Zaaknummer
*399092*
Notitie beoordeling zienswijze Hellerweg 23
Zienswijze De heer Schreuder heeft namens de heer B. van Asselt, Hellerweg 19 een zienswijze ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan Hellerweg 23.
2 van 20
Toetsing ODNV van de aanvullende onderzoeken 1
Aanleiding
Voor het perceel Hellerweg 23 is een functieverandering aangevraagd van agrarisch naar wonen in het kader van rood voor rood. Op het perceel zal een dubbele woning gebouwd worden in plaats van de nu aanwezige stallen. Tegen het ontwerpbestemmingsplan dat ter inzage heeft gelegen, hebben de buren van Hellerweg 19 zienswijze ingebracht. Op basis van deze zienswijze heeft de aanvrager aanvullende onderzoeken uitgevoerd. Deze aanvullende onderzoeken zijn beoordeeld door de ODNV. 2
Adviesvraag
Naar aanleiding van de zienswijze zijn de volgende onderzoeken ingediend: -
Akoestisch onderzoek;
-
Trillinghinderonderzoek;
-
Fijn stof berekeningen om inzicht te geven in de fijn stofemissie van de nabijgelegen veehouderij op de nieuw te bouwen woning;
-
Berekening naar de luchtemissie ten gevolge van de vervoersbewegingen over de toegangsweg op de nieuw te bouwen woning.
Deze onderzoeken zijn beoordeeld op de gehanteerde uitgangspunten en de juistheid van de berekeningen. De volgende twee vragen dienen per item beantwoord te worden:
Is er een goed woon- en leefklimaat in de nieuw te bouwen woningen te garanderen?
Worden de naastgelegen bedrijven niet in bedrijfsvoering belemmerd door de realisatie van deze woningen?
3
Beoordeling onderzoeken
Geluid Beoordeling Quickscan De quickscan is gebaseerd op het geluidmodel wat gehanteerd is bij de vergunning voor het agrarisch bedrijf aan de Hellerweg 19. Dit is terecht als uitgangspunt gehanteerd en daarom verder ook niet inhoudelijk gecontroleerd. Volgens de Nota Industrielawaai gemeente Putten ligt het perceel in het “landelijk gebied, in avond verhoogd vanwege agrarische activiteiten”. In het aangepaste geluidmodel (oude schuren verwijderd) blijkt er op enkele hoekpunten van het bouwperceel een overschrijding van de richtwaarde voor het LAr,LT te zijn van maximaal 2 dB. Vervolgens zijn enkele varianten doorgerekend met enkele lange bijgebouwen (2,5 – 5 m. hoog) en een scherm/schutting op de perceelgrens van 2 meter hoog. Met enkele invullingsvarianten kan vermoedelijk voldaan worden op de 2 nieuwe woningen.
3 van 20
De richtwaarde voor woningen is 40 dB(A) in de dag- en avondperiode, de grenswaarde voor woningen is 45 dB(A) voor beide perioden. De geluidbelasting van het agrarisch bedrijf aan de Hellerweg 19 is al vastgelegd op 4 punten op 50 meter afstand rondom de inrichting. Deze 4 punten bepalen de geluidsruimte voor het bedrijf Hellerweg 19. Dit bedrijf wordt niet belemmerd in zijn bedrijfsvoering door de komst van deze woningen. Op de nieuwe woningen wordt het langtijdgemiddelde geluidniveau maximaal 42, 41 en 27 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Bij deze geluidbelasting is er sprake van een goed woon- en leefklimaat in de nieuwe woningen. Trillingen De mate van trillingen is bepaald vanwege de passage van personenwagens en een vrachtwagen. De metingen zijn uitgevoerd aan de bestaande schuren, waarbij de resultaten zijn geëxtrapoleerd naar de verwachtte trillingsniveaus bij de nog te ontwerpen en te bouwen woningen. Voor zover kan worden beoordeeld zijn de metingen correct uitgevoerd en getoetst aan de juiste normen. De conclusie van het rapport dat voldaan wordt aan de streefwaarden A2 en A3 uit de SBR deel B wordt dan ook onderschreven. Luchtkwaliteit Bedrijven In de nabijheid van de nieuw te bouwen woning aan de Hellerweg 23 zijn een aantal agrarische bedrijven gelegen. De dichtst bijgelegen bedrijven zijn Hellerweg 17 en 19. Gezien de aard van de bedrijven is alleen de emissie van fijn stof relevant. Naar aanleiding van de zienswijze is een fijn stof berekening uitgevoerd waarbij de gegevens van deze twee bedrijven zijn ingevoerd. De berekening heeft plaatsgevonden met het programma ISL3a. De uitgangspunten van deze berekening zijn gecontroleerd en akkoord bevonden. Uit de uitgevoerde fijn stofberekening blijkt dat ten hoogte van de nieuw te realiseren woningen voldaan kan worden aan de normstelling voor fijn stof op basis van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Vervoersbewegingen Ten behoeve van de luchtemissies is het aantal vervoersbewegingen naar de nieuw te bouwen woningen bepaald op maximaal 20 vervoersbewegingen. Uit de ingediende berekening blijkt dat de toename van vervoersbewegingen niet in betekende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit.
4 van 20
De bijlagen 3A en 3B van de Regeling NIBM geven aan dat een nieuwe woningbouwlocatie in ieder geval NIBM is wanneer er minder dan 1500 woningen gerealiseerd worden bij 1 ontsluitingsweg. In dit geval worden er 2 nieuwe woningen gerealiseerd bij 1 ontsluitingsweg. Er is dus sprake van NIBM. Conclusies 1.
De akoestische scan is voor zover te controleren correct uitgevoerd en is gebaseerd op de juiste gegevens.
2.
In de akoestische scan wordt geconcludeerd dat er enkele inrichtingsvarianten mogelijk zijn (lang scherm op bouwblokgrens aan zuidwestzijde), waarmee aan de richtwaarde wordt voldaan. Ook bij een kleine overschrijding van de richtwaarde zal er bij de nieuwe woningen sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat, waardoor bouw van de woningen niet op akoestische bezwaren stuit. Het agrarische bedrijf aan de Hellerweg 19 wordt door de nieuwe woningen niet in haar mogelijkheden beperkt.
3.
Het trilling onderzoek is voor zover kan worden beoordeeld correct uitgevoerd.
4.
Op basis van het trilling onderzoek is er geen trillinghinder te verwachtten.
5.
De fijn stofberekening is correct uitgevoerd.
6.
De berekening naar toename van luchtemissies ten gevolge van het wegverkeer is correct uitgevoerd.
7.
Bij de nieuw te bouwen woningen worden de normen met betrekking tot luchtkwaliteit niet overschreden.
8.
De emissie ten gevolge van de toename van vervoersbewegingen draagt niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit.
Door de komst van de nieuw te bouwen woningen worden de omliggende bedrijven niet belemmerd in hun bedrijfsvoering. In de woningen is een goed woon- en leefklimaat te garanderen. Hierbij kan wel geadviseerd worden om een akoestisch gunstige variant te kiezen bij: -
het ontwerp van en plaatsing op het bouwblok van de 2 aan 1 woningen;
-
de indeling van de woningen.
5 van 20
Zienswijze puntsgewijs behandeld
0. Zijn de benodigde m² bebouwing legaal tot stand gekomen? Beoordeling Voor de onderhavige functieverandering naar een twee-aan-een gebouwde woning is er 2.000 m² aan sloopmeters benodigd. Uit dossieronderzoek blijkt dat er ruim 1.700 m² aan bouwvergunningen aanwezig zijn. Van twee schuren zijn geen bouwvergunningen in ons archief te vinden. Het betreft een schuur uit de jaren ’70 en een schuur die reeds voor de stichting van het agrarisch bedrijf was gebouwd. Waarom de bouwvergunningen niet in ons archief zitten is niet meer te achterhalen. Op de milieuvergunningen zijn deze schuren wel ingetekend en de gemeente heeft ook nimmer opgetreden dan wel een handhavingstraject opgestart tegen deze twee schuren. Het betreffen reguliere agrarische schuren die decennialang als zodanig zijn gebruikt. 1. Het natuuronderzoek waarnaar wordt verwezen in artikel 30 lid 17 is door cliënt niet aangetroffen. Beoordeling Voor zover gelegen in dan wel aangrenzend aan de als Natura2000 gebieden aangewezen gebieden ‘Veluwerandmeren’ en/of ‘Veluwe’ is een natuuronderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet noodzakelijk. Echter het onderhavige gebied is gelegen op grote afstand van beide natura2000 gebieden. De Veluwe is gelegen op circa 3,8 kilometer en de Veluwerandmeren op circa 3 kilometer. Er is naar aanleiding van de zienswijze voor de volledigheid een aanvullend onderzoek gedaan naar de flora en fauna in het plangebied. Conclusie hieruit is dat de voorgenomen activiteit heeft geen negatief effect op het Gelders natuurnetwerk of beschermd natuurgebied. Het plangebied ligt niet in- of direct naast deze gebieden en de invloedsfeer van de voorgenomen activiteit is lokaal. Er is geen nader onderzoek nodig en er hoeft geen ontheffing of natuurbeschermingswetvergunning aangevraagd te worden.
6 van 20
Natura2000 gebied Veluwe
Natura2000 gebied Veluwerandmeren
2. Uit de stukken blijkt niet dat sprake is van bedrijfsbeëindiging en tevens zijn geen stukken aangetroffen waaruit blijkt dat de milieuvergunning voorafgaand aan de functiewijziging door de gemeente Putten wordt ingetrokken. Beoordeling Met betrekking tot het intrekken van de milieuvergunning voorafgaand aan de functiewijziging kan het volgende gesteld worden: Het bedrijf is per 1 januari 2013 komen te vallen onder het Activiteitenbesluit. Er geldt dus voor het bedrijf geen vergunningsplicht maar een meldingsplicht. Een melding kan niet ingetrokken worden. Zodra er geen bedrijfsactiviteiten meer aanwezig zijn op het perceel valt de locatie niet meer onder de definitie van inrichting vanuit de Wet milieubeheer. Op de nieuwe bestemming wonen is planologisch ook geen mogelijkheid om agrarische activiteiten te ontplooien. 3. Er is geen akoestisch onderzoek aangetroffen. Ten onrechte is geen rekening gehouden met de erftoegangsweg gelegen op zeer korte afstand van de bestaande en de nieuw op te richten woningen. De gevelbelasting van de nieuwe woningen is niet berekend en is ook niet aangetoond dat het geluidsniveau binnen de woningen voldoet. Er dient door appellant een trillinghinderonderzoek te worden uitgevoerd na realisatie van eigen plannen. Nu op de Hellerweg 23 nieuwe woningen worden toegestaan is appellant van mening dat initiatiefnemer
7 van 20
dit trillinghinderonderzoek dient uit te voeren. Tevens is appellant niet van plan eventuele schade te vergoeden en dat bij verkoop van de kavels van deze mogelijke trillinghinder melding wordt gemaakt bij de kopers. Er is ook geen planschaderisicoanalyse aangetroffen om dit in beeld te brengen. Tevens blijkt niet dat er rekening is gehouden met de aan appellant vergunde rechten voortvloeiend uit de Wet Milieubeheer. Beoordeling Geluid/indirecte hinder De woningen liggen aan een doodlopende weg waarlangs alleen de vervoersbewegingen plaatsvinden ten behoeve van de percelen Hellerweg 19, 19a, 19b, 21 en 21a. Uit het milieudossier van Hellerweg 19 blijkt dat er aan de geluidsnorm voldaan kan worden met betrekking tot de vervoersbewegingen van en naar deze inrichting. Gezien het feit dat de afstand van de nieuw te realiseren woningen tot aan de weg groter is dan van de reeds aanwezige woning, zal ook op deze woning aan de norm voldaan worden. De vervoersbewegingen (vrachtwagens en tractoren) richting Hellerweg 19 zijn bepalend met betrekking tot indirecte hinder. Geluid Uit het milieudossier van Hellerweg 19 blijkt dat er voldaan wordt aan de grenswaarden met betrekking tot geluid ten gevolge van deze inrichting op de woning Hellerweg 23. De nieuw te bouwen woningen komen dichter bij het bedrijf te liggen, op een afstand van ongeveer 90 meter vanaf het bouwblok van Hellerweg 19. Uit het akoestisch onderzoek behorend bij de milieuvergunning van Hellerweg 19 blijkt dat op de rekenpunten west en noord (de nieuw te bouwen woningen liggen noordwestelijk) niet voldaan kan worden aan de normstelling. Deze rekenpunten zijn gelegen op 50 meter vanuit het bouwblok van Hellerweg 19. Naar aanleiding van de zienswijze is er aanvullend akoestisch onderzoek gedaan. Uit dit akoestisch onderzoek is aangetoond dat de geluidsbelasting op de nieuw te bouwen woningen ten gevolge van de inrichting Hellerweg 19 voldoet aan de grenswaarden voor geluid zoals deze gelden op basis van de geluidsnota industrielawaai gemeente Putten. Beoordeling ODNV van het akoestisch onderzoek: De quickscan is gebaseerd op het geluidmodel wat gehanteerd is bij de vergunning voor het agrarisch bedrijf aan de Hellerweg 19. Dit is terecht als uitgangspunt gehanteerd en daarom verder ook niet inhoudelijk gecontroleerd. Volgens de Nota Industrielawaai gemeente Putten ligt het perceel in het “landelijk gebied, in avond verhoogd vanwege agrarische activiteiten”. In het aangepaste geluidmodel (oude schuren verwijderd) blijkt er op enkele hoekpunten van het bouwperceel een overschrijding van de richtwaarde voor het LAr,LT te zijn van maximaal 2 dB. Vervolgens zijn enkele varianten doorgerekend met enkele lange bijgebouwen (2,5 – 5 m. hoog) en een scherm/schutting op de perceelgrens van 2 meter hoog. Met enkele invullingsvarianten kan vermoedelijk voldaan worden op de 2 nieuwe woningen.
8 van 20
De richtwaarde voor woningen is 40 dB(A) in de dag- en avondperiode, de grenswaarde voor woningen is 45 dB(A) voor beide perioden. De geluidbelasting van het agrarisch bedrijf aan de Hellerweg 19 is al vastgelegd op 4 punten op 50 meter afstand rondom de inrichting. Deze 4 punten bepalen de geluidsruimte voor het bedrijf Hellerweg 19. Dit bedrijf wordt niet belemmerd in zijn bedrijfsvoering door de komst van deze woningen. Op de nieuwe woningen wordt het langtijdgemiddelde geluidniveau maximaal 42, 41 en 27 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Bij deze geluidbelasting is er sprake van een goed woon- en leefklimaat in de nieuwe woningen. Trillingshinder Uit het milieudossier van Hellerweg 19 blijkt dat trillinghinder niet volledig uit te sluiten is ten hoogte van de woning Hellerweg 23. Langs deze woning komen de vervoersbewegingen ten behoeve van de diverse woningen en het bedrijf Hellerweg 19 die aan de toegangsweg zijn gelegen. Naar aanleiding van de zienswijze is er aanvullend onderzoek gedaan. Uit aanvullend onderzoek blijkt dat er voldaan wordt aan de streefwaarden. Beoordeling ODNV van het trillinghinder onderzoek: De mate van trillingen is bepaald vanwege de passage van personenwagens en een vrachtwagen. De metingen zijn uitgevoerd aan de bestaande schuren, waarbij de resultaten zijn geëxtrapoleerd naar de verwachtte trillingsniveaus bij de nog te ontwerpen en te bouwen woningen. Voor zover kan worden beoordeeld zijn de metingen correct uitgevoerd en getoetst aan de juiste normen. De conclusie van het rapport dat voldaan wordt aan de streefwaarden A2 en A3 uit de SBR deel B wordt dan ook onderschreven. Milieuvergunning Hellerweg 19 In de milieuvergunning Hellerweg 19 zijn verplichtingen opgenomen om onderzoek uit te voeren naar trillinghinder en de geluidbelasting nadat de uitbreiding is gerealiseerd. Deze verplichting geldt ten aanzien van de woningen die reeds aanwezig waren ten tijde van beschikken. In deze milieubeschikking is geen rekening gehouden met nieuwe ontwikkelingen aan de Hellerweg 23. In het kader van deze bestemmingsplanwijziging dient aangetoond te worden dat er voldaan kan worden aan de milieunormen op de nieuwe woningen. Deze conclusie dat omliggende bedrijven niet belemmerd worden in hun bedrijfsvoering wordt door middel van de gedane (aanvullende) onderzoeken bevestigd en ondersteund door de ODNV. Planschade Met de initiatiefnemer is een planschadeovereenkomst getekend. Dit betekend dat indien er iemand planschade indient bij de gemeente, dat de eventuele planschade afgewenteld wordt op de initiatiefnemer. In dit geval de eigenaar van de Hellerweg 23. Een planschaderisico inventarisatie kan de initiatiefnemer voor eigen rekening laten uitvoeren. Dit is voor deze bestemmingsplanwijziging geen vereiste omdat middels de planschadeovereenkomst dit aspect is afgewenteld.
9 van 20
4. Uit de stukken is niet gebleken dat de ombouw van bestaande bebouwing naar wooneenheden niet mogelijk is. Beoordeling Het realiseren van extra wooneenheden na sloop van gebouwen, verloopt via een stappenplan, waarbij in de eerste plaats hergebruik van bestaande bebouwing aan de orde is. Als dit niet mogelijk is, worden de mogelijkheden voor vervangende nieuwbouw van een woongebouw verkend. Dit kan ter plaatse van de vrijgekomen bebouwing. Hergebruik van de bestaande bebouwing is in de Gelderse Vallei eigenlijk niet aan de orde. Dit beleid komt meer vanuit de Achterhoek en Overijssel waar veelal andere typen boerderijen zijn. In de Vallei zijn er vooral varkens- en kippenschuren met een laag dak. Hierdoor vervalt deze stap vaak in het stappenplan, zo ook in dit specifieke geval van de Hellerweg 23. De bestaande bebouwing is van zodanige kwaliteit en leeftijd dat een ombouw naar woningen niet rendabel gemaakt zou kunnen worden. Tevens is het ruimtelijk meer wenselijk om de woningen binnen het bouwvlak van het ontwerpwijzigingsplan te situeren in plaats van de bestaande bebouwing. 5. Uit de besluitenlijst van 12 februari 2013 blijkt uit verseonnummer 297616 dat het gemeentelijk woningbouwprogramma op dit moment geen mogelijkheden biedt voor extra woningtoevoegingen. Ook is niet aangegeven waarom deze woningen als middelduur zijn bestempeld en op welke wijze dit wordt geborgd. Beoordeling Mede met het oog op nieuwe afspraken met de provincie in het kader van de Kwantitatieve Opgave Wonen, dat het oude Kwalitatieve Woningbouw Programma vervangt, hebben de samenwerkende gemeenten in Regio Noord-Veluwe de Woonvisie Regio Noord-Veluwe 2014 opgesteld. Voordat deze regionale woonvisie is opgesteld, is voor de gehele regio de huidige situatie op de woningmarkt en de verwachte ontwikkelingen in de toekomst geanalyseerd, op basis van het landelijke woningbehoefteonderzoek WoON 2012 en aanvullende analyses van daadwerkelijke verhuisbewegingen. Op basis van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat, ondanks het feit dat de huishoudensgroei in de komende decennia afvlakt, er een behoefte blijft aan extra woningen. Op regionaal niveau zet de groei van het aantal huishoudens in de toekomst door. De totale groei op de woningmarkt waar in de periode tot 2020 rekening mee wordt houden, is circa 5.600 huishoudens. Daarin is begrepen de extra woningbehoefte als gevolg van het proces van extramuralisatie. De provincie Gelderland heeft de kwantitatieve behoefte vastgesteld op circa 8.850 woningen voor de periode van 2013 t/m 2024. De bandbreedte voor Putten deze periode bedraagt 650 - 1.010 woningen (huishoudens). Het besluit van 12 februari 2013 waaraan gerefereerd wordt betreft een update van de planningslijst van het Kwalitatief Woningbouw Programma 3 (KWP3). In dat besluit is aangegeven dat er geen extra woningen toegevoegd kunnen worden aan de planningslijst. Echter in die planningslijst stond een post opgenomen voor functieverandering woningen. Dit betrof een totaal van 33 woningen tot 2020. Hiervan waren er 17 in procedure en 16 stuks voor
10 van 20
nieuwe plannen. Het huidige initiatief aan de Hellerweg 23 was meegenomen in het aantal van 17 woningen (in procedure). De toevoeging van de beoogde woningen aan de Hellerweg 23 staan in de huidige planningslijst nog altijd vermeld onder de noemer functieverandering in procedure. Er is dus wel rekening gehouden met dit initiatief. Wat betreft het bestempelen van de woningen als middelduur het volgende. In de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan staat aangegeven dat het hier gaat om een toevoeging van 2 middel dure woningen. In de planningslijst wordt er rekening mee gehouden dat het bij functieverandering woningen gaat om dure woningen. Bij deze categorie geldt een prijs van € 250.000,- en hoger. 6. Uit de stukken blijkt niet dat de 150 m² aan bijgebouwen voor wonen is bestemd. Beoordeling In artikel 2 van de regels van het ontwerpbestemmingsplan Hellerweg 23 staat dat het bepaalde in de navolgende bestemmingsplannen van toepassing is: -
Het bestemmingsplan Westelijk Buitengebied welke op 28 februari 2006 door de gemeenteraad van de gemeente Putten is vastgesteld;
-
Het bestemmingsplan Westelijk Buitengebied, aanpassing 2011 (aanpassing aan GSbesluit/uitspraak Raad van State), deel 1, welke op 9 juni 2011 door de gemeenteraad van de gemeente Putten is vastgesteld;
-
Het bestemmingsplan Westelijk Buitengebied, aanpassing 2011 (aanpassing aan GSbesluit/uitspraak Raad van State), deel 2, welke op 9 juni 2011 door de gemeenteraad van de gemeente Putten is vastgesteld.
Met dien verstande dat de navolgende bepalingen van het bestemmingsplan Westelijk Buitengebied als volgt worden aangepast: Artikel 10 lid 2, sub b: Bijgebouwen zijn toegestaan bij woningen, voor zover zij niet zijn aangeduid met ‘kleine woning’, tot een maximale oppervlakte van 50 m² per aaneen gebouwde woning en 150 m² per vrijstaande woning, een maximale goothoogte van 3,5 m en een maximale hoogte van 6 m. Op gronden die op de plankaart met ‘geen bebouwing toegestaan’ zijn aangegeven, mag geen bebouwing worden opgericht. Wanneer er in de begrippenlijst van bestemmingsplan Westelijk Buitengebied wordt gekeken naar het begrip bijgebouw, staat er het volgende. Bijgebouw: een (vrijstaand of aaneen gebouwd) niet voor bewoning bestemd gebouw of aanbouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zowel in functioneel als in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
11 van 20
Concluderend kan worden aangegeven dat het ontwerpbestemmingsplan duidelijkheid schept over het gebruik van de 150 m² aan bijgebouwen, namelijk dat deze niet voor bewoning is bestemd maar ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 7. Uit de stukken blijkt dat gesproken wordt over een inhoud van 800 m³ hetgeen niet overeenkomt met hetgeen gesteld wordt in het artikel 30 lid17 sub j. Dit nog los van het onjuiste aantal woningen. Beoordeling In artikel 30 lid 17 sub j. staat het volgende: de inhoud van de extra woning dan wel van een wooneenheid mag niet meer bedragen dan 600 m³. In artikel 30 lid 17 sub e. staat de tabel volgende tabel aangegeven: Minimaal te slopen bebouwing
Maximale inhoud woongebouw
1.000 m²
600 m³
2.000 m²
800 m³
3.000 m²
2 x 600 m³
Gezien het feit dat bij een sloop van minimaal 2.000 m² bebouwing een maximale inhoud van 800 m³ voor het woongebouw mag gelden. De aanduiding in het ontwerpbestemmingsplan Hellerweg 23: toegestane aantal woningen: 2, betreft dus een woongebouw met 2 wooneenheden. Elk van de 2 wooneenheden kan een maximale inhoud hebben van 400 m³. Er vindt dan ook geen overschrijding plaats van de maximale maatvoering van 600 m³ per woning/wooneenheid. In het toegepaste regio beleid voor functieverandering geldt dat ook dat een woongebouw minimaal 2 wooneenheden moet bevatten. 8. De m² berekening is onjuist en er mag maximaal 50 m² aan bijgebouw bij de nieuw op te richten woning zijn, en geen 100 m² zoals in het voorliggend ontwerpbestemmingsplan. Beoordeling In artikel 10 lid 2, sub b van het ontwerpbestemmingsplan Hellerweg 23 staat het volgende: Bijgebouwen zijn toegestaan bij woningen, voor zover zij niet zijn aangeduid met ‘kleine woning’, tot een maximale oppervlakte van 50 m² per aaneen gebouwde woning en 150 m² per vrijstaande woning, een maximale goothoogte van 3,5 m en een maximale hoogte van 6 m. Op gronden die op de plankaart met ‘geen bebouwing toegestaan’ zijn aangegeven, mag geen bebouwing worden opgericht. Dit betekent dat in het onderhavige geval bij de voormalige bedrijfswoning een bijgebouw van maximaal 150 m² is toegestaan en de beide wooneenheden ieders 50 m² aan bijgebouw kunnen bouwen. 9.
12 van 20
Uit de plankaart blijkt niet dat landschappelijk wordt ingepast. Bij het bestemmingsplan is een kopie van een inrichtingsplan aangetroffen waarvan de indeling niet overeenkomt met de plankaart. Tevens is niet aangegeven waar de aanplant gaat plaatsvinden en wat de invloed van deze aanplant is op de percelen grasland van appellant. Ook zijn geen plantaantallen en maatvoeringen van de aanplant aangetroffen. Ook is niet aangegeven op welke wijze is aangesloten bij het LOP. Beoordeling De landschappelijke inpassing is niet weergegeven op de verbeelding. Dit is dan ook geen verplichting aangezien er een privaatrechtelijke overeenkomst met de initiatiefnemer is gesloten. In de toelichting van het ontwerpwijzigingsplan staat de afbeelding van de landschappelijke inpassing. Om de landschappelijke inpassing tevens bestuursrechtelijk te borgen zal de houtsingel van 5 meter breed op de verbeelding worden verwerkt. De aanplant van de houtsingel dient op minimaal 2 meter van de erfgrens te komen. Deze afstand komt uit het burenrecht (artikel 5:42 Burgerlijk wetboek) en dient ook hier aangehouden te worden. De plantaantallen en maatvoering van de aanplant staan vermeld in de toelichting van het plan. Er wordt geplant met een plantafstand van 1 per vierkante meter. Het plantsoen wordt met de maat 80-100 cm aangeplant inclusief worteldoek. De afstemming met het Landschap Ontwikkeling Plan (LOP) heeft plaats gevonden. Het perceel is gelegen in het jong broekontginningen landschap. De visie van het LOP voor het jong broekontginningen landschap is dat er gestreefd wordt naar het behouden en versterken van het landschappelijke raamwerk van wegbeplantingen. Vooral bij nieuwe erven en bij veranderingen op erven is het van belang om met streekeigen beplanting het erf onderdeel te laten uitlaten maken van het landschap. Het landschappelijk inpassingsplan en de verplichte sloop van opstallen zal als voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan worden opgenomen. 10. Uit de stukken blijkt niet dat de oppervlakte van het woonperceel maximaal 1.500 m² is, zoals is weergegeven in artikel 30 lid 17 sub n. Beoordeling Het woonperceel (bebouwing met bijbehorend erf) mag niet meer bedragen dan 1.500 m². Dit geldt per woning. Voor het nieuw te bouwen woongebouw met twee wooneenheden is het bouwblok in totaliteit circa 550 m². Hier vindt inclusief bijbehorend erf geen overschrijding plaats van de maximaal toegestane 1.500 m² oppervlakte. Het bouwblok van de voormalige bedrijfswoning overschrijdt deze maximale oppervlakte van 1.500 m². Het bouwblok van de voormalige bedrijfswoning dient dan ook te worden gemaximaliseerd tot 1.500 m². 11.
13 van 20
Uit de plannen blijkt niet hoe de borging is van eventuele bijbehorende gronden, die geen erffunctie hebben, blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw, natuur of recreatie. Beoordeling Appellant veronderstelt dat er geen borging is van het gebruik van de gronden die geen erffunctie hebben. De functie voor deze overige gronden is middels het bestemmingsplan geregeld. Er alleen agrarisch gebruik toegestaan. Een ander gebruik is in strijd met de agrarische bestemming conform het bestemmingsplan. Hiermee is het gebruik voor de agrarische sector geborgd. 12. Er dient door middel van een V stacks berekening worden bepaald of er wordt voldaan aan de maximale geurbelasting van zowel de bestaande alsook de nieuwe woning(en). Deze berekening is niet aangetroffen. Indien deze woningen beperkend worden voor de bedrijfsuitoefening van de onderneming van appellant ontstaat er planschade die op de aanvrager zal worden verhaald. Beoordeling Op basis van artikel 14 lid 2 van de Wet geurhinder wordt gesteld dat er een afstand van 50 meter geldt tussen het dichtstbijzijnde emissiepunt van een agrarisch bedrijf en een woning die na 19 maart 2000 is gebouwd op een kavel die op dat moment in gebruik was als een veehouderij. De nieuw te bouwen woningen worden gebouwd op een kavel die op 19 maart 2000 in gebruik was als veehouderij. De afstand tussen het bouwblok van Hellerweg 19 en het nieuw te creëren bouwblok voor de woningen is 95 meter. Er wordt dus voldaan aan de afstandseis vanuit de Wet geurhinder. Tevens is in artikel 14 lid 3 van de Wet geurhinder gesteld dat deze afstandseis ook geldt voor de woning die reeds op de kavel aanwezig was (Hellerweg 23). De afstand tot de woning Hellerweg 23 is 157 meter. Voorwaarden om de afstand van 50 meter te mogen toepassen zijn: 1.
De kavel moest op 19 maart 2000 in gebruik zijn als veehouderij. Het perceel Hellerweg 23 was op die datum conform milieudossier in gebruik als veehouderij.
2.
De veehouderij moet buiten gebruik gesteld worden. Deze bestemmingsplanwijziging voorziet in het buiten gebruik stellen van de veehouderij doordat de agrarische bestemming omgezet wordt naar de bestemming wonen.
3.
De bedrijfsgebouwen ten behoeve van de veehouderij worden gesloopt. Deze bestemmingsplanwijziging voorziet in het slopen van de bedrijfsgebouwen.
Deze uitzonderingsbepaling is tevens opgenomen in het Activiteitenbesluit. Het realiseren van deze extra woningen op dit perceel levert dus geen belemmeringen op voor de veehouderijen in de omgeving (Hellerweg 19, Hellerweg 17). Een eventueel verzoek om planschade zal objectief worden beoordeeld door een extern bureau. Wanneer blijkt dat er recht op planschade is wordt dit financiële aspect afgewenteld op de initiatiefnemer middels de gesloten planschadeovereenkomst.
14 van 20
13. Uit de stukken blijkt niet dat de matige bodemvervuiling wordt afgevoerd, ergo niet is aangetoond dat deze grond geschikt is voor bestemming wonen. Beoordeling Bij het verzoek om wijziging van het bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek gevoegd. Het onderzoek d.d. 18 april 2013, met projectnummer 1320046 is opgesteld door Grondvitaal. Wij onderschrijven de conclusie van het adviesbureau dat de aangetoonde verontreiniging met minerale olie geen geval van ernstige bodemverontreiniging betreft. De verontreinigde grond dient voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden, op een natuurlijk moment, ontgraven en afgevoerd te worden. Dit kan bijvoorbeeld zijn bij grondwerkzaamheden tijdens de sloop van bestaande opstallen, of tijdens realisatie van de fundering van een nieuwe opstal. De grond dient te worden afgevoerd naar een erkende verwerker. De verplichting om de verontreinigde grond te saneren zal zoals gebruikelijk vergunningvoorschrift worden opgenomen in de aan te vragen omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen. Mocht er geen omgevingsvergunning worden verleend, dan geldt er bij ongewijzigd gebruik van het terrein geen saneringsplicht. Bij het beëindigen van de inrichting zal op basis van de zorgplicht Wet bodembescherming de aangetoonde verontreiniging gesaneerd dienen te worden. Met de verwijzing naar de aan te vragen omgevingsvergunning is de sanering van de aangetoonde bodemverontreiniging in onderhavige procedure voldoende geborgd. 14. Een akoestisch onderzoek ontbreekt en tevens wordt niet aangetoond dat het minimaal benodigde woon- en leefklimaat wordt gegarandeerd. Beoordeling Naar aanleiding van de zienswijze is er aanvullend akoestisch onderzoek gepleegd. Het minimaal benodigde woon- en leefklimaat wordt gegarandeerd. Dit wordt aangetoond door de uitgevoerde onderzoeken en ondersteund door het advies/beoordeling van de Omgevingsdienst Noord Veluwe (ODNV). 15. Uit de stukken blijkt niet dat de aanbeveling van het waterschap is opgevolgd en is door vertaald in het plan. Beoordeling Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem
15 van 20
nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn. De beoordeling door het Waterschap van het onderhavige ontwerpbestemmingsplan is als volgt. In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A-watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het Waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven. Los van het positieve wateradvies voor dit ontwerpbestemmingsplan worden er nog algemene aandachtspunten meegegeven. Deze zijn benoemd in de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan. Hiermee is de doorvertaling van de aandachtspunten van het Waterschap gerealiseerd. 16. Eventueel benodigde vergunningen (waterschap) worden niet binnen de watertoets procedure geregeld. Van de verkregen vergunningen is niet gebleken. Beoordeling Eventueel benodigde vergunningen worden niet binnen de watertoets procedure of met deze Digitale Watertoets geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden. Een watervergunning van het waterschap is bijvoorbeeld nodig voor het dempen en/of vergraven van watergangen, het lozen van water op oppervlaktewater en het onttrekken van grondwater. Voor het aanvragen van of informatie over een watervergunning dient het loket van het waterschap (www.wvv.nl/loket) geraadpleegd te worden. Deze vergunningen worden door het Waterschap gevoerd en niet door de gemeente Putten. Eventuele verkregen vergunningen zijn op te vragen bij het Waterschap. Zij zijn hiervoor het bevoegd gezag. 17. Appellant is van mening dat op basis van dit ontwerpbestemmingsplan een reguliere procedure dient plaats te vinden waarvoor tevens een verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten dient te worden aangevraagd. Beoordeling Middels artikel 30 lid 17 heeft het college B&W de bevoegdheid van de gemeenteraad gekregen om deze procedure te voeren. In onderhavige zienswijze zijn een aantal zaken aangedragen waarop het ontwerpbestemmingsplan dient te worden aangepast dan wel aangevuld te worden. Op basis hiervan heeft het college van B&W de bevoegdheid het om het bestemmingsplan vast te stellen. De verklaring van geen bedenkingen speelt alleen bij WABO procedures bij de aanvraag van omgevingsvergunningen. 18. Appellant geeft aan dat de volgende onderzoeken niet zijn aangetroffen: Archeologisch onderzoek
16 van 20
Flora en fauna onderzoek Natuurtoets Planschade risico analyse Akoestisch onderzoek Asbestinventarisatie voor bodem en gebouwen Bodemonderzoek Onderzoek luchtkwaliteit Beoordeling Archeologisch onderzoek Uit raadpleging van de regioarcheoloog blijkt dat de planlocatie in een zone met een lage archeologische verwachting is gelegen. In die zones gelden geen bouwregels. Andere ingrepen geen bouwwerk zijnde (oude aanlegvergunning) gaan pas in vanaf 5.000 m². Voor de volledigheid wordt er een dubbelbestemming archeologie toegevoegd aan de regels en de verbeelding. Flora en fauna onderzoek Naar aanleiding van de zienswijze dient er een flora- en faunaonderzoek te worden uitgevoerd. Natuurtoets Niet van toepassing vanwege de grote afstand ten opzichte van de Natura2000 gebieden. Planschade risico analyse De gemeente hanteert bij ruimtelijke ontwikkelingen de standaard dat een initiatiefnemer de financiële verantwoordelijkheid draagt bij planschade. Dit wordt geborgd middels een planschadeovereenkomst. Omdat de borging reeds is geregeld en het initiatief van zodanige omvang is, is een planschade risicoanalyse niet van toepassing. Akoestisch onderzoek Naar aanleiding van de zienswijze en het advies van de ODNV dient er een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Asbestinventarisatie voor bodem en gebouwen Een asbestinventarisatie is voor de bestemmingsplanwijziging niet noodzakelijk. Bij de aanvraag omgevingsvergunning is de sloopmelding goed geborgd. Bij het aantreffen van asbest wordt in het kader van de omgevingsvergunning eisen en verplichtingen gesteld. Bodemonderzoek Het bodemonderzoek is aanwezig. Zie punt 13 voor een uitgebreide beschrijving. Onderzoek luchtkwaliteit Naar aanleiding van de zienswijze en het advies van de ODNV dient er een onderzoek inzake luchtkwaliteit te worden uitgevoerd.
17 van 20
19. Appellant geeft aan dat ook zijn gronden zijn begrepen in de bestemmingsplanwijziging. Appellant kan hier niet mee in stemmen. Beoordeling Appellant merkt terecht op dat binnen de plangrenzen van het onderhavige ontwerpbestemmingsplan ten dele gronden van hem zijn meegenomen. Deze gronden worden in het ontwerpbestemmingsplan van de zelfde bestemming voorzien als wat ze voorheen al hebben. Voor de volledigheid zal de verbeelding worden aangepast zodat alleen de gronden van de initiatiefnemer binnen de plangrenzen van de bestemmingsplanwijziging vallen. 20. Uit de plankaart blijkt nietwaar de nieuwe of bestaande woningen exact worden opgericht, ook is de positie van de bijgebouwen niet aangegeven. Beoordeling Binnen het bestemmingsvlak/bouwblok voor wonen dient de bebouwing te worden opgericht. De systematiek van bestemmingsplan Westelijk Buitengebied is hiervoor aangehouden. Initiatiefnemer staat vrij om te bepalen hoe de opzet binnen het bouwblok zal zijn. Uiteraard dient er bij de vergunningverlening rekening gehouden te worden met de welstandnota. Hier dient aan voldaan te worden. 21. Het ontwerp is niet beschikbaar gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl hetgeen strijdig is met vigerende wet en regelgeving. Beoordeling In onderstaande wetgeving staat vermeld dat de gevolgde procedure voor publicatie de juiste is. Onderhavig wijzigingsplan hoeft niet op ruimtelijkeplannen.nl te worden gepubliceerd. Invoeringswet ruimtelijk ordening IX Hoofdstuk Overgangsrecht 9.1 Afdeling Overgangsrecht Wet op de Ruimtelijke Ordening- WRO Artikel 9.1.5. 1. Een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoelt in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt gelijkgesteld met een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoelt in artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de Wet ruimtelijke ordening. 2. Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een wijzigings- of uitwerkingsplan, waarvan het ontwerp binnen een jaar na dat tijdstip ter inzage is gelegd. Onder het nieuwe bestemmingsplan Westelijk Buitengebied zal wel op ruimtelijkeplannen.nl worden gepubliceerd. Echter het onderhavige ontwerpplan heeft onder het vorige bestemmingsplan Westelijk Buitengebied ter inzage gelegen.
18 van 20
22. Voor appellant is het onduidelijk waarom aanvrager geen eigen toegangsweg moet realiseren. Tevens is het appellant onduidelijk waarom er niet aan de Nota industrielawaai van de gemeente Putten /2004 is getoetst. Beoordeling Onderhavige toegangsweg is in eigendom van de initiatiefnemer. Initiatiefnemer voldoet hierdoor aan het feit dat er een toegangsweg dient te zijn. Gebruikmaken van bestaande toegangswegen heeft een duidelijke ruimtelijke voorkeur. Een nieuwe toegangsweg creëren door het agrarisch gebied heen doet in grote mate inbreuk op het karakter van de landelijke omgeving. Tevens vindt er een doorsnijding plaats van agrarische percelen wat de bedrijfsvoering op deze percelen niet ten goede komt. Zie beoordeling punt 3 inzake de Nota industrielawaai.
19 van 20
Aanpassingen naar aanleiding van de zienswijze Samenvattend zijn er naar aanleiding van de zienswijze de volgende onderzoeken en aanpassingen van toepassing:
Akoestisch onderzoek;
Trillingshinder onderzoek;
Fijnstof berekeningen;
Luchtemissie berekening;
Flora en fauna onderzoek;
Opnemen houtsingel op de verbeelding;
Aanpassen bouwblok tot maximaal 1.500 m² oppervlakte (verbeelding);
Aanpassen plangrenzen in verband met eigendom van nummer 19 (verbeelding);
Opnemen van de dubbelbestemming archeologie 4.
Ambtelijke aanpassing:
Opnemen van een voorwaardelijke verplichting voor de sloop en de landschappelijke inpassing (regels).
Aanpassing regels en verbeelding voor het verduidelijken dat het om een twee-aan-een woning betreft en niet 2 vrijstaande woningen.
20 van 20