ZEEUWS
Zeeuws Tijdschrift 61
1|2
2011 € 12,50
TIJDSCHRIFT
MATTHÄUS-PASSION IN AARDENBURG
ZEEUWS
TIJDSCHRIFT Jaargang 61, nummer 1-2, 2011
INHOUD
3
PASSIEKOORTS In zijn redactioneel verbaast Paul van der Velde zich over de alom aanwezigheid van de Matthäus-Passion in Nederland en ook in Zeeland waar er maar liefst drie uitvoeringen zijn.
4
‘VOORWAAR GEEN KLEINIGHEID!’ DE MATTHÄUSTRADITIE VAN AARDENBURG Arco Willeboordse is de eerste die diep in het archief van het Bach-Comité Aardenburg is gedoken. Hij geeft zijn bevindingen van deze nauwelijks gebruikte bron prijs en legt de voornaamste ontwikkelingslijnen van de bijna zestigjarige Aardenburgse passietraditie bloot.
22
DE UNICITEIT VAN DE AARDENBURGSE MATTHÄUS-PASSION Paul van der Velde interviewde het bestuur van het Bach-Comité Aardenburg. Daarin vertelt het bij monde van de voorzitter Arno Rootsaert en vicevoorzitter Dick de Pooter over organisatie van het evenement, zijn nevenactiviteiten en de toekomst ervan.
28
IMPRESSIE VAN DE AARDENBURGSE MATTHÄUS-PASSION 2010
30
ONTSTIJGEN AAN DE WERELD. DE SUBLIEME MATTHÄUS-PASSION Veronica Frenks sprak met de dirigent Jos van Veldhoven en de solisten Max van Egmond, Bart Naessens en Amaryllis Dieltiens over hoe zij de MatthäusPassion in de Sint Baafs ervaren.
Redactie Lineke Broos, Marcel Migo, Oscar Steens, Paul van der Velde (hoofdredacteur), Margot Verhagen, Francisca van Vloten, Dick van der Wouw Gastredacteuren Arno Rootsaert en Arco Willeboordse Vaste medewerkers Jan Kuipers, Anda van Riet, André van der Veeke Aan dit nummer werkten mee Arco Willeboordse, Veronica Frenks, Albert Clement, Maarten ’t Hart, Ans J. Veltman-van den Bos Bestuur Stichting Zeeuws Tijdschrift mevr. K.M.H. Peijs (voorzitter), A.J. de Visser (secretaris), J.A.M. Nijskens (penningmeester), D. van den Bout, A.L. Oosthoek, K. Scherphuis Adres Postbus 503, 4330 AM Middelburg, 0114 - 32 28 78,
[email protected], www.zeeuwstijdschrift.nl Abonnement Het Zeeuws Tijdschrift verschijnt vier keer per jaar. De abonnementsprijs bedraagt 45 euro franco per post. Abonneren kan telefonisch of via de website. Opzegging dient schriftelijk te geschieden twee maanden voor het einde van het lopende jaar. vormgeving Pharos | M. van Hootegem druk Pieters Grafisch Bedrijf B.V. Groede Adverteerders Auberge De Campveerse Toren Veere, KITLV Uitgeverij, Zeeland Seaports, Zeeland Port Promotion Council, Stichting Curamus, ZorgSaam Zeeuws-Vlaanderen, Zeeuws Veilinghuis, Wauters Hulst bv, N.V. Westerscheldetunnel, Stichting Zigzag, SNS Bank, Provinciale Zeeuwse Courant, Koninklijke Zeelandia Groep b.v., de Drukkery Middelburg, De Koperen Tuin Goes, Basting Boeken Oostburg, Schulting & Partners Middelburg, Pieters Grafisch Bedrijf B.V. Groede, Nederlandse Bachvereniging, De Jonge & Knulst Vermogensadvies Goes, VAIPS Schoondijke Deze publicatie is mede tot stand gekomen met financiële steun van de Provincie Zeeland © 2011 Zeeuws Tijdschrift, ISSN 0166-5154 De redactie heeft ernaar gestreefd de rechten van de illustraties te regelen. Degenen die desondanks menen rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de redactie wenden. Foto voorkant: Sint-Baafskerk in Aardenburg. Foto: Niek Beeke
PASSIEKOORTS
38
VAN LEIPZIG NAAR AARDENBURG: BACHS ‘MATTHÄUS’ IN DE NEDERLANDSE MUZIEKCULTUUR De Bach-kenner Albert Clement gaat terug naar de eerste uitvoering van de Passie in Nederland in 1870 en schetst daarna de ontwikkelingsgang van zijn uitvoeringstraditie.
44
KOMMT, IHR TÖCHTER Maarten ’t Hart wijdde een boek aan Bach en spreekt in zijn bijdrage de hoop uit dat ‘als er over duizend jaar nog muziek opklinkt van Bach, dan hoop ik dat dat de Matthäus-Passion zal zijn.’
48
EEN VLEUGJE MYSTIEK IN HET VROEGE VOORJAAR. DE MATTHÄUS-PASSION ALS FAMILIEREÜNIE Lineke Broos sprak met de familie Hogewoning die de Passie aangrijpen om met de hele familie een keer per jaar samen te komen.
52
DE VRIENDENROL VAN PETRONELLA MOENS: DE BLINDE MAAR ZIENDE DICHTERES UIT AARDENBURG Ans J. Veltman-van den Bos geeft ons een indruk van het leven van de Aardenburgse dichteres Petronella Moens door haar album amicorum. Moens was een politiek actieve vrouw met een sterk ondogmatische inslag.
60
SIGNALEMENTEN – Jan Kuipers
De Matthäus-Passion in Aardenburg maakt deel uit van een lange traditie. De passie zelf gaat in muzikale en liturgische zin zeker terug tot de tweede eeuw van onze jaartelling. De componist, Johann Sebastian Bach, was in 1727 de grondlegger van de uitvoeringstraditie van zijn Passion. Echter de eerste nieuwe uitvoering door Felix Mendelssohn Bartholdy in 1829 kan gezien worden als het begin van de huidige uitvoeringstraditie. Die groeide in de negentiende eeuw vooral in Duitsland. De eerste Nederlandse uitvoering was in 1870. Tegen het einde van de eeuw was Bachs Matthäus-Passion stevig ingebed in het Nederlandse muziekleven. Dankzij de oprichting van de Nederlandse Bachvereniging in 1921 en dirigenten als Willem Mengelberg en anderen groeide Nederland in de twintigste eeuw uit tot het Passieland par excellence. De dirigent Piet van Egmond bracht in 1954 de uitvoering naar Aardenburg en hij zou haar daar tot 1973 in Mengelbergiaans-romantische stijl dirigeren. Daarna zette de Nederlandse Bachvereniging er de traditie voort, tot 1983 onder de dirigent Charles de Wolff in een soberder stijl. Daarna volgde een nieuwe generatie dirigenten die op een authentieke wijze invulling aan de Passion gaven. Dankzij hen en uiteraard de vele solisten en koren behoren de Aardenburgse uitvoeringen van de Matthäus-Passion tot de wereldtop. Daarbij speelt de plaats van uitvoering, de Sint-Baafskerk een niet te onderschatten akoestische rol. Hierdoor wordt de Aardenburgse Passie de meest sacrale genoemd. Wie zich in een onderwerp verdiept, begint er overal de sporen van te zien. Dat is zeker ook van toepassing op de Matthäus-Passion die erg populair blijkt te zijn in Nederland. Het aantal uitvoeringen neemt hand over hand toe. Alleen in Zeeland zijn er naast de Aardenburgse uitvoeringen in Vlissingen en Hulst. Volgens de Bach-kenner Albert Clement worden er in Nederland niet alleen de meeste uitvoeringen gegeven maar is er sprake van een ware passiekoorts. Dit themanummer van het Zeeuws Tijdschrift probeert te ontdekken waar die koorts vandaan komt en hoe hoog de temperatuur is opgelopen. De uitvoering van de Matthäus-Passion in Aardenburg is een parel in de glinsterende drukbezette kroon van de Zeeuwse muziekagenda.
paul van der velde
3 Zeeuws Tijdschrift 2011 | 1-2
Albrecht Altdorfer, Kreuzigung, Szene: Christus am Kreuz mit Maria und Johannes (detail), 1515-1516, olieverf op hout, 102 × 116,5 cm. Gemäldegalerie Kassel.
4 Zeeuws Tijdschrift 2011 | 1-2
ontrafeld.
5 Zeeuws Tijdschrift 2011 | 1-2
tekst Arco Willeboordse
op het archief van het Bach-Comité Aardenburg, wordt die traditie
in gang gezet in 1954. In dit artikel, dat voornamelijk gebaseerd is
destijds en toen al een achtenswaardige traditie. Die traditie was
Passion in de Aardenburgse Sint-Baafskerk. De 22ste keer alweer
maart 1975 de ambiance rond de uitvoering van Bachs Matthäus-
spreken.’ Zo typeerde de Provinciaal Zeeuwse Courant van maandag 5
deze plaats toe, om van de Belgen en de eigen landgenoten niet te
liefhebbers komen zelfs uit Frankrijk, Duitsland en Engeland naar
is op die dag één grote familie, een internationale familie, want de
op zijn eigen wijze buiten het kerkgebouw doorbrengt. Aardenburg
men niet zo vaak aantreft. Dat komt deels door de pauze, die ieder
‘De sfeer rond de Matthäus-Passion in Aardenburg is er een die
DE MATTHÄUSTRADITIE VAN AARDENBURG
6 Zeeuws Tijdschrift 2011 | 1-2
Bachs Matthäus-Passion gaat over een reeks historische gebeurtenissen in Romeins Palestina, in de jaren dertig van de eerste eeuw. Centraal hierin staat het leven en sterven van Christus. Deze gebeurtenissen werden – levendig, dramatisch, vol spanning en diepgang – beschreven door de vier evangelisten tussen de dertig (Marcus) en zeventig jaar (Johannes) na Christus’ dood. Al vroeg begon het lijdensverhaal een rol te spelen in de christelijke liturgie, in de tweede eeuw vooral tijdens de Paasnacht, vanaf de vierde eeuw op Goede Vrijdag. In het Heilige Land werden bijvoorbeeld op Witte Donderdag en Goede Vrijdag langdurige diensten en processies gehouden met psalmgezang en het voorlezen van passages uit de evangeliën. Lag in de vierde eeuw een sterk accent op emotionele herbeleving, onder invloed van de kerkvader Augustinus (354-424) kreeg het ‘lijden’ een afstandelijker en meer doctrinair karakter. In zijn tijd werd het passieverhaal volgens Johannes voorgelezen tijdens de mis op Goede Vrijdag en die volgens Mattheüs op Psalmzondag. Tot 1970 is dit in de katholieke eredienst in gebruik gebleven. Vanaf de negende eeuw zijn gegevens bekend over de wijze waarop de passietekst werd gereciteerd. Er werd een onderscheid gemaakt tussen drie teksttypes,
De Passie als liturgische en muzikale traditie
Sinds die eerste uitvoering is de ‘Sint-Baafs-Matthäus’ uitgegroeid tot een gebeurtenis die we best mogen omschrijven als een muzikaal fenomeen. Want waar spreken we over? Een liturgische en muzikale genre-traditie van bijna tweeduizend jaar, een van de meest hoogwaardige werken uit de westerse muziekgeschiedenis, een uitvoering door topmusici, een indrukwekkende, meer dan een millennium oude kerk als uitvoeringsruimte en een loyaal, betrokken internationaal publiek, niet zelden meer dan duizend in getal. Voordat op die specifieke traditie wordt ingegaan, staan we eerst stil bij de achtergrond van de Aardenburgse Matthäus-uitvoering en de historische en artistieke tradities waarvan zij deel uitmaakt.
dat van de evangelist, dat van Christus en dat van de overige personages (discipelen, het volk en afzonderlijke personen), waarbij elk type een eigen muzikale ritmische, melodische en tonale accentuering kreeg. Deze indeling heeft eeuwenlang de muzikale opzet van Passies bepaald. Vanaf de twaalfde eeuw werd de Passie steeds theatraler. De teksten werden verdeeld over verscheidene zangers – evangelist, Christus en anderen –, waardoor het verhaal realistischer kon worden uitgebeeld en het emotionele meeleven van de luisteraar sterk werd vergroot. Deze wijziging sloot aan op een radicaal andere visie binnen het westerse christendom op de Christusfiguur. Werd Christus in de romaanse periode primair gezien als een ver, goddelijk wezen, gedurende de gotiek lag de nadruk op Christus als een lijdende mens, wiens eenzaamheid en ellende verzacht kon worden door meeleven en compassie. In samenhang daarmee groeide de populariteit van het passiegenre nog meer en over geheel Europa vonden in de kerken passie-uitvoeringen plaats. Uit de dertiende en veertiende eeuw is dan ook een groot aantal Passies in handschriften bewaard gebleven. In de vijftiende eeuw zette de meerstemmigheid in de Passie door en werd ze gekoppeld aan een rol. De evangelist (tenor) en Christus (bas) behielden aanvankelijk hun traditionele sobere reciteertoon, maar de muziek van de anderen – vooral in de meer feestelijke delen van het Evangelie – werd gecomponeerd in een prachtige polyfonie. Vanaf het einde van de vijftiende eeuw zijn de eerste op naam gestelde passiecomposities bekend, in Engeland Richard Davy (1465-1507) en in Frankrijk Antoine de Longueval (1457-1505). De laatste componeerde de eerste volledig meerstemmige Passie en vond daarmee veel navolging in onder andere Duitsland. Aan het begin van de zestiende eeuw waren twee passietypen ontstaan. Enerzijds de responsoriale Passie met recitaties door de evangelist en Christus en met meerstemmigheid van de discipelen en het volk. Anderzijds de volledig in meerstemmigheid doorgecomponeerde Passie. In de zestiende en zeventiende eeuw bleef de Pas-
De drie kruisen, Rembrandt Harmensz. van Rijn, 1653, drogenaald en burijn, 38,5 x 45 cm. Rijksmuseum Amsterdam.
sie een bijzonder populair muziekgenre – overal in Europa, maar vooral in Duitsland en Italië. De Reformatie en de Contrareformatie zijn voor de ontwikkeling van grote betekenis geweest. In het protestantse Duitsland maakte het Latijn plaats voor de volkstaal en ontstonden een vereenvoudigde lutherse eredienst en de typisch Duitse liedkoralen. Aan het einde van zestiende eeuw werden voor het eerst, maar met behoud van de dramatische en liturgische eenheid, liederen en niet-bijbelse teksten in de Passie opgenomen. In het katholieke Italië werden echter, conform de strenge regels van de Contrareformatie, wereldlijke
7 Zeeuws Tijdschrift 2011 | 1-2
invloeden uit de eredienst geweerd. De responsoriale Passies in de kerken werden er dan ook gekenmerkt door eenvoud en gelijkluidendheid. Buiten de kerken ontstond in reactie daarop een passietype in een veel vrijere vorm, het passie-oratorium. Het maakte gebruik van instrumenten, grote koren (onder andere als opening en slot), niet-bijbelse personages, liederen, begeleidende recitatieven en aria’s die een persoonlijk commentaar gaven op de door de evangelist zojuist voorgelezen gebeurtenissen. In Duitsland kende men minder restricties voor de kerkpassies en werd de vrije, sterk door de
8 Zeeuws Tijdschrift 2011 | 1-2
De aanleiding tot de vestiging van de Aardenburgse Matthäus-Passion-traditie is in wezen een trieste. Nadat Willem Mengelberg – die in 1899 met zijn Concertgebouworkest in Amsterdam een stevige Matthäustraditie had gevestigd – zich tijdens de Tweede Wereldoorlog al te meegaand jegens het Duitse bewind had opgesteld, werd hem in 1945 een dirigeerverbod opgelegd. Menigeen betreurde het verlies van de imponerende Mengelberg-Matthäustraditie. Piet van Egmond trachtte daarom met zijn Amsterdamse Oratoriumkoor de draad weer op te nemen, zij het met een belangrijke wijzi-
Een millenniumbestendige kerk
Italiaanse voorbeelden beïnvloede passievorm geïntegreerd in de liturgie. Zo ontstond de zogeheten oratorische Passie. Belangrijke componisten in de ontwikkeling van de oratorische Passie waren Thomas Selle (Johannes-Passion, 1643) en Johann Sebastiani (Matthäus-Passion, 1663). Selle verving de oude reciteertoon door het recitatief met basso continuo, liet de koren begeleiden door een klein orkest en koppelde bepaalde instrumenten aan bepaalde personages (bijvoorbeeld de Christusfiguur aan strijkers). Sebastiani voegde aan zijn Passie enkele symfoniae en koralen toe; bovendien herhaalde hij enkele koraalmelodieën doorheen zijn Passie en gaf haar zo een extra, herkenbare structuur. Het hoogtepunt van de zeventiende-eeuwse Duitse Passie werd bereikt door Heinrich Schutz (1585-1672). Hij was geen vernieuwer, maar nam alle hiervoor beschreven invloeden in zich op en verwerkte deze in zijn Lucas-Passion uit 1653, een Passie van buitengewoon hoog muzikaal en inhoudelijk niveau. De laatste fase in de ontwikkeling van de Duitse Passie voor Bach was het opnemen van uitgebreide aria’s, bijvoorbeeld door Reinhard Keiser in zijn Marcus Passion uit 1717. Componisten als Telemann en Fasch vervaardigden nadien nóg vrijere passievormen, maar Bach koos – evenals Schutz een generatie eerder – voor de conservatieve oratorische Passie waarin hij alle passie-elementen uit de voorgaande 1500 jaar samenvatte tot een van de meest hoogstaande werken uit de westerse muziekliteratuur. Bach stond dus in een lange traditie van Passies. [Voor het ontstaan van de Matthäus-Passion zie de bijdrage van Maarten ’t Hart en voor de Nederlandse Bach-traditie zie het artikel van Albert Clement.]
Eerste uitvoering van de Mathäus-Passion in Aardenburg, 1954. Foto: Oscar de Milliano
9 Zeeuws Tijdschrift 2011 | 1-2
ging. Zijn uitvoeringen zouden niet meer plaatshebben in een wereldlijk gebouw, maar in een kerk. Voorwaarden: een historische kerk, groot genoeg om het aantal uitvoerenden te kunnen plaatsen, gevestigd in een omgeving met een voldoende groot bezoekerspotentieel, een lokale organisatie-infrastructuur en een goede akoestiek. Een van de beoogde kerken was de Sint-Willibrorduskerk te Hulst. Maar Van Egmond was niet tevreden over de akoestiek en zocht daarom naar een andere kerk. Predikant Pennings uit Axel wist raad: in het westen van Zeeuws-Vlaanderen bevond zich een minstens zo indrukwekkend gebouw, de Sint-Baafskerk in Aardenburg. Op dat moment, 1950-1951, werd de Sint-Baafskerk nog volop gerestaureerd. Tijdens de bevrijding in september-oktober 1944 had Aardenburg verscheidene weken in de vuurlinie gelegen. Artilleriebeschietingen hadden het gebouw veranderd in een rokende puinhoop en alleen delen van de muren en de toren stonden nog overeind. Ook de – overigens zeer instabiele – toren zou het begeven: in december 1945 stortte ze tijdens een flinke storm in. Na de oorlog werd de kerk weer opgebouwd, niet in de staat zoals het was in september 1944, maar met weglating van allerlei achttiende- en negentiendeeeuwse toevoegingen en stijlbreuken. Daarmee kreeg de kerk een groot deel van haar vroegere architecturale eenheid terug en werden de vroegste bouwfasen terug zichtbaar. Niet de allervroegste fase van de kerk overigens, deze dateerde uit de tiende eeuw (de kerk werd waarschijnlijk gesticht in 959-966) en lag onder de kerkvloer. De tiende-eeuwse kerk was uitgebreid en gemoderniseerd in het begin van de dertiende eeuw in de destijds modernste stijl, die van de Scheldegotiek. Deze stijl is nog herkenbaar in onder andere de dikke muren, de pilaren, het triforium, het lage plafond, de combinatie rondboog-spitsboog en het drielichtvenster in de voorkerk. In dat deel van de kerk werden bij opgravingen tijdens de restauratie tot ieders grote verrassing prachtig bewaard gebleven beschilderde grafkelders uit de dertiende tot zestiende eeuw gevonden (een aantal staat opgesteld in de zijbeuken). Vanaf het tweede kwart van de veertiende eeuw werd de preekkerk vernieuwd in klassiek-gotische stijl. Dit deel van het gebouw biedt dan ook een geheel andere aanblik: hoog, licht, open, met slanke muurlijnen en zijbeuken die even hoog zijn als het middenschip.