Otc voor Windows
Otc Bedienen R2 voor Windows-95/98/XP
© Opticom Engineering B.V.
1
Programma handleiding
Otc is een uniek telecommunicatiesysteem waarmee technische installaties van de meest uiteenlopende fabrikaten probleemloos beheerd kunnen worden. Dit fabrikaat-onafhankelijke systeem biedt service- en onderhoudsdiensten belangrijke voordelen.
Het kan voorkomen dat bepaalde informatie in deze handleiding niet geheel overeenkomt met de werking van het programma. Raadpleeg voor de laatste informatie de Help Service. 2
Otc voor Windows
INHOUD OTC VOOR WINDOWS ....................................................................7 OTC AANMELDEN...........................................................................9 INSTALLEREN .............................................................................. 13 OTC VOOR DE EERSTE KEER IN GEBRUIK NEMEN ................. 16 INSTELLINGEN ............................................................................. 24 HELP - INFO .................................................................................. 31 HELP - SERVICE .......................................................................... 32 HELP - TOEPASSINGEN .............................................................. 33 HELP - RELEASE INFORMATIE ................................................... 34 HELP - HANDLEIDING .................................................................. 35 BESTAND - GEBRUIKERS ........................................................... 37 BESTAND - INSTALLATIES .......................................................... 38 BESTAND - INSTALLATIES - ONDERSTATIONS ......................... 48 ...ONDERSTATIONS - TIJD.MODULEN ......................................... 50 BESTAND - INSTALLATIES - ALGEMEEN ................................... 53 BESTAND - INSTALLATIES - ADRESTABEL ............................... 55 BESTAND - INSTALLATIES - ADRESTABEL - IMPORT ............... 68 BESTAND - INSTALLATIES - ADRESTABEL - EXPORT .............. 78 BESTAND - INSTALLATIES - MENU'S .......................................... 80 BESTAND - INSTALLATIES - GRAFISCH ..................................... 82 BESTAND - INSTALLATIES - MACRO'S ....................................... 96 BESTAND - GROEPEN ............................................................... 100 BESTAND - POORTEN ............................................................... 102 BESTAND - BACKUP ................................................................. 106 TELECOMMUNICATIE - SELECTEREN ..................................... 107 TELECOMMUNICATIE - TERMINAL ............................................ 112 TELECOMMUNICATIE - CONFIGURATIE ................................... 114 ...CONFIGURATIE - GEBRUIKERS .............................................. 116 ...CONFIGURATIE - TELEFOONGROEPEN ................................ 118 ...CONFIGURATIE - ANALOGE INGANGEN ................................ 120 ...CONFIGURATIE - SCAN INGANGEN ....................................... 122 ...CONFIGURATIE - DIGITALE INGANGEN .................................. 124 ...CONFIGURATIE - ALARMSCAN - STANDAARD ..................... 126 3
Programma handleiding
...CONFIGURATIE - ALARMSCAN - EXTRA ............................... ...CONFIGURATIE - PEER TO PEER .......................................... ...CONFIGURATIE - TRENDOPSLAG - STANDAARD ................. ...CONFIGURATIE - TRENDOPSLAG - DAGOPSLAG ................ ...CONFIGURATIE - GBS SETFUNCTIE ...................................... ...CONFIGURATIE - KLOKSYNCHRONISATIE............................. ...CONFIGURATIE - LIFTINTERFACE .......................................... ...CONFIGURATIE - WATCHDOG ONDERSTATIONS ................. ...CONFIGURATIE - SYSTEEMPARAMETERS ........................... ...CONFIGURATIE - IMAGE FUNCTIES ....................................... ...CONFIGURATIE - CONFIGURATIE ONDERSTATION .............. TELECOMMUNICATIE - BEDIENING .......................................... ...BEDIENING - MENU'S .............................................................. ...BEDIENING - GRAFISCH ......................................................... ...BEDIENING - KLOK - SYSTEM-91-LOG/COM .......................... ...BEDIENING - KLOK - OPTILOG-CVX ....................................... ...BEDIENING - KLOK - OPTILOG-HCS ....................................... ...BEDIENING - KLOK - OPTILOG-K&P ....................................... ...BEDIENING - KLOK - OPTILOG-PRI ......................................... ...BEDIENING - KLOK - OPTILOG-RSX ....................................... ...BEDIENING - KLOK - OPTILOG-SAI ......................................... ...BEDIENING - KLOK - OPTILOG-SAT ........................................ ...BEDIENING - KLOK - OPTILOG-TAX ........................................ ...BEDIENING - TREND ............................................................... ...BEDIENING - TELLERS ............................................................ ...BEDIENING - ALARMEN .......................................................... ...BEDIENING - LIFTINTERCOM .................................................. ...BEDIENING - SPECIALE FUNCTIES - MAILBOX ..................... ...BEDIENING - SPECIALE FUNCTIES - LOGBOEK ................... ...BEDIENING - SPECIALE FUNCTIES - MONITOREN ................ ...BEDIENING - SPECIALE FUNCTIES - DIAGNOSTIC ............... ...BEDIENING - SPECIALE FUNCTIES - UITGANGEN ................ ...BEDIENING - SPECIALE FUNCTIES - TRANSPARANT .......... ...BEDIENING - SPECIALE FUNCTIES - MACRO'S .................... ...BEDIENING - SUPERVISOR FUNCTIES - SYSTEEM .............. 4
130 132 136 138 139 140 141 142 143 149 150 158 160 163 166 172 175 178 181 183 187 190 193 195 198 200 203 204 205 206 207 208 209 210 211
Otc voor Windows
...BEDIENING - SUPERVISOR FUNCTIES - DIRECT .................. ...BEDIENING - SUPERVISOR FUNCTIES - LOKAAL ................. ...BEDIENING - SUPERVISOR FUNCTIES - ADRESTAB ............ TELECOMMUNICATIE - VERBREKEN ....................................... ALGEMEEN ................................................................................ ALGEMEEN - GRAFISCH ........................................................... ...GRAFISCH - GRAFIEK ............................................................. ...GRAFISCH - TRENDRAPPORTAGE ........................................ ...GRAFISCH - PROJECTRAPPORTAGE ................................... ALGEMEEN - BEWAKEN ........................................................... ...BEWAKEN - ACTIVEREN ........................................................ ...BEWAKEN - MELDINGEN ........................................................ ...BEWAKEN - ALARMIMAGE ..................................................... ...BEWAKEN - POPUP ................................................................ ...BEWAKEN - WATCHDOG ....................................................... ALGEMEEN - TIJDPROGRAMMA'S............................................ ALGEMEEN - MUTATIEVERWERKING ...................................... ALGEMEEN - SYSTEEMLOGBOEK ........................................... AFDRUKKEN .............................................................................. WERKEN MET EEN PROJECT .................................................. TOPEND ..................................................................................... HET OTC-PROGRAMMA OP EEN NETWERK ........................... EEN NIEUWE OTC-UNIT TOEVOEGEN ...................................... PROBLEMEN OPLOSSEN ......................................................... STATUSCODES STANDAARD PRODUCTEN ........................... STATUSCODES SPECIALE PRODUCTEN ...............................
212 213 214 216 217 218 219 231 232 233 234 237 238 239 240 241 244 246 247 248 253 254 258 260 262 263
5
Programma handleiding
6
Otc voor Windows
OTC VOOR WINDOWS Het Otc-programma voor Windows is een eenvoudig en gebruiksvriendelijk telecommunicatie programma voor het instellen en bedienen van Otc-produkten.
Het Otc-programma.
Het Otc-programma R2.8 is geschikt voor Windows-95/98/XP. Windows-XP met servicepack-2 wordt aanbevolen. Voor een optimaal gebruik wordt minimaal een Pentium computer geadviseerd, met 64 Mb intern geheugen en een scherminstelling van 800 x 600 pixels. Computersystemen met minder grafische mogelijkheden, zoals bijvoorbeeld een 16 of 256 kleureninstelling, kunnen bij het lezen van grafische presentaties en/of projectfoto's een steeds wisselende kleurenpalette tot gevolg hebben. In deze beschrijving wordt er vanuit gegaan dat de gebruiker vertrouwd is met het werken en de terminologieën van Windows 95/98/XP.
7
Programma handleiding
8
Otc voor Windows
OTC AANMELDEN
Indien het Otc-programma voor een eerste keer in gebruik wordt genomen, wordt u verwezen naar het hoofdstuk Installeren. Nadat het Otc-programma is gestart, dient eerst de gebruikerscode en het toegangswoord te worden ingegeven. Het toegangswoord wordt als ******** weergegeven. Indien nog geen gebruikers bekend zijn, kan alleen met de toegangscode OTC en het toegangswoord OPTICOM worden aangemeld. Na het aanmelden kunnen nieuwe gebruikers worden ingevoerd (zie het hoofdstuk Bestand - Gebruikers). Indien de aangemelde gebruiker voldoende rechten heeft, zullen de verschillende Windowsmenu's zichtbaar worden.
OTC TIP:
Als op het Otc-scherm wordt gedubbelklikt, zal het automatisch links boven op het werkblad worden geplaatst. 9
Programma handleiding
De volgende menu's zijn beschikbaar, afhankelijk van het toegangsniveau: Bestand Aanmelden Afmelden ---------------------Gebruikers Installaties Groepen Poorten ---------------------Backup ---------------------Einde Telecommunicatie Selecteren + knop Terminal ---------------------Configuratie Bediening ---------------------Verbreken Algemeen Grafisch ---------------------Kladblok Spreadsheet ---------------------Bewaken Tijdprogramma's ---------------------Mutatieverwerking Systeemlogboek
10
Altijd Aangemeld Niveau Z Niveau X Niveau X Niveau X
(supervisor)
Niveau Z
(supervisor)
Altijd
Aangemeld Niveau Y On-line On-line On-line
Niveau Y Niveau Y Niveau Y
(indien aanwezig en ingesteld) (indien aanwezig en ingesteld)
Niveau Y Niveau Y
(optioneel)
Niveau Y Niveau Y
Otc voor Windows
Instellingen Systeem Communicatie ---------------------Supervisor
Niveau Y Niveau Y Niveau Z
(supervisor)
Help Info Service Toepassingen ---------------------Internet ---------------------Release informatie Handleiding Otc Bedienen Handleiding Otc Topend
Altijd Altijd Altijd Altijd Niveau Z Altijd Altijd
(supervisor) (indien aanwezig) (optioneel en indien aanwezig)
De knoppen onder de menuregels zijn voor een eenvoudige en directe bediening van de volgende functies: Aanmelden, Selecteren en Verbreken. Als er verbinding met een installatie is: Menu's, Grafisch, Klok en Trend.
De drie rode leds geven de status van de communicatie en de modem weer: RD
Read Data
(de computer leest gegevens)
TD
Transmit Data
(de computer verstuurt gegevens)
CD
Carrier Detect
(de modem heeft een correcte verbinding) (er is een correcte verbinding met een IP-adres)
Indien tijdens communicatie een foutconditie optreedt, zal een alarmbel met de omschrijving van het alarm zichtbaar worden. Als het een alarmmelding van de geselecteerde installatie betreft, kan door op de alarmbel of de tekst te klikken het bedieningsprogramma voor alarmen worden gestart.
11
Programma handleiding
Als er een installatie geselecteerd is, zal op de statusregel bijvoorbeeld het volgende zichtbaar zijn:
Actieve gebruiker Geselecteerde installatie Installatienummer en type Communicatie Poort of IP-adres
12
Otc voor Windows - Installeren
INSTALLEREN Het Otc-programma voor Windows-95/98/XP wordt op een CD-rom geleverd, samen met een toepassingssleutel (LPT1 of USB) of een speciale licentie diskette of CD-rom. De handleiding van het Otc-programma wordt op CD-rom (als een PDF-bestand) meegeleverd en tegelijk geïnstalleerd. Voor het raadplegen en/of afdrukken van artikelen wordt gebruik gemaakt van de Acrobat Reader. Indien dit programma niet aanwezig is op uw computer, kan deze later eenvoudig vanaf de CD-rom worden geïnstalleerd vanuit de map Utilities of via de website www.acrobat.com worden gedownload.
Start het Otc R2 Setup programma D:\Otcsetup met behulp van het Start-menu de keuze Uitvoeren.
Let op dat u alleen voor Windows-XP kiest, indien u ook dat besturingssysteem gebruikt. Een onjuiste keuze kan tot gevolg hebben dat na het installeren uw computer niet meer correct functioneert! Meer informatie over het installeren van een werkstation op een netwerk vind u in de appendix van deze handleiding.
Gebruik voor Windows-2000 of Windows NT de keuze Windows 95/98 13
Programma handleiding
Indien Otcsetup niet kan worden gestart, kan ook het Setup programma in de gewenste map worden uitgevoerd, bijvoorbeeld: D:\Otc-setup-95\Setup.exe of D:\Otc-setup-XP\Setup.exe Setup plaatst tijdelijke bestanden op de vaste schijf, welke na het installeren weer automatisch worden verwijderd. Volg verder de aanwijzingen van de installatie procedure op.
Opmerking: Het programma om het Otc-pakket te installeren en te registreren maakt gebruik van een standaard Engelstalige installatieprocedure Otc R2 Setup. Hierdoor worden alle programma's op een juiste wijze in het register van Windows-95/98/XP opgenomen en kan de software ook weer eenvoudig van de computer worden verwijderd.
!
INSTALLEER HET OTC-PROGRAMMA ALTIJD IN DE MAP
C:\Program Files\Otc
Opmerking: Indien gewenst kunnen, na het voltooien van de installatie, bepaalde bestanden op een andere lokatie worden gezet 14
Otc voor Windows - Installeren
Zorg er voor dat alle programma's zijn afgesloten! Laat de standaardinstellingen ongewijzigd! Het Otc-programma wordt in de directory: C:\Program Files\Otc geïnstalleerd. Klik nu hier!
15
Programma handleiding
OTC VOOR DE EERSTE KEER IN GEBRUIK NEMEN
Het Otc-programma kan worden gestart met behulp van een Snelkoppeling of via Uitvoeren van het programma C:\Program Files\Otc\Otc.exe. Otc R2.8 Setup heeft automatisch een aantal snelkoppelingen gemaakt.
16
Otc voor Windows - Installeren
Het is mogelijk om bij het starten bepaalde parameters mee te geven. Deze kunnen bij de snelkoppeling Eigenschappen worden ingegeven. /a:
Automatisch aanmelden met gebruikerscode/toegangswoord.
/p:
Poortbestand extentie voor plaatsgebonden poortinstellingen (ws1 t/m ws9). Deze parameter kan gebruikt worden indien via een netwerk op meerdere werkplekken met verschillende modeminstellingen moet worden gewerkt.
17
Programma handleiding
DE OTC PROGRAMMA'S BIJWERKEN EN REGISTREREN Nadat het Otc programma is geïnstalleerd, moet u de CD-rom nog niet verwijderen! De eerste keer dat het Otc-programma wordt uitgevoerd, zullen nog verschillende programma's van de CD-rom worden bijgewerkt en geregistreerd.
Eventueel aanpassen voor de gewenste CD-rom. Indien vanaf een andere map of newerklokatie wordt geïnstaleerd, dient het bestand Otc.inf te worden geselecteerd.
Als alle bestanden correct zijn bijgewerkt en geregistreerd, kan het Otc-programma worden gestart door op de knop OK te klikken.
18
Otc voor Windows - Installeren
Opmerking: Als het registreren niet gelukt is, controleer dan of de gebruiker wel toegang heeft tot de map en de bestanden waar het Otc-programma geplaatst moet worden. Ook kan het zijn dat er nog een onderdeel van het Otc-programma in de achtergrond actief is (zie Windows Taakbeheer).
19
Programma handleiding
DE TOEPASSINGSSLEUTEL INSTALLEREN Het Otc-programma is beschermd tegen onrechtmatig gebruik d.m.v. een toepassingssleutel. Dit kan een hardware of een software sleutel zijn. HARDWARE SLEUTEL De meegeleverde (hardware-) toepassingssleutel moet op LPT1 (printerpoort), tussen de computer en de eventueel aangesloten printer, worden aangebracht. Het Otc-programma kan ook geleverd worden met een USB sleutel . SOFTWARESLEUTEL Indien het Otc-programma wordt geleverd met een software sleutel, dit is een speciale licentie diskette of CD-rom (persoonlijk geregistreerde gebruiker op naam), zal deze eerst moeten worden geïnstalleerd en geregistreerd binnen Windows-95/98/XP. Als het Otc-programma wordt gestart zonder toepassingssleutel, kan worden doorgestart in de zogenaamde DEMO mode. Hierbij zijn alle mogelijkheden van het Otc-programma aanwezig en kan met alle installaties in Image-mode worden gewerkt. Nadat het Otc-programma de eerste keer wordt gestart, zal het besturingsmoduul nog niet aanwezig zijn en kan de sleutel niet worden gelezen.
Indien op Nee wordt geklikt, kan het programma voor de toepassingssleutel worden geïnstalleerd.
20
Otc voor Windows - Installeren
Indien wordt gekozen voor het installeren van de toepassingssleutel, kan een keuze worden gemaakt tussen de Hardware of de Software sleutel.
Na het installeren van de Hardware sleutel kan het nodig zijn om de computer opnieuw te starten. Dit is afhankelijk van het Windows besturingssysteem en zal eventueel na het installeren worden aangegeven.
Indien een Software sleutel wordt geïnstalleerd, dient het Serienummer van de toegeleverde licentie diskette of CD-rom te worden ingegeven. Let bij het ingeven ook op het juiste device (drive waar de diskette of CD-rom geplaatst is). Hierna wordt het Otc-programma automatisch geregistreerd en kan het worden gebruikt.
21
Programma handleiding
DE EERSTE KEER AANMELDEN Nadat het programma de eerste keer wordt gestart kan er alleen met de gebruikerscode OTC en het toegangswoord OPTICOM worden aangemeld.
Er mogen zowel kleine als grote letters worden gebruikt. Het Toegangswoord wordt zichtbaar als ********.
Opmerking: Otc-programma's met het serienummer 999xxx gebruiken in veel gevallen een andere standaard gebruikerscode, raadpleeg daarvoor de extra bijgevoegde informatie of neem contact op met uw leverancier.
22
Otc voor Windows - Installeren
EEN EERSTE GEBRUIKER INVOEREN Meestal zullen andere gebruikersgegevens gewenst zijn. Nieuwe gebruikersgegevens kunnen nadat de eerste keer is aangemeld worden ingevoerd. Klik op Bestand en vervolgens op Gebruikers.
Voer een gebruiker in en zet het toegangsniveau op Z [supervisor], klik op Toevoegen en tenslotte Opslaan. Gebruikersgegevens kunnen weer eenvoudig gewijzigd worden door in het overzichtvenster op de gewenste regel te klikken. Verwijder eventueel de standaard toegangscode OTC, maar zorg altijd voor een bekende code met toegangsniveau Z. Na het ingeven en opslaan van een eerste gebruiker kan op Afsluiten worden geklikt en dient er vervolgens weer opnieuw te worden aangemeld.
Opnieuw aanmelden
23
Programma handleiding
INSTELLINGEN Nadat het Otc-programma is geïnstalleerd kunnen bepaalde instellingen worden ingegeven. Deze instellingen worden opgeslagen in het bestand: C:\Program Files\Otc\Otc.ini en kunnen eventueel ook met behulp van het kladblok worden gewijzigd.
Opmerking: Onjuiste gegevens in het Otc.ini bestand kan het correct functioneren van het gehele systeem negatief beïnvloeden.
Voor Instellingen Supervisor dient u wel als een supervisor met niveau Z te zijn aangemeld.
24
Otc voor Windows - Installeren
INSTELLINGEN - SYSTEEM
Hiermee kunnen algemene instellingen voor het Otc-programma worden vastgelegd. Het serienummer van het Otc-programma kan niet worden gewijzigd. Indien gebruik wordt gemaakt van een Software sleutel is het niet mogelijk om de gebruikersgegevens te wijzigen, bij gebruik van een Hardware sleutel kunnen deze gegevens wel worden aangepast. Bij het on-line ingeven van telefoongroepen kan gebruik worden gemaakt van het hier in te geven telefoonnummer. In dat geval wordt dan het telefoonnummer van de computer met OtcBewaken ingegeven. In het bestand \Program Files\Otc\Otc.ini staan verschillende verwijzingen naar gekoppelde programma's. Aanpassingen kunnen eventueel met behulp van de knop Wijzig Otc.ini via het Kladblok worden aangebracht. Het Otc-programma wordt dan eerst afgesloten. Wijzigen van het standaard pad \Program Files\Otc wordt overigens afgeraden omdat het Otc-programma vanuit deze directory wordt gestart. In verband met updates en ondersteuning is het dus raadzaam dit niet te wijzigen! Met behulp van de knop Default kan op het systeem worden gezocht naar bepaalde programma's, welke dan automatisch in het Otc.ini bestand worden aangepast. Zie ook INSTELLINGEN SUPERVISOR.
25
Programma handleiding
Met behulp van de knop Opties kunnen nog enkele aanvullende instellingen worden vastgelegd.
Bediening: Selectie met projectfoto's bepaalt of de voorkeur bij het selecteren van installaties middels Projectfoto's of met behulp van Menuregels moet plaatsvinden. Tijdens het selecteren kan deze optie ook tijdelijk worden uitgeschakeld. Met Selecteren in Image-mode wordt aangegeven dat de standaard instelling bij het selecteren in Image-mode wordt gebruikt. Dit wordt hoofdzakelijk bij demonstraties en testdoeleinden gebruikt. Met Automatisch selecteren van de eerste installatie kan voor projecten, waarbij de computer met slechts één installatie is verbonden (bijvoorbeeld via een nul-modemverbinding), het Automatisch Selecteren worden aangezet. Hierdoor zal, nadat op de selectie-knop wordt geklikt, direct het eerste project worden geselecteerd. Na selecteren statusinformatie weergeven bepaalt dat na het inbellen wordt gewacht. Hierbij wordt de actuele status en datum/tijd van de geselecteerde unit weergegeven en kan met behulp van de knop OK worden doorgegaan. 26
Otc voor Windows - Installeren
Tijdschakelmodulen bij bedienen klok wordt gebruikt voor de System-91-log/com en de Optilog-SAI om direct alle beschikbare tijdschakelmodulen te tonen. Otc-commando's in Mutatielog opslaan is een aanvulling op mailboxmeldingen. Verstellingen in onderstations kunnen door bepaalde Otc-units (V2 en V3 units) worden opgeslagen in een speciaal mutatielog (mailbox). Met deze optie kan worden bepaald of ook Otc-commando's moeten worden bewaard, zoals instellingen in de Otc-unit (definieren van ingangen, parameters, enzovoorts). Alarmimage maken bij verbreken van de communicatie. Het Otc-programma biedt een mogelijkheid om na elke communicatie (tijdens het verbreken) een zogenaamde Alarmimage op te slaan. Dit kan bij zowel bedienen als bewaken worden ingesteld. Het is hiermee mogelijk om van alle installaties tegelijk een overzicht van de actieve (vergrendelde) alarmen te zien. In combinatie met bewaken en het gebruik van periodiek melden geeft dit een betrouwbaar beeld van alle actuele alarmen in uw installaties. Mutatielog bijwerken na selecteren en voor verbreken. Verstellingen die eventueel zijn uitgevoerd (alleen bij V2 en V3 units) worden na het selecteren en voordat de verbinding verbroken wordt, opgeslagen in het mutatielog,
Overige: Projectgroep *** wordt gebruikt tijdens het selecteren. Hiermee worden in eerste instantie de installatie getoond die bij de ingegeven groep zijn ingedeeld. Indien *** wordt ingegeven worden alle installatie getoond. Beginnen met multieselect wordt gebruikt bij Bestand - Installaties om direct met een vergroot selectie scherm te starten.
Bewaking: Alarmen automatisch accepteren. Dit kan alleen ingegeven worden indien ook Otc-Bewaken op de computer is geïnstaleerd en zorgt er voor dat alarmen, die optreden tijdens het bedienen, automatisch worden geaccepteerd en in het bewakingslogboek worden geplaatst.
Opmerking: Met behulp van de knop Default worden de standaardinstellingen teruggezet.
27
Programma handleiding
INSTELLINGEN - COMMUNICATIE
In bijna alle situaties zal Modem op Hayes [standaard[ worden ingesteld. Wordt echter via een nulmodemkabel gewerkt, dan dient Modem op Lokaal [geen modem] te worden ingesteld. Afhankelijk van gewenste extra Hayes instrukties van de modem, kan bij Extra AT een modemopdracht worden ingegeven. Indien tijdens telecommunicatie moet worden doorgeschakeld naar een ander programma (bijvoorbeeld voor System-91-log/com het programma WGX9100), dan kan het nodig zijn om &D0 in te geven. Hierdoor blijft bij het starten van het programma en het wegvallen van DTR de modemverbinding behouden. Bij veel modems dient met %C0 de data-compressie te worden uitgeschakeld om een normale dataverbinding tot stand te brengen, raadpleeg hiervoor de handleiding van uw modem. Bij Prefix kan bijvoorbeeld altijd met 0W (een 0 kiezen en wachten op kiestoon) een buitenlijn worden gekozen. Dit zal voor het uitbellen van elke installatie worden gebruikt. Tijdens on-line zal het Otc-programma met de aangegeven waarde bij Alarmcheck de Otc-unit controleren op alarmen. Een waarde 0 schakelt deze functie uit, standaard staat dit op 10 seconden. Herhaalpogingen zijn de extra lees- en schrijfpogingen bij een communicatiestoring. Een onnodig groot aantal herhaalpogingen zal bij communicatieproblemen het programma ernstig vertragen. Standaard wordt dit op 2 ingesteld. 28
Otc voor Windows - Installeren
Deze Instellingen Communicatie worden gebruikt als een Standaard poort, zoals bijvoorbeeld bij gebruik van het Terminal-programma. Het is gebruikelijk om per installatie een andere Poort in te geven. Wordt daarvan geen gebruik gemaakt, dan worden deze instellingen gebruikt. Door het toepassen van poorten kan gebruik worden gemaakt van afwijkende modems (of bijzondere modem-instellingen), externe ISDN-communicators of ethernet communicatie TCP/IP.
Ingeven van de communicatie Poorten Deze worden bij Installaties gekoppeld aan een installatie.
De knop Opties biedt een mogelijkheid om enkele speciale instellingen in te geven (zie ook Instellingen - Systeem). De knop Default bepaalt de standaardinstellingen.
Opmerking: Het is mogelijk om (voor gebruik van het Otc-programma op een netwerk) zogenaamde locatiegebonden Poortinstellingen te gebruiken. Per werkplek kan dan een "persoonlijk" bestand worden gebruikt met afwijkende modeminstellingen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een speciale parameter /p:ws1 t/m /p:ws9 bij het starten van het Otc-programma. 29
Programma handleiding
INSTELLINGEN - SUPERVISOR
Configuratiebestand Defaultinstellingen: Deze functie is uitsluitend toegestaan voor een gebruiker met supervisorrechten. Hiermee wordt het originele Otc.ini bestand opnieuw geïnitialiseerd met de defaultgegevens welke in het bestand \Program Files\Progdata\Otc.def staan. Indien een oude versie van het programma wordt vervangen door een nieuw programma, kan het nodig zijn om dit programma-onderdeel uit te voeren om de nieuwe instellingen in het Otc.ini bestand over te nemen. LET OP DAT DIRECT NA HET UITVOEREN MOGELIJK OOK HET SERIENUMMER VAN HET OTC-PROGRAMMA MOET WORDEN INGEGEVEN! ZORG ERVOOR DAT U DE ORIGINELE CD-ROM VOORHANDEN HEEFT. Controleer na deze actie altijd direct ALLE instellingen!
Toepassingsleutel installeren of bijwerken [Update]: Indien u nieuwe besturingsmoduuls krijgt toegeleverd (bij gebruik van bijvoorbeeld een Software sleutel), dan dient u dit met behulp van de keuze Toepassingssleutel installeren of bijwerken te installeren.
Otc-programma bijwerken vanaf CD-rom [Update]: Zorg ervoor dat de CD-rom met de gewenste versie [Update] geplaatst is. Volg hierna de aanwijzingen op het scherm. Raadpleeg altijd eerst de bijgevoegde release informatie! 30
Otc voor Windows - Installeren
HELP - INFO Bij het Otc-programma hoort een toepassingsleutel. Met behulp van deze sleutel worden de mogelijkheden van het Otcprogramma aangegeven door middel van een Produktkode.
Het Serienummer en de Produktkode.
Met behulp van de knop Licentie wordt informatie gegeven over een eventueel geïnstalleerde software sleutel. Met behulp van een software sleutel kan het Otc-programma voor intern gebruik - binnen het eigen bedrijf - voor een beperkt aantal gebruikers worden geïnstalleerd.
31
Programma handleiding
HELP - SERVICE De informatie Help Service wordt gebruikt om een overzicht van enkele belangrijke instellingen te verkrijgen.
Door op de knop Hasp Info te klikken wordt informatie weergegeven over de Aladdin device driver, het programma dat de hardware sleutel bestuurt (werkt niet bij een software sleutel).
32
Otc voor Windows - Installeren
HELP - TOEPASSINGEN
Het Otc-programma geeft hiermee aan welke toepassingen (besturingsmodules) er in de geïnstalleerde sleutel aanwezig zijn. Met de basis-uitvoering van het Otc-programma is het altijd mogelijk om met de standaard Otc-produkten Optilog-100*, 200*, 230, 300*, 900, 990 en SCAN te communiceren. (* niet meer leverbaar). Voor de bediening van speciale produkten is voor elke fabrikaat een speciaal besturingsmoduul noodzakelijk. Met behulp van dit moduul kunnen met een onbeperkt aantal installaties, welke zijn uitgerust met de daarbijbehorende Optilog, worden gecommuniceerd.
33
Programma handleiding
HELP - RELEASE INFORMATIE
De laatste informatie over het Otc-programma kan met behulp van Wordpad worden gelezen.
34
Otc voor Windows - Installeren
HELP - HANDLEIDING
Het is mogelijk om deze handleiding via het scherm te bekijken of om nogmaals af te drukken. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de Acrobat Reader. Raadpleeg de installatiehandleiding indien dit programma nog niet op computer is geïnstalleerd. De lokatie van de Arcobat Reader kan eventueel worden aangepast in het Otc.ini bestand.
35
Programma handleiding
36
Otc voor Windows - Bestand
BESTAND - GEBRUIKERS Gebruikers kunnen onbeperkt worden toegevoegd, gewijzigd en worden verwijderd. Let op dat er altijd een gebruiker met Supervisor-rechten (niveau Z) in het bestand blijft staan!
Bij elke gebruiker wordt een Toegangsniveau aangegeven. Dit kan een letter van A t/m Z zijn en wordt gebruikt voor het toestaan van mogelijkheden binnen het Otc-programma. Standaard zijn een aantal groepen gedefinieerd, waarbij de letter Z wordt gegeven als een zogenaamde supervisor. Deze gebruiker kan over alle Otc-functies beschikken. Bij elk adres in de adrestabel kan een letter van A t/m Z worden ingegeven. Indien de letter van de actieve gebruiker hoger of gelijk is in het alfabet als die van de tabelregel, kunnen de gegevens door deze gebruiker worden gewijzigd. Gebruikers kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld (meer informatie bij Groepen). Tijdens Telecommunicatie Selecteren wordt, nadat toegang tot de installatie is gekregen, automatisch aangemeld met de gebruikerscode waarmee ook in het Otc-programma is aangemeld. Binnen elke Otc-unit kunnen dan weer afwijkende toegangsrechten worden ingegeven.Voor het gebruik van Handacceptatie bij het Otc bewaken dient een speciale Code te worden ingegeven. Deze code wordt gebruikt door het voice responce systeem (DTMF) om de juiste gebruikers-gegevens op te zoeken. 37
Programma handleiding
BESTAND - INSTALLATIES Voordat een installatie kan worden geselecteerd, dient deze eerst te zijn ingevoerd. Klik hiervoor in het Otc-hoofdscherm achtereenvolgens op Bestand en Installaties.
Het Nummer van de installatie bestaat uit maximaal 6 cijfers en dient uniek te zijn. Het Type dient voor te komen in de lijst en correct te worden ingegeven. Dit wordt gebruikt voor het werken in image-mode en bepaalt de menu-mogelijkheden. Tijdens het selecteren (on-line) wordt het type met de werkelijke installatie gecontroleerd. De volgende types kunnen worden ingegeven: 100 200 230 230-V3 300 900 990 990-SWO 38
Alarmmelder eenvoudig model (niet meer leverbaar) Alarmmelder met uitgebreide functies (niet meer leverbaar) Alarmmelder, inclusief trend voor energieregistratie (niet meer leverbaar) Alarmmelder met uitgebreide functies, inclusief trend voor energieregistratie Alarmmelder en datalogger digitaal (niet meer leverbaar) Alarmmelder en datalogger digitaal en analoog Alarmmelder met uitgebreide functies, datalogger digitaal en analoog Speciale alarmmelder met schakelfunctie voor warmteopwekkers
Otc voor Windows - Bestand 91COM 91CV2/V3 91LOG 91LV2/V3 BAC BAC-M CVX CVX-M EML HOST HCS HCS-II HCS-II-M HCS-V JCS K&P K&P-M LIFTLOG METAPAGE MLR MLR-M MM MOD MOD-M NCM OPTIGARD PROJECT PRI PRI-M RVL RSX RSX-M SAI SAI-M SAT SAT-M SCAN SHELL TAX TAX-M TCI TOPEND TXT
Eenvoudige interface system-9100 Johnson Controls (niet meer leverbaar) Eenvoudige interface system-9100 Johnson Controls met uitgebreide functies Interface system-9100 Johnson Controls (niet meer leverbaar) Interface system-9100 Johnson Controls met uitgebreide functies Interface BacNet protocol (MS/TP) Eenvoudige interface BacNet protocol (MS/TP) Interface Cenvax Eenvoudige interface Cenvax Software bewakingsmoduul voor E-mail ontvangst Melden naar andere HOST, wordt gebruikt bij bewaken Interface HcSystems (oude type regelaar 300, 400) Interface HcSystems (nieuwe type regelaars 410, 510) Eenvoudige interface HcSystems Speciale uitvoering met LAN/LAT onderstations Interface SDC-systeem Johnson Controls (niet meer leverbaar) Interface Kieback & Peter Eenvoudige interface Kieback & Peter Interface Lohdijk Liften Software besturingsmoduul FMS bewaking Johnson Controls Interface Moeller PLC Eenvoudige interface Moeller PLC Software bewakingsmoduul Micromelder Rensen Regeltechniek Interface MODBUS protocol (RTU-mode) Eenvoudige interface MODBUS protocol (RTU-mode) Software bewakingsmoduul NCM bewaking Johnson Controls Alarmmelder en datalogger digitaal en analoog (niet meer leverbaar) Verzameling van gegevens (datalog) meerdere installaties tegelijk (zie appendix) Interface Compri regelaars Priva Eenvoudige interface Compri regelaars Priva Interface OCI-55 voor maximaal 6 x RVL-55 Siemens (niet meer leverbaar) Interface RSE, RSK en RSZ Sauter Eenvoudige interface RSE, RSK en RSZ Sauter Interface PCD Saia Burgess Eenvoudige interface PCD Saia Burgess Interface IAC en MN Satchwell Eenvoudige Interface IAC en MN Satchwell Alarmmelder met bewaking op seriele meldingen Software aansturing voor het starten van een extern programma Interface Systeem-9000 Tour & Andersson Eenvoudige interface Systeem-9000 Tour & Andersson Software bewakingsmoduul seriële meldingen (universele toepassing) Speciale toepassing voor meerdere installaties tegelijk on-line (Ethernet) Sofware bewakingsmoduul voor tekstmeldingen (universele toepassing)
Bij een V3 uitvoering wordt het type bijvoorbeeld SYSTEM-91-LOG-V3 of OPTILOG-SAI-V3-M. 39
Programma handleiding
Achter het type wordt een toepassingsmode ingegeven. In de meeste gevallen wordt de toepassingsmode Normaal ingegeven. Met Transparant wordt aangegeven dat de Otc-unit in transparantmode staat ingesteld (TSRparameter). Het Otc-programma zal direct na het detecteren van de modem-verbinding (CD), terugschakelen naar normale mode. Speciale Otc-units kunnen als een Gateway worden gebruikt. Dit zijn units die voorzien zijn van zowel een modem als een UTP aansluiting. Hiermee kan eenvoudig via ethernet worden doorgeschakeld naar onderliggende installaties. Indien Als nnnnn (nnnnn is het installatienummer) wordt ingegeven, kan een bepaalde Otcunit met een ander installatienummer (met een alias) worden ingebeld. Dit wordt hoofdzakelijk voor servicedoeleinden gebruikt. Bij gebruik van een gateway kan een installatie ook direkt worden geselecteerd. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de toepassingsmode Via nnnnnn (nnnnn is het installatienummer). Indien achter Poort de tekst Standaard wordt ingegeven, zal bij het selecteren de standaard communicatie snelheid van het Otc-programma worden gebruikt, zoals dit bij Instellingen Communicatie is ingegeven. Indien verschillende producten en/of modems worden gebruikt, wordt aangeraden om de poortfunctie te gebruiken. Hiermee kan voor elke installatie de juiste communicatiepoort (modem of ethernet) worden gebruikt. Indien meerdere installaties worden gebruikt, wordt dit sterk aangeraden. Zie voor het ingeven van poorten het programma Bestand - Poorten. 40
Otc voor Windows - Bestand
Nadat alle gegevens zijn ingevoerd, kan op Toevoegen te worden geklikt. Als alle gegevens correct zijn ingevoerd, kunnen deze door op Opslaan te klikken worden bewaard.
Het Sorteren van de installatiegegevens kan alleen indien deze zijn opgeslagen. Hierna zullen de gegevens - ook tijdens het selecteren - op de gewenste volgorde worden getoond. Het is mogelijk om van elk project een zogenaamde projectfoto te gebruiken. In de directory van het project C:\Program Files\Otc\Idnnnn, waarbij nnnn het installatienummer is, kan een bestand met de naam Select.bmp (of Select.gif of Select.bmp) worden geplaatst. Bij het scannen van een projectfoto is een resolutie van 96 dpi en 256 kleuren meestal ruim voldoende. Bij hogere resoluties wordt het bestand onnodig groot, waardoor verwerkingssnelheid verloren gaat bij het steeds opnieuw laden van deze foto tijdens schermwisselingen. Indien de algemene gegevens van het project zijn ingegeven, kan eenvoudig door op het overzichtvenster een project aan te klikken een installatie worden gekozen. Vervolgens kunnen via Instellingen de overige gegevens worden ingevoerd of worden gewijzigd.
Afhankelijk van het type Otc-unit kan dit geblokkeerd zijn of kunnen hier Onderstations of Tijd.modulen worden ingegeven.
41
Programma handleiding
Voordat de Adrestabel kan worden gemaakt, dienen altijd eerst Onderstations te worden ingegeven, tenminste als die er zijn. Bij het invoeren en/of importeren van de adrestabel wordt het onderstationadres en het type onderstation gebruikt voor bepaalde referentielijsten, zoals bijvoorbeeld de itemlijst bij een System-91-log/com.
Tijdens diverse werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld het converteren van grafische presentaties, worden tijdelijke bestanden in de map van de installatie geplaatst (Program Files\Otc\Idnnnnnn). Ook bij het opslaan van de gegevens wordt tegelijk een kopie van de voorlaatste gegevens opgeslagen in een bestand met de toevoeging .old. Met behulp van de knop Opruimen kunnen deze gegevens eenvoudig worden verwijderd.
Opmerking: Installatienummer 9999 is gereserveerd voor demo-toepassingen. Als dit installatienummer wordt gebruikt, zal steeds de naam van de installatie worden gewijzigd in Demo installatie. 42
Otc voor Windows - Bestand
Projectgegevens kunnen eenvoudig van en naar een andere schijf (diskette) of map worden gekopieerd. Nadat een installatie is geselecteerd kunnen alle project gegevens via Bestand - Project Idnnnn opslaan naar een diskette of andere vaste schijf worden gekopieerd. Bestanden worden echter NIET gesplitst over meerdere disk(ette)s. Probeer bestanden kleiner te houden dan 1.4 Mb (foto's in JPEG formaat).
43
Programma handleiding
Indien gegevens worden ingelezen en het project is nog niet aanwezig, dan worden de algemene gegevens (naam, adres en telefoonnummer) automatisch toegevoegd. De projectgegevens kunnen worden ingelezen vanaf een diskette of vaste schijf (CD-rom). Let op bij het lezen vanaf een CD-rom dat de eigenschappen niet op Alleen-lezen staan. Het is ook mogelijk om projectgegevens via telecommunicatie vanaf een Host computer in te lezen.
Project inlezen - Lokaal (Idmap)
44
Otc voor Windows - Bestand
Indien de gegevens niet vanaf meerdere diskettes worden geïnstaleerd, klikt u op Ja en plaatst u de volgende diskette, totdat uiteindelijk alle projectgegevens zijn gekopieerd.
45
Programma handleiding
Project inlezen - Telecommunicatie Voeg een nieuwe installatie toe van het Type HOST met het juiste installatienummer. Dit is het nummer van de HOST (Otc Bewaken) en kan worden aangepast in het Otc.ini bestand. In dit voorbeeld: [Instellingen algemeen] Hostid=000000
Bij het programma Otc-bewaken moet een poort open staan die staat ingesteld om HOST meldingen te ontvangen. Deze poort kan zowel via een modem als via ethernet (of een vaste internetverbinding via ADSL) worden toegepast. Met behulp van Telecommunicatie - Selecteren kan verbinding worden gezocht met de HOST.
46
Otc voor Windows - Bestand
Als de verbinding correct tot stand is gebracht kan een keuze worden gemaakt om installatiegegevens in te lezen door een projectnummer aan te vinken en op Uitvoer te klikken.
In dit voorbeeld worden de gegevens van installatie 300005 ingelezen en bijgewerkt op de lokale computer.
Opmerking: Het inlezen van grote bestanden (grafische presentaties) kan lang duren omdat in veel gevallen een standaard telecommunicatieverbinding (9600 baud) wordt gebruikt. Maak in zo'n situatie geen gebruik van de optie [X] Alles lezen.
47
Programma handleiding
BESTAND - INSTALLATIES - ONDERSTATIONS Het is alleen mogelijk om onderstations in te geven, indien het een Otc-unit betreft welke geschikt is voor het gebruik van onderstations.
Indien een onderstation geschikt is voor het gebruik van tijdschakelmodulen, kunnen ook Tijd. modulen worden ingegeven.
Opmerking: Het is belangrijk dat eerst onderstations worden gedefinieerd, voordat de overige gegevens worden ingevoerd . Bij het ingeven van de adrestabel wordt namelijk gebruik gemaakt van een zogenaamde item lijst, welke weer is gekoppeld aan het type onderstation. Is het adres of het type onderstation niet bekend, dan kan tijdens het bedienen (on-line) met behulp van de keuze Telecommunicatie - Bediening - Speciale functies - Monitoren een overzicht van alle adressen en het type onderstation worden opgevraagd. 48
Otc voor Windows - Bestand
Bij een Optilog-HCS-Vn kan een keuze worden gemaakt voor $$$ adressering (alle onderstations via één adres) of de LAN/LAT toepassing, waarbij elk onderstation een vast adres gebruikt. Tevens dient bij het eerste onderstation de toegangssleutel te worden ingegeven.
49
Programma handleiding
...ONDERSTATIONS - TIJD.MODULEN Het is alleen mogelijk om Tijd.modulen in te geven indien het een regelaar betreft welke geschikt is voor het gebruik van klokken. Er kunnen maximaal 8 Tijd.module namen per onderstation worden ingegeven.
Tijdens on-line bediening van de klok worden deze omschrijvingen in een keuzelijst zichtbaar. Indien bij een System-91-log/com een FX-regelaar wordt gebruikt, kunnen enkele aanvullende gegevens worden vastgelegd. Hiervoor wordt een speciaal bestand met behulp van het Kladblok geopend.
50
Otc voor Windows - Bestand
Bij het ingeven van Tijd.modulen voor een Optilog-RSX, wordt tevens het bijbehorende funktieadres voor het schakelen van de klokuitgang ingegeven. Meer informatie vindt u in de handleiding van het programma van het RS* onderstation.
Bij de Tijd.modulen van een Optilog-CVX dient ook de moduulletter B...P van het ringadres te worden ingegeven. Bijvoorbeeld 001-B, 001-C enzovoorts. Meer informatie vindt u in de handleiding van het Cenvax onderstation.
51
Programma handleiding
De Tijdschakelmodulen van een Optilog-SAI gebruiken tot maximaal 4 basisregisters ingegeven voor elk HVC-moduul (7-dagen klok). Raadpleeg de resourcelist van SAIA voor de juiste gegevens.
52
Otc voor Windows - Bestand
BESTAND - INSTALLATIES - ALGEMEEN Afhankelijk van het type onderstation kan het nodig zijn om enkele speciale gegevens in te geven. Voor een Optilog-HCS (oud type):
Tijdens communicatie wordt deze sleutel gebruikt voor bediening en voor de interne functies van de Optilog-HCS zoals alarmscan en trendopslag. Bij een Optilog-HCS is een Toegangscode [sleutel] noodzakelijk. Meer informatie over de verschillende code's vindt u in de handleiding van het onderstation. Bij een Optilog-HCS-V3 (LAN / LAT mogelijkheid) wordt de sleutel ingegeven bij de definitie van het eerste onderstation. Bij de Optilog-HCS-Vn zijn andere instellingen (zie hiervoor, het hoofdstuk Onderstations).
Voor een type SHELL: Bij een installatie type SHELL kan het Otc-programma worden gebruikt om een telefoonnummer te bellen en vervolgens, nadat CD is gedetecteerd, worden doorgeschakeld naar een ander communicatieprogramma. Let wel op dat de modem zo is ingesteld dat deze bij het doorschakelen NIET reageert op DTR (AT-commando &D0).
53
Programma handleiding
Voor een Optilog-990: Bij een Optilog-990 kan gebruik worden gemaakt om de 4 uitgangen via een tijdschakelmoduul te schakelen.
Let op dat de in de Optilog-990 de uitgangen ook voor het gebruik van de klokfunctie staan ingesteld. Zie Telecommunicatie -Bediening - Speciale functies - Uitgangen.
54
Otc voor Windows - Bestand
BESTAND - INSTALLATIES - ADRESTABEL Alle adresgegevens die met het Otc-programma voor de Optilog of System-91-log/com moeten worden verwerkt, maken gebruik van deze Adrestabel. Met behulp van de adrestabel kan het volgende worden bepaald: -
De tabelnaam voor eenvoudige herkenning (standaard het o/s adres + label). Het werkelijke (item-) adres en bij onderstations het type volgens de item lijst. Het menu-niveau (voor het toestaan van wijzigen per gebruiker). Of het adres alleen gelezen en/of ook geschreven mag worden. De presentatievorm of eenheid (0, 1, AAN, UIT, %, °C, enzovoorts). Enkele speciale mogelijkheden zoals verzamel en relatie adressen.
Indien een nieuw adres aan de tabel moet worden toegevoegd, kan bijvoorbeeld eerst op het trekboxje van het veld Adres worden geklikt. Alle reeds ingevoerde Onderstations zullen in de keuzelijst zichtbaar worden. Afhankelijk van het op dat adres aangesloten onderstation, kan de keuze- of item lijst worden geraadpleegd. Na het selecteren van een regel uit deze lijst zullen alle standaard voorkeur instellingen worden overgenomen. Het adres van de Otc-unit wordt aangegeven met ###. 55
Programma handleiding
OTC TIP:
Indien snel een nieuw adres moet worden toegevoegd, kan door bij Tabelnaam op het gewenste onderstationnummer te klikken, direkt een item uit de lijst worden geselecteerd.
Ook kan de item lijst worden opgeroepen nadat een adres van een onderstation is geselecteerd.
Het Type adres dient overeen te komen met de mogelijkheden en de hardware configuratie van de Otc-unit en/of het onderstation. In de meeste gevallen zal dit automatisch vanuit de item lijst worden ingesteld.
56
Otc voor Windows - Bestand
Bij het gebruik van de Item lijst wordt automatisch het juiste Type gekozen.
Afhankelijk van het type Otc-unit zal een bijbehorende item lijst worden gebruikt. Deze lijst is echter niet voor alle systemen beschikbaar, omdat soms vrij definieerbare adresvelden worden gebruikt. In dat geval dient gebruik te worden gemaakt van de door de leverancier van de software bijgeleverde adres en/of item lijsten. Raadpleeg uw leverancier over eventuele importeermogelijkheden van adresgegevens met de bijbehorende omschrijving. Met behulp van het veld Zoeken, kan op elke gewenste tekst worden gezocht. Met behulp van de knop kan een volgende tekst worden gezocht.
De eerste keer worden de meest gebruikte items getoond (voorkeurlijst), met behulp van [X] Alle items worden alle regels van de lijst zichtbaar.
Opmerking: Indien een bepaalde item als Nc (Normaal gesloten) moet worden gebruikt en er wordt gebruik gemaakt van een tekst in plaats van een 0/1 omschrijving, dient het veld [X] Nc gebruik te worden aangezet. 57
Programma handleiding
Het Type adres wordt ook gebruikt voor de presentatie van de gegevens. Enkele fabrikaten bieden de mogelijkheid van het type DF, waarbij de presentatie en het formaat door de regelaar wordt aangeboden. De presentatie (eenheid en of status) kan ook voor elk adres apart naar keuze worden ingesteld. Adres Type Algemeen: OA OC OP OS OU OX
[Otc Analoog] [Otc CvSstatus] [Otc Pulsteller] [Otc Status] [Otc Urenteller] [Otc Fixed]
Analoge waarde van de Otc-unit, adres ### (Optilog-900/990) Analoge waarde digitaal gebruik, adres ### (Optilog-900/990) Pulstellerwaarde van de Otc-unit, adres ### Digitale waarde voor selectie ouput bits Otc, unit adres ### Urentellerwaarde van de Otc-unit, adres ### Integer waarde van de Otc-unit, adres ### (Optilog 900/990)
Adres Type voor een System-91-log/com: AO BT FP FT FX HB HD HW IT LI OB OW SB SW
[Analog Out] [Byte] [Floating] [Floating #.##] [Fixed] [Hex Byte] [Hex Double] [Hex Word] [Integer] [Long Integer] [Output Byte] [Output Word] [Status Byte] [Status Word]
Numerieke waarde van analoge uitgang Byte waarde van speciale items Numerieke waarde met één cijfer achter de komma Numerieke waarde met twee cijfers achter de komma Numerieke waarde als geheel getal Hexadecimale waarde van één byte Hexadecimale waarde van vier bytes Hexadecimale waarde van twee bytes Integer waarde van twee bytes (16 bits) Integer waarde van vier bytes (32 bits) Digitale outputwaarde voor selectie byte (8 bits) Digitale outputwaarde voor selectie word (16 bits) Digitale inputwaarde voor selectie byte (8 bits) Digitale inputwaarde voor selectie word (16 bits)
Adres Type voor een Optilog-BAC FP FT FX HB HW IB IT IY SB 58
[Floating Point] [Floating #.##] [Fixed] [Hex Byte] [Hex Word] [Integer Byte] [Integer] [Integer /10] [Status Bit]
Numerieke waarde met één cijfer achter de komma Numerieke waarde met twee cijfers achter de komma Numerieke waarde als geheel getal Hexadecimale waarde van één byte Hexadecimale waarde van twee bytes Integer waarde van een byte Integer waarde weergave Integer waarde / 10 Digitale waarde
Otc voor Windows - Bestand
Adres Type voor een Optilog-CVX DF FP IT SB
[Default] [Floating Point] [Integer] [Status Bit]
Standaard weergave van Cenvax Numerieke waarde met één cijfer achter de komma Integer waarde Digitale waarde
Adres Type voor een Optilog-HCS DF FP IT SB
[Default Hcs] [Floating Point] [Integer] [Status Bit]
Standaard weergave van HcSystems Numerieke waarde met één cijfer achter de komma Integer waarde Digitale waarde
Adres Type voor een Optilog-K&P DF FP FX IT SB
[Default] [Floating Point] [Fixed] [Integer] [Status Bit]
Standaard weergave van Kieback & Peter Numerieke waarde met één cijfer achter de komma Numerieke waarde als geheel getal Integer waarde weergave (presentatie als FX) Digitale waarde
Adres Type voor een Optilog-MLR FP FX HB HW IB IT IY SB
[Floating Point] [Fixed] [Hex Byte] [Hex Word] [Integer Byte] [Integer] [Integer /10] [Status Byte]
Numerieke waarde met één cijfer achter de komma Numerieke waarde als geheel getal Hexadecimale waarde van één byte Hexadecimale waarde van twee bytes Integer waarde van een byte Integer waarde weergave van twee bytes Integer waarde / 10 Digitale waarde
Adres Type voor een Optilog-MOD DT IT IY SB TD
[Datum] [Integer] [Integer /10] [Status Bit] [Tijd]
Datumaanduiding Integer waarde weergave Integer waarde / 10 Digitale waarde Tijdaanduiding
59
Programma handleiding
Adres Type voor een Optilog-PRI DT FP FX FY HB IT LI SB TD TS
[Datum] [Floating Point] [Fixed] [Fixed /10] [Hulp Bit] [Integer] [Long Integer] [Status Bit] [Tijd] [Toestand]
Datumweergave Numerieke waarde met één cijfer achter de komma Numerieke waarde als geheel getal Numerieke waarde gedeeld door 10 als geheel getal Speciale bitberekening voor Extern- en Hulpwaarden Integer waarde weergave (Presentatie als FX) Integer waarde hele waarde (unsigned) Digitale waarde Tijdaanduiding Priva toestandweergave
Adres Type voor een Optilog-RSX DF FP O1 O2 SB
[Default] [Floating Point] [Out I] [Out II] [Status Bit]
Standaard weergave van Sauter Numerieke waarde met één cijfer achter de komma Uitgangstatus I (laag) Uitgangstatus II (hoog) Digitale waarde
Adres Type voor een Optilog-SAI DT FP FX IT IY LI RA RD SB TD
[Datum] [Floating Point] [Fixed] [Integer] [Integer /10] [Long Integer] [RP Analoog] [RP Digitaal] [Status Bit] [Tijd]
Datumaanduiding Numerieke waarde met één cijfer achter de komma Numerieke waarde als geheel getal Integer waarde Integer waarde / 10 (RP-standaard) Integer waarde hele waarde (unsigned) RP standaard analoog (hand/automatisch bedienen) RP standaard digitaal (hand/automatisch bedienen) Digitale waarde Tijdaanduiding
Adres Type voor een Optilog-SAT FP FX IT IY SB
60
[Floating Point] [Fixed] [Integer] [Integer /10] [Status Bit]
Numerieke waarde met één cijfer achter de komma (waarde*10) Numerieke waarde als geheel getal Integer waarde weergave van twee bytes Integer waarde / 10 Digitale waarde
Otc voor Windows - Bestand
Adres Type voor een Optilog-TAX FP FX IT SB
[Floating Point] [Fixed] [Integer] [Status Bit]
Numerieke waarde met één cijfer achter de komma Numerieke waarde als geheel getal Integer waarde Digitale waarde
Enkele bijzondere Adres Typen zijn: DF
Default waarde. De waarde zoals deze door het onderstation wordt gegeven zal op dezelfde wijze en ongeformateerd worden getoond.
IY
Een toepassing waarbij de waarde als een integer x 10 wordt gebruikt. Dit systeem wordt o.a. bij de de Optilog-SAI en de RP standaard gebruikt voor het ingeven en wijzigen van parameters.
O1 / O2
Wordt gebruikt voor het schakelen van uitgangen bij de Optilog-RSX om aan te geven welk van de 2 relais-uitgangen (op hetzelfde adres) wordt gebruikt.
OC
Hiermee kan de analoge waarde bij een Optilog-900/990 digitaal kan worden gebruikt. Een waarde > 0 wordt 1 en een waarde =< 0 wordt 0, waardoor een status 0 of 1 wordt gesimuleerd, eventueel met een speciale tekst.
RA / RD
Speciale toepassing analoge en digitale in- en uitgangen voor de RP standaard, waarbij gebruik kan worden gemaakt van speciale PCD flags (PG4 of PG5 van Saia) voor het handbediend schakelen van I/O.
61
Programma handleiding
Indien een bepaald Type wordt gekozen zal, als het een digitale waarde betreft, bij Status een presentatievorm kunnen worden ingegeven. Het is op deze wijze mogelijk om voor de Status 0 en Status 1 een andere tekst aan te geven. Ook kan een 'eigen' tekst worden toegepast. Indien het een analoge waarde betreft kan een Eenheid worden ingegeven.
Voor bepaalde uitgangen (of flags) kan Puls informatie worden ingegeven. Tijdens het bedienen beschikt de gebruiker dan over een knop om een puls Hoog of Laag te geven. In dit voorbeeld wordt H/5 de status 0 gedurende 5 seconden op 1 geschakeld en dan weer op 0. Indien bijvoorbeeld L/10 sec wordt ingegeven, wordt er vanuitgegaan dat de status normaal 1 is en zal gedurende 10 sec een puls 0 worden gegeven en tenslotte weer terug naar 1.
Lezen/schrijven Indien een Menuniveau overeenkomt of alfabetisch lager is dan de code die bij de gebruiker is ingegeven, kan de data van het adres worden gewijzigd. Daarvoor dient ook de functie LS [Lezen/Schrijven] te zijn ingesteld. Met behulp van LR [Lezen/Relatie schrijven] kan gebruikt worden indien een ander adres moet worden geschreven. Zie voor meer informatie de beschrijving van Relatieadressen.
62
Otc voor Windows - Bestand
DE ITEM LIJST
Als gebruik wordt gemaakt van een Item lijst (hulp lijst met adressen en eigenschappen) worden eerst alle vooraf gedefinieerde items getoond. Door het klikken op Toon alle items, (indien mogelijk) worden alle items zichtbaar. Voor bepaalde fabrikaten is een volledige item lijst beschikbaar. Voor bepaalde vrij programmeerbare regelaars, dient voor het selecteren een adres nummer te worden ingegeven. Raadpleeg de handleiding van de regelaar voor meer informatie. Enkele fabrikaten onderstations bieden een mogelijkheid om gegevens te importeren vanuit het configuratieprogramma van de regelaar (WGX9100, PG4/PG5, Visisat, LRP/HRP/DDCtools). Ook zijn er fabrikaten waarbij de adresgegevens en de bijbehorende eigenschappen direct uit het onderstations (on-line) kunnen worden gelezen, zoals HcSystems en Cenvax.
Opmerking: Bij alle presentatievormen van het aangegeven adres zal de tekst die bij Eenheid of Status is ingegeven worden getoond. Dit geldt ook voor grafische presentaties.
63
Programma handleiding
DE @@@ METHODE Voor een beperkt aantal produkten is het mogelijk om tot 3 bitwaarden van items te verzamelen voor een gemeenschappelijke weergave. Hierdoor kan bijvoorbeeld de status van een ketel met UIT/LAAG/HOOG/ALARM worden aangegeven. Om dit te gebruiken dient de Tabelnaam te beginnen met @@@ gevolgd door / en een unieke naam. Hierna kan op de knop Status @@@ worden geklikt.
In dit voorbeeld is de tabelnaam @@@/KETELS gebruikt. Hieraan worden directe (!) items van het onderstation gekoppeld. Een keuzelijstje van items uit de adrestabel is beschikbaar. Elke bit-combinatie kan een aparte omschrijving krijgen. Bij een grafische presentatie kan voor elke situatie een aparte kleur worden ingesteld. Het is met behulp van deze @@@ methode alleen mogelijk om gegevens te lezen, wijzigen dient per bitwaarde afzonderlijk te worden uitgevoerd. Het gebruik van deze verzamelfunctie is mogelijk bij de System-91-log/com, de OptilogCVX, HCS, MLR, SAI en SAT.
64
Otc voor Windows - Bestand
DE *** METHODE Het is mogelijk om voor het bedienen met Menu's of Grafische presentatie gebruik te maken van een speciale adrestechniek door het ingeven van een adres ***/ gevolgd door een speciale opdracht. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de BCD decoder van het bewakingsprogramma (Optioneel). De tabelnaam wordt ***/BCD-Snn voor status informatie BCD/Hex-data en ***/BCD-Tnn voor gedecodeerde tekst. Hierbij is nn de statuscode waarmee de BCD/Hex decodering wordt uitgevoerd voor de vooraf gedefinieerde installatie.
Meer informatie vindt u in de handleiding van het bewakingsprogramma.
65
Programma handleiding
RELATIE ADRESSEN Het is mogelijk om aan elke tabelnaam relatie adressen te koppelen. Hiermee kan tijdens online communicatie eenvoudig gebruik worden gemaakt van enkele bijbehorende adressen, zoals bijvoorbeeld setpointverstellingen of grenswaarden. Door op een gewenste tabelregel te klikken en vervolgens op de knop Relaties, kunnen maximaal 5 extra adressen worden ingegeven. Door op een adresveld of een optieknop te klikken kan voor dat veld de Adrestabel worden geraadpleegd. Het is ook mogelijk om een overzicht van alle gebruikte relatie adressen te verkrijgen. Controleer altijd na het ingeven of alle relatie adressen juist zijn, bijvoorbeeld door de installatie eerst in Image mode te selecteren.
Indien een adres met LR [Lezen/Relatie schrijven] wordt gebruikt, kan een ander adres worden gebruikt voor het wegschrijven van data. Bijvoorbeeld lezen van adres 001/AC01 en de wijziging wegschrijven naar adres 001/AC06.
66
Otc voor Windows - Bestand
ZOEKEN IN DE ADRESTABEL Binnen de adrestabel kan eenvoudig worden gezocht naar een bepaalde tekst.
Met behulp van het menu Bewerken - Zoeken of Ctrl+F kan de tekst voor het zoeken worden ingegeven. Met behulp van F3 kan naar een volgende regel worden gezocht.
De adrestabel gebruiken De adrestabel wordt door verschillende programma's gebruikt om een keuze van een adres te maken. Hierbij worden alle geselecteerde adressen getoond. Het is mogelijk om met behulp van het veld Zoeken op zowel een tekst als een tabelnaam of item te zoeken. Met behulp van de knop (onder Zoeken) wordt een volgende tabelnaam gezocht. Bij het ingeven van een nieuwe zoektekst wordt weer vanaf het begin gezocht.
67
Programma handleiding
BESTAND - INSTALLATIES - ADRESTABEL - IMPORT Voor een aantal fabrikaten is het mogelijk om gegevens van het configuratieprogramma van de onderstations in te lezen. Voor informatie over het importeren van Ms/Dos kunt u bij Opticom Engineering B.V. te Nunspeet aanvullende informatie aanvragen.
SYSTEM-91-LOG/COM [Johnson Controls] Voor een System-91-log/com kunnen gegevens van het WGX9100 programma worden geïmporteerd.
De keuze Importeren WGX9100 bestand wordt gebruikt om gegevens van in- en uitgangen van een DX-9100-configuratie middels het WGX9100 programma te importeren via het DMO bestand.
68
Otc voor Windows - Bestand
Het DMO bestand wordt automatisch gegenereerd indien dit bij DLL File Options wordt aangegeven. Raadpleeg de handleiding van het WGX9100-programma van Johnson Controls voor meer informatie.
69
Programma handleiding
OPTILOG-SAI [Saia Burgess] Bij een Optilog-SAI kunnen gegevens van het PG4 of PG5 programma worden geïmporteerd.
Het programma PG4 of PG5 kent 2 verschillende mogelijheden om gegevens te exporteren. De eerste is via een SYM bestand dat automatisch wordt gegenereerd als het Saia Fupla programma wordt gecompileerd (Build). De tweede methode biedt meer mogelijkheden door gebruik te maken van de Resource list.
Voor elke PCD dient afzonderlijk te worden aangegeven voor welk adres de gegevens moeten worden geïmporteerd. Indien RP (Man) genereren voor handmodes wordt aangegeven zullen de adressen volgens een vooraf vastgelegde adressering worden verwerkt. Hierbij worden dan automatisch I/O adressen gegenereerd en is het mogelijk om middels het Otc-programma de I/O adressen HAND/AUTO te schakelen. Raadpleeg de documentatie (FIX) van uw leverancier voor meer informatie. 70
Otc voor Windows - Bestand
Het wordt aangeraden om het resource bestand te exporteren naar de Project map van PG4 of PG5, waardoor het Otc-programma de gegevens direkt kan selecteren. Om gegevens van programma modules te kunnen importeren dienen de adressen te worden vastgezet met Define by user...
71
Programma handleiding
Verwijder eventueel eerst de ongebruikte adressen voordat ze worden opgeslagen. Modules kunnen als geheel blok worden geïmporteerd.
Fbox:
Bepaalt welke Fbox van \Program Files\Saia-Burgess\PG4\Fbox PG5 maakt gebruik van de map ...PG5\Libs\Std.
Module:
Bepaalt welk module van de geselecteerde Fbox wordt gebruikt.
Tabelregels:
Geeft een overzicht van de moudleregels met de berekende adressen.
Type:
Het type adres voor alle regels. De RP standaard gebruikt het adres Type IY [Integer/10] voor het verwerken van analoge data.
72
Otc voor Windows - Bestand
Modules kunnen als een geheel blok worden geïmporteerd. Indien bij de omschrijving van het moduul een bepaalde naam tussen [...] wordt geplaatst, zullen de instelling voor een volgend blok met dezelfde naam automatisch worden gebruikt. Met behulp van Kladblok (*) kan de hulplijst voor automatisch herkennen eventueel worden aangepast of worden verwijderd. Een voorbeeld van het ingeven van de recource bij PG4:
Dit hulpbestand wordt opgeslagen in ...Otc\Userdata\Otcfbx.txt
In Otc.ini kan worden aangegeven in welke map het PG4 of PG/5 programma staat en waar de lokatie is van de IDX-bestanden, bijvoorbeeld: UserprogramSaia=\Program Files\SAIA-Burgess\PG5\Spm.exe UserprogramSaiaIdx=\Program Files\SAIA-Burgess\Data
Opmerking: Indien gebruik wordt gemaakt van IDX-bestanden uit verschillende mappen, wordt aangeraden om alle IDX-bestanden in dezelfde map Fbox (PG4) of Std (PG5) te kopiëren. Maak eventueel gebruik van een tijdelijke map voor het importeren. 73
Programma handleiding
OPTILOG-SAT [Satchwell / Invensys] Bij een Optilog-SAT kunnen gegevens van het programma Visisat worden geïmporteerd.
Met behulp van het programma Visisat kunnen CSV-bestanden worden gemaakt. Houdt daarbij wel rekening dat elk onderstation een apart bestand gebruikt (dus per onderstation genereren).
Tijdens het importeren worden enkele gegevens (zoals tabelnaam en type) gebruikt uit de Itemlijst van het betreffende type onderstation. 74
Otc voor Windows - Bestand
Het genereren van CVS-bestanden gebeurt (automatisch) binnen Visisat wanneer een pointlist wordt gemaakt. Zorg er voor dat er een pointlist voor elk onderstation apart wordt gemaakt. De bestandsnaam wordt automatisch voorzien van de tekst P_xxxxxx.CSV. Voor meer informatie over het genereren van deze bestanden wordt verwezen naar de handleiding van het programma Visisat. Het CSV-bestand heeft na exporteren het volgende formaat: (in de 1e regel moeten de labels aanwezig zijn met de tekst "Table" en "Offset" )
Oud type CSV-bestand De nieuwe versie Visisat (export voor MicronetView) heeft een ander formaat: (de 1e regel moet beginnen met :mode=)
Bij dit laatste formaat wordt automatisch onderscheid gemaakt tussen komma gescheiden velden en velden tussen aanhalingstekens. 75
Programma handleiding
OPTILOG-K&P [Kieback & Peter] Bij een Optilog-K&P kunnen gegevens van het programma HRP/LRP of DDC 3000 Tools worden geimporteerd. Met behulp van Configuratie Onderstations kan het betreffende programma in transparantmode on-line worden geschakeld. Vervolgens kunnen de gewenste gegevens uit regelaars worden gelezen om vervolgens op te slaan in het P90 formaat.
76
Otc voor Windows - Bestand
Voor het importeren controleert het programma of de gegevens ook voor het aangegeven onderstationadres bestemd zijn. Bij regelaars van het type LRP/HRP worden adressen in de range 001 t/m 016 gebruikt, biijvoorbeeld: 001/k1 (adres: 016, item: k1) Bij regelaars van het type DDC 3000 wordt het adres opgebouwd uit meerdere groepen, bijvoorbeeld: 1.705/k1 (adres: 001, item: 705-k1).
Opmerking: Tijdens het importeren worden alle adressen met het type DF ingegeven. Ook zullen alle adressen op Alleen lezen worden ingesteld.
77
Programma handleiding
BESTAND - INSTALLATIES - ADRESTABEL - EXPORT Het is mogelijk om alle adressen te exporteren naar een spreadsheetprogramma. Standaard wordt daarvoor het programma Microsoft Excel gebruikt (zie Otc.ini).
Met behulp van het programma Excel kunnen eenvoudig kolommen en omschrijvingen worden aangepast. Let op: onjuiste data kan de adrestabel beschadigen waardoor deze voorgoed onbruikbaar wordt. Zorg altijd voor een kopie van de originele gegevens voordat u wijzigingen aanbrengt.
78
Otc voor Windows - Bestand
De gegevens worden opgeslagen in het bestand Adrestabel.txt en kan na het muteren weer worden ingelezen .
79
Programma handleiding
BESTAND - INSTALLATIES - MENU'S
Met behulp van dit programma-onderdeel is het mogelijk om eenvoudig menu's te maken voor de presentatie van on-line gegevens. De menu's maken gebruik van de eerder ingegeven adressen en worden met behulp van de Adrestabel toegevoegd aan de menuregels. Om een regel toe te voegen gaat u als volgt te werk: -
-
Indien geen regel geselecteerd is in het overzichtvenster wordt de Menu- of Tabelregel direct toegevoegd. Indien u onder een bepaalde regel wilt toevoegen, dient u eerst op de betreffende bovenliggende menuregel te klikken (op de tekst en niet op de + of map). Vervolgens maakt u een keuze voor Menuregel of Tabelregel. Na de keuze voor een tabelregel kan met behulp van de Adrestabel het juiste adres in de menuregel worden geplaatst door op Toevoegen te klikken. Indien een Tabelregel is geselecteerd kan deze met behulp van de pijltjes omhoog of omlaag worden verplaatst.
Opmerking: U kunt menuregels openen door op de + (of map) te klikken. Door op de - te klikken sluit u de menuregel. Klikken op de tekstregel selecteert de regel voor eventueel wijzigen of verwijderen. 80
Otc voor Windows - Bestand
Door gebruik te maken van [X] Automatisch snel toevoegen uit adrestabel, wordt na het dubbel klikken een adres automatisch aan de geselecteerde menuregel toegevoegd. Het is ook mogelijk om menuregels te kopieren en eventueel te plaatsen in een menu van een andere installatie.
Opmerking: Menu's kunnen ook via het kladblok worden aangepast. Hiervoor is echter wel kennis van het gebruik van de menutoepassing vereist. Maak altijd eerst een kopie van de originele gegevens voordat u het Kladblok gaat gebruiken. 81
Programma handleiding
BESTAND - INSTALLATIES - GRAFISCH Op een zelfde wijze als het maken van menu's voor presentatie van adressen, kunnen ook menu's voor de presentatie van grafische beelden worden gemaakt.
Indien een regel voor Presentatie wordt toegevoegd, dient de naam van het gewenste BMPbestand te worden ingegeven. Otc voor Windows gebruikt standaard Grafische presentaties in het BMP-formaat. Met behulp van Openen kan een naam uit de directory van de installatie worden gekozen. Grafische tekeningen mogen in principe elk formaat zijn. Echter, bij gebruik van een beeldscherminstelling van 640x480 pixels, dient u er wel voor te zorgen dat de presentatie binnen het Windows venster past. Anders valt een klein deel van de presentatie buiten het scherm. Een formaat van 630x430 pixels past precies binnen het venster. Stretchen:
Hierbij maakt het niet uit hoe groot de presentatie is, deze wordt passend gemaakt voor het Otc-scherm. Wel dient u rekening te houden, dat in geval van verkleinen, er details op de tekening verloren kunnen gaan! Subscherm: Hiermee geeft u aan dat de presentatie niet direct zichtbaar moet zijn en bijvoorbeeld wordt gebruikt als een tweede scherm, over een gewone presentatie heen. Deze vorm geeft standaard een kleiner venster. Mx: Hierbij zal het scherm automatisch worden gemaximaliseerd. Een 640x480 pixels presentatie zal daarbij horizontaal worden gecentreerd. 82
Otc voor Windows - Bestand
Nadat een presentatieregel is toegevoegd of na een selectie in het overzichtscherm, kan de presentatie met behulp van Indelen verder worden bewerkt. Het aangegeven BMP-bestand wordt gelezen en er verschijnen een aantal menu-mogelijkheden. Indien het bestand niet aanwezig is, kan het programma Paint worden gestart. Hiermee kan een nieuwe presentatie worden getekend. Ook kan (met Windows-95), indien het bestand niet gevonden is, een PCX-presentatie van het Otc voor Ms/Dos worden geconverteerd naar een BMP-formaat. Na het beëindigen van het tekenprogramma en het Opslaan, kan de presentatie opnieuw worden gelezen door in de menuregel Algemeen op Opnieuw Lezen te klikken.
Er kan gebruik worden gemaakt van een viertal basis presentaties. Deze kunnen worden geselecteerd indien aanwezig in de default systeemmap \Program Files\Otc\Id0000 (standaard map HOST, zie ook Otc.ini).
OTC TIP:
Gebruik voor nieuwe presentaties bestanden het type JPG. Hierdoor blijven de bestanden klein en kunnen projecten gemakkelijk worden overgebracht naar een andere computer. Plaats alle bestanden die bij een bepaald project horen (informatie, ingevoegde images, projectfoto's, enzovoorts) in de map van het project (\Program Files\Otc\Idnnnnn). Hierdoor kunnen andere gebruikers ook over deze bestanden beschikken.
83
Programma handleiding
INDELEN Het principe is eenvoudig: er wordt gebruik gemaakt van een image waarop verschillende velden kunnen worden geplaatst. Met behulp van Nieuw [Image] of F4 wordt een veld voor een image (grafisch bestand) geplaatst.
Later wordt aangegeven welke image u hiervoor wilt gebruiken.
Met behulp van Nieuw [Dataveld] of F5 kan met behulp van de muis een nieuw veld ergens op de presentatie worden geplaatst. Deze velden worden gebruikt om datapunten van de Otcunit of onderstations te presenteren.
Later wordt aangegeven welke adres u hiervoor wilt gebruiken.
Met Nieuw [Knop] of F6 wordt een nieuwe knop geplaatst. Met behulp van een knop kunt u een andere presentatie starten en andere acties uitvoeren.
Later wordt aangegeven welke actie u hiervoor wilt gebruiken.
Met behulp van Eigenschappen of F3 kunnen, door daarna te klikken op het gewenste veld, eigenschappen van een veld of knop worden ingegeven. 84
Otc voor Windows - Bestand
INDELEN - EIGENSCHAPPEN Een image kan zowel statisch als dynamisch worden getoond. Indien [X] Dataveld wordt aangevinkt (voor dynamisch gebruik), kan een tabelnaam worden ingegeven en zal afhankelijk van de status 0 of 1 een andere image worden getoond. Hiermee kan bijvoorbeeld een klep open/dicht of ketel hoog/laag brandend grafische worden getoond.
Er is een verschil tussen het indelen van een Dataveld en een Knop. Een dataveld kan ook worden gebruikt om een bepaalde knopaktie uit te voeren, bijvoorbeeld door op een (transparant) deel van de installatie te klikken een andere presentatie te starten. In het geval van een dataveld kan een Tabelnaam worden ingegeven. Hierbij dient het vakje voor Knopfunktie niet te worden aangeklikt. Tijdens telecommunicatie (on-line) wordt van een dataveld de waarde en de presentatievorm weergegeven zoals dat bij de adrestabel is bepaald. Door Omschrijving aan te geven, wordt tijdens de presentatie slechts de omschrijving van het adres getoond. De gegevens zullen dan niet uit het onderstation worden gelezen. Indien de Knopfunktie wordt aangezet [X], kan aan een dataveld de functie van een knop worden toegekend. Door hiervan bijvoorbeeld een transparante achtergrond te maken en deze over een installatiedeel van de presentatie te plaatsen, zal tijdens de bediening een handje zichtbaar worden. Hiermee kan een knopaktie (zoals hierna beschreven) worden uitgevoerd. 85
Programma handleiding
De velden kunnen worden aangepast voor wat betreft veldbreedte, veldhoogte en een vooren achtergrond-kleur. Middels de keuze Formaat [0...0.00] of F7 en Formaat [1...9.99] of F8 kan worden geschakeld tussen beide mogelijkheden en kan voor beide situaties een andere voorgrondkleur worden ingesteld. Voor de achtergrondkleur bij een dataveld kan ook de optie transparant (rechts van de kleurenbalk Tr) worden gekozen. Bij het gebruik van een analoge waarde kan een grenswaarde worden ingegeven. Hiermee is het mogelijk om tijdens de presentatie van gegevens on-line, een andere kleur te gebruiken. Bijvoorbeeld een bij een overschrijding van een belangrijke temperatuur wordt de kleur rood. Het omschakelen (testen) tussen beide situaties gebeurt ook met Formaat [0...0.00] of F7 en Formaat [1...9.99] of F8.
! Opmerking: Indien u grafische presentaties aanpast voor gebruikers met een oudere versie van het Otc-programma, zullen bepaalde zaken waarschijnlijk niet goed fucntioneren. Ook kan het tot gevolg hebben dat de presentatie in het geheel niet meer werkt. Zorg ervoor dat andere gebruikers met dezelfde versie (of hoger) werken. 86
Otc voor Windows - Bestand
Bij het indelen van een Dataveld kan gebruik worden gemaakt van de Adrestabel. Hiermee wordt een tabelnaam aan het veld gekoppeld. Indien aan die tabelnaam ook relatie adressen zijn verbonden, kunnen deze tijdens on-line communicatie eenvoudig worden geraadpleegd. Het is bij Tabelnaam ook mogelijk om @DATE, @TIME voor weergave van actuele PC datum en tijd in te geven. Indien @USER wordt gebruikt zal de gebruikersnaam worden weergegeven. Bij @PRNAME, PRADDR, @PRCITY worden de projectgegevens getoond.
Het wijzigen van eigenschappen zal dit direct op de presentatie zichtbaar zijn indien [X] Direct update staat aangevinkt. Indien gebruik wordt gemaakt van Variabel [X], zal de veldbreedte zich bij elke wijziging van de data automatisch aanpassen. 87
Programma handleiding
Door Dimensie aan te geven wordt het veld drie-dimensionaal weergegeven, anders zal de presentatie vlak zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van presentaties met een zwarte achtergrond, zal veelal de dimensie worden uitgezet, hetgeen overeenkomt met de presentatievorm van het Otc-programma voor Ms/Dos. Met behulp van de knop Auto wordt het veld automatisch op de actieve tekstbreedte ingesteld. Met de knop Alles wijzigen worden alle datavelden van de presentatie aangepast aan de actieve instelling, inclusief de veldbreedte, dimensie en eventueel voorgrondkleur. Let wel op dat er verschil bestaat tussen de situatie van een Formaat [0...0.00] of F7 en Formaat [1...9.99] of F8 de status 0 of 1. Bij het wijzigen van de voogrondkleur zullen dan ook beide situaties moeten worden toegepast.
OTC TIP:
Bij gebruik van presentaties met een zwarte achtergrond kan met de knop Alles wijzigen zeer snel een conversie van alle velden worden uitgevoerd. Zet daarbij de Dimensie uit, de voorgrondkleur op wit en de achtergrondkleur op zwart
Indien er wordt gekozen voor het wijzigen van een Knop, dan bestaat de mogelijkheid om een Knoptekst en de naam van een bestand in te geven. Dit kan een bestand van een reeds bestaande en gedefinieerde presentatie of een standaard tekstbestand zijn. Met behulp van knoppen kunnen eenvoudig meerdere grafische presentaties achter elkaar worden gestart en kunnen macro's worden uitgevoerd. Tevens kunnen andere gegevens, zoals bijvoorbeeld wordpad- of notebook-tekstbestanden, worden geraadpleegd. Ook kan met een knop een zogenaamd subscherm worden geactiveerd. Hierbij blijft de huidige presentatie zichtbaar en wordt het subscherm er overheen geplaatst. Dit kan worden gebruikt om op een bepaald deel van de installatie in te zoemen. In een subscherm zijn geen knoppen mogelijk. 88
Otc voor Windows - Bestand
Er zijn verschillende mogelijkheden voor Bestand: 1. Er wordt niets ingegeven; hiermee wordt tijdens on-line de actie Afsluiten uitgevoerd. 2. Er wordt een naam van een andere presentatie ingegeven (formaat BMP, EMF, GIF of JPG); hiermee wordt tijdens on-line de actieve presentatie afgesloten en de aangegeven presentatie geactiveerd. 3. Er wordt een naam van een subscherm ingegeven (formaat BMP, EMF, GIF of JPG); tijdens on-line blijft de actieve presentatie aanwezig en wordt het subscherm er tijdelijk overheen geplaatst. Knoppen zijn in een subscherm niet mogelijk. 4. Er wordt een naam van een Macro ingegeven (formaat MAC). Hiermee kunnen Otccommando's of andere programma's worden uitgevoerd. Het is ook mogelijk om bijvoorbeeld bij een System-91-log/com een Tijdschakelmoduul te activeren. 89
Programma handleiding
5. Er wordt een naam van een .TXT (Kladblok), een .DOC of .RTF (Wordpad) of een .PDF (Acrobat) ingegeven; tijdens on-line kan dit als extra hulptekst (of als tekstverwerker) worden gebruikt. Door op de knop de klikken wordt het betreffende programma uitgevoerd met het aangegeven bestand.
Selectie mogelijkheden voor een Knop bij de keuze Openen.
Een knop kan worden voorzien van een image of icon. Dit bestand dient in de installatie map aanwezig te zijn en wordt aangegeven met @-gevolgd door de naam van het bestand. Met behulp van het trekboxje kan een bestand worden geselecteerd.
OTC TIP:
90
Om een professionele presentatie van de installatie te maken kan bijvoorbeeld een projectfoto worden voorzien van knoppen waarmee een presentatie van een gewenst installatie-onderdeel wordt opgeroepen ofwordt ingezoemd (subscherm). Plaats in de hoofdpresentatie bijvoorbeeld een knop terug [<<] of een knop voor de volgende presentatie [>>] .
Otc voor Windows - Bestand
DE @@@ METHODE Indien een Tabelnaam voor de @@@ methode is gebruikt, waarbij tot 3 Items (bits) van onderstations in één presentatie worden weergegeven, kan op de knop @@@ worden geklikt.
Het is daarna mogelijk om de tekstkleuren aan te passen voor de presentatie. Bijvoorbeeld de melding ALARM in de kleur rood. Gebruik de knop Default voor standaard instellingen. In dit voorbeeld worden 3 items gebruikt voor de verzamelde tekst UIT/LAAG/HOOG/ ALARM. Het is echter ook mogelijk om met 1 of 2 items te werken. Er kunnen maximaal 8 verschillende teksten en kleuren voor elke combinatie worden ingegeven. Selecteer een tekstveld door op de optieknop te klikken en vervolgens op een kleur in de kleurenpalette. Hierbij wordt alleen de voorgrondkleur aangepast. De achtergrondkleur wordt voor alle situatie het zelfde gebruikt.
Opmerking: Het wijzigen van kleuren geldt steeds voor dit @@@ adres, ongeacht in welke presentatie deze nog meer voorkomt. Meer informatie over het ingeven van een @@@ adres leest u bij het onderdeel over de Adrestabel. 91
Programma handleiding
SIMULATIE Het is mogelijk om van de gedefinieerde instellingen een andere waarde te simuleren. Dit gebeurt bij Overzicht en een keuze Formaat [0...0.00] of F7 en [1...9.99] of F8. Hierdoor kan eenvoudig worden gecontroleerd of bepaalde teksten binnen de aangegeven veldbreedte blijven. Ook status-informatie, zoals 0, 1, AAN, UIT, OPEN, DICHT, enzovoorts, wordt hiermee aangegeven.
RASTER Tijdens het plaatsen van de datavelden kan het handig zijn om gebruik te maken van het zogenaamde Raster. Dit is een hulpmiddel waarbij op een snelle een eenvoudige wijze datavelden of knoppen - via muisverplaatsing in de linkerbovenhoek - in één lijn geplaatst kunnen worden. De rasterafstand is 20 pixels! 1. Raster zichtbaar; hiermee zullen vertikale en horizontale lijnen zichtbaar worden, waarmee datavelden of subknoppen kunnen worden uitgelijnd. 2. Raster magnetisch; de velden springen automatisch naar het raster, ook al is het raster niet zichtbaar is.
INSTELLEN VOOR GEBRUIK GRAFISCHE KNOP Als er een installatie is geselecteerd, kan direct met behulp van een knop op het hoofdscherm, een grafische presentatie worden gestart. Hiermee kunt u weer, door gebruik te maken van knoppen en verwijzingen, een volgende presentatie laden. Met deze knop wordt de eerste grafische presentatie uitgevoerd, bijvoorbeeld het gebouwaangezicht!
92
Otc voor Windows - Bestand
Met behulp van het menu Speciaal kunnen veldposities worden aangepast.
Velden corrigeren kan worden gebruikt om bijvoorbeeld veldposities, die gebruikt zijn voor grote lettertypen, naar normale lettertype - of andersom - te wijzigen (Windows instelling).
Velden kunnen worden gesorteerd. Hierdoor zullen bij het uitvoeren van de presentatie, tijdens het on-line bedienen, de velden in horizontale of vertikale volgorde worden gevuld. De presentatie moet na het sorteren worden opgeslagen via Bestand - Opslaan [xxx gesorteerd]. 93
Programma handleiding
TEKENFORMAAT U kunt grafische presentaties op elke afmeting maken. Let op: als het project ook op een andere computer moet worden geplaatst, moet hiervoor dezelfde scherminstelling wordt gebruikt. Verkleinen van een presentatie gaat meestal ten koste van de duidelijkheid (vooral dunne lijnen zullen verloren gaan). Indien u de presentatie bijvoorbeeld binnen het standaard hoofdscherm van het Otc-programma wilt tonen (640 - 480 scherm).
Standaard wordt het programma Paint van Mircosoft gebruikt. U kunt dit echter ook aanpassen in het Otc.ini bestand en wijzigen in een speciaal tekenpakket voor professionele toepassingen. Standaard in Otc.ini: Draw=\Windows\System32\Mspaint.exe
Opmerking: Het is bij het programma Paint mogelijk om eenvoudig PCX-tekeningen in te lezen en te converteren naar BMP- formaat (Bij Windows-98/XP is dat niet meer mogelijk). Het Otc-programma kan gebruik maken van zowel BMP, EMF, GIF en JPG bestanden).
94
Otc voor Windows - Bestand
Gebruik de functie Laatste schermpositie gebruiken om tijdens het bedienen een volgende presentatie op dezelfde plaats te laten beginnen.
of
95
Programma handleiding
BESTAND - INSTALLATIES - MACRO'S Het is mogelijk om per installatie een onbeperkt aantal macro's te definieren. Macro's worden opgeslagen in een speciaal bestand met de extentie .MAC en bevatten een lijst met opdrachten die door het Otc-programma achtereenvolgens kunnen worden afgewerkt. Deze opdrachten kunnen bestaan uit een speciale $-interne macro instrukties, het starten van een extern programma, het uitvoeren van een speciaal Otc-moduul of het uitvoeren van een standaard Otc-commando. Met behulp van het menu Bestand kan een nieuwe macro worden ingegeven, waarna via Opslaan als... deze met een bepaalde naam wordt bewaard. Standaard wordt de naam #nnnnnnn.mac gebruikt (n=volgnummer). Gebruik maximaal 8 tekens voor de macro-naam en altijd de toevoeging .mac!
Het is mogelijk om op twee verschillende manieren macro's uit te voeren. Ten eerste via het menu Telecommunicatie Bediening Speciale Functies en ten tweede via een Knop van een grafische presentatie. 96
Otc voor Windows - Bestand
De regels worden achtereenvolgens uitgevoerd en dienen op volgorde te worden ingegeven. Het is mogelijk om alle regels opnieuw te (her-) nummeren met een waarde van 10, waardoor eenvoudig nieuwe regels kunnen worden tussengevoegd. Een * op de eerste positie van de opdrachtregel wordt voor alleen kommentaar gebruikt. De volgende macro commando's zijn mogelijk: Otc commando
Een directe opdracht, raadpleeg de systeemhandleiding Bijvoorbeeld: A05
$BACKGROUND
Macro in achtergrond uitvoeren
$CLEAR
Macro-scherm schoonmaken
$CLOSE
Communicatiepoort sluiten
$DISPLAY nnnnn/text
Geeft bericht en wacht nnnnn miliseconden [1000 = 1 sec]
$ECHO-OFF
Macro commando niet zichtbaar
$ECHO-ON
Macro commando zichtbaar 97
Programma handleiding
$FOREGROUND
Macro-scherm zichtbaar
$MESSAGE text
Geeft bericht weer en wacht op OK Bijvoorbeeld: Druk op OK om door te gaan
$OPEN
Laatst gebruikte communicatiepoort openen
$SWITCHBACK
Poort openen en terugschakelen [~###~]
$SWITCH-OTC2
Doorschakelen Otc-Com2-X11 en Poort sluiten
$SWITCH-OTC3
Doorschakelen Otc-Com3-Y11 en Poort sluiten
$SWITCH-SPEC
Speciaal voor Optilog-RSX [gebruikt 1200,E,7,1]
$WAITMSEC nnnnn
Wacht nnnnn niliseconden [1000 = 1 sec]
$WRITE tabelnaam=data
Schrijft data naar een Tabelnaam Bijvoorbeeld: $WRITE 001/ACO1=22,5
@CLOCK
Klokmoduul Otc-unit
@EXECUTE application
Extern programma uitvoeren Bijvoorbeeld: $EXECUTE \Windows\Notepad.exe
@RUN
Intern programma uitvoeren Bijvoorbeeld: @RUN TBA Start het moduul Telecommunicatie Bediening Alarmen [TBA]
@SELECT nnnnnnnn
Een installatie selecteren Bijvoorbeeld @SELECT 960000
Voor bepaalde fabrikaten onderstation zijn enkele klokfuncties beschikbaar: @TSMxx adr/TSn
Klokmoduul TSn uitvoeren Bijvoorbeeld: @TSM91 001/TS1
@UZDxx adr
Uitzonderingsmoduul uitvoeren Bijvoorbeeld: @UZD91 001
@VAKxx adr
Vakantiemoduul uitvoeren Bijvoorbeeld: @VAK91 001
98
Otc voor Windows - Bestand
Voorbeeld 1: 001 *Prog uitvoeren 005 $BACKGROUND 020 $ECHO-OFF 030 $SWITCH-OTC3 040 $EXECUTE \Program Files\App\Prog.exe 050 $MESSAGE Terugschakelen 060 $SWITCHBACK
Hierbij wordt de Otc-unit transparant geschakeld (de poort wordt gesloten) en een extern programma gestart. De macro wacht met een melding. Na het beëindigen van de applicatie en het drukken op OK wordt de poort weer geopend en zal de Otcunit weer worden teruggeschakeld uit transparantmode.
Voorbeeld 2: 010 $BACKGROUND 020 $ECHO-OFF 030 $TSM91 001/TS5
Hierbij zal van onderstation 001 het tijdschakelmoduul TS5 zichtbaar worden. Deze macro kan bijvoorbeeld worden gekoppeld aan een knop in een grafische presentatie.
Voorbeeld 3: 010 $WRITE 001/DO3=HOLD 020 $WRITE 001/DO4=HOLD 030 $WRITE 001/DO3=1 040 $WRITE 001/DO4=0
Hierbij worden achtereenvolgens twee uitgangen van een DX9100 in hold-status gezet en geschakeld (DO3 aan en DO4 uit).
Voorbeeld 4: 010 $ECHO-OFF 020 RS1 030 $WAITMSEC 1000 040 $CLOSE 050 @EXECUTE C:\Priva\Start.bat 060 $MESSAGE Terugschakelen 070 $OPEN 080 $WAITMSEC 1000 090 $stop 100 $WAITMSEC 1000 110 stop
Een toepassing waarbij een Micromelder van de firma Rensen met het Otcprogramma wordt bewaakt en wordt bediend met het programma van Priva. Hierbij wordt de installatie via het Otcprograma gebeld.
99
Programma handleiding
BESTAND - GROEPEN Groepen worden gebruikt om bepaalde installaties eenvoudig te kunnen selecteren. Een groep bestaat uit een getal van 01 t/m 99 en een omschrijving.
Installaties kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. Hiermee kunt u tijdens het selecteren van een installatie, snel een keuze maken.
100
Otc voor Windows - Bestand
Bij Instellingen - Systeem en de keuze Opties kan het selectiescherm worden ingesteld voor een bepaalde groep. Bij *** (default instelling) zullen alle groepen worden gebruikt.
Tenslotte kan aan een gebruiker van het Otc-programma ook een groep worden gekoppeld, zodat voor die gebruiker alleen bepaalde installaties kunnen worden bediend.
101
Programma handleiding
BESTAND - POORTEN Communicatie met installaties werkt via poorten. Met behulp van dit programma kan een speciale poortconfiguratie worden ingesteld, welke afwijkend van de Standaard communicatie instellingen kan worden gebruikt. Bij Poort moet een herkenbare naam worden ingegeven voor het Type, de Compoort en overige modeminstellingen. Tijdens het ingeven van de installatiegegevens wordt deze poort gekoppeld. Op deze manier kan eenvoudig per installatie een andere modem, een external ISDN-communicator of ethernetverbinding (TCP/ IP) worden toegepast. Fabrikaat wordt uitsluitend gebruikt voor opmerkingen. Het is tevens mogelijk om vijf Extra AT-commando-regels in te geven. Met behulp van de knop Voorkeur AT... kunnen van bepaalde type modems de voorkeur-instellingen worden overgenomen. Prefix kan gebruikt worden voor het uitbellen, bijvoorbeeld 0W voor het kiezen van een buitenlijn.
102
Otc voor Windows - Bestand
Deze Voorkeur AT... kunnen in de meeste situaties als uitgangspunt worden gebruikt. Het komt echter vaak voor dat modems van een zelfde type toch een andere chipset en/of andere AT-commando's gebruiken. Raadpleeg altijd de meegeleverde modemhandleiding.
Er kunnen voor verschillende toepassingen andere modeminstellingen nodig zijn. Bijvoorbeeld voor bediening wordt naar een installatie gebeld op een vaste baudrate en zonder datacompressie (meestal in verband met up- of down-loaden van programma's in regelaars). Tevens zal een commando voor het negeren van DTR kunnen worden gebruikt om bij het doorschakelen naar een ander programma (zoals WGX9100) de modemverbining in stand te houden. Bij het bewaken echter komt dat alles niet voor en zouden er installaties ontvangen kunnen worden met een verschillende baudrate. Hiervoor kan een aparte poort worden gedefinieerd, waarbij automatisch op de geselecteerde baudrate wordt overgeschakeld. Het gebruik van afwijkende type modems en het vinden van de juiste instellingen kan nogal veel tijd kosten. Het wordt aangeraden om gebruik te maken van een reeds bekend type modem (zoals deze in de lijst voorkomt. Toch geeft dat echter geen garantie dat de modem correct functioneert. Regelmatig worden door de modemfabrikanten wijzigingen in de software aangebracht (doel: internet toepassingen), waarbij geen rekening wordt gehouden met het gebruik op lagere snelheden, zoals in de industrie gebruikelijk is. Gebruik bij voorkeur een modem van het type: Opticom X14. 103
Programma handleiding
Via de knop Info kan enige informatie worden verkregen voor het gebruik van ATcommando's voor een Hayes modem.
Bij gebruik van een modem voor een 'handsfree' spraakverbinding, hoofdzakelijk gebruikt bij het doormelden van meldingen naar een meldpunt Spraak, kunnen speciale modeminstellingen voor VCON-gebruik (voice #VLS=6) ingeven. Let op (!) dat niet bij alle modems deze functie standaard aanwezig is. Sommige modems met voice ondersteunen niet altijd een juiste VCON toepassing. Een modem van het type Dynalink V1456VQE functioneert correct. Bij speciale toepassingen, zoals een ISDN-verbinding, dient een andere instelling te worden gebruikt. Meer informatie vindt u bij de handleiding van de (externe) ISDN-adaptor. Raadpleeg uw modemhandleiding of uw leverancier voor een compleet overzicht van alle ATcommando's en de mogelijkheden van de modem.
104
Otc voor Windows - Bestand
De volgende type poorten kunnen worden gebruikt:
Gsmdm
GSM datamodem (extern) Voor direct ontvangst en snel doormelden van SMS meldingen.
Hayes
Standaard Hayes modem Wordt normaal gebruikt voor standaard communicatie met modems.
Isdnx
ISDN comunicator (extern) Wordt gebruikt voor directe communicatie met Otc-units die voorzien zijn van een ISDN-controller. Communicatie met een gewoon modem is hierbij niet (!) mogelijk.
Local
Lokaal (nulmodemverbinding) Meestal gebruikt voor het inbedrijfstellen en bij een vaste aansluiting.
Print
Printer (driect naar device) Wordt gebruikt bij het bewaken voor afdrukken naar een Otc-poort.
Tcplc
TCP protocol lokaal (ethernet) Voor communicatie via een UDP aangesloten Otc-unit
Tcprm
TCP protocol remote (dial-up) Hetzelfde als Tcplc, maar nu wordt gebruik gemaakt van een inbelverbining van Windows. De naam van de inbelverbining is altijd Idnnnnnn, waarbij nnnnnn het installatienummer van het project is.
Udplc
UDP protocol lokaal (via tcp/ip) - standaard UTP toepassing Wordt gebruikt voor snelle point-to-point communicatie, bijvoorbeeld bij een vaste aansluiting via ethernet voor uitsluitend bedienen.
105
Programma handleiding
BESTAND - BACKUP Dit programma kan worden gebruikt om het Otc-programma, inclusief alle installatiegegevens (ID-mappen) te kopiëren naar een andere lokatie.
De gegevens worden elke keer in een nieuwe map opgeslagen met de naam Otc backup + datum en tijd van de backup.
Opmerking: Gebruik een officieel backup programma / systeem voor het veilig stellen van uw gegevens op een extern medium.
106
Otc voor Windows - Telecommunicatie
TELECOMMUNICATIE - SELECTEREN Met Selecteren wordt bedoeld: het via de modem of ethernet (UTP) kiezen van een installatie en het opbouwen van een on-line verbinding. Om een installatie te selecteren kan op de selectieknop worden geklikt, of via het menu Telecommunicate, de keuze Selecteren.
Er kan nu een keuze worden gemaakt van de ingegeven installaties door in het overzichtvenster op de gewenste regel te klikken. Vervolgens kan met behulp van de knop Selecteren de gekozen installatie worden gebeld. Het is mogelijk om het selecteren te onderbreken. Echter, een opdracht om te Onderbreken zal niet altijd direct reageren. Indien een Otc-unit lokaal is aangesloten, behoort na het selecteren de CD led opgelicht te zijn. Is dat niet het geval, dan is de (nulmodem-) kabelverbinding niet correct. Raadpleeg in zo'n situatie de installatiehandleiding van de Otc-unit.
OTC TIP:
Door te dubbelklikken in het overzichtvenster zal de gewenste installatie direct worden geselecteerd. 107
Programma handleiding
Het is ook mogelijk om een keuzelijst met projectfoto's te gebruiken.
Is er geen projectfoto beschikbaar, dan kan door te klikken op de naam toch worden geselecteerd. Nadat een modemverbinding tot stand is gekomen en er wordt niet in Term-mode (speciale commando mode) geselecteerd, zal de installatie worden gecontroleerd op de volgende zaken: -
of de unit reeds geïnstalleerd is; of het installatienummer juist is; of de gebruiker toegang heeft tot deze unit; of er een mailboxbericht aanwezig is; of de systeeminstellingen van de Otc-unit correct zijn.
Opmerking: Wilt u altijd gebruik maken van projectfoto's, dan kunt u dat aangeven bij Instellingen - Systeem - Opties.
108
Otc voor Windows - Telecommunicatie
EEN NIEUWE OTC-UNIT INSTALLEREN Een nieuwe Otc-unit wordt, indien de gebruiker dat toestaat, volledig automatisch geïnitialiseerd. Hierbij worden de belangrijkste systeemparameters ingevoerd en wordt de datum en tijd van de computer overgenomen, alsmede de gebruikerscode en het toegangswoord van de aangemelde Otc gebruiker. Deze code wordt als een supervisor in de Otc-unit ingevoerd. Later zijn deze gegevens weer eenvoudig te wijzigen. Vervolgens kan de Otc-unit verder worden geconfigureerd.
Het is ook mogelijk om de Otc-unit handbediend te initialiseren. Hiervoor is wel specifieke kennis van de Otc-unit en commando's noodzakelijk. Een speciale handleiding met Otccommando's is op aanvraag leverbaar.
SUCCESVOL GESELECTEERD Als de unit correct geselecteerd is, zal na een paar seconden het selectiescherm verdwijnen (indien de optie "wacht op OK" is uitgeschakeld). Vervolgens zijn in het menu Telecommunicatie twee menuregels Configuratie en Bediening zichtbaar. Hierbij zijn alle functies, van zowel de Otc-unit als die van de aangesloten onderstations, samengebracht. 109
Programma handleiding
SELECTEREN VIA IMAGE MODE Het is mogelijk om, zonder dat er een modemverbinding tot stand wordt gebracht, toch gegevens te controleren en eventueel te wijzigen (niet in onderstations). Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een selectie via Image mode. Indien reeds een image-bestand van de Otcunit is gelezen, wordt deze automatisch gebruikt. Het is ook mogelijk om zonder dat er een image-bestand aanwezig is te selecteren. Dit is vergelijkbaar met de communicatie van een nieuwe Otc-unit. Er kan een nieuw image-bestand worden gemaakt, waardoor geheel off-line een nieuwe unit kan worden geconfigureerd.
Nadat via Image mode is geselecteerd kunnen alle Otc-instellingen worden gewijzigd en/of worden ingevoerd. Indien gewenst kunnen de gegevens als een standaard Image-bestand worden gelezen (en opgeslagen), zodat later - als de Otc-unit werkelijk on-line is - deze eenvoudig kunnen worden geladen. Indien gegevens in image-mode zijn gewijzigd, zal bij het verbreken van de selectie worden gevraagd om de gegevens te bewaren.
110
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Meer informatie over het lezen en/of wegschrijven van een image-bestand vind u bij het onderdeel Configuratie - Image functies. Omdat er in image-mode geen echte communicatie plaatsvindt, zal bij het opvragen van datapunten meestal de waarde 0 worden weergegeven. Het is uiteraard ook niet mogelijk om gegevens van aangesloten onderstations te lezen.
Opmerking: Indien het Otc-programma in DEMO mode is gestart of er voor de gekozen Otc-unit geen besturingsmoduul aanwezig is, zal automatisch voor selectie middels Image mode worden gekozen.
Door [X] Term-mode aan te klikken, zal na het tot stand komen van de verbining, direct worden doorgeschakeld naar Telecommunicatie - Terminal. Deze functie wordt voor servicedoeleinden gebruikt.
111
Programma handleiding
TELECOMMUNICATIE - TERMINAL Otc voor Windows heeft een eenvoudig, maar zeer handig terminalprogramma. Hiermee kan zowel off-line als on-line (Lokaal, modem of UTP) worden gewerkt. De terminalgegevens worden in een buffer opgeslagen en kunnen eventueel naar het klembord worden gekopiëerd. Bij off-line kan bijvoorbeeld met de modem worden gecommuniceerd. Door het intypen van het commando AT (+Enter) dient de modem OK te antwoorden. Het commando AT&V (+Enter) zal een volledig overzicht van de modeminstellingen geven. Raadpleeg de modemhandleiding voor alle mogelijkheden. Als het Otc-programma on-line is, kan direct met de Otc-unit worden gecommuniceerd. Het commando A05 (+Enter) zal bijvoorbeeld de datum en tijd van de unit weergeven. Meer over Otc-commando's vindt u in de speciale Otc-systeemhandleiding.
Bij gebruik van een seriele poort wordt de Standaard communicatie poort gebruikt.
112
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Systeemherkenning kan gebruikt worden indien de Otc-unit via de terminal is geselecteerd. Hierbij zal de actieve gebruiker en het type Otc-unit worden overgenomen voor de verschillende menu-mogelijkheden.
Elk terminal-commando wordt pas naar de Otc-unit verstuurd, nadat Enter is ingegeven. Indien de Otc-unit in transparantmode staat of wordt gezet via het X11 commando, kan dus niet meer worden teruggeschakeld. Terugschakelen uit transparantmode gebeurt via ~###~X, waarbij geen Enter tussen de ~ en de X mag worden gegeven (meer hierover leest u in de Otcsysteem-handleiding). Om toch te kunnen terugschakelen is een menu-opdracht bij Commando's, de keuze Terugschakelen transparantmode aanwezig.
Opmerking: De poortinstellingen, zoals baudrate en het aantal databits, zijn de standaard Instellingen - Communicatie.
OTC-TIP:
Indien in het overzichtvenster op een reeds gelezen commando-regel wordt geklikt, zal deze naar het commando-veld worden gekopiëerd. Hierdoor kan snel een herhaling van het commando worden uitgevoerd.
113
Programma handleiding
TELECOMMUNICATIE - CONFIGURATIE
Met Configuratie wordt bedoeld; het instellen of parametreren van de Otc-unit. Alle gegevens in de Otc-unit worden intern opgeslagen in het geheugen. Dit geheugen heeft een lithium batterij-backup, waardoor de gegevens bij een spanningsuitval bewaard blijven.
Opmerking: Voor een betrouwbare backup wordt aangeraden om de lithium batterijen om de 4-5 jaar te vervangen (afhankelijk van de omgevingstemperatuur.
Het is mogelijk om de Otc-unit geheel off-line te configureren in de zogenaamde Image-mode. Als de installatie on-line is kan het image-bestand eenvoudig in de unit worden geladen. De menu-keuzemogelijkheden zijn ook afhankelijk van het type unit en de rechten die aan de gebruiker zijn toegekend. 114
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Het configureren is onderverdeeld in een aantal keuzemogelijkheden: - Gebruikers - Telefoongroepen - Analoge ingangen - Scan ingangen - Digitale ingangen ______________________
(alleen bij een Optilog-900/990) (alleen bij een Optilog-SCAN)
-
Alarmscan (alleen bij een unit met onderstations) - Standaard - Extra (alleen V3-units - Peer-to-peer (alleen bij bepaalde units met onderstations) - Standaard - Netwerk (Alleen als Netwerk peer-to-peer is ingeschakeld) - Ontvangen (data naar onderstation) - Verzenden (data naar andere Otc-unit) - Trendopslag - Standaard - Dagopslag - Gbs setfunctie (alleen bij een unit met speciale onderstations) - Kloksynchronisatie (alleen bij bepaalde units met onderstations) - Liftinterface (alleen bij een Liftlog) - Watchdog onderstations (alleen bij een unit met speciale onderstations) - Browsertoepassing (alleen indien de browserfunctie van de Otc-unit actief is) - Regelinstellingen (alleen bij een Optilog-990-SWO) - Bloktijdensturing - Stooklijnsturing - Start/stop beperking - Speciale functies ______________________ - Systeemparameters - Image functies ______________________ -
Onderstations
(alleen bij een unit met onderstations)
115
Programma handleiding
...CONFIGURATIE - GEBRUIKERS Met behulp van dit programma kunnen gebruikers worden toegevoegd, worden gewijzigd of weer worden verwijderd. Afhankelijk van het type Otc-unit zijn een beperkt aantal gebruikers mogelijk, elke met eigen rechten en mogelijkheden.
Door in het overzichtvenster te klikken, kunnen de gegevens van de gewenste gebruiker eenvoudig worden gewijzigd. Het Terugbelnummer kan gebruikt worden om de Otc-unit, direct na het selecteren, automatisch terug te laten bellen. Als u een onjuist telefoonnummer met een terugbelnummer ingeeft, is de Otc-unit niet meer bereikbaar en dient ter plaatste het geheugen te worden gewist! Zorg in het begin altijd voor een tweede gebruiker zonder terugbelnummer en als alles goed functioneert, deze pas verwijderen. Een gebruiker met supervisor rechten heeft alle mogelijkheden. Het is belangrijk dat er tenminste één gebruiker met supervisorrechten aanwezig is. Nadat de Otc-unit de eerste keer is geselecteerd, wordt de aangemelde Otc gebruiker automatisch als een supervisor ingevoerd. 116
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Om automatisch een installatie te kunnen selecteren, dient de gebruikerscode van zowel het Otc-programma als die in de unit het zelfde te zijn. Het kan voorkomen dat u bijvoorbeeld wel in het Otc-programma kunt aanmelden, maar niet in een bepaalde unit.
Opmerking: De mogelijkheden van een gebruiker binnen elke Otc-unit kunnen verschillen per installatie. Ook een onvoldoende toegangsniveau binnen het Otcprogramma kan er voor zorgen dat een bepaalde gebruiker toch geen rechten heeft om een programma-onderdeel uit te voeren.
Indien een installatie on-line is kan door middel van de knop met een andere gebruikerscode en toegangswoord worden aangemeld.
117
Programma handleiding
...CONFIGURATIE - TELEFOONGROEPEN
Afhankelijk van het type Otc-unit kunnen er een aantal telefoongroepen worden ingegeven. Deze telefoongroepen kunnen aan elke alarmsituatie (alarm- of systeemmelding) worden gekoppeld, zodat bepaalde alarmen naar verschillende bewakingsstations kunnen bellen. Bij protocol wordt aangegeven hoe het bewakingsstation de melding gaat verwerken. Bij gebruik van het Otc-programma dient altijd bij protocol A [Algemeen Host] te worden ingegeven.
De mogelijkheden kunnen per unit verschillen -
A [Algemeen Host]
(bij een modem het volledige telefoonnummer) (bij UTP het IP-adres spatie poortnummer)
-
F [Alr. Spec]
(speciaal ALR toepassing)
-
R [Replace na 5x 01]
(na 5 pogingen, automatisch naar telefoongroep 01)
-
S [Sematone 1x bellen]
(alleen bellen, geen herhaling, gebruik wordt afgeraden)
118
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Bij een aantal Otc-units zijn speciale protocollen mogelijk -
L [Lokale poort #3]
(alarmmelding naar de lokale terminal poort #3)
-
N [Netwerk gateway]
(speciale netwerktoepassing via gateway melden)
-
P [Printer poort #3]
(alarmmelding naar seriële printer poort #3)
SMS meldingen -
K [Gsm KPN na 5x T01]
(SMS-melding KPN)
-
V [Gsm Vodafone na 5x 01] (SMS-melding Vodafone) | niet meer vanaf 2004 (!)
Het gebruik van directe SMS-meldingen wordt nadrukkelijk afgeraden omdat geen controle op het juist afhandelen van het bericht plaatsvindt. Raadpleeg uw leverancier over de mogelijkheden van de speciale protocollen.
Melden via UTP (ethernet)
Aan het IP-adres wordt een spatie en het gewenste poortnummer toegevoegd. Bij het programma Otc-bewaken kunnen meerdere poorten worden gebruikt en via Otc.ini kan een bepaald poortnummer vast worden ingesteld. Raadpleeg de handleiding van Otc-bewaken voor meer informatie.
119
Programma handleiding
...CONFIGURATIE - ANALOGE INGANGEN Dit programma-onderdeel kan alleen worden uitgevoerd bij een Optilog-900/990 en dient om de analoge ingangen te configureren. Hierbij wordt aangegeven hoe elke ingang gebruikt moet worden en welk type opnemer er is aangesloten.
Het is mogelijk om één ingang voor de registratie van graaddagen aan te geven. Meestal wordt hiervoor de eerste ingang [buitentemperatuuropnemer] A01 gebruikt. Tevens kunnen Grenswaarden worden vastgelegd, waarbij een grenswaarde over- of onderscheiding (en de Alarmeringsfunctie actief) kan worden gemeld. Het is bij een Optilog-900/990 mogelijk om in groepen van 8 stuks, verschillende opnemer types te configureren. De hardware van Optilog-900/990 dient voor dit type te zijn geconfigureerd. 1 2 3 4 5 6 120
- R&S 2,93 volt / 20 ºC 10.0 mV/ºC - R&S 2,93 volt / 20 ºC 11.4 mV/ºC - 0-10 volt - 4-20 mAmp - PT-100 - NI-1000
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Voor het configureren klikt u op de gewenste analoge ingang in het overzichtvenster. Vervolgens kunt u op de knop Configureren klikken en het volgende scherm verschijnt.
Bij het overzicht ziet u een lijst met alle analoge ingangen, het daarbij toegepaste tabelnummer (opnemer type) en de eventuele schaalverdeling. Dit laatste wordt uitsluitend gebruikt bij een 0-10 volt of een 4-20 mAmp opnemer om een schaalverdeling te maken; bijvoorbeeld 0 volt = -10 ºC en 10 volt = 100 ºC. Voor het wijzigen van de analoge tabel dient u eerst de velden Table, Factor Sclow en Factor ScUp in te geven en vervolgens met OK de gegevens weg te schrijven. Controleer tenslotte of de wijziging correct in het overzicht staat. Het is mogelijk om voor de geselecteerde analoge ingang een offset in te geven. Dit kan zowel positief als negatief zijn. Let wel op het juiste formaat; 000.5 zal een halve graad hoger aangeven en -01.5 geeft de gemeten waarde minus 1.5 graad weer.
OTC TIP:
Bij een Optilog-900/990 kunnen de analoge ingangen ook digitaal (voor het melden van alarmen) worden gebruikt. Hierbij wordt bijvoorbeeld 0-10 Volt omgezet naar -10.0 tot +010.0 met een (boven-) grenswaarde van 000.0. Via het Otc-programma Bewaken kan worden aangegeven dat een waarde boven de 000.0 een status [1] en daaronder een status [0] moet genereren. 121
Programma handleiding
...CONFIGURATIE - SCAN INGANGEN Alleen bij een Optilog-SCAN kunnen Scan Ingangen worden gedefinieerd. De OptilogSCAN zal bij het herkennen van de ingegeven Scantekst Com2 een alarmstatus 01 t/m 32 genereren.
Indien de alarmmelding uit de gescande tekst moet worden overgenomen, kan dit bij Pos. na scantekst en de Lengte melding worden ingegeven. Hierdoor zal de Alarmmelding steeds door de Optilog-SCAN zelf worden aangepast. Scaningang S32 heeft een speciale functie. Bij het uitblijven van een bepaalde melding zal een alarm met statuscode 32 worden gegenereerd. Hierbij dient het aantal uren, waar binnen de tekst moet worden ontvangen (gescand), bij het veld Watchdog (uur) te worden ingegeven.
122
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Indien een Optilog-SCAN-V3 wordt toegepast zijn meer mogelijkheden beschikbaar.
Door middel van Herstel melden[0] kan worden aangegeven of aan een melding een [0] of [1] moet worden toegevoegd. Dit in verband met het al dan niet doormelden van een herstelmelding. Het is mogelijk om een bepaalde tekst (tot maximaal 32 tekens) over te nemen uit de gescande tekst. Hierbij kan een keuze worden gemaakt tussen het overnemen na de scantekst of vanaf het einde van de scantekst een aantal posities terug. Totaal mag de melding maximaal 32 tekens zijn. Bijvoorbeeld bij 11 posities terug mag het aantal posities na de scantekst maximaal 21 zijn (totaal dus 32). Op deze wijze kan bijvoorbeeld (een deel van) de scantekst in de alarmmelding worden verwerkt. Het aantal posities terug mag nooit groter zijn dan de lengte van de scantekst. In dit voorbeeld voor het verwerken van melding uit een NCM van Johnson Controls, wordt na de scantekst 15 posities overgeslagen en worden 32 tekens als alarmmelding doorgegeven. Indien de tekst na de scantekst niet tijdig wordt ontvangen, zal een scanfout in de melding worden weergegeven. S40 kan gebruikt worden om te bewaken op een bepaalde tekst, binnen een bepaalde tijd (in uren). Indien deze melding niet wordt ontvangen, zal een alarm met statuscode 72 worden geactiveerd. 123
Programma handleiding
...CONFIGURATIE - DIGITALE INGANGEN Afhankelijk van het type Otc-unit, zijn enkele digitale ingangen aanwezig. Dit kunnen zogenaamde hardware ingangen zijn of er wordt gebruik gemaakt van software ingangen. Dit zijn digitale punten waarvan met een bepaalde interval data uit de aangesloten onderstations wordt gelezen voor een alarm- of statusmelding.
Ingangsfuncties kunnen als Status, Puls- of Urenteller worden gedefinieerd. Indien een Pulsof Urenteller wordt aangegeven, kunnen extra tellergegevens worden ingevoerd door na het klikken op de gewenste regel in het overzichtscherm, op de knop Instellen te klikken.
Bij het bereiken van de Grenswaarde kan eventueel een alarm worden gemeld. De Factor (delen = :n vermenigvuldigen = xn) en de Presentatie worden gebruikt bij het verwerken. 124
Otc voor Windows - Telecommunicatie
SOFTWARE INGANGEN Een standaard Otc-unit heeft 8 optisch gescheiden digitale hardware ingangen: D01 t/m D08 en 24 stuks digitale software ingangen: D09 t/m D32. Een Otc-unit type -M (System-91-com) heeft alleen de digitale software ingangen: D09 t/m D32. Er zijn echter ook systemen waarbij tot 80 digitale (software) ingangen gebruikt kunnen worden. Zie voor meer informatie de Statuscodes in de Appendix van deze handleiding. Via een speciale Alarmscanlijst kan een adres of item van de aangesloten onderstations worden ingegeven, welke dan als digitale informatie geldt voor deze software ingang. Indien voor de aangegeven Ingang Dnn een Software adres is ingegeven, zal deze worden getoond. Een software ingang mag alleen als Status ingang worden gedefinieerd. Voor speciale toepassingen kan gebruik worden gemaakt van één verzamelalarm, waarbij het Otc-bewakingsprogramma - tijdens het verwerken - een vooraf ingegeven lijst met punten controleert op een eventuele alarmstatus. Op deze wijze is het aantal alarmen dat door het Otcprogramma verwerkt kan worden onbeperkt. Wel vraagt deze toepassing een speciaal programma in DDC-regelaar en/of de installatie (aan/uit schakelen van de alarmbit).
OTC TIP:
Indien alarmen voor een nieuwe Otc-unit moet worden ingevoerd, is de eenvoudigste manier om eerst de alarmscan adressen toe te voegen. Hierbij wordt automatisch een gekoppelde digitale [software-] ingang toegevoegd, waarbij de omschrijving uit de adrestabel wordt overgenomen. Later kunnen deze gegevens gemakkelijk worden gecontroleerd en/of worden aangepast.
Opmerking: Met Contact rustniveau kan worden aangegeven of een ingang N/O of N/C, open of gesloten, gebruikt moet worden. Als bij de Otc-unit een software ingang als N/C wordt gebruikt, zal bij het wegvallen van de communicatie met het onderstation een status 0 worden gezien. Een alarmmelding zal dan volgen (zie ook Alarmscan).
125
Programma handleiding
...CONFIGURATIE - ALARMSCAN - STANDAARD Dit onderdeel is alleen beschikbaar indien een Otc-unit met onderstations wordt gebruikt. Via een lijst van 72 adressen (optioneel 64 extra), wordt met een bepaalde interval de status van een alarm uit het gewenste onderstation gelezen. Hieraan kan een alarmmelding worden gekoppeld aan D09 t/m D80 [software ingangen] via Configuratie Digitale ingangen.
Nadat een nieuw adres aan de alarmscanlijst wordt toegevoegd, wordt gecontroleerd of de overeenkomstige digitale [software-] ingang al aanwezig is. Is dat niet zo, dan kan deze automatisch worden toegevoegd. Hierbij wordt de ingang automatisch als een storingsingang geactiveerd met telefoongroep T01 en de omschrijving uit de Adrestabel. Later kunnen deze gegevens eenvoudig worden gecontroleerd en zonodig worden aangepast. De alarmscaninterval wordt bij bepaalde Otc-units via hardware dipswitches ingesteld. Bij de nieuwe V3-units is dit via de Systeemparameters instelbaar. Het Otc-programma herkent automatisch welk type Otc-unit er wordt gebruikt. Controleer voor een correcte werking even de Systeemparameters ALL (alarmscaninterval).
OTC TIP:
126
Een nieuw adres in de tabel kan heel eenvoudig worden toegevoegd door eerst te klikken op het veld achter Ingang D09..D32 (80), vervolgens op Adrestabel, dan dubbelklikken op de gewenste tabelnaam en tenslotte op Toevoegen.
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Indien een nieuw adres in de alarmscanlijst wordt toegevoegd en de omschrijving is nog niet bekend bij de digitale ingangen aanwezig, kan deze eenvoudig automatisch worden toegevoegd.
Opmerking: Bij elk adres in de alarmscanlijst hoort een omschrijving, zoals deze ook bij digitale ingangen is ingegeven.
127
Programma handleiding
ALARMEN VERZAMELEN Het is voor speciale toepassingen mogelijk om aan één alarmscanadres meerdere alarmen te koppelen of te verzamelen, het zogenaamde Direct [on-line] systeem. Het gebruik hiervan is niet eenvoudig en vraagt, naast het juist configureren van het bewakingssysteem, aanpassingen in het programma van het onderstation. GEBRUIK DIT SYSTEEM ALLEEN INDIEN U GOED OP DE HOOGTE BENT MET DE MOGELIJKHEDEN VAN HET OTC-BEWAKINGSSYSTEEM EN DE PROGRAMMEERFUNCTIES (PLC) VAN HET ONDERSTATION! Het doel is om via het onderstation alarmen te verzamelen en deze bij ontvangst door het Otcprogramma automatisch te decoderen. Het is ook mogelijk om bij ontvangst van een bepaald alarm een aantal andere digitale datapunten te controleren en deze als alarm te verwerken.Bij dit systeem wordt door het Otc-bewakingsprogramma, bij ontvangst van een alarm, een van te voren vastgelegde EXTRA alarmscanlijst gecontroleed. Indien een wijziging van een status wordt aangetroffen, wordt een alarm gegenereerd. Meer informatie over de verschillende bewakingssystemen vindt u bij het Otc-bewakingsprogramma.
Opmerking: Alleen de statuswijziging t.o.v. de laatste keer wordt gemeld, dus altijd herstelmeldingen gebruiken (HEM/1 parameter) anders zal bij een tweede melding geen herkenbare alarmtekst worden gemeld (er is dan door het Otcprogramma immers geen statuswijziging geconstateerd)! Bij het optreden van een volgend alarm zal, indien er een ander actief staat, ook de verzamelconstante (die het alarm in de unit activeert) gedurende de alarmscantijd even van status moeten wijzigen! 128
Otc voor Windows - Telecommunicatie
ALARMEN UIT ONDERSTATIONS Bij bepaalde fabrikaten onderstations wordt gebruik gemaakt van een intern alarmsysteem. Het is in bepaalde gevallen mogelijk om middels een POLL opdracht een algemene afvraag van alarmen in een onderstation uit te voeren. POLL-alarmen kunnen op dit moment worden gebruikt bij de Optilog-RSX en de Optilog-TAX.
Indien gebruik wordt gemaakt van POLL alarmen, dient bij het bewakingsprogramma het @ALARM systeem te worden geactiveerd voor het decoderen van de juiste melding.
129
Programma handleiding
...CONFIGURATIE - ALARMSCAN - EXTRA Deze functie is alleen beschikbaar bij standaard V3-units (niet het -M of -COM model). Hiermee is het mogelijk om 64 extra alarmscan adressen in te geven voor het melden van een direct onderstation alarm.
Het is bij de extra alarmscan niet mogelijk om een vertragingstijd op te geven, wel kan een status N/c (normaal gesloten of normaal open) worden bepaald. 130
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Indien ook herstelmeldingen gewenst zijn, moet de HEM-parameter (zie Systeem-parameters) zijn ingegeven. De melding wordt door de Otc-unit met een statuscode 89 verwerkt en voor een juiste afhandeling dienen alle meldingen bij het bewakingsprogramma te zijn gedefinieerd. De extra alarmscan zal de systeemstatus van de Otc-unit niet activeren indien er geen telefoongroep is ingegeven of als er nog een gebruiker is aangemeld.
Extra alarmscan ingeven bij Otc-bewaken
Meer informatie over het instellen van de extra alarmscan vindt u in de handleiding van het programma Otc-bewaken. 131
Programma handleiding
...CONFIGURATIE - PEER TO PEER
Dit programma-onderdeel is alleen mogelijk indien u een Otc-unit gebruikt waarbij Peer to Peer functies zijn ingebouwd. Er kunnen, afhankelijk van het type Otc-unit, maximaal 64 stuks datapunten (status of analoge waarden) worden overgebracht. De Peer to Peer interval wordt bij bepaalde Otc-units via hardware dipswitches ingesteld. Bij enkele modellen is dit via de Systeemparameters, in combinatie met de alarmscaninterval instelbaar. Het Otc-programma herkent zelf welk type Otc-unit er wordt gebruikt. Het is bij enkele modellen mogelijk om gebruik te maken van wildcards bij het O/S adres waarheen de gegevens geschreven en/of gelezen moeten worden. Hiermee kunnen in groepen van 10, item adressen worden aangegeven. Bijvoorbeeld O/S adres 0*0 betekent 010, 020... 090 en 12* betekent 120, 121... 129. Een toepassing is bijvoorbeeld het verzamelen van een warmtevraag uit een groep naregelingen of een gewenste waarde naar een groep regelaars schrijven.
OTC TIP:
132
Een nieuw adres in de tabel kan heel eenvoudig worden toegevoegd door eerst te klikken op het veld achter Peer to peer Pnn, vervolgens op Van - Adrestabel en te dubbelklikken op de gewenste tabelnaam, nu op Naar - Adrestabel en tenslotte op Toevoegen.
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Bij een Otc-unit die op Ethernet is aangesloten (UTP), kan vanaf versie R2b gebruik worden gemaakt van netwerk peer-to-peer. Deze functie dient wel eerst te worden geactiveerd bij Systeemparameters - Ethernet - Parameters.
133
Programma handleiding
De gegevens worden via een tabel W01 t/m W16 verwerkt. Met behulp van dit moduul worden de gegevens naar het gewenste onderstation geschreven.
Met behulp van dit moduul worden de gegevens van de onderstations via ethernet (UTP) naar de tabel W01 t/m W16 van een andere Otc-unit geschreven.
134
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Voorbeeld van netwerk peer-to-peer OTC-UNIT 000010 (naar andere unit) R01 R02 R03 R04 ... R16
OTC-UNIT 000030 (naar andere unit) R01 R02 R03 R04 ... R16
OTC-UNIT 000030 (naar O/S) W01 W02 W03 W04 ... W16
De gegevens worden naar hetzelfde tabelnummer geschreven.
OTC-UNIT 000020 (naar O/S) W01 W02 W03 W04 ... W16
OTC-UNIT 000020 (naar andere unit) R01 R02 R03 R04 ... R16
Schrijft naar W01 van een andere Otc-unit...
135
Programma handleiding
...CONFIGURATIE - TRENDOPSLAG - STANDAARD Door middel van trendopslag worden de aangegeven datapunten met een bepaalde interval opgeslagen in het geheugen van de Otc-unit. Deze gegevens kunnen via telecommunicatie worden gelezen en in vrijwel elk spreadsheetprogramma worden gebruikt. Het Otc-programma heeft echter zelf ook een eenvoudige presentatiemogelijkheid Otc Grafiek.
De Otc-units met onderstations, zoals de System-91-log/com en V3-units, kunnen tot 48 analoge of digitale kanalen opslaan met een diepte van 936 regels. Bepaalde modellen kunnen worden ingesteld voor het gebruik van 96 kanalen en 468 regels. De V2- en V3-modellen bieden tevens de mogelijkheid om pulstellers van de aangesloten DX9100 onderstations in de trend op te slaan (maximaal 32767 pulsen). Bij telleringangen van onderstations moet achter het O/S item /INT worden ingegeven, anders wordt een onjuiste tellerstand opgeslagen. Via de knop Instellingen kan de Interval,de Starttijd (gelijkloop) en eventueel de Overflow parameter worden ingegeven. Indien trendopslag overflow wordt gebruikt, zal de Otc-unit een alarmstatus 96 genereren bij het vollopen van het trendopslagbuffer. Alle Otc-units (m.u.v. de Optilog-100, -200 en de M-types) beschikken over vrij te definiëren puls- en urentellers. Het is mogelijk om over een periode van maximaal 30 dagen deze tellerstanden op te slaan. Het tijdstip waarop geeft u in met Telleropslag parameter. 136
Otc voor Windows - Telecommunicatie
De opslagcapaciteit van de Otc-unit is afhankelijk van het type, maar in de meeste gevallen ruim voldoende om met behulp van een interval van 15 minuten alle kanalen gedurende een week op te slaan. Het is bij enkele Otc-units ook mogelijk om de (teller-) ingangen van de unit zelf in de trend mee op te slaan. De maximale waarde van de tellerstand is 32676. Een adres van een digitale ingang van de Otc-unit wordt aangegeven met ###/D01 (status) of ###/D01/INT (teller als integer waarde).
OTC TIP:
Een nieuw adres in de tabel kan heel eenvoudig worden toegevoegd door eerst te klikken op het veld achter Ingang A01..A96, vervolgens op Adrestabel en te dubbelklikken op de gewenste regel. Tenslotte wordt door op Toevoegen te klikken de ingang weggeschreven.
137
Programma handleiding
...CONFIGURATIE - TRENDOPSLAG - DAGOPSLAG Bij bepaalde Otc-modellen is het mogelijk om Dagopslag in te stellen. Hierbij wordt elke minuut een trendmeting uitgevoerd en van de laatste dag het gemiddelde per 10 minuten opgeslagen (144 metingen voor 8 kanalen). Enkele Otc-units hebben tevens de mogelijkheid om de absolute (minuut-) meting op te vragen over de laatste 4 uur (240 metingen voor 8 kanalen). Bij een Optilog-900 worden de dagopslagkanalen bij Instellingen ingegeven.
138
Otc voor Windows - Telecommunicatie
...CONFIGURATIE - GBS SETFUNCTIE Hiermee kunnen bij bepaalde Otc-units adressen worden ingegeven voor het 1x per uur uitvoeren van een bitset/reset functie. Dit kan worden gebruikt bij de 9100-DC, DR, TC en TS modules van Johnson Controls om de regelaar in GBS-mode te schakelen.
De Gbs setfunctie is alleen beschikbaar bij een System-91-log/com-V2,vanaf versie R3b. Er kunnen maximaal 32 adressen, eventueel met wildcards, worden ingegeven. Let op: deze items gebruiken een Byte adressering, waarvoor een letter B in plaats van X wordt gebruikt om dit aan te geven.
139
Programma handleiding
...CONFIGURATIE - KLOKSYNCHRONISATIE Dit onderdeel is bij slechts enkele Otc-units mogelijk en wordt gebruikt om o.a. de klok van de aangesloten onderstations met die van de Otc-unit gelijk te stellen. Dit wordt o.a. gebruikt bij IAC-regelaars van Satchwell.
Van elk gewenst onderstation, waarbij de kloksynchronisatie moet worden uigevoerd, wordt het onderstation adres ingegeven. Indien bij een Optilog-SAT relaars van het type IAC zonder Touch-screen zijn aangesloten, wordt elk uur de tijd èn het dagnummer naar de onderstations weggeschreven. Indien wel een Touch-screen is aangesloten, wordt alleen de datum en tijd verstuurd (i.v.m. zomertijdcorrectie) en worden de onderstations automatisch door de Touch-screen bijgewerkt.
140
Otc voor Windows - Telecommunicatie
...CONFIGURATIE - LIFTINTERFACE Deze keuze kan alleen worden gebruikt indien wordt gecommuniceerd met een Liftlog. Deze speciale interface maakt het mogelijk om liftinstallaties op een groot aantal punten te bewaken op alarmmeldingen, aantal ritten en de ritduur. Ook kan er middels een speciale Liftintercom 'met de kooi' worden gesproken. De volgende instellingen worden gebruikt om een digitale ingang van de Liftlog (de ingang van opsluiting) automatisch te koppelen aan een liftintercom, met als doel om bij een optredend alarm en het ontvangen van een inkomend belsignaal - zonder modem - automatisch door te schakelen naar een liftintercom. Hierna kan de servicemonteur direct via de intercom spreken.
De omschrijving van elke lift kan bij Bestand - Installaties - Liften worden ingegeven.
141
Programma handleiding
...CONFIGURATIE - WATCHDOG ONDERSTATIONS Dit is een speciaal programma en wordt slechts bij enkele Otc-units (zoals bijvoorbeeld de Optilog-SAI en Optilog-MLR) gebruikt om te controleren of de PLC correct functioneerd.
Om deze functie te gebruiken dient de PLC van het onderstation met een bepaalde interval een statusbit te wijzigen. In dit voorbeeld Flag 100. Deze interval moet ongeveer 4 x de scan- en peer intervaltijd zijn zoals deze bij de Systeemparameters is ingesteld. Indien de Optilog geen statuswijziging heeft geconstateerd, zal een statuscode 88 worden gegenereerd en worden gemeld aan het Otc bewaken. In dit voorbeeld via telefoongroep 01. Dit gebeurt ook indien er geen goede communicatie met het onderstation is. Bij het overzicht van alarmen kan tevens een totaaloverzicht van alle niet correct functionerende onderstations (PLC's) worden verkregen. Er kunnen maximaal 32 onderstations worden bewaakt.
142
Otc voor Windows - Telecommunicatie
...CONFIGURATIE - SYSTEEMPARAMETERS
De systeemparameters zijn algemene instellingen voor de Otc-unit. De mogelijkheden zijn per Otc-unit verschillend, zoals op het scherm zal worden aangegeven. Systeemfuncties: ALL -
Alarmscan- of alarmscan en peer to peer intervaltijd.
MOD -
Modeminstellingen in de Otc-unit. Gebruik deze systeem parameter uitsluitend in overleg met de leverancier van uw Otc-programma. Onjuist gebruik kan tot gevolg hebben dat de unit niet meer bereikbaar is.
RES -
Hier geeft u bijvoorbeeld een tijd aan waarbij de Otc-unit een dagelijkse reset test en modemcontrole moet uitvoeren (optioneel).
SER -
Servicefunctie, waarbij een digitale ingang van de Otc-unit wordt gebruikt om tijdelijk, totdat de uitlooptijd voorbij is, alarmmeldingen te onderdrukken.
TMO -
Time out. Als gedurende de hier aangegeven tijd geen communicatie plaatsvindt, zal de verbinding worden verbroken. Het is mogelijk dat de Otc-unit al is uitgerust met een highspeed modem waarbij de modem automatisch de verbinding verbreekt indien gedurende 3 minuten geen communicatie is geweest. 143
Programma handleiding
TRY -
Deze tijd wordt gewacht bij het melden van een alarm, voordat de volgende poging wordt gedaan (zet dit op minimaal 180 seconden).
LKL -
Instelling voor het gebruik van de Otc-unit via een nulmodemkabel. Dit wordt hoofdzakelijk gebruikt bij lokaal bewaken (op de modempoort).
HEM -
Indien u tevens een herstelmelding van elk alarm wenst, kunt u dit hiermee aangeven. HEM - Vertraagd kan bij enkele nieuwe modellen worden gebruikt om ook de ingegeven vertragingstijd bij het opkomen van een alarm, te gebruiken voor het herstelmelden.
TSR -
Een functie die wordt gebruikt indien de Otc-unit tijdens normaal bedrijf, na detecteren van CD (communicatie verbinding), transparant moet worden door geschakeld naar het onderstation. TSR - Bij melden uit kan bij enkele nieuwe modellen worden gebruikt om de automatisch transparantschakelfunctie bij het (uit-)bellen niet te gebruiken. Alleen bij het inbellen! Hierdoor zal een Otc-bewakingsprogramma ook eenvoudig transparant geschakelde systemen kunnen ontvangen.
BEW -
Baudrate bewaking aanpassen wordt gebruikt indien bijvoorbeeld een Otcunit op 9600 baud communiceert en moet melden op 2400 baud, zonder gebruik te maken van automatische baudrate detectie van de modem. Deze functie is alleen bij nieuwe Otc-units (V2 vanaf R2e) mogelijk.
Systeemmeldingen: MLD -
De tijd en de telefoongroep voor het melden van een 24-uurs- of paraatmelding.
PWR -
Hier kunt u een telefoongroep ingeven waarheen gemeld moet worden nadat de Otc-unit is ingeschakeld. Dit is geen nulspanningsmelding en wordt alleen gebruikt als de Otc-unit spanningsloos is geweest of indien een zogenaamde watchdog-reset is uitgevoerd. Dit laatste kan duiden op een defect of ernstige (lichtnet-) storing. Indien een nulspanningsmelding gewenst is, dient de Otc-unit met een accu of een batterij-backup te worden uitgerust, waarbij tevens een digitale ingang moet worden geconfigureerd voor een n/c (normaal gesloten) alarm.
144
Otc voor Windows - Telecommunicatie
MBX -
Hiermee kan worden aangegeven of eventuele mailboxmeldingen (van verstellingen) naar de bewakinsgcomputer moeten worden gemeld.
Overige systeemparameters: Tenslotten zijn er speciale parameters welke alleen via commando-mode of ander Otconderdeel ingegeven kunnen worden, zoals bijvoorbeeld: BLK BOF BST INR TOP SPR
-
Trendopslaginterval Trendopslagoverflow melden naar telefoongroep Trendopslag start- synchronisatietijd Installatienummer Telleropslagparameter (wordt alleen bij oudere Otc-units gebruikt) Spreektijdparameter (wordt alleen gebruikt bij een Liftlog)
Opmerking: Tijdens het automatisch installeren, bij een eerste ingebruikname van de Otcunit, worden al een aantal instellingen ingevoerd. Onjuiste instellingen kunnen de werking van de Otc-unit beïnvloeden. Raadpleeg de Systeem-handleiding voor meer informatie over systeemparameters.
Met behulp van de knop Speciaal kunnen enkele bijzonder instellingen worden opgevraagd of eventueel worden gewijzigd, zoals dipswitches en communicatiepoortinstellingen. Met de knop Ethernet kunnen instelling voor het gebruik van ethernet (UTP) worden gedaan. De mogelijkheden zijn afhankelijk van het type Otc-unit.
145
Programma handleiding
Speciaal:
Com3 Bed+Bew / Com3 Transparant [Y11] Als deze diwpsitwch op AAN wordt gezet, zal de Otc-unit niet reageren op binnenkomende commando's. Deze fucntie wordt gebruikt voor transparantgebruik, waar bijvoorbeeld een systeem in aangesloten dat bepaalde data verstuurd. Normaal staat deze dipswich UIT en wordt Com3 gebruikt als extra een bedienpoort. Dipswitch Normaal / Buserror data = 0 kan gebruikt worden indien geen statuswijziging gewenst is bij het wegvallen van de communicatiebus (onderstations). Communicatiepoorten Het wijzigen van communicatiepoorten kan gevolgen hebben voor het functioneren van de Otc-unit en vereist kennis van de aangeloten onderstations. Het wijzigen van instellingen wordt alleen aangeraden in overleg met de leverancier. Wijzigingen overschrijven (na een reset) de dipswitchinstellingen. BACnet Wordt gebruikt om het Source Node adres in te geven bij de MS/TP toepassing. Relais De V3-units (m.u.v. de -M en COM) hebben een relaisuitgang. Deze uitgang kan voor verschillende toepassingen worden gebruikt. 146
Otc voor Windows - Telecommunicatie
0 of 1 - vaste instelling UIT of AAN. 2 - Wordt gebruikt bij een extern modem of ISDN adaptor voor reset (watchdog gebruik). 3 - Voor het activeren van een extern alarm indien de Otc-unit een alarmstatus heeft (statuscode < 90).
Ethernet:
Hiermee kan een Otc-unit die is uitgerust met UTP worden geconfigureerd. Indien de unit nog niet is geconfigureerd, kan met behulp van de knop Default een standaard configuratie worden geladen.
Na het wegschrijven van de gegevens moet de Otc-unit uit- en in worden geschakeld. 147
Programma handleiding
Parameters:
Voor het gebruik van ethernet kunnen enkele instellingen worden gedaan. Zie ook de beschrijving Configuratie en Netwerk peer-to-peer. Bepaalde Otc-units kunnen worden uitgerust met een HTML-pagina voor het direct communiceren met onderstations met behulp van een browser. De mogelijkheden hiermee zijn echter beperkt en deze toepassing wordt alleen voor eenvoudige presentaties gebruikt.
148
Otc voor Windows - Telecommunicatie
...CONFIGURATIE - IMAGE FUNCTIES Alle instellingen in de Otc-unit worden opgeslagen in een RAM met batterijgeheugen. Normaal blijven de gegevens minimaal 4 lang bewaard, ook al staat de unit uit. Het kan echter voorkomen dat een Otc-unit defect gaat, of misschien wordt vervangen door een unit met meer mogelijkheden. Het maken van een Image is dus belangrijk. Hiermee kunnen alle gegevens weer opnieuw in de Otc-unit worden geladen.
Het Image-bestand is een tekstbestand met Otc-commando's. Dit bestand kan ook met andere terminalprogramma's in de Otc-unit worden geladen.Tellerstanden kunnen ook worden verwerkt, maar houdt er wel rekening mee dat bij het schrijven naar de Otc-unit de actuele tellerstanden niet meer zullen kloppen (dit kan apart worden in- en uitgeschakeld). Nadat een image is gelezen, kan met behulp van het overzichtvenster worden gecontroleerd of alles juist is. Ook kan een nieuwe Otc-unit eenvoudig worden geladen met een image van een andere - gelijkwaardige - installatie. Hierdoor hoeft u maar enkele parameters, zoals het installatienummer INR/nnn, aan te passen. Het is mogelijk om na het laden de COM-poorten van de Otc-unit opnieuw te initialiseren (indien afwijkende instellingen worden gebruikt).
Opmerking: Het imagebestand wordt ook gebruikt bij het importeren van de adrestabel. Hierbij worden de definities van de Otc-ingangen en omschrijvingen automatisch verwerkt en in de tabel opgenomen. 149
Programma handleiding
...CONFIGURATIE - CONFIGURATIE ONDERSTATION Voor een aantal fabrikaten biedt het Otc-programma de mogelijkheid om direct gebruik te maken van het configuratieprogramma van de leverancier. Hierdoor is het mogelijk om op een betrouwbare manier programma's in de onderstations te onderhouden.
Indien het programma van de fabrikant niet (juist) is geïnstalleerd, zal de betreffende knop niet gebruikt kunnen worden.
De unit wordt transparant geschakeld, de communicatiepoort van de PC wordt gesloten en vervolgens wordt het gewenste programma gestart. Nadat weer opdracht wordt gegeven om terug te schakelen, wordt de verbinding weer met de Otc-unit tot stand gebracht. Let op dat de modem niet reageert op het wegvallen van DTR (sluiten van de communicatiepoort), want dan zal de verbinding worden verbroken. Gebruik in zo'n geval bij de poortinstellingen het AT-commando &D0. Ook is in veel gevallen het AT-commando &K0 noodzakelijk (meer informatie bij Bestand - Poorten). 150
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Johnson Controls - (W)GX9100 Indien via een System-91-log/com onderstations geconfigureerd moeten worden, kan gebruik worden gemaakt van de Windows koppeling met het (W)GX9100 programma. Als dit programma wordt gestart, kan de System-91-log/com automatisch in transparantmode worden geschakeld, om vervolgens de gebruiker de mogelijkheid te bieden via het (W)GX9100 programma onderstations te Up- of Downloaden. Om deze functie van het WGX9100 programma te kunnen gebruiken moet de System-91-log/ com met een snelheid van 9600 baud zijn geconfigureerd (geen data-compressie)! Het Ms/Dos programma GX9100 programma kan op zowel 2400 als 9600 baud worden gebruikt. De baudrate wordt hierbij automatisch aangepast. Let wel op het juiste versienummer V1 of V2. Raadpleeg de handleiding van het (W)GX9100 programma voor meer informatie. Wilt u alleen programmagegevens aanpassen, dan hoeft u de Transparantmode niet te aktiveren. Tijdens transparantmode liggen namelijk alle interne functies van de System 91log/com stil (geen alarmscan, peer to peer en trendopslag)!
Let op dat de modemverbinding verbroken kan worden indien u gedurende enige tijd geen communicatie voert (dus als het Otc-programma niet meer actief is). Bij sommige units is dat al na 3 minuten! Tijdens normale communicatie wordt door het Otc-programma regelmatig een alarmcheck uitgevoerd, waardoor deze time-out niet automatisch zal worden uitgevoerd. 151
Programma handleiding
Bij het WGX9100-programma bestaat tevens de mogelijkheid om een programma Download naar een bestand uit te voeren. Hierbij wordt een DXF-bestand gemaakt.
Via de mogelijkheid van Configuratiebestand naar N2-bus schrijven (Otc-download) wordt het bestand direct naar het onderstation geschreven. Hierbij kan een keuze worden gemaakt tussen een directe (transparante) communicatie of het gebruik van Otc-commando's. In dit laatste geval worden de gegevens via normale Otc-commando's naar het gewenste onderstation geladen. De interne functies van de System-91-log/com - voor de overige onderstations blijven nu gewoon doorgaan. Het Downloaden kan hierbij, in tegenstelling tot het WGX9100programma, op elke ingestelde communicatiesnelheid. Sommige onderstations dienen na een download 'gereset' te worden.
Opmerking: Indien direct na het starten van het configuratieprogramma (W)GX9100 - met transparantmode aktiveren aan - de modemverbinding wordt verbroken, is waarschijnlijk de modem niet juist geconfigureerd. Plaats de string &D0 (DTR signaal negeren) in het veld Extra AT... bij Instellingen. Raadpleeg ook de modemhandleiding.
152
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Saia Burgess - PG4 of PG5 Bij de Optilog-SAI is het mogelijk om direct transparant door te schakelen naar het PG4 of PG5 programma om daar vervolgens gegevens in de geselecteerde PCD te monitoren of eventueel een nieuwe configuratie weg te schrijven.
153
Programma handleiding
Cenvax - CTR-remote Voor de Optilog-CVX bestaat de mogelijkheid om transparant door te schakelen naar het programma CTR-remote. Wel dient hiervoor de baudrate op 19200 te worden ingesteld.
154
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Kieback & Peter - HRP/LRP/DDC-tools Voor de Optilog-K&P kan worden doorgeschakeld naar LRP/HRP of DDC 3000 tools. Met behulp van dit programma kunnen gegevens uit de onderstations worden gelezen en worden opgeslagen in een P90 bestand. Meer informatie vindt u bij het hoofdstuk Installaties Onderstations
155
Programma handleiding
Moeller - S40 Bij gebruik van de Optilog-MLR kan worden doorgeschakeld naar het Sucosoft S40 programma van Moeller. Het is hiermee mogelijk om het programmma in de PLC aan te passen.
156
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Satchwell - Visisat Bij gebruik van de Optilog-SAt kan gebruik worden gemaakt van het programma Visisat. Hiermee kunnen gegevens worden verwerkt en opgeslagen als een CVS bestand. Meer informatie vindt u bij het hoofdstuk Installaties -Onderstations.
157
Programma handleiding
TELECOMMUNICATIE - BEDIENING
Met de menukeuze Bediening kunnen bedieningsfuncties van de Optilog of System-91-log/ com en de aangesloten onderstations worden uitgevoerd. Hierbij wordt de installatie als één geheel gezien. Het bedienen is onderverdeeld in de volgende keuzemogelijkheden: -
158
Menu's Grafisch Klok Trend Tellers Alarmen Liftintercom
(zelfde als knop in de werkbalk) (zelfde als knop in de werkbalk) (zelfde als knop in de werkbalk) (zelfde als knop in de werkbalk) (alleen voor een Otc-unit met digitale ingangen) (alleen voor Liftlog)
Otc voor Windows - Telecommunicatie
-
Speciale functies - Mailbox - Logboek - Monitoren - Diagnostic - Uitgangen - Transparant - Macro's Supervisor functies - Systeem - Directmode - Lokale bediening - Adrestabel genereren
(alleen bij een Optilog-300 en 900) (alleen voor een Otc-unit met een doorschakelpoort) (alleen voor een supervisor) (alleen bij een unit met onderstations) (optioneel en bij slechts enkele fabrikaten mogelijk) (optioneel en bij slechts enkele fabrikaten mogelijk)
Voordat met behulp van Bediening in de installatie kan worden gekeken met menu's of grafische presentaties, zullen deze eerst met behulp van Bestand en Installaties moeten zijn gemaakt. Het Otc-programma biedt mogelijkheden om belangrijke gegevens, zoals setpointinstellingen of grenswaarden, alleen voor een bepaalde gebruiker te tonen, zonder dat die gewijzigd kunnen worden. Door gebruik te maken van een ander toegangswoord en gebruikerscode, kunnen meer bevoegdheden worden verkregen.
Er kan ook worden aangemeld met een andere gebruikerscode, terwijl er een installatie on-line is. Wel moet die code zowel in het Otc-programma, als in de Otc-unit zijn ingevoerd. 159
Programma handleiding
...BEDIENING - MENU'S
Een menuregel kan eenvoudig worden geopend door op de + of de map te klikken. Er zijn geen beperkingen tot het aantal te openen menu's, houdt u er echter wel rekening mee dat alle geopende menuregels worden gelezen, waardoor niet direct elke verandering zichtbaar zal zijn. Beide leds RD en TD zullen afwisselend knipperen. Dit geeft aan dat er continu gegevens worden gelezen. Alleen wijzigingen t.o.v. hetgeen in het overzichtvenster staat, worden bijgewerkt. Met [X] Direct 'update' zullen de regels direct worden bijgewerkt. Indien gegevens gewijzigd kunnen worden en de gebruiker heeft daartoe ook bevoegdheid, zal een * voor de omschrijving zichtbaar worden. Door op Wijzigen of de menuregel te dubbelklikken, wordt het adres opnieuw gelezen en kunnen gegevens worden aangepast. Ook kunnen uitgangen in HOLD worden gezet om ze vervolgens handbediend aan of uit te schakelen. Bepaalde Otc-units zijn voorzien van een uitgebreide mailbox. Hierin worden de laatste 20 wijzigingen c.q. verstelling, welke via het Otc-programma zijn gemaakt, opgeslagen. Deze gegevens kunnen worden ingezien of kunnen automatisch, na het beëindigen van de telecommunicatie verbinding, naar het centrale bewakingssysteem worden gemeld. In dit laatste geval dient de speciale MBX/Tnn systeemparameter te worden gebruikt. 160
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Wijzigen van een analoge constante bij een System-91-log/com:
Wijzigen van de waarde 12,3 in 22.5 geeft in het mailbox mutatielog overzicht:
De mutatie wordt ook altijd in het Systeemlogboek weggeschreven, ook van Otc-units waarbij geen mailbox mutatielog aanwezig is. Het is mogelijk om na het wijzigen van gegevens tevens een Mailboxbericht in te geven. Hiermee kan bijvoorbeeld worden aangegeven dat u een verstelling heeft uitgevoerd of een pomp handbediend heeft geschakeld. Na het selecteren van de installatie door bijvoorbeeld een collega, zal dit bericht (wat in de Otc-unit wordt bewaard) direct na het aanmelden worden getoond. 161
Programma handleiding
OTC-TIP:
Open alleen menuregels van gegevens die u nodig hebt. Hierdoor worden de gegevens sneller geactualiseerd.
Trendopslag tijdens menu's
Het is mogelijk om tijdens het werken met menu's, ook een Trend on-line op te slaan. Standaard wordt een algemeen trendbestand Tsonline.txt gegenereerd, maar het is ook mogelijk om een ander bestand te kiezen. Met de knop Def. wordt een bestand TSjjmmdd.txt toegepast.
Tijdens het lezen van de trend wordt de knop Grafiek zichtbaar en kan direct het grafiek programma worden gestart. 162
Otc voor Windows - Telecommunicatie
...BEDIENING - GRAFISCH Presentaties bestaan uit grafische (BMP, EMF, JPG of GIF) tekeningen welke zijn ingedeeld met adressen of items welke continu uit de Otc-unit en/of onderstations gelezen worden.
Een presentatieregel kan eenvoudig worden geopend door op de + of de map te klikken. Als op Subschermen wordt geklikt, zullen ook eventuele subschermen zichtbaar worden, welke dan direct gekozen kunnen worden. Het is mogelijk om met behulp van het menu, zoals hierboven aangegeven, een grafische presentatie op te roepen. Ook kan binnen een grafische presentatie met een Knop worden aangegeven dat een andere presentatie geladen moet worden. Indien een Subscherm wordt geladen blijft de huidige presentatie actief, zonder dat gegevens worden gelezen. Hiermee kan bijvoorbeeld een bepaald deel van een installatie worden vergroot (bijvoorbeeld een ketel- of mengregeling) om vervolgens setpoints te tonen en/of te wijzigen. Door de muispointer boven een veld te plaatsen zal het adres en de omschrijving zichtbaar worden. Indien op een bepaald veld in de presentatie wordt gedubbelklikt, kunnen de gegevens gewijzigd worden. Ook hierbij worden, net zoals bij de Menu's, de wijzigingen in het mailbox mutatielog weggeschreven.
OTC TIP:
Door ergens op de presentatie te dubbelklikken wordt het venster in de linkerbovenhoek van het scherm geplaatst. 163
Programma handleiding
Indien meer gegevens van een bepaald adres gewenst zijn, wordt na het dubbelklikken op het dataveld het volgende scherm zichtbaar.
Indien het adres voor wijzigen is toegestaan, kan nieuwe data worden ingegeven. Bij een digitale uitgang eventueel eerst een HOLD- of AUTO-opdracht geven. Als een uitgang handbediend staat (hold conditie), zal dit worden aangegeven met (H). Het is mogelijk om een ander adres te schrijven dan het adres dat wordt gelezen. Meer informatie vindt u in het hoofdstuk over het maken van de adrestabel. Indien ook relatie-adressen zijn gebruikt, kunnen deze met behulp van de knop Relaties worden geraadpleegd.Er kunnen 5 relatie-adressen worden gekoppeld. Het wijzigen en het verwerken in de mailbox en/of het mutatielog gebeurt op een zelfde wijze als bij het wijzigen van één adres. Het adres dient dus beschikbaar te zijn voor de gebruiker en moet zijn ingesteld voor LS om de data te kunnen wijzigen.
164
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Trendopslag tijdens grafisch overzicht
Het is mogelijk om tijdens het werken met menu's, ook een trendbestand op te slaan. Standaard wordt een algemeen trendbestand Tsonline.txt gegenereerd, maar het is ook mogelijk om een ander bestand te kiezen. Met de knop Def. wordt een bestand TSjjmmdd.txt toegepast.
Tijdens het lezen van de trend wordt het menu Trend actief zichtbaar. Hiermee kan direct het grafiek programma worden gestart.
165
Programma handleiding
...BEDIENING - KLOK - SYSTEM-91-LOG/COM Via dit onderdeel kunnen de klokgegevens, van zowel de Otc-unit als die van de aangesloten onderstations, worden gewijzigd.
Door op een regel in het overzichtscherm te klikken wordt een keuze gemaakt. Bij enkele nieuwe modellen van de Otc-units kan het begin en einde van de Zomertijd worden ingegeven. Oudere types hebben een vaste automatische zomertijdinstelling.
166
Otc voor Windows - Telecommunicatie
De klok van een DX9100.
Als een onderstation van het type DX9100 wordt gekozen, kunnen tevens Vak.perioden, Tijd.modulen en bij een System-91-log/com-V2 ook Uitz.dagen worden ingegeven.
167
Programma handleiding
Een DX9100 heeft 8 stuks tijdschakelmodules. Indien deze zijn gedefinieerd bij Bestand en Installaties, dan kan een keuze voor een tijdschakelmoduul worden gemaakt.
De System-91-log/com-V2/V3 heeft een aantal extra mogelijkheden met betrekking tot het verstellen van setpoints per schakelmoment. Het is mogelijk om 8 stuks tijdschakelmodulen te koppelen aan één of meerdere DX9100 stations. Met behulp van dubbelklikken op een gewenst onderstation in het overzichtvenster, kan direct een tijdschakelmoduul worden geladen. In elk klokmoduul is direct af te lezen of deze actief is en of er eventueel een setpointverstelling is uitgevoerd.
Een heel erg handig hulpmiddel is het opslaan van de klokgegevens op de vaste schijf van de computer. Hierdoor kunnen verschillende klokprogramma's worden gebruikt of worden overgenomen van andere installaties. Ook is het mogelijk om vooraf klokprogramma's te maken, zonder deze al direct in de DX9100 te laden (denk hierbij aan het speciale gebruik van bijvoorbeeld vakantie-programma's, overwerk, ouderavonden, enzovoorts). 168
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Alleen bij een System-91-log/com-V2 kan op de knop Speciaal worden geklikt om o.a. een koppeling met een Otc-klok in te geven of te wijzigen.
Deze instellingen mogen alleen door een deskundige gebruiker, zoals een supervisor, worden uitgevoerd. Bij het Setpoint item wordt een direct adres ingegeven, bijvoorbeeld van een analoge constante. De Klok item begintijd vervroegen kan gebruikt worden om de begintijd van een tijdschakelmoduul, welke in de DX-9100 wordt weggeschreven, te vervroegen. Hierbij wordt een direct adres ingegeven, zoals bijvoorbeeld een analoge- of een moduulconstante van een timer om een inschakelactie vroeger te laten beginnen (aanwarmperiode op basis van buitentemperatuur). 169
Programma handleiding
Klokgegevens opslaan.
Klokprogramma's kunnen eenvoudig worden bewaard en onder elke naam (met als default extentie TSM) worden weggeschreven. Wel wordt aangeraden om de standaard klokgegevens onder de door het Otc-programma voorgestelde bestandsnaam #nnntsn.tsm op te slaan. Met behulp van Bestand en Openen kunnen klokmodules van de vaste schijf worden gelezen.
Opmerking: Nadat een bestand is geopend dient deze nog wel, met behulp van de knop Wijzigen, naar de DX9100 te worden weggeschreven!
170
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Uitzonderingsdagen komen in een DX9100 niet voor en worden door de System-91-log/com geactiveerd. Uitzonderingsdagen kunnen gekoppeld worden aan één of meerdere tijdschakelmodules, mits deze gekoppeld zijn aan een Otc-klok.
Indien een uitzonderingsperiode actief is, zal de aangegeven setpoint naar het adres van het gekoppelde tijdschakelmoduul worden geschreven. Tevens wordt het tijdschakelmoduul in de status HOLD gezet via TSnHLD, alsmede AAN geforceerd via TSnOUT. Indien een uitzonderingsperiode is uitgevoerd, wordt bij het venster van het tijdschakelmoduul de tekst Actief/uz-hold zichtbaar.
171
Programma handleiding
...BEDIENING - KLOK - OPTILOG-CVX De bediening van een klok van een Optilog-CVX voor een onderstation van Cenvax.
Bij het onderdeel Installaties - Onderstations worden de Tijd.modulen gedefinieerd. Bij een Cenvax onderstation zijn de Week- en Vakantieklokken gekoppeld aan een software moduul, zoals bijvoorbeeld 001-B of 001-C.
172
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Na selectie van de Weekklok, zoals in dit voorbeeld van module 001-B, kan in stappen van 15 minuten een tijd worden ingegeven.
173
Programma handleiding
Er kunnen per regelmoduul maximaal 8 vakantieperioden worden ingegeven.
174
Otc voor Windows - Telecommunicatie
...BEDIENING - KLOK - OPTILOG-HCS De bediening van een klok van een Optilog-HCS is eenvoudig, omdat hierbij de klok geheel is gebaseerd op adressen. Deze adressen kunnen gemakkelijk in menu's of grafische presentaties worden geplaatst, zodat een bepaalde klok als adres direct aan een installatiedeel is te koppelen.
Een Optilog-HCS gebruikt slechts één onderstationadres $$$. Via het aangesloten onderstation zijn ook alle andere (sub-) stations bereikbaar.
175
Programma handleiding
176
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Afhankelijk van het type onderstation zijn een aantal klokfuncties, zoals bijvoorbeeld Dagprogramma en Uitzonderingsdagen, niet mogelijk.
177
Programma handleiding
...BEDIENING - KLOK - OPTILOG-K&P De bediening van een klok van een Optilog-K&P voor HRP/LRP regelaars van Kieback & Peter.
Per onderstation kan een keuze worden gemaakt. Het is ook mogelijk om de klokmoduuls via een macro toe te passen, waardoor de klokken eenvoudig zijn te bedienen vanuit een grafische presentatie.
178
Otc voor Windows - Telecommunicatie
De Vakantiedagen kunnen per maand worden ingegeven.
Bij het onderdeel Installaties - Onderstations worden de Tijd.modulen gedefinieerd. De LRP regelaar heeft 2 tijdschakelmoduuls en de HRP regelaar heeft 3 tijdschakelmoduuls, elk met 4 schakelperioden. De DDC 3000 heeft een veel groter aantal klokfuncties, waarvan tot maximaal 8 moduuls per regelaar via het Otc-programma kunnen worden gebruikt.
Keuze van Tijdschakelmoduul 1 179
Programma handleiding
Bij de LRP en HRP regelaars zijn uitzonderingsdagen mogelijk.
180
Otc voor Windows - Telecommunicatie
...BEDIENING - KLOK - OPTILOG-PRI De bediening van een klok van een Optilog-PRI voor Compri onderstations van Priva.
Bij het onderdeel Installaties - Onderstations worden de Tijd.modulen gedefinieerd.
181
Programma handleiding
Na selectie van een onderstation kan de weekklok worden aangepast.
182
Otc voor Windows - Telecommunicatie
...BEDIENING - KLOK - OPTILOG-RSX De bediening van een klok van een Optilog-RSX voor onderstations van Sauter.
Tijdschakelmodulen worden bij een Optilog-RSX bij het onderdeel Installaties - Onderstations gedefinieerd. Let op dat altijd een juist bijbehorend Funktieadres wordt ingegeven! 183
Programma handleiding
Bij een RS* onderstation worden klokacties op basis van klokregels met de daarbijbehorende acties uitgevoerd. Elk onderstation heeft maximaal 128 klokregels, waarmee verschillende schakelfuncties kunnen worden uitgevoerd. Deze klokregels worden vooraf gelezen en in het werkgeheugen geplaatst. Het Otc-programma biedt daarna de mogelijkheid om klokconfiguraties aan te passen en deze na het Afsluiten - als één geheel - naar het onderstation toe te schrijven. Meer informatie vindt u in de handleiding van het onderstation.
Indien nieuwe klokregels aan het dagprogramma zijn toegevoegd of zijn verwijderd, kan het wegschrijven van het klokmoduul enige tijd duren, afhakelijk van de complexheid van het gegenereerde tijdprogramma. Indien uitsluitend tijden of acties worden gewijzigd, wordt alleen die wijziging verzonden naar het onderstation.
184
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Er kunnen 10 schakeltijden per functieadres worden ingegeven, elk met een eigen actie. Mogelijk is:
Met behulp van de knop Speciaal kan een functieadres - van het onderstation worden ingegeven waarmee de begintijd van een een klokregel met actiecode 9 (activering) wordt vervroegd.
185
Programma handleiding
Het is ook mogelijk om een Overzicht van alle 128 klokregels op te vragen zoals deze in het onderstation zijn opgeslagen. Let op dat bij het wijzigen van gegevens ook de Funktieadressen met klokgegevens kunnen wijzigen.
186
Otc voor Windows - Telecommunicatie
...BEDIENING - KLOK - OPTILOG-SAI De bediening van een klok van een Optilog-SAI voor PCD onderstations van Saia Burgess.
Er zijn maximaal 8 tijdmodulen met elk 4 weekklokken mogelijk. Tijdmodulen worden gedefinieerd bij Installaties - Onderstations. 187
Programma handleiding
Er wordt uitgegaan van de standaard HVC-klok voor 7 dagen (Clk_W7) en er kunnen maximaal 4 klokmodules tegelijk worden getoond en verwerkt. Omdat de klokgegevens op baisis van een registeradres worden opgeslagen, kunnen ook eenvoudig menu's of grafische presentaties met klokdata worden toegepast (adrestabel Type TD).
Afhankelijk van het aantal gedefinieerde tijdschakelmoduuls, zullen er slechst 1 t/m 4 zichtbaar zijn. 188
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Er wordt uitgegaan van de standaard HVC-jaarvakantiemoduul (Clk_Y8) en er kunnen maximaal 8 perioden worden ingegeven.
OTC TIP:
Door de cursor boven (vet gedrukte) omschrijving van de klok- of vakantiemoduul te houden, wordt het gedefinieerde basis registeradres getoond.
189
Programma handleiding
...BEDIENING - KLOK - OPTILOG-SAT De bediening van een klok van een Optilog-SAT voor IAC onderstations van Satchwell.
De IAC-onderstations maken gebruik van een dag- en een weeknummer.
190
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Bij een IAC 400 kunnen maximaal 4 vakantieschema's worden ingegeven.
De tijdschakelmodulen dienen wel eerst bij de Installatiegegevens te zijn gedefinieerd.
191
Programma handleiding
Bij een IAC-400 zijn geen optimaliseringsmodulen aanwezig. 192
Otc voor Windows - Telecommunicatie
...BEDIENING - KLOK - OPTILOG-TAX De bediening van een klok van een Optilog-TAX voor TA9000 onderstations van Tour & Andersson.
Tijdmodulen worden gedefinieerd bij Installaties - Onderstations. 193
Programma handleiding
Bij een TA9000 regelaar zijn bepaalde tijdkanalen vastgelegd voor een functie, zoals bijvoorbeeld de pomptest voor TCS16.
194
Otc voor Windows - Telecommunicatie
...BEDIENING - TREND Met behulp van dit programma kan de actuele trend (blokopslag) van de Otc-unit worden gelezen en opgeslagen op de vaste schijf van de computer. Deze gegevens kunnen later worden verwerkt. Voor een eenvoudige presentatie kan het Otc-programma Grafiek worden gebruikt. Voor uitgebreide presentatiemogelijkheden kunt u gebruik maken van een Spreadsheet programma zoals bijvoorbeeld Excel. Voor het volledig automatisch periodiek ophalen van trendgegevens kan gebruik worden gemaakt van Otc-bewaken en het daarbijbehorende tijdprogramma. Afhankelijk van het type Otc-unit, kan een keuze worden gemaakt voor het ophalen van de standaard trendgegevens (16, 32, 48 of 96 kanalen). De nieuwste V2 en V3 units bieden een mogelijheid om alleen de gedefinieerde kanalen te lezen. Bij enkele modellen is het mogelijk om een zogenaamde dagopslag (144 metingen voor 8 kanalen - per 10 minuten opgeslagen) te lezen. Sommige modellen hebben een mogelijkheid om van de dagopslag de waarde van elke minuut over de laatste 4 uur weer te geven (240 metingen voor 8 kanalen). Vanaf datum & tijd zijn, bij het opnieuw uitvoeren van deze functie, altijd de laatst gelezen datum en tijd van de trend. T/m datum & tijd is de actuele computer datum en tijd. Het lezen van trendgegevens mag niet onderbroken worden!
195
Programma handleiding
Enkele Otc-units bieden een mogelijkheid om alleen de gedefinieerde trendgegevens te lezen. Indien dit bij de geselecteerde unit mogelijk is, zal deze keuze beschikbaar zijn. Het lezen van een beperkt aantal kanalen zal daardoor sneller verlopen.
Let op dat bij gebruik van een Engelstalige versie van een spreadsheet-programma, de Punt als decimaalteken wordt gebruikt. Het Trend opslagbestand geeft als voorinstelling een bestandsnaam met jaar en maand. Automatisch worden hieraan binnen elke maand gegevens toegevoegd, tenzij u kiest voor overschrijven, dan wordt een nieuw bestand gemaakt. Bij het lezen van dagopslag wordt een bestand met jaar, maand en dag gebruikt, terwijl de voorinstelling een eventueel vorig bestand zal overschrijven.
Opmerking: Het is mogelijk om bijvoorbeeld elke dag automatisch trendgegevens uit de installatie te lezen. Hiervoor kan het tijdprogramma van Otc-bewaken, in combinbatie met periodiek melden worden gebruikt.
De Optilog-SAI Het lezen van gedefinieerde kanalen onderstations is een optie en wordt gebruikt om trendblokken van PCD onderstations (Saia Burgess) volgens de RP standaard (DB Grafiek) te verwerken. Deze blokken kunnen gedefinieerd worden bij Installaties - Onderstations Trendkanalen.
Bij de Optilog-SAI kan per onderstation kan een ander bestand worden gebruikt. 196
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Nadat de trend is gelezen, volgt de verwerking. Het verwerken van de gegevens gebeurt met behulp van de adrestabel. Dit betekend dat met het formaat wordt opgeslagen, zoals deze in de adrestabel bij Type is aangegeven. Met behulp van de knop Grafiek kan een Otc-grafiek programma worden gestart voor een eenvoudige presentatie. Wilt u echter een uitgebreide presentatievorm, dan kan met behulp van de knop Spreadsheet het bijbehorende spreadsheet-programma worden gestart. Middels de regel [Configuratie] Spreadsheet= in het Otc.ini bestand, kan worden aangegeven welk programma gekoppeld moet worden.
Opmerking: De gegevens worden opgeslagen in een standaard ascii-bestand, waarbij de velden door een tab-code (hex 09) worden gescheiden. Dit bestand kan door vrijwel elk spreadsheet-programma direct worden ingelezen. Let op:
Bij het lezen van de trend worden ook de adressen uit de Otc-unit gelezen. Indien de gebruiker onvoldoende rechten heeft, zullen die adressen niet worden verwerkt (Gebruikers groep Parameters in de Otc-unit).
197
Programma handleiding
...BEDIENING - TELLERS Deze functie wordt alleen gebruikt om de actuele tellerstanden van de op de Otc-unit aangesloten digitale ingangen te lezen. Voor het automatisch periodiek ophalen van tellergegevens, dient gebruik te worden gemaakt van het Otc bewakingsprogramma en het daarbijbehorende tijdprogramma.
Bij de uitlezing van pulstelleringang wordt de waarde verwerkt met de deelfactor, zoals bij het configureren is bepaald. Het wijzigen of instellen van tellerstanden (presetten) gebeurt bij het configureren van digitale ingangen, de keuze Instellen. Indien bij Uitlezing geen of een onjuiste waarde wordt weergegeven dient de Factor nog te worden ingegeven. De factor kan een deel- of een vermenigvuldigingsfactor zijn.
Indien op een teller wordt geklikt, is het mogelijk om de dagstanden over een periode van maximaal 30 dagen te lezen. Om dit te kunnen gebruiken dient bij Configuratie - Digitale Ingangen - Instellingen de Telleropslagtijd te zijn ingegeven. 198
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Met behulpvan Bestand - Opslaan als... kunnen de tellerstanden als een standaard txt-bestand worden opgeslagen. Deze gegevens kunnen direct worden verwerkt in bijvoorbeeld Excel.
Opmerking: Indien energiegegevens per uur of nog korter gewenst zijn, kunt u gebruik maken van telleropslag in de Trend. Hierdoor kan een uitgebreide rapportage met betrekking tot energiemanagement worden uitgevoerd.
199
Programma handleiding
...BEDIENING - ALARMEN Als tijdens communicatie een alarm optreedt en u heeft Alarmcheck niet uitgeschakeld, dan zal op het scherm, in de rechter bovenhoek een Alarmbel met een korte tekst verschijnen. U kunt hierop klikken of via het menu Bediening kiezen voor Alarmen.
Bij normaal gebruik van Otc-bewaking komt het accepteren NIET voor. Het Otc-bewaken dient daar voor te zorgen! Toch kan het voorkomen dat een bepaald alarm, tijdens bijvoorbeeld het testen, handmatig moet worden geaccepteerd. Via Systeemstatus en Accepteren wordt alleen een eventueel actief alarm geaccepteerd. Middels Alles vrijgeven worden alle reeds geaccepteerde alarmen weer vrijgegeven. Een alarm welke nog steeds actief is, zal direct weer zichtbaar worden.
200
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Er kunnen verschillende overzichten worden verkregen.
Algemeen Hierbij wordt een overzicht gegeven van alle Otc-alarmen.
Adresfouten in configuratie Hierbij worden alle adressen die gebruikt worden om onderstations te lezen, zoals trendalarmscan, peer, gbs adressen, geconbtroleerd op een alarmstatus.
Watchdog onderstations Hierbij worden de onderstations aangegeven die een watchdog fout hebben geconstateerd. Deze meldingen worden gegenereerd bij een Otc-unit met PLC onderstations, waarbij het functioneren van de PLC wordt bewaakt. Meer informatie vindt u bij Configuratie Watchdog onderstations
201
Programma handleiding
Bepaalde onderstations beschikken zelf over een uitgebreide alarmafhandeling. Indien dit in het Otc-programma is opgenomen, zal de knop Onderstation zijn toegestaan. Hiermee kan een overzicht van onderstationalarmen worden verkregen.
Onderstationstatus- en alarmen bij een Optilog-TAX:
Het is mogelijk om handbediend alarmen uit een TA9000 onderstation te accepteren. Bij normaal gebruik, in combinatie met het Otc-bewakingsprogramma, zal dit echter volledig automatisch in combinatie met de Optilog-TAX worden uitgevoerd.
202
Otc voor Windows - Telecommunicatie
...BEDIENING - LIFTINTERCOM Indien gebruik wordt gemaakt van een Liftlog, dan is het met behulp van dit programma mogelijk om 'met de kooi te spreken'. Wel dient hiervoor de modem te zijn uitgerust met een extern telefoontoestel (bij voorkeur een handset met spraakonderbrekingknop).
De laatst ingegeven spreektijd wordt door de Liftlog bewaard en geldt als default voor de volgende keer.
203
Programma handleiding
...BEDIENING - SPECIALE FUNCTIES - MAILBOX Afhankelijk van het type Optilog of System-91-log/com is hierbij toegang tot het Overzicht mailbox mutatielog. Dit is een overzicht van verstellingen welke via het Otc-programma in onderstations zijn uitgevoerd.
Het mutatielog geeft een overzicht van de laatste 20 verstellingen. Het is mogelijk om deze gegevens automatisch naar het Otc bewakingsstation door te laten geven, waarna het log weer leeg wordt gemaakt. Op deze manier worden dan op één centrale plaats alle verstellingen van de installaties bijgehouden. Via Configuratie - Systeemparameter kan de MBX-parameter voor het melden van verstellingen worden ingegeven. Er kan gebruik worden gemaakt van een speciaal Mutatielogboek (zie Algemeen Mutatieverwerking) Het is mogelijk om een kort Mailbox bericht voor aanmelden in te geven. Deze melding zal direct na het aanmelden in de Otc-unit voor de gebruiker zichtbaar worden. Op deze wijze kunt u bijvoorbeeld het tijdelijk handbediend schakelen van een bepaalde actie meedelen. 204
Otc voor Windows - Telecommunicatie
...BEDIENING - SPECIALE FUNCTIES - LOGBOEK Het Logboek geeft een overzicht van de laatste activiteiten van de Otc-unit. Afhankelijk van het type worden 16 tot maximaal 128 regels opgeslagen.
In dit voorbeeld ziet u dat een nieuwe Otc-unit is geïnstalleerd op 07-02-2006, de datum en tijd was immers nog niet bekend. De datum, tijd en de actieve gebruiker CFJ worden automatisch ingevoerd, waarna wordt aangemeld. De waarde [n] geeft de actuele status van de ingang weer.
205
Programma handleiding
...BEDIENING - SPECIALE FUNCTIES - MONITOREN Monitoren wordt gebruikt om snel een overzicht te krijgen van het functioneren van de Optilog of System-91-log/com.
De led Actief zal regelmatig knipperen. De led Alarm zal uitsluitend oplichten bij een door het Otc-programma gedetecteerd alarm. De leds 01 t/m 08 (of t/m 16 bij een Optilog-300 en Optilog-900) geven de actuele status van alle digitale ingangen weer. Bij een Optilog-300 en een Optilog-900 wordt ook status van de 4 relais-uitgangen zichtbaar. Bij bepaalde Otc-units kunnen met behulp van [X] Bus de onderstations worden gecontroleerd op een correcte communicatie. Er wordt tevens aangegeven welk type onderstation er op de bus wordt aangetroffen. Tevens kan een bepaalde range van onderstation adressen worden opgegeven, waartussen wordt gezocht naar herkenbare produkten. Bij een System-91-log kan een controle voor N2-open devices worden aangezet.
Opmerking: Bij regelmatig voorkomende lees- en/of schrijffouten tijdens Menu's of Grafische presentaties, kan met behulp van monitoren eenvoudig worden gecontroleerd of er communicatiestoringen en/of onjuiste adresseringen worden aangetroffen. 206
Otc voor Windows - Telecommunicatie
...BEDIENING - SPECIALE FUNCTIES - DIAGNOSTIC Voor speciale testdoeleinden kan een zogenaamde diagnostic, systeemstatus 99, in de Otc-unit worden gegenereerd. Hiermee wordt een alarm gesimuleerd en kan deze naar een bepaalde telefoongroep worden gemeld.
Er zijn twee mogelijkheden: 1. U activeert de diagnostic en wacht tot de Otc-unit u heeft teruggebeld. Hierbij heeft u uiteraard eerst een telefoongroep met het nummer waarvan u belt ingegeven. Het kan overigens wel enkele minuten duren voordat de Otc-unit u terugbelt, afhankelijk van de instellingen in de unit (TRY parameter). 2. U activeert de diagnostic en de verbinding wordt beëindigd, waarbij de melding naar een centraal bewakingssyteem wordt gemeld. Let op dat het bewakingssysteem deze melding ook kan verwerken, het installatie-nummer en de gebruikerscode dient dus bekend te zijn.
Opmerking: Een diagnostic melding wordt slechts éénmaal uitgebeld. Dit heeft als reden dat bij het mislukken, als gevolg van bijvoorbeeld een onjuist telefoonnummer en korte wachttijd tot een volgende poging, het niet meer mogelijk is om de unit te benaderen.
207
Programma handleiding
...BEDIENING - SPECIALE FUNCTIES - UITGANGEN Deze functies zijn alleen mogelijk bij een Optilog-300, 900 en 990.
Er zijn 4 micro-relais uitgangen beschikbaar voor het in- en uitschakelen van bepaalde zaken. Via deze functie kunnen uitgangen aan of uit worden gezet. Indien bij Pulstijd een waarde wordt ingegeven, zal de uitgang worden aangezet en na het verstrijken van de ingegeven tijd, weer worden uitgezet. De actuele stand van elke uitgang zal steeds als voorinstelling zichtbaar zijn (zie ook Bediening - Speciale functies - Monitoren).
Opmerking: De Optilog-990 kan gebruik maken van klokmoduuls, waarbij een relaisuitgang wordt gekoppeld aan een tijdschakelmoduul.
208
Otc voor Windows - Telecommunicatie
...BEDIENING - SPECIALE FUNCTIES - TRANSPARANT Indien de Otc-unit is uitgerust met een doorschakelpoort, dan kan met behulp van dit programma op een eenvoudige wijze transparant (met dezelfde baudrate) worden doorgeschakeld om daarna het gewenste programma te starten.
Afhankelijk van het type Otc-unit is een extra doorschakelpoort COM3 - Y11 aanwezig. Hiermee kan, onafhankelijk van de communicatie tussen Otc-unit en de aangesloten onderstations (zoals alarmscan, trendopslag en peer-to-peer), transparant worden doorgeschakeld. Na terugkeer en Afsluiten wordt weer automatisch teruggeschakeld. Het ingeven en eventueel opslaan van het gewenste programma kan alleen door een gebruiker met Supervisor-rechten worden uitgevoerd.
Opmerking: Na het doorschakelen wordt de com-poort van de computer gesloten, zodat deze kan worden geopend door het gewenste programma. Let op dat door het sluiten van de poort ook DTR (naar de modem) wegvalt en dus - indien geen &D0 bij Extra AT is ingegeven - de verbinding wordt verbroken. 209
Programma handleiding
...BEDIENING - SPECIALE FUNCTIES - MACRO'S Macro's bestaan uit een lijst met opdrachten welke achtereenvolgens worden uitgevoerd. Deze macro's kunnen via een knop in een grafische presentatie worden geactiveerd of via het volgende menu:
Meer informatie over alle macro-mogelijkheden vindt u bij Bestand - Installaties - Macro's.
210
Otc voor Windows - Telecommunicatie
...BEDIENING - SUPERVISOR FUNCTIES - SYSTEEM
Deze Supervisor functies worden vanzelfsprekend uiterst zorgvuldig gebruikt. U kunt hiermee de gehele Otc-unit wissen (leegmaken van het geheugen) waardoor alle instellingen verloren gaan. Maak altijd eerst een image! Dit onderdeel is uiteraard alleen toegankelijk voor een gebruiker met supervisor rechten.
Er zijn drie mogelijkheden: 1. Systeem reset
(warme start, het effect is uit- en aanzetten van de Otcunit en de gegevens blijven bewaard)
2. Systeem initialisatie
(het totale geheugen wissen, waarna de Otc-unit geheel opnieuw geïnstalleerd moet worden)
3. Trendopslag geheugen
(wist het trendopslag geheugen en deelt het optimaal in voor een Optilog-900)
4. Installatienummer wijzigen
(hiermee wordt het nummer in de unit alsmede de gegevens van het project op de PC aangepast)
Opmerking: De actie zal pas worden uitgevoerd nadat een speciale toegangscode is ingegeven. Deze speciale toegangscode is: supervisor. 211
Programma handleiding
...BEDIENING - SUPERVISOR FUNCTIES - DIRECT Deze supervisor functies zijn alleen mogelijk bij een Otc-unit waarbij onderstations zijn aangesloten. Hiermee kunnen direct adressen of items in de onderstations worden benaderd. Zowel lezen als schrijven is mogelijk, zonder beperkingen van het toegangsniveau. U bent immers supervisor om dit programma te kunnen uitvoeren.
De gegevens kunnen als elk data type worden gelezen. Maakt u gebruik van de Adrestabel, dan zal veelal automatisch het juiste datatype worden ingevuld. Door bijvoorbeeld gebruik te maken van hexadecimale presentatie kunnen, op een betrekkelijk eenvoudige wijze, eventuele problemen met statusinformatie (bits van datawoorden) worden onderzocht. Er kan ook gebruik worden gemaakt van de standaard Itemlijst (indien beschikbaar). Er wordt met deze Direct mode door het Otc-programma niet gecontroleerd of een adres voor schrijven geschikt is. Pas vooral op bij het schrijven van binaire waarden! Door Tabelcontrole aan te klikken zal een eventueel adres worden vergeleken met de adrestabel en de omschrijving en presentatie hiervan worden getoond.
Opmerking: Indien een Otc-unit met een mailbox mutatielog wordt gebruikt, zullen eventuele gegevens die zijn weggeschreven, ook worden opgeslagen. Hierbij wordt dan het directe item adres genoemd. 212
Otc voor Windows - Telecommunicatie
...BEDIENING - SUPERVISOR FUNCTIES - LOKAAL De supervisor functies voor lokale bediening zijn bij slechts enkele producten mogelijk. Let op (!) dat de unit in transparantmode wordt geschakeld en dus de interne functies (alarmscan, trendopslag en peer-to-peer) van de Otc-unit niet worden uitgevoerd!
Voor een Optilog-HCS:
Via dit bedieningsprogramma kunnen alle adressen en fucnties van het onderstation worden opgeroepen en/of worden gewijzigd. Voor meer informatie over het direct bedienen van het HCS-onderstation wordt u verwezen naar de handleiding van HcSystems.
213
Programma handleiding
...BEDIENING - SUPERVISOR FUNCTIES - ADRESTAB Bij bepaalde fabrikaten onderstations kan gebruik worden gemaakt van de adresgegevens en omschrijvingen welke direct uit het onderstation worden gelezen. Met behulp van dit programma kunnen adrestabel-gegevens worden bijgewerkt en kan eventueel een volledige adrestabel worden gegenereerd. Adrestabel genereren voor Optilog-HCS:
Opmerking: Afhankelijk van de communicatiesnelheid kan het verwerken van alle functiegroepen vele tientalle minuten duren. Een HCS-400 welke op een snelheid van 2400 baud communiceert, genereert ruim 1400 adressen in ongeveer 6 minuten. Let op dat de adrestabel niet te groot wordt; het lezen van alle adressen uit bijvoorbeeld een HCS-410 geeft ongeveer 3000 regels in de adrestabel. Hierdoor kan de verwerking tijdens communicatie onnodig traag verlopen.
MAAK ALTIJD EERST EEN KOPIE VAN DE BESTAANDE GEGEVENS! 214
Otc voor Windows - Telecommunicatie
Adrestabel genereren voor Optilog-CVX:
Bij een onderstation van Cenvax kunnen alle omschrijvingen en formaat types uit de regelaar worden gelezen. Dit dient altijd per software moduul te worden uitgevoerd. Bij de Optilog-CVX-V3 en V3-M wordt gebruik gemaakt van het lezen van een fysiek adres, waardoor de communicatie snel en betrouwbaar verloopt. Zodra een bepaald kanaal wordt gelezen, wordt tevens het fysieke adres bewaard en bij een volgende communicatie gebruikt. Dit adres wordt opgeslagen in een buffer en kan met behulp van de knop Fysiek adresbuffer wissen worden schoongemaakt.
OTC TIP:
Om een beeld te krijgen welke modules er in de onderstations aanwezig zijn, kan eerst m.b.v. monitoren een totaaloverzicht worden opgevraagd.
MAAK ALTIJD EERST EEN KOPIE VAN DE BESTAANDE GEGEVENS! 215
Programma handleiding
TELECOMMUNICATIE - VERBREKEN Via de menukeuze Telecommunicatie, Verbreken kan de verbinding op een correcte wijze worden verbroken. Indien de verbinding met een Otc-unit op een andere wijze wordt verbroken, door bijvoorbeeld gewoon de computer uit te zetten, kan dit mogelijk problemen veroorzaken waardoor de telefoonlijn bezet blijft. Hierdoor kan het voorkomen dat een Otcunit gedurende een bepaalde tijd (time-out) niet meer bereikbaar is. Er kan ook worden verbroken door op de verbreekknop te klikken.
Indien gegevens in de Otc-unit zijn aangebracht, volgt de volgende melding:
Er kan nu eerst een image-bestand (kopie van de gegevens van de Otc-unit) worden gemaakt. 216
Otc voor Windows - Algemeen
ALGEMEEN
Met de menukeuze Algemeen kunnen de volgende programma's worden uitgevoerd: Met Grafisch kunnen diverse grafische toepassingen worden gestart. De keuze Kladblok activeert de Windows kladblok (afhankelijk van de systeeminstellingen). Indien bij de instellingen een standaard spreadsheet is ingegeven, kan deze met behulp van de knop Spreadsheet worden uitgevoerd. Standaard is dat het programma Excel. Het onderdeel Bewaking is optioneel en wordt gebruikt om bepaalde onderdelen van het Otcbewaken uit te voeren. Indien geen Hardware Sleutel voor bewaken aanwezig is kan Otcbewaken in Demo-mode worden gestart. Tijdprogramma's worden hoofdzakelijk gebruikt in het bewakingsprogramma. Het is echter ook mogelijk om gebruik te maken van Handbediening om achtereenvolgens van alle installaties trend- en/of tellergegevens op te halen. Om op een bepaalde vaste datum en/of tijd trendgegevens te verwerken kan de Windows taakplanner of het Otc-bewakingsprogramma worden gebruikt. Mutatieverwerking kan worden gebruikt om een overzicht te krijgen van uitgevoerde verstellingen in de Otc-unit en onderstations van de verschillende installaties. Het Systeemlogboek houdt alle belangrijke systeemgebeurtenissen bij zoals het aanmelden van gebruikers, het selecteren van installaties, het wijzigen van gegevens, enzvoorts. 217
Programma handleiding
ALGEMEEN - GRAFISCH Met behulp van het menu Grafisch kunnen verschillende onderdelen voor trendverwerking worden uitgevoerd.
Elke Otc-unit (met uitzondering van de Optilog-100 en Optilog-200) heeft een mogelijkheid om trendgegevens op te slaan in het geheugen. Met behulp van het Otc-programma kunnen deze gegevens handbediend of automatisch worden opgehaald en opgeslagen op de vaste schijf van de computer. Bepaalde Otc-units zijn uitgerust met een mogelijkheid om tellergegevens op te slaan. Dit kunnen puls- of urentellers zijn. Deze gegevens en die van de eventuele tellers van onderstations kunnen met behulp van het tijdprogramma, bijvoorbeeld dagelijks, worden gelezen en opgeslagen op de vaste schijf van de computer. De volgende programma's werken met de hiervoor genoemde gegevens.
218
Otc voor Windows - Algemeen
...GRAFISCH - GRAFIEK Het programma Grafiek is bedoeld om een eenvoudige presentatie te verkrijgen van de trendgegevens welke gelezen zijn uit de Optilog of System-91-log/com. Voor uitgebreide presentatievormen en rapportage kan gebruik worden gemaakt van een standaard spreadsheet programma, zoals bijvoorbeeld Excel.
Als het programma Grafiek wordt geactiveerd vanuit Bediening, de keuze Trend, dan zal automatisch het aangegeven opslagbestand worden gebruikt. Start u het programma echter vanuit het Otc hoofdscherm, dan dient altijd eerst een bestand te worden ingegeven. Dit gebeurt door op Bestand en Openen te klikken. Hier selecteert u een opslagbestand, zoals dat tijdens het lezen van de trendgegeven is aangegeven. Trendopslagbestanden worden in standaard in TXT-formaat opgeslagen. Deze gegevens kunnen met behulp van het kladblok en vrijwel alle spreadsheet-programma worden gelezen. Bij elk trendbestand behoort een bestand met dezelfde naam en de extentie ADR. Daarin staan de adressen die bij het opslagbestand horen. Tijdens het ophalen van de (laatste) trendopslag worden deze adressen vastgelegd en/of bijgewerkt. 219
Programma handleiding
Er kan een keuze worden gemaakt tussen het openen van een trendbestand en tellers.
Openen Trend:
Trend algemeen Trend RP DB Grafiek Tijd Trend speciaal on-line Trend dagosplag gemiddeld Trend dagopslag absoluut 220
-
standaard trendopslag speciale toepassing SAIA PCD's on-line trendopslag (menu's en grafische presentaties) gemiddelde waarde van 8 kanalen en 144 regels absoluut gemeten waarden van dagopslagkanalen
Otc voor Windows - Algemeen
Openen Tellers:
Bij het openen van Verbuiken wordt het bestand Tellers.txt gebruikt om vervolgens een nieuw bestand Tellers.tmp te genereren met verbruikgegevens per dag. Het bestand Tellers.txt wordt automatisch gegenereerd bij Tijdprogramma’s en/of een periodieke melding.
De verbruiken kunnen per week of maand worden getoond.
221
Programma handleiding
Nadat een bestand is geopend, kan een selectie van de gewenste ingangen worden gemaakt. Ook kan bij standaard trendbestanden (td*.txt en ts*.txt) Vanaf een bepaalde datum en tijd worden geselecteerd. Bij dagopslagbestanden (tg*.txt en ta*.txt) kan alleen vanaf een bepaalde tijd worden ingegeven.
Met behulp van de knop Opslaan kunnen bepaalde kanaalselecties worden bewaard. Hiermee kan een volgende keer snel een bepaalde groep worden geselecteerd. Indien onder de naam Algemeen wordt opgeslagen, zal deze keuze altijd na het activeren worden gebruikt. Met het Aantal datapunten bepaalt u hoeveel trendregels er een eerste keer gelezen moeten worden. Dit kan tijdens het overzicht steeds worden aangepast. Het is mogelijk om bepaalde selecties op te slaan en deze later weer te gebruiken. Indien alleen maar kanaalnummers zichtbaar zijn, kan het zijn dat het bijbehorende adressenbestand of in de adrestabel niet aanwezig is. Toch is het dan wel mogelijk om de gegevens te verwerken. Het is ook mogelijk om trend- of blokopslag-gegevens van het Otc-programma voor Ms/Dos te gebruiken. Het Grafiek-programma zal zelf het juiste formaat kiezen.
222
Otc voor Windows - Algemeen
Nadat een selectie van de kanalen is gemaakt, wordt op OK geklikt.
Met de knoppen ||< (eerste), << (vorige) en >> (volgende) kan snel door het bestand worden gestap. Met <--> (vergroten) kan het aantal datapunten worden gehalveerd en met -><(verkleinen) wordt het aantal datapunten verdubbeld. Met behulp van de knop Selectie kan een andere kanaalkeuze worden gemaakt. Door [X] Auto aan te vinken worden de waarden zo optimaal mogelijk verdeeld over de Y-as.
223
Programma handleiding
Met behulp van het uitschakelen van Auto, kan de grafiek handmatig vertikaal worden ingesteld (zie ook Grafiek - Eigenschappen).
Bij de menu keuze Grafiek zijn de volgende functies mogelijk: -
Tabel Legenda Datum & tijd Statistieken Raster horizontaal Raster vertikaal Achtergrond zwart Simbolen monochrome Eigenschappen
224
(Gegevens in tabelvorm weergeven) (aan/uitzetten van de omschrijvingen) (wisselen tussen alleen tijd en datum/tijd) (extra statistische gegevens in de grafiek) (aan/uitzetten van het horizontale raster) (aan/uitzetten van het vertikale raster) (wisselen tussen zwarte/witte achtergrond) (wisselen voor afdrukken kleur en zwart/wit) (Instellen van de eigenschappen)
Otc voor Windows - Algemeen
De trendgegevens kunnen in grafische vorm of in tabelvorm worden getoond:
Met behulp van Alles kopiëren worden de gegevens naar het klembord gekopieerd en kunnen in andere programma's worden gebruikt.
225
Programma handleiding
Met behulp van Eigenschappen kunnen enkele voorkeurinstellingen worden vastgelegd.
Er kunnen met het Otc-grafiek-programma meerdere kanalen tegelijk worden getoond. Hierbij is het mogelijk om per kanaal een andere kleur in te stellen. Selecteer hiervoor bij Kanaalnummer een nummer van 1 t/m 32. Vervolgens kan de gewenste Kleur worden gekozen. Indien gewenst kan een andere Palette (kleurencombinaties) worden gekozen. Voor de weergave van de Y-as (vertikaal) kan een keuze worden gemaakt om dit automatisch of handbediend in te stellen. Tevens is het mogelijk om het aantal rasterlijnen (horizontale lijnen) te bepalen.
226
Otc voor Windows - Algemeen
Algemeen
Indien een bestand is geselecteerd, kan met behulp van het Kladblok direct gegevens worden gelezen. Is het bestand te groot, dan zal Wordpad worden gebruikt. Het Otc-programma Grafiek zal vaak onvoldoende mogelijkheden bieden voor een professionele presentatie en/of rapportage van de trendgegevens. Het is daarom mogelijk om het geselecteerde bestand automatisch door te geven aan een Spreadsheet programma. Standaard wordt hiervoor het programma Excel gebruikt.
227
Programma handleiding
Algemeen - Kladblok De trendbestanden zijn in een standaard ascii-formaat opgeslagen, waarbij de velden middels een Tab (09h) zijn gescheiden. Standaard worden de volgende bestandsnamen gebruikt: TDjjmm.txt TSonline TGjjmmdd.txt TAjjmmdd.txt
Algemeen per jaar en maand (verzameld/toegevoegd). Standaard on line (of Tsjjmmdd.txt). Dagopslag van jaar, maand en dag. Absolute waarden van jaar, maand en dag.
Elke bestand heeft een bijbehorend bestand T*jjmm*.adr met de werkelijk gelezen itemadressen uit de Otc-unit (geen tabelnaam).
Opmerking: Indien het bestand in het grafiek programma niet is afgesloten, kunnen met behulp van het kladblok alleen gegevens worden gelezen. Wijzigen en Opslaan is dan niet zondermeer mogelijk. 228
Otc voor Windows - Algemeen
Algemeen - Spreadsheet Indien een bestand is geopend zal hiervan een kopie worden gemaakt in het bestand OtcTrend.txt waarmee het externe programma, in dit voorbeeld Excel, zal worden uitgevoerd. Het is ook mogelijk om de trendgegevens direct in te lezen. Bij elk trendbestand hoort een bestand waarin de bijbehorende adresgegevens staan.
229
Programma handleiding
Speciaal - Exporteren Meteo-bestand Het is mogelijk om bijvoorbeeld een buitentemperatuur als een Meteo-bestand te exporteren. Dit is een standaard bestand, welke o.a. door het programma Erbis kan worden gebruikt om 'eigen' Meteo-gegevens toe te passen. Deze functie werkt alleen als Tabel is ingeschakeld.
Indien de tijd wordt omgezet naar GMT wordt één uur van de tijd afgetrokken. Houdt hierbij wel rekening met de tijd van 00:00 uur, welke dan de vorige dag is (andere datum). De laatste instellingen blijven bewaard voor de volgende keer dat u dit programma gebruikt.
Opmerking: Trendrapportage (legionella rapportage) en Projectrapportage kunnen ook vanuit het Otc-hoofscherm worden uitgevoerd en worden hierna beschreven.
230
Otc voor Windows - Algemeen
...GRAFISCH - TRENDRAPPORTAGE Met behulp van trendrapportage kunnen op een eenvoudige manier 8 datakanalen van verschillende projecten tegelijk worden getoond. Hiermee kan bijvoorbeeld het spoelen van doucheruimten i.v.m. legionella worden gecontroleerd (kleppen, temperaturen etc).
Voor elk gewenst project worden de overeenkomstige kanaalnummer (01 t/m 96) ingegeven. De verzamelde gegevens worden afgedrukt. Andere rapportage mogelijkheden kunnen worden uitgevoerd met Projectrapportage of met behulp van o.a. het programma Microsoft Excel. Per kanaal kan een korte omschrijving worden ingegeven.
Dit programma kan ook automatisch via de taakplanner van Windows worden gestart met een parameter voor de gewenste tijd (de datum wordt in dat geval de actuele PC-datum). \Program Files\Otc\Programs\Otcrpt.exe /u:uu:mm 231
Programma handleiding
...GRAFISCH - PROJECTRAPPORTAGE Dit programma wordt gebruikt om trendgegevens van verschillende projecten te verzamelen en grafisch te tonen. De gegevens worden automatisch verzameld en in de map van de HostId opgeslagen (standaard \Program Files\Otc\Id000000).
Per installatie worden een of meerdere trendkanalen aangegeven met daarbij de omschrijving zoals deze in het rapport moet worden weergegeven. Er kunnen maximaal 96 kanalen tegelijk worden verwerkt. Indien [X] Legionella rapport wordt aangevinkt, zal van elke dag alleen de hoogste waarde van het trendkanaal worden opgeslagen. Indien van een bepaalde installatie geen actuele gegevens zijn, wordt dit gemeld:
232
Otc voor Windows - Algemeen
ALGEMEEN - BEWAKEN Het bewakingsprogramma is optioneel en kan alleen functioneren met een daarvoor geschikte Hardware sleutel. Indien deze sleutel niet aanwezig is kan het bewakingsprogramma in DEMO mode worden gestart.
Het menu Activeren start het Otc-bewakingsprogramma. Met behulp van Meldingen kan een overzicht van ontvangen (alarm-) meldingen worden verkregen. Alarmimage wordt gebruikt om een totaal beeld van alle actieve (vergrendelde) alarmen op te vragen. De menu's PopUp en Watchdog worden bij het programma Otc-bewaken gebruikt.
233
Programma handleiding
...BEWAKEN - ACTIVEREN Dit menu wordt gebruikt om het Otc-Bewaken (optioneel) te activeren.
Als de Hardware Sleutel niet geschikt is voor bewaken, kan wel inde DEMO mode worden doorgegaan om te testen. Elk uur wordt dan even herinnert en kan verder worden getest.
234
Otc voor Windows - Algemeen
Het bewakingsprogramma maakt gebruik van de data-base gegevens van het Otcprogramma voor bediening.
Het Otc-bewaken is gebaseerd op een viertal zelfstandig opererende bewakingsmoduuls A, B, C en D, welke apart geconfigureerd kunnen worden. Zo kan bijvoorbeeld worden gekozen voor bewaking van verschillende systemen met één poort en één modem. Ook kunnen eventueel vier verschillende poorten (modems en/of UTP poorten) worden gebruikt, zelfs via een netwerk (LAN) of een modemsharing unit. Voor het doormelden van gegevens naar semafoon, GSM-telefoon (SMS), E-mail, telefax of spraak, kunnen andere poorten worden gebruikt, zodat het bewakingssysteem volledig naar wens van de gebruiker optimaal is te configureren.
Bijvoorbeeld één poort voor Otc-bewaking en een andere poort voor het doormelden. 235
Programma handleiding
Voorbeeld van het bewaken met vier poorten voor verschillende ontvangstsystemen. Het programma Otc-bewaken controleert ook regelmatig de modem en de kieslijn. Voor meer informatie over alle bewakingsmogelijkheden en instellingen wordt u verwezen naar de handleiding van Otc-bewaken.
Opmerking: Het is in veel gevallen ook mogelijk om gegevens van andere systemen te ontvangen. Bijvoorbeeld gegevens vanuit een e-mail (Outlook Express), SMS gegevens van een datamodem, uit bestanden, enzovoorts. Raadpleeg uw leverancier voor meer informatie.
236
Otc voor Windows - Algemeen
...BEWAKEN - MELDINGEN Dit programma wordt gebruikt om een overzicht van ontvangen (alarm-) meldingen te tonen.
Door op een regel in het overzicht te klikken kunnen meer gegevens zichtbaar worden gemaakt.
237
Programma handleiding
...BEWAKEN - ALARMIMAGE Dit programma wordt gebruikt om een overzicht van actieve alarmen van alle aangesloten installaties te tonen. Dit kan alleen worden gebruikt indien deze functie bij Instellingen - Opties is aangegeven. Tijdens het beëindigen van elke verbinding (zowel bedienen als bewaken) wordt een alarmimage gelezen. Hierdoor is steeds het meest recente beeld van alle alarmen zichtbaar.
238
Otc voor Windows - Algemeen
...BEWAKEN - POPUP Dit onderdeel wordt gebruikt in combinatie met Otc-bewaken en dient om alarmmeldingen op het scherm van een gebruiker te tonen.
Meer informatie vindt u in de handleiding van Otc-Bewaken (optioneel).
239
Programma handleiding
...BEWAKEN - WATCHDOG Dit onderdeel wordt gebruikt om via een netwerk het Otc-Bewaken te controleren. Indien het bewaken niet actief is of niet correct functioneert, kan bijvoorbeeld een SMS-melding worden verzonden.
Meer informatie vindt u in de handleiding van Otc-Bewaken (optioneel).
240
Otc voor Windows - Algemeen
ALGEMEEN - TIJDPROGRAMMA'S Tijdprogramma's worden automatisch uitgevoerd tijdens het bewaken. Het is echter ook mogelijk om tijdprogramma's Handbediend uit te voeren. Bijvoorbeeld om op een bepaald moment trendgegevens of tellerstanden van alle installaties te verwerken.
Elke installatie kan apart in de lijst van tijdprogramma's worden toegevoegd. Het melden van statuscode 85 wordt alleen gebruikt tijdens het bewaken om een niet correct geselecteerde installatie te melden. Er kan vervolgens gekozen worden voor het verwerken van Trend en/of Pulstellers. Indien ook voor pulstellers wordt gekozen, dienen deze ook te worden gedefinieerd. Als [X] Mutaties wordt geselecteerd, zullen eventuele verstelling in onderstations automatisch in het mutatielog worden opgeslagen. Indien op Handbediend wordt geklikt zullen achtereenvolgens alle in de lijst voorkomende installatie worden geselecteerd, waarbij gebruik wordt gemaakt van de instellingen zoals deze bij Bestand en Installaties is ingegeven. Het tijdprogramma kan ook een Hostmelding uitvoeren. Hierbij wordt een melding met statuscode 82 gegenereerd. Een ander systeem met het Otc-bewakingsprogramma kan hiermee eenvoudig controleren of de Host-computer actief is. De werking is gelijk aan een periodieke melding (24-uursmelding) van een Otc-unit. 241
Programma handleiding
Het is ook mogelijk om tijdprogramma automatisch op een bepaalde dag een rapport van meldingen te laten genereren. Meer informatie vindt u bij het onderdeel Rapportage. Nadat de standaardinstellingen zijn ingegeven dienen ook de eventuele pulstellers te worden gedefinieerd.
242
Otc voor Windows - Algemeen
Opmerking: Let op: pulstellers van de Otc-unit (###) gebruiken voor de uitlezing een deelof vermenigvuldigingsfactor, zoals deze bij het configureren is ingegeven. Het tijdprogramma kan ook geactiveerd worden door de Taakplanner van Windows-95/98. Dit gebeurt met de volgende opdracht: \Program Files\Otc\Programs\Otctpg.exe /s:auto
Over het plannen van een taak met Windows-XP vind u meer informatie bij Windows Help.
243
Programma handleiding
ALGEMEEN - MUTATIEVERWERKING Dit systeem wordt gebruikt voor het verwerken van mutaties. Hiermee kan een overzicht worden verkregen van wijzigingen en/of verstellingen die gebruikers in de Otc-unit en/of onderstations hebben uitgevoerd. Er zijn twee manieren om het mutatielog van de Otc-unit op het centrale systeem (HOST) te krijgen. Dit kan door gebruik te maken van de MBX-parameter (zie Systeemparameters) of door gebruik te maken van het Tijdprogramma. In het eerste geval zal een Otc-unit zich automatisch bij Otc-Bewaken melden en de mutaties overbrengen, in de tweede geval komt het initiatief vanaf de HOST en zal veelal worden gebruikt als er geen netwerk is of als Otc-Bewaken niet wordt gebruikt. Met behulp van dit programma kan per installatie een overzicht van alle mutaties worden opgevraagd.
Opmerking: Bij Instellingen - Opties kan worden bepaald of het mutatielog na selecteren en voor het verbreken van de communicatie moet worden gelezen. 244
Otc voor Windows - Algemeen
Het is mogelijk om per onderstation een Tabelnaam in te geven . Tijdens het uitvoeren van een mutatie door het Otc-programma, wordt de data van dit adres gelezen en samen met de andere data opgeslagen in het mutatielog. Dit kan bijvoorbeeld gebruikt worden om een revisienummer (code) van de software in het onderstation aan te geven.
245
Programma handleiding
ALGEMEEN - SYSTEEMLOGBOEK Enkele belangrijke handelingen worden in het systeemlogboek vastgelegd. Dit logboek is toegankelijk voor alle gebruikers, maar kan uitsluitend door een gebruiker met supervisor rechten worden gewist.
Er kan een overzicht vanaf een bepaalde datum, per gebruiker en/of per installatie worden verkregen. Ook is het mogelijk om alleen mutaties voor een bepaalde installatie, of door een bepaalde gebruiker uitgevoerd, te tonen. Het logbestand kan ook met het kladblok worden geopend.
OTC-TIP:
Door op een regel in het overzichtvenster te klikken, worden de selectie-velden ingevuld. Hierdoor kan zeer snel naar bepaalde activiteiten worden gezocht.
Opmerking: Dit systeemlogboek wordt uitsluitend gebruikt voor Otc-bediening, het Otcbewakingsprogramma (optioneel) maakt gebruik van een geheel ander logbestand. Meer informatie vindt u in de aparte handleiding.
246
Otc voor Windows - Appendix
AFDRUKKEN Het afdrukken van overzichten is afhankelijk van de ingestelde printer.
Het wordt aangeraden om een lettertype met vaste spatiering te gebruiken. Standaard kiest het Otc-programma het meest geschikte lettertype (font). Indien de keuze Instellen wordt gebruikt, kan de standaard printerinstelling worden gewijzigd. Deze instelling wordt dan tevens de voorkeurinstelling van het systeem.
247
Programma handleiding
WERKEN MET EEN PROJECT Voor speciale toepassingen is het mogelijk om gegevens uit verschillende installaties te verzamelen en tegelijk via menu's of een grafische presentatie te tonen (optioneel). Deze toepassing kan alleen worden gebruikt indien het programma Otc Bewaken op dezelfde PC is geïnstalleerd of dat er verbinding kan worden gemaakt met een bewakingssysteem (HOST). Er wordt gebruik gemaakt van Data loggen bij ontvangst van (alarm-) meldingen. Stap 1:
Nieuwe installatie met een uniek nummer toevoegen met Type PROJECT.
Het telefoonnummer is het nummer van de bewakingscomputer (HOST). Indien geen nummer wordt ingegeven, zal direct gebruik worden gemaakt van de gegevens van de lokale PC.
Stap 2:
Nadat de regel van de (project-) installatie is geselecteerd, kan op de knop Installaties worden geklikt. Het is nu mogelijk om installaties aan een project toe te voegen of te verwijderen. De gedifinieerde installaties zullen worden gebruikt om gegevens op te halen en te presenteren. Gebruik bij voorkeur projectnummers waarbij de laatste 2 getallen uniek zijn, dus bijvoorbeeld eindigen op 00 tot 99. Hierdoor kan later op een eenvoudige manier gebruik worden gemaakt van een tabelnaam, waarbij aan de unieke 2 cijferige code direct een installatie herkenbaar is.
248
Otc voor Windows - Appendix
Stap 3:
Adrestabel samenstellen. Er wordt gebruik gemaakt van de adrestabel van de installatie. Met behulp van Nummer (trekbox) kan gebruik worden gemaakt van de Adrestabel, waarna automatisch een Tabelnaam wordt gegenereerd. Elke tabelnaam kan eventueel naar wens worden aangepast.
249
Programma handleiding
Het is vervolgens mogelijk om op dezelfde wijze als bij een normale installatie, adressen in menu's of grafische presentaties te plaatsen.
Stap 4:
250
Van elke installatie bij Otc Bewaken moet het Data loggen worden gedefinieerd.
Otc voor Windows - Appendix
Hierdoor zullen bij het verwerken van een alarm- of statusmelding (periodieke melding) de gewenste gegevens worden gelezen en lokaal worden opgeslagen. Deze gegevens kunnen nu door de nieuwe installatie met het type PROJECT worden gelezen, waardoor een totaaloverzicht van alle laatste verwerkte statussen en/of waarden wordt verkregen. Met behulp van Telecommunicatie - Selecteren wordt het project geselecteerd en kan naar de Otc Bewakingscomputer (HOST) gebeld worden om de (remote-) gegevens op te halen.
Indien tijdens het overzicht [?] zichtbaar wordt, zijn de gegevens niet door het Data loggen verwerkt. Door op een regel klikken (of bij grafisch overzicht de cursor boven het veld te houden), wordt de datum en tijd van de laatste gegevens getoond.
251
Programma handleiding
Met behulp van Status [1] worden alle meldingen met een aan- of alarmstatus getoond.
Opmerking: Voor meer informatie over de betreffende onderdelen m.b.t. het maken van menu's en/of grafische presentaties wordt u verwezen naar de verschillende hoofdstukken in deze handleiding. Voor het communiceren met meerdere installatie tegelijk via Ethernet (UTP) is een optioneel moduul TopEnd en OtcTop leverbaar. Hiermee kunnen ook meerdere gebruikers tegelijk met dezelfde installatie communiceren. Raadpleeg uw leverancier voor meer informatie.
252
Otc voor Windows - Appendix
TOPEND Het Otc-programma TopEnd (optioneel) is bedoeld voor het communiceren van meerdere installaties tegelijk via UTP (ethernet TCP/IP) en/of voor meerdere gebruikers tegelijk met de zelfde installatie. TopEnd is een uitbreiding op het bestaande Otc-programma en kan alleen in combinatie met Otc-Bedienen worden gebruikt. Er zijn twee verschillende toepassingen: - Direct via UTP (lokaal of via een modem/router) - Remote via een Otc-unit als gateway (analoge inbelverbinding) Kenmerken: - Meerdere installaties of installatiedelen kunnen als één geheel worden gepresenteerd - Meerdere gebruikers kunnen tegelijk gegevens raadplegen (menus' en grafisch) - Er kan gebruik worden gemaakt van de bestaande adrestabel, menu's en presentaties - Alle gekoppelde projecten worden op basis van interval op alarmmeldingen gecontroleerd
000021 Inbelverbinding via PSTN (analoog)
COM2 RS232 RS485
COM1 PSTN
COM3 UTP
Inbelverbinding via ISDN (RAS)
Router PSTN
000022
Enzovoorts...
COM2 RS232 RS485
COM1 UTP
Meer informatie over TopEnd vindt u in de speciale handleiding van Otc-TopEnd. 253
Programma handleiding
HET OTC-PROGRAMMA OP EEN NETWERK Het is mogelijk om het Otc-programma op een netwerk te installeren. De bestanden worden hierbij echter niet geblokkeerd, zodat rekening moet worden gehouden met gelijktijdige mutaties bij de Installatiegegevens. Als eerste wordt het Otc-programma op de server geïnstalleerd in de map \Program Files\Otc. Vervolgens wordt de map gedeeld met een netwerkverbinding (bijvoorbeeld S:). Indien het niet mogelijk is voor netwerkgebruikers om de map \Program Files op de server te benaderen, dient daarvoor eerst een aparte map te worden gedeeld. Bijvoorbeeld een map met de naam \Netwerk.
Beide keuzes aanvinken.
Vervolgens dient deze map te worden gedeeld, zodat alle netwerkgebruikers ook gegevens kunnen wijzigen. 254
Otc voor Windows - Appendix
Vervolgens kan door rechts te klikken op de map Netwerk een Netwerkverbinding worden gemaakt. In dit voorbeeld met de letter S:
Daarna kan de map \Program Files worden gemaakt door rechts te klikken op S: (via deze computer) met behulp van Nieuw en Map. Raadpleeg uw systeembeheerder voor meer informatie over het inrichten van een netwerk. Het Otc-programma wordt tenslotte in de map S:\Program Files\Otc geïinstalleerd. 255
Programma handleiding
Zorg er voor dat het Otc-programma eerst correct functioneert op de Server, voordat u de koppeling met werkstations gaat maken. Werkstations Op elk werkstation moet minimaal Otc Setup worden uitgevoerd. Vanaf R2.8.01 is er een speciale keuze, maar indien een oudere versie wordt gebruikt, kan alleen met het uitvoeren van Setup worden volstaan.
Op de lokale pc wordt alleen een map \Program Files\Otc gemaakt. Tenlotte kan een snelkoppeling naar de server worden gemaakt.
256
Otc voor Windows - Appendix
Het wordt aangeraden om het Otc-programma en bestanden altijd vanaf de server te gebruiken, dit in verband met updates. In de meeste gevallen is het niet noodzakelijk om de Instellingen Bestanden van het Otc.ini bestand aan te passen omdat het standaard uitvoerstation wordt gebruikt. [Instellingen bestanden] Directory=\Program Files\Otc Programs=\Program Files\Otc\Programs Progdata=\Program Files\Otc\Progdata Userdata=\Program Files\Otc\Userdata Soundlib=\Program Files\Otc\Soundlib Trendlib=\Program Files\Otc
Alleen bij het gebruik van hulpprogramma's kan het wenselijk zijn (i.v.m. de snelheid) om een stationsletter in de verwijzing op te nemen. In het volgende voorbeeld, waarbij het lokale station C: wordt gebruikt, moet wel elke gebruiker kunnen beschikken over die toepassing.
[Instellingen toepassingen] Acrobat=C:\Program Files\Adobe\Acrobat 6.0\Reader\AcroRd32.exe Wordpad=C:\Program Files\Windows NT\Bureau-accessoires\Wordpad.exe Kladblok=C:\Windows\Notepad.exe Draw=C:\Windows\System32\Mspaint.exe enz...
Opmerking: Als met verschillende modeminstellingen per werkplek moet worden gewerkt, kan gebruik worden gemaakt van een speciale parameter /P: voor ws1 t/m ws9. Meer informatie vindt u bij het hoofstuk Installeren. Bij het gebruik van het Otc-programma op een netwerk wordt er vanuit gegaan dat er een software toepassingssleutel wordt gebruikt. Is dat niet het geval, dan dient elk werkstation met een hardware sleutel te worden uitgerust.
257
Programma handleiding
EEN NIEUWE OTC-UNIT TOEVOEGEN Hier volgen de stappen die minimaal uitgevoerd moeten worden als een nieuwe Otc-unit (Optilog of System-91-com/log) aan het systeem wordt toegevoegd. Er wordt vanuit gegaan dat deze unit ook via het Otc-programma alarmen moet kunnen ontvangen.
Otc Bedienen 1)
Bestand - Installaties. - Algemene projectgegevens toevoegen (of het toegeleverde project inlezen) Let op het juiste Type en de communicatie Poort (baudrate en modeminstelling). - Eventueel onderstations, adrestabel, menu's en grafische presentaties ingeven, maar dit kan ook later.
2)
De unit inbellen via Telecommunicatie - Selecteren. De datum en tijd van de PC wordt automatisch in de unit geschreven. De actieve PC gebruiker (code + toegangswoord) wordt in de unit weggeschreven als supervisor (onbeperkte rechten).
3)
Afhankelijk van het type Otc-unit moet minimaal het volgende via het menu Telecommunicatie - Configuratie worden uitgevoerd: - Gebruikers - algemene toegangscode voor bewaking toevoegen. - Telefoongroepen - telefoonnummer van de Otc-host computer (bewaken). - Alarmscan - alle speciale produkten (hierbij worden automatisch ook digitale ingangen toegevoegd). - Digitale ingangen - Optilog-200, 230, 300 en 900. - Analoge ingangen - Optilog-900/990. - Systeemparameters - ALL scan (alleen speciale produkten), - 24-uursmelding (tijd en telefoongroep).
4)
Image lezen via Telecommunicatie - Configuratie - Image functies. Dit maakt het indelen van de alarmmeldingen voor het bewaken eenvoudiger.
5)
Selectie verbreken.
258
Otc voor Windows - Appendix
Otc Bewaken 6)
Ingeven van gewenste meldgroepen bij Instellingen - Installaties - Statuscodes. Ook keuze overname of alles melden en eventueel of ook herstelmeldingen [0] moeten worden doorgemeld (werkt alleen als dit ook in de Otc-unit is aangezet). Er wordt hierbij vanuit gegaan dat de meldpunten en meldgroepen reeds zijn ingegeven.
Testen 7)
De Otc-unit inbellen en via Telecommunicatie- Bediening - Speciale functies Diagnostic een testmelding statuscode 99 activeren (keuze telecommunicatie verbreken gebruiken). Eventueel een werkelijke melding genereren d.m.v. de status n/c te wijzigen (en na het actief worden van het alarm deze weer terug te zetten). Het voordeel van een diagnostic melding is dat de Otc-unit deze slechts één keer zal proberen uit te bellen, hetgeen bij een verkeerd telefoonnummer of onjuiste communicatie wel handig is.
259
Programma handleiding
PROBLEMEN OPLOSSEN Tijdens het installeren en het werken met het Otc-programma kunnen er bepaalde problemen optreden. Sommige problemen zijn eenvoudig op te lossen. Raadpleeg ook het betreffende hoofdstuk in deze handleiding.
GRAFISCHE SCHERMEN VERWERKEN GAAT TRAAG Oorzaak1: Computer is niet geschikt voor Windows-95/98/XP [minimaal Pentium 200 Mhz]. Oorzaak2: Het werkgeheugen is te klein [minimaal 32 Mb]. Oplossing: Maak zoveel mogelijk geheugen vrij en gebruik eenvoudige presentaties.
GRAFISCHE PRESENTATIES OTC-MS/DOS PASSEN NIET OP HET SCHERM Oorzaak: Otc voor Windows gebruikt standaard een menubalk boven de presentatie, waardoor presentaties van 640x480 niet meer passen. Oplossing1: De presentatie stretchen of aanpassen via Paint in het formaat 630x430. Oplossing2: Scherminstelling op 600x800 zetten.
KLEURENVERSPRINGENBIJHETWISSELENVANGRAFISCHESCHERMEN Oorzaak: De eigenschappen voor het beeldscherm staan op 16 of 256 kleuren, terwijl er verschillende kleurenpalettes worden gebruikt. Oplossing: Instellen op 16 of 24 bits kleuren.
MODEM BELT NIET UIT Oorzaak: Instellingen Communicatie niet juist of modem (aansluiting) defect. Oplossing: Controleer instellingen, het telefoonnummer en via Telecommunicatie keuze Terminal middels AT [Enter] controleren of OK geantwoord wordt.
MODEM KRIJGT GEEN CONTACT MET DE OTC-UNIT Oorzaak: Instelling van de baudrate niet juist, mogelijk gebruik van high-speed modems. Oplossing: Raadpleeg de modemhandleiding voor de juiste instellingen. Zet bijvoorbeeld auto-baudrate en/of datacompressie detect uit.
MODEMVERBINDING VALT WEG BIJ AKTIVEREN VAN TRANSPARANTMODE Oorzaak: De modem reageert op het wegvallen van het DTR signaal. Oplossing: Plaats &D0 bij de Extra At modeminstellingen. 260
Otc voor Windows - Appendix
GEEN COMMUNICATIE NA TRANSPARANT DOORSCHAKELEN Oorzaak: Het externe programma heeft geen juiste verbinding of handshake. Oplossing 1: Controleer of baudrate van Otc-unit hetzelfde is als die van het externe programma en of de juiste com-poort wordt gebruikt. Oplossing 2: De modeminstellingen (poorten) uitbreiden met &K0.
HET OTC-PROGRAMMA START ALLEEN IN DEMO MODE Oorzaak: Het programma heeft geen Hard of Software sleutel gevonden. Oplossing 1: Hardware sleutel èn driver installeren. Oplossing 2: Software sleutel met het juiste licentienummer installeren.
261
Programma handleiding
STATUSCODES STANDAARD PRODUCTEN St 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16
Omschrijving Analoge ingang #01 Analoge ingang #02 Analoge ingang #03 Analoge ingang #04 Analoge ingang #05 Analoge ingang #06 Analoge ingang #07 Analoge ingang #08 Analoge ingang #09 Analoge ingang #10 Analoge ingang #11 Analoge ingang #12 Analoge ingang #13 Analoge ingang #14 Analoge ingang #15 Analoge ingang #16
St 33 34 35 36 37 38 39 40 41* 42* 43* 44* 45* 46* 47* 48*
Omschrijving Digitale ingang #01 Digitale ingang #02 Digitale ingang #03 Digitale ingang #04 Digitale ingang #05 Digitale ingang #06 Digitale ingang #07 Digitale ingang #08 Digitale ingang #09 Digitale ingang #10 Digitale ingang #11 Digitale ingang #12 Digitale ingang #13 Digitale ingang #14 Digitale ingang #15 Digitale ingang #16
St 95 96 97 98 99
Omschrijving Mailboxmelding Blokopslag overflow 24-uursmelding Ingeschakeld Diagnostic
Opmerking: De analoge ingangen #17 t/m 32 worden alleen gebruikt bij het Optigard systeem (niet meer leverbaar) en derhalve voor gebruik gereserveerd. De Optilog 200 gebruikt alleen de digitale ingangen #01 t/m #08.
262
Otc voor Windows - Appendix
STATUSCODES SPECIALE PRODUCTEN St 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32
Omschrijving Digitale ingang #49 Digitale ingang #50 Digitale ingang #51 Digitale ingang #52 Digitale ingang #53 Digitale ingang #54 Digitale ingang #55 Digitale ingang #56 Digitale ingang #57 Digitale ingang #58 Digitale ingang #59 Digitale ingang #60 Digitale ingang #61 Digitale ingang #62 Digitale ingang #63 Digitale ingang #64 Digitale ingang #65 Digitale ingang #66 Digitale ingang #67 Digitale ingang #68 Digitale ingang #69 Digitale ingang #70 Digitale ingang #71 Digitale ingang #72 Digitale ingang #73 Digitale ingang #74 Digitale ingang #75 Digitale ingang #76 Digitale ingang #77 Digitale ingang #78 Digitale ingang #79 Digitale ingang #80
St 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64
Omschrijving Digitale ingang #01 Digitale ingang #02 Digitale ingang #03 Digitale ingang #04 Digitale ingang #05 Digitale ingang #06 Digitale ingang #07 Digitale ingang #08 Digitale ingang #09 Digitale ingang #10 Digitale ingang #11 Digitale ingang #12 Digitale ingang #13 Digitale ingang #14 Digitale ingang #15 Digitale ingang #16 Digitale ingang #17 Digitale ingang #18 Digitale ingang #19 Digitale ingang #20 Digitale ingang #21 Digitale ingang #22 Digitale ingang #23 Digitale ingang #24 Digitale ingang #25 Digitale ingang #26 Digitale ingang #27 Digitale ingang #28 Digitale ingang #29 Digitale ingang #30 Digitale ingang #31 Digitale ingang #32
St 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80
Omschrijving Digitale ingang #33 Digitale ingang #34 Digitale ingang #35 Digitale ingang #36 Digitale ingang #37 Digitale ingang #38 Digitale ingang #39 Digitale ingang #40 Digitale ingang #41 Digitale ingang #42 Digitale ingang #43 Digitale ingang #44 Digitale ingang #45 Digitale ingang #46 Digitale ingang #47 Digitale ingang #48
87 Spanningsuitval 88 Watchdog O/S PLC's 89 Extra alarmscan 95 96 97 98 99
Mailboxmelding Blokopslag overflow 24-uursmelding Ingeschakeld Diagnostic
De ingangen #01 t/m #08 zijn de hardware ingangen. De ingangen #09 t/m #80 zijn de software alarmscan adressen.
Opmerking: Bij oudere Otc-units zijn alleen digitale ingangen #01 t/m #32 mogelijk. De Optilog-V3 en de System-91-log-V3 heeft 64 extra alarmscan adressen, verzameld onder één statuscode 89. 263
Programma handleiding
264