Trefwoorden Besturing Woningcorporaties Maatschappelijk vastgoed Volkshuisvesting CREM
Auteur Jan Veuger
Woningcorporaties: stel maatschappelijke bijdrage weer centraal Woningcorporaties moeten op samenhang in maatschappelijke en financiële waarden worden gestuurd. Zonder verandering dreigt een nieuwe crisis in de sector. Dat stelt Jan Veuger in zijn proefschrift ‘Materieel Immaterieel. Besturing van woningcorporaties in samenhang met maatschappelijke waarden’. Zo’n verandering vraagt om bestuurders die weten wat de gevolgen van hun beslissingen zijn.
54
www.sigmaonline.nl
SIGMA Nummer 2, april 2015
ONDERZOEK
Het kwalitatief promotieonderzoek naar besturing van woningcorporaties is uitgevoerd om te begrijpen hoe woningcorporaties in de samenleving functioneren. Wat zijn de achtergronden, motieven en weerstanden binnen woningcorporaties? De centrale ondezoeksvraag is: Zijn er tegenstrijdigheden in de maatschappelijke waarden die ten grondslag liggen aan woningcorporaties die gevolgen hebben voor de manier waarop zij bestuurd worden? Methodisch, over een periode van vijf jaar literatuur, tien jaar stakeholders, instrumenten en gedrag en honderd jaar historie van de woningcorporaties, zijn de ontwikkelingen op het gebied van het in waarden denken en besturen van woningcorporaties onderzocht. Voor de kwalitatieve onderzoeksmethode is de grounded theory gekozen als lijn van denken.
Maatschappelijke integratie en ordening In zijn onderzoek keek Veuger naar de waarden in relatie tot maatschappelijk vastgoed. Het maatschappelijk vastgoed als object is opgebouwd uit materiële waarde. Deze materiële waarde is noodzakelijk voor het commercieel
Dossier: Onderzoek Als promotor zit je in een ambivalente positie. Het schrijven van een proefschrift is in de eerste plaats de taak en verantwoordelijkheid van de promovendus, die de opdracht heeft met wetenschappelijk onderbouwde nieuwe inzichten te komen. De promotor heeft als taak in te schatten of het proefschrift de kritische blikken van de zogenoemde kleine en grote commissie zal doorstaan. Als promotor ben je over een reeks van jaren echter wel intensief betrokken en hoe ver ga je in het sturen van de promovendus. Hoe dan ook Jan Veuger koos voor een thema dat mij na aan het hart ligt: het socialisatievermogen van een organisatie. Hij heeft daar een mooie bijdrage aan geleverd, dat zich afspeelt in een wereld die onder kritiek ligt: de woningcorporaties. Teun Hardjono (
[email protected])
de bestuurders zich niet laten beïnvloeden door de huidige financiële crisis, zijn leidend. Het gaat dan ook niet om een nieuwe organisatie-infrastructuur, maar vooral om een betere doeltreffendheid, doelmatigheid en financiële positie om de
Woningcorporatie stuurt niet in samenhang tussen financieel rendement en maatschappelijk vertrouwen vermogen van de corporatie. Hiermee wordt het maatschappelijk vastgoed bestuurd en wordt organische waarde gevormd. Het maatschappelijk vastgoed is een randvoorwaarde geworden voor het functioneren van de corporatie, de sociale waarde. Bijzonder in de relatie tussen maatschappelijk vastgoed en de corporatie is dat zij afzonderlijk van elkaar kunnen bestaan, maar de corporatie niet te gebruiken is zonder maatschappelijk vastgoed. Het maatschappelijk vastgoed behoudt zijn waarden zonder de corporatie, maar niet andersom. Door hieraan invulling te geven ontstaat intellectuele waarde. Corporaties zijn gericht op het creëren van maatschappelijke waarde door bewust middelen te alloceren voor maatschappelijke doelstellingen. Zij willen deze waarde behouden, herstellen en vernieuwen. Maatschappelijke integratie en ordening van de sector zijn daarbij van belang. Gedragingen zijn bepalend. De corporatiebestuurder blijkt echter wel vast te houden aan zijn eigen opgebouwde vermogen(s) en laat zich weinig beïnvloeden. Kijken we naar het vermogensgedrag binnen de organisatie, dan valt op dat het investeringsgedrag binnen de corporatie over het algemeen aansluit bij het persoonlijk gedrag van de bestuurder. Prestatie-indicatoren als macht en geld, waarbij
SIGMA Nummer 2, april 2015
opgave van de corporatie waar te maken. De invulling hiervan en het bestaansrecht van de corporatie kan in een meer offensieve samenwerking gevonden worden, door nieuwe vormen van onderlinge solidariteit en te sturen op de toegevoegde waarden van de corporatie.
Maatschappelijke doelstellingen verbeteren In het verbeteren van de maatschappelijke doelstellingen van corporaties zijn drie deeldomeinen te onderscheiden: (1) het huisvesten van de primaire doelgroep, (2) het investeren in de leef- en woonomgeving en (3) het bijdragen aan de sociaal-economische ontwikkelingen van wijken. In minder dan 50 woorden − In zijn proefschrift concludeert Jan Veuger dat er tegenstrijdigheden zijn in de maatschappelijke waarden die ten grondslag liggen aan woningcorporaties. − Dit heeft gevolgen voor de manier van besturen. − Er moet meer aandacht zijn voor de maatschappelijke doelstellingen en onderlinge samenhang. − Vernieuwing is nodig om woningcorporaties naar een nieuwe fase te brengen.
www.sigmaonline.nl
55
ONDERZOEK
Financiële positie, doeltreffendheid, doelmatigheid, transparantie en ordening van waardedrijvers zijn van belang. De corporatie kent ook een drietal evenwichtige waarden: (1) de vaste waarde (continuïteit), (2) de regiewaarde (initiator) en (3) de rentabiliteitswaarde (de wederzijdse invloed van wijkkwaliteit en vastgoedwaarde vertaald in maatschappelijke en financiële waarde). In de taakafbakening zijn dus doeltreffendheid en doelmatigheid van belang. Het gaat dan niet om maximalisatie van de financiële waarde, maar om het handhaven van een aanvaardbaar minimum van het vermogen. Een bewustere sturing op maatschappelijk rendement is een basisvoorwaarde voor doeltreffendheid en doelmatig werken. De effectiviteit van woningcorporaties is een verantwoordelijkheid van het Rijk en de gemeenten.
Toetsen van doelmatigheid Geld is slechts een communicatiemiddel om waarden aan te duiden. Waarden en waardering – ook wel als kwaliteit te beschouwen – kunnen gedefinieerd worden als een eigenschap van communicatie over en weer, het principe waarop alles is gebouwd. Maar hoe werkt dat waarden en toetsen aan de doelmatigheid in de praktijk? Twee voorbeelden. Voorbeeld 1: Wanneer er jeugdproblematiek is in een wijk waarin de woningcorporatie een substantieel aantal woning heeft, en het jeugdhonk in een nieuw gebouw een oplossing biedt voor deze problematiek, dan is het verdedigbaar om hierin te investeren. Als de kosten van de realisering van de jeugdhonk hoger liggen dan dat de huur kan opbrengen, is dit verschil in geld als een deel van het maatschappelijk rendement te duiden. In vastgoedtermen spreekt men van een ‘onrendabele top’: de teveel gemaakte kosten worden direct afgeboekt. In dit voorbeeld kan dat 200.000 euro zijn. Als in de loop van de jaren door bijvoorbeeld een leefbaarheidsmonitor de progessie in de verbetering van de jeugdproblematiek is te duiden, dan is de doelmatig bewezen en is de investering maatschappelijk verantwoord. Voorbeeld 2: Wanneer een corporatie gevraagd wordt om onrendabel te investeren in een hospice, is de vraag te stellen wat de toegevoegde waarde van deze hospice is voor de huurders. Als het gebouw zich niet in het werkgebied bevindt van de corporatie en voor iedereen toegankelijk is, dan is te stellen dat zij voor deze corporatie geen toegevoegde waarde heeft. Je zou dan kunnen stellen dat elke onrendabele euro voor deze corporatie in dit object geen toegevoegde waarde heeft. Dit staat overigens wel los van überhaupt het maatschappelijke nut van een hospice voor de gehele gemeenschap.
56
Een competitieve en morele strategie aangaan Het bestuur van een woningcorporatie stuurt in de praktijk niet in samenhang tussen financieel en maatschappelijk rendement en vertrouwen. Corporate Real Estate Management (CREM) kan in die samenhang van waarden een rol spelen. In tegenstelling tot kritiek op corporaties, professionaliseren zij wel, maar het is de vraag of zij voldoende focus houden op de houdbaarheid van de professionalisering. Anders organiseert men chaos. Waarom zouden we ons dan druk maken over alle instrumentarium voor vergelijkingen en waarom kunnen corporatiedirecteuren dit niet even snel onderling regelen? Het antwoord hierop ligt besloten in drie redenen: (1) de kwaliteit en betrouwbaarheid van de informatiestromen die te wensen over laten, (2) de niet sturende overheid en perfecte marktwerking en (3) de discipline van gedrag van de corporatie die te wensen overlaat. Opvallend is wel dat een expliciete evaluatie van het doelbereik, gerelateerd aan eerdere doelstellingen, zelden wordt gemeten. Verondersteld zou kunnen worden dat het hier niet gaat om rationeel geleide instellingen, maar om een gecontroleerde chaos. Met CREM kan de vastgoedportefeuille wél in lijn gebracht worden met de behoefte van de kernactiviteit van de corporatie. Deze kernactiviteit is niet nieuw. Hiermee ontstaat een optimalisatie van de toegevoegde waarden van het resultaat. Een op waarden gebaseerde vastgoedstrategie stelt de corporatie in staat een competitieve, maar ook morele strategie aan te gaan.
Beelden van de werkelijkheid Het multidisciplinaire karakter van maatschappelijk vastgoedmanagement vormt geen knelpunt als definities en waarnemingen helder zijn. Niet aan elkaar gerelateerde harde en zachte vaardigheden vormen wel een knelpunt in de totale besturing van een corporatie en haar verantwoording daarover. Als een opgave en de meetbaarheid daarvan niet gedefinieerd en georganiseerd is, heeft bestuurbaarheid en het aanspreken hierop geen enkel effect. De dimensie tijd heeft invloed op waardebegrippen vanuit een historische context. Veranderingen van waardebegrippen beïnvloeden de waardering en het denken daarin. Daarnaast is waardering afhankelijk van diegene die leefbaarheid definieert en waardeert. Vastgoed is een maatschappelijk gegeven met wisselende betekenissen voor de mensen daarom heen. Zij is een wijze van financiering en waarde geven in de zin van nut. De oriëntatie op verandering heeft invloed op de innovativiteit en de lenigheid van de corporatie en op verschillen-
www.sigmaonline.nl
SIGMA Nummer 2, april 2015
ONDERZOEK
de waarden. Oriëntatie op verandering moet worden gezien als bewijs dat de corporatie in staat is tot werkelijke vernieuwing van het opgebouwd vermogen, dit te consolideren en te vermeerderen. Als zij daartoe in staat is, zal dat leiden tot een rijkere corporatie waar iedereen zich achter kan plaatsen met nieuwe ontwikkelingen en ideeen. Het toekomstig leiderschap van een corporatie wordt niet bepaald door het bezit aan middelen, maar het kunnen richten van die middelen op een bepaald doel.
Figuur 1. Ordening volkshuisvesting De stenen
De corporatie
De opgave
Ordening als mogelijke oplossing
Het pneuma
De Memorie van Toelichting op de Woningwet 1901 geeft de overtuiging weer van de overheid om te komen tot wettelijke maatregelen voor volkshuisvesting. In de vooral sociale politiek krijgt het woningvraagstuk in die tijd door alle partijen een voorname plaats. Het algemeen erkend belang van de volksgezondheid, het zedelijk peil en de materiële levensstandaard hangen nauw samen met de volkshuisvesting. Het gaat de regering in die tijd ook om de economische positie die Nederland kan innemen met sociale en beheersbare veiligheid. De overheid signaleerde toen dat zij niet bij machte zou zijn om aan iedereen een behoorlijke woning te verstrekken, maar dat zij wel langs verschillende wegen kon meewerken aan de verbetering van de omstandigheden. Zij onderkende daarbij dat de oorzaak van de omstandigheden toen vooral lagen op vijf gebieden: de mogelijkheid om voor de gezondheid schadelijke woningen voortdurend te verhuren; de geringe genegenheid tot verbetering aan woningen; de aanbouw van insolide woningen die niet voldoen aan basiseisen; onvoldoende (goede) aanbouw en het onvoldoende financiële vermogen waardoor velen genoodzaakt zijn om met het slechte genoegen te nemen. ‘s Rijks schatkist wordt ook onderkend als van betekenis voor het volksbelang van de volkshuisvesting. De overheid heeft ook haar visie en rol aangegeven die zij kan en moet hebben in de opgave die zij zich toen ten doel heeft gesteld. In de Memorie van Toelichting op de Woningwet 1901 staat dit uitgebreid beschreven. In 1956 werd, in de aanloop tot het ontwerp van de nieuwe Woningwet, de openbare mening gevraagd bij Koninklijke boodschap aan de Commissie Banning. Het besef is aanwezig dat de mens een individu is, en functioneert binnen een sociale omgeving en dat de corporatie mede verantwoordelijk is voor de sociale behoeften van anderen. Hiermee kan een parallel getrokken worden met het Vierfasenmodel van Hardjono. Het particulier initiatief kan door de overheid gereguleerd worden door kaders en randvoorwaarden te stellen. Dit past binnen het waardemodel van de volkshuisvesting in het Vierfasenmodel. De verankering van particulier initiatief kan dus plaats-
SIGMA Nummer 2, april 2015
De stenen: het materieel vermogen en flexibiliteit maatschappelijk vastgoed De corporatie: rentabiliteitswaarde, legitimering en geografische reikwijdte De opgave: borging prestaties, bewust maatschappelijk ondernemerschap, verstaan en brede oriëntatie Het pneuma: solidariteitsbeginsel, garantiestructuur, weerbaarheid en sociaal woningbeleid De stenen als waardedrijver is het materieel vermogen dat bestaat uit het bezit van maatschappelijk vastgoed en motivatoren als waardering en acceptatie. Flexibiliteit van de stenen zit in de maakbaarheid die buigzaam is en blijft. De organisatie corporatie als waardedrijver wordt in eerste instantie bepaald door haar geografische positie en reikwijdte. De waarden die aan een corporatie worden toegekend op basis van de gekapitaliseerde resultaten, is haar rentabiliteitswaarde. De gekapitaliseerde resultaten zijn de opbrengsten van een bepaalde periode tot de waarde van het geld dat daarmee gemoeid is. De opgave gaat er over dat de prestaties van de corporaties zijn geborgd, waarbij bewust maatschappelijk ondernemerschap een belangrijke waardedrijver is. Het kunnen horen wat de omgeving zegt – het verstaan – is met een brede oriëntatie van belang. Het pneuma is leidend in het solidariteitsbeginsel zoals deze binnen de grondwet is verankerd. De verzekering dat de volkshuisvesting goed is of werkt binnen een structuur, is een waardedrijver waarbij zij voor zichzelf kan opkomen (weerbaarheid). Een andere waardedrijver is het onafhankelijk sociaal woningbeleid die gaat over betaalbaarheid, de kwaliteit en het vergroten van de beschikbaarheid.
www.sigmaonline.nl
57
ONDERZOEK
vinden door organisaties in dit werkveld toe te laten die mede in het belang van de volkshuisvesting werkzaam zijn en niet uitsluitend. Particuliere bouw en verhuur van woningen, onder normale omstandigheden, worden dan niet gesubsidieerd. Het faciliteren van particuliere woningbouw voor eigen gebruik, in de vorm van bezitsvorming, is mede een volkshuisvestingsbelang.
Samenvattende conclusie De samenvattende conclusie als antwoord op de centrale vraag: ‘Zijn er tegenstrijdigheden in de maatschappelijke waarden die ten grondslag liggen aan woningcorporaties die gevolgen hebben voor de manier waarop zij bestuurd worden?’ is: Ja. Bestuurders, die op het hoogste niveau denken over hoe zij met waarden moeten omgaan, zorgen dat ze op eigen kracht besturen, weten wat de gevolgen van
Toekomstig leiderschap van een corporatie wordt niet bepaald door bezit van middelen, maar het kunnen richten van die middelen op een bepaald doel. Deelconclusies van het onderzoek 1. Het verbeteren van de maatschappelijke doelstellingen van de governance van corporaties moet in drie deeldomeinen tot uiting komen: (1) het huisvesten van de primaire doelgroep; (2) het investeren in de leef- en woonomgeving; (3) het bijdragen aan de sociaaleconomische ontwikkelingen van wijken. Daarbij zijn financiële positie, doeltreffendheid en doelmatigheid van belang. 2. Bestaande rechtsvormen zijn op zich voor de corporatie geen beletsel om haar opgave waar te maken. De specifieke karakteristiek van het maatschappelijk vastgoed heeft betrekking op (a) een gebouwgerelateerde gemeenschappelijke sociale activiteit en (b) het voorzien in en faciliteren van die behoefte van belanghebbenden vanuit een erkend maatschappelijke belang. 3. Corporaties zijn gericht op het creëren van maatschappelijke waarden door bewust middelen te alloceren voor maatschappelijke doelstellingen en willen deze waarden behouden, herstellen en vernieuwen. Maatschappelijke integratie en ordening van de sector zijn daarbij van belang en gedragingen van de bestuurder bepalend. 4. Het bestuur stuurt in de praktijk wel met besturingsmodellen, maar niet in samenhang tussen financieel en maatschappelijk rendement, maatschappelijk vertrouwen, effectiviteit en efficiency. CREM als theorie kan samenhang brengen in maatschappelijke en financiële waarden. 5. Verhalen en prestaties zijn door de bestuurder niet met elkaar verbonden. Een mogelijke oplossing voor werkelijke vernieuwing naar het vierde tijdperk van woningcorporaties, is ordening in samenhang van maatschappelijke waarden. 6. Het multidisciplinaire karakter van maatschappelijk vastgoedmanagement vormt geen knelpunt als definities en waarnemingen helder zijn. Niet aan elkaar gerelateerde financiële beoordelingscriteria en niet financiële beoordelingscriteria vormen wel een knelpunt in de totale besturing van een corporatie en haar verantwoording daarover.
58
hun beslissingen zijn en nemen hun verantwoordelijkheid. De conclusies vormen de basis voor verder onderzoek in drie vervolgproposities over de bestuurbaarheid van corporaties: het woningcoöperatief als breekijzer, de mogelijke inbedding van Corporate Real Estate Management binnen een corporatie en maatschappelijk autisme van corporatiebestuurders. De vervolgonderzoeken zijn weergegeven in de drie proposities: (a) een coöperatieve vorm (belichaamd door de Seven Cooperative Principles in 1844) veroorzaakt een bundel van waarden in sociaaleconomische ontwikkelingen; (b) een niet monopolistische opstelling veroorzaakt de toekomstige waarde van een corporatie; (c) zolang maatschappelijk autisme van corporatiebestuurders bestaat, veroorzaakt dit een bestuurlijke onveranderlijkheid. De gemeenschap zou leider over de doelstelling van de volkshuisvesting zijn als het innerlijke tegenstreven van begeerte en macht wordt bestuurd. De ware waarde van een corporatie ligt niet in een door een bestuurder georganiseerde gecontroleerde chaos op een glijdende schaal, maar wordt bepaald in samenhang van maatschappelijke waarden die de volkshuisvesting verder kan brengen. Stof wordt daarmee onstoffelijk: materieel immaterieel. Deze wetenschap, gebouwd op feiten, is als een huis dat gebouwd is van stenen. En niet een opeenstapeling van feiten als een hoop stenen in de vorm van een huis. Literatuur Proefschrift Veuger, J. (2014), Materieel Immaterieel. Besturing van woningcorporaties in samenhang met maatschappelijke waarden. Rotterdam: RSM Erasmus Universiteit Rotterdam. Auteur Dr.Ing. Jan Veuger MRE FRICS is eigenaar van CORPORATE Real Estate Management, lector Maatschappelijk Vastgoed Hanzehogeschool Groningen, lid van de Commissie Kwaliteitsverklaringen Woningcorporaties van het KWH en toezichthouder bij verschillende maatschappelijke organisaties.
www.sigmaonline.nl
SIGMA Nummer 2, april 2015