het bos wandelt. Oorspronkelijk is de werkgroep ontstaan uit protest tegen plannen voor de aanleg van een fietspad door het bos. Nadien is er nog een aantal plannen voor het bos opgesteld waar de werkgroep zich, met succes, tegen heeft verzet. Inmiddels voert de werkgroep structureel overleg met de gemeente Oegstgeest over beheer van het bos en wordt er zwerfafval opgeruimd wanneer zij door het bos wandelen. Facilitering Biodiversiteitstuin Vrij Groen was een tijdelijke tuin in Leiden die onderhouden werd door vrijwilligers. Omdat het om een tijdelijke locatie ging, zijn de betrokkenen op zoek gegaan naar een nieuwe locatie voor de tuin. De gemeente Oegstgeest heeft voor ten minste de komende 3 jaar een stuk grond beschikbaar gesteld in de wijk Nieuw Rhijngeest. De gemeente Oegstgeest voert bij de speelplaats aan de Annie M.G. Schmidtlaan diverse onderhoudswerkzaamheden uit, zoals onderhoud en keuring van de speeltoestellen en het wegmeubilair en het maaien van het gras op gezette tijden (wanneer de rest van het gras in de wijk gemaaid wordt). Daarnaast is eenmalig het groen rondom de speelplaats opnieuw ingericht, meer naar de wens van omwonenden. In ruil daarvoor snoeien de buurtbewoners de haag, schoffelen ze de perken en ruimen ze zwerfafval op. Snoeiafval wordt door buurtbewoners in de eigen GFTcontainer gegooid.
8
Proces Voor het beheer van de speelplaats aan de Annie M.G. Schmidtlaan heeft de gemeente eind 2005 een oproep geplaatst in de Oegstgeester Courant. De omwonenden aan de Annie M.G. Schmidtlaan bleken de enige geïnteresseerden om deel te nemen aan een experiment met zelfbeheer in de openbare ruimte. Door de gemeente is het groen rondom de speelplaats opnieuw ingericht en vervolgens hebben omwonenden dit in beheer genomen. Na een wat trage start is het experiment uiteindelijk positief beoordeeld door de gemeente, vooral omdat bewoners meer tevreden zijn over de kwaliteit van de woonomgeving en de sociale cohesie wordt bevorderd. De speelplaats wordt niet alleen door spelende kinderen gebruikt, maar er worden ook activiteiten georganiseerd voor de gehele buurt zoals een barbecue. Als vervolg op het experiment heeft de gemeente besloten de mogelijkheden tot zelfbeheer door bewoners te vergroten, maar iedere aanvraag daarvoor wordt wel apart beoordeeld. In zijn algemeenheid wordt in het ‘Auditrapport burgerparticipatie Oegstgeest’ geconcludeerd dat de gemeente Oegstgeest burgerparticipatie hoog op de agenda heeft staan en dat projecten tot nu toe succesvol worden uitgevoerd. De onderzoekers signaleren echter wel een risico. Gebleken is dat de gemeente bij de onderzochte participatieprojecten (waaronder het Vroege Vogelspark) geen besluit neemt over de doelen, instrumenten en rolverdeling en dit ook niet vastlegt. Dit is een conclusie waar rekening mee gehouden dient te worden bij het maken van plannen voor zelfbeheer bij groen en speelplaatsen. Competenties De belangrijkste eigenschappen waar ambtenaren over dienen te beschikken wanneer zij betrokken zijn bij zelfbeheerprojecten zijn het open kunnen communiceren met buurtbewoners en vrijwilligers, het openstaan voor en het mee kunnen denken met initiatiefnemers. Door degenen die aanwezig waren bij de bijeenkomst op 13 juni 2013 op het gemeentehuis is benadrukt dat de huidige verantwoordelijke daar zeer goed toe in staat is. Voor bewoners die een zelfbeheerproject willen starten is het van belang dat zij in staat zijn tot het organiseren van draagvlak onder buurtbewoners en het verbinden van belangen van verschillende bewoners en gebruikers. Bij een bijeenkomst met zelfbeheerders in Oegstgeest is gebleken dat ook specifieke kennis over biodiversiteit van belang wordt geacht.
9
3.
Succesfactoren participatie andere gemeenten Op basis van bureaustudie en eerdere ervaringen van Public Result is een aantal referentieprojecten geselecteerd van adoptie en onderhoud van speeltuinen en groen door bewoners. Mogelijk kan dit gecombineerd worden, omdat rondom speelplaatsen vaak gras of struiken zijn geplaatst. Zeker wanneer het om struiken gaat zijn dit plaatsen waar veel zwerfafval terechtkomt en achterblijft. Bij de selectie van zelfbeheerprojecten is zoveel mogelijk rekening gehouden met de toepasbaarheid van projecten en concepten in Oegstgeest. Bij een aantal van de projecten zal het zo zijn dat alleen bepaalde elementen uit een project of concept interessant zijn voor de gemeente Oegstgeest. Zie bijlage 1 voor een volledige lijst van zelfbeheerprojecten.
3.1
KRITISCHE SUCCESFACTOREN ZELFBEHEER IN OPENBAAR GROEN
3.1.1
Competenties en verantwoordelijkheden bewoners De belangrijkste voorwaarde voor een succesvol zelfbeheerproject is dat betrokken bewoners gemotiveerd zijn. Veel projecten en initiatieven ontstaan doordat bewoners die beschikken over kennis van planten, bomen en dieren zich geroepen voelen iets te doen met een braakliggend stuk grond of bestaand groen waarvan zij het idee hebben dat de kwaliteit verbeterd kan worden. Vervolgens kunnen gemeenten hier eenvoudig op inspringen. Het blijkt een stuk lastiger om als gemeente bewoners te motiveren en enthousiasmeren voor het zelfbeheer van openbaar groen. Een manier om dit toch te bewerkstelligen, onder andere toegepast in Alphen aan den Rijn en Breda, is buurtbewoners voor een keuze te stellen: óf bewoners onderhouden het groen (bijvoorbeeld een plantsoen of rozenperkje) zelf óf het groenniveau wordt teruggebracht naar een basisniveau (gras). Betrokken bewoners geven aan het te waarderen dat de gemeente ze deze mogelijkheid heeft geboden en dat zij dit een goede methode vinden om zelfbeheer te stimuleren. Verantwoordelijkheden die overgedragen worden aan bewoners zijn over het algemeen relatief eenvoudige onderhoudswerkzaamheden zoals snoeien, het verwijderen van zwerfafval en het verwijderen van onkruid. Dit vergt weinig tot geen specifieke competenties van betrokken bewoners op het gebied van groenonderhoud, maar wat wel door betrokkenen genoemd wordt is dat ervaring met het onderhouden van contact met gemeenteambtenaren of kennis van gemeentelijke processen een belangrijke competentie is.
10
Soms nemen bewoners, of vrijwilligers die niet in de buurt wonen, een aantal onderhoudstaken over in grotere stukken groen zoals een park. Dit gebeurt bijvoorbeeld in Stadspark de Plantage in Schiedam. Vrijwilligers krijgen dan ook meer verantwoordelijkheden dan bij het onderhoud van een rozenperkje. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aanplanten van nieuwe gewassen en hiervoor is dan ook meer kennis over flora en fauna nodig bij de betrokkenen. Bij grotere verantwoordelijkheden hoort ook een ander type afspraken tussen vrijwilligers en de gemeente die minder vrijblijvend van aard zijn. Zo heeft een groep bewoners in Utrecht een volledig beheerplan opgesteld voor een klein natuurgebied rondom Fort aan de Klop. Het schrijven van een dergelijk beheerplan vereist wel specifieke vaardigheden. Voor de bewoners in Alphen aan den Rijn en Breda die het beheer van een stukje groen overnemen is het van belang dat draagvlak voor het onderhoud wordt georganiseerd in de buurt. Dit is een voorwaarde die wordt gesteld door de gemeente voordat planten en bloemen verstrekt worden om het groen verder in te richten. In Breda is het groenonderhoud door bewoners gekoppeld aan een wijkdeal en bewoners krijgen hier jaarlijks een klein budget voor. Wanneer er geld overblijft mogen zij dat naar eigen inzicht besteden aan iets om de sociale cohesie in de buurt te bevorderen, zoals een buurtfeest. Dit werkt extra motiverend voor de betrokken bewoners. Ook kan een onderdeel van de wijkdeal zijn dat één van de bewoners als hoofdverantwoordelijke andere bewoners aanspreekt op het moment dat zij hun stukje groen verwaarlozen. In Ootmarsum (gemeente Dinkelland) hebben buurtbewoners de werkgroep Noabers Engels’ Tuin opgericht om het stadspark, dat enigszins verwaarloosd was, op te knappen. Belangrijk voor de werkgroep was dat veel van de leden over acquisitievaardigheden beschikken en dat zij daardoor financiering hebben weten te organiseren: ze wonnen een prijs van de ANWB, de Rabobank stelde een bedrag beschikbaar en ook Nationaal Landschap Noordoost Twente leverde een bijdrage. 3.1.2
Competenties en verantwoordelijkheden gemeente Door betrokken bewoners en ambtenaren bij verschillende zelfbeheerprojecten wordt gesteld dat het voor ambtenaren met name van belang is dat zij beschikken over inlevingsvermogen en in staat zijn signalen van bewoners op te pikken. Daarnaast stellen bewoners het op prijs wanneer ambtenaren open staan voor alternatieven die door hen worden aangedragen en wanneer zij buiten de geijkte paden durven te treden. Op het moment dat iets toch niet kan binnen het gemeentelijk beleid dan vinden bewoners dit over het algemeen geen probleem, zolang dit helder gecommuniceerd wordt. Gewaardeerd wordt het wanneer vervolgens ook wordt meegedacht over een oplossing. Bij een zelfbeheerproject in Bergen op Zoom werd het erg gewaardeerd dat op de
11
plantdag met bewoners ook ambtenaren aanwezig waren die normaal achter een bureau zitten en hier de mouwen uit de handen staken. De verantwoordelijkheden voor de gemeentelijke organisatie verschillen per project. In de eerder genoemde voorbeelden Alphen aan den Rijn en Breda draagt de gemeente zorg voor de aanplanting van het groen en wordt het beheer vervolgens aan bewoners overgedragen. Wel is in Breda besloten dat de gemeente het snoeiafval ophaalt. Ook wordt door de gemeente de mogelijkheid geboden aan bewoners om een snoeiworkshop te volgen, nadat een aantal vrijwilligers kenbaar had gemaakt hier geïnteresseerd in te zijn. Ook blijft de gemeente uiteindelijk de eindverantwoordelijke voor het openbaar groen. Met bewoners kan afgesproken worden dat zij elkaar onderling aanspreken wanneer het openbaar groen dat zij in beheer hebben, wordt verwaarloosd, maar de gemeente is de enige partij die formeel kan handhaven. Consequenties kunnen zijn het alsnog transformeren van het groen naar basisniveau in Alphen aan den Rijn en Breda. In andere gemeenten zal dit betekenen de beheerstaken bij bewoners wegnemen en deze weer zelf uitvoeren of helemaal niet meer uitvoeren. 3.1.3
Financiering en Middelen Over het algemeen dragen gemeenten zorg voor financiering of wordt bijvoorbeeld gereedschap beschikbaar gesteld voor het uitvoeren van beheerstaken door bewoners. Financiering is er in twee vormen: een startsubsidie (voor het aanplanten) of een jaarlijkse bijdrage (waar bijvoorbeeld mest of een snoeischaar van gekocht kan worden). Door betrokkenen bij zelfbeheer wordt niet alleen gekeken naar financiering door de gemeente. Zeker bij grotere projecten, zoals het opknappen van stadspark Engels’ Tuin in Ootmarsum, wordt ook gebruikgemaakt van sponsoring door ondernemers of van stichtingen en organisaties die geld beschikbaar stellen voor bewonersinitiatieven. Natuurvereniging de Ruige Hof beheert twee natuurgebieden tussen Amsterdam Zuidoost en Abcoude. Naast onderhoudswerkzaamheden, heeft de vereniging ook een educatieve functie. Om de activiteiten te financieren ontvangt de Ruige Hof subsidie, maar worden bijvoorbeeld ook bepaalde producten uit het natuurgebied verkocht, zoals etenwaren en houtbewerkingen. Ook worden bedrijfs- en familie-uitjes in het gebied verzorgd door de Ruige Hof. De Wilgenhof in Utrecht is een voormalige schooltuin waarvan het beheer, na sluiting van een aantal scholen, is overgenomen door een groep inwoners van de stad. Er is een stichting opgericht en vrijwilligers die komen werken in de tuin wordt om een donatie gevraagd. Hiermee kunnen gereedschappen aangeschaft worden en educatieve activiteiten worden gefinancierd. 12
3.1.4
Omgevingsfactoren Een omgevingsfactor die volgens betrokkenen bijdraagt aan het succes van zelfbeheerprojecten is de aanwezigheid van een dorps- of wijkraad, wijkvereniging of bewonersorganisatie. Via deze organisaties is het mogelijk draagvlak te organiseren voor het oppakken van zelfbeheerprojecten. Vaak is het ook het geval dat bewoners die actief zijn voor deze organisaties te motiveren zijn voor zelfbeheer, omdat zij hierdoor direct invloed uit kunnen oefenen op de kwaliteit van de woonomgeving. Ook de samenstelling van de bevolking kan bijdragen aan het slagen van het project. Zo wordt door betrokkenen bij stadstuin Bikkershof in Utrecht gesteld dat er veel bewoners bij het project betrokken zijn die al lang in de wijk wonen. Bovendien ligt de gemiddelde leeftijd relatief hoog, bij het beheer van de tuin is een aantal gepensioneerden betrokken die daar veel tijd voor hebben. In de straat Pelsakker in Breda wordt ook het relatief hoge aantal gepensioneerden in de wijk aangewezen als factor die mede het succes bepaalt. Daarnaast is de werkelijke fysieke omgeving van invloed. De meeste succesvolle projecten zijn in omgevingen waar juist erg veel of erg weinig groen aanwezig is. Het eerste is verklaarbaar doordat mensen die veel waarde hechten aan groen eerder geneigd zullen zijn in een groene omgeving te gaan wonen en bereid zullen zijn bij te dragen aan een zelfbeheerproject, zoals in De Kwakel (gemeente Uithoorn) of Middelburg. Op de plekken waar juist relatief weinig groen aanwezig is, zoals in een stad als Utrecht, wordt het kleine beetje groen dat er wel is door de bewoners gekoesterd. Daarnaast beschikken veel woningen niet over een tuin en dan is het gezamenlijk werken in een stadstuin voor veel mensen een goed alternatief. Zo heeft de Wilgenhof in Utrecht een wachtlijst voor geïnteresseerden.
3.1.5
Organisatie De wijze waarop de bewoners zich organiseren verschilt sterk. Bij grotere zelfbeheerprojecten, in natuurgebieden of parken, wordt meestal een stichting of vereniging opgericht. Hiermee wordt de organisatie geformaliseerd waardoor ook de betrokkenheid, zeker van de bestuurders, minder vrijblijvend wordt. Als het gaat om kleine zelfbeheerprojecten in de eigen straat wordt soms ook gekozen voor een formele organisatie (bijvoorbeeld Stichting Bomenbuurt Griffioen in Middelburg), maar meestal blijft het een informele verzameling van een aantal actieve bewoners. Wel wordt gezorgd voor een vast aanspreekpunt voor de gemeente. Dit aanspreekpunt krijgt veelal ook een coördinerende rol binnen het gezelschap toebedeeld. In een enkel geval wordt voor een zelfbeheerproject een werk- of projectgroep opgezet die valt onder een reeds bestaande organisatie, zoals een bewonersvereniging. Ook worden organisaties ondersteund door koepelorganisaties, natuurvereniging de Ruige 13
Hof is aangesloten bij natuurgemeenschap Noord-Holland voor advies en gereedschap. In Leiden is de projectgroep Singelgracht aangesloten bij Stadslab Leiden, een vrijwilligersorganisatie op het gebied van innovatie. De projectgroep Singelgracht kan gebruikmaken van het netwerk van Stadslab Leiden en van de aanwezige kennis en kunde op het gebied van projectmanagement. 3.1.6
Communicatie De communicatie verloopt via diverse kanalen en is afhankelijk van het doel en de doelgroep. Daarnaast kunnen vaardigheden van vrijwilligers en de organisatievorm nog een rol spelen. Stichtingen en verenigingen die een groot stuk groen in zelfbeheer hebben beschikken vaker over een eigen website dan bewoners van een straat die een rozenperkje in zelfbeheer hebben. Ook maken zij meer gebruik van andere communicatiekanalen, zoals de gemeentewebsite of de wijkkrant voor het aankondigen van activiteiten of het werven van vrijwilligers. Betrokkenen bij kleinere zelfbeheerprojecten spreken andere buurtbewoners vaker face to face en in een enkel geval wordt van de wijkkrant gebruikgemaakt om aankondigingen te doen richting andere buurtbewoners. In Breda hebben bewoners van de Keermanslaan-Kerkhofweg ook een flyer rondgestuurd om het zelfbeheer van groen in de buurt onder de aandacht te brengen. Ook hopen de bewoners hiermee nieuwe mensen aan te trekken die mee willen doen met het zelfbeheer in de buurt. Over het algemeen is er bij zelfbeheerprojecten een vast aanspreekpunt voor de gemeente.Voor de zelfbeheerders is er over het algemeen een vast contactpersoon binnen de ambtelijke organisatie. De gemeente Middelburg maakt gebruik van een nieuwsbrief om met bewoners die groen beheren in de Bomenbuurt te communiceren. In Alphen aan den Rijn is op de gemeentewebsite een forum aangemaakt over het verbeteren van de buurt. Hier kunnen bewoners vragen stellen en informatie uitwisselen, vooralsnog lijkt hier niet veel gebruik van gemaakt te worden.
3.1.7
Toekomstperspectief De insteek van zelfbeheer in het openbaar groen is dat dit projecten zijn die voor langere tijd lopen. Om te waarborgen dat bewoners en vrijwilligers die zich aanmelden voor een zelfbeheerproject zich aan de afspraken houden, wordt veelal gekozen om deze afspraken vast te leggen. In Breda maakt de gemeente gebruik van een wijkdeal, waar ook nog andere afspraken over de openbare ruimte waar de bewoners, maar ook de gemeente, zich aan dienen te houden. Verenigingen en stichtingen die een groter stuk groen beheren hebben vaak een beheersovereenkomst met de gemeente, zodat zij er zeker van zijn dat zij de komende jaren nog gebruik kunnen maken van het groen voor
14
hun activiteiten. In stadspark de Plantage in Schiedam is een convenant gesloten tussen de Vereniging Plantagebewoners en de gemeente. Naast het borgen van de afspraken is het voor bewoners en de gemeente van belang dat er bij een project ook sprake is van voldoende nieuwe aanwas. Wanneer trekkers uit de buurt om wat voor reden dan ook niet meer in staat zijn zich voor het project in te zetten, bestaat het risico dat het onderhoud van het groen stil komt te liggen. Bij de kleinere zelfbeheerprojecten in de straat wordt door buren onderling gepolst of anderen ook zin en tijd hebben mee te helpen bij het project. De stichtingen en verenigingen proberen dit via hun websites en facebookpagina’s. Natuurvereniging de Ruige Hof plaatst advertenties via de website van de vrijwilligerscentrale in Amsterdam Zuidoost. Een aantal betrokkenen bij projecten merkt op dat het aantal vrijwilligers toeneemt en het vermoeden bestaat dat dit door de huidige crisis komt. De werkloosheid stijgt en mensen willen toch maatschappelijk nuttig werk doen. Door een aantal wordt dan ook gevreesd dat op het moment dat de economie weer aantrekt, een deel van de vrijwilligers zal verdwijnen. Best practice: Groenbeleid Alphen aan den Rijn De gemeente Alphen aan den Rijn houdt zich reeds sinds 1992 actief bezig met burgerparticipatie. Meestal is renovatie of de herinrichting van (een deel van) de openbare ruimte aanleiding voor een participatieproces. Bewoners worden actief betrokken bij het ontwerp en daarbij worden afspraken gemaakt over het beheer en onderhoud. Daarbij maakt de gemeente gebruik van de participatieladder aan de hand waarvan wordt bepaald in hoeverre de gemeente verantwoordelijkheden uit handen wil geven en in hoeverre bewoners deze verantwoordelijkheden op zich willen nemen. Verwachtingsmanagement en communicatie zijn essentieel vanaf de start vanaf het traject. In 2012 telt de gemeente ca. 3.000 vrijwilligers die actief zijn met groenonderhoud, gezamenlijk beheren zij ca. 6 hectare openbare ruimte. Van de vrijwilligers die zich aanmelden haakt 20% op korte termijn af, de overige 80% blijft voor een langere periode betrokken.
15
Best practice: Opgeruimd Breda In de gemeente Breda kunnen groepen buurtbewoners wijkdeals sluiten met de gemeente. Dit betekent dat de buurtbewoners samen onderhoudswerkzaamheden op zich nemen: blad ruimen, een schoonmaakactie of het snoeien van hagen. Na het indienen van een voorstel komt een medewerker van de gemeente langs voor een intake: het keukentafelgesprek. Daar wordt het initiatief besproken en ook komt de tegenprestatie van de gemeente aan bod. De gemeente draagt bij aan eventuele onkosten, bijvoorbeeld voor materiaal. Als er geld overblijft kunnen de bewoners dat naar eigen inzicht besteden ter bevordering van de sociale cohesie. Voor scholieren is het mogelijk een ’klassedeal’ te maken met de gemeente. In 2012 waren er 77 groene deals en 20 schone deals gesloten, ook waren er 3 klassedeals. In totaal waren in 2012 1.825 Bredanaars betrokken bij initiatieven. De keukentafelgesprekken zijn een goed middel om afhaken te voorkomen, van de 250 aanvragen heeft ongeveer 20% geen doorgang gevonden na het keukentafelgesprek. Van de initiatieven die vervolgens met een deal beklonken zijn, is er tot nu toe geen enkele gestopt.
16
3.2
KRITISCHE SUCCESFACTOREN ZELFBEHEER BIJ SPEELPLAATSEN
3.2.1
Competenties en verantwoordelijkheden bewoners De taken die worden uitgevoerd door zelfbeheerders bij speelplaatsen en speeltuinen zijn kleine onderhoudstaken, sleutelbeheer en het houden van toezicht. De kleine onderhoudstaken hebben vooral betrekking op het beheer van groen op en rondom de speelplaats. Het verwijderen van onkruid tussen tegels of bijvoorbeeld het snoeien van de heg. Daarnaast zijn er voorbeelden bekend van speelplaatsen waar buurtbewoners zwerfafval opruimen, prullenbakken ledigen die op het speelplaatsje staan of waar zij hekwerk voorzien van een likje verf. Indien een speelplaats kan worden afgesloten met een sleutel dan wordt deze in veel gevallen ook beheerd door een groep buurtbewoners. Bij de Twiskespeeltuin in Amsterdam-Noord worden zelfs kleine reparaties uitgevoerd door de zelfbeheerders, maar dat is uitzonderlijk. Meestal blijft dit de verantwoordelijkheid van de gemeente omdat zij uiteindelijk ook de eindverantwoordelijke zijn voor de veiligheid van de speeltoestellen. Het houden van toezicht heeft vooral te maken met het in de gaten houden of spelende kinderen zich aan de regels houden of het aanspreken van hangjongeren wanneer die overlast veroorzaken. Door betrokkenen wordt benadrukt dat hierbij de veiligheid van de kinderen niet de verantwoordelijkheid is van degene die toezicht houdt, maar van de ouders. Voor het uitvoeren van bovenstaande werkzaamheden zijn geen specifieke competenties vereist, je moet het vooral leuk vinden, zeggen betrokkenen. Competenties die wel belangrijk zijn, liggen vooral op het zakelijke vlak. Het wordt als handig gezien als ten minste een van de betrokkenen ervaring heeft met het werven van sponsoren, in staat is te netwerken en kennis heeft van het afsluiten van bijvoorbeeld een beheersovereenkomst.
3.2.2
Competenties en verantwoordelijkheden gemeente Wanneer bewoners speelplaatsen in zelfbeheer nemen, blijft het groot onderhoud over het algemeen een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Het jaarlijks nakijken van de speeltoestellen is het belangrijkste onderdeel hiervan. Bij de Twiskespeeltuin in Amsterdam-Noord hoort ook het onderhouden van de bomen die op het terrein staan tot de gemeentelijke taken. 17
Van de betrokken ambtenaren wordt vooral openheid en betrokkenheid gevraagd. Bij de groene speeltuin de Groene Bieste in Zwolle lag het initiatief van het zelfbeheerproject bij de gemeente. Om te zorgen dat bewoners van de wijk Diezerpoort het beheer en onderhoud van de speeltuin op zich zouden nemen is actief ingezet op het aansluiten bij de wensen en behoeften van de bewoners. Dit is onder andere gebeurd door ontwerpsessies met bewoners te organiseren over het ontwerp van de speeltuin, de spelregels en de te plaatsen speeltoestellen. Wat daarnaast heeft bijgedragen aan het succes van het project is dat men erg goed in staat is gebleken de ‘sleutelfiguren’ in de wijk te herkennen en hen vervolgens ook taken te geven die daarbij passen. 3.2.3
Financiering en Middelen De meeste speeltuinen zijn voor hun inkomsten afhankelijk van gemeentelijke subsidie. Bij Speeltuin Klein Tasmania in Den Haag was dit alleen een startsubsidie voor de aanschaf van speeltoestellen, waarna bewoners het beheer en klein onderhoud van de speeltuin hebben overgenomen. Voor de vervanging van speeltoestellen is ook weer subsidie nodig, maar gemiddeld gaan speeltoestellen ongeveer 10 jaar mee. Subsidie wordt dus op incidentele basis verstrekt. Voor het inrichten van het natuurspeelplein bij Vrije School Valentijn in Harderwijk heeft het lokale bedrijfsleven een bijdrage geleverd. Daarnaast heeft ook de gemeente budget beschikbaar gesteld. Speeltuin Heer in Maastricht ontvangt ook subsidie van de gemeente om speeltoestellen te vervangen, echter is dit maximaal eenderde van het bedrag. De stichting is zelf verantwoordelijk voor het resterende bedrag. Geld wordt gegenereerd door o.a. de verkoop van ijsjes en frisdrank in de speeltuin en door het aantrekken van sponsors. Volgens betrokkenen is het relatief eenvoudig een sponsor te vinden voor een speeltoestel waar de naam van de sponsor aan verbonden wordt. Een sponsor vinden voor onderhoudskosten blijkt een stuk lastiger. Tot slot wordt gebruikgemaakt van middelen die organisaties als Jantje Beton (stimuleren van veilig buitenspelen voor kinderen) en Fonds 1818 (steunt projecten o.a. op het gebied van welzijn, educatie en milieu) beschikbaar stellen. Deze fondsen ondersteunen niet alleen met donaties, maar ook met cursussen en workshops die vrijwilligers kunnen volgen over sponsors werven of nieuwe vrijwilligers werven.
3.2.4
Omgevingsfactoren Een factor die van belang is bij zelfbeheer bij speelplaatsen is dat het een kinderrijke buurt is. Veel van de vrijwilligers en buurtbewoners die bij een project betrokken zijn, hebben zelf kinderen die in de speeltuin spelen. Voor het behoud van deze speelplek voor hun kinderen, zijn de ouders vaak bereid beheers- en onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 18
Veel speelplaatsen en speeltuinen liggen naast of worden gecombineerd met een andere voorziening voor kinderen. Vaak is dit een school, voorbeelden hiervan zijn natuurspeelplein Valentijn (waar het schoolplein is ingericht als natuurspeelplein) en de Twiskespeeltuin (die direct naast een school en crèche gelegen is). Dit betekent dat er een grote toeloop is van kinderen met hun ouders direct vanuit school. Greencourt Gagelhoeve in Den Haag is een natuurspeelplaats die hoort bij stadsboerderij Gagelhoeve. Vrijwilligers die betrokken zijn bij de stadsboerderij zijn ook actief bij de speelplaats. De scoutinggroep die actief is bij de stadsboerderij helpt ook mee bij het onderhoud van de speelplaats. 3.2.5
Organisatie Bij vrijwel alle zelfbeheerprojecten bij speelplaatsen wordt een stichting opgezet. Dit is vaak een vereiste voor de aanvraag van subsidies, donaties bij fondsen en donaties van bedrijven. Uitzondering is de De Groene Bieste in Zwolle, waar een projectgroep is gevormd die bestaat uit vertegenwoordigers van professionele organisaties en de buurtvereniging. Het project is onderdeel van Zwolle Gezonde Stad. Vanuit de buurtvereniging is er een onderhoudsteam samengesteld waarin vrijwilligers van de buurtvereniging en moeders van kinderen uit de buurt samen verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van het speelplein. Voor Natuurspeelplein Valentijn is ook een werkgroep opgericht bestaande uit leerkrachten van de Vrije School en een aantal ouders. Twee van de werkgroepleden trekken het project. Green Court Gagelhoeve wordt ondersteund door de overkoepelende stichting ElemenTree. Deze stichting ondersteunt bij de ontwikkeling van Green Courts door middel van procesbegeleiding. Daarnaast biedt de stichting kennis op het gebied van educatie, onderhoud en beheer. In Den Haag en Rotterdam zijn inmiddels meerdere Green Courts gerealiseerd.
3.2.6
Communicatie Bij alle projecten wordt gebruikgemaakt van Facebook als communicatiemiddel. De wijze waarop het gebruikt wordt, verschilt per project. De Twiskespeeltuin gebruikt Facebook vooral voor het werven van nieuwe vrijwilligers. Bij Speeltuin Heer wordt Facebook gebruikt om bezoekers op de hoogte te houden van ontwikkelingen rond de speeltuin. Zo is ook brandstichting bij het stichtingshuisje van de speeltuin uitgebreid gecommuniceerd via de Facebookpagina. Dit had als onverwacht effect dat plotseling veel mensen hulp aanboden, waarna een benefietfeest is georganiseerd waardoor de speeltuin open kon blijven. Een aantal stichtingen heeft ook een eigen website, maar de meeste hebben dat niet. Als er een website is, wordt deze meestal gebruikt voor het aankondigen van activiteiten en 19
staan de spelregels en openingstijden vermeld. Ondanks de mogelijkheden die digitale vormen van communicatie bieden, bestaat het meeste contact uit persoonlijk contact tussen de betrokkenen bij het zelfbeheerproject en ouders van spelende kinderen. Om het contact met buurtbewoners te stimuleren worden ook activiteiten in de speeltuin georganiseerd die niet alleen voor kinderen bedoeld zijn. In Klein Tasmania wordt jaarlijks een buurtbarbecue georganiseerd en ook in de Groene Bieste is een keer een buurtfeest georganiseerd. Overleggen tussen de gemeente, de zelfbeheerders en eventuele andere partijen, verlopen via vaste contactpersonen. Speeltuin Klein Tasmania is gevestigd op grond waarvan het naastgelegen gymnasium de eigenaar is. Jaarlijks wordt overleg gevoerd met de rector en de beheersorganisatie. Daarnaast is de conciërge altijd bereikbaar voor bepaalde zaken waar de betrokkenen bij het zelfbeheer tegenaan lopen. 3.2.7
Toekomstperspectief Afspraken worden veelal voor de lange termijn gemaakt en om deze meer niet-vrijblijvend te maken wordt vaak een overeenkomst gesloten. Dit kan in de vorm van een beheersovereenkomst zijn, een convenant of een onderhoudscontract. Uitzondering hierop is Speeltuin Heer. Doordat de speeltuin al dusdanig lang in zelfbeheer is, is onduidelijk welke afspraken precies met de gemeente gemaakt zijn. Dit is zorgelijk, aangezien dit ook de enige speeltuin in zelfbeheer is waarvan een betrokkene aangeeft dat er onzekerheid is over het voortbestaan van de speeltuin. Voor de aanwas van nieuwe vrijwilligers maakt De Twiskespeeltuin, zoals eerder genoemd, gebruik van Facebook. Daarnaast bieden ze vacatures aan via de vrijwilligerscentrale in het stadsdeel Noord. Een betrokkene bij Speeltuin Klein Tasmania stelt dat het aantrekken van nieuwe vrijwilligers heel organisch verloopt. Ouders met kinderen die te oud zijn om in de speeltuin te spelen, stoppen met vrijwilligerswerk, maar er zijn altijd wel ouders met jonge kinderen die taken willen overnemen. Dit gebeurt vooral door regelmatig een praatje te maken met ouders van spelende kinderen waaruit een eventuele motivatie om meer bij de speeltuin betrokken te raken vanzelf ter sprake komt.
20
4.
Toepasbaarheid in Oegstgeest In dit hoofdstuk zal eerst ingegaan worden op het DNA van de gemeente Oegstgeest. Kenmerken van een gemeente en haar inwoners kunnen mede het succes van zelfbeheerprojecten bepalen. Vervolgens wordt ingegaan op de succesfactoren die zijn geïnventariseerd in de voorgaande twee hoofdstukken en de wijze waarop deze succesfactoren gestimuleerd kunnen worden. Aan het eind van het hoofdstuk wordt aan de hand van een matrix onderzocht of omgevingsfactoren die zijn geïdentificeerd ook voorkomen in Oegstgeest en zo ja in welke wijk of buurt.
4.1
DNA OEGSTGEEST
4.1.1
Algemene karakteristiek De gemeente Oegstgeest heeft 22.788 inwoners in januari 2012 met een bevolkingsdichtheid van 2.860 personen per vierkante kilometer. In de gemeente Oegstgeest is 44,7% van de bevolking jonger dan 20 jaar en 33,0% 65 jaar of ouder. Het aantal huishoudens in Oegstgeest is 10.006, waarmee een huishouden gemiddeld 2,28 mensen telt. 72,6% van de woningvoorraad in Oegstgeest maakt onderdeel uit van de koopsector. 27,4% bestaat uit huurwoningen, dit is onder te verdelen naar de sociale huursector (17,1%) en de particuliere huursector (10,3%). Het overgrote deel van de sociale huurwoningen is in het bezit van woningstichting Buitenlust. De gemiddelde WOZ-waarde van een koopwoning in Oegstgeest bedraagt € 372.000. Uit de Integrale Veiligheidsmonitor 2011 blijkt dat 12% van de ondervraagde Oegstgeestenaren vindt dat er vaak rommel op straat ligt. Buurtproblemen die vaker genoemd worden door de respondenten zijn te hard rijden (26%), hondenpoep (24%) en woninginbraken (17%).
4.1.2
Typering Oegstgeest en inwoners In de inleiding van de toekomstvisie van de gemeente wordt Oegstgeest getypeerd als een aantrekkelijke woongemeente. Uit het jaarlijkse onderzoek ‘Waar willen we wonen’ uitgevoerd door Bureau Louter in opdracht van Elsevier blijkt dit ook: op de ranglijst van beste woongemeente staat Oegstgeest in 2013 op een twaalfde plaats (van de 408 gemeenten). De ranglijst wordt bepaald door een score op de indicatoren: basisvoorzieningen, plusvoorzieningen, arbeidsmarkt, groene en blauwe kwaliteit, rust en
21
ruimte, harmonieus leefklimaat en bereikbaarheid. Dat Oegstgeest een aantrekkelijke woongemeente is, valt ook op te maken uit de gemiddeld hoge woningprijzen (zie voorgaande paragraaf). Niet alleen de kwaliteit van de woon- en leefomgeving, gekenmerkt door veel groen en een hoogvoorzieningenniveau, maken Oegstgeest een aantrekkelijke gemeente volgens de toekomstvisie. Ook de inwoners van Oegstgeest dragen daar aan bij. Het gemiddelde opleidingsniveau ligt relatief hoog, evenals het gemiddelde inkomensniveau. In vergelijking met de rest van Nederland, maar ook in vergelijking met omliggende gemeenten. Dit maakt de inwoners van Oegstgeest ook tot veeleisende inwoners, aldus de Bestuurskrachtmeting 2009 van Partners+Pröpper. Volgens Partners+Pröpper draagt het relatief hoge opleidingsniveau van de Oegstgeestenaar bij aan een positieve en kritische houding richting de gemeente. De bewoners worden in staat geacht goed mee te kunnen en willen denken met het gemeentebestuur, maar dat inwoners van Oegstgeest zich ook kunnen opstellen als een hindermacht en factor waar rekening mee gehouden moet worden. Dit betekent dat de inwoners van Oegstgeest in potentie een grote bijdrage kunnen leveren aan de samenleving en perspectief biedt voor het slagen van zelfbeheerprojecten. Staan bepaalde plannen een groep bewoners echter niet aan, dan zijn zij ook in staat zich te organiseren en (al dan niet succesvol) te verzetten tegen plannen. Dat dit ook kan leiden tot een positieve bijdrage blijkt uit de in hoofdstuk 2 aangehaalde voorbeelden ‘Werkgroep Bos van Wijckerslooth’ en het ‘Vroege Vogelspark’.
22
4.2
STUREN OP SUCCESFACTOREN ZELFBEHEER Wat naar voren komt in het overzicht van kritische succesfactoren in Oegstgeest en in andere gemeenten is dat het succes van zelfbeheerprojecten in grote mate afhankelijk is van de betrokken bewoners en vrijwilligers. De meeste voorbeeldprojecten lenen zich niet voor een directe een-op-een uitrol op plekken in de gemeente Oegstgeest. Wel kunnen er belangrijke lessen uit de voorbeeldprojecten getrokken worden en kunnen de besproken factoren bijdragen aan het ontwikkelen van een kader of spelregels voor zelfbeheer in openbaar groen en bij speelplaatsen. De aanpak zoals ontwikkeld in de gemeenten Alphen aan den Rijn en Breda vormt een uitzondering op het hiervoor geschetste beeld. Deze voorbeelden, of onderdelen hiervan, lenen zich wel voor implementatie in andere gemeenten. Het initiatief voor het stimuleren van zelfbeheer ligt bij de gemeenten en de wijze waarop zij dit stimuleren is niet afhankelijk van factoren die uniek zijn voor deze gemeenten. Waar een gemeente tevens direct invloed op heeft is het versterken van de benodigde competenties bij betrokken ambtenaren. De andere succesfactoren die genoemd zijn, kunnen niet worden afgedwongen door de gemeente en zijn afhankelijk van de betrokken bewoners en vrijwilligers. Wel is het mogelijk om vanuit de gemeente een bepaalde gewenste richting op te sturen of te faciliteren in de richting van de beschreven succesfactoren. Ook kan getracht worden de aansluiting te zoeken met gebieden of bestaande organisaties waar deze succesfactoren reeds aanwezig zijn. Dit kan bijvoorbeeld op de volgende manieren: Competenties en verantwoordelijkheden bewoners: als belangrijkste competentie bij bewoners wordt toch vaak genoemd dat ze het vooral leuk moeten vinden. Om het enthousiasme bij bewoners aan te wakkeren is wellicht een initiële investering nodig. Dit kan bijvoorbeeld door het plaatsen van een nieuw speeltoestel bij een speelplaats, waarna bewoners het beheer op zich nemen. Hetzelfde geldt voor gemeentelijk groen, waar het beheer overgedragen kan worden aan bewoners nadat het opnieuw is ingericht door de gemeente. Verdere facilitering van zelfbeheer in het groen zou plaats kunnen vinden door het geven van een snoeicursus of workshop door een medewerker van de gemeente. Financiering en middelen: uit de voorbeelden blijkt dat lang niet alle projecten afhankelijk zijn van gemeentelijke subsidies. De gemeente kan bewonersgroepen of organisaties ondersteunen bij het aanvragen van subsidies bij fondsen als Jantje Beton en Fonds 1818. Daarnaast kan de gemeente (potentiële) participanten bij zelfbeheerprojecten mogelijk in contact brengen met organisaties die de kennis en kunde in huis hebben voor verdere ondersteuning, bijvoorbeeld stichting ElemenTree.
23
Organisatie: de gemeente kan bewonersgroepen ondersteunen bij de organisatievorm. Dit kan heel praktisch zijn, bijvoorbeeld hulp bij het opzetten van een stichting of vereniging, maar kan ook betekenen meedenken over hoeveel buurtbewoners benodigd zijn voor een succesvol project. De gemeente kan hierin ook meer kaderstellend zijn, mogelijk dat voor het aanvragen van subsidies al geldt dat dit alleen kan wanneer groepen bewoners verenigd zijn in een stichting. Ook kan de gemeente eisen stellen aan een buurtinitiatief; bijvoorbeeld een vooraf bepaald minimum aantal omwonenden dat meedoet met het initiatief. Communicatie: op het gebied van communicatie kan de gemeente bewoners en organisaties faciliteren door ruimte op de website van de gemeente beschikbaar te stellen. Een vaste plek op de website waar organisaties of bewonersgroepen berichten kunnen plaatsen voor hun achterban of waar een verzameling links wordt geplaatst naar de websites of social media-pagina’s van de zelfbeheerders. Ook kan gewezen worden op de mogelijkheid voor organisaties zich aan te melden bij de vrijwilligersgids van Oegstgeest om via de digitale vacaturebank vrijwilligers te werven voor een project. Naar alle waarschijnlijkheid betekent dit dat het stimuleren van zelfbeheer binnen de gemeente Oegstgeest een initiële investering vergt. Het faciliteren van zelfbeheer door het meedenken over financiering en de organisatievorm met bewoners en organisaties en het beoordelen van aanvragen door initiatiefnemers vraagt tevens de inzet van gemeentepersoneel.
24
4.3
DNA EN OMGEVINGSFACTOREN In onderstaande matrix zijn omgevingsfactoren opgenomen die genoemd zijn als kritische succesfactor bij zelfbeheerprojecten. Middels deze matrix wordt duidelijk of deze factoren ook in de gemeente Oegstgeest aanwezig zijn:
Omgevingsfactor
Aanwezig in Oegstgeest?
groenbeheer Aanwezigheid
Ja, er zijn drie verenigingen actief: in Buitenlust, in Haaswijk en de
bewonersorganisatie
Morsebel en in de Gruneriebuurt.
Relatief veel ouderen
In 2010 bedroeg het aantal 65+’ers in Oegstgeest 3.904, volgens prognoses zal dit toenemen tot 4.905 in 2020 en verder stijgen naar 5.836 in 2030. 19% van de inwoners van Oegstgeest is 65 jaar of ouder. De buurten Bloemenbuurt, Oranje Nassau, Oudenhof, Rhijngeest en Voscuyl tellen allemaal relatief meer ouderen (65+) dan het gemiddelde in Oegstgeest en het gemiddelde in Nederland (16%).
Veel of weinig groen
Oegstgeest is een zeer groene gemeente. Oegstgeest kent ook een Groen- en natuuradviescommissie die het college van B&W adviseert over groen- en natuurbeleid. In de nabijheid van Oegstgeest bevinden zich de stedelijke kernen Leiden en Den Haag. Wellicht biedt dit mogelijkheden voor de aanwas van vrijwilligers. Inwoners van deze steden die graag actief zijn in een groene omgeving, willen mogelijk deelnemen aan projecten in Oegstgeest.
Omgevingsfactor
Aanwezig in Oegstgeest?
speelplaatsen Kinderrijke buurt
In 2011 bedroeg het aantal 0-12 jarigen in Oegstgeest 3.577, volgens prognoses zal dit toenemen tot 3.612 in 2020 en verder stijgen naar 4.236 in 2030. 18% van de inwoners van Oegstgeest is 14 jaar of jonger. De buurten Morsebel, Haaswijk-West, Oranje Nassau, Oudenhof en Poelgeest tellen allemaal relatief meer kinderen (0-14 jaar) dan het gemiddelde in
25
Oegstgeest en het gemiddelde in Nederland (17%). Speelplaats nabij andere kindvoorziening
1.
Vergt een nadere inventarisatie. In de gemeente Oegstgeest staan op 55 locaties formele speelvoorzieningen (peildatum december 2009).
26
5. 5.1
Het regiemodel zwerfafval HET REGIEMODEL ZWERFAFVAL IN THEORIE In opdracht van Gemeente Schoon ontwikkelt Public Result het regiemodel zwerfafval. Met het regiemodel wil Gemeente Schoon gemeenten en andere partijen ondersteunen bij hun veranderende rol in de openbare ruimte: van reguleren naar participeren en van uitvoeren naar regisseren. Het regiemodel dient hierbij als handreiking waarmee voor een gebied, netwerk of organisatie het zo optimaal mogelijke regiemodel bepaald kan worden én de consequenties daarvan voor de organisatie in beeld gebracht kunnen worden. In het regiemodel Zwerfafval hangt de rol van de regisseur – de gemeente – van twee factoren af. De eerste factor is de mate van vrijblijvendheid in de gemeentelijke ambitie: worden er wel of geen (bindende) afspraken gemaakt over de ambitie als het gaat om de schoonheidsgraad en de rollen die partijen vervullen? De tweede factor is de mate van doelconcensus van het netwerk: in hoeverre streven de verschillende partijen in het netwerk hetzelfde doel na? Wanneer deze twee factoren tegen elkaar worden afgezet, zijn er vier verschillende regierollen te onderscheiden:
Beheersingsgericht (niet-vrijblijvende ambitie en een lage doelconsensus) In de beheersingsgerichte regierol heeft de gemeente een concrete, niet-vrijblijvende ambitie gesteld als het gaat om de schoonheidsgraad van de gemeente. Tegelijkertijd is
27
de doelconsensus van diverse partijen (bewoners, ondernemers, etc.) in de het gebied laag; de gemeente gaat er vanuit dat bewoners of partijen zelf weinig inspanningen plegen voor een schone leefomgeving. Bij een beheersingsgerichte regierol kiest de gemeente ervoor zelf verantwoordelijkheid nemen voor een bepaalde schoonheidsgraad en zo te borgen dat de gestelde ambities consistent worden behaald. Door daarnaast in de wijken of buurten als een frontoffice aanwezig te zijn, kunnen bewoners, ondernemers, scholen etc. in actie komen en zich inzetten voor een schone leefomgeving wanneer zij dit willen. Resultaatgericht (niet-vrijblijvende ambitie en een hoge doelconsensus) In de resultaatgerichte regierol heeft de gemeente - net als bij het beheersingsgerichte model - een concrete, niet-vrijblijvende ambitie gesteld als het gaat om de schoonheidsgraad van de gemeente. Tegelijkertijd is de doelconsensus in het gebied hoog: dat wil zeggen dat er sterke samenwerkingsverbanden, sleutelfiguren of partijen zijn waar de gemeente mee kan samenwerken. Deze samenwerking kan een nietvrijblijvende vorm aannemen wanneer de partij bereid is concrete afspraken te maken, bijvoorbeeld om bepaalde taken van de reinigingsdienst over te nemen. Hierbij kan het voor-wat-hoort-wat-principe worden toegepast: de partij krijgt een ‘beloning’ voor het bijdragen aan de schoonheidsgraad van een gebied, maar er zijn ook sancties op het moment dat de afspraken niet nageleefd worden, als ware het een aanbesteding. Visionair (vrijblijvende ambitie en een lage doelconsensus in het netwerk) In de visionaire regierol heeft de gemeente een vrijblijvende ambitie als het gaat om de schoonheidsgraad van het gebied. Tegelijkertijd is de doelconsensus laag: er is geen sterk netwerk, partij of sleutelfiguur voor handen waarmee de gemeente resultaatgerichte afspraken zou kunnen of willen maken. Dat neemt niet weg dat (incidenteel) goede initiatieven of concepten worden gelanceerd in het gebied om participatie bij zwerfafval te stimuleren. In dat geval beoordeelt de gemeente het initiatief en kiest om dit - al dan niet te ondersteunen waar nodig, als ware het een franchisemodel. Faciliterend (vrijblijvend ambitie met een hoge doelconsensus) In de faciliterende regierol heeft de gemeente een vrijblijvende ambitie geformuleerd als het gaat om de schoonheidsgraad van de verschillende gebieden. Tegelijkertijd is er een hoge doelconsensus binnen het gebied: sleutelfiguren, samenwerkingsverbanden of netwerken hechten waarde aan een leefomgeving vrij van zwerfafval en zijn proactief in de aanpak hiervan. In dat geval stimuleert de gemeente deze initiatieven vanuit de wijk of buurt waar mogelijk en stelt zich faciliterend op. De gemeente ondersteunt door bijvoorbeeld hulpmiddelen ter beschikking te stellen, zonder dat daar resultaatgerichte afspraken aan verbonden worden, als ware het een buurtservicemodel. Wanneer er in gebieden beperkt geparticipeerd wordt door bewoners betekent dit niet per se dat de gemeente taken overneemt of extra schoonmaakacties uitvoert.
28
5.2
DE GEMEENTELIJKE REGIEROL IN OEGSTGEEST Huidige en gewenste regierol Op basis van het participatiebeleid en de voorbeeldprojecten in de gemeente Oegstgeest (zie hoofdstuk 2) en de analyse van het DNA in hoofdstuk 4 kan worden geconcludeerd dat de gemeente Oegstgeest momenteel de ‘faciliterende regierol’ het meest benadert. De ambities die de gemeente Oegstgeest heeft geformuleerd met betrekking tot zelfbeheer in openbaar groen en bij speelplaatsen hebben meer kenmerken van een ‘resultaatgerichte regierol’.
Gevolgen voor de gemeentelijke organisatie Ervaringen met het regiemodel in de wijk Rode Schouw in Bergen op Zoom, waar de gemeente ook naar een resultaatgerichte regierol toe wilde, laten zien dat de gemeente (om die rol te nemen) duidelijke opvattingen nodig heeft over de inhoudelijke resultaten, maar daarbij ruimte laat voor de expertise en de inbreng van de professionals en bewoners. Er wordt gestuurd op het resultaat en minder op het proces. Onderdeel daarvan is het betrekken van de juiste partijen benaderen en vervolgens betrekken. Voor een succesvolle overgang van een faciliterende naar resultaatgerichte regierol kan een helder overzicht van sleutelfiguren en stakeholders per buurt of wijk, inclusief hun belangen, dus gunstig zijn. Een en ander betekent ook dat de gemeente durft los te laten en voldoende vertrouwen heeft in het kunnen, doen en laten van de partijen en de bewoners (vaste ankers en steunpilaren) in de wijk. De gemeente stelt zich hierbij op als een trainer die weet op welke wijze de partijen gunstig te beïnvloeden zijn, zodat het spel binnen de regels wordt
29
gespeeld: kaders stellen. Omdat gestuurd wordt op het resultaat binnen de gestelde kaders zijn de instrumenten die de gemeente vervolgens toepast vooral gericht op monitoring van de randvoorwaarden en de uiteindelijke resultaten. Het doorvoeren van de resultaatgerichte regierol heeft consequenties op alle niveaus binnen de gemeentelijke organisatie:
Strategie Omgang met geregisseerden
Stijl van besturen en managen Omgang van gemeentelijke bestuurders/managers met hun medewerkers
Werkwijze / Competenties van eigen medewerkers
Beheersingsgericht
Resultaatgericht
Visionair
Faciliterend
Voorschrijven en afrekenen op duidelijke afspraken
Randvoorwaarden en eindresultaat
Partijen bewegen door belang te delen
Aansprekende ideeën inbrengen
Juiste partijen kiezen
Stimuleren
Inspelen op behoeften
Faciliteren
Ondersteunen van inspanningen; help de helpers
Duidelijke opvattingen over inhoudelijk resultaat en te volgen proces; opdracht geven tot concretisering bestuurlijk uitgangspunten en normen en regels
Sterke opvattingen over inhoudelijk resultaat en maar wel ruimte voor professionaliteit en inbreng van anderen
Vraaggericht werken, inzicht in behoeften van andere partijen en proberen hiervoor mogelijkheden proberen te creëren
Maximale ruimte bieden aan andere partijen om m te komen tot ‘welk resultaat dan ook’; actief betrokken als boegbeeld, aanknopen bij ankers in de wijk
Projectmatig werken
Weet goed hoe het spel gespeeld wordt
Betrokkenheid creëren
Lobbyist / netwerker
Draagvlak
Creativiteit
Motivatie
Proces regisseren
Vertrouwen
Wel verstand van inhoud maar niet inhoudelijk sturen
Brede toolkit “Scheidsrechter
Kennis van beïnvloedingsinstrumenten “Trainer”
“Spelverdeler”
“Verzorger” Structuur Verdeling taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen organisatie Cultuur Waarden en gedrag
Binnen heldere normen mandatering aan medewerkers
Veel verantwoordelijkheid voor medewerker die contact met geregisseerde heeft
Sterke overleg- en coördinatiestructuur (bijv. programmamanagement)
Ruimte bieden aan ‘vrije geesten’: licht overleg- en coördinatiestructuur
Duidelijke regels , duidelijk handhaven c.q. op afrekenen
‘Het is het resultaat dat telt’, niet het proces ernaartoe
Openheid
Samen ben je altijd beter
Bottom up Samenwerking
Instrumentatie: regels, procedures, maatregelen en randvoorwaarden
Gedetailleerde informatiesystemen, duidelijke randvoorwaarden en regels
Goede monitoring op randvoorwaarden en resultaat
Gericht op relatie
Integraal werken Weinig: inspanningsondersteun end en niet resultaat gericht (SMART)
30
6.
Vervolgstappen In dit afsluitende hoofdstuk zal op basis van de bijeenkomst met groenorganisaties in Oegstgeest, de kritische succesfactoren bij zelfbeheer en het regiemodel zwerfafval een aantal concrete stappen worden voorgesteld die de gemeente Oegstgeest kan uitvoeren om bij te dragen aan de doelstellingen uit de toekomstvisie.
6.1
PILOTS ZELFBEHEER Tijdens de bijeenkomst van 13 juni jl. is gesproken over de wijze waarop de gemeente Oegstgeest zelfbeheer onder de inwoners van Oegstgeest verder zou kunnen stimuleren. De aanwezige vertegenwoordigers van organisaties die zich al bezighouden met zelfbeheer en de aanwezige ambtenaren waren het er over eens dat de wijze waarop de gemeente Alphen aan den Rijn groenbeheer stimuleert een goede optie zou zijn in Oegstgeest. Dit betekent dat openbaar groen in de gemeente wordt omgevormd naar een lager onderhoudsniveau om kosten te besparen. Bijvoorbeeld heggen en hagen naar gazon en gazon naar berm. Voordat dit echter gebeurt, zal buurtbewoners de mogelijkheid gegeven worden zelf zorg te gaan dragen voor het onderhoud wanneer zij het groen willen behouden. Indien buurtbewoners een stuk openbaar groen in zelfbeheer nemen, kan de gemeente ervoor kiezen het groen naar wens van de bewoners in te richten om ze extra te motiveren. Een tweede optie is buurtbewoners bij het proces te betrekken wanneer een stuk groen in aanmerking komt voor herinrichting. Bewoners mogen dan meebeslissen, maar wel onder voorwaarde dat ze vervolgens zelf zorg zullen dragen voor het onderhoud. Wel is tijdens de bijeenkomst aangetekend dat de gemeente eerst zou moeten starten met een aantal pilots en het plan niet direct in de hele gemeente door zou moeten voeren. Omdat een oproep in de krant niet altijd het gewenste effect heeft, hebben de betrokken organisaties aangegeven dat de gemeente van hun netwerk gebruik kan maken om tot een goede selectie te komen voor een pilotgebied. Het in samenspraak met de organisaties selecteren van een pilotgebied is een actie die direct door de gemeente uitgevoerd kan worden.
31
6.2
KADERS EN RICHTLIJNEN VOOR ZELFBEHEER Voor de resultaatgerichte regierol die de gemeente Oegstgeest nastreeft is het stellen van kaders waarbinnen bewoners en organisaties de gestelde doelen kunnen realiseren van belang. Dit betekent dat er heldere richtlijnen nodig zijn voor welke verantwoordelijkheden wel en welke niet over worden gedragen door de gemeente, over wat wel en niet mag aangezien de grond gemeentelijk eigendom blijft, wat de consequenties zijn wanneer afspraken niet worden nagekomen en of er sprake is van een beloning. Het opstellen van kaders en richtlijnen is ook een actie die op korte termijn te realiseren is. Hieronder wordt vast een eerste invulling gedaan, maar dit dient nader uitgewerkt te worden. Speelplaatsen Gedurende het traject is duidelijk geworden dat waar het gaat om zelfbeheer bij speelplaatsen de gemeente de verantwoordelijkheid over het onderhoud van de speeltoestellen wil behouden. Dit om dat volgens het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen de gemeente eindverantwoordelijke blijft voor de veiligheid van speeltoestellen die in de openbare ruimte zijn geplaatst. Verantwoordelijkheden die wel overgedragen kunnen worden zijn het schoonhouden van de speeltoestellen, het verwijderen van zwerfafval van de speelplaatsen en uit het omliggend groen en het onderhoud van datzelfde groen. Openbaar groen Door medewerkers van de gemeente is aangegeven dat openbaar groen dat in zelfbeheer wordt genomen door bewoners ook de bestemming openbaar groen dient te behouden. Dit betekent dat stukken groen niet afgesloten mogen worden met een schutting, dat het niet betegeld mag worden en het is ook niet de bedoeling dat er dieren worden gehouden. Indien bewoners zich niet houden aan de afspraken die gemaakt zijn en het groen verwaarloosd wordt, zal uiteindelijk de consequentie zijn dat het groen alsnog wordt omgevormd naar groen met een lager onderhoudsniveau zoals gras. Tot slot is het van belang dat zich voor een zelfbeheerinitiatief een minimum aantal buurtbewoners opgeeft. Dit heeft als voordeel dat de continuïteit beter gewaarborgd kan worden, omdat het project niet afhankelijk is van één bewoner die weg kan vallen. Een tweede voordeel is dat individuele bewoners daarmee niet zelfstandig kunnen beslissen wat er met het openbaar groen in een straat of buurt gebeurt, maar dat er altijd meerdere buurtbewoners bij worden betrokken.
32
6.3
GEMEENTEBREDE WERKWIJZE BIJ BURGERPARTICIPATIE Het opzetten en uitvoeren van pilots met zelfbeheer en het opstellen van kaders en richtlijnen voor zelfbeheer zijn acties die op korte termijn kunnen worden uitgevoerd. Op de langere termijn is van het belang voor de gemeente Oegstgeest om te komen tot een eenduidige werkwijze bij burgerparticipatie. Op deze wijze kan de aanwezige burgerkracht in Oegstgeest optimaal worden benut, omdat de gemeentelijke organisatie zich hier op instelt. In de bestuurskrachtmeting Oegstgeest uit 2009 werd genoemd dat nog geen sprake is van een ‘verinnerlijkte methode van werken voor burgerparticipatie’. Trajecten vinden vooral plaats op projectbasis. Dit betekent dat veelal ad hoc en niet eenduidig wordt besloten hoe met bewonersinitiatieven wordt omgegaan en dat dit in grote mate afhankelijk is van de verantwoordelijke ambtenaar. Een eenduidige werkwijze leidt er toe dat continuïteit aan de kant van de gemeente wordt gewaarborgd en dat de wijze waarop wordt omgegaan met aanvragen of initiatieven niet afhankelijk is van de ambtenaar in kwestie. Wanneer voorwaarden en kaders ook naar de buitenwereld worden gecommuniceerd, maakt dit de spelregels voor burgerparticipatie voor iedereen duidelijk. Dit voorkomt frustraties en onbegrip bij bewoners, omdat zij van tevoren kunnen inschatten hoe er met een aanvraag voor ondersteuning wordt omgegaan en in welke mate zij gefaciliteerd kunnen worden bij bepaalde initiatieven. Het leren omgaan met burgerparticipatie kost tijd en vergt ook flexibiliteit van ambtenaren. Een eerste stap richting een eenduidige werkwijze zou bijvoorbeeld het opstellen van een protocol, processchema of beslisboom kunnen zijn voor het afhandelen van ingediende initiatieven. Voor de gemeente Bergen op Zoom is bijvoorbeeld een processchema opgesteld waarin vijf stappen worden behandeld voor verschillende vormen van participatie: 1. Informeren/activeren: de wijze waarop communicatie over burgerparticipatie richting bewoners wordt ingericht. 2. (Beheer)plannen: welke randvoorwaarden en kaders er vanuit de gemeente zijn waarbinnen een initiatief uitgevoerd kan worden, bijvoorbeeld dat bij zelfbeheer de grond eigendom van de gemeente blijft. 3. Overeenkomsten/registreren: checken / beoordelen of aan voorwaarden voldaan is waar een aanvraag voor een initiatief moet voldoen, bijvoorbeeld dat een initiatief bijdraagt aan de sociale cohesie of leefbaarheid in de buurt. 4. Uitvoering: indien er een actie vanuit de gemeente tegenover staat deze uitvoeren, bijvoorbeeld het leveren van materiaal voor het opruimen van zwerfafval. 5. Monitoring / evaluatie: bijhouden of afspraken worden nagekomen en evalueren met betrokkenen zodat duidelijk wordt wat goed gaat en waar verbeterpunten zitten. Iets dergelijks zou goed uitgevoerd kunnen worden voor de gemeente Oegstgeest. 33
BIJLAGE 1: VERSLAG BIJEENKOMST ORGANISATIES ZELFBEHEER Onderwerp:
Zelfbeheer Openbaar Groen
Datum: Aanwezig:
13 Juni 2013 Martijn Zilverentant (Gemeente Oegstgeest), Marianne van Veldhuizen (Gemeente Oegstgeest), Marjan van Meerloo (Milieu Advies Commissie/Milieu Educatie Centrum), Margreet Wesseling (Werkgroep Behoud het Bos van Wijckerslooth), Emmy (Werkgroep Behoud het Bos van Wijckerslooth), Jaap Oostdijk (Public Result), Jacob Jansen (Public Result)
1. OPENING Martijn opent de bijeenkomst door kort de toekomstvisie toe te lichten die is vastgesteld door de gemeenteraad. Daarbij geeft hij aan dat het eigenlijk een toekomstvisie is van de gemeenschap omdat die gedurende het opstellen veel bij het proces betrokken is. De toekomstvisie bevat 4 rode draden, waarbij met name de rode draad ‘het benutten van potentieel’ van belang is. Van daaruit zijn projecten benoemd, o.a. het stimuleren van zelfbeheer van openbaar groen en speeltuinen door bewoners. Hierbij benadrukt hij dat Public Result is ingeschakeld om te helpen hierbij, vanwege hun expertise op dit vlak. Deze bijeenkomst is georganiseerd om ideeën op te doen over hoe het zelfbeheer in Oegstgeest vormgegeven kan worden en stil te staan bij hoe huidige projecten lopen en hoe deze verbeterd zouden kunnen worden. 2. INTRODUCTIE PROJECTEN DEELNEMERS BIJEENKOMST Martijn Zilverentant: beleidsmedewerker openbare ruimte bij de Gemeente Oegstgeest, geeft kort aan dat hij als opdracht meegekregen heeft om de toekomstvisie op het punt van zelfbeheer verder uit te werken. Marianne van Veldhuizen: beleidsmedewerker groen bij de Gemeente Oegstgeest, is ook betrokken bij het project. Jacob Jansen: junior adviseur bij Public Resultheeft vanavond een ondersteunende rol. Jaap Oostdijk: adviseur bij Public Result, licht kort toe dat Public Result werkt in opdracht van Gemeente Schoon en dat Oegstgeest via het focusprogramma zwerfafval een aantal adviesdagen ter beschikking heeft. Public Result heeft ervaring in gemeenten door het hele land op het gebied van zwerfafval en participatie, zelfbeheer is een van de
34
instrumenten die ingezet wordt om zwerfafval tegen te gaan. Jaap vraagt de aanwezigen een sterk en een zwak punt te noemen van projecten die momenteel lopen. Marjan van Meerloo: lid Milieu Advies Commissie & secretaris bij het Milieu Educatie Centrum (MEC), geeft aan dat ze bij deze bijeenkomst aanwezig is met meerdere petten op. Zowel die van de adviescommissie als van het MEC. Daarbij vertelt ze dat een sterk punt is dat de Kruidentuin goed loopt. Als verbeterpunt noemt ze dat wanneer er geen direct betrokkenen in de tuin aanwezig zijn, er minder gebruik van wordt gemaakt. Margreet Wesseling: lid werkgroep Behoud het Bos van Wijckerslooth, vindt het lastig een sterk en zwak punt aan te geven, omdat het geen ‘project’ is, maar Margreet vertelt dat er veel mensen die bij haar initiatief betrokken zijn dagelijks zwerfafval opruimen. Een verbeterpunt zou kunnen zijn dat er wel met enige regelmaat jongeren ‘rondhangen’ en afval (waaronder glas) veroorzaken. Dit is een handhavingkwestie waar meer aandacht aan besteed zou kunnen worden. Verder geeft ze aan dat er overleg is met de verantwoordelijke ambtenaren over onderhoud van het bos. Martijn geeft aan dat ondanks dat het geen project is, de werkgroep wel een unieke positie inneemt juist vanwege dit overleg. Margreet en Emmy geven aan dit wordt gewaardeerd en dat dit zeker ook te maken heeft met de personen waar nu contact mee is binnen de gemeente. Emmy: lid werkgroep Behoud het Bos van Wijckerslooth, heeft bij het voorstelrondje van Margreet samen met haar aangegeven hoe het verloopt met het Bos van Wijckerslooth. 3. STIMULEREN ZELFBEHEERPROJECTEN Margreet vraagt of er al ideeën zijn over hoe het zelfbeheer te stimuleren. Martijn geeft aan dat die er nu nog niet concreet zijn en dat deze avond daar juist voor bedoeld is. Marianne geeft een voorbeeld over hoe zelfbeheer vorm zou gegeven kunnen worden. In Alphen aan de Rijn wordt een deel van het openbaar groen verwijderd, maar voor dit gebeurt kunnen bewoners aangeven of ze dit groen in beheer willen nemen. Voor dit oppervlak is er een lijst beschikbaar met planten en bloemen waar bewoners uit kunnen kiezen. Vervolgens nemen de bewoners het beheer van dit groen over. Indien bewoners het groen niet in zelfbeheer willen nemen, komt er gras voor in de plaats. Hier wordt enthousiast op gereageerd, maar de aanwezigen benadrukken dat goede communicatie hierbij van belang is. Bewoners moeten tijdig ingelicht worden over de voornemens van de gemeente en voordat het groen is getransformeerd in gras al in de gelegenheid worden gesteld om aan te geven of ze het huidige groen in beheer willen nemen. Omdat het initiatief op bijval kan rekenen stelt Margreet voor om te starten met een experiment, omdat de doelstelling van de gemeente 10% van het groen in zelfbeheer is. Het is niet zo dat van de ene op de andere dag al het groen in beheer van bewoners
35
hoeft te zijn. Klein beginnen kan dus. Haar advies is burgers te benaderen en aan de slag gaan met een aantal proefplekken. Dit idee krijgt veel bijval van de aanwezigen. Martijn wil graag weten wat Margreet, Marjan en Emmy als oplossing zien voor het probleem dat een bewoners een stuk groen in zelfbeheer neemt, maar er tuinkabouters wil neerzetten of iets anders dat de rest van de buurt niet mooi vindt. Marjan zegt dat goed onderling contact tussen bewoners belangrijk is en dat hierdoor het ‘smaken verschillen’-probleem ondervangen kan worden, het dient dus in samenspraak te gebeuren. Jaap merkt op dat bij de aanvraag om een stuk groen in zelfbeheer te nemen er bijvoorbeeld een eis kan zijn dat de aanvrager de steun heeft van X aantal buurtbewoners om te voorkomen dat iemand iets neerzet waar de rest van de buurt tegen is. Gevraagd wordt of dit via de bewonersorganisatie of andere verenigingen zou kunnen lopen. Jaap geeft aan dat dit kan, maar dat dit mede afhankelijk is van de bewonersvereniging. Sommige bewonersverenigingen vormen een goede afspiegeling van de wijk en worden gewaardeerd door het merendeel van de bewoners, maar in andere gevallen ontbreekt het aan legitimiteit en staat de bewonersvereniging enigszins los van de rest van de buurt. Marianne geeft verder ook aan dat bij de uitvoer moet worden bedacht dat het vaak wel om groen gaat dat bij bewoners zelf in de buurt staat. Mensen zullen niet snel geneigd zijn groen op een andere plek dan in hun eigen buurt te onderhouden. Marjan geeft aan dat het MEC hier misschien wel een rol in kan spelen, maar alleen waar het grotere stukken groen betreft. Marianne vraagt hoe ‘Vrij Groen’ loopt. [was een initiatief in Leiden op een tijdelijke locatie, maar is verplaatst naar Oegstgeest]. Bij de gemeente bestaat het idee dat hier nog gezocht wordt naar vrijwilligers, maar volgens Marjan loopt het wel en zijn er genoeg vrijwilligers. Marianne is nieuwsgierig naar hoe de werkgroep Behoud het Bos van Wijckerslooth is opgestart, omdat hier iets van geleerd kan worden voor toekomstige zelfbeheerprojecten. Margreet geeft aan dat destijds het plan was opgevat een fietspad door het bos aan te leggen waar zij en anderen die regelmatig in het bos komen, fel op tegen waren. In de loop der jaren zijn er meerdere gevallen geweest (zo noemt ze ook nog een plan van de Rotary) waarbij de Werkgroep in verzet is gekomen tegen plannen om het bos te wijzigen. Daarbij geeft Margreet aan dat de Werkgroep dus eigenlijk is ontstaan uit protest, maar dat dit vervolgens is omgebogen tot iets positiefs en dat de gemeente hier mogelijk iets mee kan. Jaap merkt op dat medewerkers van de gemeente het vaak als negatief ervaren als bewoners maar klagen, maar dit zijn wel betrokken bewoners. Wanneer die betrokkenheid in iets anders kan worden omgezet dan kan bewonersparticipatie verder worden gestimuleerd.
36
Om het zelfbeheer verder te stimuleren kan ook gedacht worden aan een beloning. Martijn draagt hierbij het voorbeeld aan van een stadsdeel in Amsterdam waar voor zelfbeheerders jaarlijks een excursie wordt georganiseerd, bijvoorbeeld naar de vuilverbranding. Een andere stimulans kan een competitie-element zijn, Marianne haalt nogmaals het voorbeeld van Alphen aan den Rijn aan waar jaarlijks een prijs wordt uitgereikt voor het mooiste stukje openbaar groen dat door bewoners is onderhouden. Marjan en Margreet vinden dit een goed idee, want Margreet wordt niet bepaald enthousiast van een excursie. Emmy heeft haar twijfels over de competitie, want wie beoordeeld er en op basis waarvan? 4. COMMUNICATIE Zoals eerder tijdens de bijeenkomst genoemd is, is communicatie van wezenlijk belang. Marjan vertelt dat er een heg (gemeentegroen) weggehaald werd bij haar tuin. Zij vond dit jammer, omdat er vervolgens een tijd lang niets stond. Volgens haar is een verbeterpunt dat bij tijdige informatie over nut en noodzaak zij hier meer begrip voor zou kunnen opbrengen en dat zij vervolgens ook zelf met een voorstel richting gemeente had kunnen komen voor een tijdelijke invulling. Hierbij wordt ook de ‘guerilla gardening’ actie aangehaald die onlangs in het Vroege Vogelspark plaatsvond. Bewoners hadden op eigen initiatief het groen in het park aangevuld. Volgens de gemeente was dit niet de bedoeling, maar voor Marjan is onduidelijk waarom de gemeente hier niet blij mee is. Marianne ligt toe dat het probleem was dat guerilla gardening, wat normaal plaatsvindt op braakliggend terrein, was toegepast in een bestaand park dat zelfs in samenspraak met bewoners tot stand is gekomen. Dit verduidelijkt de situatie voor Marjan en ze geeft aan dat het belangrijk is dat ze duidelijkheid krijgt over wat wel en niet mag bij zelfbeheer in groen. Margreet en Emmy zien dit ook als een belangrijk punt, er moet vanuit de gemeente duidelijkheid worden gegeven over de inhoudelijke gedachte achter het zelfbeheer, mede vanwege de verschillende visies onder inwoners van Oegstgeest over wat goed (bijvoorbeeld met betrekking tot biodiversiteit) en mooi is. Margreet geeft aan dat ze het in de communicatie belangrijk vindt dat successen gevierd en gepromoot worden. Zo is het enorm positief dat de Kruidenpluktuin was genomineerd voor de Gouden Zwaluw, dergelijke successen kunnen meer uitgedragen worden door de gemeente. Ook naar de betrokkenen toe is het een teken van waardering wanneer de gemeente hier aandacht aan besteedt. Marjan geeft aan dat het wellicht een idee is om via een advertentie in de Oegstgeester Courant het zelfbeheer te promoten onder bewoners. Advertenties worden nu ook al geplaatst om bewoners er op te attenderen dat ze gratis compost kunnen ophalen bij de gemeentewerf, Martijn geeft aan dat dit inderdaad goed loopt. Daarnaast vindt Marjan dat de website van de gemeente verbeterd kan worden en dat dit vervolgens kan worden
37
gebruikt voor het stimuleren van zelfbeheer. Marianne geeft aan dat momenteel gewerkt wordt aan een nieuwe website. 5. OVERDRACHT KENNIS GROENBEHEER Emmy benadrukt dat het belangrijk is dat bewoners niet zomaar ineens zeggenschap krijgen over het onderhoud. Vaak hebben bewoners daar immers weinig kennis over. Dit wordt beaamd door de anderen. Jaap geeft aan dat er een soort overgangsperiode kan worden ingesteld waarbij gemeente kennis overdraagt. Dit leidt er wel toe dat meer zelfbeheer niet direct een besparing oplevert voor de gemeente. Er zal dan door de gemeente mankracht moeten worden ingezet voor de kennisoverdracht in plaats van het onderhoud. Martijn geeft aan dat er rekening moet worden gehouden met het budget, want ook Oegstgeest moet bezuinigen. Desalniettemin wordt door Martijn aangegeven dat de toekomstvisie en zelfbeheer hoog op de agenda staan Jaap vraagt of het ook een idee kan zijn om de voorlichting over groenonderhoud over te dragen van bewoners op bewoners. Emmy geeft aan dat dit mogelijk is, mits er ondersteuning is vanuit de gemeente en er duidelijke richtlijnen zijn over wat de gemeente met het groen wil. Marjan geeft aan dat ook het MEC kan helpen bij de kennisoverdracht. Zo wordt nu al maandelijks een excursie georganiseerd waar vaak zo’n 20 à 30 bewoners op afkomen. Wellicht kan een excursie worden georganiseerd naar een stuk groen dat in zelfbeheer is, waar vervolgens ook iets kan worden verteld over het onderhoud. Wel is een voorwaarde voor Marjan dat het dan een groter stuk groen betreft of meerdere perkjes in een buurt. 6. KADERS BIJ ZELFBEHEER Door de aanwezigen is al een aantal keer genoemd dat het belangrijk is dat er richtlijnen zijn. Margreet vraagt zich af wat de gemeente wil: wat voor soort overdracht? Martijn geeft aan dat er geen sprake zal zijn van zelfbeheer door middel van verkoop van gronden. Daarnaast moet de bestemming ‘openbaar groen’ de bestemming ‘openbaar groen’ behouden. Dit betekent dat de stukken groen niet afgesloten mogen worden met een schutting, dat het niet betegeld mag worden en het is ook niet de bedoeling dat er dieren worden gehouden. Marjan vindt het belangrijk dat er vanuit de gemeente richtlijnen komen over wat wel en niet kan. Zonder richtlijnen bestaat het risico dat er beperkte natuur ontstaat. In antwoord hierop geeft Marianne aan dat er zeker richtlijnen komen. Jaap geeft aan dat een beheerplan of protocol hierbij van belang is. Dit geeft duidelijkheid over wat mag en geeft duidelijkheid over de verantwoordelijkheden en taken van de bewoners en de gemeente.
38
Er wordt nog een vraag gesteld door Margreet over het formeel vastleggen van zelfbeheerprojecten. Zij vraagt hoe afspraken met de gemeente worden gemaakt. Jaap geeft aan dat zelfbeheer bijvoorbeeld via een contractje kan lopen, dit gebeurt in andere gemeenten. Marjan denkt dat een contractje afschrikt, dat bewoners gelijk het gevoel krijgen dat ze ergens aan vast zitten. Jaap vraagt wat de consequenties zouden moeten zijn indien bewoners die toegezegd hebben zorg te dragen voor een stuk groen dit niet doen. Margreet geeft aan dat er dan gras voor in de plaats zou moeten komen, zoals ook het geval is in het voorbeeld van Alphen aan den Rijn. 7. CONTINUÏTEIT Jaap stelt dat de goede relatie met de gemeente momenteel lijkt te drijven op een aantal personen en daar zit een risico in, mochten deze personen weg gaan bij de gemeente Oegstgeest. Hij vraagt hoe de rest van de gemeente hier van kan leren en hoe de goede relatie gewaarborgd kan worden. Margreet en Marjan geven aan dat ze het heel erg waarderen dat de ambtenaar in kwestie meedenkt met de organisaties over de mogelijkheden en waar mogelijk ondersteuning biedt. Gesteld wordt dat het gevoel een beetje bestaat dat anderen bij de gemeente bewoners toch maar lastig vinden en dat daar misschien iets verbeterd kan worden. Hierop zegt Jaap dat het wellicht nuttig is als de gemeente over een protocol beschikt waarin duidelijk omschreven gaat hoe om te gaan met bepaalde aanvragen van bewoners. Naast continuïteit aan de kant van de gemeente is continuïteit bij de bewoners die een stuk groen in zelfbeheer nemen ook van belang. Volgens Margreet zou het goed zijn een groepje bewoners verantwoordelijk te maken en niet één persoon waar het op drijft. Mocht iemand van het groepje verhuizen dan kunnen de anderen weer iemand anders in de buurt vinden die wil helpen bij het zelfbeheer. 8. VERDER VERLOOP & AFSLUITING Aan het einde van de bijeenkomst wordt gesproken over het verdere verloop. Marjan geeft aan dat zij als lid van de adviescommissie graag wil meedenken over hoe het invoeren zou kunnen van zelfbeheer. Hier wordt door Jaap op gereageerd door te zeggen dat er een rapport komt van Public Result met daarin een aantal voorbeelden hoe het in andere gemeenten gaat en waarin de resultaten van deze bijeenkomst worden meegenomen. Het voorstel is dat in het advies in ieder geval wordt meegenomen te starten met zelfbeheer op een aantal proeflocaties, maar dat de gemeente samen met de groenorganisaties bepalen welke plekken in de gemeente dat worden. De organisaties zullen binnen hun netwerk vast onderzoeken waar er animo voor zelfbeheer is en de proeven dus een goede kans van slagen hebben. Iedereen is het er over eens dat het werven van proeflocaties via een advertentie een minder goed idee is.
39
BIJLAGE 2: GERAADPLEEGDE BRONNEN Literatuurlijst Audit Leiderdorp, Oegstgeest, Voorschoten (2010). Auditrapportage burgerparticipatie Oegstgeest. Gemeente Alphen aan den Rijn (2011). Groenbeleidsplan Alphen aan den Rijn 20112021. Gemeente Breda (2013). Opgeruimd Breda. Stand van zaken 2012. Gemeente Oegstgeest (2006). Nota participatie, inspraak, interactieve beleidsontwikkeling. Gemeente Oegstgeest (2008). Adviesnota beheer gemeentelijk groen door burgers. Gemeente Oegstgeest (2011). Groenbeleid 2011-2015. Gemeente Oegstgeest (2011). Oegstgeest in Beweging. Stap voor stap naar de toekomst. Gemeente Oegstgeest (2012). Integrale veiligheidsmonitor Oegstgeest 2011. Gemeente Oegstgeest (2012). Oegstgeest in Beweging. Uitvoeringsprogramma toekomstvisie. Gemeente Oegstgeest (2013). Burgerjaarverslag 2012. Gemeente Schoon Magazine (2013). In goed gesprek met bijna 2.000 inwoners. Een jaar wijkdeals in Breda. Gemeente Utrecht (2008). Groen moet je doen! En andere manieren om de stad nog mooier te maken. Goslinga, L. (2012). Verser kan gebiedsontwikkeling niet worden. Hoe bewoners in huurwijken participeren in de groene openbare ruimte. IMI (2010). ‘Het gaat wel goed in Oegstgeest’. Een onderzoek naar burgerparticipatie in de gemeente Oegstgeest. Partners+Pröpper (2009). Onbewust bekwaam. Bestuurskrachtmeting 2009 in opdracht van de gemeente Oegstgeest. Public Result (2013). Regie in zwerfafval: van reguleren naar participeren. Tussenstand evaluatie. Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen. Voorbeeldprojecten Bikkershof, Utrecht Bomenbuurt, Middelburg De Kwakel, Uithoorn Engels’ Tuin, Ootmarsum Fort aan de Klop, Utrecht Gemeente Alphen aan den Rijn Gemeente Breda o De Pelsakker
40
o Keermanslaan-Kerkhofweg o Kievitstraat Groene Bieste, Zwolle Greencourt Gagelhoeve, Den Haag Hazenbos, Bergen op Zoom Natuurspeelplein Vrije School Valentijn, Harderwijk Singelparkproject, Leiden Speeltuin Heer, Maastricht Speeltuin Klein Tasmania, Den Haag Stadspark de Plantage, Schiedam Twiskespeeltuin, Amsterdam Wilgenhof, Utrecht Zilverplevier, Bergen op Zoom
41