ZAAL Z KONINKLIJK MUSEUM VOOR SCHONE KUNSTEN ANTWERPEN
4
Vrijspraak
Josse De Pauw De pater en de madonna
JG1 / NR1 / Jun – aug 2012 driemaandelijks tijdschrift
6
interview
Dikkie Scipio van Claus en Kaan Architecten over het nieuwe KMSKA
14
collectie
18
KMSKA INTERNATIONAAL
22
in de marge
26
tweeluik
30
was getekend
32
het verhaal
39
uitverkoren
42
uit de boeken
De uitzonderlijke verzameling van dokter Jan Esser De sigaar, de krant en Rik Wouters
Rinus Van de Velde
Buurtbewoner Ludo De Schutter, het museum en schilder Robert Mols
Het verhaal van de Vlaamse barok in Mexico Degas in Parijs en in Antwerpen
Gesprek met schenkster Gilberte LensGhesquière Kunstpromotor Paul-Gustave Van Hecke en de avant-garde
2
3
Met trots open ik voor u ZAAL Z, ons nieuwe museummagazine. Dit is de opvolger van de Museumkrant die achttien jaargangen lang heeft bericht over het museum en zijn activiteiten. ZAAL Z verschijnt voor het eerst nu het museumgebouw gesloten is en we onze collectie op verschillende andere locaties in binnen- en buitenland tonen. In het magazine gaan we dieper in op die rijke collectie, op verschillende activiteiten die we ontplooien, op de verbouwing en op onze museumwerking. Zo ontdekt u in ZAAL Z ongetwijfeld kunstwerken en verhalen die we in onze museumzalen of onze tentoonstellingen nog niet hebben gepresenteerd. ZAAL Z verschijnt driemaandelijks. Tegelijkertijd publiceren we een overzichtskalender waarin u al onze activiteiten en tentoonstellingen terugvindt. Zaal Z, met de Z van ’t Zuid, heeft nooit bestaan in het ‘oude’ museum, waar de bovenzalen een letter droegen van A tot W. ZAAL Z zet die traditie voort en vult haar aan. Zoals met onze andere activiteiten willen we ook met deze publicatie dicht bij u staan en de vinger aan de pols houden. Laat ons dus weten wat u van dit nieuwe magazine vindt of wat volgens u beter kan. Reacties ontvangen we graag op
[email protected] of op ons postadres. Welkom in ZAAL Z!
Paul Huvenne
administrateur-generaal kmska
In deze rubriek geven we het vrije woord aan mensen met een pen en een gedacht. Wat ze schrijven, houdt verband met kunst.
4 vrijspraak
De Pater en de madonna Josse De Pauw
5
De pater kwam de klas binnen met een lichtjes rood aangelopen gezicht en dat was vreemd, omdat hij een jonge pater was en sportief ook, een sportpater, een zwempater. Een voetbalpater die na een match van twee keer drie kwartier niet eens rood aanliep. Dit was geen cognacpater, geen jeneverpater, paters die zowat de hele dag rood af- en aanliepen. Deze pater was een gezonde pater, zonder scheve gedachten en met een stralend geweten en deze pater zou ons die dag geschiedenis geven. Na de deur achter zich te hebben gesloten, begon hij de les met de zenuwachtige mededeling dat de eerste die lachte op de gang kon gaan staan. Hij wou ons aan de hand van een schilderij iets vertellen over de tijd waarin dat schilderij was ontstaan. Een wijle frommelde hij aan de sluiting van zijn boekentas en vervolgens haalde hij er een op blokplaat gelijmde reproductie uit: La Vierge à l’Enfant entourée d’anges van Jean Fouquet. Nadat hij er eerst drie op de gang had gestuurd, vertelde hij ons dat, toen hij jaren geleden in Antwerpen, plots en geheel toevallig, in het Museum voor Schone Kunsten, tegenover dat schilderij stond, zijn ogen vochtig werden en hij zich tot vandaag graag afvroeg waarom. Vermoed werd, zo zei hij, dat Agnès Sorel model had gestaan voor de madonna en dat, als dat zo was, die Agnès Sorel een prachtige vrouw moest zijn geweest, een inspirerende vrouw ook, die de schilder tot dit meesterwerk had gebracht. Dat zij de eerste openlijke maîtresse was geweest van Koning Karel VII, die Frankrijk regeerde vanaf 1422 tot zijn dood in 1461, zei hij, en dat zij het decolleté met ontblote schouders invoerde aan het hof. En dat één van zijn lievelingssoepen naar haar was genoemd: een goeie kippenbouillon, ui, preiwit, wortel, stukjes kip, een plak ossentong, champignons, citroensap en room. Dat zijn ogen vochtig waren geworden, zei hij, kwam misschien door de haast perfecte samenhang van religie en erotiek in het werk. Altijd een moeilijke combinatie, zei hij, altijd zo zwaar op de hand, altijd was de verdoemenis in de buurt als die twee werden samengebracht. En hier... die lichtheid, enige spot zelfs. Hij moedigde ons aan goed te kijken en de ontroering toe te laten. Wij wisten niet hoe we dat moesten doen, maar we voelden wel dat hij het meende en dat was spannend. De lachers waren bangeriken, zei hij, daarom moesten ze op de gang. Hier mocht je niet bang voor zijn, je moest kijken. Een modern werk, zei hij... vorige week geschilderd. We lachten voorzichtig. Of niet, vroeg hij? Niet als hij het jaren geleden in Antwerpen al had zien hangen, zei iemand. Rond 1450 geschilderd, zo wordt geschat, zei hij. Maar met dergelijke futiliteiten kan een meester als Jean Fouquet zich niet bezighouden... Als de dag van gisteren, zeg ik jullie... als de dag van morgen... Iedereen werd er vrolijk van, de pater zo te horen praten. Begeesterd is het woord. En wij ook, door hem begeesterd. Ik denk nog dikwijls: hij heeft mij op weg gezet.
Twee werelden binnen één
Interview door Leen de Jong
6
7 Het nieuwe museum
November 2011 zal in de annalen van het museum geboekstaafd staan als een keerpunt: toen begon de verbouwing die volgens de planning tot eind 2017 zal duren. Het is de eerste echt ingrijpende verandering aan het museumgebouw, dat in 1890 werd opgetrokken. In de eerste fase wordt er binnen vooral gesloopt en komt er een nieuw depot. Vervolgens zijn de technische installaties en het dak aan de beurt, en verrijst in het historische gebouw als het ware een nieuw, verticaal museum.
gebouw
Architect Dikkie Scipio
In 2003 schreef de Vlaamse bouwmeester een internationale oproep uit. Een jaar later werd het Rotterdams-Amsterdamse bureau Claus en Kaan Architecten aangewezen om een masterplan te ontwikkelen. Dikkie Scipio is een van de vijf architect-partners, naast oprichters Felix Claus en Kees Kaan, en samen met Jaap Graber en Vincent Panhuysen. Hun bureau is opgericht in 1988 en omvat inmiddels een internationaal team van meer dan zestig professionals.
Wat was voor jullie de motivatie om aan de wedstrijd voor het KMSKA deel te nemen?
8
Jullie motto voor het masterplan uit 2004 klinkt tegelijk gewoon en raadselachtig: ‘Mijn vrouw en ik blijven’.
Herstel van de route ‘Wij waren zeer onder de indruk van de collectie, en het belangrijke negentiende-eeuwse gebouw dat nog ongewijzigd was, althans van buiten, fascineerde ons. Ook de omgeving is veelbelovend: het Zuid was in 2003 als wijk nog grotendeels verpauperd, maar je kon al zien dat er door de mode, de horeca en de kunsten nieuwe initiatieven gaande waren. Met de bouw van het nieuwe Paleis van Justitie voorspelden wij dat advocaten en andere rechtsgerelateerde ondernemingen panden zouden gaan aankopen en opknappen, waardoor de omgeving snel zou veranderen. Het masterplan zelf is gebaseerd op het idee dat je het gebouw moet zien als een onderdeel van de negentiende-eeuwse museumcollectie. Die zal in een snel veranderende omgeving alleen maar aan monumentaliteit winnen als ze zich onveranderd toont.’ ‘De kwaliteit van het interieur van het oude gebouw ligt in de route die men door de zalen kon lopen, als een wandeling door een park. Inmiddels was die totaal verstoord door later ingebrachte functies. De uitdaging is nu om deze route te herstellen, het museum tegelijk uit te breiden met functies van nu en met extra tentoonstellingszalen, én het gebouw van buiten als ongewijzigd te presenteren.’ ‘”Mijn vrouw en ik blijven” verwijst naar het schilderij Zittend vrouwelijk naakt van Amedeo Modigliani, dat tot de collectie behoort. Het was aanvankelijk de wens van het museum het gebouw tijdens de verbouwing open te laten blijven en wij wilden daaraan graag tegemoetkomen. “Mijn vrouw en ik blijven” stond dus voor het feit dat de collectie in het gebouw zou blijven. Het affiche van Modigliani was het eerst in een reeks die we in samenwerking met beeldend kunstenaar Joep
9
Neefjes hadden gemaakt. De affiches verbeelden elke keer een tentoonstelling die gekoppeld is aan een moment in de bouw.’ ‘Wat we destijds niet wisten was dat het gebouw in een veel slechtere staat verkeerde dan verondersteld werd. Vanwege het feit dat er grote hoeveelheden asbest gevonden werden en de klimaatinstallaties volledig vervangen moesten worden, waren we genoodzaakt om in het masterplan op te nemen dat het museum toch gesloten werd. Dat was natuurlijk een grote tegenvaller, zowel financieel als voor de mensen van het museum die niet voor niets wensten dat het museum openbleef.’
‘Het masterplan zelf is gebaseerd op het idee dat je het gebouw moet zien als een onderdeel van de negentiendeeeuwse museumcollectie.’
Jullie brengen bij manier van spreken een nieuw museum binnen in het oude gebouw. Waarom?
‘Zoals ik al zei is het basisconcept voor het museum dat we het negentiende-eeuwse gebouw met de bijbehorende museumrondgang zo veel mogelijk willen herstellen. De noodzakelijke uitbreiding van haar kant verbergen we in een verticaal museum met vier binnenhoven, patio’s, en met bovenin een grote zaal. Het nieuwe museum zal niet te zien zijn vanuit het oude. Het worden daadwerkelijk twee volstrekt verschillende werelden binnen één gebouw. In het oude museum maken we weer de statige oude zalen in de originele kleuren, en ik hoop dat we dan ook weer wandvullende presentaties krijgen van de schilderijen. Het nieuwe verticale museum moet echt overdonderend zijn door de ruimtebeleving en het moet aanzetten tot manieren van exposeren die voor het KMSKA nieuw zijn.’
De verbouwing, die het museum een aanzienlijk grotere oppervlakte geeft, is onzichtbaar aan de buitenkant
10 Als ik me niet vergis, is dit jullie eerste museumproject. Van waar jullie belangstelling voor een – hoofdzakelijk – schilderijenmuseum?
Jullie werkten wel al in België. Hoe anders is dat dan in Nederland?
Veel vrijheid ‘Behalve het museumconcept vormen de publieksruimten een belangrijk onderdeel van het ontwerp. Het nieuwe museum is het eerste deel waar men binnenkomt en kennismaakt met het KMSKA. De indrukwekkende negentiende-eeuwse inkomhal krijgt hier zijn eenentwintigsteeeuwse equivalent. Het wordt een omgeving die helemaal voldoet aan de verwachtingen van deze tijd. Het zal prettig en inspirerend worden om er te zijn, ook als ontmoetingsplaats, uit nieuwsgierigheid of om iets op te zoeken. In het nieuwe deel zullen ook evenementen, ateliers en lezingen plaatsvinden. Dit deel van het gebouw kan ook open zijn buiten de tentoonstellingen om.’ ‘Het KMSKA is ons eerste grote museumproject dat daadwerkelijk in uitvoering is. Eerder hebben we in Nederland wel het museum Nationaal Kamp Vught gebouwd, een herdenkingsmuseum zonder kunstcollectie. In andere gebouwen van onze hand is een klein museum of een tentoonstellingsruimte opgenomen, maar ook zonder eigen kunstcollectie. Een veel kleiner project is momenteel in uitvoering: de restauratie en uitbreiding van het museum “Ons’ Lieve Heer op Solder” in Amsterdam, de oudste Nederlandse katholieke schuilkerk uit de zeventiende eeuw. Dat museum heeft wel een kunstcollectie maar is lang niet zo groot als het KMSKA. We hebben ook al aan heel wat wedstrijden meegedaan voor grote musea, waardoor we inmiddels wel behoorlijk wat kennis hebben over museumgebouwen als type en over alles wat daarbij komt kijken. Ook in Leida in Spanje werken we aan een museumontwerp voor een particuliere collectie, maar ook dat is nog niet in uitvoering. Sinds kort weten we dat we ook de wedstrijd voor het Defentiemuseum in Soesterberg hebben gewonnen. Maar een tank is natuurlijk nog geen Rubens...’ ‘In België hebben we inmiddels het crematorium van Sint-Niklaas gebouwd, waar we zelf erg blij mee zijn, en we werken aan nog een ander project: het zorgcentrum Monnikenhof in Antwerpen. De manier van werken in België en in de meeste andere landen verschilt erg met die in Nederland. Bij ons is de rol van de architect anders. Er zijn veel mensen aan tafel die mee beslissen en die de verantwoordelijkheid voor het ontwerp delen. Een sterke architect beheerst de kunst om ondanks de vele partijen die meebeslissen in het proces van de totstandkoming van een gebouw, de regie over het ontwerp te houden. In België is de architect echt de bouwmeester en liggen het volledige ontwerp en de controle bij hem. Dat geeft veel verantwoordelijkheid, maar ook veel meer ruimte om iets heel sterks te maken. Een tweede verschil is dat er in België meer waardering voor het ambacht lijkt te zijn en het ook makkelijker is om iets heel precies te laten maken. In Nederland wordt eerder met gestandaardiseerde, industrieel vervaardigde producten gewerkt, terwijl wij juist hele mooie dingen kunnen maken als de gelegenheid er is om maatwerk te leveren. Kort samengevat: vakinhoudelijk heeft de architect in België veel vrijheid. Daartegenover staat dat er wel veel controle op het proces is, en is er de administratie.’ Stadsarchief Amsterdam. Het interieur van het oude art deco-gebouw werd door Claus en Kaan Architecten gerenoveerd
11
Van welke projecten zeg je: dat zijn wij helemaal? Hoe zou je zelf de stijl en de kwaliteiten van Claus en Kaan Architecten omschrijven? Wat is de visie achter jullie werk?
12
13
‘Claus en Kaan Architecten heeft een groot oeuvre. We hebben projecten op heel uiteenlopende schalen: van meubels tot grote stedenbouwkundige projecten. We zijn actief op het gebied van architectuur, interieur, restauratie en renovatie, stadsontwerp en stedenbouw... En we maken gebouwen in allerlei typologieën. Ikzelf ben nog altijd erg trots op het Nederlands Forensisch Instituut, vlak bij Den Haag. Dat is een groot laboratoriumgebouw met een volledig transparante gevel van staal en glas, waar je pas binnen een monumentaliteit ervaart die je van buiten niet vermoedt. Een thema dat vaak voorkomt in ons werk is “schaal”. Vaak is het niet goed in te schatten wat de grootte van onze projecten is, zelfs als je ervoor staat: er is een contrast tussen de eenvoud van de gevel en de grootte binnenin. Ons eigen bureau in Amsterdam is daar een heel goed voorbeeld van. Het KMSKA zal ook in dat rijtje passen.’ ‘Een Nederlandse architectuurcriticus heeft ons werk eens beschreven als de “Ideal Standard”, architectuur met een vanzelfsprekendheid die een paperclip benadert. Je kan ze bewonderen om haar genialiteit, maar je kan ze ook gebruiken zonder gehinderd te zijn door de zwaarte van het ontwerp. Het is een architectuur die ergens zweeft tussen het gewone en buitengewone, sterk maar niet modieus. Ze neemt diverse verschijningsvormen aan maar is moeilijk te duiden. Kortom, het is een architectuur die er gewoon is. Volgens mij nemen we hierdoor een bijzondere positie in binnen het architectuurveld.’
Tot slot nog even terug naar het KMSKA, met een kwestie die bij dit soort projecten altijd aan de orde is: is de planning van de verbouwing/ masterplan realistisch? Crematorium Heimolen, Sint-Niklaas
‘In België is de architect echt de bouwmeester en liggen het volledige ontwerp en de controle bij hem. Dat geeft veel verantwoordelijkheid, maar ook veel meer ruimte om iets heel sterks te maken.’
Een vraag die wij als museum vaak krijgen van onze bezoekers: waarom duurt de verbouwing zo lang: tot 2017?
Een trotse vrouw ‘We schatten de planning van het ontwerp en de uitvoering van de verbouwing inderdaad realistisch in. Het is voor ons wel lastig dat in België ook de planning van de politiek in een ontwerp en bouwproces een rol speelt. Wij zijn het bijvoorbeeld niet gewend rekening te houden met de regeringstermijn van ministers. Gelukkig worden we goed begeleid door mensen van de Vlaamse overheid.’ ‘Dat is eigenlijk niet zo lang als je ziet wat het werkelijk inhoudt. Het gebouw was in slechtere staat dan gedacht, waardoor de aanbesteding voor ontwerp en uitvoering in delen gedaan is en nog altijd wordt. Momenteel wordt fase I uitgevoerd, een heel belangrijke fase waarin alle verbouwingen die de rondgang verstoren verwijderd worden, net als de oude klimaatinstallaties en het asbest. Daarna wordt het depot gebouwd. Als deze fase klaar is, kunnen we pas echt beginnen met bouwen. We zijn hiervoor wel al aan het ontwerpen.’ ‘Ik voeg er graag nog aan toe dat het oorspronkelijke masterplan voorziet in meer dan de twee fasen waar we nu aan werken. In de toekomst dient zich hopelijk nog de gelegenheid aan om ook de gevel te restaureren, de zij- en achtertuinen te herstellen, de kantoorvleugel uit te breiden en op het dak een ontvangstruimte in te richten. Maar om terug te keren naar ons motto: na fase II zal “mijn vrouw” in ieder geval weer een huis hebben om trots haar gasten in te ontvangen!’
14 DE COLLECTIE
Geen Mondriaan voor het
droom van een chirurgische vrijstaat – een onafhankelijke staat voor oorlogsgewonden en mensen met een misvorming – te verwezenlijken, reisde hij in 1940 af naar de Verenigde Staten. Zijn verblijf daar was het begin van een dramatisch en tragisch einde. Hij stierf vereenzaamd en in armoede, ver van zijn gezin en zijn immense vermogen. Hoewel dokter Esser slechts korte tijd – van 1905 tot 1913 – actief kunst heeft verzameld, bracht hij een overvloedige en uitzonderlijke collectie bijeen. Zijn verzameling, ruim 800 kunstwerken, markeert de overgang van de negentiende naar de twintigste eeuw, een periode die vanwege de opkomst van het Amsterdams impressionisme en luminisme van essentieel belang is geweest voor de ontwikkeling van het modernisme in Nederland. Esser had kunstenaars als George Hendrik Breitner en Jan Sluijters als patiënt. Hij steunde hen zowel financieel als moreel en verzamelde als een van de eersten hun werk. Ging zijn belangstelling aanvankelijk uit naar de Haagse en de Amsterdamse School – met als kern het werk van George Hendrik Breitner en Isaac Israels – vanaf 1907 was het de luministische kunst van de jonge, in die tijd als ‘ultramodern’ bestempelde kunstenaars als Jan Sluijters, Leo Gestel, Piet Mondriaan en Piet van der Hem die zijn aandacht trok.
Siska Beele
De Modernen. Kunst uit Nederland is de tweede collectietentoonstelling van het museum in de Koningin Fabiolazaal. Ze schetst aan de hand van een zestigtal kunstwerken uit de negentiende en twintigste eeuw in grote lijnen de geschiedenis van de kunst in Nederland van 1850 tot nu. Maar ook het boeiende verhaal van de relaties en contacten op artistiek gebied tussen Nederland en België en de geschiedenis van de verzameling Nederlandse moderne kunst in het KMSKA wordt verteld. Die verzameling is niet planmatig samengebracht, maar dankt haar ontstaan aan aankopen, legaten en schenkingen. Elke verwerving heeft haar eigen verhaal. Een opmerkelijke historie is de schenking van een aantal werken uit de verzameling van de Nederlandse geneesheer Jan Esser...
museum
Dokter Jan Esser: wonderlijk leven, uitzonderlijke collectie Uitzonderlijk Het levensverhaal van Johannes Fredericus Samuel Esser (Leiden 1877 Chicago 1946) leest als een roman. Hij was een briljant arts, pionier in de plastische chirurgie, schaakkampioen van Nederland in 1913, kasteelheer, speculant in onroerend goed én een verwoed verzamelaar van kunst en antiquiteiten. Toen hij er niet in slaagde in Europa zijn
15
Esser als schakend scheepsarts in Caracas, Venezuela, 1904
16
Voorzichtig modern Het huis van dokter Esser aan de Willemsparkweg in Amsterdam werd al vlug te klein voor de omvangrijke collectie en Esser ging op zoek naar andere locaties om zijn kunst te tonen. Hij schonk werken in bruikleen aan het Rijksmuseum en het Stedelijk Museum, en aan De Lakenhal in Leiden. In 1934 kwam hij naar Antwerpen, waar hij driehonderd schilderijen en aquarellen en zeven portefeuilles met tekeningen en prenten in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in bewaring plaatste, met de bedoeling dat hoofdconservator Arthur Cornette een keuze zou maken voor een langdurig bruikleen. In ruil beloofde Esser een aantal kunstwerken te schenken. Maar de commissie die besliste welke kunstwerken in het museum terechtkwamen, wees zijn aanbod af. Esser werd vriendelijk verzocht zijn werken weer te komen ophalen. Hij ondernam echter geen actie en de schilderijen en werken op papier bleven in het museum. Na de Tweede Wereldoorlog nam de pas aangestelde hoofdconservator A.J.J. Delen het dossier opnieuw op en hij kon Esser in Chicago lokaliseren. Op 1 maart 1946 liet die van zich horen. Hij beloofde de kunstwerken bij het museum weg te halen en samen met Delen zeven werken voor het museum te kiezen. Enkele maanden later, op 3 augustus 1946, overleed Esser en de werken stonden nog steeds in het museumdepot. Bij de afhandeling van de nalatenschap werd het
17
Piet Mondriaan, Zeeuwse boer, 69 x 53 cm, Gemeentemuseum Den Haag
Brief van dr. Esser aan hoofdconservator A.J.J. Delen, 1 maart 1946
museum dat jarenlang voor Essers verzameling gezorgd had, niet vergeten. In 1949 schonken de erfgenamen de zeven beloofde kunstwerken en de overige verhuisden naar Amsterdam. Hoofdconservator Delen selecteerde een mooi en evenwichtig ensemble met werk van George Hendrik Breitner, Willem Witsen, Willem de Zwart, Isaac Israels, Jan Sluijters en de Franse kunstenaar Adolphe Monticelli. Zijn keuze mogen we ‘voorzichtig’ modern noemen. Met Aardappelrooiers van Witsen en Avondstemming van De Zwart werd de late Haagse School in het museum geïntroduceerd, terwijl de stadstaferelen van de hand van Breitner en Israels de bescheiden museumverzameling Amsterdams impressionisme verrijkten. Van nieuwlichters als Jan Sluijters, Leo Gestel en Piet Mondriaan haalde enkel het luministische naakt van Sluijters – een highlight in diens oeuvre – de selectie (zie het omslag van dit magazine). Zijn unieke kans op een Mondriaan miste het museum. Zou Delen van de Zeeuwse boer de kleuren te fel en de toetsen te ruw gevonden hebben? De Modernen. Kunst uit Nederland Koningin Fabiolazaal Antwerpen Nog tot 19 augustus 2012
Antwerpen in 18
In 2010 vierde Mexico de tweehonderdste verjaardag van de onafhankelijkheid en de honderdste verjaardag van de revolutie. BOZAR organiseerde toen een festival dat de Mexicaanse cultuur tot in het Brusselse hart van Europa bracht. Twee tentoonstellingen, gewijd aan een overzicht van de Mexicaanse kunst en aan het werk van Frida Kahlo (1907-1954), vormden de kern van dit succesvolle evenement, dat meer dan 240.000 bezoekers op de been kreeg. Uit de vruchtbare samenwerking groeide de idee om ook het Mexicaanse publiek met het Vlaamse erfgoed te laten kennismaken. Na projecten rond James Ensor (1860-1949) in Xochimilco en Oaxaca en rond René Magritte (1898-1967) in Mexico City, was het de beurt aan de barokke schilderkunst uit Vlaanderen. In het Museo Nacional de Arte (Munal) stelde het KMSKA tot eind mei een uitgelezen selectie van zijn zeventiende-eeuwse werken tentoon: Arte Flamenco del siglo XVII. Colección del Real Museo de Bellas Artes de Amberes.
19 KMSKA INTERNATIONAAL
Nieuw-Spanje Valérie Herremans
Mexico en de Vlaamse barok
Migratie en import De Mexicanen maakten dankzij de tentoonstelling niet alleen kennis met de artistieke productie uit een van de streken waar de Europese kunst in de zeventiende eeuw een hoge vlucht nam. Ze hield hen ook een spiegel voor die hun eigen kunstgeschiedenis belicht. Weinig bekend in Vlaanderen is dat de kunst uit de Zuidelijke Nederlanden deze van het toenmalige Mexico diepgaand heeft beïnvloed. De eigentijdse benaming van dit deel van de Nieuwe Wereld, Nieuw-Spanje, verraadt de bindende factor: Spanje. De Spaanse Habsburgers heersten niet alleen over onze gebieden maar ook over het zeventiende-eeuwse Mexico. Op zoek naar geluk kwamen een aantal Vlaamse kunstenaars na een verblijf op het Iberische schiereiland en door de intense handelscontacten soms in Nieuw-Spanje terecht. Enkelen onder hen, die bij ons amper gekend zijn, bouwden er een succesvolle carrière uit. Simon
Antonio Pérez Aguilar, Stilleven in een kast, Museo Nacional de Arte (MUNAL), Mexico, 125 x 98 cm
20
Pereyns (1540-1589), een Antwerpenaar die de maniëristische schilderstijl van zijn geboortestad trouw bleef, was een van hen, zoals ook zijn stadsgenoot Diego de Borchgraf (1618-1686), die net als Pereyns een belangrijke rol speelde in de ontwikkeling van de zeventiende-eeuwse Nieuw-Spaanse schilderkunst. Een ander transmissiekanaal, veel betekenisvoller dan de immigratie van kunstenaars, was de import van kunstwerken. Zowel originelen op groot formaat als kleinere, gemakkelijk verscheepbare schilderijen en gravures bereikten de Nieuwe Wereld. Vooral de twee laatste categorieën oefenden een diepgaande invloed uit op de plaatselijke artistieke traditie. Kleine schilderijtjes op koper, hout of linnen werden vanuit het Spaanse Cadiz massaal naar de haven van Vera Cruz verscheept. Gespecialiseerde schilders vervaardigden dit zogenaamde dozijnwerk in Antwerpen, meestal in opdracht van een kunsthandelaar. Gravures illustreerden boeken die en masse naar de Nieuw Wereld werden geëxporteerd of bereikten Mexico als kunstwerkjes bestemd voor een ruim publiek. Deze democratische afbeeldingen reproduceerden dikwijls werken van befaamde Vlaamse meesters, niet het minst van Rubens, en vormden een onuitputtelijke inspiratiebron voor lokale kunstenaars. Zij kopieerden de reproducties geheel of gedeeltelijk of zetten ze naar hun hand in een eigen compositie. Een Mexicaanse molenkraag De tentoonstelling in het Museo Nacional de Arte schetste aan de hand van voorbeelden uit de verschillende genres een representatief beeld van de kunstproductie in de Spaanse Nederlanden. Aangevuld door enkele zorgvuldig gekozen werken uit de eigen collectie van het Munal en andere Mexicaanse musea, traden zij in dialoog met de Nieuw-Spaanse schilderkunst uit die tijd. De eerste sectie was gewijd aan de religieuze schilderkunst en confronteerde het werk van ZuidNederlandse coryfeeën als Rubens, Van Dyck, Jordaens en Jan Brueghel met schilderijen van roemruchte Nieuw-Spaanse barokke tijdgenoten als Baltasar de Echave Orio, Baltasar de Echave Ibia, José Juarez en de jongere Juan Rodrigez Juarez, met wie we in de achttiende eeuw zijn aanbeland. Hun Zuid-Nederlandse geïmmigreerde voorgangers en de geïmporteerde inspiratiebronnen werden vertegenwoordigd door werk van Simon Perreyns en Maerten de Vos. Bij de landschapsschilders stond het werk van Echave Ibia naast dat van onder meer David Teniers. Een stilleven van Antonio Perez Aguilar mat zich met stukken van Frans Snijders, Paul de Vos en Jan Fijt, en een anoniem Mexicaans portret van een dame deed Vlaamse ogen vooral vertrouwd aan door de klederdracht. De molensteenkraag was in de mode aan het Spaanse hof, waardoor hij overal in de Spaanse gebieden in zwang kwam: daarvan getuigde het portret van een anonieme man door Van Dyck in dezelfde sectie. De eigenlijke genreschilderkunst werd geïllustreerd met onder meer werk van andermaal Teniers en Joos van Craesbeeck. Ze kreeg weinig navolging aan de overzijde van
Weinig bekend in Vlaanderen is dat de kunst uit de Zuidelijke Nederlanden deze van het toenmalige Mexico diepgaand heeft beïnvloed.
Dozijnwerk Het dozijnwerk is een vorm van stukwerk: kunstwerken die per stuk – of per dozijn – werden betaald aan gespecialiseerde kunstenaars. Deze schilderijen of beeldhouwwerken werden niet in opdracht, maar voor de vrije markt vervaardigd, in serie. Dankzij hun bescheiden prijs bereikten ze een ruim publiek. Ze stelden dan ook populaire thema’s voor, dikwijls van religieuze aard.
21
de oceaan. De allegorische en mythologische beeldtraditie, waarvan twee werken van Jordaens de hoogtepunten vormden, De slaap van Venus en Triomf van Frederik Hendrik, was in Nieuw-Spanje vooral aanwezig in de vorm van het al genoemde dozijnwerk. Meestal stelden deze werkjes landschappen voor gestoffeerd met kleine taferelen van religieuze en van mythologische aard. Onvermoed De tentoonstelling in het Munal confronteerde het Mexicaanse publiek niet alleen met inspiratiebronnen van zijn eigen koloniale kunst, ze bracht er ook een boeiende dialoog mee tot stand. Deze geslaagde formule biedt ook perspectieven in de omgekeerde richting. De NieuwSpaanse barokkunst zou, door zijn onvermoede verwantschap met de Zuid-Nederlandse schilderkunst, Vlaamse kunstliefhebbers een bijzonder blikverruimende tentoonstellingservaring kunnen bieden.
Michaelina Wautier, Twee meisjes als de heiligen Agnes en Dorothea, 89 x 121 cm
Palet van Rik Wouters
22
Nanny Schrijvers
IN DE MARGE
Het belang van een sigaar Een museum is meer dan een museum. Behalve zijn collectie kunstwerken heeft het ook een archief en een bibliotheek, en bezit het zogeheten ‘parafernalia’. Volgens Van Dale zijn dat ‘bij iets of iemand behorende zaken’. Bij kunstenaars bijvoorbeeld.
Het KMSKA heeft van sommige kunstenaars omvangrijke collecties opgebouwd, deels door schenkingen of legaten, deels door aankopen. Of door een combinatie. Er is dan ook in veel gevallen een band opgebouwd: met de kunstenaar, de familie, vrienden en/of verzamelaars. Kunstwerken werden vaak geschonken door vrienden van het museum die in een aantal gevallen ook bevriend waren met de kunstenaar zelf. Door die ‘menselijke’ band heeft het museum van sommige kunstenaars méér dan alleen kunstwerken: brieven, andere documenten, paletten, eretekens van gelauwerde negentiende-eeuwse schilders...
23
Meer dan honderd Neem Rik Wouters. Mevrouw Wouters, ‘Nel’, schrijft op 2 april 1927, elf jaar na de dood van haar man, aan conservator Jozef Muls: ‘… Croyez bien que je suis très heureuse de l’acceuil qu’on fait à Rik à Anvers.’ (Brief in het Prentenkabinet KMSKA, nvdr). Ze dankt daarbij iedereen die had bijgedragen om de jonggestorven Rik een plaats te geven in de Vlaamse kunst. Het Antwerpse museum had inderdaad in 1920 als eerste Belgische instelling een Wouters gekocht: het Zotte geweld, nu bewaard in het Middelheimmuseum, werd verworven op de driejaarlijkse tentoonstelling in Antwerpen. De volgende jaren kocht het museum ook De strijkster en De opvoeding, en in 1927 bood mevrouw Wouters aan om Zelfportret met sigaar aan het museum te verkopen. Drie jaar later verkocht ze nog drie schilderijen en schonk een vierde. Dit was nog maar het begin: de collectie groeide uit tot de meest representatieve verzameling van de kunstenaar, zeker na de bijzondere rijke schenking van dokter Ludo van Bogaert en zijn echtgenote Marie-Louise Sheid in 1974. Het museum bezit nu meer dan honderd beelden, schilderijen, aquarellen en tekeningen van Wouters.
en een krant
Paletmesschraapsels Het KMSKA bewaart ook een groot aantal persoonlijke bezittingen van de kunstenaar. In 1954 schonk Nel Wouters’ dodenmasker. Zo’n plaasteren masker werd gewoonlijk gemaakt om de identiteit van een kunstenaar te laten zien, maar door Wouters’ ziekte is dit een bijzonder masker. Het museum besliste meteen om het in brons te laten gieten. Dat exemplaar werd lange tijd getoond in een speciale vitrine in de grote hal of de De Keyzerzaal, samen met een afgietsel van een hand. Bij de schenking bemiddelde dokter Ludo van Bogaert. Veertien jaar later schonk hijzelf twee penselen en Wouters’ ‘laatste’ sigaar. Een dergelijke sigaar ‘van 6 centimes’ is ook te zien op een zelfportret in de collectie. Daar bleef het niet bij: in 1974 schonk van Bogaert nog een zijden lap stof die Rik Wouters op enkele schilderijen als achtergrond gebruikte, samen met een portefeuille en nog wat penselen. Bij de grote schenking van dokter Ludo van Bogaert-Sheid, die in 1984 overgebracht werd naar het museum, zaten kranten met ‘paletmesEen tragisch leven De Mechelaar Rik Wouters (°1882) gaat in de leer bij zijn vader in de meubelmakerij en volgt les aan de Mechelse academie. Op zijn achttiende trekt hij naar de Brusselse academie en leert daar Hélène (Nel) Duerinckx kennen. Ze trouwen in 1905 en twee jaar la-ter verhuizen ze naar Bosvoorde. In 1914 wordt Wouters opgeroepen en hij eindigt als krijgsgevangene in het Nederlandse Zeist. Zijn hevige hoofdpijnen van voor de oorlog worden steeds erger. Nel komt naar Nederland en ze vestigen zich in Amsterdam. Ondanks de vele behandelingen en operaties sterft Rik Wouters daar op 11 juli 1916 aan de gevolgen van kaakholtekanker. Hij schildert en tekent tot aan zijn dood. In zelfportretten toont hij zijn gehavende gezicht.
24
schraapsels’, zoals mevrouw Wouters het in haar brieven noemt. Op 30 januari 1963 schreef ze aan Ludo van Bogaert: ‘… bij het terugzien van die kleurvlekken kwam het hele drama van 1915 tot 1916 me weer voor de geest. Wat een pijnlijke kreet stijgt er op uit dit kleurrijke blad. Er zit een heel drama in vervat dat op zo’n intense manier is uitgedrukt dat ik het nu pas begrepen heb. Ik denk dat hij bij het schilderen van het doek “Rik met de ooglap” en bij elke sessie, met die kleurvlekken al wat hem deed afzien en toch nog deed hopen heeft uitgedrukt… Het is abstracte kunst die wij alleen zullen begrijpen, want wij houden oprecht van zijn werk…’ In 1998 en 1999 werden alle Wouterstekeningen grondig bekeken. De proeven op papier werden met dezelfde aandacht onderzocht en behandeld om hun behoud te verzekeren. En ook de parafernalia bevatten veel informatie: krantenpagina’s tonen hoe de schilder werkte bij het ontstaan van een werk. Welke verf gebruikte hij, en hoe (verfdozen, palet)? Waarom liet Wouters een bepaalde verf – op de pof – uit Parijs meebrengen? Dankzij de voorwerpen kunnen we werken dateren, een chronologie opstellen, de authenticiteit bepalen... Deze bijzondere collectie is een belangrijke bron voor de kennis van de materialen en technieken. Ze leert ons ook de kunstenaar beter kennen en vergroot zo het inzicht in zijn oeuvre. Rik Wouters. Hoogtepunten Museum Schepenhuis Mechelen
Kleurproeven op krant Algemeen Handelsblad uit 1915: kleuren gebruikt in Zelfportret met de zwarte ooglap
Rik Wouters, Zelfportret met sigaar, 64 x 53 cm
25
Nanny Schrijvers
26
27
TWEELUIK Uit het internationale aanbod van tentoonstellingen pikken we er een uit. We leggen een rechtstreekse band met de collectie van het KMSKA.
Degas en het naakt Parijs en Antwerpen
Edgar Degas (Parijs, 1834-1917), vroeger soms als een van de mindere goden van het impressionisme beschouwd, is helemaal terug. Kunsthistorici en kunstenaars associëren hem nu met grote vernieuwingen in de negentiende-eeuwse kunst, zoals het gebruik van de fotografie en de aandacht voor de moderne wereld. Vorig najaar was er in The Royal Academy of Arts in Londen een bijzonder mooie tentoonstelling over Degas en het ballet, in het bijzonder over zijn relatie met de fotografie. Tot 1 juli belicht het Parijse Musée d’Orsay Degas en het naakt. De tentoonstelling was eerder in Boston te zien. Edgar Degas, Zwangere vrouw, 43 x 17 x 14 cm
28
Bewegende lichamen Een vijfde van het oeuvre van Degas bestaat uit naakten. Als bewonderaar van Ingres volgde hij diens raad op om zo veel mogelijk te tekenen en de baadsters van Ingres bleven zijn hele leven een voorbeeld. Gaandeweg verliet Degas het klassieke of academische naakt: geen goden meer maar mensen, geen naakt meer maar bloot. Hij tekende in zwart met grijstonen, wat onder meer tot reeksen monochrome steendrukken leidde. Vanaf de jaren 1880 bracht hij meer kleur en helderheid in zijn tekenwerk, al bleven de zwarte houtskoollijnen als uitgangspunt zichtbaar. Het weergeven van beweging was zijn grote drijfveer en dat merk je aan zijn onderwerpen. Zo had hij een voorliefde voor paardenraces en, in de eerste plaats, voor het ballet. In deze scènes – ongeveer de helft van zijn productie – bestudeerde hij ballerina’s die dansen, staan en poses aannemen, als deed de kunstenaar een systematisch onderzoek naar de mogelijkheden van het menselijk lichaam.
Postuum van was naar brons Bij zijn dood had Degas een honderdtal kleine wassen beeldjes in zijn atelier. Hij boetseerde deze naakten als een hulpmiddel om een houding vast te leggen: een toevallige beweging die hij wilde gebruiken, een pose die voor een levend model te lastig was om lang vol te houden... Deze wassen popjes dienden om zijn schilderijen of pastels verder uit te werken. Ze waren niet gemaakt om getoond te worden of lang mee te gaan. Al bewaarde hij ze wel om ze te hergebruiken in later werk. Na zijn dood werd een selectie gemaakt en goot Adrien-Aurélien Hébrard, een bekende Parijse bronsgieter, een zeventigtal beeldjes in brons. Van deze genummerde modellen werden er telkens twintig beeldjes (A tot T) gegoten voor de verkoop en twee voor de gieterij. Zwangere Vrouw is nummer 24 D. Het originele bronzen model van nummer 24 wordt bewaard in het Norton Simon Museum in Pasadena.
29
Degas et le nu Musée d’Orsay Parijs Nog tot 1 juli 2012
Eindeloos Het KMSKA bezit van Degas een beeld en een pastel: allebei zijn ze gekocht in 1953, allebei zijn het naaktfiguren. Pastel is een gedroomd medium om een figuur in volle beweging vast te leggen. Je kunt snel werken en een idee voorlopig vastleggen om het later pas af te werken. Het hoeft niet te drogen en je kunt er altijd iets aan toevoegen, of zelfs aan plakken. In pastel werk je heel direct: het krijtje heeft een scherpe kant om te tekenen en een platte om te doezelen: dit is tekenen en kleuren door elkaar. Degas had het moeilijk met olieverf, vooral als hij huid en huidskleur wilde schilderen. Het glanzende van de verf stoorde hem en hij probeerde dit effect te temperen door de verf met terpentijn aan te lengen. Pastel is van nature mat en bood hem meer mogelijkheden om het lichaam als ‘vlees en huid’ weer te geven. Het pastelkrijt heeft een vaste kleur, en nuances krijg je door verschillende kleuren naast of op elkaar te zetten. Je kunt er steeds weer overheen gaan om vorm te geven of te modeleren, zonder helemaal afhankelijk te zijn van schaduwwerking. Degas kon eindeloos blijven werken om het in zijn ogen helemaal goed te krijgen. Na het bad toont twee naakte vrouwen. Bij Degas zijn ook de poses niet klassiek. Hij heeft een voorliefde voor lastige en gewrongen houdingen, zoals het zich afdrogen of onhandig gaan liggen. Het vertrekpunt is vaak een detailschets die wordt overgebracht of gecalqueerd op een nieuw blad – nog een voordeel van pastel. Vanuit een voet groeit er bijvoorbeeld een nieuw naakt. Het spiegelbeeld van de Antwerpse liggende vrouw vinden we terug in De baadsters (The Art Institute of Chicago).
Gaandeweg verliet Degas het klassieke of academische naakt: geen goden meer, maar mensen, geen naakt meer maar bloot.
Edgar Degas, Na het bad, 74 x 60,5 cm
was getekend
30
31
Rinus Van de Velde (° Leuven, 1983) woont en werkt in Antwerpen. In zijn levensgrote houtskoolschetsen onderzoekt hij de mogelijkheid om een fictieve autobiografie uit te tekenen, vaak aan de hand van bestaand beeldmateriaal.
Yesterday I had a dream in which I witnessed my own afterlife… 2011, 200 cm x 270 cm
Het moeilijkste
Een opmerkelijk olieverfschilderij van Permeke. Een prachtige aquarel van Schmalzigaug. Een klein doek met een aandoenlijk lege stoel van
32 GESPREK
Ensor. Een prachtig houtskoolnaakt van Van den Berghe. Alles hing perfect op zijn plaats in het appartement van mevrouw Gilberte LensGhesquière: ‘Ik kan niet verdragen dat iets niet juist hangt of staat, ook het kleinste doosje niet.’ In maart 2012 verhuisde ze en kwamen Permeke, Ensor, Schmalzigaug, Van den Berghe en een aantal andere kunstwerken uit haar collectie in langdurige bruikleen naar het KMSKA. Later zullen ze via een legaat opgenomen worden in de collectie. Waarom verzamelt een mens wat hij verzamelt? Wat is het verhaal achter deze prachtige privécollectie? Wat verwacht de schenkster van het museum? En hoe voelt dat, afstand nemen van dagelijkse lievelingen? Een gesprek over een leven vol kunst.
33
is afstand nemen
Opgetekend door Yolande Deckers en Patrick De Rynck Foto Jesse Willems
‘Als ik dacht “ik zou dat zelf nooit zo gedaan hebben”, dan wist ik dat ik met een echte kunstenaar te maken had.’
Gesprek met schenkster Gilberte Lens-Ghesquière ‘Mijn jeugd speelde zich deels af in de oorlogsjaren. Ik ben opgevoed in Gent bij mijn grootmoeder en in Berchem bij mijn ouders. Het museum heb ik leren kennen toen ik naar de Antwerpse academie ging. Dat was ook tijdens de bezetting. Waarom ging ik er naartoe? Ach, omdat er veel jongens naartoe gingen. Maar ik ging in het bijzonder om te leren kijken en om bij te leren: hoe was een hand geschilderd, een perspectief...? Ik verstond er eerst niets van. Als ik het resultaat maar mooi vond. Ik heb in het museum leren kijken. En toen ik getrouwd was, stelde mijn man, die zelf ook wel eens schilderde, me vragen na
34
35
zo’n museumbezoek. Hij heeft me aangemoedigd om nog beter te leren kijken. En om te dúrven als ik zelf aan het tekenen of schilderen was: als je een lijn wil begrijpen, moet je ze eerst zelf op papier proberen te zetten. Ik heb daar afgezien, aan de academie...’ Afrikaanse kunst en Permeke John Lens, de man van mevrouw Ghesquière, stierf op jonge leeftijd. ‘Ik heb mijn man leren kennen via een joodse vriend van mijn vader, die vaak bij ons kwam kaarten. Hij heeft mij in contact gebracht met de twee broers John en René Lens. Ik trok vaak met hen naar Brussel, waar we onder meer musea bezochten. John werd de uitverkorene en na twee jaar zijn we getrouwd. We hadden alle twee de liefde voor kunst, maar mijn man was een betere “artiest” dan ik. Hij schilderde kubistisch, een strekking waar ik toen ook veel voor voelde: Picasso, Braque... Hij kende veel meer kunstenaarsnamen dan ik, hoewel hij geen kunstopleiding had gevolgd.’ ‘Als we kunst kochten was het wel vaak ik die mocht kiezen. Hij las iets of hoorde iets, of we bezochten een galerij, dikwijls met mijn moeder erbij. Dan overlegden we er samen over en namen we een beslissing. We discussieerden veel, maar meestal kwamen we er wel uit. Een voorwaarde was dat we het werk alle twee graag zagen. We verzamelden geen bepaalde stijl.’ ‘Een mens evolueert als verzamelaar. Sommigen vonden dat we aanvankelijk te veel spielerei verzamelden. Eerst was daar ook Afrikaanse kunst bij, onder meer omdat de prijs van bepaalde objecten gunstig was. Mijn grootvader was ébéniste en de reactie van mijn moeder op zo’n aankoop was vaak: “Bompa zou nooit zoiets gekocht hebben.”’ ‘We bezochten hoe langer hoe meer Brusselse galerijen en veilingen. Het was op zo’n veiling dat we een tekening van Permeke hebben gekocht, een van onze eerste belangrijke stukken, zoals ook het schilderij
Een smerige Permeke Een opmerkelijk schilderij dat het interieur van mevrouw LensGhesquière sierde en dat het museum nu in bruikleen heeft, is Drie figuren van Constant Permeke: ‘Het was het eerste grote werk dat we kochten. Ik herinner me dat we bij Jespers op bezoek waren. Hij woonde toen dicht bij het militair hospitaal in Antwerpen. Permeke en hij maakten elkaar uit voor het vuil van de straat. Mijn man vroeg hem wat hij had om te verkopen. Toen we onze goesting niet vonden, antwoordde Jespers: “Wat moet je dan hebben? Zoeken jullie een smerige Permeke misschien?” En ja, eigenlijk zochten we een Permeke. Dat schilderij hebben we toen gekocht bij de dochter van Permeke, Beatty Permeke. We hebben toen kunnen kiezen. Mijn man spartelde tegen – “weet je wel hoeveel dat kost?”, “tu te rends compte?” – maar hij gaf toch toe. We waren toen nog geen jaar getrouwd. Ik viel voor dat opvallende rode hoofd. Dat heb ik nog nergens anders gezien.’ Constant Permeke, Drie figuren, 183 x 155cm
van Permeke. Voor de aankoop van de tekening hadden mijn man en ik een prijs afgesproken. Maar ik heb meer geboden dan de afspraak, want ik wilde de tekening absoluut hebben. Eigenlijk hadden we geen geld toen... ’s Anderendaags stond ik in de krant Le Matin met mijn witte hoed op. Er stond dat ik zoveel had betaald voor papier van Permeke.’
36
Schmalzigaug ‘Wij kozen op het gevoel, maar bijvoorbeeld ook voor kleurcombinaties. Als ik dacht “ik zou dat zelf nooit zo gedaan hebben”, dan wist ik dat ik met een echte kunstenaar te maken had. Nu, ik moet toegeven dat ik soms ook wel wat wispelturig was: iets wat ik die dag mooi vond, vond ik de volgende morgen misschien al minder mooi. En omgekeerd. Maar vaak kon een werk niet snel genoeg aan de muur hangen. De tekening van Permeke vind ik nog altijd prachtig, net als die van Frits Van den Berghe. Maar als mensen mij vragen waarom, dan kan ik het niet uitleggen.’ ‘Het allermooiste werk? Dat kan ik echt niet zeggen.. Het is gevoelsmatig en het heeft niets te maken met waarde. Maar een van mijn lievelingswerken is zeker Compositie van Jules Schmalzigaug. Waarom? Je zoekt er altijd weer naar een andere lijn. Het is een van die werken waarvan veel mensen zeggen: “Amai, is dat kunst?” of: “Hangt dat
Schenkingen en legaten aan het museum De museumcollectie is mede dankzij schenkingen en legaten uitgegroeid tot wat ze vandaag is. Dit zijn enkele belangrijke schenkingen van privépersonen: 1841 ridder Florent van Ertborn laat per testament zijn volledige verzameling van 115 schilderijen na. Sinds zijn schenking maken de schilderijen van Jan van Eyck, Rogier van der Weyden, Hans Memling, Jean Fouquet , Simone Martini en Antonello da Messina deel uit van de museumcollectie. Ze vormen de kern van de verzameling oude schilderkunst. 1859 de douairière Baut de Rasmon legateert 41 zeventiende-eeuwse landschappen uit de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden. 1949 de erfgenamen van dokter J.F.S. Esser schenken zeven kunstwerken aan het museum (o.a. George Hendrik Breitner en Jan Sluijters). Zie hierover bladzijden 14-17 in dit nummer. 1989 dankzij de nalatenschap van dokter Ludo van Bogaert-Sheid bezit het museum vandaag de dag de belangrijkste collectie schilderijen, tekeningen en beeldhouwwerken van Rik Wouters, naast enkele parafernalia. Zie hierover bladzijden 22-25 in dit nummer. Ook de jongste jaren is de museumcollectie verrijkt door bijzondere schenkingen en legaten van privépersonen, o.a.: 2007 Roel d’Haese 2008 Adriaan Raemdonck (De Zwarte Panter) en mevrouw Nicole Mesnage 2010 Jan Vanriet 2011 Camiel Van Breedam en Elisabeth Vanderborght
Jules Schmalzigaug, Compositie, 61 x 47cm
37
‘Compositie is een van die werken waarvan veel mensen zeggen: “Amai, is dat kunst? “ ‘
38
ding er nu nog?”, maar ik blijf erop zoeken: wat heeft hij bedoeld? Ik zag er dingen in en kon er iets van maken. Een streep die een vleugel is, een haan die opvliegt, de lijn die er niet staat en die ik op mijn manier invul... Er zit een visie in die de kunstenaar uitprobeert, die hij aan het zoeken is... Ik had trouwens nog een grote Schmalzigaug, die tijdens de oorlog was beschadigd. Toen bleek dat de restauratie heel duur was, even veel geld als de koopprijs, heb ik hem weer verkocht, voor de prijs die ik ervoor had betaald. Achteraf had ik spijt dat ik het schilderij niet heb laten restaureren.’ Afstand nemen ‘In mijn ogen moet een museum er in de eerste plaats voor zorgen dat alles in goede staat bewaard blijft. Dat is ook wat ik hier bij mij thuis doe. Je moet zó voorzichtig zijn als je kunst in huis hebt. Mensen vragen me soms: “Hoe kun je daar nu in wonen? Je moet bij elke stap bang zijn.” Ja, je moet kunst nu eenmaal goed onderhouden, en niet alle mensen willen dat. Ik verwacht daarom ook van het museum dat alle werken blijvend worden bewaard in een goede conditie. Daar moet je als museum alles voor doen. Daarom gaf ik ook al middelen om werken te restaureren. Toen het kleine prinsje (nvdr De dauphin Frans, zoon van Frans I) van Jean Clouet werd gerestaureerd, heb ik me heel goed gevoeld. Dat was mooi gedaan. En sindsdien heb ik meer kunnen doen. Ik heb geen kinderen en ik moet kunnen geven. Anders ben ik ongelukkig. Dat is mijn karakter. En als ik dan weet wie in het museum voor de werken zorgt, dan is mijn keuze snel gemaakt.’ ‘Het moeilijkste is nu afstand nemen. Maar ik moet het doen. Het besef moet doordringen dat ik mijn kunstwerken niet meer dagelijks zal zien. En misschien zelfs nooit meer.’
39 uitverkoren
Ludo De Schutter Er zijn van die werken in het Koninklijk Museum waar bezoekers een bijzondere band mee hebben. In deze rubriek getuigen zij van hun passie voor kunst. En voor het museum. En voor dat ene werk.
en Robert Mols Opgetekend door Vik Leyten foto Jacques Sonck
Een werk in bruikleen geven, schenken of legateren aan het museum garandeert een optimale bewaring en conservatie. In sommige gevallen vormt het kunstwerk bovendien een belangrijke schakel in het kunsthistorisch onderzoek. En door het zichtbaar op te stellen, genieten veel mensen mee van het werk. Indien u een gift wil doen aan het KMSKA of een werk in bruikleen wil geven, neem dan contact op met Yolande Deckers (T 03 242 04 23).
‘Kom,’ zegt Ludo De Schutter (°1944), ‘laat ons op een bank in het parkje aan het museum gaan zitten. Het is goed weer, en dan zit ik niet graag binnen. De grote bank op het museumplein is perfect voor een gesprek.’ ‘Mijn vrouw en ik zijn in 1974 in de Beeldhouwersstraat komen wonen. Ik herinner me dat we tijdens een autoloze zondag in 1973 in de stad rondliepen om een geschikte woonbuurt te vinden. Al als twintigjarige was ik gefascineerd door het Zuid. Ik kan niet precies zeggen waarom, de buurt trok me gewoon aan. En in 1973 stond er een mooi huis te koop. Maar vergis je niet, een artistieke buurt was het toen al wel. Er was natuurlijk het museum, maar je had ook de Wide White Space
41
galerie. En ik herinner me het Gouden Huis A379089 in de Beeldhouwersstraat 46, een vrij cultuurcentrum waar de gevel goud was geschilderd. Panamarenko had er een atelier waar hij een vliegtuig bouwde, Marcel Broodthaers stelde er tentoon en Ben Vautier hield er een Fluxus-concert.’ ‘Ik was vooral geïnteresseerd in hedendaagse kunst, maar er was toen nog geen sprake van het M HKA of het ICC. Occasioneel was er al eens een tentoonstelling met moderne kunst in het KMSKA. Ongeveer één keer per maand ging ik naar het museum, vooral om werk te gaan bekijken van James Ensor en Rik Wouters. Daar raak ik nog steeds niet op uitgekeken. Een museum als het KMSKA zou volgens mij ook gratis moeten zijn. Dat stimuleert mensen toch om eens te komen kijken? Ik heb het bij mezelf ook ondervonden.’ ‘Mijn favoriete werk is misschien wat problematisch: het fantastische, meer dan negen meter lange schilderij van Robert Mols, De rede van Antwerpen. Onlangs viel het in het MAS van de muur. Nu staat het op zijn kop, omwille van de restauratie. Het hing vroeger wat ongelukkig in de cafetaria. Het is zo’n groot schilderij dat je wel even tijd nodig hebt om het helemaal te vatten. Het geeft een beeld van Antwerpen vóór de rechttrekking van de Scheldekaai in 1877. Het is zo mooi gemaakt, en zo helder van licht. In mijn vrije tijd doe ik zelf geschiedkundig onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van Antwerpen, en op dit schilderij kun je heel wat plaatsen zien die later veranderd of verdwenen zijn, zoals het Burchtplein aan de Werf of de promenade van Bourla langs de Scheldekaai. Het is een ramp dat er nu een scheur in het schilderij zit, maar ik ben overtuigd dat het goed gerestaureerd zal worden.’ ‘In de verbouwing van het Koninklijk Museum heb ik alle vertrouwen. In Nederland heb ik al werk gezien van Claus en Kaan, en dat sprak me wel aan. Jammer dat de verbouwingen zo lang gaan duren, maar dat weet je eigenlijk als je aan zo’n werk begint. Ik ben zeer benieuwd naar het resultaat.’
een kunstpromotor Leen de Jong
42 UIT DE BOEKEN
Dit voorjaar stond in de Belgische kunstwereld de boeiende figuur van Paul-Gustave Van Hecke volop in de kijker. In Deurle vond in Museum Dhondt-Dhaenens de tentoonstelling Herinnering aan een zondag: P.-G. Van Hecke en de kunstenaars in de jaren 1920 plaats, en in het FeliXart Museum in Drogenbos kon je Grenoble 1927: een panorama van de Belgische kunst herbeleven. In beide tentoonstellingen speelde Van Hecke een hoofdrol en waren ook schilderijen uit het KMSKA te zien, onder andere het werk dat we hier afbeelden. Tegelijk verscheen een boeiend boek over de man. Wie was Paul-Gustave Van Hecke?
van formaat
Paul-Gustave Van Hecke (1887-1967) Veelzijdig boek Van Hecke was in de jaren 1920-1930 een ambitieuze literator, had verschillende toonaangevende galeries, zoals Sélection en Le Centaure, en was uitgever van de vooruitstrevende kunsttijdschriften Sélection en Variétés. Hij geldt als de grote verdediger van het expressionisme en later van het surrealisme in België. Zijn eclectische smaak, zijn gedreven promotie van Belgische kunst in het buitenland, zijn band met l’art vivant, zijn liefde voor de fotografie en de film, Van Hecke als de man achter Couture Norine, de modezaak van zijn vrouw Honorine Deschrijver, zijn politieke overtuiging als socialist, zijn bedrijvigheid in het casino van Knokke...: al deze aspecten komen aan bod in de recente publicatie Kunstpromotor Paul-Gustave Van Hecke (18871967) en de avant-garde onder de hoofdredactie van Virginie Devillez, die werkt bij het Archief voor Hedendaagse Kunst in België van de Frits Van den Berghe Dubbelportret van Paul-Gustave Van Hecke en zijn vrouw Norine, 160 x 120 cm. Dit schilderij is vanaf september te zien in een nieuwe opstelling van De Modernen in de Koningin Fabiolazaal
43
44
45
Cover boek
Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel. Dit boeiende boek van 176 pagina’s is het elfde deel van de buitengewone reeks Cahiers die de Koninklijk Musea voor Schone Kunsten van Brussel uitgeven in verband met tentoonstellingen of naar aanleiding van actuele thema’s. Het bevat teksten door twaalf kenners en onderzoekers die de diverse aspecten van de persoonlijkheid van Van Hecke belichten en tegelijk een boeiend beeld van de kunstwereld in het vooroorlogse België schetsen. Naast lange hoofdstukken zijn er negen korte ‘focusartikels’ over specifieke onderwerpen, zoals Van Heckes vriendschap sinds 1909 met André De Ridder en met Emile Langui, Max Ernst en René Magritte. Schilderen voor een maandloon Het monumentale schilderij van Frits Van den Berghe, Dubbelportret van Paul-Gustave Van Hecke en zijn vrouw Norine (1923-1924), toont de flamboyante galeriehouder met zijn elegante vrouw tegen de achtergrond van een olifant, een kat en een naakt. Het werk staat symbool voor het mondaine en dynamische leven van deze kunstliefhebbers en is een hoogtepunt in het oeuvre van Van den Berghe (1883-1939). Tegelijkertijd geldt het als een soort tribuut of een hommage van de schilder aan zijn mecenas. Het schilderij kwam vanzelfsprekend in de privéverzameling van Van Hecke terecht en hing volgens meerdere documenten in de eetkamer van zijn royale huis in Brussel. Van Hecke leerde Van den Berghe voor de Eerste Wereldoorlog kennen in Sint-Martens-Latem en heeft de meestal behoeftige kunstenaar vanaf de jaren 1920 tot aan diens overlijden gesteund. Zo kon Van den
Berghe in 1923 samen met Gustave De Smet, ook sinds lang een vriend van Paul-Gustave, in diens villa Malpertuis in Afsnee verblijven en werken. Ze werd hun als ‘huisbewaarders’ gratis ter beschikking gesteld. Dankzij het contract met hun promotor/galeriehouder konden ze zonder financiële zorgen schilderen: ze kregen immers ook een maandloon uitbetaald in ruil voor kunstwerken. Kwieke handelsgeest en onbaatzuchtig mecenaat vulden elkaar aan in de persoon van Van Hecke. Of zoals de criticus en schilder Jean Milo hem ooit omschreef: ‘Très cordial… mais aussi direct qu’ un banquier.’ Een leven onder de hamer Op 18 juni 2008 verkocht het veilinghuis Bernaerts in Antwerpen het archief van Paul-Gustave Van Hecke. Honderden documenten, brieven, prenten, boeken en foto’s, kortom het ‘papieren leven’ van de man, kwamen op de markt en raakten verspreid. Ironisch genoeg maakte Van Hecke dat bij leven zelf ook al mee: in mei 1933 moest hij vanwege geldgebrek behalve zijn boeken ook zijn eigen grandioze kunstverzameling van 111 stuks onder de hamer laten brengen, met onder meer negen schilderijen van Max Ernst en werk van Heinrich Van Campendonck, George Grosz, Juan Miró, Paul Klee en Jean Arp, om maar enkele buitenlandse kunstenaars te noemen. Een lijst van de kunstwerken die waren opgenomen in deze openbare verkoop, mét de destijds behaalde resultaten in frank, is in de publicatie van Devillez als bijlage toegevoegd. Tussen de vele Belgische kunstenaars zat in de uitverkoop ook het fameuze Dubbelportret van Paul-Gustave Van Hecke en zijn vrouw Norine, dat Van Hecke al zo lang koesterde. In volle economische depressie liep de veiling niet vlot en gingen heel wat loten tegen bespottelijk lage prijzen van de hand. Ook voor het dubbelportret was er weinig belangstelling. Uiteindelijk kocht een vriend van Van Hecke het voor 220 frank. De man schonk het op zijn beurt terug aan Van Hecke. Tegen het eind van zijn leven, in de jaren 1960, verkocht Van Hecke het weer door aan Gustave Nellens, de uitbater van het casino in Knokke, met wie hij na de oorlog vele manifestaties organiseerde. Het schilderij werd ten slotte in 1987 door het KMSKA aangekocht bij een Antwerpse galerie.
In mei 1933 moest hij vanwege geldgebrek behalve zijn boeken ook zijn eigen grandioze kunstverzameling van 111 stuks onder de hamer laten brengen.
Virginie Devillez (red.), Kunstpromotor Paul-Gustave Van Hecke (1887-1967) en de avant-garde (Cahier van de KMSKB, nr. 12), 176 p., 122 ill., 17 x 24 cm, softcover, 25 euro, Snoeck, Gent, 2012. ISBN 978-94-6161-043-0
Ook verschillende andere werken uit de KMSKA-collectie komen uit Van Heckes verzameling of werden als exemplarische kunstwerken gepubliceerd in het kunsttijdschrift Sélection dat hij uitgaf: Floris Jespers, Suzanna en de grijsaards; Constant Permeke, Kermis; Gustave De Smet, De mosseleters; Gustave van de Woestyne, Gaston en zijn zuster en Christus toont zijn wonden; Ramah, Bolspelers en het portret van Paul-Gustave Van Hecke; Servaes, De lijkdienst.
Zaal Z is een gratis uitgave van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) en verschijnt in maart, juni, september en december.
46
Jaargang 1 nummer 1
Verantwoordelijke uitgever
Dr. Paul Huvenne, Lange Kievitstraat 111-113 bus 100, 2018 Antwerpen Redactie Jozefien De Ceulaer, Leen de Jong, Veerle De Meester, Patrick De Rynck, Vik Leyten, Nanny Schrijvers, Véronique Van Passel Coördinatie Véronique Van Passel Eindredactie Patrick De Rynck Foto’s Kunstwerken en voorwerpen waarbij geen herkomst vermeld wordt, maken deel uit van de collectie van het KMSKA. Archief KMSKA: 16 Claus en Kaan: 8-9 Gemeentemuseum Den Haag: 17 Wilma Kuijvenhoven: 11 Hugo Maertens, Lukas-Art in Flanders: 21, 22, 23, 27, 29, 42 MUNAL: 18 RKD Den Haag: 15 Madeleine ter Kuile: 34, 37 Snoeck Publishers: 44 Christian Richters: 12 Jacques Sonck: 40 Marie Cecile Thijs © Claus en Kaan: 7 Tim Van Laere Gallery: 30, 31 Jesse Willems: 4, 33
Druk Albe De Coker Grafisch ontwerp Linde Desmet en Marie Sledsens Papier Cover en binnenwerk: Arctic volume white Wikkel: Heaven 42 Lettertypes Din Schrift, Memphis Oplage 9000 ex. ISSN ISSN 2294-0316
47
Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen is een instelling van de Vlaamse overheid en het enige Vlaamse museum met een wetenschappelijk statuut. De belangrijkste opdrachten van het KMSKA zijn het behoud, beheer en de verdere uitbouw van de collectie; de ontsluiting en de wetenschappelijke studie van de collectie; het tentoonstellen van objecten en de uitbouw van een publiekswerking. Het KMSKA onderschrijft de statuten van ICOM, the International Council of Museums.
ZAAL Z wordt gedrukt met bio-inkt op papier afkomstig uit duurzame bosbouw in een CO 2-neutrale drukkerij.
Niets van deze uitgave mag worden overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd auteursrechten op de illustraties te regelen volgens wettelijke bepalingen. Wie meent toch zekere rechten te doen gelden, kan zich tot de uitgever wenden. Om opgenomen te worden in ons adressenbestand of om uw abonnement op te zeggen kunt u uw gegevens telefonisch doorgeven op T 32 (0)3 242 04 16 of via
[email protected]
KMSKA geniet de steun van
48
Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) is vanwege renovatiewerkzaamheden tot eind 2017 gesloten. U vindt onze collectie ondertussen op verschillende locaties in en rond Antwerpen.
Antwerpen
Inlichtingen
MAS Meesterwerken in het MAS. Vijf eeuwen beeld in Antwerpen tot 30/12/2012 Hanzestedenplaats 1, 2000 Antwerpen www.mas.be Onze-Lieve-Vrouwekathedraal REÜNIE. Van Quinten Metsijs tot Peter Paul Rubens tot eind 2017 Handschoenmarkt, 2000 Antwerpen www.dekathedraal.be Koningin Fabiolazaal De Modernen. Kunst uit Nederland tot 19/08/2012 Jezusstraat 28, 2000 Antwerpen www.kmska.be
T +32 (0)3 242 04 16 F +32 (0)3 248 08 10
[email protected]
Lier Stedelijk Museum Bruegelland. Vertier en trammelant tot 28/03/2013 Florent Van Cauwenberghstraat 14, 2500 Lier www.bruegelland.be Mechelen Museum Schepenhuis Rik Wouters. Hoogtepunten tot eind 2017 Steenweg 1, 2800 Mechelen www.rikwouters.be
Bibliotheek & Archief bezoek na afspraak Bibliotheek Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen T +32 (0)3 242 04 26 of
[email protected] Archief T +32 (0)3 238 78 09 of
[email protected] Correspondentie Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) Lange Kievitstraat 111-113 bus 100, 2018 Antwerpen T +32 (0)3 238 78 09 F +32 (0)3 248 08 10
[email protected] Vrienden van het KMSKA vzw Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen Secretariaat bereikbaar op dinsdag en donderdag van 10 tot 12 uur en van 14 tot 17 uur T +32 (0)3 237 75 09 F +32 (0)3 238 30 25 of
[email protected]