Wooncorporatie en samenleving Burgerinitiatieven voor voorzieningen in kleine dorpen
Auteur: Derk Windhausen, &Windhausen
Rotterdam, december 2011
Dit is een publicatie van de SEV. U kunt SEV-publicaties downloaden op www.sev.nl SEV Postbus 1878 3000 BW Rotterdam Telefoon 010 - 282 50 50
[email protected] De SEV ontwikkelt innovatieve oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken op het gebied van wonen. Wij zijn onafhankelijk, maar kunnen niet zonder initiatiefrijke netwerkpartners. Samen met hen beproeven we ideeën voor innovaties in de praktijk.
2
Wooncorporatie en samenleving
VOORWOORD
De plaats van de wooncorporatie in onze samenleving is aan het verschuiven. Financieel-economische ontwikkelingen zorgen ervoor dat wooncorporaties minder kunnen, de politiek in Den Haag en Brussel herijkt het speelveld waardoor minder mag. En dan is er nog de veranderende tijdsgeest waarin het maatschappelijk vertrouwen in veel instituties afbrokkelt. De laatste twee ontwikkelingen vragen voor de toekomst om een sterkere en meer expliciete verbinding tussen de corporatie en het maatschappelijk belang dat zij dient. Ook de nieuwe Woningwet geeft hiervoor verschillende aanwijzingen. Bijvoorbeeld het onderscheid tussen diensten die wel en die niet behoren tot het algemeen economisch belang en de toenemende mogelijkheden voor gemeenten om uit oogpunt van het lokaal maatschappelijk belang bepaald gedrag van de corporatie af te dwingen. Daarbij neemt de reikwijdte van het externe toezicht toe en vermeldt de wet expliciet dat de interne toezichthouder zich in het toezicht ook dient te richten naar het te behartigen maatschappelijke belang en naar het belang van de betrokken belanghebbenden. De relatie tussen de wooncorporatie en de maatschappij waarin ze acteert, krijgt al geruime tijd veel aandacht van de SEV. Een van de initiatieven betrof in 2007 een voorstudie naar de mogelijkheden om de samenleving een formele plaats te geven in het besturingssysteem van de corporatie. Achterliggende gedachte hierbij was dat de corporatie ‘een werkorganisatie van de samenleving’ is en dat het vertrouwen van de samenleving alleen kan worden behouden indien de samenleving ook iets te vertellen heeft over de corporatie. En dat vraagt om meer dan reputatiemanagement en een vaak nog vrijblijvende belanghoudersparticipatie over het te voeren beleid. De inzichten uit deze voorstudie zijn destijds door projectleider Derk Windhausen vastgelegd in een rapport over maatschappijsturing. Omdat we denken dat de gevolgde gedachtegang veel aanknopingspunten biedt voor bestuurders en toezichthouders die in deze tijd de verbinding tussen de corporatie en de samenleving willen verbeteren, hebben we besloten om de voorstudie alsnog te publiceren. Een tegelwijsheid is ‘waar wordt geschoven, ontstaat ruimte’. Ik wens u veel inspiratie en energie om de ruimte die in deze tijd ontstaat te benutten om uw maatschappelijke aanspreekbaarheid te versterken. Lex de Boer Directeur SEV
3
4
Wooncorporatie en samenleving
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord .................................................................................................................................................................. 3 Inleiding....................................................................................................................................................................... 7 1.
2.
3.
4.
5.
De corporatie als werkmaatschappij, leverancier en coproducent .................................................................. 9 1.1
De corporatie als werkmaatschappij ....................................................................................................... 9
1.2
De corporatie als leverancier ................................................................................................................... 9
1.3
De corporatie als coproducent .............................................................................................................. 10
Maatschappijsturing .......................................................................................................................................... 11 2.1
De samenleving als principaal ............................................................................................................... 11
2.2
Basiscriteria voor verbinden met de samenleving ................................................................................ 12
2.3
Maatschappijsturing: een formele positie voor de samenleving .......................................................... 13
2.4
Het juiste arrangement tussen samenleving en corporatie .................................................................. 16
Contouren van de samenleving ........................................................................................................................ 19 3.1
De overheid als natuurlijke spreekbuis van de samenleving? .............................................................. 19
3.2
Dé samenleving bestaat niet ................................................................................................................. 19
3.3
Het geheel van krachten, beelden en waarden .................................................................................... 20
3.4
Werkbare benaderingen van de samenleving ....................................................................................... 20
3.5
Het maatschappelijke belang ................................................................................................................ 22
Verbinden met de samenleving ........................................................................................................................ 25 4.1
In gesprek met de samenleving ............................................................................................................. 25
4.2
Een uitgewerkt voorbeeld ...................................................................................................................... 25
Het maatschappelijk DNA van de wooncorporatie.......................................................................................... 29 5.1
Werken aan maatschappelijk vertrouwen ............................................................................................. 29
Colofon ..................................................................................................................................................................... 31
5
6
Wooncorporatie en samenleving
INLEIDING
Met als werktitel ‘De maatschappelijke NV’ nam de SEV in het najaar van 2006 het initiatief voor een verkenning naar de mogelijkheden om de invloed van de samenleving op corporaties te vergroten. Een van de uitwerkingsrichtingen die de SEV daarbij wilde onderzoeken is het formaliseren van de positie van de samenleving binnen corporaties, zodat de samenleving via concrete bevoegdheden de corporatie sturing kan geven. Dat zou in ieder geval de vrijblijvendheid wegnemen die de huidige praktijk van belanghoudersparticipatie kenmerkt. Tegen deze achtergrond heeft &Windhausen in opdracht van de SEV het thema maatschappijsturing verder uitgediept. In deze notitie neem ik u graag mee in de gedachtegang die tot dusver is gevolgd en presenteer ik u enkele modellen die zijn ontstaan in het streven grip te krijgen op de mogelijkheden en onmogelijkheden van een concrete verbinding tussen corporatie en de samenleving. Ik leg de inzichten dan ook niet neer als een absolute waarheid,maar als een verslag van een verkenning naar de besturings- en organisatieprincipes waarmee de corporatie het maatschappelijk karakter van haar ondernemerschap kan borgen. Het is als volgt opgebouwd. Na een positionering van het thema in de huidige ontwikkeling van de corporatiebranche in hoofdstuk III, probeer ik in hoofdstuk IV de relatie tussen de corporatie en de samenleving wat scherper te duiden en te onderscheiden van andere type relaties tussen de corporatie en actoren in haar omgeving. Vervolgens probeer ik aan de hand van de agentschapstheorie in beeld te krijgen welke aspecten een rol spelen bij een verbinding tussen de samenleving en de corporatie als werkorganisatie van de samenleving. In deze verkenning neemt de samenleving zelf een belangrijke plaats in. ‘Wie of wat is dat, de samenleving?’, en ’ hoe zorg je dat de samenleving recht doet aan het wederkerige karakter waar verbinden van uitgaat?’ De indrukken uit deze verkenning hebben mij er tenslotte toe verleid om acht algemene gedragscomponenten van daadwerkelijk maatschappelijk ondernemerschap te benoemen. Onder de noemer ‘het maatschappelijk DNA van de wooncorporatie’ sluit ik deze verkenning af. Ik heb gemerkt dat nadenken over maatschappijsturing ook dwingt tot het gebruiken van nieuwe termen. Het vinden van de juiste woorden om nieuwe inzichten te duiden blijkt een uitdaging op zichzelf. Want ieder bestaand woord roept associaties op waarvan sommigen het inzicht wel, maar ander ook weer niet ondersteunen. Ook in dit opzicht is de verkenning dan ook nog niet af. Ik nodig u van harte uit om de verkenning met ons voort te zetten. Derk Windhausen, Utrecht
7
8
Wooncorporatie en samenleving
1. DE CORPORATIE ALS WERKMAATSCHAPPIJ, LEVERANCIER EN COPRODUCENT 1.1 De corporatie als werkmaatschappij De corporatie als werkorganisatie van de samenleving. Dat is een formulering die refereert aan een gezagsverhouding tussen samenleving en de corporatie. Waarbij de samenleving geldt als de – al dan niet morele – eigenaar van de corporatie. Het eigenaarschap brengt normaliter met zich mee dat de eigenaar in de positie is om het eindoordeel uit te spreken over het functioneren van het eigendom, en daarmee te beslissen over haar voortbestaan. Het toetsingskader dat de eigenaar hierbij hanteert (wat zijn goede en wat zijn slechte resultaten) vormt dan automatisch de kern van het centrale rendementsbegrip van het eigendom, de werkorganisatie. Door de samenleving in de rol van eigenaar of – iets minder zwaar – bestuurlijk opdrachtgever te plaatsen, accepteert de corporatie dat de samenleving in de positie is om:
Richtinggevende uitspraken te doen over het type na te streven opbrengsten.
Het finale oordeel uit te spreken over het functioneren van de corporatie.
Kortom, de samenleving legitimeert. Deze relatie tussen samenleving en corporatie heb ik getypeerd als het eigensoortige van de corporatie als maatschappelijk onderneming. In het vervolg van dit essay werk ik de relatie tussen de corporatie en de samenleving nader uit. Het streven om in opdracht van de samenleving maatschappelijk rendement te realiseren, vraagt ook op andere fronten veelvuldig en intensief contact met delen van de samenleving. Denk bijvoorbeeld aan de interactie tussen corporatie en de directe belanghebbenden zoals huurders, wijkraden, woningzoekenden, gebruikers van maatschappelijk vastgoed. Maar ook aan de afstemming van activiteiten met gemeenten en andere partijen in de ketens wonen-zorg-welzijn en wonen-werken-leren.
1.2 De corporatie als leverancier De eerste groep, de belanghebbenden, kan worden beschouwd als de ontvangers van de diensten van de corporatie. De maatschappelijke taak, verkregen van de samenleving (de eigenaar) verlangt van de corporatie dat zij zich op de belanghebbenden richt en dat ze zich inspant om een goede match tussen vraag en aanbod te maken. Het proces van belanghoudersparticipatie kan in dit licht worden bezien.
9
1.3 De corporatie als coproducent De tweede groep, de maatschappelijke partners van de corporatie, mag de corporatie beschouwen als ‚coproducenten‛ van de maatschappelijke agenda. Vanuit het grondbeginsel van de comparatieve voordelen 1 (ieder doet dat wat hij het beste kan) is het de bedoeling dat tussen coproducenten afstemming plaatsvindt over beoogde opbrengsten en de bijdragen die een ieder levert aan de realisatie ervan. Corporaties hebben het dan vaak over de ‘ketenbenadering’. Dat kan leiden tot concrete samenwerkingsafspraken, uitmondend in gezamenlijke dochterorganisaties, maar dat hoeft niet. De drie besproken relaties tussen de corporatie en diverse partijen uit de samenleving hebben met elkaar gemeen dat zij ieder van grote invloed zijn op de keuzes en gedragingen van de corporatie. Maar de drie relaties nemen daarbij ieder een geheel eigen plaats in. Laten we kijken naar de betekenis van de relaties die horen bij de corporatie als werkorganisatie van de samenleving.
1
In de internationale economie geeft het comparatieve voordeel aan waarom het voor landen voordelig is om handel te drijven met elkaar. Zelfs wanneer één land alles voordeliger kan produceren dan het andere land. De theorie wordt over het algemeen toegeschreven aan David Ricardo.
10
Wooncorporatie en samenleving
2. MAATSCHAPPIJSTURING
2.1 De samenleving als principaal De corporatie als werkorganisatie van de samenleving. Dat is een formulering die uitnodigt de corporatie te benaderen vanuit de agentschapstheorie 2. Hierin wordt de relatie belicht tussen opdrachtgevers en uitvoerders vanuit het gezichtspunt van ‚principaal-agent‛ relaties. In essentie, komt de relatie tussen ‚principaal‛ en ‚agent‛ erop neer dat eerstgenoemde een agent aanstelt om werkzaamheden voor hem te verrichten. Daarbij is het de bedoeling dat de ‚agent‛ dusdanige resultaten behaalt dat de ‚principaal‛ diens doelen kan verwezenlijken. In de praktijk gebeurt het echter vaak dat een agent eigen doelen of de doelen van bijvoorbeeld andere belanghouders laat prevaleren boven die van de principaal. Dat zagen we bijvoorbeeld in het overnameproces van ABNAMRO. In dit proces sprak de ‚agent‛ (hier: de Raad van Bestuur van ABNAMRO en in het verlengde daarvan het overige management en de medewerkers) in een vroeg stadium een voorkeur uit voor het bod van Barclays, dit ten nadele van een concurrerend bod van een bankenconsortium. De ‚agent‛ liet daarmee de eigen doelen zwaarder wegen dan die van de ‚principaal‛ (de aandeelhouders). Het bod van Barclays voorzag - althans op dat moment - in betere vooruitzichten voor het zittende management en een grotere kans op functiebehoud voor de ABNAMRO medewerkers. De aandeelhouders van ABNAMRO (‚de principaal‛) werden echter beter bediend met het bod van het concurrerende bankenconsortium. Dit bod vertaalde zich in de hoogste koers per aandeel en daarmee kon het door de ‚principaal‛ beoogde doel (maximalisatie van de koersstijging) worden gerealiseerd3. Beschouwen we zo ook de relatie wooncorporatie-samenleving, dan fungeert de samenleving als ‚principaal‛, terwijl het bestuur van de corporatie in de rol van ‚agent‛ opereert. En net als bij het voorbeeld van ABNAMRO geldt ook in deze relatie dat de doelen van de ‚agent‛ (dat is, het organisatiebelang) niet per definitie samenvallen met die van de ‚principaal‛ (het maatschappelijk belang). Het is zelfs denkbaar dat de doelen van het management en/of medewerkers of de doelen van belangrijke klantengroepen het maatschappelijk belang in meerdere of mindere mate verdringen, zoals in onderstaand voorbeeld. Voorbeeld Corporatie A richt haar aandacht onder druk van de huurdersbelangenvereniging volledig op het maximaliseren van tevredenheid van haar bestaande huurders.
2
3
De agentschapstheorie wordt onder andere beschreven door professor Douma, zie bijvoorbeeld het gedateerde, maar geenszins achterhaalde artikel ‘Op weg naar een economische organisatietheorie: agency-theory’ in Maandblad voor Accountancy en Bedrijfshuishoudkunde (september 1986). Voor de goede orde zij opgemerkt dat hier voor de eenvoud van het voorbeeld is verondersteld dat alle aandeelhouders slechts het ene doel van koersmaximalisatie wensen te realiseren.
11
Ze is er trots op dat haar klanten zelf kunnen sturen op de inrichting van de eigen woning en de directe woonomgeving, terwijl de huurprijs gemiddeld slechts 55% van de maximaal redelijke uur is. De lage mutatiegraad beschouwt de corporatie als een teken van klanttevredenheid en loyaliteit Tegelijkertijd is de druk op de woningmarkt groot en is de kans op een zelfstandige woning voor grote groepen mede door de beperkte doorstroom zeer klein. Door het gevoerde huur- en kwaliteitsbeleid staat de financiële positie van corporatie A het bovendien niet toe om te investeren in nieuwbouw met als gevolg dat met name jonge mensen de stad uittrekken. En dat raakt zowel het sociale als het economische profiel van deze middelgrote stad. De ‚principaal-agent‛ theorie bespreekt drie basismechanismes waarmee de verschillen tussen de doelstellingen van de ‚principaal‛ en de ‚agent‛ kunnen worden verkleind, namelijk: bonding (de principaal geeft sturing door de agent regels en beperkingen op te leggen), monitoring (de principaal volgt de voortgang in de realisatie van haar doelen) en incentives (de principaal prikkelt de agent zich te richten op de doelstellingen van de principaal). Deze inzichten uit de agentschaptheorie leren dat een corporatie die zich wil beschouwen als een werkmaatschappij van de samenleving, verbindingen moet aangaan met de samenleving die tot stand komen via de lijn van beïnvloeding. Hetzij door directe sturingsbevoegdheden aan de samenleving toe te kennen, hetzij via een stelsel van maatregelen om het gedrag van de corporatie te beïnvloeden.
2.2 Basiscriteria voor verbinden met de samenleving Zo kunnen zijn er vier criteria te benoemen waaraan de verbinding tussen de corporatie en de samenleving aan kan worden getoetst. 1.
De samenleving is in de positie om bij van de voor haar relevante onderwerpen een inhoudelijke verwachting te formuleren In de eerste plaats zou de verbinding tussen corporatie en samenleving de samenleving in staat moeten stellen om het maatschappelijk belang te identificeren en haar inhoudelijke verwachtingen bij de corporatie kenbaar te maken. Als principaal bepaalt de samenleving zo ‘waartoe de corporatie op aarde is’ en wat mag worden beschouwd als maatschappelijk rendement.
2.
De samenleving is in de gelegenheid om de vrijheidsgraden van de corporatie te begrenzen Naast richtinggevende uitspraken over wat wenselijk is, zou de samenleving ook in de gelegenheid moeten zijn om regels c.q. randvoorwaarden te stellen bij de werkwijze van de corporatie. Dit om te voorkomen dat de corporatie binnen de reikwijdte van haar maatschappelijke taak toch andere belangen laat prevaleren. De ruimte die de corporatie van de samenleving krijgt voor eigen afwegingen, zouden we kunnen typeren als het maatschappelijk mandaat van de corporatie.
12
Wooncorporatie en samenleving
Aan de hand van dit mandaat kan ook invulling worden gegeven aan het veel gebruikte begrip maatschappelijke legitimatie: Blijft de corporatie binnen haar mandaat dan zij maatschappij gelegitimeerd om naar eigen inzichten te handelen. Loopt de corporatie tegen de grenzen van haar mandaat, dan is overleg met de samenleving nodig zodat deze zich kan uitspreken over de door de corporatie voorgestelde handelswijze. 3.
De samenleving is in de gelegenheid om de corporatie prikkels te geven Het incentive mechanisme is er op gericht om het persoonlijk belang van het bestuur meer in overeenstemming te brengen met het maatschappelijk belang. Dat kan door aan goed maatschappelijk presteren (het belang van de samenleving) bepaalde vooruitzichten te verbinden die het aansluiten bij het eigen belang van het bestuur. Dit mechanisme veronderstelt dat het corporatiebestuur zich in haar afwegingen mede laat leiden door haar eigen belang en dat zij derhalve gevoelig is voor prikkels die aansluiten bij de eigen behoeften. De effectiviteit van dit prikkelmechanisme zal samenhangen met de mate waarin de gegeven prikkel aansluit bij de cultuur van de corporatie. Deze drijfveren kunnen zowel intrinsiek van aard zijn (het management van de corporatie vervult haar rol als agent van de samenleving omdat ze persoonlijk belang hecht aan de maatschappelijke doelen van de corporatie) als extrinsiek zijn (het management vervult haar rol omdat ze belang hecht aan de beloning die ze daarvoor ontvangt, zoals geld of status). In het eerste geval zal de samenleving de corporatie vooral prikkelen met de inhoud van de verwachtingen (werken aan een betere wereld), in het tweede geval met de beloning die ze in het vooruitzicht stelt bij waarmaken van deze verwachtingen.
4.
De samenleving heeft de mogelijkheid om de corporatie te monitoren Tenslotte is het monitoren (van dichtbij volgen) van de corporatie het laatste mechanisme waarmee de samenleving zich verbindt met de corporatie (en vice versa). Het besef dat de samenleving meekijkt, verhoogt de druk op de corporatie om naar de maatstaven van de samenleving goed te presteren. Monitoring vraagt om transparantie en wordt onder meer vormgegeven via toezicht en verantwoording.
Wil een corporatie aan deze criteria van verbinden kunnen voldoen, dan zal zij moeten accepteren dat de samenleving bepaalde bevoegdheden heeft ten aanzien van de corporatie. Zodat zij dwingende uitspraken kan doen, bepaald gedrag kan verhinderen, prikkels kan opnemen in de relatie tussen management en corporatie en beschikbaarheid van informatie kan afdwingen. Kortom, een werkorganisatie van de samenleving laat zich sturen.
2.3 Maatschappijsturing: een formele positie voor de samenleving Een werkbare definitie van Maatschappijsturing is het afdwingbaar beïnvloeden van de besluitvorming over de corporatie door de samenleving. Het afdwingbare karakter ervan brengt met zich mee dat maatschappijsturing dient te worden vormgegeven via formele bevoegdheden (zeggenschap) over de corporatie.
13
Formele bevoegdheden kunnen zowel qua uitwerking als onderwerp waarop ze betrekking hebben verschillen. Geïnspireerd door de resultaten van een korte oriëntatie op het Nederlandse rechtspersonenrecht, heb ik getracht om de verschillende terreinen waarop maatschappijsturing betrekking kan hebben, te identificeren. Dat heeft geresulteerd in vijf vormen van maatschappijsturing, die zich onderscheiden door het onderwerp waarop zij richt. 1.
De samenleving bekostigt de corporatie Dat wil zeggen dat ze stuurt via zeggenschap over het vermogen dat de corporatie ter beschikking staat om mee te ondernemen. Bekostigingsvraagstukken waar de samenleving zich mogelijk op zou kunnen richten zijn:
Welk deel van het corporatievermogen mag worden ingezet voor de maatschappelijke opgave en welk deel moet in reserve worden gehouden voor mogelijke tegenvallers of toekomstige opgaven?
Hoe wordt omgegaan met een overmaat aan vermogen: behouden of uitkeren (beschikbaar stellen voor andere maatschappelijke doelen?
2.
De samenleving ontwerpt de corporatie Dat wil zeggen dat ze stuurt via zeggenschap over de maatschappelijke doelen van de corporatie en over de gezagsverhoudingen binnen de corporatie. Ontwerpvraagstukken waar de samenleving zich mogelijk op zou kunnen richten zijn:
3.
Vanuit welke rolopvatting werkt de corporatie?
Hoe definieert de corporatie maatschappelijk rendement?
Is het werkgebied van de corporatie geografisch afgebakend?
Hoe luiden de statuten van de corporatie?
Welke eisen kunnen worden gesteld aan de governance van de organisatie?
De samenleving formeert Dat wil zeggen dat ze stuurt via zeggenschap over de personele invulling van de topstructuur inclusief de uitgangspunten van het door hen voorgestelde werkwijze en beleid. Formatievraagstukken waar de samenleving zich mogelijk op zou kunnen richten zijn:
4.
Wat is een goede samenstelling van het interne toezicht (qua profielen, qua personele invulling?
Wat is voor de komende periode een goede bezetting van het bestuur van de corporatie?
Waaraan dient de corporatie de komende periode prioriteit te geven?
De samenleving vertegenwoordigt Dat wil zeggen dat ze stuurt via zeggenschap over het beleid van de corporatie en de wijze waarop daar uitvoering aan wordt gegeven.
14
Wooncorporatie en samenleving
Vertegenwoordigingsvraagstukken waar de samenleving zich mogelijk op zou kunnen richten zijn:
5.
Hoe richt de corporatie haar bedrijfsprocessen in?
Met welk programma geeft de corporatie invulling aan haar taak?
Hoe besluit de corporatie over individuele investeringsvraagstukken?
De samenleving verantwoordt Dat wil zeggen dat ze stuurt via zeggenschap over de waardering van door de corporatie behaalde resultaten De maatschappij heeft de bevoegdheid om de prestaties van de corporatie van een oordeel te voorzien en daar consequenties aan te verbinden. Verantwoordingsvraagstukken waar de samenleving zich mogelijk op zou kunnen richten zijn:
Welke beoordelingscriteria gelden voor bij het functioneren van de corporatie?
Wat is het eindoordeel over de geleverde prestaties?
Welke consequenties worden verbonden aan het gegeven oordeel? Hoe wordt de corporatie gewaardeerd?
Wie verleent bestuurlijke decharge?
De vijf sturingsvormen staan met elkaar in verbinding in die zin dat de resultante van de ene sturingsvorm het natuurlijke vertrekpunt vormt van de volgende. Er is bovendien geen duidelijke hiërarchie tussen de verschillende sturingsvormen. Daarom spreek ik graag van de sturingscirkel. Het is van belang is dat elk van de vijf vormen nader wordt uitgewerkt. In onderlinge samenhang, zodat de vijf sturingsvormen elkaar niet afzwakken, maar juist versterken.
15
2.4 Het juiste arrangement tussen samenleving en corporatie Een verstandige samenleving stelt zich de vraag welke mate van maatschappijsturing minimaal noodzakelijk is om het maatschappelijk belang in het gedrag van de corporatie veilig te stellen. Zij beperkt zich tot het minimaal noodzakelijke, omdat ze zich er van bewust is dat de corporatie ruimte nodig heeft om slim en flexibel te reageren op de mogelijkheden die zich voordoen om het maatschappelijk rendement te verhogen. Het vinden van de juiste balans tussen sturing geven en ruimte laten kent in ieder geval drie type afwegingen. 1.
Wat is de op dit moment de juiste balans tussen de vier basiselementen van verbinden: inhoudelijke invloed, spelregels bepalen, prikkels geven en monitoren?
2.
Wat is nodig om deze balans vast te houden en verder te versterken? En via welk type zeggenschap kan dat worden gerealiseerd? Bijvoorbeeld: wil de samenleving de corporatie van dichtbij via het interne toezicht kunnen minitoren, dan is het nodig dat zij zeggenschap heeft over de positie en samenstelling van het toezichthoudend orgaan.
3.
In hoeverre kan worden volstaan met generieke vormen van maatschappijsturing en op welke onderdelen zijn corporatiespecifieke vormen nodig?
Met deze derde vraag veronderstel ik dat de samenleving haar grip op de corporatie via verschillende wegen kan organiseren. In de eerste plaats is er maatschappijsturing in pure vorm, waarbij de samenleving zelf een formele positie in de organisatie inneemt: er bestaat een 1 op 1 verbinding tussen samenleving en corporatie. We zouden dan kunnen spreken over maatschappelijke governance. Denk hierbij aan maatschappelijke verankering in bestuur en/of intern toezicht zoals bij de corporate board, of in de vorming van een afzonderlijk orgaan met formele bevoegdheden zoals de belanghebbendenvertegenwoordiging in het concept wetsvoorstel voor de Maatschappelijke onderneming. Maar het is ook denkbaar dat de samenleving kiest voor meer generieke vormen van maatschappijsturing. Zo kunnen er door of in naam van de samenleving systeemeisen worden gesteld aan de manier waarop het management de corporatie bestuurt (maatschappelijke code). Denk hierbij aan specifieke wetgeving, maar ook aan codes die door op initiatief van belanghouders (Woonbond, gemeenten, etc) of corporaties zelf (Aedescode, governancecode, manifest Woonnetwerk) worden opgesteld. In deze laatste afweging geldt de volgende stelregel: naarmate de activiteiten van de corporatieminder voorspelbaar zijn, zal het sturingsmechanisme van algemene systeemeisen (‘maatschappelijke code’) minder krachtig worden. In dat geval zal samenleving in haar hoedanigheid van principaal meer belang hechten aan een formele positie binnen de corporatie. Dus hoe eigenzinniger de corporatie, des te groter het belang van maatschappelijke governance. En des te zwaarder het beroep van de corporatie op een benaderbare en actieve eigen samenleving.
16
Wooncorporatie en samenleving
In een periode waarin corporaties steeds eigenzinniger worden, is het dan ook te verwachten dat zowel de in de samenleving als bij de corporaties zelf de behoefte zal groeien naar een vorm van maatschappelijke governance, waarbij de samenleving een formele positie inneemt in de corporatie. Daarmee ontkomen we niet aan de vraag wie of wat de samenleving dan is, waarmee de corporatie zich blijkbaar dient te verbinden. En hoe we deze samenleving concreet een plaats kunnen geven in de governancestructuur van de hedendaagse corporatie. De hoogste tijd dus om de focus in de verkenning te verleggen van de corporatie naar de samenleving zelf.
17
18
Wooncorporatie en samenleving
3. CONTOUREN VAN DE SAMENLEVING
3.1 De overheid als natuurlijke spreekbuis van de samenleving? Wie nadenkt over de relatie tussen corporatie en samenleving zal in gedachten al snel terechtkomen bij de overheid. Zien we de overheid als de ondubbelzinnige vertegenwoordiger van het maatschappelijk belang waarop de corporatie zich richt, dan is het mogelijk dat maatschappijsturing in grote mate rust op overheidssturing. Een valide benadering, want het functioneren van de overheid is de politieke verantwoordelijkheid van democratisch gekozen bestuurders. Aan overheidssturing als enige vorm van maatschappijsturing zijn echter ook nadelen verbonden, ik noem er drie.
(Centrale) overheidssturing leidt vanwege het abstractieniveau automatisch tot generieke, breed geformuleerde opdrachten, terwijl het algemeen belang gediend kan zijn met individuele, specifieke opdrachten op corporatieniveau.
Overheidssturing is onderhevig aan de grilligheid van politieke verhoudingen. Hierdoor bestaat het risico dat de korte termijn focus op politiek scoren leidt tot andere opdrachtformuleringen dan vanuit het duurzame perspectief van de corporatie en haar maatschappelijke omgeving wenselijk is.
Een sterke nadruk op overheidssturing doet geen recht aan de steeds meer erkende potentie van individuen en (maatschappelijke) organisaties om het maatschappelijk belang vanuit de samenleving zelf vorm te geven en te bewaken.
Deze overwegingen staan een rol van de overheid als initiatiefnemer voor de totstandbrenging en bewaking van een maatschappelijke code niet in de weg, maar voor een rol als vertegenwoordiger van de samenleving in de governancestructuur van de corporatie is de afstand tussen overheid en lokale samenleving mijns inziens te groot. Een vorm van corporatiespecifieke (lokaal verankerde) maatschappijsturing als aanvulling op overheidssturing is dan ook wenselijk. De verkenning naar de samenleving dient dus te worden vervolgd.
3.2 Dé samenleving bestaat niet De identificatie van de samenleving als opdrachtgever (‚principaal‛) van de corporatie en de focus op de wijze waarop de corporatie zich als ‚agent‛ met de samenleving verbindt, veronderstelt dat de samenleving een figuur is waarmee verbindingen aangegaan kunnen worden. Maar is dat feitelijk ook zo? Wie even stilstaat bij deze vraag zal al snel concluderen dat dé samenleving niet bestaat. In ieder geval niet één figuur is die, door een ieder op gelijkluidende wijze wordt waargenomen en zelfstandig kan worden benaderd. Laat staan dat er met dé samenleving verbindingsafspraken kunnen worden gemaakt.
19
De organisatie die haar maatschappelijke legitimatie zoekt in de inrichting van een directe verbindingslijn met de samenleving, zal zich zelf dan ook gauw op een dood spoor terugvinden. En een illusie armer zijn. Er moet een andere weg ingeslagen worden. Het is productiever om de samenleving te beschouwen als een allesomvattend geheel van krachten, beelden en waarden, die de corporatie beïnvloeden in haar streven maatschappelijk te ondernemen.
3.3 Het geheel van krachten, beelden en waarden Over welke krachten, beelden en waarden hebben we het dan? En bieden zij de mogelijkheid om de samenleving zodanig te concretiseren dat corporaties en andere maatschappelijke ondernemingen in staat zijn om daadwerkelijk verbindingen met de samenleving aan te gaan? Zelfs zover dat de samenleving in staat wordt haar rol als principaal van de corporatie kan vormgeven? Mijn stelling is dat het mogelijk is om op deze manier grip op de samenleving te krijgen. Maar daarvoor is het wel nodig om de samenleving te ontrafelen. In mijn aanzet hiertoe heb ik er voor gekozen om aan de samenleving eerst vier dimensies toe te kennen en van daaruit vervolgens 8 , elkaar aanvullende uitingen van de samenleving te identificeren.
Dimensie
Uiting
Ordening Het formele fundament van de samenleving
Staatkundige uitgangspunten
Diversiteit Verschillen in levensopvattingen en de ruimte om daar mee naar buiten te treden
Samenstelling van de gemeenschap
Actualiteit De geschiedenis en dingen waaraan nu aandacht wordt gegeven
De maatschappelijke agenda
Verbondenheid Het informele cement van de samenleving
Aanspreekbaarheid van maatschappelijke ondernemingen
Onderlinge verhoudingen
Het maatschappelijk debat
Betekenis en rol van maatschappelijke ondernemingen
Maatschappelijke waarden
3.4 Werkbare benaderingen van de samenleving De acht uitingen inspireren tot het definiëren van vier mogelijke invullingen van de samenleving als gesprekspartner van de maatschappelijke onderneming.
20
Wooncorporatie en samenleving
geen
Instituut
achterban Eigen beleving Maatschappelijke waarden Staatkundige principes
Aanspreekbaarheid van de MO Gedrag van de MO
statisch Formele verhoudingen
Deelbelangen
dynamisch
Maatschappelijke agenda Maatschappelijk debat
Vergadering
Open Netwerk achterban
1.
Nemen we de uitingen maatschappelijke waarden en staatkundige uitgangspunten als referentie, dan ontstaat het beeld van de samenleving als een gezaghebbend instituut. In deze benadering is het mogelijk de maatschappij te organiseren als een benaderbare autoriteit: professioneel, deskundig, maar ook statisch en zonder directe achterban. Een voorbeeld: Auditraad voor visitatie Op gezag van een Auditraad, bestaande uit drie personen met een zekere maatschappelijke autoriteit is voor de corporatiesector een visitatiestelsel ontwikkeld waarvan de uitkomsten worden geaccepteerd als een oordeel van de samenleving over het presteren van de corporatie. Regioraad In Limburg heeft een corporatie een groep personen met een zeker maatschappelijk aanzien verzocht een Regioraad van deskundige en betrokken burgers te formeren. De Regioraad heeft als taak om ‘als tolk’ van de samenleving richtinggevende beleidsadviezen te geven.
2.
De samenleving krijgt een ander profiel indien zij wordt benaderd vanuit de uitingen ‘onderlinge verhoudingen’ en ‘samenstelling van de gemeenschap’. In dat geval bestaat het beeld van de samenleving als een vergadering van individuele belanghouders, waarin alle deelbelangen worden gehoord en geaccepteerde afspraken bestaan over de wijze van besluitvorming. Uitspraken van de samenleving zullen in deze benadering breed worden gedragen. Maar dit ‘poldermodel’ zal ook weinig vernieuwing en dynamiek brengen. Een voorbeeld: maatschappelijk platform Onder uiteenlopende namen als maatschappelijk platform, maatschappijraad nemen corporaties op diverse plekken het initiatief tot de inrichting van een overlegorgaan als afspiegeling van de lokale samenleving. Zowel de gang van zaken binnen het overlegorgaan als de verhoudingen tussen corporatie en platform zijn vaak zorgvuldig gereglementeerd. In de ogen van de corporatie neemt de betekenis van een dergelijk orgaan toe, naarmate de representativiteit ervan groter is.
21
3.
Dat is anders in het geval de samenleving wordt benaderd als een open netwerk. Dit model, geïnspireerd door de uitingen ‘maatschappelijk debat’ en ‘maatschappelijke agenda’ neemt de actualiteit als vertrekpunt. Het is een dynamisch model omdat de het geluid van de samenleving wordt bepaald door coalities van partijen die zich met eigen opvattingen en initiatieven op de maatschappelijke kaart weten te zetten. Een voorbeeld: Münchhausenbeweging4 In Rotterdam sloegen in 2004 zes organisaties de handen ineen omdat zij ervoeren dat ondanks alle inzet de keten wonen-leren-werken-zorg niet optimaal functioneerden. Doordat instellingen zich op een deelaspect van het probleem of tot één levensfase beperken, door bureaucratie of door gebrekkige samenwerking tussen organisaties. Bovendien was de vraag naar ondersteuning groter dan het (gefragmenteerde) aanbod. De initiatiefnemers van deze Münchhausenbeweging hebben in 2005 een Manifest opgesteld, waarin ze de Rotterdamse problematiek beschrijven en hun aanpak schetsen. Ook hebben ze een Code of conduct opgesteld. Steeds meer vertegenwoordigers van Rotterdamse instellingen en bedrijven ondertekenen deze gedragscode.
4.
Tenslotte is er nog een vierde benadering van de samenleving mogelijk,waarbij de uitingen ‘Betekenis en rol…’en ‘aanspreekbaarheid van maatschappelijke ondernemingen’ het vertrekpunt vormen. In deze benadering geldt de corporatie zelf als representant van de samenleving. En dat rechtvaardigt de stelling dat de corporatie zelf in staat is om namens de maatschappij afwegingen te maken. De samenleving is hier vooral de eigen beleving van de corporatie en kan anders dan bij de overige benaderingen geen eigen positie innemen ten opzichte van de corporatie. Een vergelijking: de openbare accountant Accountantsverklaringen garanderen dat verstrekte gegevens een getrouw beeld geven van de werkelijkheid en zijn daarom van waarde in het economisch verkeer. Om te komen tot zo’n verklaring dient eerst te worden bepaald bij welke foutenmarge het getrouwe beeld in het geding is, en vervolgens een controle te worden ingericht op het identificeren dergelijke fouten. De accountant doet beide: als vertrouwensman van het economisch verkeer stelt zij de acceptabele foutenmarge (materialiteit) vast en als ondernemer voert zij de noodzakelijke controlewerkzaamheden uit. De professionaliteit van de accountant, inclusief wetgeving en het bestaan van een tuchtcollege bij slecht functioneren, waarborgt dat beide rollen niet met elkaar interfereren.
3.5 Het maatschappelijke belang Vier maatschappijbenaderingen die ieder vanuit een eigen invalshoek het beste aansluiten bij de abstracte figuur van de samenleving. Daarin lijken ze op elkaar, maar in hun uitwerking zijn de verschillen groot. Zowel in de uitwerking naar een concrete structuur (hoe organiseer je de samenleving of organiseert de samenleving zichzelf) als in hun opvatting over het maatschappelijk belang.
4
Tekst grotendeels overgenomen van www. Münchhausenbeweging.nl
22
Wooncorporatie en samenleving
Maatschappijbenadering
Maatschappelijk belang
Gezaghebbend instituut
Collectief belang op basis van professionele weging van deelbelangen
Vergadering van belanghouders:
Consensus van bestaande deelbelangen
Open netwerk
Gedeeld belang van dominante coalitie
Eigen beleving
Aan samenleving ontleend organisatiebelang
Kan de samenleving haar rol als principaal van de corporatie nu vanuit ieder van de vier genoemde maatschappijbenaderingen invullen? Ja, moet het antwoord zijn, maar dat wil niet zeggen dat de keuze voor een bepaalde maatschappijbenadering zonder consequenties is. Kiezen voor een bepaalde benadering impliceert immers ook kiezen voor een bepaalde inkleuring van het maatschappelijk belang.
23
24
Wooncorporatie en samenleving
4. VERBINDEN MET DE SAMENLEVING
4.1 In gesprek met de samenleving De vier geschetste maatschappijbenaderingen zijn ieder op hun eigen wijze geschikt om de samenleving een concrete plaats te geven in de governance van de corporatie. Het eigene van de benaderingen heeft in dit verband te maken met de manier waarop het standpunt van de samenleving wordt bepaald: als onafhankelijk deskundig oordeel, als een consensus tussen alle erkende partijen, als een tijdsgebonden coalitie of als een eigen interpretatie door de corporatie zelf. Ieder van deze besluitvormingsmechanismes voegt bepaalde unieke kwaliteiten toe aan de figuur van de samenleving in de governance structuur van de corporatie. Het is daarom de moeite waard om juist deze kwaliteiten als vertrekpunt te nemen bij de inrichting van voor de maatschappelijke governance door bij ieder van de vijf onderscheiden thema’s van maatschappijsturing (bekostigen, ontwerpen, formeren, vertegenwoordigen en aanvaarden) de vraag te stellen welke maatschappijbenadering daarbij het beste past. Onderstaand schema geeft hiervoor een aanzet. Samenleving
voordelen
geschikt bij
Instituut
Betrouwbaar, objectief
Ontwerpen, verantwoorden
Vergadering
Representatief en gedragen
Bekostigen, ontwerpen, formeren
Open netwerk
Energiek en betrokken
Formeren, vertegenwoordigen
Eigen beleving
Efficiënt en begripvol
Vertegenwoordigen
Met deze laatste stap worden de contouren van de corporatie die zich in sturing en verantwoording verbindt met de samenleving stilaan zichtbaar. De ideaaltypische werkorganisatie dient zich aan en zou er bijvoorbeeld zo kunnen uitzien.
4.2 Een uitgewerkt voorbeeld De maatschappelijke verbindingen van Wooncorporatie Goed Wonen Eens per vier jaar, ter voorbereiding op het nieuwe beleidsplan, organiseert Goed Wonen een aantal lokale debatten. Daarvoor worden zes stakeholderstafels gevormd die ieder een ander deel van de samenleving vertegenwoordigen. 1.
De bewonerstafel,
gereserveerd voor de bewoners in het werkgebied van de corporatie, vertegenwoordigd door wijkraden en de huurdersvereniging.
25
2.
De overheidstafel,
gereserveerd voor de gemeenten waarin de corporatie actief is (bestuur, politiek en ambtelijk).
3.
De ketentafel,
gereserveerd voor in het werkgebied werkzame organisaties op het gebied van welzijn, leren, werken en zorg.
4.
De markttafel,
gereserveerd voor leveranciers als makelaars, projectontwikkelaars en aannemerijen.
5.
De opinietafel,
gereserveerd voor deskundige personen die zonder eigen deelbelangen (een deel) van het spectrum van Goed Wonen kunnen overzien.
6.
De corporatietafel,
gereserveerd voor corporatiebestuurders buiten het werkgebied van Goed Wonen.
In de debatten wil Goed Wonen een antwoord vinden op vragen als ‘wat verwacht de samenleving van Goed Wonen? (wat voor type maatschappelijke opbrengsten moeten ze nastreven?) en ‘op welke terreinen is in de komende beleidsperiode een extra inspanning nodig?’ De tafels uit de debatten plaatst Goed Wonen gezamenlijk in de rol van de samenleving als haar principaal, wiens belang Goed Wonen dient en aan wie Goed Wonen haar legitimatie ontleent. Deze rol zal Goed Wonen bekrachtigen door iedere tafel uit te nodigen om uit hun midden een vertegenwoordiger aan te wijzen die namens de tafel zitting neemt in haar maatschappijraad, een statutair verankerd orgaan dat de samenleving een formele plaats geeft in de governancestructuur van Goed Wonen (samenleving als vergadering van belanghouders). Statutair is bepaald dat Goed Wonen geen verstrekkende besluiten neemt zonder instemming van het platform, waaronder de rendementsdefinitie (welke maatschappelijke opbrengsten dienen te worden nagestreefd, werkgebied en uitgangspunten ter bepaling van de financiële ruimte voor beleid). De door de samenleving goedgekeurde besluiten beschouwt Goed Wonen als haar maatschappelijk mandaat. Daarnaast is de maatschappijraad bevoegd tot het benoemen van (tenminste de helft van het aantal leden van) de Raad van Commissarissen. Nadat de maatschappelijke doelen voor de komende jaren zijn bepaald en via de maatschappijraad maatschappelijk zijn gelegitimeerd, zal Goed Wonen vanuit haar verkregen maatschappelijke verantwoordelijkheid verkennen wat haar de komende beleidsperiode te doen staat (samenleving als eigen beleving). Daarvoor gaat de organisatie in gesprek met de directe belanghebbenden bij haar functioneren, de zogenaamde afnemers van haar beleid. Deze groepen van mensen en organisaties worden actief betrokken bij de totstandkoming van ons beleid om de match tussen de vraag (ook wel de maatschappelijke opgave) en aanbod (voorgenomen beleid) zo groot mogelijk te maken. De kwaliteit van dit proces van belanghoudersparticipatie beïnvloedt op deze manier direct de effectiviteit van ons beleid. Goed Wonen draagt echter zelf de verantwoordelijkheid voor haar beslissingen.
26
Wooncorporatie en samenleving
De volgende stap is het plannen van de activiteiten die nodig zijn om de beoogde match tussen vraag en aanbod te realiseren. Goed Wonen kiest op die terreinen waarop ook andere maatschappelijke organisaties actief zijn, voor een ketenbenadering waarbij zij met haar partners in de ketens wonen-werken-leren en wonen-zorgwelzijn afspraken maakt bij welke verdeling van inzet en middelen de gedeelde maatschappelijke agenda het beste kan worden vormgegeven. Goed Wonen is bereid om het gevoel van gedeelde verantwoordelijkheid te vertalen naar een deling van zeggenschap over (delen van) de eigen organisatie, indien dat de efficiency ten goede komt (samenleving als open netwerk). Goed Wonen is aanspreekbaar op de wijze waarop ze binnen de grenzen van haar maatschappelijk mandaat omgaat met de haar toevertrouwende maatschappelijk verantwoordelijkheid. Het sluitstuk van de maatschappelijke inbedding is dan ook de maatschappelijke verantwoording. We zijn transparant en verantwoorden ons tenminste eenmaal per jaar naar de lokale samenleving over onze keuzes en gedrag als maatschappelijk ondernemende corporatie in de lokale samenleving. Eenmaal per vier jaar onderwerpt ze zich bovendien aan een maatschappelijke visitatie, waarbij een professionele externe partij zich aan de hand van een maatschappelijk gevalideerde methode een oordeel vormt over het maatschappelijk presteren van Goed Wonen als wooncorporatie (samenleving als instituut). De maatschappijraad betrekt de bevindingen uit de visitatie in de vormgeving van haar relatie met het bestuur. Goede maatschappelijke prestaties vergroten het vertrouwen in het bestuur en dat uit zich in een ruimer maatschappelijk mandaat. In dit voorbeeld legt de corporatie via verschillende lijnen een verbinding met de samenleving. De samenleving krijgt in uiteenlopende hoedanigheden enige zeggenschap over verschillende onderwerpen binnen de corporatie.
27
28
Wooncorporatie en samenleving
5. HET MAATSCHAPPELIJK DNA VAN DE WOONCORPORATIE Is dit nu een pleidooi voor het opnemen van de samenleving in de governancestructuur van de corporatie? In zekere zin wel, omdat de het erkennen van een positie van de corporatie als werkorganisatie van de samenleving daar min of meer om vraagt. Zonder enige vorm van maatschappijsturing geen werkorganisatie van de samenleving, zou je kunnen stellen. Maar tegelijkertijd is er de stille wens dat het gedrag van de corporatie de samenleving er toe brengt haar sturingsmogelijkheden te beperken tot een minimaal niveau. Omdat de samenleving er op durft te vertrouwen dat haar agent, het management van de corporatie uit zichzelf komt tot de goede dingen komt. Wat zou een corporatie moeten doen om zo’n vertrouwensbasis bij de samenleving op te bouwen? Wat maakt een corporatie zo maatschappelijk dat de samenleving bewust afziet van haar mogelijkheden om de corporatie te sturen? In dit laatste deel wil ik nagaan of de verkenningen tot dusver behulpzaam zijn bij het ontdekken van dit ‘maatschappelijk DNA’ van de wooncorporatie.
5.1 Werken aan maatschappelijk vertrouwen Maatschappelijk vertrouwen in de corporatie ontstaat wanneer de corporatie er in slaagt om het wezen van de samenleving in de corporatie op te nemen. Een behulpzame benadering kan de volgende zijn. Eerder heb ik gesteld dat de samenleving niet bestaat, maar dat er wel acht uitingen van de samenleving te herkennen zijn. Via ieder van deze uitingen kan de corporatie zich verbinden met de samenleving. Dat resulteert in acht basiswaarden van de corporatie als maatschappelijke onderneming.
Uiting
Waardepatroon
Staatkundige uitgangspunten
Democratisch tot stand gekomen wetgeving accepteren
Formele verhoudingen
Sturing vragen, mandaat kennen
Personen en hun diversiteit
Inleven
Het maatschappelijk debat
Krachten activeren
De maatschappelijke agenda
Samenwerken
Betekenis en rol van maatschappelijke ondernemingen
Verantwoordelijkheid nemen
Aanspreekbaarheid van maatschappelijke ondernemingen
Transparant ondernemen
Maatschappelijke waarden
Bij blijven
29
Deze basiswaarden zijn verbonden aan de acht algemene uitingen van de samenleving. Met enige terughoudendheid wil ik ze in de zoektocht van de SEV naar de eigensoortige maatschappelijke onderneming introduceren als het maatschappelijk DNA waarover iedere corporatie in beginsel beschikt. Het vraagt om goed leiderschap om dit ‘maatschappelijk DNA van de wooncorporatie te activeren. Bij blijven Een maatschappelijke ondernemende corporatie is op de hoogte van de actuele verwachtingen die in de samenlevingbestaan over het functioneren van de corporatie en de mogelijkheden die bestaan om daaraan tegemoet te komen. Wet en regelgeving accepteren Een maatschappelijke ondernemende corporatie erkent en accepteert de rechten en plichten die de toelating als woningcorporatie met zich meebrengt. Vragen naar maatschappijsturing Een maatschappelijk ondernemende corporatie kent en erkent de grenzen van haar maatschappelijk mandaat en vraagt, ter behoud van haar maatschappelijke legitimatie, de samenleving consequent om sturing bij zaken die het ontvangen mandaat te boven gaan. Inleven Een maatschappelijke ondernemende corporatie is bekend met de belangen die bij groepen van individuen en organisaties bestaan met betrekking tot haar eigen functioneren. Krachten losmaken Een maatschappelijke ondernemende corporatie organiseert maatschappelijke betrokkenheid en faciliteert initiatieven die vanuit deze betrokkenheid tot stand komen. Coalities vormen Een maatschappelijke ondernemende corporatie heeft een open houding naar andere partijen en benadert hen in de eerste plaats als coproducenten van maatschappelijke opbrengsten. Verantwoordelijkheid nemen Een maatschappelijk ondernemende wooncorporatie neemt, met oog voor de eigen lange termijn betrokkenheid, haar verantwoordelijkheid door enerzijds te sturen op het creëren van nieuwe mogelijkheden en anderzijds bestaande mogelijkheden maximaal te benutten om maatschappelijke knelpunten op te lossen. Transparant ondernemen De maatschappelijke ondernemende wooncorporatie stelt de samenleving in staat om haar te volgen door transparant te zijn over haar mogelijkheden, haar overwegingen (afwegingskader), haar keuzes en haar resultaten.
30
Wooncorporatie en samenleving
COLOFON Een verkenning in opdracht van SEV Uitgave
SEV
Auteurs
Derk Windhausen, &Windhausen, Utrecht
Vormgeving omslag
Absoluut Design, Bergen op Zoom
Druk omslag
Drukkerij Goos, Ouderkerk aan den IJssel
Opmaak
FMZ Tekstverwerking, Vlaardingen
Hoewel grote zorgvuldigheid is betracht bij het samenstellen van dit rapport, aanvaarden SEV en de betrokkenen geen enkele aansprakelijkheid uit welke hoofde dan ook voor het gebruik van de in deze publicatie vermelde gegevens. Rotterdam, december 2011
31