PRIJSVRAAG WONEN IN DE TOEKOMST WOONESSAY
De Woonhub
MENSELIJKE MAAT TERUG IN NIEUWE WOONVORM
INTRODUCTIE Het concept ‘wonen’ is decennialang in feite nauwelijks vernieuwd. Er zijn grofweg maar twee smaken bij een woning: huren en kopen. Naast de hypotheek of huur en locatie wordt vooral gelet op fysieke kenmerken als oppervlaktes, het aantal kamers en de afgesloten tuin op het zuiden. De vraag rijst of die eenzijdige visie op wonen nog wel houdbaar is in de toekomst waar grote uitdaging te zien zijn. In dit Woonessay worden talloze trends en ontwikkelingen geanalyseerd die laten zien dat deze visie fundamenteel moet worden veranderd. ‘Wonen’ moet juist worden gezien als een omhulsel van relationele fysieke, sociale en duurzame activiteiten binnen een sterk veranderende leefomgeving. Wij zien een nieuw woonmodel ontstaan: de Woonhub, waarin de traditionele solo-woning en de buurt mixen. Dit Woonessay beschrijft de wijze waarop dit gerealiseerd kan worden in de bestaande stad en hoe de Woonhub zorgt voor een sociale en duurzame wijk waar men betaalbaar en gelukkig woont. Wij wensen u veel leesplezier! New Planning Collective Sander van Lent Roy Slegtenhorst Martijn Tabak 30 november 2014
2
INHOUDSOPGAVE Introductie
2
Inhoudsopgave
3
1. Trends en ontwikkelingen De trek naar de stad Betaalbaarheid onder druk Toename van eenpersoonshuishoudens Van bezit naar gebruik Andere manieren van werken / stijging ZZP’ers Conclusie: Veranderende private footprint wijzigt de wijk radicaal
4 4 5 6 7 8 10
2. De Woonhub Betaalbare woning door diensten delen Grote flexibiliteit: ‘plug and play’ wonen Transformatie bestaande woningvoorraad Intelligent en sociaal wonen Diverse groep gebruikers Sociaal en duurzaam Organisatievorm en kostenbeheersing Vergelijking met andere concepten Conclusie: menselijk maat terug in nieuwe woonvorm
11 11 11 12 12 13 13 14 15 16
3. Realisatiefases Fase 1: Draagvlakvorming Fase 2: Opzetten van pilot Fase 3: Groei en sneeuwbaleffect Fase 4: Evolutie naar een Wijkhub
17 17 18 19 20
4. The Human City: Fundamenteel andere inrichting van de woning en (openbare) ruimte
22
New Planning Collective
23
Bijlagen
24
3
1. TRENDS EN ONTWIKKELINGEN De fundamentele trends en ontwikkelingen die het huidige woonmodel veranderen zijn te zien op allerlei gebieden: sociaal, economisch, ecologisch en op ruimtelijk niveau. Omdat al deze ontwikkelingen vrijwel tegelijkertijd bezig zijn en met elkaar samenhangen is de invloed op de samenleving en onmiskenbaar aanwezig. Wat zij betekenen voor het wonen in de toekomst wordt hieronder beschreven.
DE TREK NAAR DE STAD Momenteel is er een nieuwe urbanisatiegolf aan de gang. Over de hele wereld trekken mensen naar de stad (in Nederland naar de Randstad) vanwege de aanwezigheid van voorzieningen, studies/opleidingen, om zich aan te sluiten bij de groepen mensen die er al wonen en werken en om zichzelf maximaal te kunnen ontwikkelen en te ontplooien. Ook het Planbureau voor de Leefomgeving (2013) signaleert die trend. Aan de randen van Nederland ontstaan krimpgebieden als gevolg van de binnenlandse migratie naar (binnen-) stedelijke gebieden en vergrijzing.
Figuur 1 PBL (2013). Bevolkingsontwikkeling 2010-2040 per gemeente
Die ‘nieuwe stedeling’ wil op woongebied het beste van twee werelden: een rustige, veilige plek met privacy en de drukke, dynamische (binnen)stad om de hoek. In de praktijk blijkt dit lastig, omdat de aangeboden woningen onvoldoende die doelgroep ondervangen, koop- en huurwoningen op binnenstedelijke locaties duur zijn en wachtlijsten voor sociale huurwoningen zeer lang zijn. Een van de grootste uitdagingen in de huidige woningmarkt is het bedenken van woningbeleid en woonvormen die deze sterk toenemende groep kunnen faciliteren. Daarnaast heeft de ‘nieuwe stedeling’ betrekking op hun manier van leven en het gebruik van de stad. Er is een sterkere betrokkenheid te zien tussen stad en stedeling, waarbij een intiemer privédomein d oorslaggevend is voor de betrokkenheid bij het publieke domein (Müller, 2002).
4
BETAALBAARHEID ONDER DRUK Die trek naar de stad heeft als gevolg dat de woningmarkt in (Randstedelijke) steden onder druk komt te staan. En dat terwijl zoals beschreven de aangeboden woningen onvoldoende aansluiten op de veranderende vraag. Het gevolg is dat bijvoorbeeld leegstandsbeheerders door middel van het aanbieden van anti-kraak woningen zeer populair zijn – ondanks de vaak slechte manier van de behandeling van hun huurders. Dit laat dus tevens zien dat er een gat in de markt is die onvoldoende wordt bediend, met name van eenpersoonshuishoudens (zie paragraaf 1.3). Het PBL (2013) signaleert het gevaar dat er een mismatch tussen vraag en aanbod kan ontstaan, omdat door sterfte van de babyboomgeneratie in toenemende mate koopwoningen/eengezinswoningen op de markt komen, terwijl de eenpersoonshuishoudens vaker naar een huurwoning op zoek zijn. Met andere woorden, de doorstroming op de woningmarkt is een probleem, zo geeft tevens het CBS (2011a) aan. Young professionals en ‘semi-starters’, zoals mensen die zijn gescheiden, vormen ‘outsiders’ op de woningmarkt en worden geconfronteerd met lange wachtlijsten voor betaalbare huurwoningen of met hoge prijzen van koopwoningen. Om de doorstroming op gang te brengen is met name voor die groep betaalbare huisvesting noodzakelijk. Kostendrukkende maatregelen Sinds jaar en dag zijn wij in Nederland bekend met hypotheken en de netto- en brutohuur berekening van wonen. Deze traditionele manier van het bekostigen van een woning is aan weinig verandering onderheven en waarbij onvoldoende werd ingegrepen na de bankencrisis (2008). Zo is het sinds 2013 enkel mogelijkom te kiezen voor een annuïteit- en/of lineaire hypotheek en mag men niet maar dan 50% van de hypotheek aftrekbaar zijn en moet de woning binnen dertig jaar volledig te zijn afgelost. Sinds 2013 mag men maximaal een Loan-To-Value (LTV) hebben van 104% en sinds januari 2015 mag men maximaal een LTV hebben van 103%. Daarnaast wordt er flink gesneden in de hoogte van het maximale NHG-grensbedrag. Vanaf 2018 kunnen kopers slechts enkel een hypotheek afsluiten tot maximaal een LTV van 100% en zal de koper meer eigen vermogen moeten inbrengen (Rijksoverheid, 2014). Die nieuwe vorm van hypotheken zorgt er echter voor dat de vaste lasten gedurende de looptijd flink muteren. Dit geldt zowel voor een (nominale) dalende lineaire hypotheek als bij een (nominaal) stijgende annuïteitenhypotheek (Often, 2014). De vasten lasten zullen ondanks de hypotheekvorm aan verandering onderhevig zijn. Uit praktijk blijkt echter dat c onsumenten juist de wens hebben om stabiele (netto) lasten per maand te dragen (Often, 2014). Niet alleen de hypotheekmarkt is aan verandering onderheven, maar ook huren lijkt aan het veranderen. Minister Blok van Wonen & Rijksdienst is sinds 2013 bezig met een liberalisatieslag van de h uursector. Scheefhuurder en huurder met een bruto-inkomen boven de sociale huurgrens €34.911 (prijspeil jan 2015) worden belast met een extra jaarlijkse huurverhoging van 0,5 tot en met 2,5%. Daarnaast is het punten stelsel voor huurwoningen herzien en zal een nieuwe huurder aanzienlijk meer betalen voor dezelfde woning. Vanaf 2015 zal de minister komen met een voorstel komen voor een nieuwe huursombenadering (Aedes, 2014). De overheid is een pleitbezorger geworden van een grotere marktwerking op de huurmarkt en een meer gecontroleerde koopmarkt, waar kopers meer eigen geld moeten inbrengen voor hun woning. Een begrijpelijke strategie, nadat is gebleken dat veel woningcorporaties boven hun stand hebben geleefd en de koopmarkt de achilleshiel is van de Nederlandse economie is. Zo blijkt dat de Nederlandse hypotheekschuld de hoogste is van de Eurozone (CBS, 2011b). Toch is er binnen het beleid van de Nederlandse overheid iets opmerkelijks aan de hand. Waar de waarde van woningen steeds verder lijken te dalen, zorgt de overheid er juist voor dat: A) enerzijds het steeds lastiger wordt om woningen te kopen en B) anderzijds het huren van woningen steeds duurder wordt. Huurprijzen stijgen en het verkrijgen van een woning wordt steeds lastiger. Waar de ministerie juist pleit voor een versobering van de huurmarkt (enkel voor de minder financieel bedeelden onder ons) ontmoedigt zij eveneens het kopen van een woning door het aanscherpen van de hypotheekregels. Naast de frictie tussen kopen en huren, blijkt dat de consument steeds meer kwijt is aan brutokosten van het wonen. Zo zijn de kosten voor het internet, gas, water & licht, maar ook de gemeentelijke belastingen flink gestegen ten opzichte van het besteedbaar inkomen van consumenten. Het water komt bij de consumenten steeds meer tot aan de lippen te staan. 5
Niet alleen bij de consumenten komt het water aan de lippen te staan, maar ook bij woningcorporaties. Door de invoering van nieuwe wet- en regelgeving zijn de woningcorporaties gedwongen een nieuwe boekhouding te voeren en moeten zij voldoen aan de eisen opgelegd vanuit de branchevereniging Aedes of het ministerie. Er komt extra (financiële) toezicht op de woningcorporaties, zij moeten in de kosten snijden en keuzes maken tussen renovatie en/of nieuwbouw. Daarnaast is het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) gericht om meer onderpand te nemen als de woningcorporatie niet in staat zijn om aan hun financiële verplichten te voldoen (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2013). Hierdoor wordt het voor woningcorporaties nog lastiger om aan de wensen van huurders te voldoen.
TOENAME VAN EENPERSOONSHUISHOUDENS Die trek naar de stad heeft nog een ander gevolg, namelijk dat het aantal eenpersoonshuishoudens sterk stijgt wat grote invloed heeft op het huidige woningbeleid. Niet alleen in Nederland, maar tevens in de rest van de wereld. Globaal is die stijging maar liefst 80% in 15 jaar, van 153 miljoen in 1996 tot 277 miljoen in 2011. Scandinavische landen zijn koplopers: in Zweden is het 47% en Noorwegen 40%. Nederland en Duitsland hebben een hoger percentage dan het Verenigd Koninkrijk (34%). De landen met de sterkst stijgende eenpersoonshuishoudens zijn China, India en Brazilië. Vooral in de grote steden is de stijging explosief (Kinenberg, 2012). Het CBS (2012) en PBL (2013) geven treffend weer dat respectievelijk de gemiddelde huishoudensgrootte vanaf 1986 afneemt en dat het aantal eenpersoonshuishoudens een omgekeerd beeld laat zien, namelijk een jaarlijkse stijging (zie figuren 1 en 2). Die stijging is dus al jaren goed te zien, maar gericht beleid op deze groep is er echter nauwelijks getuige de grote vraag naar geschikte woonruimte.
Figuur 3. PBL (2013). Aandeel eenpersoonshuishoudens (historie, prognoses en scenario’s) 1980-2040
Figuur 2 CBS (2012). Ontwikkeling bevolkingsomvang
6
Maar wie zijn precies die eenpersoonshuishoudens? Zijn dat vooral studenten en young professionals die zich door de stad aangetrokken voelen? Het blijkt in de praktijk dat die groep juist zeer divers is. Het zijn inderdaad studenten die hun ouderlijk huis hebben verlaten, young professionals die hun studie h ebben afgerond en hun carrière starten, maar ook mensen die zijn gescheiden, senioren die hun partner h ebben verloren en mensen die bewust voor het single leven kiezen – een groep die steeds groter wordt. In tegenstelling tot decennia geleden zijn er nu de economische mogelijkheden om als ‘single dweller’ te leven (Gram-Hanssen et al., 2009). Kinenberg (2012) heeft onderzocht hoe die sterke stijging is te verklaren en wat dat betekent voor de toekomst. De oorzaken zijn onder andere dat het moderne leven minder traditioneel is, men hecht meer aan hun vrijheid, trouwt later en scheiden vaker, mensen worden ouder en kunnen veel beter dan vroeger kiezen om alleen of samen te leven. Er zijn echter fundamentele oorzaken te zien die uiteindelijk de stad ingrijpend kunnen veranderen. De eerste oorzaak is een economische, namelijk de gestegen welvaart en sociale zekerheid. Mensen kunnen alleen leven, omdat ze dat simpelweg kunnen betalen. Daarnaast is er een culture oorzaak die samenhangt met een daling van het aanhangen van een religie. Men kan en mag (van de buitenwereld) zelf hun leven bepalen, zij hoeven bijvoorbeeld niet meer tot hun dood bij dezelfde partner te blijven. Ten slotte is er een communicatieve oorzaak, door met name sociale media kan men van de voordelen van het sociale leven genieten – ook wanneer men alleen is. Uit onderzoek blijkt dat juist singles een groter netwerk hebben en meer sociaal actief zijn dan mensen die samenwonen. In theorie kan de stijging van het alleen leven van alles betekenen: de achteruitgang van de gemeenschap vanwege het individualisme of sociaal actieve burgers, van isolatie en eenzaamheid of een hecht p ubliek leven. In de praktijk blijkt dat de meerderheid juist heel gelukkig is en een actief (sociaal) leven hebben. De jonge en middelbare leeftijd singles zijn vaak de groep die wijken en buurten helpen revitaliseren en m eedoen in het publieke leven (Kinenberg, 2012). Dit is bijvoorbeeld te zien in de vele bottom-up projecten in de stad: mensen die vrijheid hebben en een groot netwerk hebben zijn vaak diegene die een initiatief starten en/of aan meedoen. Gram-Hanssen et al. (2009) gaan in hun artikel uitgebreid in op de eenpersoonshuishoudens met hun karakteristieken, kenmerken en implicaties op (woon)beleid. De centrale vraag die zij hanteren is of de beschikbare woningvoorraad – die vaak voor grotere huishoudens zijn – voldoende mogelijkheden hebben om de groeiende eenpersoonshuishoudens te huisvesten. In de praktijk blijkt dat niet het geval te zijn. Als oplossing voor het huisvesten van eenpersoonshuishoudens noemen zij het ontwikkelen van v erschillende typen van cohousing, peer-sharing en collaborative housing (zoals de in dit Woonessay voorgedragen Woonhub). Kortom, woningen waarbij diensten worden gedeeld door een groep mensen. Deze typen woningen zijn er nauwelijks in de stad en vaak alleen voor een specifieke groep die specifiek voor deze levensstijl kiest. Echter, door de hoge huren in aantrekkelijke steden als Londen en Amsterdam kan het juist de uitkomst zijn om betaalbare woningen te realiseren, omdat diensten worden gedeeld en er duurzaamheidsvoordelen zijn. Daarbij worden woningen gecreëerd die sociale netwerken kan bouwen, de sociaal-economische status van mensen kan verbeteren en een gevoel van (woon)geluk in het algemeen.
VAN BEZIT NAAR GEBRUIK Deze conclusie hangt samen met een andere belangrijke ontwikkeling, namelijk die van bezit naar gebruik. Er is een groeiende beweging die niet zonder meer alles wil bezitten, maar juist een dienst of product wil g ebruiken en het daarna wilt doorgeven aan een andere gebruiker en dus uiteindelijk minder hoeft te betalen. Het internet, sociale media en platforms zorgen ervoor dat de consument steeds meer keuzes heeft, meer informatie, meer instrumenten en macht om te kiezen te delen in plaats van te bezitten. Hierdoor zijn de kosten relatief laag en is het veel duurzamer dan wanneer iedereen de dienst of product zelf zou kopen (Preston, 2012). Daarnaast is de status van het ‘bezitten’ kleiner dan vroeger en de waarde van het bezitten van een bepaald product is minder geworden. Zie bijvoorbeeld ook de populariteit van vintage en tweedehands spullen.
7
Deze ontwikkeling is tevens te zien bij populaire apps als Air BnB, Snappcar, Thuisafgehaald en Peerby waar respectievelijk huizen en kamers, auto’s, eten, en dingen uit de buurt gehuurd en gedeeld kunnen worden. Dergelijke bedrijven maken online platforms, waardoor gebruikers toegang krijgen tot de dienst en een verdienmodel mogelijk is. Kortom, er ontstaat een economie die op andere uitgangspunten en waarden is gebouwd dan de consumptie economie: de deeleconomie. Dat deze economie invloed heeft op de stad is bijvoorbeeld te zien in San Francisco en Air BnB en Uber in bijvoorbeeld Amsterdam, die de hotel- en taximarkt ontregelen. Zeker in steden zijn deelmogelijkheden welhaast eindeloos. Denk bijvoorbeeld ook aan een (gedeelde) 3D-printer, die een revolutie in het productieproces kan laten plaatsvinden. Specifiek voor de huizenmarkt kan de deeleconomie tevens van meerwaarde zijn. Coöperatieve woonmodellen (als de genoemde cohousing) kunnen voordelen hebben die verder gaan dan flinke kostenbesparing alleen. Er kan een groter sociaal draagvlak ontstaan, maatschappelijke betrokkenheid bevorderen, lagere carbon footprints, stabiliteit van de bewoner en beter onderhoud aan de woningen. (Shareable, 2013). Wat tevens van invloed is op wonen, is mobiliteit. Ook hier lijkt een kentering te zijn van bezit naar gebruik. Omdat mensen steeds meer in de stad wonen en zich hier de meeste tijd bewegen, wordt de auto relatief steeds duurder dan wanneer mensen wonen in de suburbs en moeten forensen. Daarnaast zijn de openbaar vervoer mogelijkheden veel groter dan in het platteland. Omdat mensen soms toch een auto nodig hebben, wordt het delen van een auto steeds aantrekkelijker. In de deeleconomie gaat mobiliteit dus vooral over toegang en niet over bezit. Daardoor zijn ook hier dezelfde voordelen te zien als op de andere gebieden: lagere kosten, duurzamer, etc. (Shareable, 2013). Dit biedt tegelijkertijd mooie kansen voor de stad. Steden bieden bijvoorbeeld passen aan waarmee men gebruik kan maken van gedeelde auto’s, fietsen en openbaar vervoer. Minder auto’s op de weg impliceert bovendien dat files op de weg en luchtverontreiniging minder worden, minder parkeerplaatsen nodig zijn en het alternatieve vervoersmogelijkheden stimuleert (Shareable, 2013). Daardoor kan er tevens nagedacht worden over het autoluw maken van straten en er bijvoorbeeld publieke ruimten van maken (zie ook hoofdstuk 4 ‘The Human City’).
NIEUWE MANIEREN VAN WERKEN / STIJGING ZZP’ERS Een ontwikkeling die van grote invloed is op wonen en de werking en inrichting van de stad zijn de nieuwe manieren van werken, gecombineerd met een explosieve stijging van het aantal ZZP’ers. Nieuwe manieren van werken Er is momenteel een sterke verandering van de manier van werken te zien. De karakteristieken van die nieuwe marktvraag en werkvormen zijn volgens Twynstra Gudde (2010) gericht op ontmoeten, s amenwerken, kennisdeling en ontspannen op een kleinschaliger niveau waarbij de scheiding tussen werk en privé veel minder strikt is. Er vindt steeds meer een community vorming plaats binnen een pand, waar cocreatie (in samenwerking met verschillende gebruikers onder andere producten ontwikkelen) tussen gebruikers en werknemers zich voordoet. De hoeveelheid functies binnen een kantoorpand neemt daardoor sterk toe. Bijvoorbeeld (flex)kantoorruimte, ontmoetingsruimten, horeca, ontspanningsruimten, etc. De SEV (2012) stelt dat de tijdsgeest verandert waarbij er nieuwe principes naar voren komen. Het kantoor wordt door de ‘toekomstgerichte ondernemers’ niet langer gezien als alleen een fysieke plek waar gewerkt wordt, maar een plek dat een bron is van inspiratie en ontwikkeling en waar onderlinge netwerken zich ontplooien en uitbreiden. Wonen en werken zijn hierbij geen gescheiden werelden maar lopen in elkaar over. Het kantoor wordt een belangrijk onderdeel van hun belevingswereld. Zij zijn daarbij bereid om hoge huren te betalen indien de werkomgeving van alle gemakken is voorzien, mede doordat men door onder andere de verregaande digitalisering zij minder vierkante meters kantoorruimte nodig hebben. Kortom, volgens de SEV ontstaat er een nieuw type huisvesting, gebaseerd op vernieuwing, sociale contacten en energetische aspecten.
8
Stijging van het aantal ZZP’ers Een belangrijke ontwikkeling in de arbeidsmarkt is de sterke stijging van het aantal ZZP’ers (zie figuur 3). Mede als gevolg van de crisis zijn ontslagen werknemers voor zichzelf begonnen, maar die groei is daar niet alleen van afkomstig. Mensen willen bijvoorbeeld meer vrijheid in hun (indeling van het) werk en willen eigen baas zijn. Hierdoor kunnen zij zelf hun werktijden bepalen en flexibel zijn in hun (sociale) leven. ZZP’ers zijn in het algemeen sterk ‘footloose’; bewegen zich van afspraak naar afspraak, werken in de lokale coffeecorner en willen verbindingen aangaan met nieuwe mensen om inspiratie op te doen, informatie uit te wisselen en producten beter uit te kunnen werken. Dit is tevens een van de redenen dat de beschreven kantoorconcepten die mensen bij elkaar laat werken en een community willen creëren steeds populairder worden.
Figuur 4. FD (2014). ZZP’ers in Nederland
Wat betekent dit voor wonen in de toekomst? Naast dat dit voorgaande grote invloed heeft op de kantorenmarkt, heeft het tevens implicaties op wonen. De scheiding tussen wonen en werken wordt welhaast nihil, op de bank met de laptop op schoot email afhandelen is de gewoonste zaak van de wereld. De woning wordt tevens een minikantoor, waar op d ezelfde plek wordt gewerkt als waar televisie wordt gekeken. Ondernemers blijven echter zoals beschreven toch vaak buitenshuis werken om mensen te ontmoeten of te werken in een ruimte met andere ondernemers. Mensen worden daardoor ‘moderne nomaden’, die een klein aantal vierkante meter woning nodig h ebben en heel flexibel leven (Metz, 2013). Daarnaast is een belangrijk effect van thuiswerken en werken op openbaar vervoer en fietsafstand, dat het woon-werkverkeer met de auto daalt. Het gebruik van de woning is dus bij lange na niet meer primair ‘wonen’. De woning wordt daarom steeds meer een omhulsel van relationele activiteiten. Door bijvoorbeeld Spotify en Netflix is bijna alle muziek, films en tv binnen handbereik en sociale media zorgen voor contact met vrienden en de meest actuele informatie over evenementen in de stad. Kortom, hoe ziet de toekomst van het wonen eruit als alle voorgaande trends en ontwikkelingen worden meegenomen? Dit wordt in de volgende conclusie uiteengezet en in de Woonhub in de praktijk gebracht.
9
CONCLUSIE
VERANDERENDE PRIVATE FOOTPRINT WIJZIGT DE WIJK RADICAAL Gedreven door de beschreven verschillende socio-culturele en economische trends, zoals individualisering, opkomst van de netwerkmaatschappij en de verregaande informatisering is onze wijze van wonen en leven sterk veranderd. De scheiding tussen privé, vrije tijd en werk vervaagt steeds meer. Levensfasen lopen sterk in elkaar over: terwijl we nog studeren zijn we net zo makkelijk fulltime ondernemer. Een toenemende groep is maatschappelijk betrokken bij allerlei initiatieven, wat leidt tot een continue wisselwerking tussen ons publiek handelen (werk, interactie met anderen) en onze privéactiviteiten. ‘Thuis’ is in grote mate footloose geworden. Zolang we maar connected zijn hebben we op iedere plek toegang tot onze vrienden, collega’s, etc. Niet alleen zijn netwerken belangrijker geworden; de maatschappij vereist ook in toenemende mate flexibiliteit. Relaties tussen personen zijn vluchtiger en minder structureel geworden. 25 jaar voor dezelfde werkgever werken en 40 jaar getrouwd zijn is eerder uitzondering dan regel. In toenemende mate wordt flexibiliteit verwacht en benut. De maatschappij wordt gevormd door continue van samenstelling wisselende netwerken en een continue stroom van geplande en toevallige ontmoetingen. Dat vraagt om mobiliteit en diezelfde flexibiliteit. Gevolg van deze ontwikkeling is dat een vaste thuisbasis aan belang inboet. Door de maatschappelijke trends wijzigt de rol van een wijk als ruimtelijk georganiseerd model radicaal. Allereerst heeft de woning een andere rol gekregen. Onze private footprint (ruimte binnen een woning die we puur voor onze private tijdsbesteding benutten) is kleiner geworden omdat we ons meer (in kwantiteit) maar ook langer (in tijdsbesteding) in interactie met anderen bevinden. Het traditionele model dat we ons na de werkdag terugtrekken in de woning is achterhaald. Die woning wordt ook niet langer benut door het t raditionele gezin: huishoudens worden toenemend in andere samenstellingen gevormd (eenpersoonshuishouden, met huisgenoten, samengestelde gezinnen, meer-generatie-gezin, etc.). De functies die de woning vroeger vervulden worden in toenemende mate opgevangen op andere plaatsen zoals het café, de coffeecorner op de hoek, de bibliotheek, bedrijfsverzamelgebouwen, etc. Daarmee is de behoefte aan een private footprint een stuk kleiner geworden. Dat impliceert dat we in een woning vrij veel ruimte kunnen besparen door de gemene deler te delen ofwel andere plaatsen te gebruiken. Dat leidt ertoe dat we het traditionele model van een woning moeten loslaten en een herijking van ‘de woning’ noodzakelijk is. De maatschappelijke behoefte van connectiviteit, flexibiliteit en mobiliteit heeft nog een tweede, fundamenteel gevolg voor steden en wijken. Het model van een wijk die we tot nu toe kennen is ontworpen met het faciliteren van eigendom, privéruimte (private footprint) en de auto als uitgangspunt. Het realiseren van een eigen woning (al dan niet via een woningcorporatie) heeft veelal ‘meer inhoud is beter’ als uitgangspunt. De ruimte hebben we zoveel mogelijk opgedeeld: in woningen en in afgesloten tuinen. Onze wijken zijn relatief uitgestrekt en monofunctioneel om zo de groeiende private footprint te faciliteren in eigendommen. Eigendom is echter verdwenen als doorslaggevende factor in keuze van woning of locatie. Binnen de trends van flexibilisering, toegenomen mobiliteit en connectiviteit zal de vraag naar woningen inhoudelijk veranderen. Interacties en netwerken zullen plaatsen vragen om ontmoetingen te faciliteren. De regionalisering en globalisering van onze persoonlijke netwerken en ontmoetingen vraagt om eenvoudige en snelle toegang tot mobiliteit (openbaar vervoer, luchthavens, deelauto, etc.). De toegenomen flexibiliteit van onze persoonlijke rol (als in relatie, levensfase) en functie (werk) zorgt voor snel wisselende huishoudens en vraagt eenvoudig aan te passen woningtypes. De vraag is of het huidige model van woning en wijk deze veranderingen kunnen faciliteren.
10
2. DE WOONHUB Het antwoord laat zich raden: een nieuwe visie op woning en wijk is nodig die de voorgaande trends en ontwikkelingen binnen een concept vatten. De basis van deze visie is de Woonhub: dé plek in de wijk waar diensten samenkomen, waar mensen elkaar ontmoeten, waardoor wonen een compleet andere beleving wordt. De Woonhub wordt binnen een woonblok (bestaande bouw of nieuwbouw) geplaatst en gekoppeld aan omringende woningen.
BETAALBARE WONINGEN DOOR DIENSTEN DELEN In de Woonhub komen vaste diensten als telefonie, water en elektriciteit bijeen die daarna wordt gedeeld met de aangesloten buurtbewoners. Auto’s, fietsen, wasmachines, keukens, de zeer dure kinderopvang, duurzame energieopwekking, zelfs huisdieren kunnen worden gedeeld. In principe is welhaast alles m ogelijk – als er maar draagvlak bestaat onder de bewoners. Bewoners kunnen hierbij kiezen waaraan zij mee willen doen, waardoor iedere bewoner op hun specifieke eisen en wensen kunnen worden bediend en er dus een nieuw soort abonementsvorm ontstaat. Daarnaast kunnen er evenementen en kennisavonden worden georganiseerd, wat voorheen door (vaak inmiddels opgeheven) buurtcentra werd gedaan. In de huidige woningmarkt waar kwalitatief goede betaalbare woningen zeer schaars zijn is dit een uitkomst. Immers, hoe meer diensten worden gedeeld, hoe meer de woning en buurt collectief wordt ingericht, hoe duurzamer de woningen worden en hoe lager de vaste lasten zullen zijn voor de woning. Daarnaast kunnen mensen kleiner gaan wonen, omdat zij bijvoorbeeld wasmachines en keuken delen. Er is minder ‘verplichte’ ruimte nodig om in te wonen, waardoor woningen kleiner gemaakt kunnen worden zonder dat het woninggevoel wordt aangetast – men leeft immers vooral in de huis- en slaapkamer. Ook dit zorgt voor een meer betaalbare woning. Bovendien kan er daadwerkelijk worden gedeeld zonder dat er een platform tussenzit als derde partij die geld int voor de transactie tussen twee delende partijen. Airbnb en Uber vragen bijvoorbeeld een percentage van de transactie. In de Woonhub zijn geen transactiekosten: de gedeelde diensten tussen personen kan weliswaar door middel van de hub plaatsvinden, maar hier worden geen kosten veel gerekend. Een lokale deel- en wijkeconomie kan worden gecreëerd.
GROTE FLEXIBILITEIT: ‘PLUG AND PLAY’ WONEN Omdat alle mogelijke deelbare diensten samenkomen op een plek maakt de Woonhub mogelijk dat woningen in de kern enorm flexibel worden. En dat terwijl de standaardwoning zoals eerder beschreven decennialang juist zeer inflexibel is gebleven, terwijl bewoners momenteel steeds meer flexibiliteit willen. De woning die aangesloten is op de hub wordt splitsbaar omdat de traditionele diensten (wassen, koken, berging) niet meer in de woning zelf hoeven; men kan zelf hun woning indelen door middel van flexibele wanden en zelf weten voor hoeveel personen de woning wordt bedoeld. Het stuklopen van een relatie, overlijden van de partner, het krijgen van kinderen; men hoeft niet meer gedwongen het huis uit omdat het te krap is of niet meer betaalbaar. De flexibiliteit van de woning biedt ruimte om persoonlijke ontwikkelingen te absorberen en die aan te passen aan de benodigde ruimte – ruimtelijk en financieel. Het wordt dus ook gemakkelijker om een begane grond om te zetten naar bijvoorbeeld een winkel: je ‘mist niets’ want het wordt aangeboden binnen de hub. Een bestemmingsplan wordt daarom een achterhaald concept; de wijk wordt intrinsiek o rganisch.
11
Als gevolg van die flexibiliteit ontstaat er een soort ‘plug and play’ wonen. Men kan hun woning in feite ‘pluggen’ aan de Woonhub en hun gedeelde diensten eruit halen. Door de geboden flexibiliteit kan men ervoor kiezen welke dienst op welk moment men uit de Woonhub wil halen en hoe en wanneer men deze dienst wil gebruiken.
TRANSFORMATIE BESTAANDE WONINGVOORRAAD Het tempo van de demografische groei neemt af. Bevolkingsprognoses laten een afvlakkende trend zien waarbij duidelijk is dat het groeitempo reeds lager ligt dan een decennium terug. Ook de toekomstige bevolkingsgroei zal een lager groeiritme kennen. Zoals eerder aangehaald gaan perifere regio’s te maken krijgen met demografische krimp. Hoewel de absolute bevolkingsgroei sterk vertraagd blijft het groeiritme gevoed worden door de huishoudensverdunning, waardoor de vraag naar woningen (vooral in stedelijke gebieden) blijft. Toch stellen deze ontwikkelingen de overheden, maar ook andere woonactoren (corporaties, ontwikkelaars), voor een grote uitdaging met betrekking tot de bestaande woningvoorraad. Op dit moment krijgt dit beleidsthema nog maar beperkte aandacht. Door de afvlakkende groei daalt echter het tempo van de vraag naar nieuwe woningen; er komen simpelweg minder nieuwe woningen bij. Dat heeft echter tot gevolg dat het investeringsvermogen voor sloop en nieuwbouw kleiner wordt (kosten kunnen niet verevend worden met hogere densiteit vanwege de vraag naar meer woningen). Daarnaast ontstaat er een mismatch tussen de kwalitatieve woonwens en het aanbod binnen het bestaande patrimonium. Tot slot kan ook de vraag worden gesteld of er voldoende mogelijkheden zijn om de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad op peil te houden en of woningbezitters voldoende investeringsvermogen hebben om de nodige renovaties uit te voeren. Er worden dus minder nieuwe woningen gebouwd (dus meer afhankelijk van bestaande woningaanbod) en er moet worden afgevraagd of de bestaande woningvoorraad past bij de wijze waarop we in de toekomst willen wonen. De Woonhub vormt het resultaat van de confrontatie tussen woontrends en de huidige woningvoorraad en biedt een oplossing om de bestaande woningvoorraad te transformeren en toekomstbestendig te maken. De Woonhub kan bovendien een belangrijke rol vervullen als katalysator: door het delen van diensten, duurzamer gebruik van ruimte en woning, de versterking van de sociale cohesie en het optimaliseren van de ruimte binnen de woningen, stijgt de kwaliteit van de bestaande ruimte rondom de Woonhub en geeft het daarnaast inspiratie voor nieuwe ontwikkelingen in de bestaande woningvoorraad.
INTELLIGENT EN SOCIAAL WONEN Huisvesting en woonfunctie worden door de Woonhub als het ware losgekoppeld. De ‘schil’ als huis kan daarmee ook veel verder worden doorontwikkeld: met slimme domotica (huisautomatisering) oplossingen en toepassingen voor de woning kan dat nog veel flexibeler worden. De razendsnelle ontwikkelingen in techniek en s martphone bieden grote kansen voor een slimmer gebruik van de woning, die momenteel door marktpartijen nog o nvoldoende worden benut. Denk bijvoorbeeld aan het bedienen van alle apparaten in huis door middel van de smartphone of tablet, stofzuigende robots, het openen van de voordeur op afstand om monteurs binnen te laten of een scherm dat laat zien wie er voor de deur staat. Zeker voor senioren die mensen liever niet zomaar mensen naar binnen willen laten, is dit een uitkomst. Bovendien kunnen zij langer thuis blijven wonen, omdat het bedienen van apparaten binnen de woning veel makkelijker zal worden. Daarnaast bestaan er systemen die ‘reageren’ op veranderende omstandigheden in de woning. Het schakelt bijvoorbeeld apparaten uit als niemand in de woning is, zet muziek zachter als er wordt gebeld, etc., de woning wordt daardoor veel intelligenter. Een voorbeeld is Nest van Google, een slimme thermostaat en rookmelder. Het herkent patronen van de bewoners en zet zelf de verwarming aan om de woning alvast warm te krijgen voor wanneer men thuiskomt. Naast de integratie van techniek binnen de woning is er tevens een dienstverlenende functie naar de buitenwereld. 12
Te denken valt aan een makkelijkere bediening met sociale media en contact met vrienden, familie en buurtbewoners. Ten slotte kan ook steeds makkelijker groente gekweekt worden in kleine kasjes binnen de woning. De Woonhub kan ook dat deelbaar laten worden, door een gemeenschappelijk slimme kas/tuin met hoge efficiëntie aan te bieden. Een belangrijke ontwikkeling binnen dit decennium die van invloed is op de leefomgeving in het algemeen, is de 3D-printer. Door de komst van de 3D-printer gaat er in feite een nieuwe wereld open: mensen kunnen zelf een productieproces opstarten, hoeven niet per se naar een winkel en er kan zelfs voedsel worden geprint. Door een grotere 3D-printer te delen in de Woonhub kan daardoor de community nog meer zelfvoorzienend - en dus goedkoper - worden. Sociaal concept in plaats van technisch model De ontwikkeling van personal computer tot aan smartphone in een kleine 20 jaar laat de impact en sturende invloed van technologische ontwikkelingen zien. Op het vlak van duurzaamheid, smart cities, informatietechnologie etc. zijn er vele technologische ontwikkelingen bezig die allemaal afzonderlijk een deel van de woning veranderen. Ongetwijfeld gaan slimme technologische ontwikkelingen de woning van de toekomst veranderen en ongetwijfeld zijn die technologische ontwikkelingen radicaler dan we nu kunnen voorzien. De basis van de Woonhub blijft echter de diensten die mensen delen met de gevolgen van dien (zoals een verbeterde sociale cohesie). Daardoor is de Woonhub een intrinsiek sociaal concept met intelligent design.
DIVERSE GROEP GEBRUIKERS Door de grote met van flexibiliteit kan binnen de Woonhub enorme diversiteit aan woningen ontstaan: van koopwoning tot huurwoning, van eengezinswoning naar studentenhuis, van young professionals tot senioren. In principe is alles denkbaar, omdat de hub voor de gemeenschappelijke diensten zorgt, zodat bijvoorbeeld senioren hun benodigde zorg krijgen. Bewoners hoeven zich niet meer druk te maken over hun telefonie- en internetaansluiting en specialistische diensten. Alles wordt geregeld door de Woonhub. Daarnaast kan tevens worden besloten om een woonblok inclusief Woonhub te realiseren voor specifieke gebruikers. Bijvoorbeeld voor eengezinshuishoudens die weinig ruimte nodig hebben en zeer bereidwillig staan tegenover het delen van diensten. Voor de ‘moderne nomaden’ die een actief sociaal leven hebben en weinig thuis zijn, maar wel graag met mensen in contact staan. Of voor een groep senioren, die langer zelfstandig willen wonen (en gedwongen worden vanuit overheidsbeleid). Zorg wordt collectief ingekocht – elk met specifieke eisen en wensen van de bewoners – en is dus goedkoper dan wanneer senioren dat zelfstandig moeten doen.
SOCIAAL EN DUURZAAM Zoals beschreven wil de nieuwe stedeling rustig en veilig wonen met de reuring van de stad om de hoek. Doordat de Woonhub het gemeenschapsgevoel versterkt, ontstaat er veiligheid, sociale controle en rust. Juist deze karakteristieken missen bijvoorbeeld mensen die vanuit de provincie naar de stad trekken en senioren die alleen leven. Hier ligt een grote vraag die vrijwel niet vanuit traditionele partijen wordt geboden. Door de Woonhub ontmoeten bewoners elkaar. Bewoners die jarenlang hun buurman niet eens ontmoet hebben worden door de Woonhub gestimuleerd om juist die ontmoeting aan te gaan. Het gemeenschapsgevoel, de sociale cohesie en veiligheid in de buurt wordt versterkt. Door een online community op te richten via site en app komen bewoners snel met elkaar in contact voor bijvoorbeeld vragen, het laatste nieuws, opkomende evenementen en het reserveren van de gedeelde auto. Het leveren van diensten via de Woonhub stimuleert bovendien verduurzaming. Met name op het gebied van energie zijn er grote kansen tot collectieve inkoop van energie, verduurzamen van de woning en om de energiekosten te beperken tot het niveau van de Woonhub. Daarnaast kan de vrijgekomen ruimte optimaal, efficiënt en dus duurzaam worden benut. 13
ORGANISATIEVORM EN KOSTENBEHEERSING De organisatievorm die hierbij naadloos past is de coöperatie/vereniging vorm. De toenemende trend naar zelfbouw, CPO (collectief particulier opdrachtgeverschap) en het collectief inkopen van duurzame energie laat zien dat bewoners zeer bewust willen omgaan met hun leefomgeving, kosten willen besparen en er bovendien een stijgende behoefte is van bewoners om inspraak te hebben in hun woon- en leefomgeving. In de theorie (blz. 5) is een korte schets weergeven van de veel omvattende problematiek van de woningcorporatie en consument. Het betaalbaar wonen wordt voor zowel de aanbieder als de ontvanger steeds lastiger. Vaste lasten voor de huurders stijgen en woningcorporaties kunnen steeds minder investeren in betaalbare en goed onderhouden woningen. Dit wordt echter steeds belangrijker omdat het verlaten van de huurmarkt voor de consument steeds lastiger wordt. Zoals eerder in het essay aangegeven wordt de consument steeds mondiger, hebben zij sneller informatie ter beschikking en willen zij meer vrijheid bij het maken van hun keuzes. Dit zou de oplossing kunnen zijn voor woningcorporaties. Waar woningcorporaties vooral verantwoordelijk zijn voor het opstellen van het huisreglement (en toezicht daarvan), keuzes maken over het meerjarig en planmatig onderhoud en daarnaast ook nog eens verantwoordelijk zijn voor het vaststellen van de servicekosten, zouden huurders dit ook zelf kunnen doen. Hiermee snijdt het mes aan twee kanten: de woningcorporatie kan snijden op diens overheadkosten omdat A) zij minder personeel ter beschikking hoeft te hebben voor operationele zaken; B) technisch en financieel beleid van het onderhoud wordt uitbesteed aan de huurders zelf en C) zij zich meer kan richten op de sociale maatschappelijke functie van de woningcorporatie. Huurders bepalen zelf wanneer welke renovatiewerkzaamheden worden uitgevoerd, zijn zelf verantwoordelijk voor de financiële boekhouding van diens wooncomplex en stellen zelf hun eigen huisreglement op. Elke huurder zal zich moeten committeren aan het huis en financieel reglement binnen de vereniging. Daarnaast kunnen huurders zelfs c ollectieve a fspraken maken met (utiliteit)diensten. Hierdoor kunnen huurders de kosten voor het w onen enigszins d rukken omdat men gebruikt maakt van schaalvoordelen. Afspraken binnen de vereniging worden gezamenlijk g enomen. Dit waarborgt de sociale cohesie binnen de Woonhub en zorgt voor meer b etrokkenheid met het pand en diens omgeving. De woningcorporatie fungeert enkel als klankbord en als financiële toezichthouder van de vereniging en zal enkel ingrijpen indien er binnen de vereniging grote (sociale) problemen ontstaan. De Woonhub faciliteert die behoefte door binnen een coöperatievorm bewoners aan zich te binden. Door de horizontale besluitvorming hebben alle leden evenveel zeggenschap, kunnen samen bepalen welke d iensten via de Woonhub worden gedeeld en hoe de (vrijgekomen) ruimte van de woningen zo goed mogelijk kan worden ingedeeld. Doordat er een geringe financiële bijdrage wordt verwacht, kan noodzakelijke onderhoud aan de woningen snel worden geregeld. Ten slotte zou de huurder kunnen opteren voor een lease-buy constructie waarbij de huurder maandelijks een extra bedrag van € 100 wegzet bij de woningcorporatie als waarborgsom voor het afsluiten van een hypotheek over een bepaalde tijd (5 of 10 jaar), met de voorwaarde dat de huurder de woning koopt van de woningcorporatie (dezelfde woning of binnen de portefeuille van de woningcorporatie). Dit bedrag wordt meegenomen bij de financiering van de hypotheek en in een vastgestelde termijn profiteert de corporatie van de geïncasseerde rente-inkomsten voortvloeiend uit de groeiende waarborgsom. Na de vastgestelde termijn neem de huurder de gespaarde waarborgsom mee bij het afsluiten van zijn hypotheek, Doet de huurder dit niet, dan komt de waarborgsom geheel terug te vallen bij de woningcorporatie. Door deze maatregel te treffen stimuleert de woningcorporatie om de huurder te laten sparen en de mogelijkheid te kopen, anderzijds kan zij profiteren van de rente inkomsten uit de waarborgsommen. Indien steeds meer mensen vanuit de Woonhub deze constructie benutten, groeit de totale waarborgsom van de corporatie en hoe hoger de rente-inkomsten zullen worden. Noot: een gedachte over een equityhypotheek voor de Woonhub is momenteel in een eerste fase. Voor deze prijsvraag is het te kort dag om het in dit essay op te nemen. 14
VERGELIJKING MET ANDERE CONCEPTEN Er worden diverse andere concepten uitgewerkt om de woning van de toekomst vorm te geven. Onder andere startups, universiteiten (technische, maar ook architectuur/stedenbouw) en grote multinationals (zoals IKEA en Siemens) werken aan oplossingen om onze woning slimmer, kleiner, duurzamer en toekomstbestendig te maken. In vergelijking met het gros van de ontwikkelingen is er met het Woonhub-concept voor deze prijsvraag gekozen voor een andere invalshoek, namelijk de sociale. Weliswaar vindt er binnen de W oonhub technologische vernieuwing plaats, maar dit is niet het primaire doel. Het totaalkader van de Woonhub laat zien dat juist op sociaal gebied meer voordelen te behalen zijn dan indien er puur wordt gericht op technologisch gebied. En zoals beschreven is er in de woningmarkt een slag te winnen als het gaat om sociale aspecten (isolement, eenzaamheid, etc.).
Figuur 5. Impressie mogelijke effecten Woonhub
15
CONCLUSIE
MENSELIJKE MAAT TERUG IN NIEUWE WOONVORM De voordelen van de Woonhub zijn onmiskenbaar talrijk. Zoals in het literatuuronderzoek al is geanalyseerd bieden woonconcepten als cohousing en woongroepen die diensten delen en een community c reëren, een oplossing voor de hedendaagse problematiek op de woningmarkt. Met name op het gebied van betaalbaarheid, duurzaamheid en sociale cohesie (Gram-Hanssen et al., 2009; Kinenberg, 2012; S hareable, 2013). Zij vertegenwoordigen de ‘necessary shift toward fundamentally rethinking how and where people live, to promote sustainability in the future.’ (Jarvis, 2011). De Woonhub biedt echter nog meer voordelen. Ten eerste is de Woonhub een ingreep in de bestaande (binnen)stad, terwijl de andere woonconcepten v ooral nieuwbouwprojecten zijn. Ten tweede impliceert de Woonhub een sterke flexibiliteit, omdat omringende bewoners zelf mogen weten waaraan ze mee willen doen, welke diensten zij willen delen, of zij deelnemen aan de community en in hoeverre zij hun woning flexibel willen indelen. Ten derde kan de Woonhub op langere termijn een zeer belangrijke rol spelen in de transformatie van een wijk. Zoals beschreven zorgt het ervoor dat het traditionele model van een woning losgelaten wordt en flexibel indeelbaar wordt. Daarnaast heeft het tot gevolg dat de inrichting van de publieke en private ruimte van de wijk zoals wij die al d ecennialang kennen overhoop wordt gehaald. TRADITIONEEL MODEL WONING
WOONHUB
Vernieuwing woning met name nieuwbouw
Stimuleert vernieuwing binnen bestaande bouw door daar ruimte voor te bieden
Diensten voor zichzelf houden
Diensten delen binnen de Woonhub
Inflexibel door strikte scheiding functies
Flexibiliteit door dienstendeling en aanpassing eigen en wensen bewoner
Monofunctionele wijken
Diversiteit aan woningen en winkels
Onbetaalbare woningen voor met name eenpersoonshuishoudens
Betaalbare woningen door dienstendeling en duurzaam gebruik van de woning en ruimte
Leefomgeving ingericht voor de auto
Leefomgeving ingericht voor de mens
Mensen blijven veelal in hun woning
Stimuleert sociale interactie bewoners
Technisch verouderde apparatuur
Intelligente toepassingen in woning
Senioren sneller naar verzorgingshuis
Senioren blijven langer zelfstandig wonen
Grote private footprint
Kleine private footprint
Tabel 1. Verschil traditionele model woning en Woonhub
De vraag rijst waarom woonconcepten als woongroepen, Baugruppen, cohousing en collaborative h ousing niet een zeer sterke groei heeft doorgemaakt en onder de aandacht is van beleidsmakers als er zoveel voordelen te zien zijn. Een barrière kan zijn dat het daadwerkelijk creëren van een community lastig en tijdrovend is, omdat de verschillende leden overeenstemming moeten vinden en niet iedereen (gedeeltelijk) zijn/haar privacy wil opgeven. Jarvis (2011) ziet een aantal andere oorzaken, ten eerste komen de ideeën van cohousing en woongroepen uit de jaren 70 en zijn daardoor gestigmatiseerd. Hippies, vredevechters en milieuactivisten gingen bijvoorbeeld binnen een community samenwonen (off the grid) en werden niet als hele serieuze bevolkingsgroepen gezien – laat staan met invloed op de stedelijke planning. In realiteit is er echter een renaissance te zien van gemeenschapszin onder mensen die leiden tot innovatieve benaderingen op het gebied van duurzaamheid, voedselproductie, ecologie en low-impact architectuur. Er is dus een paradox te zien: er zijn vele succesvolle voorbeelden van dergelijke woonconcepten te zien en een diep verlangen naar een betekenisvolle wederkerigheid tussen mensen en de leefomgeving, maar het mainstream debat binnen de planning en besluitvorming biedt hierop vrijwel geen visie. Met de Woonhub willen wij onder andere die paradox doorbreken en het debat aanslingeren door in de praktijk te laten zien hoe het anders en beter kan. 16
3. REALISATIEFASES Om de Woonhub te realiseren zijn vier fases onderscheiden die geïnspireerd zijn op het translation proces van Michel Callon (1986) en tevens de basis vormt van de Actor Network Theory. De vier fases laten zien hoe een netwerk tot stand komt, welke actoren hierbij belangrijk zijn en hoe dit nieuwe netwerk ingebed kan worden in de (lokale) democratie. Bij deze fases zijn concrete activiteiten toegevoegd die New Planning Collective zal uitvoeren om uiteindelijk de Woon/Wijkhub te kunnen realiseren en is dus tevens de v erantwoording van het prijzengeld van de prijsvraag.
FASE 1: DRAAGVLAKVORMING Omdat de mensen in de wijk cruciaal zijn voor de werking en efficiëntie van de Woonhub, staat de eerste fase in het teken van draagvlakvorming. Een aantal woongebieden zullen onderzocht en aangewezen worden waar kansen te zien zijn voor de realisatie van een Woonhub. Voor elk van de locaties wordt geïnventariseerd of er draagvlak onder de bewoners bestaat om een Woonhub te realiseren. Te denken valt aan (binnen)stedelijke locaties waar corporatie en gemeente hebben besloten het gebied te herontwikkelen, locaties die specifiek worden ingericht voor een bepaalde doelgroep, etc. In samenspraak met beide partijen en onderzoek door New Planning Collective wordt uiteindelijk de meest kansrijke locatie gekozen. Zodra die keuze is gemaakt, wordt de dialoog aangegaan met de buurtbewoners rond die locatie. Die dialoog heeft de volgende essentiële onderdelen: • • •
Wat is precies de Woonhub en waarom is het geschikt voor uw wijk? Welke voordelen biedt het voor u, mede gelet op de trends en ontwikkelingen in de toekomst? Wat betekent de Woonhub voor de toekomst van uw wijk?
Deze fase is, naast onderzoek en analyse, dus zeer communicatief. Het is hierbij belangrijk om te enthousiasmeren en te laten zien welke voordelen te behalen zijn voor de bewoner. Tijdens het proces zullen een aantal ‘trekkers’ van het project uit de wijk worden geïdentificeerd. Dit zijn bewoners die het idee van de Woonhub omarmen en zich ervoor willen inzetten. Zij zijn dus tevens belangrijk om andere bewoners te overtuigen om zich aan te sluiten. Indien er een steeds grotere groep mensen ontstaat die zich aan willen sluiten bij de Woonhub kan een coöperatie/vereniging worden opgericht. Er wordt een bestuur gekozen die zorg draagt voor de realisatie van de Woonhub. Bijvoorbeeld enkele actieve bewoners (de ‘trekkers’), de gebiedsmanager van corporatie en/of gemeente en een afgevaardigde van New Planning Collective. Als de coöperatie/vereniging is opgericht kan fase 2 aanvangen. Concrete acties • Gesprekken met corporatie en gemeente over potentiële locaties, financiering, randvoorwaarden realisatie Woonhub, etc. • Inventarisatie van en contact met partijen die diensten kunnen leveren aan de Woonhub. Bijvoorbeeld energiebedrijven, telefonie, internet, etc. • Woonhub visueel ontwikkelen (in samenspraak met architect). • Gericht onderzoek naar gekozen locaties. • Dialoog aangaan met buurtbewoners. • Opzetten coöperatie/ vereniging. • Bepalen welke diensten worden gedeeld.
17
FASE 2: OPZETTEN VAN PILOT Indien er voldoende draagvlak bestaat onder de buurtbewoners en de vereniging is opgericht kan er een pilot worden opgestart. Voor de locatie van de Woonhub valt te denken aan een slecht courant pand binnen de portefeuille van de corporatie, een braakliggend terrein, langdurig leegstaande panden, etc. De realisatie zal ervoor zorgen dat meer bewoners mee gaan doen wanneer zij de voordelen concreet zien bij mensen die wel zijn aangesloten op de Woonhub. Immers, hoe meer mensen meedoen, hoe goedkoper de aangeboden diensten worden, hoe beter betaalbaar de woning wordt en hoe effectiever de Woonhub. Er wordt daarnaast een offline en online buurtforum opgestart waar door bewoners, bestuur en beheerder van de hub onderwerpen worden besproken die van belang zijn voor de wijk en woning, of er nieuwe diensten nodig zijn in de Woonhub, of er bewoners zijn die niet gebruikte spullen willen overnemen van andere bewoners, de laatste roddels, etc. In principe kan van alles besproken worden. In deze fase wordt de community versterkt, omdat men interactie met elkaar aangaat en steeds meer diensten deelt via de Woonhub. Er zijn periodieke bijeenkomsten van de vereniging over de werking van de Woonhub, welke problemen er zijn, etc. Concrete acties • Keuze voor locatie in samenspraak met vereniging, corporatie, gemeente, architect en eventueel een projectontwikkelaar en/of financier. • Realisatie Woonhub. • Contact met leveranciers diensten voor voordelige inkoop. • Opzetten online en offline buurtforum. • Aankoop deelauto’s / fietsen. • Periodieke bijeenkomsten vereniging.
Figuur 6. Visualisatie fase 2
18
FASE 3: GROEI EN SNEEUWBALEFFECT Als omringende bewoners zien welke voordelen zij behalen uit de Woonhub kan er een sneeuwbaleffect ontstaan; steeds meer bewoners willen diensten delen, het ‘wij’-gevoel wordt sterker, men wil meedoen binnen de community en hun flexibele woning indelen naar hun behoeften. Woningen kunnen in deze fase worden opengebroken en er ontstaat ruimte voor nieuwe huishoudens die zich betaalbaar kunnen v estigen en weinig vierkante meter woning nodig hebben. In deze fase gaat de Woonhub naar haar maximale c apaciteit. Er zijn meer auto’s in het wagenpark, de gemeenschappelijke washok en keuken wordt uitgebreid en wordt bovendien een plek waar altijd wat te doen is, waar altijd mensen zijn en er puur voor de bewoners bestaat. Hún eigen plek in de drukke stad. Concrete acties • Woonhub uitbreiden. • Organiseren evenementen voor de buurt. • Openbreken woningen om flexibiliteit te creëren. • Openen van enkele buurtwinkels als gevolg van die flexibiliteit.
Figuur 7. Visualisatie fase 3
19
FASE 4: EVOLUTIE NAAR WIJKHUB Als steeds meer bewoners zich aansluiten bij de Woonhub is de laatste fase aangebroken: de evolutie naar een Wijkhub. De Woonhub is een intrinsiek organisch concept; het beweegt mee met de eisen en wensen van de bewoner en evolueert als die behoeften teveel worden voor een enkele Woonhub. Maar de Woonhub zorgt tevens voor evolutie op woningniveau: de installatie van een hub heeft als gevolg dat bewoners kunnen terugvallen op de hub en niet alle voorzieningen zelf hoeven te houden. Private keukens kunnen langzaam verdwijnen, net als auto’s. De woningen worden zoals beschreven steeds eenvoudiger en efficiënter deelbaar, maar met meer woongeluk. Indien de Woonhub dermate populair wordt dat steeds meer bewoners uit de wijk mee willen doen, kan de Woonhub dus evolueren naar een Wijkhub. Deze uitgebreide Woonhub (binnen bestaande of nieuwbouw) kan een groter aantal bewoners aan met diverse gemengde (cultuur)achtergronden. Doordat er meer a uto’s worden gedeeld en het woon-werkverkeer minder wordt, is het gevolg dat stadsstraten binnen de wijk steeds rustiger worden en parkeerplekken ongebruikt zijn. Dergelijke straten raken hun functie kwijt, waardoor zij een andere wijkfunctie kunnen vervullen. Die straten kunnen namelijk getransformeerd worden tot groene publieke ruimten, ingedeeld door de bewoners zelf (de groene stroken in figuur 8). Zie tevens de hierna beschreven ‘Human City’ in dit Woonessay). Concrete acties • Woonhub upgraden naar Wijkhub. • Inbrengen van voorheen private tuinen in gezamenlijk eigendom. • Vervangen straten door publieke ruimte in samenspraak met bewoners, gemeente en corporatie. • Woningen verder flexibiliseren, daardoor ruimte maken voor nieuwe bewoners en winkels met een buurtfunctie.
Figuur 8. Visualisatie fase 4
20
4. THE HUMAN CITY
FUNDAMENTEEL ANDERE INRICHTING VAN DE WONING EN (OPENBARE) RUIMTE De Woon/Wijkhub heeft een tweetal effecten die radicale gevolgen hebben voor de traditionele kijk op de bewoner, woning en stad. Ten eerste impliceert het dat de woning zoals we die kennen (‘het dak boven ons hoofd’) puur een schil wordt die flexibel kan worden ingevuld en in de tijd organisch kan veranderen. Functies kunnen daarom ook snel veranderen; het bestemmingsplan wordt daarmee een achterhaald concept, zodat op kleinschalige wijze functie menging kan ontstaan. De woning wordt in de kern flexibel, waardoor mensen kleiner en vooral betaalbaar kunnen gaan wonen. De trek naar de stad zorgt voor druk op de woningmarkt, waardoor kwaliteitsvolle woningen voor een steeds kleinere groep mensen bereikbaar zijn en daardoor segregatie kan ontstaan. Mensen met weinig financiële ruimte zijn bijvoorbeeld aangewezen op een woning in minder veilige wijken of huisvesting door leegstandsbeheerders, waarbij huurders niet beschermd zijn door het huurrecht – met alle gevolgen van dien. De Woonhub kan onder andere dat gat in de markt bedienen. Ten tweede kan de inrichting van de wijk radicaal worden veranderd door de komst van een Woon/Wijkhub. Als steeds meer diensten van de wijk naar de Woon/Wijkhub worden overgeplaatst biedt het meer ruimte voor een ander gebruik van die ruimte. Met name wanneer steeds meer auto’s worden gedeeld heeft dat grote invloed op omringende stadsstraten. Immers, meer gedeelde auto’s betekent minder auto’s op de weg en in de parkeerplaatsen. Daardoor kan de vraag gesteld worden: zijn sommige stadsstraten met al die ongebruikte parkeerplekken wel nodig? Kan die openbare ruimte niet veel beter worden benut, die bewoners gelukkiger maakt en die de wijk kwalitatief verbeterd? Kortom, stadsstraten die door de komst van een Woon/Wijkhub rustiger en leger zijn geworden kunnen o pgeheven worden en in feite terug aan de bewoners worden gegeven. De stad die in de voorgaande decennia vanuit een modernistische gedachte ingericht is om de auto zo goed mogelijk te faciliteren (de ‘Car City’) wordt een ‘Human City’, een ‘walkable’ city. Een plek waar bewoners rustig, veilig, gelukkig, betaalbaar, duurzaam en sociaal wonen. Waar kinderen kunnen spelen en alle basisbehoeften op wandel- en fietsafstand is. Drukke stadsstraten zullen uiteraard blijven bestaan, maar de steeds minder gebruikte straten kunnen getransformeerd worden naar groene ruimtes met functies voor de bewoners als moes- en speeltuinen, park, etc. De straten samen kunnen een groene slinger door de stad worden, een ‘Low Line’ in plaats van de ‘High Line’ in New York (een oude metroverbinding getransformeerd naar een stadspark). De (binnen)stad kan eindelijk een plek worden die primair ingericht is voor haar bewoners, voor hun zelfontplooiing en hun geluk. In die zin lijkt het alsof we met de Woonhub teruggaan naar vroeger, toen mensen in kleine huizen woonden en wel naar buiten moesten omdat de woonomstandigheden zeer slecht waren. Bovendien waren auto’s toen niet zo sterk aanwezig in het straatbeeld als tegenwoordig. Het wijkgevoel, de sociale cohesie en controle was toen echter veel sterker dan nu, iets wat door mensen (vooral senioren) zeer wordt gemist. Door de komst van de Woonhub komen in feite die waarden van vroeger weer terug, maar met een essentieel verschil: nu woont men in kwalitatief goede panden die volledig aangepast kan worden op ieders eisen en wensen. Met stedelijke voorzieningen op loop- en fietsafstand, publieke ruimten in plaats van stadsstraten en alles binnen een sterke community waar allerlei diensten worden gedeeld.
22
NEW PLANNING COLLECTIVE New Planning Collective is opgericht door Sander van Lent, Roy Slegtenhorst en Martijn Tabak, drie r ecente alumni van de master Planologie aan de Universiteit Utrecht. New Planning Collective is origineel opgericht als een online blog, een plek waar wij onze gedachten over de huidige turbulente ruimtelijke ordening van ons af te schrijven. Wij geloven dat bouwen aan de stad niet langer een vast gegeven is, dat andere maatregelen en invalshoeken nodig zijn in een tijd van stagnatie, verandering en transitie. Improvisatie is een antwoord op die onzekerheid. Terug naar de basis van de planologie en het heroverwegen van traditionele paradigma’s is een noodzaak. New Planning Collective gaat op zoek naar de soul van de stad. Schrijven over actuele ruimtelijke vraagstukken, reflecteren op relevante trends en politieke keuzes. Ruimte om vragen te stellen over de waan van de dag. Nadenken over de pijlers en fundering van de ruimtelijke ordening en waarom dingen gaan zoals ze gaan. Niet vanuit jarenlange ervaring maar vanuit de jazz, de improvisatie op onverwachte momenten. New Planning Collective is een blog over ruimtelijke visie en verbazing. Vanuit deze gedachte is het blog New Planning Collective genoemd, afgeleid van de bekende jazzcombinatie. Jazz is, naast de muziekvoorkeur van de auteurs, een goede leidraad voor een planoloog in de huidige tijd. Improvisatie is de kern van de jazz. Wanneer bestaande oplossingen niet meer voldoen is er slechts één oplossing: improviseren. Jazz is ook het geven van accenten op onverwachte momenten. De laatste maanden zijn wij echter gaan zien dat wij met onze ideeën veel meer kunnen dan het alleen op te schrijven op een blog. Bovendien zien wij dat traditionele partijen niet de antwoorden hebben op hedendaagse en toekomstige ontwikkelingen. Onze vernieuwende woonvisie wilden wij al langer opschrijven en concreet maken; de prijsvraag van Havensteder kwam als geroepen. Onze woonvisie is uitgemond in de Woonhub, een vernieuwend en zeer ambitieus project - met de ‘Human City’ als onderliggend planningsperspectief. Het is weliswaar een project dat nooit in deze vorm praktijk is gebracht, maar wij geloven enorm dat dit de toekomst van het wonen is: diensten delen binnen een vereniging en daardoor betaalbaar kunnen wonen, veel sociale interactie, ingrijpen in de bestaande bouw, ruimte bieden voor flexibiliteit, een diversiteit aan functies op kleinschalige wijze, woonruimte bieden voor de sterk groeiende groep eenpersoonshuishoudens en waar senioren langer zelfstandig kunnen blijven wonen en dit alles binnen een groene en veilige leefomgeving waar men gelukkig woont en zichzelf kan ontplooien.
23
BIJLAGEN LITERATUURLIJST • Aedes (2014) Inkomens- en huurgrens: de regels per 2015. Te raadplegen op: http://www.aedes. nl/content/artikelen/klant-en-wonen/huurbeleid/inkomens--en-huurgrens--regels-per-2015.xml. • Callon, M. (1986). The sociology of an actor-network. Mapping the Dynamics of Science and Technology. London, Macmillan. • CBS (2011a). Conceptueel kader speerpunt woningmarkt. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen. • CBS (2011b). De Nederlandse Economie 2011: hoofdstuk 9: Hypotheekschuld in Nederland. Den Haag/Heerlen • CBS (2012). Woon 2012. Wonen in Ongewone Tijden. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen. • FD (2014). ZZP’ers in Nederland • Gram-Hanssen, K., Scherg, R.H., Christensen, R.S., (2009) One-person households – A growing challenge for sustainability and housing policy. Paper ENHR 2009 conference Prague • Jarvis, H. (2011). Saving space, sharing time- integrated infrastructures of daily life in cohousing. Environment and Planning A 2011, volume 43, pages 560-577. • Kinenberg, E. (2012). I want to be alone. The Guardian. • Metz, T. (2013). Wereldwijd groeit de vraag naar kleine appartementen. De moderne nomade heeft genoeg aan 28 vierkante meter. NRC Lux. • Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie (2013) Sectorbeeld 2012 en reactie op artikel FD over hypothecaire volmacht WSW. • Müller, T. (2002). De warme stad - betrokkenheid bij het publieke domein. Dissertatie, Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen, FMG- Amsterdam Institute for Social Science Research (AISSR) (samenvatting) • Often, P.M.J.(2014) Nieuwe Hypotheekvormen: Tijd voor productontwikkeling in Hypotheekadviseur April 2014 pp: 46-52. • PBL (2013). Demografische ontwikkelingen 2010-2040 Ruimtelijke effecten en regionale diversiteit. Uitgeverij PBL, Den Haag. • Preston, F. (2012). A Global Redesign? Shaping the Circular Economy. Chatham House. • Rijksoverheid (2014). Nieuwe Regels Hypotheek, De Rijksoverheid voor Nederland. Te raadplegen op: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/koopwoning/nieuwe-regels-hypotheek . • SEV (2012). Gebouwen Bewegen. Drukkerij Ando bv. • Shareable and Sustainable Economies Law Center Team. (2013). Policies for Shareable Cities: A Sharing Economy Policy Primer for Urban Leaders. Shareable. • Twynstra Gudde (2010). Nationaal Kantorenmarkt Onderzoek 2010. De economische crisis voorbij? Amersfoort.
24
REFERENTIES Livinghub (Duitsland)
Hub 01 Hub 01
Stampioendwarsstraat, Rotterdam
25