Workshops
“De werkelijkheid van gedrag” 11 maart, 25 maart en 8 april 2010
Workshops “De werkelijkheid van gedrag” Vandaag heb je de eerste workshop “De werkelijkheid van gedrag” gevolgd. De workshops geven je de mogelijkheid alvast kennis te maken met de minor Trajectbegeleiding en gedragsbeïnvloeding die volgend studiejaar van start gaat. Als onderdeel van de workshops krijg je de gelegenheid zelf het assessment te maken, genaamd StudieWijzer. Ook vind je in deze kleine reader wat aanvullende informatie en staan er een aantal artikelen in die een beeld schetsen van de onderwerpen van de minor Trajectbegeleiding en gedragsbeïnvloeding.
Programma Workshops Workshop 1: 11 maart 2010 Kernwoorden: persoonlijkheid, gedrag, interesses en behoeften Workshop 2: 25 maart 2010 Kernwoorden: kansen, mogelijkheden, investeringen, motivatie, energie Workshop 3: 8 april 2010 Kernwoorden: dagelijkse praktijk en de toekomst
Maken van StudieWijzer Ter voorbereiding op de tweede workshop nodigen we je uit tot het maken van StudieWijzer. Ga hiervoor naar www.dilemmamanager.nl/saxionnext Klik vervolgens op het kopje “Assessment” om je te registreren. Gebruik hierbij de volgende code: sn010stuw
Het maken van StudieWijzer neemt ongeveer 50 tot 70 minuten in beslag. Probeer niet te lang na te denken bij de vragen en vul de vragen spontaan in. In de tweede workshop op 25 maart krijg je je eigen uitslag terug.
Artikel: “P&A- studenten onvoldoende mentaal vaardig” Student P&A niet klaar voor HR-vak Studenten Personeel en Arbeid zijn onvoldoende voorbereid op het werkveld. Hun verwachtingen, wensen en beroepshouding sluiten onvoldoende aan op de realiteit van vandaag de dag. P&A-studenten zoeken vooral een goed gevoel en erkenning en lijken daarmee niet voldoende geschikt voor het ondersteunen van management en organisatie. Dat blijkt uit onderzoek van het assessmentadviesbureau Dilemmamanager (http://www.dilemmamanager.nl/ ), waar Volkskrant Banen over schrijft. Het bureau onderzocht het persoonlijkheidsprofiel van 197 HBO-studenten Personeel en Arbeid en vroeg naar hun gewenste werksituatie en verwachtingen. Volgens Dilemmamanager heeft de HR-professional nu te maken met turbulente ontwikkelingen als reorganisaties, saneringen en cultuurveranderingen. De vraag naar daadkracht, discipline, stabiliteit en weerbaarheid van de HR-functionaris is dan ook groot. De medewerker moet juist nu in staat zijn snel te schakelen, om te gaan met onzekerheid en te handelen vanuit het belang van de organisatie. P&A-student wil gevoel en stuctuur Maar de doorsnee 4e-jaars P&A-student blijkt vooral structuur in het werk te zoeken en een werkomgeving waar collega’s elkaar steunen en waarderen. Onderlinge concurrentie en ongestructureerdheid in de werksituatie worden als onprettig ervaren. De P&A-student wil zich verder ontwikkelen`vanuit het eigen gevoel` en niet vanuit de visie van de organisatie. De student wil een bepaalde mate van sociabiliteit, altruïsme en erkenning bereiken. Kan dat niet, dan bestaat de kans dat de starter zal verstarren, onzeker wordt en minder weerbaar. Weerbaarheid vergroten Dilemmamanager constateert dat 4e-jaars P&A-studenten onvoldoende zijn voorbereid op het werkveld. Hun verwachtingen, wensen en beroepshouding sluit onvoldoende aan op de realiteit van vandaag de dag. De HBO-opleidingen moeten de studenten daarom weerbaarder maken. Redactie Personeelsnet
laatst gewijzigd op 11 november 2009
behoefte aan duidelijkheid
behoefte aan veiligheid
Figuur 1: Gemiddeld persoonlijkheidsprofiel P&A- student
behoefte aan goed gevoel
behoefte aan erkenning
Artikel: “Student stuit op kloof theorie en praktijk” Student stuit op kloof theorie en praktijk Door: Martine Zuidweg, 13:03, 26 oktober 2009 Ralph van den Bosch (25) deed voor zijn master bij arbeids- en organisatiepsychologie onderzoek bij de afdelingen Werk en Inkomen bij twintig Nederlandse gemeenten. En was stomverbaasd over wat hij vond. ‘Er is zoveel kennis op dit gebied, maar die wordt totaal niet in de praktijk gebracht. Theorie en praktijk zijn hier twee eilandjes die op geen enkele manier met elkaar verbonden zijn.’ Van den Bosch legde de werkzoekenden die bij de gemeentelijke afdeling Werk en Inkomen aanklopten een digitale vragenlijst voor. Hij vroeg ze naar hun verwachtingen omtrent het vinden van werk, hoe ze hun huidige situatie waarderen en de verklaring die ze zelf geven voor hun werkloosheid. Ook praatte Van den Bosch met consulenten en managers van twintig verschillende afdelingen Werk en Inkomen. Zijn conclusie is dat consulenten vaak helemaal niet weten wat er met een uitkeringsaanvrager aan de hand is. Die kloof tussen consulent en werkzoekende leidt tot een verlenging van de uitkeringsduur, stelt Van den Bosch, en kost de samenleving dus onnodig veel geld. De oplossing: net als een arts moet een consulent aan het begin van het contact een diagnose stellen met een objectief instrument. Dat instrument toetst hoe iemand in elkaar zit, qua persoonlijkheid en intrinsieke motivatie, en welke begeleiding de persoon nodig heeft. ‘Stel, er komt een heel dominante man binnen met veel zelfvertrouwen die ervan overtuigd is dat zijn werkloosheid absoluut niet aan hem ligt. Daar moet je op in spelen met de juiste begeleiding én de juiste begeleider.’ Maar zo gaat het in de praktijk dus niet in zijn werk. ‘Het meest opvallend vond ik dat mensen vanuit heel goede intenties eigenlijk niet goed weten waar ze mee bezig zijn.’ In de gemeentes die Van den Bosch bekeek, handelen consulenten doorgaans vanuit hun intuïtie en dat loopt niet zelden uit op een gefrustreerde klant en een gefrustreerde begeleider. ‘De managers die ik heb gesproken, geven ook toe dat het regelmatig niet loopt. Dan zetten ze maar iemand anders op de klant. Voor de klant is dat natuurlijk allesbehalve motiverend.’ Van den Bosch vond verder een belangrijk verschil tussen mannen en vrouwen. Mannen met een positief toekomstbeeld – die dus dachten dat ze snel weer aan een baan zouden komen – bleken significant vaker van plan veel energie te steken in hun zoektocht naar werk. Bij vrouwen speelt het toekomstbeeld geen significante rol, maar draait het om zelfvertrouwen. Vrouwen met weinig zelfvertrouwen waren niet geneigd veel tijd te steken in het zoeken naar werk. Vrouwen en mannen moeten anders begeleid worden, is Van den Bosch’ conclusie. ‘Bij mannen moet de aandacht meer gericht zijn op het toekomstperspectief en bij vrouwen op het versterken van hun zelfvertrouwen.’ De resultaten van Van den Bosch sluiten aan bij de uitkomsten van een eigen onderzoek van de Raad voor Werk en Inkomen. Van den Bosch vroeg ernaar bij de afdelingshoofden van Werk en Inkomen en ontdekte dat op de meeste afdelingen het rapport van de raad ongelezen in een la is beland.
Bron: www.voxlog.nl
Minor Trajectbegeleiding en gedragsbeïnvloeding Volgend jaar gaat de nieuwe minor Trajectbegeleiding en gedragsbeïnvloeding van start. Als onderdeel van de minor training, coaching en counseling gaat dit programma nader in op het werkveld van trajectbegeleiding, educatie en re-integratie. De minor is ontwikkeld in samenwerking met de organisatie Dilemmamanager. Zij heeft als adviesbureau veel ervaring met de dagelijkse praktijk. Dilemmamanager zal tevens een groot deel van de lessen verzorgen van deze minor. De minor is er op gericht je zowel theoretisch, maar vooral ook praktisch voor te bereiden op het werkveld. Onderdeel van de minor is dan ook dat je concrete ervaring opdoet in de praktijk, bijvoorbeeld in je stage. Zo sluit je stage en minor op elkaar aan. Binnen de minor zullen diverse onderwerpen de revue passeren. Je rol als student en je rol als (toekomstig) professional staan hierbij centraal. Indien je kiest voor de minor Trajectbegeleiding en gedragsbeïnvloeding maak je direct kennis met het werkveld waarin je volwassenen of jongeren begeleidt. In de minor komen de volgende onderwerpen aan de orde: Methodisch indiceren Je maakt in de minor kennis met het werken met assessments en de invloed hiervan op het stellen van een diagnose. Je leert hoe assessments zijn opgebouwd, wat hiervan de achtergronden zijn, hoe je het in de praktijk kunt inzetten en hoe je methodisch een diagnose kunt stellen. Je leert jezelf een methode van werken aan die je ondersteunt bij het stellen van een diagnose en het bepalen van een geschikte begeleiding. Trajectbegeleiding Je leert in de minor hoe je aan de hand van beschikbare gegevens vorm kunt geven aan de trajectbegeleiding van een clïent (jongere of volwassene). Tevens leer hoe je een cliënt het beste kunt begeleiden, hoe je aansluiting kunt vinden en welke interventies je kunt toepassen. Rol als (toekomstig) professional Het begeleiden van een cliënt begint, hoe cliché ook, bij jezelf. In de minor leer je daarom ook op jezelf te reflecteren, je eigen gedrag te herkennen en leerdoelen op te stellen in het kader van jouw persoonlijke ontwikkeling. De minor zorgt ervoor dat je na je studie direct inzetbaar bent bij diverse organisaties op het gebied van educatie en re-integratie. Je kunt dan eventueel starten of doorgroeien in onder andere de volgende beroepen: studiecoach, jeugd- en jongerenwerker, leerplichtambtenaar, rmc-coördinator, trajectbegeleider, maatschappelijk werker, trainer, coach, loopbaanadviseur, consulent werk en inkomen, re-integratieconsulent, klantmanager, hoofd sociale zaken en trajectbegeleider. Ben je geïnteresseerd om deel te nemen aan de minor? Uiteraard wordt er de komende tijd meer bekend over deze minor en komt er een mogelijkheid je hiervoor aan te melden. Vraag ernaar bij je begeleider!
www.dilemmamanager.nl/saxionnext
www.youngconsultants.nl