ZA4816
Flash Eurobarometer 238 (Europeans' Attitudes Towards Animal Cloning)
Country Specific Questionnaire Netherlands
FLASH EUROBAROMETER ON CONSUMER ATTITUDES TOWARDS ANIMAL CLONING
GENERAL BACKGROUND KNOWLEDGE / AWARENESS ABOUT ANIMAL CLONING Q1.
Kent u de term “het klonen van dieren”? Ik heb ervan gehoord en ik weet wat het betekent. ............................................... 1 Ik heb ervan gehoord, maar ik weet niet wat het betekent. ................................... 2 Ik heb er nog nooit van gehoord............................................................................ 3 [WN/ GA] ............................................................................................................... 9
Q2.
Wilt u mij vertellen of de volgende uitspraken waar zijn of niet waar: Waar...................................................................................................................... 1 Niet waar ............................................................................................................... 2 [WN/ GA] ............................................................................................................... 9 a) Gekloonde dieren zijn een identieke replica of kopie van het dier dat werd gebruikt als bron voor dit klonen. .........................................................................................................1 2 9 b) Het klonen van dieren heeft te maken met genetische modificatie...............................1 2 9
Q3.
Bent u het met de volgende uitspraken eerder eens of eerder oneens? Eens ...................................................................................................................... 1 Oneens.................................................................................................................. 2 [WN/ GA] ............................................................................................................... 9 a) Het klonen van dieren is moreel fout. ...........................................................................1 2 9 b) Het klonen van dieren kan leiden tot het klonen van mensen. .....................................1 2 9 c) Het klonen van dieren veroorzaakt bij dieren onnodig pijn, leed en angst. ...................1 2 9 d) De invloed op lange termijn van het klonen van dieren op de natuur zijn onbekend. ...1 2 9 e) Genetische diversiteit binnen veepopulaties neemt mogelijk af door het klonen van dieren................................................................................................................................1 2 9
Q4. Het klonen van dieren kan verschillende doelen dienen. Kunt u mij vertellen of het klonen van dieren altijd gerechtvaardigd is, zonder enige beperking, of gerechtvaardigd is in een bepaalde situatie, of nooit gerechtvaardigd is? [VOORLEZEN EN A - C AFWISSELEN]
Altijd gerechtvaardigd, zonder enige beperking..................................................... 1 Gerechtvaardigd in bepaalde situaties .................................................................. 2 Nooit gerechtvaardigd ........................................................................................... 3 [WN/ GA] ............................................................................................................... 9
A) om de weerstand van dieren tegen ziektes te verbeteren.........................................1 2 3 9 B) zeldzame diersoorten te beschermen ....................................................................... 1 2 3 9 C voor voedselproductie doeleinden.............................................................................. 1 2 3 9 INTERVIEWER HARDOP VOORLEZEN:
KLONEN WORDT IN DE TOEKOMST MOGELIJK GEBRUIKT OM EEN AANTAL EIGENSCHAPPEN VAN BOERDERIJDIEREN TE VERBETEREN VOOR VOEDSELPRODUCTIE. DOOR DE HOGE KOSTEN VAN KLONEN ZAL DEZE TECHNIEK HOOFDZAKELIJK WORDEN GEBRUIKT OM GEKLOONDE DIEREN TE PRODUCEREN, DIE ZICH VOORTPLANTEN MET NIET-GEKLOONDE DIEREN. HUN NAKOMELINGEN ZULLEN WORDEN GEBRUIKT VOOR DE PRODUCTIE VAN VLEES OF MELK. IK GA NU UW MENING VRAGEN OVER HET GEBRUIK VAN HET KLONEN VAN DIEREN VOOR VOEDSELPRODUCTIE.
CLONING OF ANIMALS FOR FOOD PRODUCTION PURPOSES Q5. Mensen hebben verschillende meningen over de kwestie van het klonen van dieren voor voedselproductie. Ik zal u enkele uitspraken voorlezen en u vragen of u het daarmee eens of oneens bent. Eens ...................................................................................................................... 1 Oneens.................................................................................................................. 2 [WN/ GA] ............................................................................................................... 9 a) Het klonen van dieren voor voedselproductie moet toegepast worden wil de Europese voedselindustrie concurentieel zijn.. .................................................................................1 2 9 b) Wij hebben nog niet genoeg ervaring over de invloeden op de gezondheid en veiligheid op de lange termijn van het gebruik van gekloonde dieren voor voedsel. ........................1 2 9 c) Het gebruik van klonen voor voedselproductie is niet aanvaardbaar, omdat dieren dan als goederen worden behandeld in plaats van als wezens met gevoel. .................................1 2 9 d) Het gebruik van klonen voor voedselproductie zou op lange termijn veel efficiënter zijn en de kosten van voedselproducten voor consumenten verlagen. ........................................1 2 9 e) Het klonen van dieren voor menselijke consumptie is niet alleen een technische kwestie, omdat het op ethische gronden als onaanvaardbaar kan worden beschouwd. ................1 2 9
Q6. Welke voordelen zouden voor u als consument het fokken van gekloonde dieren voor voedselproductie rechtvaardigen: Wat is het belangrijkste voordeel om dit te rechtvaardigen? En het tweede belangrijkste? Voordelen voor voeding/ gezondheid .................................................................. 01 Verbeterde kwaliteit/ smaak/ variatie ................................................................... 02 Prijs/ economische voordelen.............................................................................. 03 Het klonen van dieren kan helpen het voedselprobleem wereldwijd op te lossen. ................................................................................................................. 04 [Geen].................................................................................................................. 88 [WN/ GA] ............................................................................................................. 99
Q7. In welke van de volgende informatiebronnen hebt u het meeste vertrouwen om u te informeren over hoe veilig gekloonde dieren of hun nakomelingen zijn voor menselijke consumptie? En welke bron zou u op de tweede plaats het meeste vertrouwen? Europese instellingen ............................................................................................ 1 Consumentenorganisaties..................................................................................... 2 Wetenschappers ................................................................................................... 3 Media..................................................................................................................... 4 De voedselindustrie ............................................................................................... 5 Dierenbeschermingsorganisaties .......................................................................... 6 De nationale en Europese agentschappen die verantwoordelijk zijn voor de voedselveiligheid (bijv. de Europese autoriteit voor de voedselveiligheid). ........... 7 De nationale overheid............................................................................................ 8 [Geen].................................................................................................................. 88 [WN/ GA] ............................................................................................................. 99
BUYING MEAT/MILK AND INFORMATION WHEN BUYING MEAT/MILK Q8. Als een bron die u vertrouwt, zou verklaren dat vlees en melk van gekloonde dieren veilig zou zijn voor consumptie, hoe waarschijnlijk zou het dan zijn dat u dergelijke producten zou kopen? Zeer waarschijnlijk ................................................................................................. 1 Tamelijk waarschijnlijk ........................................................................................... 2 Tamelijk onwaarschijnlijk ....................................................................................... 3 Zeer onwaarschijnlijk ............................................................................................. 4 [WN/ GA] ............................................................................................................... 9
Q9. En als een bron die u vertrouwt, zou verklaren dat vlees en melk van dieren waarvan één van de ouders een kloon is (nakomeling), veilig zou zijn voor consumptie, hoe waarschijnlijk zou het dan zijn dat u dat zou kopen? Zeer waarschijnlijk ................................................................................................. 1 Tamelijk waarschijnlijk ........................................................................................... 2 Tamelijk onwaarschijnlijk ....................................................................................... 3 Zeer onwaarschijnlijk ............................................................................................. 4 [WN/ GA] ............................................................................................................... 9
Q10. Als er producten van nakomelingen van gekloonde dieren verkrijgbaar zouden zijn, zou u het dan belangrijk vinden dat er een speciale etikettering is met de vermelding dat het voedsel afkomstig is van de nakomeling van een gekloond dier? Ja, zeker................................................................................................................ 1 Ja, waarschijnlijk ................................................................................................... 2 Nee, waarschijnlijk niet .......................................................................................... 3 Nee, zeker niet ...................................................................................................... 4 [WN/ GA] ............................................................................................................... 9
Q11. Wie zou er volgens u van profiteren en wie zou er niet van profiteren, als het klonen voor de voedselproductie zou zijn toegestaan? Zouden profiteren .................................................................................................. 1 Zouden niet profiteren ........................................................................................... 2 [WN/ GA] ............................................................................................................... 9 a) Consumenten ...............................................................................................................1 2 9 b) Boeren..........................................................................................................................1 2 9 c) Voedselbedrijven/ voedselindustrie ..............................................................................1 2 9
D1. D2. D3.
Geslacht [VRAAG NIET ‐ DUID AAN WAT PAST] [1] [2]
Man Vrouw
Hoe oud bent u? [00]
[_][_] jaren oud [WEIGERT/GEEN ANTWOORD]
Hoe oud was u toen u uw voltijdse opleiding hebt beëindigd? [Vul in DE LEEFTIJD WAAROP DE OPLEIDING WERD BEEINDIGD] [99]
[_][_] jaren oud [00] [NOG IN VOLTIJDS ONDERWIJS] [01] [NOOIT VOLTIJDS ONDERWIJS GENOTEN] [WEIGERT/GEEN ANTWOORD]
D4. Met betrekking tot uw huidige beroep, zou u zeggen dat u zelfstandig ondernemer, in loondienst, arbeider bent of zou u zeggen dat u geen professionele activiteit heeft? Betekent dit dat u één van de volgende bent... [INDIEN EEN ANTWOORD WERD GEGEVEN OP DE HOOFDCATEGORIE, LEES DE RESPECTIEVELIJKE SUBCATEGORIEEN VOOR] ‐ Zelfstandig ondernemer Æ i.e. : ‐ Boer, boswachter, visser ........................................................11 ‐ winkelier, handwerker ...........................................................12 ‐ Vakman (advocaat, arts, boekhouder, architect, ...) ...............13 ‐ Bestuurder van een bedrijf.....................................................14 ‐ andere ...................................................................................15 ‐ In loondienst Æ i.e. : ‐ Vakman (arts, advocaat, boekhouder, architect) ...................21 ‐ Algemene directie, bestuur, topmanagement ........................22 ‐ middenkader..........................................................................23 ‐ Ambtenaar .............................................................................24 ‐ Administratief medewerker ...................................................25 ‐ andere in loondienst (verkoper, verpleegster, etc...)..............26 ‐ andere ...................................................................................27 ‐ Handarbeider Æ i.e. : ‐ opzichter / voorman (team manager, etc...) ..........................31 ‐ Handarbeider .........................................................................32 ‐ ongeschoold handarbeider.....................................................33 ‐ andere ...................................................................................34 ‐ Zonder een professionele activiteit Æ i.e. : ‐ huisvrouw/‐man.....................................................................41 ‐ student (volltijds) ...................................................................42 ‐ gepensioneerd .......................................................................43 ‐ werkzoekend..........................................................................44 ‐ andere ...................................................................................45 ‐ [Weigert]................................................................................99 D6. Waar zou u zeggen dat u woont? ‐ grootstedelijk .....................................................................................1 ‐ stad/stedelijk .....................................................................................2 ‐ platteland .....................................................................................3 ‐ [Weigert] .....................................................................................9