Workshop 2 van 3 duurzame warmte en koude in Nederland Presentaties en verslag
D12 van WP4 van het RES-H Policy project Uitgebracht in het kader van het IEE project Policy development for improving RES-H/C penetration in European Member States (RES-H Policy)
Meeting report in English included (see page 9)
July 2010
Samengesteld door: Luuk Beurskens Paul Vethman Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN)
Ondersteund door
RES-H Policy
Workshop 2 van 3: duurzame warmte en koude in Nederland >> Doelstellingen en beleid
Het project "Policy development for improving RES-H/C penetration in European Member States (RES-H Policy)" wordt ondersteund door de Europese Commissie in het IEE-programma (contractnummer IEE/07/692/SI2.499579). Het project wil regeringen van de Europese lidstaten bijstaan bij de voorbereiding van de uitvoering van de nieuwe richtlijn inzake hernieuwbare energiebronnen (2009/28/EC) voor het deel hernieuwbare warmte en koude (RES-H/C). De bedoeling is om lidstaten te ondersteunen bij het opzetten van nationale sectorspecifieke 2020/2030 RES-H/C-doelstellingen. Bovendien worden nationale processen opgezet waarin beleidsopties kwalitatief en kwantitatief worden beoordeeld. Op grond van deze evaluatie zal het project beleidskeuzes en aanbevelingen formuleren voor het beste ontwerp om de penetratie van RES-H/C in de nationale energiehuishouding te bevorderen. In het project worden Griekenland, Litouwen, Nederland, Oostenrijk, Polen en het Verenigd Koninkrijk nader beschouwd. Op Europees niveau wil het project bijdragen aan de coördinatie en harmonisatie van de beleidsvorming. De bedoeling is dat dit resulteert in gemeenschappelijke ontwerpcriteria voor een algemeen EU-kader voor RES-H/C-beleid en een overzicht van kosten en baten van verschillende geharmoniseerde strategieën. De enige verantwoordelijkheid voor de inhoud van dit verslag ligt bij de auteurs. Het rapport geeft niet bij de mening van de Europese Gemeenschappen weer. De Europese Commissie is niet verantwoordelijk voor het gebruiken van de beschreven informatie.
© Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN), juli 2010
2
RES-H Policy
Workshop 2 van 3: duurzame warmte en koude in Nederland >> Doelstellingen en beleid
Inhoud 1
Verslag van de workshop .................................................................................................................. 4
2
Summary of the workshop ................................................................................................................ 9
3
Presentaties ....................................................................................................................................... 14
3
RES-H Policy
1
Workshop 2 van 3: duurzame warmte en koude in Nederland >> Doelstellingen en beleid
Verslag van de workshop
Workshop duurzame warmte en koude
RES-H Policy project Amsterdam, 11 mei 2010
Verslag van de bijeenkomst Aantal aanwezigen: 13 (beleidsmakers: 5 personen, branche voor hernieuwbare energie: 5 personen (plus 1 schriftelijke reactie), consultants: 2, NGO: 1, ECN: 5)
Algemeen De workshop bestond uit twee delen: tijdens het eerste deel (14h00 – 15h30) informeerde het RES-H Policy projectteam het publiek over in het projectkader verschenen rapporten, voornamelijk over haalbare potentiëlen. Het tweede gedeelte (15h45 – 17h00) bestond uit discussie over beleidsmaatregelen. In het eerste gedeelte van de workshop kwamen drie presentaties aan bod: als eerste een presentatie over de ramingen die ECN gemaakt heeft voor de periode tot 2020 (Referentieraming energie en emissies 2010-2020 door Daniëls en Kruitwagen, ECN/PBL, april 2010, www.ecn.nl/docs/library/report/2010/e10004.pdf), waarin de overheidsdoelstelling van 20% hernieuwbare energie (volgens de Nederlandse definitie) niet gehaald wordt maar de Europese doelstelling (14% van het bruto finaal eindverbruik) wel. Daarna een presentatie over aanvullend beleid om méér te doen dan in de Referentieramingen (Aanvullende beleidsopties Schoon en Zuinig door Daniëls en Elzenga, ECN/PBL, april 2010, www.ecn.nl/docs/library/report/2010/e10015.pdf). Als laatste werd een presentatie van het beleid voor duurzame warmte in Duitsland gehouden. Deze presentatie was samengesteld door een projectpartner uit het RES-H Policy project: Oeko Institut (Veit Bürger). Bij de discussie na de pauze werd een inleidende discussie gehouden met een vragenlijst over vier typen beleidsmaatregelen. Het verslag van de workshop en de presentaties zijn beschikbaar op www.res-hpolicy.eu/downloads.htm (Deliverable D12). Onderstaand verslag geeft in chronologische volgorde de vragen en opmerkingen tijdens de presentaties weer.
4
RES-H Policy
Workshop 2 van 3: duurzame warmte en koude in Nederland >> Doelstellingen en beleid
Feedback tijdens de presentaties Bij de eerste presentatie over de Referentieramingen De vraag wordt gesteld wat het verschil is in definitie tussen biogas en groen gas, omdat deze beiden opgevoerd worden als bijdrage aan hernieuwbare warmte. Wordt er bijvoorbeeld rekening gehouden met de manier waarop groen gas wordt ingezet? Antwoord hierop is dat er geen rekening gehouden wordt met de uiteindelijke inzet van groen gas. Er is dus geen rekening gehouden met conversieverliezen bij de productie van elektriciteit door groen gas. Het is correct dat de bijdrage van groen gas bij toepassing van de Europese definitie minder zou zijn dan in de huidige manier van presenteren. Bij toepassing van de substitutiemethode heeft het uiteindelijke proces geen effect omdat de hoeveelheid vermeden primaire energie gelijk blijft. De verwachting van de branchevereniging voor zonthermie is dat deze optie in het jaar 2020 een groter aandeel verwerft dan in raming verondersteld is, onder andere omdat de verwachting is dat de gemiddelde systeemgrootte per woning en daarmee de energieopbrengst groter wordt. Ook verwacht de branchevereniging een belangrijk stimulerend effect door de EPN. Dat de markt voor zonneboilers dan flink in omvang zal moeten toenemen om aan de verwachting van de vereniging te voldoen lijkt geen beperking te zijn, omdat de meest recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over 2009 al een flinke groei laten zien.
Bij de presentatie over aanvullend beleid Naar aanleiding van een vraag over de definities en wordt duidelijk gemaakt dat de gepresenteerde maatregelen uit het aanvullend beleid in verband met mogelijke overlap niet opgeteld kunnen worden bij de cijfers uit de Referentieramingen, en dat wegens definities (warmteproductie in NREAP en vermeden primair in de raming) de bijdragen aan aanvullend beleid niet opgeteld kunnen worden bij de realisaties uit het Actieplan (NREAP). Er zijn vragen over de verwachting voor diepe geothermie en de beperkende invloed van de warmte-infrastructuur. Toelichting: dit betreft het voorhanden zijn van een centraal systeem voor verwarming van de juiste grootte en het juiste temperatuurniveau. Er wordt opgemerkt dat een belangrijke factor bij het ontwikkelen van beleid voor diepe geothermie de boorcapaciteit is, die gecorreleerd is met boringen naar fossiele energiedragers. Bij hoge energieprijzen is vooral inzet van boorcapaciteit in gasvelden te verwachten, bij lage prijzen is er voldoende capaciteit voorhanden maar dan is geothermie weer minder competitief. De Stichting Platform Geothermie heeft schriftelijk gereageerd op de twee rapporten en geeft onderstaande commentaarpunten:
5
RES-H Policy
Workshop 2 van 3: duurzame warmte en koude in Nederland >> Doelstellingen en beleid
De gegevens over het aantal boringen voor diepe geothermie in het rapport (pagina 60 van rapport Referentieraming) zijn achterhaald. In mei 2010 zijn er twee installaties operationeel en twee in de boorfase (in de loop van dit jaar naar schatting mogelijk vijf projecten in de boorfase). - De schatting van 100 hectare glastuinbouwareaal verwarmd met aardwarmte (voor de variant vaststaand beleid, pagina 60 van rapport Referentieraming) is een onderschatting, omdat in het jaar 2011 al 50 hectare gepasseerd lijkt te worden. LTO gaat uit van 500 hectare in 2020. - Het aangenomen 'kleine aantal bedrijven' dat aardwarmteboringen kan uitvoeren (pagina 60 van rapport Referentieraming) is verrassend omdat er wat techniek betreft geen verschil is met boorbedrijven voor olie en gas, waarvoor er een buitengewoon grote capaciteit bestaat. Er vinden in Nederland al decennia lang enige tientallen boringen van vergelijkbare diepte per jaar plaats Tijdelijke krapte zou kunnen ontstaan bij een zeer sterk toegenomen gasprijs (door de toenemende concurrentie met de olie- en gaswereld) en/of bij significant hogere aantallen geothermische boringen dan in de Referentieraming verondersteld. In recente jaren zijn er vrij veel nieuwe torens en boorbedrijven bijgekomen en deze trend lijkt nog niet gekeerd. - De uitgangspunten voor diepe geothermie op pagina 35 van het rapport Aanvullend beleid lijken niet bijzonder aannemelijk. De genoemde broncapaciteit van gemiddeld 3,2 MWth is laag, eerder lijkt een range tussen 3,5 en 14 MWth voor te komen. Voor de bron in Vierpolders wordt circa 20 MWth voorspeld (bij P90). De ervaring in het buitenland (Duitsland, Frankrijk) is, dat het vermogen van nieuwe bronnen trendmatig lijkt te stijgen in de tijd. De 8760 vollasturen zijn daarentegen te hoog: diepe geothermie is namelijk binnen redelijke grenzen regelbaar. Het idee dat geothermie alleen haalbaar is bij 100% vollast bezetting is door de praktijk achterhaald. Bovenstaande effecten heffen elkaar op, waardoor de schatting van 0,1 PJ voor de geleverde energie redelijk overeen komt met de werkelijkheid. - Het lijkt buitengewoon onaannemelijk, dat er geen elektriciteitsproductie (in cascade met warmteproductie) zou komen. Duitsland gaat uit van enige honderden MWe in 2020. Voor Nederland zal dit pas na 2020 significant worden, maar het zou de moeite waard zijn om deze optie alvast te benoemen. - Voor de gebouwde omgeving komt diepe geothermie in beeld voor de warmtevoorziening van bestaande woningen in stadskernen. Hoewel lastig (en tijdrovend) lijkt dit een optie die tegen relatief lage kosten per woning (of per ton CO2) gerealiseerd kan worden. - De conclusie dat een productiesubsidie niet effectief zou zijn voor de ondersteuning van diepe geothermie (pagina 35 Aanvullend beleid) wordt niet onderschreven. Er wordt opgemerkt door de branchevereniging dat de aanvullende bijdrage van zonthermie in 2020 groter zou moeten zijn. Reden voor de relatief kleine aanvullende bijdrage is de beperkte hoeveelheid nieuwbouwwoningen die geraamd is. -
Over de schatting van de mogelijke bijdrage van een exploitatiesubsidie komen twee opmerkingen. Ten eerste wordt de homogeniteit van bedrijven met winstoogmerk betwijfeld. Daarnaast is een SDE-achtige subsidie is niet noodzakelijk om het AVI potentieel voor warmte te kunnen benutten. Tenslotte wordt het gemaakte onderscheid
6
RES-H Policy
Workshop 2 van 3: duurzame warmte en koude in Nederland >> Doelstellingen en beleid
tussen de private sector (dat geen duurzaam wil omdat het winstgedreven is) en de publieke sector (dat wel duurzaam zou willen) betwijfeld.
Bij de presentatie over duurzame warmte in Duitsland In de presentatie over het beleid voor duurzame warmte in Duitsland passeren de hoofdelementen ervan de revue (presentatie aangeleverd door Oeko Institut, Duitsland, Veit Bürger). Opgemerkt wordt dat het onzeker is of de subsidiering (via MAP) van verplichte maatregelen (EEG-Waerme) binnen de kaders van de Europese wetgeving past (Milieusteunkader).
Bij de discussie Op een reactieformulier is een korte evaluatiematrix afgebeeld, die de workshopdeelnemers kunnen invullen om zodoende vier beleidsmaatregelen (verplichting, normering, investeringssubsidie en exploitatiesubsidie) kwalitatief te beoordelen op een aantal criteria uit D10 (effectiviteit, kostenefficiëntie en uitvoeringskosten, acceptatie, interactie met de markt en met ander beleid en tenslotte overige aspecten). Er wordt echter opgemerkt dat dit te lastig is omdat het niet eenduidig is wat er bedoeld wordt. Zo is het al dan niet functioneren van bepaalde typen beleidsmaatregelen zeer afhankelijk van de te ondersteunen techniek, of meer nog van het ontwikkelingsstadium ervan. Wegens de beperkt beschikbare tijd en de bezwaren uit het publiek wordt de invuloefening niet ter plekke uitgevoerd. De aanwezigen wordt verzocht om de matrix achteraf in te vullen en ECN toe te sturen. Opmerkingen van het publiek bij de presentatie en de evaluatiematrix: Een verplichting kan ook in andere sectoren dan woningen, zoals bijvoorbeeld in de utiliteit geldt volgens de Wet Milieubeheer (WMB) voor projecten met een terugverdientijd van minder dan 7 jaar - In plaats van financiële en niet-financiële maatregelen zou gesproken moeten worden van fiscale en niet-fiscale maatregelen - Voor het verkrijgen van een effectief beleidspakket moeten zowel fiscale maatregelen als regelgeving samen ingezet worden Lange termijn financiering van opties is noodzakelijk. Deze continuïteit is te waarborgen door bijvoorbeeld een fonds voor ondersteuning, of door een opslag op de energieprijs. De analogie met de MEP regeling wordt gemaakt (financiering door een toeslag op de prijs in plaats van een subsidie uit de algemene middelen). Er wordt echter door aanwezigen opgemerkt dat de MEP stopgezet is omdat deze te duur was: het vormgeven van efficiënt, effectief en betaalbaar beleid is niet zo eenvoudig. -
In de huidige regeling duurzame warmte zit geen afname van de subsidiebedragen. Een subsidie moet tijdelijk zijn, want blijvend financieren is geen optie. Mogelijk worden de bedragen bij een eventuele continuering na 2011 naar beneden bijgesteld. Er wordt aangegeven dat door de relatief korte looptijd van de duurzame warmte regeling 7
RES-H Policy
Workshop 2 van 3: duurzame warmte en koude in Nederland >> Doelstellingen en beleid
mogelijk te weinig tussentijdse evaluatie van het subsidiebedrag plaatsvindt, waardoor dit mogelijk suboptimaal zou kunnen zijn. Slim beleid zou moeten focussen op de versnelling van implementatie van duurzame energie. Vraag: hoe zou je stadsverwarming met beleid stimuleren? Bestaande collectieve ketels (bv. blokverwarming) bieden potentieel voor stadsverwarming, te meer omdat een deel van de installaties in handen zijn van woningbouwcorporaties. Vanuit de warmtewet zijn stakeholder analyses gedaan en zijn knelpunten geïnventariseerd. Er is momenteel geen level playing field voor de financiering van energieprojecten. Zo is het voor het boren naar fossiele energiedragers vrij goedkoop op geld te lenen, in tegenstelling tot het financieren van een geothermische boring. Een ketenanalyse kan nuttig zijn om deze en vergelijkbare knelpunten te vinden en te analyseren hoe deze op te lossen zijn. Een risico bij een niet-continue subsidie is dat het stilzetten van de regeling altijd een nadelig effect heeft. Het signaal dat er van uit gaat is funest voor de markt. Regelgeving heeft meer effect dan subsidie, maar handhaving is probleem. In bestaande bouw is verwachte besparing dan beperkt. Zonneboilers zijn in sommige omstandigheden economisch rendabel, dus deze optie is geschikt om in deze gevallen verplicht te worden. Keuze moet worden gemaakt tussen meters maken en innovatie. Nu is er vooral subsidie op innovatie, maar dit gaat ten koste van inspanningen voor exploitatie (meters maken). Er wordt gewezen op het belang van het realiseren van kosteneffectieve besparingen, zodat duurzame energie (dus oa warmte) daarna makkelijk te implementeren is.
Afsluiting Alle deelnemers worden bedankt voor hun bijdrage.
Contact Meer informatie naar aanleiding van de workshop: Luuk Beurskens Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) Unit Beleidsstudies Telefoon 0224 564789
8
RES-H Policy
2
Workshop 2 van 3: duurzame warmte en koude in Nederland >> Doelstellingen en beleid
Summary of the workshop
Workshop renewable heating and cooling
RES-H Policy Project Amsterdam, 11 May 2010
Meeting report Number of participants: 13 (policy makers: 5 persons, renewable energy trade associations: 5 persons (plus 1 written contribution), consultants: 2, NGO: 1, ECN: 5)
General The workshop consisted of two parts: during part one (14h00 – 15h30) the RES-H Policy project team informed the audience on project-related document releases, mainly concerning realisable potentials. During part two (15h45 – 17h00) a discussion on policy measures was scheduled. In the first part three presentations were held: firstly on ECN’s reference projections for the period up to 2020 (Referentieraming energie en emissies 2010-2020 door Daniëls en Kruitwagen, ECN/PBL, april 2010, www.ecn.nl/docs/library/report/2010/e10004.pdf), according to which the governmental target of 20% renewable energy (according to the Dutch substitution statistical method) is not met, but the European target (of 14% of gross final energy consumption) will be met. The second presentation addressed additional policy compared to the previously mentioned report (Aanvullende beleidsopties Schoon en Zuinig door Daniëls en Elzenga, ECN/PBL, april 2010, www.ecn.nl/docs/library/report/2010/e10015.pdf). The last presentation addressed the Renewable heat policy in Germany. This presentation has been compiled by a RES-H Policy project partner: Oeko Institut (Veit Bürger). In the second part of the workshop a presentation was held on a questionnaire on four types of policy measures. The meeting report and the presentations policy.eu/downloads.htm (Deliverable D12).
are
available
on
www.res-h-
The following report addresses the questions and comments that arose during the presentations in chronological order.
9
RES-H Policy
Workshop 2 van 3: duurzame warmte en koude in Nederland >> Doelstellingen en beleid
Feedback during the presentations In the first presentation on the Reference Projections The question is raised what exactly is the difference between biogas and bio-SNG, since both categories emerge under renewable heating. Is the type of final use (i.e. electricity, heat, transport) considered for bio-SNG? The answer is that the type of final use is not considered, so conversion losses in electricity production from bio-SNG have not been considered. It is confirmed that according to the European definition, in case of electricity production, the resulting contribution would be less than the current way of presenting. It is also argued that when applying the substitution statistical method the type of final end use does not influence the outcome since the amount of avoided primary energy remains the same. The solar thermal trade association expects the contribution of solar thermal in the year 2020 to be more important than assumed in the Reference Projections, among others because of an increase of the average system size in dwellings and hence higher energy production figures. Moreover, an important stimulating effect is expected from energy performance regulation. The required growth of the solar thermal market is not considered to be an important hurdle, since the most recent figures from Statistics Netherlands (CBS) indicate an important growth over 2009.
In the presentation on additional policy A question on energy statistics definitions triggers a discussion on the complementarity of the data. It is explained that measures from the additional policy scenario cannot be added directly to the figures from the Reference projections. Moreover, measures from the additional policy scenario cannot be added directly to the data from the Renewable energy action plan (NREAP) for reasons of different definitions (consumption in NREAP versus primary energy in Reference projection). Questions also arise on the expectation for deep geothermal heat and the constraints caused by the infrastructure in place. It is explained that this regards availability of a central heating installation and appropriate thermal capacity and temperature level. A remark is made on drilling capacity for deep geothermal. The drilling capacity is correlated with fossil energy mining. When energy prices are high, scarce drilling capacity will most likely be used for gas field drilling, whereas when energy prices are low, drilling capacity is available but then geothermal projects are less competitive. The geothermal trade association Stichting Platform Geothermie has provided feedback in writing on the two reports: -
Data for the number of drillings are out of date (page 60 of the rapport Referentieraming). In May 2010 two installations have become operational and
10
RES-H Policy
Workshop 2 van 3: duurzame warmte en koude in Nederland >> Doelstellingen en beleid
two projects are in the drilling phase (later in 2010 possibly five projects will be in the drilling phase). - The estimate of 100 hectares of geothermally heated horticultural area (for existing policy scenario, page 60 of the report Referentieraming) is an underestimation because in the year 2011 50 hectares will be passed. The association LTO estimates 500 hectare in operation by 2020. - The assumed 'small number of companies' that is able to execute deep geothermal drillings (page 60 of the report Referentieraming) is surprising because technically it is not different from drilling for oil and gas mining, for which an extraordinary large capacity is in place. Annually, the Netherlands have known dozens of comparable deep drillings for decades already. Temporary scarcity could occur at a highly increased gas price (because of increasing competition with oil and gas mining) and/or when geothermal drillings increase significantly compared to the assumptions in the report Referentieraming. In recent years a considerable number of drilling installations and companies have emerged and this trend doesn’t seem to change. - De basic assumptions for deep geothermal on page 35 of the report Aanvullend beleid do not seem very likely. The source capacity of an average 3.2 MWth is low, a range between 3.5 and 14 MWth seems to be more appropriate. For the source in the village of Vierpolders approximately 20 MWth has been projected (at P90). Experience abroad (Germany, France) indicates that the power of new sources is increasing over time. The amount of 8760 full load hours on the contrary are too high: deep geothermal is controllable within a reasonable range. The idea that deep geothermal is feasible only at a 100% capacity factor in practice has proven to be out of date. The effects mentioned above counterbalance each other, as a result of which the estimate of 0.1 PJ for the energy generation is reasonably in accordance with reality. - It seems exceptionally implausible that no electricity generation (cascaded with heat production) would emerge. Germany estimates some hundreds of MWe capacity by the year 2020. For the Netherlands this will become significant after 2020, but it would be worthwhile to already anticipate on this option. - For the residential sector deep geothermal is an appropriate heat supplier for existing dwellings in city centres. Although difficult (and time-consuming) this option seems to be realisable at relatively low costs per dwelling (or per tonne CO2). - The conclusion that a production subsidy would not be an effective support measure for deep geothermal (page 35 of the Aanvullend beleid report) is not endorsed. The solar thermal trade association remarks that the additional contribution of solar thermal in the year 2020 should be more important. It is explained that the reason for the relatively low additional contribution lies in the limited estimate of new dwellings. Two remarks are made about the possible contribution of an exploitation subsidy. Firstly, the homogeneity of commercial companies is being questioned, and moreover an SDE-like subsidy is not required to utilize the heat supply potential of municipal solid waste incineration. Finally the distinction between the private sector (not wanting renewables because it is driven by commercial profit) and the public sector (wanting renewables) is being questioned.
11
RES-H Policy
Workshop 2 van 3: duurzame warmte en koude in Nederland >> Doelstellingen en beleid
In the presentation on renewable heat in Germany The main elements of renewable heat policy in Germany are presented (the presentation has been compiled by Oeko Institut, Germany, Veit Bürger). A remark is made that it is unsure whether subsidizing (through MAP) of obligatory measures (EEG-Waerme) complies with European law (guidelines on state aid for environmental protection).
The discussion The questionnaire shows an evaluation matrix, to be filled in by the workshop participants in order to rate four policy measures (obligation, standards and norms, investment subsidy, and exploitation subsidy) qualitatively on a number of criteria extracted from RES-H Policy deliverable D10 (effectiveness, cost efficiency and administrative costs, acceptance, market and policy interaction and finally other aspects). It is remarked that filling in the questionnaire is too difficult because it is not unambiguous what is being meant. For example, the effect of certain policy measures is very dependent on the technology to be supported, or even more on the technology development stage. Because of the limited time and the concerns of the audience, the filling in of the questionnaire is not performed on the spot, but it is left to the audience to communicate their opinions after the meeting, possibly by mail. Remarks of the audience during the presentation and the evaluation matrix: Obligations can be applied also in other sectors next to the residential sector, for example as it is in place in the service sector according to Wet Milieubeheer (WMB) for projects with a pay-back time of less than 7 years - Instead of ‘financial and non-financial measures’ more appropriate wording is ‘fiscal and non-fiscal measures’ - To obtain an effective policy package both fiscal measures and regulation should be applied at the same time Long-term financial support is required. Such continuity is to be guaranteed by a support fund or by a levy on energy prices. A comparison is being made with the former MEP regulation (financing by means of a levy on prices instead of a subsidy from the national budget). However, the audience remarks that the MEP regulation has been ended because it was too expensive: designing efficient, effective and affordable policy is not easy. -
In the current subsidy scheme for renewable heating no degression of subsidy over time has been implemented. A subsidy should be temporary, since supporting technologies permanently is not an option. Possibly, the amount of subsidy will be adjusted downward in case the scheme is continued after 2011. It is admitted that in the relatively short period in which the scheme is operational there may not have been
12
RES-H Policy
Workshop 2 van 3: duurzame warmte en koude in Nederland >> Doelstellingen en beleid
enough reflection on the amount of subsidy, which is why this possibly could be suboptimal. Clever policy should focus on accelerating renewables deployment. A question arises on how policy can stimulate district heating. Existing large-scale boilers (for example block heating) offers potential for district heating, especially since part of these installations are being owned by housing co-operations. In the framework of the heat act (warmtewet) stakeholder analyses have been performed and barriers have been listed. Currently no level playing field exists for financing energy projects. Borrowing money is relatively cheap when drilling for fossil energy carriers, contrary to financing deep geothermal drillings. A cascade analysis can be useful to identify this bottleneck and comparable obstacles and to analyse how these can be solved. A risk of a discontinuous subsidy scheme is that stopping the measure always has an adverse effect. The resulting signal is fatal for the market. Regulation is more effective than subsidy, but enforcement is problematic. In existing dwellings the expected savings are thus restricted. Solar thermal installations are cost efficient in some cases, therefore this technology is suitable for being obligatory in these cases. A choice needs to be made between deployment (meters maken) and innovation. Currently subsidy is mainly available for innovation, but this is to the detriment of renewable deployment. The importance of realising cost efficient energy savings is highlighted, which render renewables (among others renewable heating) more easy to implement afterwards.
Closure All participants are thanked for their valuable contributions.
Contact For more information in relation to the workshop please contact:
Luuk Beurskens Energy research Centre of the Netherlands (ECN) Unit Policy Studies Telephone +31 224 564789
13
RES-H Policy
3
Workshop 2 van 3: duurzame warmte en koude in Nederland >> Doelstellingen en beleid
Presentaties
14
Workshop duurzame warmte en koude www.res-h-policy.eu
Amsterdam, 11 mei 2010
www.ecn.nl
Agenda 14h00 14h10 14h30 15h15
Welkom en introductie Duurzame warmte in de ECN/PBL Referentieramingen Aanvullende beleidsopties voor duurzame warmte Landenvoorbeeld: beleid voor duurzame warmte in Duitsland
15h30 Pauze 15h50 Discussie over beleidsmaatregelen 16h50 Samenvatting 17h00 Sluiting
2
Europees project RES-H Policy
• Aanbevelingen voor effectief en efficiënt beleid • Aanbevelingen voor nationaal actieplan • Uitwisselen van ervaring tussen lidstaten Focus op: • Nationaal beleid èn Europees beleid • Zes lidstaten: Griekenland, Litouwen, Nederland, Oostenrijk, Polen, Verenigd Koninkrijk http://www.res-h-policy.eu 3
Fasering van het project
• Looptijd: september 2008 t/m maart 2011 • Diverse publicaties te downloaden van website • Drie nationale workshops met discussie, open voor • •
alle stakeholders en met terugkoppeling van resultaten Analyse van beleidsopties door modelwerk Europese workshops (eerste was in februari 2010, verslag op de website) http://www.res-h-policy.eu
4
Het proces in het RES-H Policy project Rapporten: D2, D3, D6
Workshop 3: Resultaten
Workshop 1: potentiëlen & beleid
Modelleren: penetratie en kosten
Rapportage nationaal en internationaal (EU beleid) 5
Rapporten: aanvullend beleid over potentieel en D9
Workshop 2: potentiëlen & beleid Eindpresentatie
Actieplan Nederland
Het proces in het RES-H Policy project Workshop 1: potentiëlen & beleid
OK OK Rapporten: D2, D3, D6
Workshop 3: Resultaten
Modelleren: penetratie en kosten
Rapportage nationaal en internationaal (EU beleid) 6
Rapporten: aanvullend beleid over potentieel en D9
OK Workshop 2: potentiëlen & beleid Eindpresentatie
OK
Actieplan Nederland
Agenda 14h00 14h10 14h30 15h15
Welkom en introductie Duurzame warmte in de ECN/PBL Referentieramingen Aanvullende beleidsopties voor duurzame warmte Landenvoorbeeld: beleid voor duurzame warmte in Duitsland
15h30 Pauze 15h50 Discussie over beleidsmaatregelen 16h50 Samenvatting 17h00 Sluiting
7
Disclaimer
The sole responsibility for the content of this presentation lies with the author. It does not necessarily reflect the opinion of the European Communities. The European Commission is not responsible for any use that may be made of the information contained therein.
8
Referentieraming energie en emissies 2010 en het Nationaal Actieplan Hernieuwbare Energie Luuk Beurskens Workshop www.res-h-policy.eu
Amsterdam, 11 mei 2010
www.ecn.nl
Inhoud
• Referentieraming energie en emissies 2010 • Wat vraagt Europa van Nederland • • • •
2
(Richtlijn 2009/28/EG)? Nationaal Actieplan Hernieuwbare Energie (concept) Welke aandelen Elektriciteit, Warmte en Transport? Welke opties voor hernieuwbare warmte? Vragen aan het publiek
Referentieraming energie en emissies 2010
Referentieraming energie en emissies 2010-2020, door Daniëls en Kruitwagen (ECN/PBL), april 2010 http://www.ecn.nl/docs/library/report/2010/e10004.pdf Aanleiding voor de referentieraming is het beleidsproces rond Schoon en Zuinig: voortgang rapporteren door Minister van VROM aan de Kamer (voorjaar 2010) en zo nodig aanvullend beleid aankondigen als dat voor het realiseren van de doelen nodig is. Actualiteit: Kabinet demissionair
3
Referentieraming energie en emissies 2010
Beleidsdoelen Schoon en Zuinig voor 2020: • 30% broeikasgas-emissiereductie • 2% energiebesparing per jaar • 20% hernieuwbare energie
4
Referentieraming energie en emissies 2010
De Raming kent drie beleidsvarianten:
• RR2010-0 voor de variant zonder Schoon en Zuinig beleid • RR2010-V voor de variant met Vaststaand beleid • RR2010-VV voor de variant met Vaststaand en Voorgenomen Schoon en Zuinig beleid
5
Referentieraming energie en emissies 2010 [% doelbereik] 100 90 80 70 60 50 40 30
In géén van de 20 drie beleidsvarianten 10 0 wordt een doel BKG: Energiebesparing: Hernieuwbaar: 30% reductie t.o.v. 1990 2%/jaar 2011-2020 20% in 2020 gerealiseerd Doel RR2010-0 RR2010-V RR2010-VV >> Om de doelen te halen zou aanvullend beleid nodig zijn… 6
Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen Artikel 3 lid 1: Elke lidstaat dient ervoor te zorgen dat zijn aandeel energie uit hernieuwbare bronnen (…) in het bruto-eindverbruik van energie in 2020 minstens gelijk is aan zijn nationaal algemeen streefcijfer voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen (…). Voor Nederland is dat 14%. Artikel 4 lid 2: De lidstaten moeten uiterlijk op 30 juni 2010 hun nationale actieplannen voor energie uit hernieuwbare bronnen aanmelden bij de Commissie. http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2009:140:0016:0062:NL:PDF
7
Nationaal Actieplan Hernieuwbare Energie
• Het Nationaal Actieplan Hernieuwbare Energie is in conceptversie beschikbaar: niet definitief!
• Voor het actieplan is RR2010-VV (de variant met
Vaststaand en Voorgenomen Schoon en Zuinig beleid) uit de Referentieramingen als uitgangspunt genomen
• Aandeel duurzame energie (CBS): 15,5% (13-16%) • Aandeel duurzame energie (EU): 14,5% (12-15%)
8
Nationaal Actieplan Hernieuwbare Energie
• Het Nationaal Actieplan Hernieuwbare Energie is in •
• •
9
conceptversie beschikbaar: niet definitief! Voor het actieplan is RR2010-VV (de variant met Vaststaand en Voorgenomen Schoon en Zuinig beleid) uit de Referentieramingen als uitgangspunt genomen Aandeel duurzame energie (CBS): 15,5% (13-16%) Aandeel duurzame energie (EU): 14,5% (12-15%)
De bijdrage van hernieuwbare energie per sector in het eindverbruik van energie
ktoe
PJ
8,000
335
7,000
293
6,000
251
5,000
209
4,000
167
3,000
126
2,000
84
1,000
42
0
0 2005
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
(F) Verwachte overdracht van hernieuwbare energiebronnen van andere lidstaten en derde landen (E) Verwachte overdracht van hernieuwbare energiebronnen naar andere lidstaten (C) Verwacht eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen in vervoer (B) Verwacht bruto-eindverbruik van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen (A) Verwacht bruto-eindverbruik van hernieuwbare energie voor verwarming en koeling
Bron: Actieplan, concept, april 2010 (vertrouwelijk) 10
2020
Onderverdeling van de Europese doelstelling van 14.5% in 2020 per type hernieuwbare energiedrager (samen 100%)
11% 30% Warmte Elektriciteit Transport
59%
Bron: Actieplan, concept, april 2010 (vertrouwelijk) 11
ktoe
PJ
Tabel 11: Energie hernieuwbare warmte
2500
105 Diepe geothermie
2000
84
1500
63
Zonnewarmte Vaste biomassa Biogas
1000
42 Groen gas
500
21
0
0 2005
2010
2015
2020
Bron: Actieplan, concept, april 2010 (vertrouwelijk) 12
Warmtepompen
Hernieuwbare warmte in Actieplan [PJ] 2005
2010
2015
2020
Diepe geothermie
0.0
1.6
5.5
10.8
Zonne-energie
0.7
0.8
0.7
1.0
vast
22.6
24.0
25.3
27.2
gas
2.9
4.7
7.3
12.1
bio-SNG
1.6
1.3
8.4
24.4
Warmtepompen en WKO (alleen warmte)
2.3
5.5
10.6
15.8
waarvan aerothermisch
n.b.
1.5
3.4
4.9
waarvan geothermisch
n.b.
3.7
6.7
10.1
waarvan hydrothermisch
n.b.
0.0
0.1
0.5
TOTAAL
30.0
37.9
57.8
91.2
Waarvan stadsverwarming
17.4
20.5
24.5
31.2
6.6
6.6
6.6
6.6
Biomassa:
Waarvan biomassa in huishoudens
Bron: Actieplan, concept, april 2010 (vertrouwelijk) 13
Vragen aan het publiek
• Is duurzame warmte voldoende vertegenwoordigd •
14
in de Referentieraming naar 2020? Is er méér mogelijk?
Vragen aan het publiek
• Is duurzame warmte voldoende vertegenwoordigd •
in de Referentieraming naar 2020? Is er méér mogelijk?
Wat is mogelijk met aanvullend beleid? >> Presentatie Sander Lensink Welk type beleid? >> Discussie over beleidsmaatregelen
15
Agenda 14h00 14h10 14h30 15h15
Welkom en introductie Duurzame warmte in de ECN/PBL Referentieramingen Aanvullende beleidsopties voor duurzame warmte Landenvoorbeeld: beleid voor duurzame warmte in Duitsland
15h30 Pauze 15h50 Discussie over beleidsmaatregelen 16h50 Samenvatting 17h00 Sluiting
16
Einde
17
Disclaimer
The sole responsibility for the content of this presentation lies with the author. It does not necessarily reflect the opinion of the European Communities. The European Commission is not responsible for any use that may be made of the information contained therein.
18
Aanvullende beleidsopties Schoon en Zuinig Sander Lensink Workshop www.res-h-policy.eu
Amsterdam, 11 mei 2010
www.ecn.nl
Agenda 14h00 14h10 14h30 15h15
Welkom en introductie Duurzame warmte in de ECN/PBL Referentieramingen Aanvullende beleidsopties voor duurzame warmte Landenvoorbeeld: beleid voor duurzame warmte in Duitsland
15h30 Pauze 15h50 Discussie over beleidsmaatregelen 16h50 Samenvatting 17h00 Sluiting
2
Aanvullend beleid voor duurzame energie Maatregelen voor 40 PJ duurzame warmte beschreven (generieke productie- of investeringssubsidie) hernieuwbare energie Maatregel Effect [Mton [Mton CO2CO2-eq] eq niet-ETS] SDE voor hernieuwbare warmte en groen gas Verhogen verplichting biobrandstoffen Meestook verplichting van 30% in combinatie met SDE
3
2,2
2,2
0,3 - 1,2
0,3-1,2
3,3
0
[PJ] besparing
0
[PJ] hernieuw baar
Kosten [mln €] Nationaal Eind gebruiker
40
ca. 430
ca. 330
4-16
90-180
105-210
35
ca. 300
ca. 300
85 PJ hernieuwbare warmte Realiseerbaar potentieel voor 2020, dus in beginsel ook instrumenteerbaar Tabel
Potentieel en kosten hernieuwbare warmte Potentieel [PJ]
Biomassa in houtkachels en blokverwarming Biomassa in ketels/WKK in landbouw en industrie Warmtebenutting bij bij- en meestook in centrales Warmtebenutting bij afvalverbranding Geothermie in de landbouw Vervanging WKK door geothermie in de utiliteitsbouw Geothermie bij bestaande stadsverwarming Warmte- en koudeopslag in de landbouw Zonthermisch (zoals zonneboilers) Warmtepompen bestaande woningbouw Warmtepompen bestaande utiliteitsbouw
Tabel
2 39 0 11 0 2 0 10 3 6 7
Onder 5 5 n.v.t. 0 n.v.t. 0 n.v.t. 0 30 10 10
Boven 15 30 n.v.t. 15 n.v.t. 10 n.v.t. 5 60 25 25
Potentieel en kosten overige aanvullende hernieuwbare energieopties
Potentieel [PJ] Vergassing van biomassa (bio-SNG) Elektriciteitsproductie door bij- en meestook in centrales Biobrandstoffen
4
Meerkosten warmte [M€/PJ] [M€/PJ]
5 35 16
Meerkosten eindgebruiker [M€/PJ] [M€/PJ] Onder 15 5 10
Boven 25 15 20
Biomassa in houtkachels en blokverwarming (2 PJ) • Pelletkachels - Ruimte voor opslag houtvoorraad - Vooral bij vrijstaande woningen, boerderijen - Raming: ca. 0 PJ
• Collectieve ketels in blokverwarming - 7,5 PJ gasvraag bij ketels in bouwjaarklassa 1960/1990. - Voldoende ruimte moet beschikbaar zijn voor houtvoorraad - Raming: ca. 2 PJ Beleid De meeste blokverwarming is waarschijnlijk eigendom van woningbouwcorporaties. Samen met de schaalgrootte van de optie maakt dat deze optie geschikt voor een exploitatiesubsidie zoals de SDE. Daarmee kan ook het prijsverschil tussen houtpellets en aardgas worden afgedekt. 5
Bioketels en bio-WKK in landbouw en industrie (39 PJ) • Vervanging bestaande WKK-installaties -
WKK in industrie, groei- en vervangingsmarkt ca. 5 PJ/jaar Ca. 20% te benutten voor verduurzaming -> 9 PJ tot 2020. WKK in glastuinbouw, vervangingsmarkt ca. 120 MWe/jaar Ca. 20% te benutten voor verduurzaming -> 4 PJ tot 2020.
• Ketels - Groei- en vervangingsmarkt voor ketels ca. 13 PJ per jaar - Ca. 20% te benutten voor verduurzaaming -> 25 PJ tot 2020. Beleid Deze optie leent zich goed voor een generieke productiesubsidie. Aandachtspunt kan de maatvoering zijn. De kosten van de installaties hangen af van de schaalgrootte. De productiesubsidie kan via categorisering van opties.
6
Warmtebenutting bij bij- en meestook van biomassa in kolencentrales (0 PJ) • Ontwikkeling meestook in Referentieraming - Alleen de centrale in Geertruidenberg levert nuttige warmte - Stijging van het meestookpercentage is geraamd - Dus stijging van warmtebenutting bij bij- en meestook zit in raming - Warmtebenutting bij andere centrales wordt niet voorzien.
• Protocol monitoring duurzame energie - Biomassainput wordt als vermeden primair gerekend - Keuze tussen elektriciteitsproductie en warmtebenutting indifferent - Voor Europese doelstelling maakt het wel iets uit
7
Warmtebenutting bij AVI’s (11 PJ) • Afvalverbrandingsinstallaties - Elektrisch vermogen neemt toe - Meer restwarmtebenutting mogelijk bij nieuwe AVI’s Beleid • Warmtebenutting afdwingen via vergunning kan tot vertraging leiden, en contraproductief werken. • Locatie nieuwe industrie optimaliseren via RO-beleid • Bij mogelijke overcapaciteit na 2010 ligt het potentieel bij bestaande installaties • Zeker waar AVI's eigendom zijn van gemeenten en provincies, leent deze optie zich goed voor generieke ondersteuning via de SDE-systematiek.
8
Diepe geothermie (2 PJ) • Diepe geothermie bij glastuinbouw (ca. 0 PJ) - Reeds 100 projecten in Referentieraming tot 2020 (garantieregeling, MEI)
• Diepe geothermie bij bestaande stadsverwarming (ca. 0 PJ) - Soms benutting industriële restwarmte aannemelijker - Soms langetermijncontracten voor afname van restwarmte
• Diepe geothermie bij utiliteitsbouw (ca. 2 PJ) - Ca. 170 locaties met gasmotor > 750 kWe - Ca. 20 locaties met geschikte warmteinfrastructuur Beleid Bij diepe geothermie zijn de grootste kosten gemoeid met de boring, en het grootste risico is een misboring. Een productiesubsidie sluit niet goed aan op deze problematiek. Mogelijk beleid kan voortzetting of verfijning van de huidige garantieregeling zijn, of maatwerk waarbij naar de gerealiseerde boringskosten van het project gekeken wordt.
9
WKO in de landbouw (10 PJ) • Warmte-koudeopslag glastuinbouw -
700 hectare semi-gesloten kas in 2020 Gebruik van aquifers Nadeel: CO2-bemesting is niet mogelijk Randvoorwaarde: extra teeltopbrengsten
Beleid Deze optie lijkt minder geschikt voor een generieke productiesubsidie. Er bestaan veel onzekerheden of de optie rendabel geëxploiteerd kan worden, bijvoorbeeld omdat niet alleen een eventuele productiesubsidie van belang is, maar ook de productprijzen voor de extra teeltopbrengsten. Onder deze omstandigheden ligt het meer in de rede om de netto investeringslast te verlagen, bijvoorbeeld door een investeringssubsidie.
10
Warmtepompten, zonneboilers en WKO in de gebouwde omgeving (16 PJ) • Zonthermisch (3 PJ)
•
•
- 475.000 nieuwbouwwoningen met zonneboiler: 2,3 PJ - Voortzetting subsidieregeling bestaande bouw: 0,5 PJ Warmtepompen in bestaande bouw (6 PJ) - Programma warmtepompen - Vervangingsmarkt vrijwel nihil naar 50% in 2021 Warmtepompen in utiliteitsbouw (7 PJ) - Optie voor kleine gebouwen (bijv: horeca/winkels met koeling) - Groei bij nieuwbouw zit al in Referentieraming
Beleid De opties warmtepompen, warmte-koudeopslag en zonneboilers lenen zich niet erg voor een generieke SDE-regeling. De opties zijn kleinschalig en er zijn veel actoren bij betrokken. Een eenmalige investeringssubsidie zoals de huidige subsidieregeling duurzame warmte ligt meer voor de hand. Deze zou ook opengesteld kunnen worden voor de utiliteitsbouw. Voor de nieuwbouw is een verplicht aandeel duurzaam binnen de energieprestatienorm een alternatief voor subsidies. 11
Beoordeling effectiviteit beleidsinstrument
• • • • •
12
Homogeniteit van actoren Homogeniteit van kostenstructuur/projecten Eigen aan core business Afdekking onrendabele top voldoende prikkel OPEX/CAPEX-verhouding
Homogeniteit van actoren • In welke mate reageren de actoren die een investeringsbeslissing moeten nemen op dezelfde wijze op een prikkel? Bedrijven met winstoogmerk zijn sterk homogeen, consumenten zijn weinig homogeen. Actoren zonder winstoogmerk (woningbouwcorporaties, sommige afvalbedrijven) zijn gemengd. Homogeniteit van kostenstructuur/projecten • In welke mate zijn de projecten om het aanvullend potentieel te ontsluiten homogeen? Hoe goed kunnen de projecten gerepresenteerd worden door één "referentieproject“ Minder homogeen betekent dat een generiek instrument meerdere 'categorieën' dient te hanteren. Hoe meer categorieën er bestaan, des te groter is de kans om 'stragetisch gedrag' van investeerders (de gerealiseerde projecten worden dan meer geoptimaliseerd op subsidiebenutting dan op ontsluiting van duurzame warmte). Eigen aan core business • In hoeverre sluit de investeringsbeslissing t.b.v. duurzame warmte aan bij de bestaande activiteiten van de ontwikkelaar? Een SDE-regeling compenseert enkel de onrendabele top. - Bewustzijn. Compensatie van OT maakt investeerder niet per se bewust van investeringsmogelijkheid. - Naarmate de activiteit verder van de core business afstaat, zijn de voordelen, nadelen en risico's ook minder goed in te schatten door de ontwikkelaar. Afdekking onrendabele top voldoende prikkel • Het financiële rendement dat door de subsidieregeling 'billijk' geacht wordt, moet ook aansluiten bij de gangbare rendementen van de investeerder/ontwikkelaar. • Afdekking van de OT maakt een investeerder in beginsel 'indifferent' om in duurzame warmte te investeren of ergens anders in. Indifferent impliceert dat investering geen uitgemaakte zaak is. OPEX/CAPEX-verhouding • Als de OPEX/CAPEX-verhouding hoog is, dan is de bijdrage van operationale kosten aan de totale kosten hoog. Uitgaven en subsidie-inkomsten passen in de tijd goed. Bij een lage OPEX/CAPEX-verhouding zijn de kapitaallasten relatief hoog. Deze kunnen met een productiesubsidie enkel worden terugverdiend, als er ook geproduceerd wordt in de toekomst. Terugverdienen van de kosten is dus minder zeker.
13
Score van potentiëlen op geschiktheid voor productiesubsidie Optie [PJ Homo- Homo- Eigen Afdekkin OPEX/ Effectivite Instrume vermede genitei geniteit aan core g OT CAPEXit nn t van van busines adequate verhoudin [%] teerbaar primair] actoren kostens3 prikkel4 g5 via SDE 1 structuur / projecte n2 Biomassa in ketels en 39 WKK landbouw en industrie + + + ++ 60 23 Afvalverbandingsinstallat 11 ies + + ++ 50 6 Warmtekoudeopslag in 10 de landbouw ++ -+ -20 2 Hybride warmtepompen 7 bestaande utiliteitsbouw + + -+ 30 2 Hybride warmtepompen 6 bestaande woningbouw -+ -+ 10 1 Groen gas uit vergassing 5 ++ + ++ + + 90 5 Zonthermisch 3 + --10 0 Biomassa in 2 blokverwarming + + + ++ 60 1 Diepe geothermie 2 utiliteitsbouw als vervanging WKK ++ --10 0 Bij- en meestook in 0 centrales ++ + + + 70 0 Diepe geothermie 0 landbouw ++ + + --20 0 Diepe geothermie 0 bestaande stadsverwarming ++ + + --20 0 Totaal 85 40 14
Aanvullende beleidsopties Schoon en Zuinig
Aanvullende beleidsopties Schoon en Zuinig, door Daniëls en Elzenga (ECN/PBL), april 2010 http://www.ecn.nl/docs/library/report/2010/e10015.pdf
15
Vragen aan het publiek • Is duurzame warmte voldoende vertegenwoordigd in het rapport over Aanvullende beleidsopties Schoon en Zuinig? • Is het ambitieus? • Is er méér mogelijk?
Welk type beleid? >> Discussie over beleidsmaatregelen (na de pauze)
16
Agenda 14h00 14h10 14h30 15h15
Welkom en introductie Duurzame warmte in de ECN/PBL Referentieramingen Aanvullende beleidsopties voor duurzame warmte Landenvoorbeeld: beleid voor duurzame warmte in Duitsland
15h30 Pauze 15h50 Discussie over beleidsmaatregelen 16h50 Samenvatting 17h00 Sluiting
17
Einde
18
Disclaimer
The sole responsibility for the content of this presentation lies with the author. It does not necessarily reflect the opinion of the European Communities. The European Commission is not responsible for any use that may be made of the information contained therein.
19
Promotion of Renewable Energy for Heating and Cooling in Germany Workshop RES-H Policy Amsterdam, 11 May 2010 Veit Bürger, Öko-Institut e.V. (Luuk Beurskens, ECN) Supported by
www.res-h-policy.eu
RES-H/C support policy in Germany
Overview • Renewable energy sources in the German heating market • Targets for renewable heating in Germany • Support framework for renewable heating and cooling in Germany ─ Use obligation for new buildings ─ Financial support: investment grants and soft loans
www.res-h-policy.eu
2
RES-H/C support policy in Germany
Contribution of RES to heat supply in Germany
www.res-h-policy.eu
3
RES-H/C support policy in Germany Development of collector area and energy supply of solar thermal installations for heat supply in Germany, 1990 - 2008 4,500
12,000 Energy supply [GWh]
4,000 Area, cumulative [1.000 m²]
10,000
3,500 8,000
[GWh]
2
[1.000 m ]
3,000 2,500
6,000 2,000 1,500
4,000
1,000 4,126
3,704
3,274
2,828
2,487
2,183
1,919
1,612
1,279
857
0
695
351 550
279
440
130
166 218
1,037
2,000 500
0
1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Source: BMU-KI III 1 according to Working Group on Renew able Energies / Statistics (AGEE-Stat); Version: April 2009; all figures provisional
www.res-h-policy.eu
4
RES-H/C support policy in Germany Development of biomass use for heat supply in Germany, 1997 - 2008 120,000
100,000
[GWh]
80,000
60,000
40,000
51,613
50,951
54,314
55,326
54,626
66,361
69,945
76,882
87,469
94,335
102,051
0
48,546
20,000
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Source: BMU-KI III 1 according to Working Group on Renew able Energies / Statistics (AGEE-Stat); Version: April 2009; all figures provisional
www.res-h-policy.eu
5
RES-H/C support policy in Germany
Contribution of RES to heat supply in Germany
In the year 2009: renewables supply approximately 8.4% of total heat demand
www.res-h-policy.eu
6
RES-H/C support policy in Germany
Structure of renewable heat supply in 2009
www.res-h-policy.eu
7
RES-H/C support policy in Germany
Targets for renewable heating
www.res-h-policy.eu
8
RES-H/C support policy in Germany
Projected annual capacity growth (-80% scenario)
www.res-h-policy.eu
9
RES-H/C support policy in Germany
German support framework for renewable heating and cooling • Element 1:
Use obligation for the installation of renewable heating and cooling devices for new buildings: EEWärmeG
• Element 2:
Financial support: investment grants and soft loans for the installation of renewable heating and cooling devices in new and existing buildings: Market Incentive Programme (MAP)
-
MAP has an innovation bonus which promotes systems such as largescale solar thermal systems or solar cooling systems
www.res-h-policy.eu
10
RES-H/C support policy in Germany
Use obligation for new buildings: EEWärmeG (1/2) • • • • • •
•
Act on the Promotion of Renewable Energies in the Heat Sector (EEWärmeG) came into force 01 January 2009 Owners of newly constructed buildings (obligated parties) must cover a share of the thermal energy demand with renewable energies (rate of new buildings only 0,5-1% per year) Minimum share may be reached by adding technologies Obligation covers residential and non-residential buildings Investors are free to choose their type renewable energy source Alternative measures (by-pass, opted for by 30% to 35% of the target audience): ─ heat supply by CHP or district heating fulfilling minimum efficiency criteria ─ extended energy saving measures at the building envelope (insulation) Regions (Bundesländer) are allowed to extend the obligation to existing buildings. This has been implemented in Baden-Württemberg (BW) and is considered in Saarland, Berlin, Hamburg. In BW: obligation level is set at 10%, technology choice is open. Moment: boiler replacement in an existing building. Alternative is supply of CHP or extended insulation measures.
www.res-h-policy.eu
11
RES-H/C support policy in Germany
Use obligation for new buildings: EEWärmeG (2/2) Minimum share
Additional requirements
15%
Solar collectors are certified with the European quality label "Solar Keymark"
50%
Biomass boiler must meet minimum efficiency and emission requirements; biomass must meet certain sustainability criteria
Biomass gaseous
30%
Biogas must be used in a CHP installation; processing and feed-in of biogas must comply to sustainability criteria
Biomass liquid
50%
Bioliquids must be used in condensing boilers; bioliquids must fulfil sustainability criteria
50%
Heat pumps must meet minimum seasonal performance factors; heat pumps must be equipped with heat volume and electricity meters (check for consumer/owner on how the system operates)
Energy Source Solar thermal Biomass solid
Geothermal and Heat pumps www.res-h-policy.eu
12
RES-H/C support policy in Germany
Market Incentive Programme (MAP) (1/4) • Market Incentive Programme MAP (Marktanreizprogramm) • Two support elements: ─ technology specific investment grants for smaller applications (e.g. solar collectors) -> roughly 10% share of investment costs ─ soft loans with low interest rates for larger applications • Extra payments for RES-H installations that are integrated in efficient systems • RES-H installations in new buildings: eligible to the MAP funding but grants are reduced by 25% • Eligibility to be funded is linked to technology specific minimum requirements www.res-h-policy.eu
13
RES-H/C support policy in Germany
www.res-h-policy.eu
14
RES-H/C support policy in Germany
Market Incentive Programme (MAP) (3/4) • MAP is financed through the federal budget (MAP “fed” through income from eco tax on electricity sales) • MAP volume: 200-450 million EUR per year • Applications need to be submitted latest 6 months after the installation has started to operate • Roughly 95% of all solar collectors and wood boilers (mainly pellets) are funded through the MAP • Some figures for 2009: ─ Number of grants: 250.000 ─ Total funds awarded: 423 mio EUR ─ Triggered investment volume: 3 billion EUR • No anticipation on technology cost decrease (learning) www.res-h-policy.eu
15
RES-H/C support policy in Germany
Development of applications in the MAP (4/4) 300.000 Number of grant applications
Heat pumps 250.000
Biomass Solar thermal
200.000 150.000 100.000 50.000 0 2002
www.res-h-policy.eu
2003
2004
2005
2006
2007
2008
16
RES-H/C support policy in Germany
Development of applications in the MAP (2)
www.res-h-policy.eu
17
RES-H/C support policy in Germany
Some final remarks •
Use Obligation has relatively low transaction costs but control may be a burden for local authorities
•
Obligation leaves investors free to choose their type of renewable energy source: improves acceptance
•
In principle several support models have the potential to stimulate the market penetration of RES-H/C provided they are well designed
•
Public grant schemes (covered by public budgets) are in principle popular measures for several stakeholders (public bodies, consumers) but in case of dependency on public budgets there is a risk of stop-and-go market development MAP grants for 2010 have been depleted as a result of government savings. Up to April 2010 approximately 82000 applications granted, nu further applications possible. This is an illustration of the risk of stop-and-go policy when support policies are depending on public budgets. Risk to the RES-H market!
•
•
For most technologies (especially for biomass) a single instrument will not be sufficient to boost the market → need of a consistent support instrument package
•
Support frameworks for RES-H need to be well aligned to the instruments addressing the efficiency of buildings www.res-h-policy.eu
18
RES-H/C support policy in Germany
Further reading • English version of the EEWärmeG: http://www.erneuerbare-energien.de/inhalt/42351/ • The most recent evaluation of the MAP (covering 2007/2008) can be downloaded (in German) at http://www.erneuerbare-energien.de/inhalt/39812/40870/ • Leaflet "Development of Renewable Energy Sources in Germany 2009" providing data on renewables in Germany: http://www.erneuerbare-energien.de/inhalt/5996/42720/ • BAFA, Bundesamt für Wirtschaft und Ausfuhrkontrolle: http://www.bafa.de/bafa/de/energie/erneuerbare_energien www.res-h-policy.eu
19
RES-H/C support policy in Germany
Thank you for your attention
Contact Veit Bürger Öko-Institut e.V. tel.: +49-761-45295-25 email:
[email protected]
www.res-h-policy.eu
20
Discussie beleidsmaatregelen Luuk Beurskens Workshop www.res-h-policy.eu Amsterdam, 11 mei 2010
www.ecn.nl
Inhoud
• • • • • •
2
Korte samenvatting vorige workshop Spectrum van sectoren en typen maatregelen Focus op vier maatregelen Beoordelingscriteria Discussie Volgende fase in RES-H Policy project
Korte samenvatting vorige workshop (1/2) • Gebruik energielabel om beleid aan te koppelen: eisen • • • • • • •
3
aanscherpen, koppeling met fiscale prikkels (via hypotheekrenteaftrek, bij afsluiten hypotheek of via gedifferentieerde overdrachtsbelasting) Langetermijnvisie en stabiel klimaat Aandacht voor energie en besparing nodig tijdens ontwerpfase en uitvoeringsfase (systeembenadering en kwaliteit) Vertaal lessen uit de nieuwbouw naar renovatie Verplichten van aandelen duurzame energie bij bestaande woningen moet bespreekbaar zijn Bij keuze voor nieuwe woning door consument is het energiesysteem van ondergeschikt belang (Extra) heffing op energiegebruik is ook belangrijk Denk ook aan andere sectoren dan gebouwde omgeving: zonthermisch in de industrie, bestaande warmtenetten, biomassa-inzet voor hoge temperaturen
Korte samenvatting vorige workshop (2/2) • Inzet biomassa bij voorkeur in warmtevraaggestuurde WKK • Weinig te verwachten van warmtelevering uit nieuw te • • • •
4
bouwen kolencentrales in verband met hoog rendement voor elektriciteitsopwekking Kleinschalige houtkachels bij huishoudens liever niet stimuleren (lokale emissies) Heat-only of WKK-systemen in geavanceerde installatie kan optie zijn in (bestaande) flatgebouwen met een collectieve ketel Publiek bereiken via webportal www.meermetminder.nl (samenwerking van ruim 20 partijen) Combinaties van beleidsmaatregelen en maatwerk blijven onverminderd een voorwaarde voor succesvol beleid
Spectrum van sectoren en typen maatregelen
5
Financiële maatregelen (subsidie, heffing)
Niet-financiële maatregelen (normering, verplichting)
Gebouwde omgeving (woningen en utiliteitsbouw)
• Investeringssubsidie • Exploitatiesubsidie
• Aanscherpen EPN • Training en
Andere sectoren (industrie, glastuinbouw en stadsverwarming)
• Investeringssubsidie • Exploitatiesubsidie • Heffing op warmtelozing
informatiecampagnes • Verplichting duurzame warmte
• Training en informatiecampagnes
Focus op vier maatregelen
6
Financiële maatregelen (subsidie, heffing)
Niet-financiële maatregelen (normering, verplichting)
Gebouwde omgeving (woningen en utiliteitsbouw)
• Investeringssubsidie • Exploitatiesubsidie
• Aanscherpen EPN • Training en
Andere sectoren (industrie, glastuinbouw en stadsverwarming)
• Investeringssubsidie • Exploitatiesubsidie • Heffing op warmtelozing
informatiecampagnes • Verplichting duurzame warmte
• Training en informatiecampagnes
Intermezzo over verplichtingen Richtlijn 2009/28/EG, Artikel 13 lid 4:
• In het kader van hun bouwvoorschriften en -regels voeren de lidstaten passende
maatregelen (‘appropriate measures’) in om het aandeel van alle soorten energie uit •
hernieuwbare energiebronnen in de bouwsector te vergroten. Bij de vaststelling van zulke maatregelen of in hun regionale steunregelingen kunnen de lidstaten rekening houden met nationale maatregelen die verband houden met aanzienlijke verbeteringen van de energie-efficiëntie en met warmtekrachtkoppeling en passieve, lage- of nulenergiegebouwen.
• In hun bouwvoorschriften en -regels of op andere wijze met gelijkwaardig effect eisen de
lidstaten in voorkomend geval uiterlijk 31 december 2014 dat in nieuwe gebouwen en bestaande gebouwen die ingrijpend worden gerenoveerd minimumniveaus van energie uit hernieuwbare bronnen worden gebruikt. •
7
De lidstaten staan toe dat deze minimumniveaus onder meer worden verwezenlijkt middels stadsverwarming of -koeling die voor een aanzienlijk aandeel uit hernieuwbare energiebronnen wordt geproduceerd. De in de eerste alinea bedoelde voorschriften gelden voor de strijdkrachten, alleen voor zover de toepassing ervan niet in strijd is met de aard en het voornaamste doel van hun activiteiten, en met uitzondering van materieel dat uitsluitend voor militaire doeleinden wordt gebruikt.
Beoordelingscriteria
• • • • •
8
Effectiviteit Kostenefficiëntie en uitvoeringskosten Acceptatie Interactie met de markt en met ander beleid Overige aspecten
Beoordelingscriteria
• • • • •
Effectiviteit Kostenefficiëntie en uitvoeringskosten Acceptatie Interactie met de markt en met ander beleid Overige aspecten >>> 10 minuten voor plenaire bespreking van score van vier beleidsmaatregelen op elk van deze criteria (2 à 3 minuten per maatregel)
9
Criteria
Effectiviteit
1
Verplichting
2
Normering
3
Subsidie op investering
4
Exploitatiesubsidie
10
Kostenefficiëntie en uitvoeringskosten
Acceptatie
Overige Interactie met aspecten de markt en met ander beleid
Discussie Hoe ziet het ideale pakket van beleidsmaatregelen voor duurzame warmte en koude er uit?
11
Volgende fase in RES-H Policy project Op basis van de realiseerbare potentiëlen uit aanvullend beleid en de discussie over beleidsmaatregelen wordt in de komende maanden gerekend:
• Simulatie van implementatiesnelheid van duurzame • •
warmteopties Impact van beleid op de implementatiesnelheid Kosten van beleid
Dit komt terug in de derde workshop, later in 2010
12
Einde
13
Disclaimer
The sole responsibility for the content of this presentation lies with the author. It does not necessarily reflect the opinion of the European Communities. The European Commission is not responsible for any use that may be made of the information contained therein.
14