Wonen in Zeeland Een beleidsgerichte analyse van het WoON 2006
Middelburg, september 2007
Wonen in Zeeland
Colofon © Scoop 2007 Samenstelling Inge van der Tak Dick van der Wouw in opdracht van Provincie Zeeland Scoop Zeeuws instituut voor sociale en culturele ontwikkeling Achter de Houttuinen 8 Postbus 407 Middelburg Telefoon (0118) 682500 Telefax (0118) 635311 www.scoopzld.nl
[email protected] Foto Dirkjan Gjeltema Lay-out Scoop Ontwerp men@work Scoop Drukwerk Scoop
Wonen in Zeeland
Inhoudsopgave 1. Inleiding .................................................................. 7 2. Wonen in Zeeland in vogelvlucht: Conclusies en aanbevelingen ................................. 9 2.1 Starters ............................................................... 9 2.2 Huishoudens met een zorgvraag ....................... 10 2.3 Provincieverhuizers ............................................ 11 2.4 Lage inkomens .................................................. 11 2.5 Jonge gezinnen ................................................. 12 3. Dynamiek en frictie op de woningmarkt ............ 13 3.1 Slaagkansen ...................................................... 13 3.2 Bevolkingsontwikkeling ..................................... 14 3.3 Woningvoorraad ............................................... 15 3.4 Verhuizingen ..................................................... 16 4. Starters ................................................................... 17 4.1 Inleiding ............................................................ 17 4.2 Starten op de woningmarkt .............................. 18 4.2.1 Profielschets ............................................ 18 4.2.2 Slaagkansen ............................................ 19 4.2.3 Woonwensen .......................................... 20 4.2.4 Tevredenheid ........................................... 21 4.2.5 Verhuisgeneigdheid ................................. 21 4.3 Starten op de koopmarkt .................................. 22 4.3.1 Profiel van de koopstarter ........................ 22 4.3.2 Slaagkansen ............................................ 23 4.3.3 Woonwensen en tevredenheid ................ 24 5. Huishoudens met een zorgvraag ......................... 27 5.1 Inleiding ........................................................... 27 5.2 Profiel huishoudens met zorgvraag.................... 27 5.3 Huidige woonsituatie en tevredenheid .............. 29 5.4 Wonen met een zorgbehoefte .......................... 29 5.5 Tevredenheid huidige woonsituatie ................... 30 5.6 Dynamiek: reageren en anticiperen op zorgvraag .......................................................... 31 5.7 De ideale woning .............................................. 32 5.7.1 De ideale ouderenwoning........................ 32 5.7.2 Het ideale appartement ........................... 33
6. Provincieverhuizers ............................................... 35 6.1 Inleiding ............................................................ 35 6.2 Definitie provincieverhuizers .............................. 36 6.3 Profielen provincieverhuizers ............................. 36 6.3.1 Provincieverlaters en potentiële ............... 36 provincieverlaters ..................................... 36 6.3.2 Nieuwkomers en potentiële nieuwkomers 36 6.4 Woonsituatie..................................................... 37 7. Lage inkomens (aandachtsgroep) ........................ 39 7.1 Inleiding ............................................................ 39 7.1.1 Definitie lage inkomens ........................... 39 7.2 Profiel van de aandachtsgroep .......................... 39 7.3 Scheefheid ........................................................ 41 8. Jonge gezinnen ..................................................... 43 8.1 Inleiding ............................................................ 43 8.2 Profiel jonge gezinnen....................................... 43 8.3 Huidig woongenot ............................................ 44 8.3.1 Tevredenheid nader bekeken ................... 44 8.3.2 Tevredenheid per regio en woonmilieu .... 45 8.4 Verhuisgeneigdheid ........................................... 46 8.4.1 Prijselasticiteit .......................................... 47 8.5 Woonwensen .................................................... 47 Literatuur .................................................................... 49 Bijlagen Bijlage I Starters........................................................... 53 Starters op de woningmarkt ........................... 53 Koopstarters ................................................... 55 Bijlage II Huishoudens met een zorgvraag .................... 59 Bijlage III Jonge gezinnen .............................................. 61
Wonen in Zeeland
6
Wonen in Zeeland
1. Inleiding De provincie heeft ons opdracht gegeven om op basis van de gegevens uit het WoON 2006 - de opvolger van het woningbehoefte onderzoek (WBO) - een aantal analyses te maken van de woonsituatie in Zeeland. Gemeenten zijn daarbij betrokken als klankbord. In de begeleidingsgroep van het onderzoek is afgesproken dat deze analyses in zouden gaan op een aantal voor het beleid relevante doelgroepen. Het resultaat zou een rapportage moeten zijn waarin duidelijk wordt welke nieuwe informatie het WoON oplevert voor het provinciale woonbeleid en waar extra urgentie of aanvulling nodig of wenselijk is naar aanleiding van de uitkomsten. De resultaten van het WoON onderzoek zijn beschikbaar via het Cita Vista programma en het Microdata bestand. Daarin zijn de gegevens beschikbaar van ongeveer 4750 respondenten. Hiermee zijn tot op regionaal en in een aantal gevallen tot op gemeentelijk niveau analyses mogelijk over een veelheid van thema’s. Dit zijn thema’s als huidige woonsituatie, verhuisgeneigdheid, woonwensen, verhuisgedrag, tevredenheid met de woning, de woonomgeving en de leefbaarheid. De nadruk in de analyses ligt op de dynamiek op de woningmarkt. Om deze dynamiek beter in beeld te krijgen zijn ook tijdreeks gegevens van het CBS geanalyseerd.
Voor de analyses van de meeste doelgroepen is het gegevensbestand van het WoON gewogen en opgehoogd naar de particuliere huishoudens van 18 jaar en ouder die in woningen wonen, volgens de huishoudensstatistiek van het CBS. Bij de analyses van provincieverhuizers is het bestand opgehoogd naar de bevolking van 18 jaar en ouder (in particuliere huishoudens) op 1 januari 2006, volgens de bevolkingsstatistiek van het CBS. Bij alle analyses is een minimum celvulling in de tabellen aangehouden van 10 respondenten. In dit rapport worden de volgende beleidsrelevante groepen behandeld: - starters; - huishoudens met een zorgvraag; - provincieverhuizers; - lage inkomens; - jonge gezinnen. Om de gegevens in een goede context te kunnen plaatsen wordt eerst een algemeen beeld van de woonsituatie van Zeeuwse huishoudens geschetst. Leeswijzer Het rapport start met een overzicht van de belangrijkste bevindingen, conclusies en aanbevelingen (Wonen in Zeeland in vogelvlucht). Ook elk hoofdstuk begint met de samenvatting. Op deze wijze kan u als lezer een bewuste keuze maken over welke doelgroep u uitgebreidere informatie wilt hebben. De hoofdstukken kunnen onafhankelijk van elkaar gelezen worden.
7
Wonen in Zeeland
8
Wonen in Zeeland
2. Wonen in Zeeland in vogelvlucht: Conclusies en aanbevelingen De woningvoorraad in Zeeland heeft een duidelijk van het Nederlandse beeld afwijkend profiel. In Zeeland staan veel eengezinswoningen, koopwoningen, goedkope woningen, grote woningen en veel woningen die voor 1970 zijn gebouwd. Zeeland heeft ook een bijzondere dynamiek rond het wonen. Het aandeel starters en doorstromers blijft relatief iets achter bij het landelijke beeld. De gezinsverdunning heeft zich de afgelopen jaren sterk doorgezet, waardoor ook bij een afnemende bevolkingsgroei de totale woningvoorraad in een gelijkmatig tempo is blijven stijgen. In Nederland en ook in Zeeland ontstond in de eerste jaren na de eeuwwisseling een dip in de woningbouwproductie, maar de productie is landelijk sinds 2003 weer aangetrokken en ook Zeeland lijkt daarin mee te gaan. De verhuismobiliteit neemt eveneens weer toe, alhoewel voor Zeeland niet van een trend gesproken kan worden. In 2006 liggen de cijfers voor Zeeland zelfs weer iets lager dan van het jaar ervoor. Vraag en aanbod op de Zeeuwse woningmarkt zijn niet in evenwicht. Er is meer vraag dan aanbod. Dat is ook het landelijke beeld, maar de druk op de Zeeuwse woningmarkt stijgt uit boven het landelijke niveau. Vooral voor meergezinswoningen is de vraagdruk extreem hoog. In dit onderzoek is speciaal gekeken naar een aantal doelgroepen voor het Zeeuwse woonbeleid, met de vraag of zij inderdaad specifieke aandacht behoeven. Dit zijn starters, huishoudens met een zorgvraag, jonge gezinnen, lage inkomens en provincieverhuizers.
Uit deze analyse komt naar voren dat de ontwikkelingen in vraag en aanbod op de Zeeuwse woningmarkt vooral vragen om gerichte kwalitatieve oplossingen. Er dient een aantrekkelijk aanbod op de juiste plekken te komen; aanbod dat preciezer aansluit bij de wensen van de mensen die zich op de woningmarkt begeven en in Zeeland willen komen of blijven wonen. Daarvoor is dynamisering van de Zeeuwse woningmarkt nodig en dat vraagt om consument gericht ontwikkelen van woningbouwprojecten. Dit kan op veel verschillende manieren, zoals bijvoorbeeld door het stimuleren van vormen van collectief particulier opdrachtgeverschap of de nodige ruimte toestaan voor individuele invullingen in bestemmingsplannen of het aanbieden van individuelere vormen van eigendom. Maar ook het verbeteren van zoeksystemen voor consumenten kan bijdragen aan een betere en snellere match tussen vraag en aanbod.
2.1
Starters
In de provinciale woonvisie wordt het verbeteren van de positie van starters op de woningmarkt als opgave genoemd. Er moet voldoende betaalbare woonruimte (huur zowel als koop) zijn voor deze doelgroep. De afgelopen twee jaar zijn ruim 8.000 huishoudens in Zeeland gestart op de woningmarkt en ongeveer evenveel huishoudens willen in de komende twee jaar hun start op de woningmarkt maken. Minder dan 10% van de recente starters is in een andere woonplaats gaan wonen dan zij eigenlijk wilde. Aangezien dit percentage ook geldt voor doorstromers, kunnen we vaststellen dat hier geen bijzonder probleem ligt voor starters.
9
Wonen in Zeeland
Uit de analyse van slaagkansen in het woningbehoeftenonderzoek uit 2002 werd geconcludeerd dat in de periode tussen 1997 en 2002 de woningmarkt krapper is geworden en dat met name starters daarvan de dupe zijn. De analyse van de slaagkansen van starters in Zeeland in 2006 levert het beeld op dat starten inmiddels een minder groot probleem is. De woningmarktsegmenten waar zij zich op richten zijn, gezien de hoge slaagkansen, juist bijzonder ruim. Ook het idee dat potentiële koopstarters vaak op zoek zijn naar nieuwbouwwoningen, maar er in praktijk niet in slagen deze nieuwbouwwens te verwezenlijken blijkt in Zeeland niet te kloppen. Starters willen minder vaak een nieuwbouwwoning dan doorstromers en de mate waarin starters slagen in die nieuwbouwwens is vergelijkbaar met de doorstromers. Maar er zijn wel belangrijke regionale verschillen als het gaat om starters. Met name op Walcheren is de woningmarkt voor starters erg gunstig, terwijl die voor SchouwenDuiveland een stuk minder zijn. In Schouwen-Duiveland starten weinig huishoudens. Relatief veel potentiële starters uit Schouwen-Duiveland zoeken naar een woning buiten deze regio. De tevredenheid onder diegenen die wel hun start maken in Schouwen-Duiveland is hoog. Omdat de positie van starters vaak als zwak wordt gekenmerkt, bestaat het idee dat starters met weinig genoegen (moeten) nemen. Starters zouden terecht komen in dat type woning waar groepen met een sterkere positie niet willen wonen. In slechte wijken en in kleine huizen. Dat beeld lijkt voor Zeeland in zijn algemeenheid niet te gelden. Het profiel van de Zeeuwse starter verschilt duidelijk van de starter in Nederland in zijn algemeenheid en ook de woningen waarin zij starten wijken duidelijk af van het landelijke beeld. Starten in Zeeland gebeurt relatief vaak in een grote eengezins- koopwoning en de Zeeuwse starter is over het algemeen wat ouder, woont vaker samen en verdient wat meer. Dit algemeen positieve beeld van de starters in Zeeland laat onverlet dat er ook in Zeeland huishoudens zijn die problemen hebben om hun start op de woningmarkt te maken. Uit de relatief hoge slaagkansen voor het goedkope woningmarktsegment is af te leiden dat het meer een kwestie van woonwensen is dan van een tekort in het aanbod. De aantrekkelijkheid van het goedkope woningmarktsegment is dan ook een punt van aandacht. Investeer in de aantrekkelijkheid van het goedkope woningmarktsegment voor starters. Bijvoorbeeld door starters te ondersteunen bij het opknappen van een goedkope woning.
10
2.2
Huishoudens met een zorgvraag
Ouderen willen zo lang mogelijk zelfstandig in hun eigen woning en woonomgeving blijven wonen en het provinciaal beleid is er op gericht om aan deze wens zo goed mogelijk tegemoet te komen. De verhuisgeneigdheid onder ouderen is ook erg laag. En drie van de vier 80+ huishoudens die wil verhuizen, doet dat vanwege de gezondheid of zorgbehoefte. Voor bijna alle huishoudens die wel in een ouderenwoning willen wonen geldt, dat dit niet betekent dat het zelfstandig voorzien in dagelijkse levensbehoeften wordt opgegeven. In dit onderzoek wordt duidelijk dat er geen relatie is tussen het voorkomen van een zorgvraag in het huishouden en een grotere verhuisgeneigdheid. Er is daarbij ook geen verschil tussen stad en platteland. Pas als een huishouden echt te maken krijgt met een behoorlijke functiebeperking van een van de leden, wordt gezondheid of zorgbehoefte een belangrijk verhuismotief. Dat wijst erop dat huishoudens niet of nauwelijks anticiperen op mogelijke toekomstige functiebeperkingen. Van de leeftijdsgroep vanaf 80 jaar woont in Zeeland slechts eenderde van de huishoudens in een woning speciaal voor ouderen. Er zijn wel grote regionale verschillen. Zo woont in Tholen een ruime meerderheid in een woning speciaal voor ouderen, terwijl dat in Walcheren slechts een kwart is. Wanneer je niet in een toegankelijke woning woont, kan dit voor ouderen met een functiebeperking wel problemen opleveren. Je ziet ook dat huishoudens waarvan een of meer leden een beperking heeft, relatief vaak ontevreden zijn met hun woning. Het aandeel huishoudens dat woont in een toegankelijke woning neemt dan ook vooral toe naarmate mensen men met ernstiger functiebeperkingen wordt geconfronteerd. Het blijkt dat verhuisgeneigde oudere huishoudens en huishoudens waarin een functiebeperking aan de orde is vooral opteren voor een appartement in de huursector. De vraagdruk in Zeeland is het grootst bij meergezinswoningen. Dit komt vooral door de lage verhuisgeneigdheid onder de (relatief weinige) huishoudens die in een meergezinswoning wonen in relatie tot de vraag naar meergezinswoningen. Tegenover de ruim 10.000 huishoudens die willen verhuizen naar een meergezinswoning staan slechts 3.600 huishoudens die uit een meergezinswoning willen verhuizen. Vooralsnog blijkt uit de slaagkansen geen specifiek probleem voor oudere huishoudens en huishoudens met een lid met functiebeperking bij het realiseren van hun verhuiswens.
Wonen in Zeeland
Zorg ook op langere termijn voor voldoende aanbod van voor ouderen aantrekkelijke woningen: toegankelijke, meergezins huurwoningen.
2.3
Provincieverhuizers
Verhuizingen vinden meestal binnen de gemeente of regio plaats. Verhuizingen over regio- of provinciegrenzen heen komt relatief weinig voor. Het zijn vooral de jonge mensen die vanwege studie uit Zeeland verhuizen. Verhuizen uit Zeeland op latere leeftijd is een zeldzaamheid. De groep mensen die overweegt om uit Zeeland te verhuizen, lijkt dit naast studieoverwegingen te doen vanwege werk en inkomen. Het zijn relatief vaak hoog opgeleide, maar minder goed verdienende gezinsverantwoordelijke inwoners van Zeeland. In totaal zijn er de afgelopen twee jaar 5.000 volwassen personen verhuisd van Zeeland naar elders in Nederland. Daar tegenover staat dat in diezelfde periode ruim 6.000 volwassen personen van elders in Nederland naar Zeeland is verhuisd. Voor hen geld een heel ander, maar ook meer diffuus profiel dan de (potentiële) Zeelandverlaters. Dit profiel vertoont ook sterke overeenkomsten met het profiel van de ruim 11.000 volwassen personen die nu elders in het land wonen en waarvoor Zeeland een serieuze optie is om binnen 2 jaar naar toe te verhuizen. De helft daarvan woont nu in Zuid-Holland en een kwart woont in Noord-Brabant. Gezien het relatief hoge opleidingsniveau zou het effectueren van deze potentiële verhuisstroom een versterking van het intellectuele kapitaal in Zeeland betekenen. Een belangrijk deel van de potentiële nieuwkomers heeft onvrede met hun huidige woonomgeving. Zeeland als landelijke provincie is de door hen aangewezen blijkbaar aantrekkelijke woonplek om naar toe te verhuizen. Het blijken over het algemeen geen urgente verhuizers te zijn. Dit betekent dat een versterkte aantrekkelijkheid van het wonen in een dorpse of landelijke omgeving in Zeeland of een groeiende onvrede met de huidige woonomgeving of beide factoren van invloed kunnen zijn bij een mogelijk daadwerkelijke verhuizing naar Zeeland. Het provinciaal beleid is er al op gericht de aantrekkelijkheid van het wonen in Zeeland te vergroten en zal krachtig doorgezet dienen te worden om de potentiële nieuwkomers een extra duw in de rug te geven.
2.4
Lage inkomens
Huishoudens met een laag inkomen vormen een kwetsbare groep op de woningmarkt. De provinciale beleidsopgave is om ook deze groep een passend aanbod en keuzemogelijkheden op de woningmarkt te bieden. Op basis van het WBO2002 is geconstateerd dat in Zeeland relatief veel huishoudens met een hoog inkomen gehuisvest zijn in een goedkope huurwoning en dat er stagnatie optreedt in de doorstroming. In dit onderzoek is de recente situatie in beeld gebracht van de omvang van deze kwetsbare groep op de woningmarkt in relatie tot de betaalbare voorraad. We constateren dat in Zeeland 28% van de huishoudens een laag belastbaar inkomen heeft, hetgeen overeenkomt met het landelijke beeld. Deze groep waarin de eenpersoonshuishoudens en eenoudergezinnen sterk zijn oververtegenwoordigd, hebben beduidend minder kansen om hun woonwensen te realiseren dan de huishoudens met een hoger inkomen. Er blijkt ook in 2006 een behoorlijke scheefheid op de Zeeuwse woningmarkt te bestaan. Dat betekent dat een groot deel van de goedkope woningvoorraad wordt bezet door huishoudens met een ‘hoog’ inkomen. Er zijn daarbij duidelijk regionale verschillen in de aard en mate waarin de goedkope woningvoorraad door huishoudens met een hoger inkomen worden bewoond. De goedkope huurwoningen worden in de dorpen en het buitengebied van Zeeland relatief vaker bezet door huishoudens met een hoger inkomen, terwijl dat voor de goedkope koopwoningen juist vaker het geval is in de steden. De verhuisgeneigdheid is in Zeeland laag en dit zet delen van de woningmarkt voor huishoudens met een laag inkomen op slot. Dit vraagt om maatregelen om de doorstroming te bevorderen. Nadere regionale analyse en overleg is nodig om de dynamiek op de regionale woningmarkten in Zeeland te bevorderen in de richting van passend aanbod en keuzemogelijkheden voor huishoudens met een laag inkomen. De aandacht zal daarbij vooral dienen uit te gaan naar een versterking van het middeldure segment van de woningmarkt.
11
Wonen in Zeeland
2.5
Jonge gezinnen
In de zorg voor een evenwichtige bevolkingsopbouw voor nu en in de toekomst is de natuurlijke aanwas van de bevolking een belangrijk facet. Jonge gezinnen hebben daarbij een sleutelrol. De opgave is om de aantrekkelijkheid van Zeeland als provincie om je kinderen te laten opgroeien zodanig te versterken dat jonge mensen er beslist willen blijven of komen wonen. Jonge gezinnen hebben qua achtergrondkenmerken een goede positie: zij zijn minder vaak laag opgeleid, hebben vaak de beschikking over twee inkomens en verdienen bovenmodaal. Zij behoren dan ook minder vaak tot de aandachtsgroep. Zij wonen opvallend vaak in koopwoningen. De woningen die zij bewonen zijn ruim en hebben een naar Zeeuwse begrippen gemiddelde woningwaarde. Jonge gezinnen in meergezinswoningen zie je bijna niet in Zeeland. Relatief veel jonge gezinnen wonen in niet-stedelijke woonmilieus. Voor verhuisgeneigde jonge gezinnen is dat ook het type woning en woonomgeving waar naar gezocht wordt.
12
Jonge gezinnen in huurwoningen zijn minder tevreden met zowel hun woning als met de woonomgeving. Zouden de woonlasten stijgen dan zijn opvallend veel jonge gezinnen in huurwoningen geneigd te verhuizen. De verhuisgeneigdheid onder jonge gezinnen in huurwoningen ligt ook erg hoog. Daaruit komt een sterke gerichtheid onder jonge gezinnen op koopwoningen naar voren. Jonge gezinnen zijn opvallend kritisch als het gaat om hun woonomgeving en de voorzieningen in hun omgeving. Zeker als het gaat om voorzieningen voor jonge kinderen en jongeren. Dit sluit aan bij de bevindingen van een enquête onder ouders van jonge kinderen in het kader van Jeugdmonitor Zeeland (2006). Hier ligt een duidelijke opgave om de leefbaarheid voor deze groep in Zeeland te versterken. Vergroot de aantrekkelijkheid van Zeeland voor jonge gezinnen door in te zetten op een op kinderen ingestelde, veilige woonomgeving met voldoende openbaar groen en speelvoorzieningen.
Wonen in Zeeland
3. Dynamiek en frictie op de woningmarkt De woningvoorraad in Zeeland heeft een duidelijk van het Nederlandse beeld afwijkend profiel. In Zeeland staan veel eengezinswoningen, koopwoningen, goedkope woningen, grote woningen en veel woningen die voor 1970 zijn gebouwd. Zeeland heeft ook een bijzondere dynamiek rond het wonen. De verkenning van de dynamiek van de woningmarkt in Zeeland leidt tot de conclusie dat het aandeel starters en doorstromers relatief iets achterblijft bij het landelijke beeld. De gezinsverdunning heeft zich de afgelopen jaren sterk doorgezet, waardoor ook bij een afnemende bevolkingsgroei de totale woningvoorraad in een gelijkmatig tempo is blijven stijgen. Vraag en aanbod op de Zeeuwse woningmarkt zijn niet in evenwicht. Er is meer vraag dan aanbod. Dat is ook het landelijke beeld, maar de druk op de Zeeuwse woningmarkt stijgt uit boven het landelijke niveau. Vooral voor meergezinswoningen is de vraagdruk extreem hoog. In Nederland en ook in Zeeland ontstond in de eerste jaren na de eeuwwisseling een dip in de woningbouwproductie, maar de productie is landelijk sinds 2003 weer aangetrokken en ook Zeeland lijkt daarin mee te gaan. De verhuismobiliteit neemt eveneens weer toe, alhoewel voor Zeeland niet van een trend gesproken kan worden. In 2006 liggen de cijfers voor Zeeland zelfs weer iets lager dan van het jaar ervoor. De dynamiek van het wonen in Zeeland hangt vooral samen met ontwikkelingen in de bevolking, de huishoudens, de woningvoorraad en het verhuisgedrag. Van de 159.720 huishoudens die in een woning in Zeeland wonen, zijn 22.400 huishoudens de afgelopen 2 jaar verhuisd. Daarvan zijn ruim 8.000 huishoudens die worden aangemerkt als starter. In totaal maken de verhuisde huishoudens 14%
van de huishoudens uit. Daarmee ligt de verhuisdynamiek in Zeeland net iets achter bij het landelijke beeld. Met name het percentage doorstromers is in Zeeland kleiner dan in Nederland als geheel. Tabel 3.1 Dynamisch op de woningmarkt
Doorstromers Starters Niet verhuisd of geen woningmarkthandeling
Zeeland
Nederland
%
%
9
11
5
6
86
84
Bron: Cita Vista
Meer dan 30.000 huishoudens in Zeeland zijn gericht op de woningmarkt in die zin dat zij aangeven binnen twee jaar te willen verhuizen. Het aantal woningen dat door die verhuizingen beschikbaar zou komen bedraagt echter minder dan 24.000. De vraagdruk in Zeeland is 137. Dat wil zeggen dat tegenover elke 100 aangeboden woningen er 137 vragers zijn. Daarmee ligt de vraagdruk in Zeeland hoger dan in Nederland als geheel (132). Vooral de vraagdruk voor meergezinswoningen ligt met 233 in Zeeland extreem hoog.
3.1
Slaagkansen
Om de frictie op de woningmarkt zichtbaar te maken hanteren we in dit rapport in navolging van ABF Research (2003) zogenoemde slaagkansen. Daarmee wordt de verhouding weergegeven van het aantal huishoudens dat op dit moment actief op zoek is naar een woning ten opzichte van het aantal huishoudens dat in de afgelopen twee jaar een woning wist te vinden. Een slaagkans kan worden berekend voor een bepaald woningmarktsegment alsmede voor bepaalde groepen huishoudens.
13
Wonen in Zeeland
Een slaagkans De slaagkans legt een relatie tussen het aantal woningzoekenden op dit moment en het aantal geslaagde woningzoekenden gedurende twee jaar:
kleinst is. In de Bevelanden is het aantal huishoudens dat nu actief op zoek is naar een goedkope huurwoning te klein om een slaagkans te berekenen. huurwon goedkoop
Figuur 3.2 Slaagkansen in segment goedkope huurwoningen, per regio
S= (V / (V + Z)) * 100 Zeeland
Waarbij: S is de slaagkans (kan voor een selectie van huishoudens zijn of een segment van de woningmarkt); V is het aantal huishoudens dat in de afgelopen twee jaar (2004-2005) is verhuisd; Z is het aantal zoekers dat in de markt is.
SchouwenDuiveland Tholen
Walcheren ZeeuwsVlaanderen
Bron: ABF Reseach 2003
De gemiddelde slaagkans op de Zeeuwse woningmarkt is 53. Dat wil dus zeggen dat op dit moment iets minder huishoudens actief op zoek zijn naar een woning als dat er in de afgelopen twee jaar verhuisd zijn. De slaagkansen moeten niet heel letterlijk genomen worden: een slaagkans van 53 wil niet zeggen dat 53% van de huishoudens zal slagen in de zoektocht. Slaagkansen moeten vooral gebruikt worden in vergelijkende zin. Bijvoorbeeld tussen regio’s, type woningen of type huishoudens. Waar zijn de slaagkansen relatief hoog of laag? Hoe lager het cijfer, hoe minder mensen erin lijken te slagen hun verhuiswens in werkelijkheid om te zetten. Worden de slaagkansen van de verschillende woningmarktsegmenten vergeleken, dan blijkt dat de slaagkansen in het segment van goedkope huurwoningen en goedkope koopwoningen er positief uitspringen. Figuur 3.1 Slaagkansen in Zeeland per woningmarktsegment koopwon duur
0
20
40
60
80
100
Bron: Microdata bestand WoON 2006
3.2
Bevolkingsontwikkeling
Uit CBS gegevens blijkt dat we in Zeeland sinds de eeuwwisseling te maken hebben gehad met een gestaag maar steeds langzamer groeiende bevolking. Een van de oorzaken daarvan is dat de natuurlijke aanwas van de Zeeuwse bevolking steeds geringer is geworden. Dit komt weer vooral omdat er minder baby’s geboren zijn. In 2006 waren dat er minder dan 3.800. De sterfte in Zeeland is na 2000 vrijwel gelijk gebleven en bedroeg in 2006 net iets meer dan 3.600. Een andere oorzaak van de groei van het aantal inwoners in Zeeland hangt samen met ontwikkelingen in de migratie. De instroom is gestegen van 5.900 in 1996 naar 6.900 in 2006. Het aantal mensen dat vertrekt uit Zeeland is in diezelfde periode gedaald van 6.500 naar 6.300. Dit betekent dat we in 2006 een positief binnenlands migratiesaldo in Zeeland van ongeveer 600 personen hebben.
koopwon middelduur
Figuur 3.3 Bevolkingsomvang Zeeland 1995-2007
koopwon goedkoop
385000
huurwon duur huurwon middelduur
380000
huurwon goedkoop 375000
0
20
40
60
80
100 370000
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Niet in elke regio heb je evenveel kans als je zoekt naar een goedkope huurwoning. In Zeeuws-Vlaanderen en Tholen heb je de meeste kans, terwijl in Schouwen-Duiveland de kans dat je een goedkope huurwoning vindt relatief het
365000
360000
355000 1995
1997
Bron: CBS Statline
14
1999
2001
2003
2005
2007
Wonen in Zeeland
Het aantal woningen in Zeeland is sinds 1995 harder gestegen dan het aantal inwoners. De woningvoorraad nam toe met ruim 15.000, terwijl de toename van het inwonertal de 15.000 net niet haalde. Het gemiddeld aantal personen per huishouden is daarmee gedaald tot 2,3. Figuur 3.4 Huishoudensgrootte Zeeland 1995-2006 2,45
Figuur 3.6 Gereed gekomen nieuwbouw naar eigendomsverhouding in Zeeland, 1995-2005 2500 2000 1500 1000
2,40
500
2,35
0 1995
1997
2,30
1999
2001
koop
2,25
2003
2005
huur
Bron: CBS Statline
2,20 CBS Statline Bron: 1995
1997
1999
2001
2003
2005
3.3
Woningvoorraad
Bron: CBS Statline
De door huishoudens bewoonde woningvoorraad in Zeeland bestaat voor tweederde uit koopwoningen. Dit aandeel is hoog vergeleken met Nederland. Figuur 3.5 Ontwikkeling aandeel koopwoningen in woningvoorraad in Zeeland en Nederland (%) 16
6816
16
14
66 14
14
12
64 12
12
62 10 60 8 58
10 8 6
56
4
54
10 8
6
6
4
4
2
2
Figuur 3.7 Saldo woningvermeerdering in Zeeland en
2
52
0
0 50 0 20012005 2005 2003 1997 1995 1999 1995 1999 2003 1997 1999 2003 2001 19981997 2001 2002 2006
1995
Nederland
De toename van de woningvoorraad is niet alleen afhankelijk van toevoegingen zoals bijvoorbeeld nieuwbouw of woningsplitsing, maar ook van onttrekkingen zoals de sloop van woningen. Het saldo vermeerdering geeft het verschil tussen het aantal woningen dat aan de voorraad is toegevoegd en het aantal dat aan voorraad is onttrokken. Over het afgelopen decennium zien we in Nederland een overheersend dalende tendens in dit saldo, alleen de laatste drie jaren is die trend weer positief. Zeeland volgt in grote lijnen dit landelijke beeld. Ook in Zeeland is de woningvermeerdering in de laatste drie jaren weer op een hoger niveau terechtgekomen. De stijgende lijn na 2003 hebben we in het laatste jaar echter niet kunnen vasthouden. In 2006 zijn in Zeeland zijn toch nog bijna 1700 nieuwbouwwoningen gereed gekomen. Het betreft voor 85% koopwoningen en voor 91% eengezinswoningen.
Nederland Zeeland (PV)
Zeeland (PV) Nederland
Zeeland (PV)
Bron: CBS Statline
Nederland, per 1000 woningen 1995-2006 200516 14 12 10
Het verschil met Nederland wordt echter minder, omdat in Nederland de groei van de woningvoorraad uitsluitend door de bouw van koopwoningen wordt veroorzaakt. In Zeeland stijgt het aantal huurwoningen weer en blijft de groei van koopwoningen achter bij de landelijke ontwikkelingen.
8 6 4 2 0 1995
1997
1999 Nederland
2001
2003
2005
Zeeland (PV)
Bron: CBS Statline
15
Wonen in Zeeland
De ontwikkelingen in de woningtoevoegingen en woningonttrekkingen in Zeeland hebben sinds 1995 geleid tot een gestage groei van de woningvoorraad tot ruim 171.000 in 2007.
Figuur 3.9 Verhuizingen per 1000 inwoners in Zeeland en Nederland, 1995-2006 120
100
Wanneer we de woningen uit de woningvoorraad van Zeeland in 2006 op basis van het WoON onderzoek typeren, is in vergelijking met Nederland het volgende profiel te schetsen: - veel eengezinswoningen (86%); - veel koopwoningen (66%); - veel goedkope koopwoningen (19%); - veel grote woningen (80% heeft meer dan drie kamers); - veel woningen die voor 1970 zijn gebouwd (56%);
80
60
40
20
0 1995
1997
1999 Nederland
Figuur 3.8 Woningvoorraad Zeeland, 1995-2007
2001
2003
2005
Zeeland
175000
Bron: CBS Statline
170000
Figuur 3.10 Verhuizingen binnen en tussen gemeenten in Zeeland, 2000-2005
165000
24000
160000
22000
155000
20000
150000
18000 16000
145000 1995
1997
1999
2001
2003
2005
2007
14000
Bron: CBS Statline
3.4
Verhuizingen
De verhuismobiliteit in Nederland is weer aan het toenemen. Zeeland volgt de landelijke trend, waarbij de verhuismobiliteit steeds iets lager is dan het landelijke beeld. Het laatste jaar wijkt Zeeland weer iets meer af van het landelijke beeld. De grootste dynamiek in het wonen wordt veroorzaakt door verhuizingen binnen gemeenten. In 2002 was dit in Zeeland gedaald tot minder dan 20.000, maar is in 2006 weer gestegen tot ruim 23.000. De stijgende trend heeft zich evenwel het laatste jaar niet doorgezet. In 2006 hebben zich verder 13.700 personen in een van de Zeeuwse gemeenten vanuit een andere gemeente gevestigd, terwijl er 13.500 zijn verhuisd naar andere gemeenten. De trend is hier behoorlijk stabiel.
16
12000 10000 2000
2002
2004
Binnen gemeenten verhuisde personen Gevestigde personen in de gemeente Vertrokken personen uit de gemeente
Bron: CBS Statline
2006
Wonen in Zeeland
4. Starters 4.1
Inleiding
In de provinciale woonvisie wordt het verbeteren van de positie van starters op de woningmarkt als opgave genoemd. De beschikbaarheid van voldoende betaalbare woonruimte (huur zowel als koop) is dan het belangrijkst. Lukt het mensen die willen starten om een start te maken? Welke concurrentie krijgt deze groep van andere vragers naar goedkopere woningen? Waar komen starters vervolgens terecht? Is dat waar ze terecht wilden komen? En hoe tevreden zijn ze uiteindelijk met waar ze terechtkomen? Omdat de positie van starters vaak als zwak wordt gekenmerkt, bestaat het idee dat starters met weinig genoegen nemen. Starters zouden terecht komen in dat type woning waar groepen met een sterkere positie niet willen wonen. In slechte wijken en in kleine huizen1.
De vraag is of ook uit de gegevens van het WoON blijkt dat starters expliciete ondersteuning nodig hebben en hoe die steun er dan uit zou moeten zien. Van alle verhuizers in Zeeland van de afgelopen twee jaar kan bijna de helft worden bestempeld als starter. Onder starters worden eigenlijk twee verschillende groepen verstaan. In de eerste plaats zijn starters de mensen die verhuizen en geen zelfstandige woonruimte achterlaten. Dit zijn de starters op de woningmarkt. Ruim een derde van de starters op de woningmarkt start in een koopwoning. De overige starten in een huurwoning. Daarnaast noemen we de mensen die voor het eerst een huis gaan kopen ook starters. Dat zijn dan de starters op de koopmarkt. Dit kunnen dus zowel mensen zijn die geen zelfstandige woonruimte achterlaten (daarmee zijn zij ook starters op de woningmarkt). Maar ook mensen die zijn gaan wonen in een koopwoning en een huurwoning achterlaten noemen we koopstarters. De groepen koopstarters en starters op de woningmarkt overlappen elkaar dus gedeeltelijk.
Figuur 4.1 Aandeel starters in recente verhuizingen (%)
Bron: Cita Vista
Illustratief is de volgende definitie van een starters(koop)woning: “krappe, relatief goedkope woning voor mensen die geld noch onroerend goed hebben maar zich wel huizenbezitter willen noemen en daartoe bereid zijn zich tot aan de wenkbrauwen in de schulden te steken.” (http://woordenboek.writersblock.net/starterswoning).
1
17
Wonen in Zeeland
4.2
Starten op de woningmarkt
Ruim 8.000 huishoudens startten de afgelopen twee jaar op de woningmarkt. Voor Nederlandse begrippen is de starter op de woningmarkt in Zeeland vaak wat ouder, woont vaker samen en verdient wat meer. In vergelijking met andere huishoudens in Zeeland is de starter daarentegen jong, verdient vaak wat minder, is wat hoger opgeleid en woont vaker alleen. Ten opzichte van Nederland start je in Zeeland vaker in een koopwoning, een eengezinswoning en een wat grotere woning. In vergelijking met andere huishoudens in Zeeland wonen starters juist vaker in een huurwoning, een meergezinswoning en een kleinere woning. Huishoudens die willen starten, slagen er meestal redelijk in deze wens in werkelijkheid om te zetten. De slaagkans ligt bij deze groep iets, maar niet veel, lager dan gemiddeld in Zeeland. Veel starters zijn gericht op de goedkope woningvoorraad, waar de slaagkansen hoog zijn. Er bestaan grote regionale verschillen. Walcheren is een regio met hoge slaagkansen voor starters. Het percentage starters ligt hier ook redelijk hoog. De tevredenheid met huidige woning en woonomgeving is hier wel een stuk lager dan in andere regio’s. Dat heeft zeker te maken met het grote aantal huurwoningen. In Schouwen-Duiveland starten juist weinig huishoudens. Relatief veel potentiële starters uit Schouwen-Duiveland zoeken naar een woning buiten deze regio. De tevredenheid onder diegenen die wel hun start maken in Schouwen-Duiveland is hoog. De tevredenheid met de huidige woning en woonomgeving van starters is lager dan gemiddeld, met name onder huurders. Starters in huurwoningen zijn minder tevreden dan andere huishoudens in huurwoningen. De verhuisgeneigdheid onder starters in huurwoningen ligt ook hoog. Helemaal wanneer de woonlasten zouden stijgen, geven veel starters in huurwoningen aan te zullen vertrekken.
4.2.1
Profielschets
De groep starters is breder dan alleen jongeren die hun ouderlijk huis verlaten of studenten die zelfstandig gaan wonen. Het kunnen ook mensen zijn van wie de vorige woning niet vrij kwam voor bewoning omdat de woning werd gerenoveerd of afgebroken, of omdat de woning een andere bestemming kreeg; mensen van wie de relatie over is en waarvan de ex-partner in de oude woning blijft wonen; mensen die elders in het land gaan werken en een tweede woning betrekken dichtbij het werk. Grof gezegd worden twee typen starters op de woningmarkt onderschei-
18
den: ‘echte’ starters (60%) en semi-starters (40%). ‘Echte’ starters bewoonden voor hun verhuizing geen zelfstandige woning; semi-starters wel. De eerste groep noemt als verhuismotief van de vorige verhuizing vooral het zelfstandig gaan wonen en in mindere mate een huwelijk of samen gaan wonen. Voor semi-starters is het beëindigen van een relatie het meest genoemde verhuismotief geweest. Qua profiel verschillen deze twee groepen starters behoorlijk van elkaar (‘echte’ starters zijn jonger en verhuizen vooral om zelfstandig te gaan wonen). Dat zij toch samen worden genomen in de analyse, heeft als reden dat de groepen qua positie op de woningmarkt niet veel verschillen: zij vissen in dezelfde vijver, zoals het VROM dat verwoordt (2007: p.23). Het inkomen, het percentage tweeverdieners en het percentage dat behoort tot de doelgroep (laag inkomen) is in beide groepen ongeveer even hoog (zie grafieken in bijlage I). In totaal zijn er ruim achtduizend huishoudens in de afgelopen twee jaar gestart op de woningmarkt. Dat wil zeggen dat zij geen zelfstandige woonruimte achterlieten. Dat is bijna 5% van het aantal huishoudens in Zeeland. In Nederland ligt dat met 6% beduidend hoger. In Zeeuws-Vlaanderen wordt relatief het minst gestart, in Tholen het vaakst. Tabel 4.1 Aantal recente starters op woningmarkt per regio
starters op woningmarkt
% van huishoudens
Bevelanden
2.315
5,7
Walcheren
2.742
5,4
Zeeuws-Vlaanderen
1.713
3,6
630
4,3
607
6,3
8.007
4,8
Schouwen-Duivenland Tholen Zeeland
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Wanneer we de starters op de woningmarkt in Zeeland typeren ten opzichte van de starters in heel Nederland, is het volgende profiel te schetsen: - Minder alleenstaande starters (48% samenwonend, waarvan driekwart met dubbel inkomen): Vooral in Schouwen-Duiveland en ZeeuwsVlaanderen (60% samenwonend) - Iets oudere starters (31% ouder dan 35 jaar): Walcheren vormt een uitzondering (22% ouder dan 35 jaar) - Minder vaak behorend tot de aandachtsgroep (40%): Met name in Bevelanden (26%) - Gemiddeld een hoger huishoudinkomen (€ 20.650): Vooral in Schouwen-Duiveland (€ 25.150); Walcheren vormt uitzondering (€ 17.700)
Wonen in Zeeland
In vergelijking met Nederland valt Zeeland op doordat starters vaker starten in een koopwoning (38%), een eengezinswoning (64%) en een grotere woning (gemiddeld 3,6 kamers per woning). Vooral Schouwen-Duiveland valt hierin op. In vergelijking met andere huishoudens in Zeeland, komen starters nog steeds wel meer terecht in huurwoningen, meergezinswoningen en kleinere woningen.
4.2.2
Slaagkansen van starters regionaal De Zeeuwse regio’s verschillen aanzienlijk in de toegankelijkheid van de woningmarkt voor starters. Onderstaande figuur laat dat zien. Figuur 4.3 Slaagkansen van starters op de woningmarkt per slaagkansen
regio
Zeeland
Slaagkansen
De slaagkans van starters ligt in Zeeland gemiddeld op 482. Er zijn dus meer huishoudens die nu willen starten dan dat er in de afgelopen twee jaar zijn gestart. De slaagkans van starters is iets lager dan de gemiddelde slaagkans in Zeeland (53), maar dat verschil is niet groot. De twee belangrijkste segmenten waar starters terechtkomen, zijn het segment van goedkope huurwoningen en het segment van goedkope koopwoningen. Een goedkope huurwoning is een huurwoning tot 392 euro per maand. Ruim veertig procent van de starters start in dit woningmarktsegment. Een goedkope koopwoning is een woning met verkoopwaarde tot 170.000 euro. Ruim een kwart van de starters start in dit type woning. In het eerste hoofdstuk zagen we al dat juist deze woningmarktsegmenten de hoogste slaagkansen kennen (64 in goedkope huursector; 58 in goedkope koopsector). Speciale aandacht vraagt de groep startende eenpersoonshuishoudens. Doordat zij afhankelijk zijn van één inkomen, is de kans dat zij problemen ondervinden bij het realiseren van hun startwensen groter. Dat zie je terug in een achterblijvende slaagkans van startende eenpersoonshuishoudens. Figuur 4.2 Slaagkansen van starters op de woningmarkt per
Tholen
Walcheren ZeeuwsVlaanderen Bevelanden
0
10
20
30
40
50
60
70
Bron: Microdata bestand WoON 2006
In Walcheren is de slaagkans voor starters verreweg het hoogst. Over de regio Schouwen-Duiveland is niets te zeggen, omdat er te weinig huishoudens daadwerkelijk gestart zijn, om het slaagkans uit te rekenen. Behalve in slaagkansen verschillen de regio’s ook in de mate waarin zij in staat zijn potentiële starters uit de eigen regio vast te houden, en uit andere regio’s aan te trekken. Figuur 4.4 Gerichtheid op eigen regio, potentiële en recente starters op de woningmarkt (%) SchouwenDuiveland Tholen
slaagkansen
type huishouden
Walcheren ZeeuwsVlaanderen
meerpersoons
Bevelanden 0%
20%
40%
60%
80%
100%
herkomst recente starters: eigen regio eenspersoons
potentiële starters die zoeken in eigen regio
Bron: Microdata bestand WoON 2006 0
20
40
Bron: Microdata bestand WoON 2006
60
80
100
Zo’n tachtig procent van de starters start in de eigen regio. In Schouwen-Duiveland is dat aandeel groter. Bijna alle huishoudens die hier starten, komen ook van SchouwenDuiveland. Deze regio trekt dus nauwelijks starters uit andere regio’s.
In de hier gepresenteerde slaagkansen worden semi-starters niet meegenomen. Dat heeft als reden dat er bij deze groep een groot verschil is tussen het aantal daadwerkelijke semi-starters en het aantal potentiële semi-starters. Er zijn veel meer daadwerkelijke semi-starters dan potentiële semi-starters. Dat heeft te maken met de aard van de groep. De belangrijkste verhuisreden voor semi-starters is het eindigen van een relatie. Het ligt voor de hand dat er minder mensen aangeven binnenkort te willen verhuizen, omdat hun relatie stuk gaat lopen, dan dat er mensen zijn die zijn verhuisd vanwege deze reden. Een semi-start is met andere woorden meer iets wat je overkomt dan iets wat je plant. 19
2
Wonen in Zeeland
Ongeveer zestig procent van de potentiële starters, wil zijn start in de eigen regio maken. Vooral in de regio Schouwen-Duiveland zijn veel potentiële starters van plan de regio te verlaten bij de start op de woningmarkt. Naast het feit dat Schouwen-Duiveland dus weinig starters trekt uit andere regio’s, lijkt de regio minder in staat potentiële starters vast te houden.
Figuur 4.6 Eerste prioriteit bij zoeken naar woning per Tevredenheid over info raden/platforms
regio, potentiële starters (%) SchouwenDuiveland
Tholen
Walcheren
4.2.3
Woonwensen
Zeeuws-Vlaanderen
Naast waar starters terechtkomen is het natuurlijk ook belangrijk om te kijken hoe dat matcht met waar zij naar zochten. Daarvoor zijn verschillende aanwijzingen te vinden. Ten eerste of de plaats waar zij zochten overeenkomt met de plaats waar zij vonden. Ten tweede de prioriteiten die potentiële starters stellen bij het zoeken naar de huidige woning. En ten derde redenen voor het nog niet hebben gevonden van een geschikte woning. Figuur 4.5 Voorkeur voor huidige of andere woonplaats bij vorige verhuizing, starters en doorstromers (%)
Bevelanden
0%
20%
de ligging
de prijs
40%
60%
de woning zelf
80%
100%
andere wens
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Deze grafiek relativeert in elk geval het idee dat starters blij zijn met elke beschikbare en betaalbare woning. In elke regio kijkt meer dan de helft van de potentiële starters in eerste instantie naar de ligging van de woning of de kwaliteit van de woning zelf. Figuur 4.7 Voornaamste reden nog geen woning gevonTevredenheid over info raden/platforms
den, potentiële starters en doorstromers in de
starter
markt (%)
doorstromer in de markt
doorstromer
0%
20%
40%
60%
huidige woonplaats geen voorkeur
80%
100%
andere woonplaats starter in de markt
Bron: Microdata bestand WoON 2006 0%
In het WoON is de vraag gesteld of huishoudens die recentelijk zijn verhuisd zijn terechtgekomen in de woonplaats waar zij het liefst wilden wonen. Dat blijkt het geval te zijn. Zeventig procent van de starters vindt een woning in de woonplaats van hun voorkeur. Slechts tien procent geeft aan in een andere woonplaats terecht te zijn gekomen. Voor doorstromers geldt ongeveer hetzelfde. Als je kijkt wat de eerste prioriteit is van potentiële starters bij de oriëntatie op de eerste woning, zie je behoorlijke regionale verschillen. In Schouwen-Duiveland en Walcheren wordt de prijs het meest genoemd als doorslaggevende reden. In de Bevelanden en Tholen springt de ligging van een woning eruit. In Zeeuws-Vlaanderen zijn er evenveel potentiële starters die aangeven dat de woning zelf het belangrijkst is als dat er potentiële starters zijn die voor alles naar de ligging kijken. De prijs is in deze regio duidelijk de kleinste categorie.
20
20%
40%
60%
80%
100%
aangeboden woning(en) te duur te weinig activiteiten ondernomen nog geen woning(en) in het aanbod gezien geen aanbod in de plaats/buurt andere reden
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Niet alle huishoudens die willen starten, lukt het ook om een start te maken op de woningmarkt. In totaal zijn er op dit moment zo’n vijfenhalf duizend potentiële starters, die actief op zoek zijn naar een woning, maar nog niets hebben gevonden. Aan deze groep is gevraagd naar de reden daarvan. De meest genoemde reden van de niet geslaagde zoekpogingen is de prijs van de aangeboden woningen. Voor ongeveer een derde van deze groep is dat het geval. Veel minder geldt dat passend aanbod ontbreekt. Ook geeft een kwart aan dat het nog niet slagen in belangrijke mate het gevolg is van te weinig zoekactiviteiten tot dusver.
Wonen in Zeeland
4.2.4
Tevredenheid
De tevredenheid met de woning en met de woonomgeving hangen sterk met elkaar samen. Meer dan tachtig procent van de starters geeft aan tevreden te zijn hun woning en woonomgeving. Toch zijn ze daarmee beduidend minder vaak tevreden dan andere huishoudens. Met name starters in huurwoningen zijn minder tevreden dan andere huishoudens in huurwoningen. Starters in koopwoningen wijken in hun tevredenheid niet af van andere huishoudens. Figuur 4.8 Aandeel tevredenen met huidige woning en woonomgeving, starters op de woning-
Als je kijkt naar het type woning en woonmilieu, blijken vooral starters in huurwoningen in een stedelijk woonmilieu vaker ontevreden over zowel woning als woonomgeving. Uit de vorige paragraaf bleek dat starters het in SchouwenDuiveland moeilijk hebben om aan een geschikte woning te komen. Nu blijkt, dat starters die hier wel in slagen gemiddeld het meest tevreden zijn van alle regio’s.
4.2.5
Verhuisgeneigdheid
Figuur 4.10 Percentage huishoudens dat binnen twee jaar
markt vs. alle huishoudens (%)
wil verhuizen, starters op de woningmarkt vs. alle huishoudens (%)
tevredenheid met huidige woonomgeving
totaal
huurwoning
tevredenheid met huidige woning
50%
60%
70%
80%
alle huishoudens
90%
100%
koopwoning
starter
0%
Bron: Microdata bestand WoON 2006
10%
20% starter
Op Walcheren en Tholen blijft het percentage tevredenen ver achter, terwijl in de Bevelanden en Schouwen-Duiveland bijna alle starters tevreden zijn met woning en woonomgeving. Figuur 4.9 Aandeel tevredenen met huidige woning en woonomgeving, starters op de woningmarkt per regio (%) SchouwenDuiveland Tholen
Walcheren ZeeuwsVlaanderen
30%
40%
50%
alle huishoudens
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Dat starters over het algemeen tevreden zijn met hun woning en woonomgeving, betekent niet dat zij niet weer willen verhuizen. De verhuisgeneigdheid onder huishoudens die in de afgelopen twee jaar zijn gestart, ligt hoog. Meer dan een derde van de groep starters wil binnen twee jaar weer verhuizen. Vooral starters in een huurwoning zien deze huurwoning veelal als tussenstation. Hiervan wil bijna de helft binnenkort weer doorverhuizen. Starters in een koopwoning zijn veel minder geneigd weer verder te trekken. Hier ligt het percentage verhuisgeneigden ongeveer op hetzelfde niveau als gemiddeld voor alle huishoudens in een koopwoning. De belangrijkste reden van recente starters om weer te willen verhuizen, is dat men gaat samenwonen of trouwen.
Bevelanden 50%
60%
70%
80%
90%
100%
tevredenheid met huidige woonomgeving tevredenheid met huidige woning
Bron: Microdata bestand WoON 2006
21
Wonen in Zeeland
Figuur 4.11 Verhuisgeneigdheid bij stijging maandelijkse woonlasten, starters vs. alle huishoudens naar eigendomsverhouding (%)
De tevredenheid met woning en woonomgeving is hoog bij koopstarters. Deze ligt op hetzelfde niveau als de tevredenheid van andere woningbezitters. Wel geven koopstarters iets vaker aan binnenkort weer te willen verhuizen dan andere recent verhuisde woningbezitters. Ook zijn zij iets gevoeliger voor prijsstijgingen.
alle huishoudens in huurwoning starter in huurwoning alle huishoudens in koopwoning starter in koopwoning 0%
20%
40%
60%
80%
100%
bij 100 euro bij 200 euro bij hoger bedrag of bij geen enkele verhoging
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Huishoudens in een huurwoning zijn veel eerder geneigd te gaan verhuizen bij stijging van woonlasten, dan huishoudens in een koopwoning. Dat geldt voor zowel starters als andere huishoudens. Daarnaast geldt dat starters in zowel een huur- als een koopwoning eerder geneigd zijn een nieuwe woning te zoeken, dan gemiddeld. Dat komt niet alleen doordat starters net verhuisd zijn en dus nog minder gehecht aan de huidige woning. Ook als je de groep starters vergelijkt met recente doorstromers, zie je dit verschil. Starters zijn gevoeliger voor prijsstijgingen.
4.3
Starten op de koopmarkt
In totaal zijn er in de jaren 2004-2005 bijna zesduizend huishoudens gestart op de koopmarkt. Ten opzichte van andere woningbezitters, zijn koopstarters jonger, vaker een eenpersoonshuishouden, hoger opgeleid en hebben zij een lager inkomen. Vaak komen zij terecht in een tussenwoning en vaak in een goedkope, iets kleinere woning. De slaagkans onder koopstarters in Zeeland ligt gelijk aan die onder starters op de woningmarkt. Meer dan de helft wil starten in een goedkope koopwoning. Dit is juist een woningmarktsegment waar veel ruimte is, gezien de hoge slaagkansen. Vooral Walcheren valt weer op als regio met goede slaagkansen. Tholen en Schouwen-Duiveland lijken het minst in staat potentiële koopstarters in de eigen regio vast te houden. In Tholen trekken ze aan de andere kant juist wel veel potentiële koopstarters uit andere regio’s aan. Slechts een klein aandeel potentiële koopstarters (15%) is op zoek naar een nieuwbouwwoning. Het aandeel koop starters dat in een nieuwbouwwoning terecht
22
komt ligt daaraan gelijk. Er lijkt dus geen specifiek probleem te zijn om als koopstarter een nieuwbouwwens te realiseren.
Starters op de koopmarkt zijn die huishoudens die een woning kopen, zonder dat zij een koopwoning achterlaten. Dat zijn ofwel starters op de woningmarkt (zij laten helemaal geen zelfstandige woonruimte achter) of het zijn huishoudens die de vorige woning huurden. Een huis kopen is niet voor iedereen weggelegd. De huizenprijzen zijn hoog en bij je eerste koop heb je nog geen (eventuele) overwaarde van je vorige woning om te investeren. Daarnaast staan koopstarters vaak nog aan het begin van hun werkzame leven, en verdienen zij minder dan de gemiddelde huizenbezitter. Als dan ook nog mensen met een hoger inkomen niet doorstromen naar duurdere huizen, dan is de concurrentie om goedkope koopwoningen nog groter. Om te zien of dit beeld klopt zal gekeken worden naar de kansen van starters op de koopmarkt en naar hun woonwensen. Expliciete aandacht zullen daarbij koopstarters met een enkel inkomen krijgen. Daarnaast zal gekeken worden naar de verhouding van vraag en aanbod van goedkope koopwoningen. En wie wonen er in goedkope koopwoningen? Is er sprake van goedkope scheefheid? De achterliggende vraag is: moeten koopstarters beleidsmatig ondersteund worden en hoe?
4.3.1
Profiel van de koopstarter
In totaal zijn er in de jaren 2004-2005 bijna zesduizend huishoudens gestart op de koopmarkt. Daarvan is ongeveer eenzelfde aantal doorstromer uit een huurwoning als starter op de woningmarkt. Van alle Zeeuwse regio’s springt Walcheren er uit als de regio waar veruit de meeste koopstarters zijn. Tabel 4.2 Aantal recente koopstarters per regio (absoluut)
koopstarter % van huishoudens Bevelanden
1.343
3,3
Zeeuws-Vlaanderen
1.222
2,6
Walcheren
2.329
4,8
Tholen
458
4,8
Schouwen-Duiveland
567
3,9
5.919
3,7
Zeeland
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Wonen in Zeeland
Voor koopstarters die tegelijkertijd hun start maken op de woningmarkt, is een huwelijk of gaan samenwonen het meest genoemde verhuismotief (40% noemt dit als belangrijkste motief). Ook zelfstandig gaan wonen wordt regelmatig genoemd (30%). Voor doorstromers uit een huurwoning zijn de motieven meer divers (49% in categorie ‘anders’).
ligt in Zeeland gemiddeld op 48, evenals van starters op de woningmarkt. Er zijn dus iets minder huishoudens die in de afgelopen twee jaar zijn gestart op de koopmarkt, dan dat er nu aangeven te willen starten en actief op zoek te zijn. In Walcheren is de slaagkans voor koopstarters verreweg het hoogst. De slaagkansen in de Bevelanden en SchouwenDuiveland blijven daarbij erg achter.
In vergelijking met andere woningbezitters in Zeeland, zijn koopstarters als volgt te typeren: - lage gemiddelde leeftijd (47% jonger dan 30 jaar); - relatief veel eenpersoonshuishoudens (28% koopt de eerste woning alleen); - hoger opleidingsniveau (33% heeft hbo of universitaire opleiding); - minder hoge inkomens (15% verdient meer dan 2x modaal).
Figuur 4.13 Gerichtheid op eigen regio, potentiële en recen-
De woning waar zij terecht komen is, in vergelijking met die van andere woningbezitters: - vaker een tussenwoning (35%); - gemiddeld iets kleiner (43% groter dan 120 m2); - goedkoper (67% WOZ-waarde beneden 150.000 euro).
te koopstarters (%) SchouwenDuiveland Tholen
Walcheren ZeeuwsVlaanderen Bevelanden 0%
20%
40%
60%
80%
100%
herkomst recente koopstarters: eigen regio potentiële koopstarters die zoeken in eigen regio
Bron: Microdata bestand WoON 2006
4.3.2
Slaagkansen
Net als voor de groep starters op de woningmarkt, zullen we hier voor koopstarters uitgebreid stilstaan bij hun kansen op de koopmarkt. Daarvoor richten we allereerst de aandacht op eventuele regionale verschillen: waar willen koopstarters starten en lukt dat ook? Vervolgens kijken we specifiek naar de kansen van huishoudens met een enkel inkomen. In de laatste plaats kijken we naar slaagkansen in woningmarktsegmenten waar koopstarters op gericht zijn. Slaagkansen naar regio Figuur 4.12 Slaagkansen koopstarters per regio •••••••
Zeeland Schouwen-Duiveland
Dat de slaagkansen in de Bevelanden relatief klein zijn, betekent niet dat potentiële koopstarters vaak buiten de eigen regio zoeken. Driekwart van de huishoudens die voor het eerst een woning willen kopen, zoeken een koopwoning in de eigen regio. In Tholen is dat niet eens de helft en in Schouwen-Duiveland net zestig procent. Kijk je naar de herkomst van koopstarters per regio, dan zie je dat de Bevelanden en Tholen relatief veel koopstarters uit andere regio’s aantrekken. In de overige drie regio’s ligt het percentage koopstarters uit een andere regio onder twintig procent. Walcheren en Zeeuws-Vlaanderen lijken wat betreft starten op de koopmarkt vrij gesloten regio’s. Meer dan tachtig procent van de huishoudens die een koopstart willen maken, willen dat in de eigen regio doen. En meer dan tachtig procent van de huishoudens die een koopstart hebben gemaakt, woonden daarvoor in dezelfde regio.
Tholen Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Bevelanden 0
10
20
30
40
50
60
70
Bron: Microdata bestand WoON 2006
De verdeling van slaagkansen van koopstarters over de regio’s lijkt sterk op de verdeling van slaagkansen van starters op de woningmarkt. De slaagkans van koopstarters
Kopen in je eentje De huizenprijzen zijn in de afgelopen jaren flink toegenomen. Het beeld bestaat dat kopen op een enkel inkomen steeds moeilijker wordt. Vandaar dat het van belang is de slaagkansen te bekijken van huishoudens die afhankelijk zijn van een enkel inkomen. Dat zijn voor het overgrote deel eenpersoonshuishoudens. Worden de slaagkansen van startende eenpersoonshuishoudens op de koopmarkt bekeken, dan valt op dat deze een stuk lager liggen dan de slaagkansen van meerpersoonshuishoudens. Hetzelfde zagen we bij starters op de woningmarkt.
23
Wonen in Zeeland
Figuur 4.14 Slaagkansen koopstarters per type huishouden
4.3.3
Woonwensen en tevredenheid
Nu we de slaagkansen in beeld hebben gebracht, richten we ons op de kwalitatieve match. Komen zij terecht waar ze terecht willen komen? Zijn zij tevreden met woning en woonomgeving? En zijn zij geneigd om weer snel verder te kijken.
meerpersoons
eenspersoons
0
10
20
30
40
50
60
Tweederde van de koopstarters heeft uiteindelijk een woning gevonden in de woonplaats waar hun voorkeur naar uit ging. Nog geen tien procent van de koopstarters heeft een woning gevonden in een andere plaats dan waar de voorkeur naar uit ging. Hierin wijken zij niet af van koopdoorstromers.
Bron: Microdata bestand WoON 2006 Figuur 4.16 Voorkeur voor huidige of andere woonplaats
Slaagkansen per woningmarktsegment Zestig procent van de koopstarters komt terecht in een goedkope koopwoning. Het is dan ook vooral van belang naar de slaagkansen in dit woningmarktsegment te kijken. Immers, zij zijn niet de enige - zij het wel de voornaamste - groep huishoudens op zoek naar een dergelijke woning. Ook dertien procent van de koopdoorstromers is op zoek naar een goedkope koopwoning. In het eerste hoofdstuk bleek al dat dit woningmarktsegment in vergelijking met middeldure en dure koopwoningen hogere slaagkansen kent in Zeeland. Met andere woorden: woningzoekers op zoek naar een goedkope koopwoning slagen vaker dan woningzoekers op zoek naar een middeldure of dure koopwoning. De slaagkans ligt niet in elke regio even hoog. In de regio Zeeuws-Vlaanderen en de Bevelanden zie je de hoogste slaagkansen voor huishoudens die op zoek zijn naar een goedkope koopwoning. In Tholen en Walcheren blijven de slaagkansen iets achter. Voor de regio Schouwen-Duiveland was geen slaagkans uit te rekenen, vanwege een te laag aantal daadwerkelijk verhuisde huishoudens in dit woningmarktsegment.
bij vorige verhuizing, koopstarters en koopdoorstromers (%)
koopstarter
koopdoorstromer
0%
20%
40%
huidige woonplaats geen voorkeur
60%
80%
100%
andere woonplaats
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Bij het zoeken van een koopwoning wordt de ligging het vaakst genoemd als prioriteit nummer één. Vier van de tien koopstarters en ook koopdoorstromers noemt dit als belangrijkste. De prijs is voor nog geen kwart van de koopstarters de eerste prioriteit. De woning zelf voor ongeveer een derde van de groep. Wederom zie je weinig verschil met de groep koopdoorstromers.
Figuur 4.15 Slaagkansen in segment goedkope koopwoningen, per regio
Figuur 4.17 Eerste prioriteit bij zoeken naar woning, potentiële koopstarters en koopdoorstromers (%)
Zeeland
Tholen koopstarter Walcheren ZeeuwsVlaanderen koopdoorstromer
Bevelanden 0
10
20
30
40
50
60
70 0%
Bron: Microdata bestand WoON 2006
20%
40%
de ligging de woning zelf
Bron: Microdata bestand WoON 2006
24
60%
80%
de prijs andere wens
100%
Wonen in Zeeland
Niet iedereen die zoekt naar een koopwoning slaagt erin deze zoektocht met succes af te ronden. Aan huishoudens die op dit moment actief aan het zoeken zijn naar een koopwoning, is gevraagd wat de voornaamste reden is dat de woning nog niet is gevonden. Voor een kwart van de koopstarters blijkt de prijs van de aangeboden woningen een probleem te zijn. Zo’n twintig procent geeft aan nog niet hard genoeg te hebben gezocht. Andere redenen zijn dat er geen aanbod in de plaats of buurt is waar men zoekt en dat er nog geen woningen zijn gezien die voldoen aan het zoekplaatje. Voor koopdoorstomers blijkt de prijs van de aangeboden woningen minder vaak een obstakel te zijn. Figuur 4.18 Voornaamste reden nog geen woning gevonden, potentiële koopstarters en koopdoorstromers in de markt (%)
koopstarter in de markt
Ongeveer vijftien procent van de koopstarters start in Zeeland in een nieuwbouwwoning. Hoeveel dat er zijn per regio is niet uit te splitsen, vanwege de kleine aantallen. Doorstromers komen vaker terecht in een nieuwbouwwoning: ongeveer een kwart van deze groep koopt een nieuwgebouwde woning. Vergelijk je deze percentages met de nieuwbouwwens van potentiële koopstarters en koopdoorstromers, dan zie je opvallende overeenkomsten. Weer ongeveer vijftien procent van de potentiële koopstarters heeft de voorkeur voor een nieuwbouwwoning. Van potentiële koopdoorstromers wil ongeveer dertig procent bij voorkeur verhuizen naar een nieuwbouwwoning. Het lijkt er dus niet op dat er een enorme nieuwbouwwens bestaat bij koopstarters die in praktijk niet wordt waargemaakt. Al weet je natuurlijk niet of diegenen die aangeven te willen starten in een nieuwbouwwoning, ook daadwerkelijk degenen zijn die terechtkomen in een nieuwbouwwoning. Figuur 4.20 Wens voor nieuwbouwwoning, potentiële koopstarters en koopdoorstromers (%)
koop doorstromer in de markt
koopstarter
0%
20%
40%
60%
80%
100%
aangeboden woning(en) te duur geen aanbod in de plaats/buurt nog geen woning(en) in het aanbod gezien in afwachting verkoop huidige woning te weinig activiteiten ondernomen andere reden
koopdoorstromer
0%
20%
40%
60%
80%
100%
nieuwbouwwoning geen nieuwbouwwoning geen voorkeur
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Nieuwbouw Een van de mogelijkheden van koopstarters is het kopen van een nieuwbouwwoning. Hier bekijken wij hoe groot de vraag onder starters naar nieuwbouwwoningen is, en in hoeverre koopstarters in staat zijn deze vraag te realiseren. Figuur 4.19 Aandeel huidige woning is nieuwbouwwoning, koopstarters en koopdoorstromers (%)
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Tevredenheid en verhuisgeneigdheid Koopstarters zijn met hun woning en woonomgeving erg tevreden. Met de woning is 98% tevreden, met de woonomgeving 92%. Hierin wijken zij niet af van koopdoorstromers of alle woningbezitters. Dat is anders dan we eerder zagen met starters op de woningmarkt. Van die groep blijft de tevredenheid wel achter.
koopstarter
koopdoorstromer
0%
20%
40%
nieuwbouwwoning
60%
80%
100%
geen nieuwbouwwoning
Bron: Microdata bestand WoON 2006
25
Wonen in Zeeland
Figuur 4.21 Tevredenheid met huidige woning en woonomgeving, koopstarters, koopdoorstromers en alle woningbezitters (%)
(zeer) tevreden met huidige woonomgeving
In vergelijking met andere woningbezitters, zijn koopstarters eerder geneigd een andere woning te gaan zoeken bij stijging van de woonlasten met 100 of 200 euro per maand. Maar de verschillen zijn niet erg groot. Zo’n veertig procent van de recente koopstarters zal bij stijging met 200 euro op zoek gaan naar een andere woning. Zo’n dertig procent van andere woningbezitters is geneigd hetzelfde te doen. Figuur 4.23 Verhuisgeneigdheid bij stijging maandelijkse
(zeer) tevreden met huidige woning
woonlasten, koopstarters vs. koopdoorstromers en alle woningbezitters (%)
50%
60%
70%
80%
90%
100%
alle woningbezitters
alle woningbezitters koopstarter koopdoorstromers
Bron: Microdata bestand WoON 2006
koopstarter
Er lijken nauwelijks regionale verschillen te bestaan in de tevredenheid van koopstarters. Al lijkt Tholen minder te slagen koopstarters tevreden te stellen met woonomgeving dan andere regio’s. Maar de aantallen zijn zo klein dat hiervan geen grafiek gepresenteerd zal worden. Toch ligt de verhuisgeneigdheid onder koopstarters wat hoger dan onder koopdoorstromers. Huishoudens die in de afgelopen twee jaar een koopwoning hebben gekocht vanuit een andere koopwoning (koopdoorstromers) willen bijna nooit in de komende twee jaar gaan verhuizen (nog geen vijf procent). Huishoudens die in de afgelopen twee jaar zijn gestart op de koopmarkt, geven in elf procent van de gevallen aan in de komende twee jaar op zoek te gaan naar een nieuwe woning. Figuur 4.22 Verhuisgeneigdheid, koopstarters, koopdoorstromers en alle woningbezitters (%)
alle woningbezitters
koopstarter
koopdoorstromers
0%
2%
4%
6%
Bron: Microdata bestand WoON 2006
26
8%
10%
12%
14%
koopdoorstromers
0%
20%
40%
60%
80%
100%
bij 100 euro bij 200 euro bij hoger bedrag of bij geen enkele verhoging
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Wonen in Zeeland
5. Huishoudens met een zorgvraag Een kwart van de bevolking in Zeeland is 60 jaar of ouder en in een kwart van de huishoudens woont iemand met een beperking. De groep huishoudens met een zorgvraag is dus omvangrijk en zal met de vergrijzing alleen maar groter worden. Huishoudens met een potentiële zorgvraag, wonen niet allemaal in toegankelijke woningen. Sterker nog, de meerderheid woont ontoegankelijk. Alleen onder de groep 80-plussers is het aandeel huishoudens dat woont in een toegankelijke woning in de meerderheid. In die levensfase woont ook ongeveer een derde in een speciaal voor ouderen bestemde woning. Dat zoveel huishoudens met een potentiële zorgvraag wonen in een ontoegankelijke woning, betekent niet dat zij massaal willen verhuizen. De verhuisgeneigdheid ligt hier juist lager dan gemiddeld. Pas als een huishouden daadwerkelijk te maken krijgt met een beperking van een van de leden, wordt gezondheid of zorgbehoefte een belangrijk verhuismotief. Zij gaan in meerderheid op zoek naar een toegankelijke huurwoning speciaal voor ouderen. Zo’n ouderenwoning behoort in voorkeur tot een complex, maar biedt nog wel de mogelijkheid zelfstandig in de dagelijkse levensbehoeften te voorzien. Toch houden ook huishoudens waar nog geen sprake is van een specifieke zorgbehoefte, maar die wel willen verhuizen, rekening met de toekomst. Huishoudens in de levensfase van 60-80 jaar zonder lid met beperking, gaan bij verhuizing in ruime meerderheid op zoek naar een toegankelijke woning. Het merendeel van de huishoudens vanaf zestig jaar of met een lid met beperking zoekt bij verhuizing naar een appartement. Dit appartement hoeft niet op de begane grond te liggen en heeft bij voorkeur geen tuin. Een lift is wel een voorwaarde. Liefst betreft het een huurwoning.
5.1
Inleiding
In de provinciale woonvisie staat de opgave geformuleerd om te stimuleren dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig (in hun woning) kunnen blijven wonen. Daartoe moeten die aanpassingen worden gedaan die nodig zijn. Beleidsrelevante vraag is natuurlijk of en hoe ouderen anticiperen op hun zorgbehoefte. Verhuizen ze als het niet meer anders kan of verhuizen zij al eerder? Passen zij hun woning aan wanneer het niet meer anders kan, of zorgen zij dat zij zonder problemen toekomstige beperkingen het hoofd kunnen bieden? Maar niet alle ouderen zijn zorgbehoevend natuurlijk. Het is ook van belang te kijken hoe de verhuisdynamiek is van de groep actieve ouderen tussen 60 en 80 jaar. Verhuizen zij? En met welke verhuismotieven? Waar hecht deze groep vooral aan in de woonomgeving? Ook de groep jongere huishoudens met een lid met een beperking is van belang. Voor deze groep zijn de ouderenwoningen minder geschikt. Waar wonen deze huishoudens? En hoe gaan zij met hun zorgvraag om? In dit hoofdstuk zullen we inzicht geven in bovenstaande beleidsvragen door analyse van het gegevensbestand van het WoON 20063.
5.2
Profiel huishoudens met zorgvraag
Dat de bevolking vergrijst weten we allemaal. De omvang van de bevolkingsgroep van 60 jaar en ouder wordt steeds groter. Op dit moment heeft een op de vijf Zeeuwen een leeftijd tussen 60 en 80 jaar. Vijf procent van de Zeeuwen is de 80-jaargrens gepasseerd. De groep ouderen is dan ook een omvangrijke groep op de woningmarkt.
Voor de analyse van basisgegevens en huidige woonsituatie is geselecteerd op huishoudens die wonen in een zelfstandige woning; voor de analyse van verhuisgeneigdheid en gewenste woonsituatie is geselecteerd op huishoudens die willen wonen in zelfstandige woning of in een wooneenheid. Zo wordt de groep mensen die in verzorgings- of verpleeghuis wil gaan wonen ook in de analyse meegenomen.
3
27
Wonen in Zeeland
Bijna een op de vier huishoudens in Zeeland bestaat uit ten minste één persoon met een beperking. Veel van die beperkingen zijn matig of ernstig.
Figuur 5.2 Huishoudens naar ernst beperking, per levensfase (absoluut) 100.000
Figuur 5.1 Aantal huishoudens met lid met beperking in
80.000
Zeeland, naar aard beperking 4% 7.005 7.005 7.005 7.005
60.000
13% 20.411 20.411 20.411 20.411
40.000 4% 5.858 5.858 5.858 5.858
20.000
0 geen beperkingen
tot 30 jaar
lichte beperking matige beperking 126.451 126.451 126.451 126.451 79% geen beperkingen lichte beperking geen beperkingen lichte beperking geen beperkingen lichte beperking geen beperkingen lichte beperking matige beperking ernstige beperking matige beperking ernstige ernstige beperking matige beperking ernstige beperking matige beperking beperking
30 tot 60 jaar
60 tot 80 jaar
geen beperkingen matige beperking
ernstige beperking
80 jaar en ouder
lichte beperking ernstige beperking
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Bron: Microdata bestand WoON 2006
In bijlage II staan enkele grafieken met basisinformatie over de verschillende levensfasen en huishoudens met verschillende maten van beperkingen. Daaruit blijkt dat huishoudens met een lid met een beperking wat vaker dan huishoudens zonder beperking een eenpersoonshuishouden is. Naar levensfase zie je hierin een veel groter verschil. Is in de levensfase van actieve ouderdom (60-80 jaar) ongeveer een derde een eenpersoonshuishouden, in de levensfase van intensieve verzorging (80-plus) bestaat tweederde van de huishoudens uit één persoon.
Mensen met een beperking heb je in alle leeftijden. Vaak wordt wanneer gedacht wordt aan mensen met een zorgbehoefte vooral gedacht aan ouderen. Dat is niet terecht. De groep huishoudens met een beperking met een leeftijd van 30 tot 60 is groter dan de groep huishoudens met een beperking van 80 jaar en ouder. En de groep huishoudens met een beperking tussen 60 en 80 jaar is nog groter. Wel zie je duidelijk dat het aandeel huishoudens zonder functiebeperking kleiner wordt met de stijging van de leeftijd. Tot 60 jaar heeft een kleine minderheid van de huishoudens te maken met een gezinslid met een functiebeperking. In de laatste levensfase heeft de meerderheid te maken met een functiebeperking.
Het gemiddeld huishoudensinkomen daalt met de ernst van de beperkingen. Ook zie je een sterke daling in gemiddeld huishoudensinkomen in de laatste levensfase. Het is dan ook niet vreemd dat van de 80-plussers tweederde van de huishoudens tot de doelgroep behoort, terwijl dat aandeel bij de groep actieve ouderen nog geen veertig procent is. Huishoudens met een matige of ernstige beperking behoren in ruim veertig procent van de gevallen tot de inkomensdoelgroep van woningmarktbeleid.
In totaal zijn er in Zeeland zo’n tienduizend huishoudens met een hoofdbewoner jonger dan 60 jaar, die te maken hebben met een beperking. Ongeveer 22.500 huishoudens zijn 60-plus en hebben een beperking. Zo’n vijfendertigduizend zijn 60-plus en hebben nog geen beperking.
Tabel 5.3 Huishoudens naar levensfase en beperking (absoluut)
Bevelanden
ZeeuwsVlaanderen
Walcheren
jonger dan 60 jaar, wel beperking
3.152
3.144
2.904
678
765
10.643
60 tot 80 jaar, geen beperking
7.576
8.659
8.824
1.779
3.289
30.127
60 tot 80 jaar, wel beperking
3.247
3.899
4.327
862
1.532
13.867
80 jaar en ouder, geen beperking 80 jaar en ouder, wel beperking Bron: Microdata bestand WoON 2006
28
Tholen
Schouwen-Duiveland
Zeeland
988
969
1.182
**
**
3.565
1.998
3.002
2.707
380
674
8.761
Wonen in Zeeland
5.3
Huidige woonsituatie en tevredenheid
Een kwart van de huishoudens zonder beperking in Zeeland woont in een vrijstaande woning. Huishoudens met een lid met een beperking wonen daar minder, al woont van deze groep nog steeds een vijfde in een vrijstaande woning. Huishoudens met een lid met een beperking wonen vaker in een meergezinswoning. Het aandeel huishoudens dat woont in een meergezinswoning groeit met de ernst van de beperking.
Huishoudens met een matige of ernstige beperking wonen in meer dan de helft van de gevallen in een huurwoning. Vooral het aandeel dat in dure koopwoningen woont, is kleiner in die groepen huishoudens. Tevredenheid over info raden/platforms
Figuur 5.5 Prijsklasse en eigendom woningen van huishoudens naar mate beperking (%)
ernstige beperking
matige beperking
Figuur 5.3 Woningtype van huishoudens naar mate lichte beperking
beperking (%)
geen beperkingen
ernstige beperking
0%
20%
40%
60%
80%
100%
matige beperking
huurwon goedkoop huurwon duur koopwon middelduur
lichte beperking
huurwon middelduur koopwon goedkoop koopwon duur
Bron: Microdata bestand WoON 2006 geen beperkingen
0%
20%
40% egw, vrijstaand egw, hoekwoning egw, overig
60%
80%
100%
egw, 2-onder-1-kap egw, tussenwoning meergezinswoning
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Van de groep 80-plussers woont tweederde in een huurwoning. Elke prijsklasse van huurwoningen is oververtegenwoordigd in deze levensfase. De groep actieve ouderen (60-80 jaar) wijkt niet veel af van huishoudens beneden 60 jaar in de prijs en eigendomsverhouding van hun woning. Tevredenheid over info raden/platforms
Wanneer huishoudens naar levensfase worden onderscheiden dan zie je weer dat ouderen relatief vaker een meergezinswoning bewonen. Voor de groep 80-plussers is dit woningtype het meest voorkomend. Ongeveer een op de drie huishoudens in die levensfase woont in een meergezinswoning.
Figuur 5.6 Prijsklasse en eigendom woningen van huishoudens naar levensfase (%)
80 jaar en ouder
60-80 jaar
Figuur 5.4 Woningtype van huishoudens naar levensfase (%)
jonger dan 60 jaar
80 jaar en ouder
0% 60-80 jaar
jonger dan 60 jaar
0%
20%
40%
huurwon goedkoop huurwon duur koopwon middelduur
60%
80%
100%
huurwon middelduur koopwon goedkoop koopwon duur
Bron: Microdata bestand WoON 2006 20%
40%
egw, vrijstaand egw, hoekwoning egw, overig
60%
80%
egw, 2-onder-1-kap egw, tussenwoning meergezinswoning
100%
5.4
Wonen met een zorgbehoefte
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Bij de huidige woonsituatie van ouderen en mensen met een beperking is het specifiek van belang te kijken naar het aandeel dat woont in een toegankelijke woning4 of zelfs
Een toegankelijke woning wordt als volgt gedefinieerd: woning waar de primaire vertrekken (keuken, toilet, bad of douchegelegenheid en tenminste een slaapkamer) zonder traplopen vanaf de straat bereikbaar zijn.
4
29
Wonen in Zeeland
een woning speciaal bestemd voor ouderen. Om dat goed in beeld te krijgen is een samengestelde variabele gemaakt van levensfase en mate van beperking. Zodoende is per levensfase onderscheid gemaakt tussen huishoudens met en zonder beperking.
onderscheiden: jonge huishoudens met beperking (jonger dan 60 jaar), 60-80 jaar zonder beperking, 60-80 jaar met beperking, en huishoudens van 80 jaar en ouder ongeacht beperking. Op die manier zijn de groepen groot genoeg om goede vergelijkingen te maken.
Figuur 5.7 Wonen en zorg, naar beperking en levensfase
Figuur 5.8 Tevredenheid met huidige woning, naar
(%)
Tevredenheid over info raden/platforms
beperking en levensfase (%)
80 jaar en ouder
80 jaar en ouder
60-80 jaar, wel beperking
60-80 jaar, wel beperking
60 tot 80 jaar, geen beperking
60 tot 80 jaar, geen beperking
jonger dan 60 jaar, wel beperking 0%
jonger dan 60 jaar, wel beperking 20%
40%
verzorgd wonen overig ouderenwoning overig toegankelijk
60%
80%
100%
wonen met diensten overig aangepast niet toegankelijk
0%
20%
40%
60%
zeer tevreden niet tevreden
80%
100%
tevreden
Bron: Microdata bestand WoON 2006 Bron: Microdata bestand WoON 2006
Het is duidelijk te zien dat met de leeftijd het aandeel huishoudens dat woont in een toegankelijke woning groeit. Tegelijkertijd zie je in elke levensfase dat huishoudens met een beperking vaker dan huishoudens zonder beperking in een toegankelijke woning wonen. Dit verschil is het grootst in de leeftijdsgroep 60-80 jaar. Vandaar dat deze leeftijdscategorie is onderverdeeld in een groep met en zonder beperking. Aan respondenten is gevraagd of de woning waarin zij wonen een woning speciaal voor ouderen is. Van de leeftijdsgroep vanaf 80 jaar, geeft eenderde van de huishoudens aan dat dat zo is. Er is in die levensfase weinig verschil tussen huishoudens met en zonder beperking. Wel een groot verschil bestaat bij de actieve ouderen (60-80 jaar). In die levensfase woont nog geen tien procent van de huishoudens zonder beperking in een ouderenwoning, van de huishoudens met beperking bijna een kwart.
Alle onderscheiden groepen hebben een hoog percentage tevredenen. Wel zie je dat huishoudens in levensfase tussen 60 en 80 jaar waarvan een of meer leden een beperking heeft, vaker ontevreden zijn met hun woning. Ook jongere huishoudens waarvan een of meer leden een beperking heeft, hebben een relatief hoog percentage niet tevredenen. Deze groep heeft ook een hoog percentage niet-tevredenen met de woonomgeving. Waar de grotere mate van ontevredenheid bij deze groepen aan ligt, is niet eenvoudig vast te stellen. We hebben gekeken of het met name huishoudens in toegankelijke of juist niet-toegankelijke woningen waren, of huishoudens die wel of juist niet een ouderenwoning bewonen. Dit bleek geen noemenswaardige verschillen op te leveren. Tevredenheid over info raden/platforms
Figuur 5.9 Tevredenheid met huidige woonomgeving, naar beperking en levensfase (%)
In bijlage II zijn grafieken opgenomen naar regio. Daaruit blijkt dat in Tholen relatief veel oudere huishoudens (80 jaar en ouder) wonen in toegankelijke woningen en in ouderenwoningen. In Schouwen-Duiveland wonen veel 80-plus huishoudens in eengezinswoningen.
5.5
Tevredenheid huidige woonsituatie
Het is natuurlijk niet alleen van belang te weten waar huishoudens met een eventuele zorgvraag wonen, maar vooral ook hoe tevreden ze zijn met hun huidige woonsituatie. Om dat in beeld te brengen, zullen we vier groepen
80 jaar en ouder
60-80 jaar, wel beperking
60 tot 80 jaar, geen beperking jonger dan 60 jaar, wel beperking 0%
20%
40%
zeer tevreden niet tevreden
Bron: Microdata bestand WoON 2006
30
60%
80%
tevreden
100%
Wonen in Zeeland
5.6
Dynamiek: reageren en anticiperen op zorgvraag
Figuur 5.10 Verhuisgeneigdheid, naar beperking en levensfase (%)
alle huishoudens
80 jaar en ouder
60-80 jaar, wel beperking 60 tot 80 jaar, geen beperking jonger dan 60 jaar, wel beperking 0%
2%
4%
6%
8%
10% 12% 14% 16% 18%
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Gemiddeld is zo’n zestien procent van de huishoudens van plan binnen twee jaar te gaan verhuizen. Onder groepen met een potentiële zorgvraag (ouderen en huishoudens met een lid met een beperking) ligt die verhuisgeneigdheid lager. Het is dus niet zo dat deze groepen massaal willen verhuizen. We hebben gekeken of het vooral die huishoudens zijn die buiten de steden wonen, die aangeven te willen verhuizen. De verwachting is immers dat deze groepen een groter mobiliteitsprobleem hebben dan huishoudens met potentiële zorgvraag in steden. Echter, het type woonmilieu blijkt niet van invloed. Geven huishoudens met een potentiële zorgvraag aan te willen verhuizen, dan is het van belang te bekijken wat hun woonwensen zijn. Daar zullen we de rest van deze paragraaf en de volgende aandacht aan besteden5.
De verhuisgeneigdheid van huishoudens met een potentiele zorgvraag is kleiner dan de verhuisgeneigdheid van het gemiddelde huishouden in Zeeland, zagen we zojuist. Als je kijkt wat de voornaamste reden is van huishoudens om toch te willen verhuizen, zie je dat vooral onder de groep in de laatste levensfase, de gezondheid of zorgbehoefte met kop en schouders boven andere redenen uitsteekt. Drie van de vier huishoudens die in die levensfase nog wil verhuizen, geeft dat als belangrijkste motief. In de levensfase ervoor (actieve ouderen) zie je een groot verschil tussen die huishoudens die al enige beperking hebben, en die huishoudens waarvoor dat niet geldt. Voor de eerste groep is gezondheid of zorgbehoefte in meer dan de helft van de gevallen het belangrijkste motief. Voor de laatste groep is dat maar bij een kwart het belangrijkst. Met andere woorden: pas als een huishouden te maken krijgt met een beperking van een van de leden, wordt gezondheid of zorgbehoefte een belangrijk verhuismotief. Niet anticiperend op een toekomstige zorgvraag. Figuur 5.12 Wens voor toegankelijke woning, verhuisgeneigden naar beperking en levensfase (%)
alle huishoudens
80 jaar en ouder
60-80 jaar, wel beperking
60 tot 80 jaar, geen beperking
jonger dan 60 jaar, wel beperking 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: Microdata bestand WoON 2006 Figuur 5.11 Gezondheid of zorgbehoefte als voornaamste
Dat betekent niet dat er in de gewenste woningkeuze geen rekening wordt gehouden met de (toekomstige) zorgvraag. Wanneer je kijkt naar het aandeel verhuisgeneigde huishoudens per categorie potentiële zorgvraag, dan zie je dat elke categorie in tweederde of meer van de gevallen op zoek is naar een toegankelijke woning: een woning die zonder traplopen zowel intern en extern toegankelijk is. De groep huishoudens van 60-80 jaar met beperking en de groep 80-plussers, geven daarnaast in driekwart of meer van de gevallen aan dat zij op zoek zijn naar een ouderenwoning.
verhuismotief, verhuisgeneigden naar beperking en levensfase (%)
Reeks1
alle huishoudens
80 jaar en ouder
60-80 jaar, wel beperking 60 tot 80 jaar, geen beperking jonger dan 60 jaar, wel beperking 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Het is daarbij niet mogelijk een uitsplitsing te maken naar inkomen. In discussies met de begeleidingsgroep van dit onderzoek, bestaande uit ambtenaren woonbeleid van de gemeenten en de provincie, kwam de veronderstelling naar voren dat huishoudens met een hoger inkomen wellicht anders anticiperen op en omgaan met hun zorgvraag. Deze veronderstelling kon niet getoetst worden vanwege kleine aantallen huishoudens met potentiële zorgvraag en verhuiswens in het databestand. 31
5
Wonen in Zeeland
Figuur 5.13 Wens voor ouderenwoning, verhuisgeneigden
Figuur 5.15 Slaagkansen naar beperking en levensfase
naar beperking en levensfase (%) alle huishoudens alle huishoudens 80 jaar en ouder
80 jaar en ouder 60-80 jaar, wel beperking
60-80 jaar, wel beperking
60 tot 80 jaar, geen beperking
60 tot 80 jaar, jaar, geen beperking beperking
jonger dan 60 jaar, wel beperking
jonger dandan 60 60 jaar, jonger welwel beperking jaar, beperking 0 0%
0 20 20%
40 40%
60 60%
80 80%
100 100%
20
40
60
80
100
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Een laatste opvallend verschil in de gewenste woning, is het percentage zoekers dat op zoek is naar een koopwoning. Dat percentage ligt bij 60-80 jarigen met beperking onder 20% en bij 60-80 jarigen zonder beperking boven de 50%. Reeks1
Reeks1
Figuur 5.14 Wens voor koopwoning, verhuisgeneigden naar beperking en levensfase (%) alle huishoudens
80 jaar en ouder
60-80 jaar, wel beperking
5.7
De ideale woning
5.7.1
De ideale ouderenwoning Reeks1
Een kleine vijfduizend huishoudens wil binnen twee jaar verhuizen naar een woning specifiek bestemd voor ouderen. Op het moment wordt er op ingezet aan deze en toekomstige vraag naar ouderenwoningen te voldoen. Daarvoor is het van belang dat we het over hetzelfde hebben. Wat is nu eigenlijk een ouderenwoning en hoe ziet de ideale ouderenwoning eruit? Aan de hand van gegevens uit het WoON schetsen we een beeld van hoe de ouderenwoning waar om wordt gevraagd eruit ziet. Figuur 5.16 Wensen van verhuisgeneigden op zoek naar Tevredenheid over info raden/platforms
woning speciaal bestemd voor ouderen (%) 60 tot 80 jaar, geen beperking
zelfstandig voorzien in dagelijkse levensbehoeften
jonger dan 60 jaar, wel beperking 0%
20%
40%
60%
80%
100%
alarmbel- of knop gewenst
Bron: Microdata bestand WoON 2006
De mate waarin oudere huishoudens en huishoudens met een beperking erin slagen om een verhuiswens in werkelijkheid om te zetten, schommelt ongeveer rond het gemiddelde. Deze groep lijkt dus geen bijzondere problemen te ondervinden in het vinden van een nieuwe woning. Reeks1
behoort tot complex
0%
20%
40% ja
nee
Bron: Microdata bestand WoON 2006
32
60%
80%
geen voorkeur
100%
Wonen in Zeeland
De helft van de huishoudens die op zoek zijn naar een ouderenwoning, wil graag een ouderenwoning die deel uitmaakt van een complex van woningen waar meer ouderenwoningen toe behoren. Vijftien procent geeft aan geen voorkeur te hebben. Ongeveer tweederde vindt dat de ouderenwoning waar zij naar op zoek zijn, een alarmbel of –knop moet hebben. Voor bijna alle huishoudens geldt, dat gaan wonen in een ouderenwoning niet betekent dat het zelfstandig voorzien in dagelijkse levensbehoeften wordt opgegeven. Figuur 5.17 Wensen van verhuisgeneigden op zoek naar
Figuur 5.18 Gezochte woning naar type, verhuisgeneigden naarbeperking en levensfase (%) jonger dan 60 jaar, wel beperking 60 tot 80 jaar, geen beperking 60-80 jaar, wel beperking
80 jaar en ouder
alle huishoudens
ouderenwoning die onderdeel uitmaakt van
0%
een complex (%)
met mensen van eigen taal/cultuur
met mensen eigen met mensen vanvan eigen taal/cultuur taal/cultuur
gezamenlijke maaltijdvoorziening
gezamenlijke gezamenlijke maaltijdvoorziening maaltijdvoorziening
20%
40%
60%
80%
100%
flat, etagewoning, appartement of maisonette eengezinswoning, villa, bungalow, landhuis overig
Bron: Microdata bestand WoON 2006
jonger dan 60 receptie receptie jaar, wel beperking
Maar hoe ziet de gewenste meergezinswoning er dan uit? Daarover is uit de data enige informatie te halen. Daarvoor huismeester 60huismeester tot huismeester 80 jaar, geen beperking zijn die woningzoekers geselecteerd die een potentiële bedden of kamers waar bedden bedden of kamers waar of kamers waar zorgvraag hebben (jonger dan 60 jaar met beperking of verzorging mogelijk is verzorging mogelijk isis verzorging mogelijk 60-80 jaar, wel beperking 60 jaar en ouder, ongeacht beperking) en die aangeven recreatiezaal recreatiezaal recreatiezaal op zoek te zijn naar een meergezinswoning. In totaal gaat 80 jaar en ouder alarmbel- of knop alarmbelof knop alarmbelof knop het dan wederom om een kleine vijfduizend huishoudens. elfstandig voorzien in zelfstandig voorzien inin zelfstandig voorzien alle huishoudens Slechts een kleine minderheid is op zoek naar een meergeelijkse levensbehoeften dagelijkse levensbehoeften dagelijkse levensbehoeften zinswoning met tuin. Een woning op de begane grond is 0% 20% 60% 80% 100% 0% 40% 80% 100% 0% 40% 60% 80% 100% 0%40% 20% 20% 20% 40% 60% 80% 60% 100% ook absoluut geen vereiste. Wel de aanwezigheid van een flat, etagewoning, appartement of maisonette ja nee villa, geen voorkeur ja nee geen voorkeur jabungalow, nee geen voorkeur eengezinswoning, landhuis lift. De woning hoeft niet specifiek voor ouderen bestemd overig te zijn. De meerderheid van de vragers is op zoek naar een Bron: Microdata bestand WoON 2006 huurwoning. Een ouderenwoning die behoort tot een complex van ouderenwoningen, moet volgens de meeste zoekers een Figuur 5.19 Wensen van verhuisgeneigde huishoudens met alarmbel- of knop hebben. Ook een recreatiezaal is voor potentiële zorgvraag op zoek naar meergezinsvelen gewenst. Bedden of kamers waar verzorging mogewoning (%) lijk is, wordt ook veel gevraagd. Veel minder van belang is, koop dat het complex gedeeld wordt met mensen van de eigen taal of cultuur. Ook een gezamenlijke maaltijdvoorziening ouderenwoning is slechts voor een minderheid een gewenste voorziening. Dat hangt weer samen met het feit dat ook huishoudens lift die graag een ouderenwoning in een complex willen betrekken, zelfstandig willen blijven voorzien in dagelijkse begane grond levensbehoeften. receptie
Tevredenheid over info raden/platforms
tuin
5.7.2
Het ideale appartement
Lang niet iedereen met een potentiële zorgbehoefte is op zoek naar specifiek een ouderenwoning. Het merendeel van deze groepen zoekt wel een meergezinswoning: flat, etage, appartement of maisonnette. Vooral onder huishoudens tussen 60 en 80 jaar met beperking en onder 80-plussers, is de zoektocht naar een meergezinswoning dominant. Deze groepen zijn nauwelijks meer op zoek naar een eengezinswoning (nog geen tien procent).
0%
20%
40% ja
nee
60%
80%
100%
geen voorkeur
Bron: Microdata bestand WoON 2006
33
Wonen in Zeeland
34
Wonen in Zeeland
6. Provincieverhuizers Verhuizen vinden meestal binnen de gemeente of regio plaats. Verhuizingen over regio- of provinciegrenzen heen komt relatief weinig voor. Het aantal provincieverhuizers van en naar Zeeland is in de vorige woningbehoefte onderzoeken altijd te gering geweest om betrouwbare uitspraken te doen. Ook nu is het aantal niet groot, maar voldoende om een aantal globale typeringen te geven. Het profiel van de ongeveer 5.000 personen die Zeeland de afgelopen twee jaar hebben verlaten is desalniettemin helder. Het zijn vooral de jonge mensen die vanwege studie uit Zeeland verhuizen. Verhuizen op latere leeftijd is een zeldzaamheid. De groep mensen die overweegt om uit Zeeland te verhuizen, lijkt dit naast studieoverwegingen te doen vanwege werk en inkomen. Het zijn relatief vaak hoog opgeleide, maar minder goed verdienende gezinsverantwoordelijke inwoners van Zeeland. De afgelopen twee jaar zijn ruim 6.000 volwassen personen van elders in Nederland naar Zeeland verhuisd. Voor hen geld een heel ander, maar ook meer diffuus profiel dan de (potentiële) Zeelandverlaters, Dit profiel vertoont ook sterke overeenkomsten met het profiel van de ruim 11.000 volwassen personen die nu elders in het land wonen en waarvoor Zeeland een serieuze optie is om binnen 2 jaar naar toe te verhuizen. De helft daarvan woont nu in Zuid-Holland en een kwart woont in NoordBrabant. Gezien het relatief hoge opleidingsniveau zou het effectueren van deze potentiële verhuisstroom een versterking van het intellectuele kapitaal in Zeeland betekenen.
Een belangrijk deel van de potentiële nieuwkomers heeft onvrede met hun huidige woonomgeving. Zeeland als landelijke provincie is de door hen aangewezen blijkbaar aantrekkelijke woonplek om naar toe te verhuizen. Het blijken over het algemeen geen urgente verhuizers te zijn. Dit betekent dat een versterkte aantrekkelijkheid van het wonen in een dorpse of landelijke omgeving in Zeeland of een groeiende onvrede met de huidige woonomgeving of beide factoren van invloed kunnen zijn bij een mogelijk daadwerkelijke verhuizing naar Zeeland.
6.1
Inleiding
De grootste dynamiek op de woningmarkt vindt plaats binnen gemeenten en de regio. Verhuizingen over de provinciegrenzen vormen slechts een fractie van de totale verhuisstroom en hangen meestal samen met werk of studie. In het omgevingsplan Zeeland wordt het bevorderen van woonmigratie als speerpunt van beleid genoemd. Uitgangspunt is een gematigde bevolkingsgroei voor Zeeland te bewerkstelligen. De doelstelling is gericht op het realiseren van een jaarlijkse stijging van rond de 1900 inwoners. Bij een bevolkingsprognose die uitwijst dat binnenkort in Zeeland meer mensen zullen overlijden dan dat er geboren worden, betekent dit dat bevolkingsgroei sterker afhankelijk wordt van migratie. Dit is reden om de provincieverhuizers als een aparte doelgroep in de analyses te betrekken.
35
Wonen in Zeeland
6.2
Definitie provincieverhuizers
In het Microdata bestand voor Zeeland zijn naast de mensen die in Zeeland wonen, ook respondenten opgenomen die de afgelopen twee jaar zijn verhuisd uit Zeeland en respondenten die niet in Zeeland wonen, maar aangeven binnen twee jaar van plan zijn naar Zeeland te verhuizen. Voor de analyse is het Microdata bestand opgehoogd naar personen van 18 jaar en ouder overeenkomend met de bevolkingsstatistiek van het CBS. Op grond hiervan zijn de volgende provincieverhuizers te onderscheiden6: - personen die de afgelopen 2 jaar uit Zeeland zijn verhuisd (provincieverlaters); - personen die in de afgelopen twee jaar naar Zeeland zijn verhuisd (nieuwkomers); - personen die hebben aangegeven te overwegen binnen twee jaar naar Zeeland te willen verhuizen (potentiële nieuwkomers); - personen die hebben aangegeven te overwegen binnen twee jaar uit Zeeland te willen verhuizen (potentiële provincieverlaters). In de volgende grafiek zijn de aantallen voor deze groepen weergegeven.
verlaten heeft als algemeen profiel: - jong (70% jonger dan 30 jaar); - alleenstaand (60% woont alleen); - huurder (90% huurt); - studerend (40% krijgt studiefienanciering); - laag inkomen (70% behoort tot aandachtsgroep); - opleidingsniveau HAVO/VWO/MBO (60%). Dit profiel past in het bekende beeld dat jongvolwassenen als ze gaan studeren vaak ook de provincie verlaten. Daarnaast zijn er nog ruim 7.000 potentiële provincieverlaters. Deze groep heeft niet duidelijk het profiel van de studerende jongere maar kan als volgt worden getypeerd: - jong, maar ouder dan de echte provincieverlaters (40% jonger dan 30 jaar); - veel paren met kinderen (50%); - evenveel huurders als kopers; - laag inkomen (40% tot minimum); - veel hoger opgeleiden (30% HBO/Universiteit). Daarmee ontstaat het beeld van de zich vanwege werk en een beter inkomen buiten de provincie oriënterende relatief hoog opgeleide gezinsverantwoordelijke inwoner van Zeeland. Figuur 6.2 Levensfase provincieverhuizers (absoluut)
Figuur 6.1 Samenstelling groep provincieverhuizers nieuwkomer
(absoluut) 7.204 7.204 7.204 7.204 11.087 11.087 11.087 11.087 7.204 11.087 4.939 4.939 4.939 4.939 4.939 5.875 5.875 5.875 5.875 5.875
Provincieverlater
Potentiële nieuwkomer
potentiële provincieverlater
80 jaar en ouder
nee nee nee nee nee nieuwkomer nieuwkomer nieuwkomer nieuwkomer nieuwkomer provincieverlater provincieverlater provincieverlater provincieverlater provincieverlater
279.635 279.635 279.635 279.635 279.635
80 jaar en ouder
60 tot 80 jaar
60 tot 80 jaar
30 tot 60 jaar
30 tot 60 jaar
tot 30 jaar
potentiële nieuwkomer potentiële nieuwkomer potentiële potentiëlenieuwkomer nieuwkomer potentiële nieuwkomer potentiële provincieverlater potentiële provincieverlater potentiële provincieverlater potentiëleprovincieverlater provincieverlater potentiële
tot 30 jaar
4.000 4.000 4.000 0 4.000 0 6.000 2.000 2.000 6.000 6.000 2.000 2.000 6.000
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Bron: Microdata bestand WoON 2006
6.3
Profielen provincieverhuizers
6.3.1
Provincieverlaters en potentiële provincieverlaters
Het provinciaal beleid is er op gericht om te voorkomen dat jongeren wegtrekken. Uit bevolkingsgegevens blijkt immers dat het vooral de jongeren zijn die Zeeland verlaten. De provincieverlatende volwassenen vormen met bijna 5.000 personen de kleinste groep binnen de provincieverhuizers. De groep die in de afgelopen twee jaar de provincie heeft
6.3.2
Nieuwkomers en potentiële nieuw komers
Het provinciaal beleid is er op gericht inwoners van andere provincies te verleiden naar Zeeland te verhuizen. Op basis van het WoON kunnen we het profiel en de beweegredenen van diegenen die in de afgelopen jaren daadwerkelijk de stap naar Zeeland hebben gemaakt schetsen. Ook is na te gaan wat het profiel is van degenen die aangegeven hebben binnen twee jaar naar Zeeland te willen verhuizen en wat voor hen belangrijke redenen zijn om die stap te zetten7.
In het gegevensbestand gaat het om 150 respondenten. Er zijn derhalve geen analyses te maken op een lager schaalniveau. In het WoON wordt niet gevraagd of deze nieuwkomers al eens eerder in Zeeland hebben gewoond (terugkeerders) of er voor de eerste keer zijn komen wonen (zoekers).
6 7
36
Wonen in Zeeland
Uit de gegevens van het WoON blijkt dat er bijna 6.000 volwassenen naar Zeeland zijn verhuisd in de afgelopen twee jaar en nog eens ruim 11.000 verhuisgeneigde volwassenen er over denken om binnen twee jaar naar Zeeland te verhuizen. Het profiel van de (potentiële) nieuwkomer is heel anders dan dat van de provincieverlater. - De grootste groep (potentiële) nieuwkomers bevindt zich in de levensfase tussen 30-60 jaar. - De leeftijdsgroepen rond de 30 en rond de 60 komen relatief het vaakst voor. - De helft van de potentiële nieuwkomers in Zeeland woont nu in Zuid-Holland en een kwart woont in Noord-Brabant. - Tweederde van de (potentiële) nieuwkomers heeft betaald werk als belangrijkste inkomensbron. - Tweederde van de potentiële nieuwkomers heeft een bovenmodaal inkomen en 80% behoort tot een tweeverdieners huishouden. - Meer dan tweederde van de (potentiële) nieuwkomers heeft een opleidingsniveau van HAVO of hoger. Eenderde heeft zelfs een opleiding op HBO of universitair niveau afgerond. - Het gaat relatief zelden om personen zonder partner en een op de drie (potentiële) nieuwkomers heeft thuiswonende kinderen. - Walcheren is met bijna 2.000 personen de meest genoemde verhuisregio voor Zeeland onder de potentiële nieuwkomers.
Figuur 6.3 Tevredenheid met huidige woning provincieverhuizers (%) zeertevreden tevreden zeer tevreden tevreden niet tevreden, maar ook niet niet tevreden, ontevreden maar ook niet ontevreden ontevreden
potentiële potentiële provincieverlater provincieverlater potentiële potentiële nieuwkomer nieuwkomer
zeer ontevreden ontevreden zeer ontevreden
provincieverlate provincieverlater r
nieuwkomer nieuwkomer
nee
0%
20%
40%
60%
80% 80%
100%
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Wel is er een significant verschil tussen de waardering en de gehechtheid aan de huidige woonomgeving. De waardering van de huidige woonomgeving is onder de daadwerkelijke nieuwkomers beduidend hoger. Een derde deel van de potentiële provincieverhuizers is niet (helemaal) tevreden met de woonomgeving, terwijl degenen die onlangs naar Zeeland zijn verhuisd voor 95% (zeer) tevreden zijn met hun nieuwe woonomgeving. Van de potentiële nieuwkomers zegt ruim 70% als het even kan te willen verhuizen uit de buurt waar ze nu wonen. Figuur 6.4 Tevredenheid met huidige woonomgeving provincieverhuizers (%) zeer tevreden
6.4
Woonsituatie
De huidige woning van de potentiële nieuwkomer is het meest een hoekwoning of een tussenwoning. In iets meer dan de helft van de gevallen gaat het om een koopwoning.
tevreden
potentiële provincieverlater
niet tevreden, maar ook niet ontevreden
potentiële nieuwkomer
ontevreden zeer ontevreden
provincieverlater
nieuwkomer
De verschillende groepen hebben we met elkaar vergeleken wat betreft de tevredenheid met hun huidige woning en woonomgeving. Het valt op dat onder de nieuwkomers een groot deel zeer tevreden is met de huidige woning, maar dat toch ook een opvallend groot deel minder tevreden is. Provincieverlaters zijn het minst ‘zeer tevreden’ van alle groepen. Opmerkelijk is ook het grote deel van de potentiële nieuwkomers dat zeer tevreden is met de huidige woning. De tevredenheid met de huidige woning blijkt weinig te verschillen tussen de potentiële en de daadwerkelijke nieuwkomer.
nee
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Meer dan tweederde van de potentiële nieuwkomers wil in een plattelandsomgeving wonen. De woning moet voor 85% van de potentiële nieuwkomers een eengezinswoning zijn, Het aantal kamers dat de nieuwe woning moet hebben is gemiddeld meer dan 4 kamers.
37
Wonen in Zeeland
De woningvraag blijkt voor de 80% van de potentiële nieuwkomers niet een erg dringende te zijn. Men is weliswaar actief op zoek, maar niet urgent. En Zeeland is daarbij nadrukkelijk genoemd als toekomstige woonprovincie. Figuur 6.5 Gewenste regio van potentiële provincieverhuizers (absoluut) 2000
1500
1000
500
0 Bevelanden
ZeeuwsWalcheren Vlaanderen
Bron: Microdata bestand WoON 2006
38
Tholen
SchouwenDuiveland
Wonen in Zeeland
7. Lage inkomens (aandachtsgroep) We constateren dat in Zeeland een behoorlijk deel van de huishoudens een laag belastbaar inkomen heeft. De Zeeuwse situatie wijkt wat dat betreft weinig af van het landelijke beeld. Deze groep waarin de eenpersoonshuishoudens en eenoudergezinnen sterk zijn oververtegenwoordigd, heeft beduidend minder kansen om woonwensen te realiseren dan huishoudens met een hoger inkomen. Er blijkt ook een behoorlijke scheefheid op de Zeeuwse woningmarkt te bestaan. Dat betekent dat een groot deel van de goedkope woningvoorraad wordt bezet door huishoudens met een ‘hoog’ inkomen. De verhuisgeneigdheid is in Zeeland laag en dit zet met name voor de aandachtsgroep delen van de woningmarkt op slot. Dit vraagt om maatregelen om de doorstroming te bevorderen.
7.1
Inleiding
Als een van de vier speerpunten van het provinciaal woonbeleid is geformuleerd dat de provincie wil zorgdragen voor kwetsbare groepen op de woningmarkt. Huishoudens met een laag inkomen vormen in die zin een kwetsbare groep. Op basis van het WBO2002 is geconstateerd dat in Zeeland goedkope scheefheid (huishoudens met een hoog inkomen gehuisvest in een goedkope huurwoning) vaker voorkomt dan in Nederland als geheel en dat er stagnatie opgetreden is in de doorstroming. Het waarborgen van een passend aanbod en keuzemogelijkheden voor groepen met een kwetsbare positie op de woningmarkt vormt een beleidsopgave voor de provincie. Het in beeld brengen van de omvang van kwetsbare groepen op de woningmarkt in relatie tot de betaalbare voorraad is een onderdeel van het actieprogramma, waarbij de provincie de gemeenten zal stimuleren de omvang en spreiding van de betaalbare voorraad en de verkoop van huurwoningen te relateren aan de positie van kwetsbare groepen en sturen op doorstroming door meer aandacht te geven aan het middeldure segment.
In dit hoofdstuk gaan we in op de woonsituatie van huishoudens met een laag inkomen. Deze groep wordt ook wel de doelgroep van het huisvestingsbeleid of aandachtsgroep genoemd. In deze rapportage wordt deze groep aangeduid als ‘aandachtsgroep’.
7.1.1
Definitie lage inkomens
Huishoudens behoren tot de aandachtsgroep als het belastbaar jaarinkomen voor een eenpersoons huishouden lager is dan € 18.925 (65+: €16.825) of wanneer het belastbaar jaarinkomen voor een meerpersoons huishouden lager is dan € 25.375 (65+: €21.925).
7.2
Profiel van de aandachtsgroep
Van alle huishoudens in Zeeland behoort 28% tot de aandachtsgroep. In 2002 was dat nog bijna 30%. Daarmee blijft Zeeland vrijwel in de pas met het landelijke beeld. In Walcheren treffen we relatief de meeste huishoudens met een laag inkomen aan, in Tholen/Schouwen-Duiveland de minste. Tabel 7.1 Huishoudens behorend tot aandachtsgroep per regio, absoluut en % van alle huishoudens
aandachtsgroep
% van huishoudens
Bevelanden
10640
26
Walcheren
14370
31
Zeeuws-Vlaanderen
12120
28
5420
23
42550
28
Tholen / Schouwen-Duiveland Totaal Bron: Cita Vista
De aandachtsgroep bestaat relatief vaak uit huishoudens in de jongere en oudere levensfase. De helft van de huishoudens bestaat uit één persoon en een op de tien huishoudens is een eenoudergezin. 39
Wonen in Zeeland
gemiddelde aandeel van het inkomen dat men verhuurt verschilt per regio. In de Bevelanden wordt door de aandachtsgroep het grootste aandeel van het inkomen aan huurlasten besteed, in Schouwen-Duiveland het minst.
Figuur 7.1 Huishoudens in aandachtsgroep naar levensfase (absoluut) aandachtsgroep
geen aandachtsgroep
80 jaar en ouder
80 jaar en ouder
60 tot 80 jaar
60 tot 80 jaar
30 tot 60 jaar
30 tot 60 jaar
Figuur 7.3 Netto huur- en koopquote van aandachtsgroep per regio
50%
tot 30 jaar
tot 30 jaar 30 tot 60 jaar 60 tot 80 jaar
40%
80 jaar en ouder
tot 30 jaar
30% 80.000
40.000 40.000 80.000 0 60.000 20.000 20.000 60.000
Bron: Microdata bestand WoON 2006
20%
10%
Van de huishoudens met een laag inkomen in Zeeland woont 64% in een huurwoning. In Walcheren woont driekwart van de doelgroep in een huurwoning. In Zeeland weet 36% van de huishoudens met een laag inkomen toch een koopwoning te bewonen. Landelijk ligt het aandeel op slechts 7%. Dit zou er op kunnen wijzen dat er in Zeeland veel woningbezittende ouderen met een laag inkomen zijn die hun hypotheek al hebben afgelost en daarmee op lage kosten zitten. Jongeren met een laag inkomen wonen relatief vaak in de stedelijke woonmilieus, terwijl de 60-80 jarigen met een laag inkomen relatief veel vaker in de groen-stedelijke en plattelandsmilieus wonen. De 80+ ouderen met een laag inkomen wonen relatief vaak in het centrum- stedelijk of centrum-dorps woonmilieu (de grotere plaatsen in Zeeland).
0%
centrum- buiten- groen- centrum- landelijk stedelijk centrum stedelijk dorps wonen
Bron: Microdata bestand WoON 2006
In de koopsector zien we dat de aandachtsgroep gemiddeld een vijfde deel van het besteedbare inkomen aan woonlasten heeft. Het beeld is hier heel anders dan in de huursector. In de koopsector is de aandachtsgroep in de Bevelanden relatief goedkoop uit, terwijl deze in Schouwen-Duiveland juist weer een relatief groot deel van hun inkomen aan hun woning besteden. Walcheren is de regio waar de mensen uit de aandachtsgroep die in een koopwoning wonen relatief het grootste aandeel van hun inkomen uitgeven aan het wonen. Figuur 7.4 Woningwaarde huidige koopwoning van aandachtsgroep per regio (%)
Figuur 7.2 Huishoudens in aandachtsgroep naar levensfase per woonmilieu (%)
32 28
50%
tot 30 jaar 30 tot 60 jaar
40%
24
60 tot 80 jaar
20
80 jaar en ouder
16
30%
12 8
20%
4
10%
0 Bevelanden
0%
centrum- buiten- groen- centrum- landelijk stedelijk centrum stedelijk dorps wonen
ZeeuwsVlaanderen
Walcheren
Netto huurquote
Tholen
SchouwenDuiveland
Netto koopquote
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Mensen die huren in Zeeland geven gemiddeld een kwart van hun besteedbaar inkomen aan wonen uit. Voor de aandachtsgroep bedraagt deze huurquote zelfs 28%. Het
Huishoudens met een laag inkomen die in een koopwoning wonen, wonen lang niet altijd in een goedkope koopwoning. De ontwikkeling in huizenprijzen zal daar zeker een
40
Wonen in Zeeland
rol in hebben gespeeld. Inmiddels is de woningwaarde bij eenderde deel van de woningbezittende huishoudens met een laag inkomen meer dan € 240.000,-. Tussen de regio’s in Zeeland zijn grote verschillen zichtbaar. In SchouwenDuiveland woont een meerderheid van de woningbezittende huishoudens met een laag inkomen in een dure koopwoning. In Zeeuws-Vlaanderen is dat minder dan 20%.
7.3
Tabel 7.2 Verhuisgeneigdheid aandachtsgroep en overige huishoudens in Zeeland en Nederland (%)
Zeeland
Nederland
%
%
verhuisgeneigd aandachtsgroep
29
39
verhuisgeneigd niet-aandachtsgroep
16
22
Bron: Cita Vita
Scheefheid
In Zeeland staan ongeveer 29.000 goedkope huurwoningen en 30.800 goedkope koopwoningen. Deze woningvoorraad is in zekere zin bedoeld voor huishoudens met een laag inkomen. Aangezien er in Zeeland 42.250 huishoudens met een laag inkomen wonen, is de goedkope woningvoorraad in principe ruim voldoende voor de aandachtsgroep. Een belangrijk deel van de goedkope woningvoorraad wordt echter bewoond door huishoudens die niet tot de aandachtsgroep behoren. In de huursector wordt 43% van de goedkope woningvoorraad bezet door huishoudens met een hoger inkomen, in de koopsector is dat zelfs 76%.
Zo blijkt dat de slaagkansen voor de aandachtsgroep beduidend achterblijven bij die van de niet-aandachtsgroep. Huishoudens met een laag inkomen hebben dus minder kans om hun woonwensen te realiseren. Vooral in het koopsegment is de slaagkans voor mensen met een laag inkomen slecht. Er zijn 50% meer huishoudens uit de aandachtsgroep die willen verhuizen naar een koopwoning, dan er in de afgelopen twee jaar daadwerkelijk naar een koopwoning zijn verhuisd. In het huursegment is de slaagkans voor de aandachtsgroep vrijwel gelijk aan de algemene slaagkans op de woningmarkt in Zeeland. Tabel 7.3 Slaagkansen aandachtsgroep en overige huishoudens in huur en koopsegment
Figuur 7.5 Huishoudens naar inkomenspositie en woningen naar prijsklasse (absoluut) 80000 70000 60000 50000
slaagkans aandachtsgroep
47
aandachtsgroep in koopsegment
40
aandachtsgroep in huursegment
49
niet-aandachtsgroep
57
niet-aandachtsgroep in koopsegment
54
niet-aandachtsgroep in huursegment
68
Bron: Microdata bestand WoON 2006
40000 30000 20000 10000 0 huur goedkoop
huur 'duur'
aandachtsgroep
koop goedkoop
koop 'duur'
geen aandachtsgroep
Bron: Microdata bestand WoON 2006
In zijn algemeenheid zijn de slaagkansen voor de goedkope woningvoorraad beter dan voor de dure voorraad. De lage slaagkans voor de aandachtsgroep op de koopmarkt betekent daarom nog niet dat de beschikbaarheid van goedkope woningen voor de aandachtsgroep hier ernstig in gevaar is. De geringe slaagkansen voor de aandachtsgroep worden primair veroorzaakt doordat mensen met een hoog inkomen in een voor hen ‘te’ goedkope woning blijven wonen.
De goedkope huurwoningen worden in de dorpen en het buitengebied van Zeeland relatief vaker bezet door huishoudens met een hoger inkomen, terwijl dat voor de goedkope koopwoningen juist vaker het geval is in de steden. De verhuisgeneigdheid in Zeeland is minder groot dan in Nederland als geheel. Tezamen met een grotere tevredenheid met de woning en woonomgeving geeft dit in zijn algemeenheid een positief beeld van de woningmarkt in Zeeland. Tegelijkertijd zet dit (delen van) de woningmarkt en vooral voor bepaalde huishoudensgroepen ook meer op slot. 41
Wonen in Zeeland
Figuur 7.6 Aandeel huishoudens met hoger inkomen in goedkope woningvoorraad huur en koop, per woonmilieu (%) 100 80 60 %
De mensen die niet tot de aandachtsgroep behoren, maar wel in een goedkoop huurhuis wonen, besteden gemiddeld 15% van hun inkomen aan het huren. Iets meer dan een kwart van de goedkope scheefwoners in de huursector wil binnen twee jaar verhuizen en een zevende deel van de huishoudens die niet tot de aandachtsgroep behoren maar wel in een goedkope koopwoning wonen, wil binnen twee jaar verhuizen.
40 20 0 centrumstedelijk
buitencentrum
groenstedelijk
centrumdorps
huurwon
koopwon
goedkoop
goedkoop
Landelijk wonen
In Zeeuws-Vlaanderen ligt die verhuisgeneigdheid onder de scheefwoners in de huursector beduidend lager (21%) dan in andere regio’s. In Walcheren vinden we een relatief hoge verhuisgeneigdheid (18%) onder de bewoners van goedkope koopwoningen met een ‘te’ hoog inkomen.
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Op de huurmarkt spreekt men van scheefheid als het inkomen van de bewoners niet echt goed past bij de huurprijs. Duur scheefwonen houdt in dat woningen in het duurdere huursegment bewoond worden door mensen met een laag inkomen. Zij betalen relatief veel van hun inkomen aan het wonen. Goedkoop scheefwonen houdt in dat goedkope huurwoningen bewoond worden door mensen met een ‘te’ hoog inkomen.
Van de verhuisgeneigde goedkope scheefwoners wil tweederde verhuizen naar een huur- of koopwoning uit het (middel)dure woningmarktsegment. Ongeveer de helft van de goedkope scheefwoners in de huursector die willen verhuizen, opteert voor een koopwoning. Tussen de regio’s zien we daarbij grote verschillen. In Walcheren wil men vooral naar een andere huurwoning, in de Bevelanden en Zeeuws-Vlaanderen wil tweederde van de verhuisgeneigde goedkope scheefwoners naar een koopwoning. Tevredenheid over info raden/platforms
Goedkoop scheefwonen kan om verschillende redenen plaatsvinden. Zo kan men bewust voorkeur geven aan een lage huur om een groter deel van het inkomen aan andere behoeften te besteden. Het kan ook zijn dat na het betrekken van een huurwoning het inkomen is gestegen maar het aanbod aan woningen in de omgeving onvoldoende bij het nieuwe inkomen aansluit. Scheefwonen kan een ontwrichtende werking hebben op de woningmarkt als mensen met een hoog inkomen te lang in goedkope huurwoningen blijven wonen. Dit bemoeilijkt het immers voor huishoudens met een laag inkomen om aan een betaalbare woning te komen. Wanneer we kijken naar in welke levensfase het scheefwonen vooral voorkomt, dan blijkt dit in de koopsector het meest voor te komen onder jongeren en in de huursector het meest in de levensfase van 30-60 jaar.
Figuur 7.8 Gewenste woning koop/huur onder verhuisge-
Figuur 7.7 Aandeel huishoudens met hoger inkomen in
Bron: Microdata bestand WoON 2006
neigde goedkope scheefwoners per regio (%) SchouwenDuiveland Tholen
Walcheren ZeeuwsVlaanderen Bevelanden 0%
20%
40%
60%
koopwoning
80%
100%
huurwoning
goedkope woningvoorraad huur en koop, naar
Van de huishoudens die wel behoren tot de aandachtsgroep wil 20% van de bewoners van een huurwoning en 10% van de bewoners van een koopwoning verhuizen. Daarbij maakt het weinig verschil of ze nu goedkoop of juist duur wonen.
levensfase bewoners (%) 100 80 60 % 40 20 0 tot 30 jaar
30 tot 60 jaar
60 tot 80 jaar
huurwon
koopwon
goedkoop
goedkoop
Bron: Microdata bestand WoON 2006
42
80 jaar en ouder
Wonen in Zeeland
8. Jonge gezinnen Jonge gezinnen hebben qua achtergrondkenmerken een goede positie: zij zijn minder vaak laag opgeleid, hebben vaak de beschikking over twee inkomens en verdienen dan ook bovenmodaal. Zij behoren dan ook minder vaak tot de aandachtsgroep. Zij wonen opvallend vaak in koopwoningen. De woningen die zij bewonen zijn ruim en hebben een naar Zeeuwse begrippen gemiddelde woningwaarde. Jonge gezinnen in meergezinswoningen zie je bijna niet in Zeeland. Relatief veel jonge gezinnen wonen in niet-stedelijke woonmilieus. Voor verhuisgeneigde jonge gezinnen is dat ook het type woning en woonomgeving waar naar gezocht wordt. Jonge gezinnen in huurwoningen zijn minder tevreden met zowel hun woning als met de woonomgeving. Zouden de woonlasten stijgen dan zijn opvallend veel jonge gezinnen in huurwoningen geneigd te verhuizen. De verhuisgeneigdheid onder jonge gezinnen in huurwoningen ligt ook erg hoog. Daaruit komt een sterke gerichtheid onder jonge gezinnen op koopwoningen naar voren. Opvallend is het hoge percentage jonge gezinnen dat aangeeft niet tevreden te zijn met de speelgelegenheid voor jonge kinderen en jongerenvoorzieningen voor iets oudere kinderen. Dat in combinatie met het gegeven dat het openbaar groen vaker als onvoldoende wordt beschouwt en dat jonge gezinnen vaker last hebben van hondenpoep en verkeersoverlast, wijst erop dat we moeten oppassen Zeeland al te gemakkelijk te typeren als prettige provincie om kinderen op te laten groeien.
8.1
Inleiding
In de zorg voor een evenwichtige bevolkingsopbouw voor nu en in de toekomst is de natuurlijke aanwas van de bevolking een belangrijk facet. Jonge gezinnen spelen hier een sleutelrol in. De aantrekkelijkheid van Zeeland als provincie om je kinderen te laten opgroeien is dan ook van groot belang. Daarom zullen we in dit hoofdstuk stil staan bij de positie van jonge gezinnen op de Zeeuwse woningmarkt. Om te beginnen zal een profiel van de jonge gezinnen en van hun huidige woonsituatie worden geschetst. Vervolgens richten wij ons op het huidige woongenot. In de laatste plaats staan de verhuisgeneigdheid en woonwensen van deze groep centraal.
8.2
Profiel jonge gezinnen
Ongeveer een op de vijf huishoudens beschouwen wij als jong gezin. Dat wil zeggen, een huishouden waar ten minste één kind beneden de twaalf woont. Het landelijk aandeel jonge gezinnen ligt hieraan gelijk (CBS Statline). In Tholen wonen net wat meer jonge gezinnen. Meer dan negentig procent van de jonge gezinnen bestaat uit een (echt)paar met kinderen. Tabel 8.1 Aantal en aandeel jonge gezinnen per regio
absoluut
%
Bevelanden
8.363
21%
Zeeuws-Vlaanderen
8.932
19%
Walcheren
9.694
20%
Tholen
2.310
24%
Schouwen-Duiveland
2.609
18%
31.908
20%
Zeeland
Bron: Microdata bestand WoON 2006
43
Wonen in Zeeland
Jonge gezinnen zijn kort als volgt te typeren: - middelbaar of hoog opgeleid (69%); - bovenmodaal inkomen (80%); in Zeeuws-Vlaanderen relatief veel hoge inkomens (34% meer dan 2x modaal) en hoog opgeleiden (28%) - veel tweeverdieners (85%), in alle regio’s; - iets minder huishoudens behoren tot de aandachtsgroep (21%); in Walcheren relatief veel jonge gezinnen behorend tot aandachtsgroep (33%) - gemiddeld 2,2 thuiswonende kinderen; in Tholen (2,4) en de Bevelanden (2,3) gemiddeld wat grotere gezinnen.
Hun huidige woonsituatie kenmerkt zich als volgt: - veel koopwoningen (78%); in Walcheren minder jonge gezinnen in koopwoning (67%) - bijna alleen eengezinswoningen (98%), in alle regio’s; in Zeeuws-Vlaanderen veel jonge gezinnen in vrij staande woning (40%) in Walcheren minste jonge gezinnen in vrijstaande woning (15%) - grote woningen (61% vijf kamers of meer; 61% 120 m2 of meer woonoppervlak); - WOZ-waarde en aankoopwaarde van de koopwoningen ligt rond het Zeeuws gemiddelde; in Bevelanden veel jonge gezinnen in dure koopwoning (32% WOZ-waarde boven 250.000 euro) - veel in niet-stedelijke woonmilieus (70%).
Tevredenheid over info raden/platforms
Figuur 8.1 Tevredenheid met huidige woning, jonge gezinnen vs. alle huishoudens, huur vs. koop (%)
alle huishoudens in huurwoning
jong gezin in huurwoning
alle huishoudens in koopwoning
jong gezin in koopwoning 0%
Huishoudens in een koopwoning zijn over het algemeen meer tevreden dan huishoudens in een huurwoning. Vandaar dat hier de tevredenheid is gesplitst voor huishoudens in huur- en in koopwoningen. Jonge gezinnen in koopwoningen wijken in mate van tevredenheid niet af van het Zeeuws gemiddelde. Jonge gezinnen in huurwoningen wel, in negatieve zin. Zowel met de woning als met de woonomgeving geeft ongeveer een kwart van de jonge gezinnen in huurwoningen aan niet tevreden te zijn.
44
60%
80%
100%
Bron: Microdata bestand WoON 2006 Tevredenheid over info raden/platforms
Figuur 8.2 Tevredenheid met huidige woonomgeving, jonge gezinnen vs. alle huishoudens, huur vs. koop (%)
alle huishoudens in huurwoning
jong gezin in huurwoning
alle huishoudens in koopwoning
jong gezin in koopwoning 20%
40%
60%
80%
100%
zeer tevreden tevreden niet tevreden, niet ontevreden (zeer) ontevreden
Huidig woongenot
Ruim negentig procent van de jonge gezinnen geeft aan tevreden te zijn met de huidige woning. Bijna negentig procent is tevreden met de huidige woonomgeving. Daarmee ligt de tevredenheid onder jonge gezinnen ongeveer gelijk aan de gemiddelde tevredenheid in Zeeland.
40%
zeer tevreden tevreden niet tevreden, niet ontevreden (zeer) ontevreden
0%
8.3
20%
Bron: Microdata bestand WoON 2006
8.3.1
Tevredenheid nader bekeken
Aan jonge gezinnen is gevraagd een oordeel te geven van diverse aspecten van hun woning. Als zij iets aan te merken hebben op hun woning, is dat het vaakst dat zij deze te klein vinden. Voor een op de vijf jonge gezinnen is dit een probleem. Dit aspect is ook het sterkst gerelateerd aan de tevredenheid met de huidige woning. Daarnaast geeft van elke zeven jonge gezinnen er één aan de buitenruimte onvoldoende te vinden.
Wonen in Zeeland
Gevraagd naar het voorkomen van verschillende vormen van overlast, geven jonge gezinnen het vaakst aan last te hebben van hondenpoep (ruim de helft heeft hier wel eens last van). Ook verkeersoverlast en geluidsoverlast zijn regelmatig genoemde ergernissen (ongeveer een derde heeft hier wel eens last van). Met deze zaken hebben jonge gezinnen vaker een probleem dan andere huishoudens. Dat deze aspecten voor jonge gezinnen vaker een rol spelen heeft er wellicht mee te maken dat zij hun directe woonomgeving eerder zullen beoordelen op geschiktheid als speelplek voor hun kinderen. Deze uitkomsten komen overeen met uitkomsten van een enquête onder ouders van jonge kinderen van Jeugdmonitor Zeeland (2006).
Figuur 8.3 Waardering aspecten van de huidige woning door jonge gezinnen (%) onvoldoende buitenruimte ademt een goede sfeer slecht onderhouden te groot te klein geschikte indeling 0%
20%
40%
helemaal mee eens niet eens, niet oneens helemaal mee oneens
60%
80%
100%
mee eens mee oneens
8.3.2
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Aan respondenten van het WoON 2006 is ook gevraagd aan te geven hoe tevreden zij zijn met enkele voorzieningen in de buurt. Het meest tevreden zijn jonge gezinnen met de basisscholen en crèches. Respectievelijk 89% en 86% van de jonge gezinnen is hierover (zeer) tevreden. Opvallend genoeg zijn zij over speelvoorzieningen voor jongeren tussen 12 en 18 jaar en over speelgelegenheid voor jonge kinderen een stuk minder tevreden. Hier ligt de tevredenheid op respectievelijk 50% en 65%. In vergelijking met andere huishoudens zijn jonge gezinnen over openbaar groen iets minder tevreden, al ligt het percentage tevredenen hier boven tachtig procent. Figuur 8.4 Tevredenheid van jonge gezinnen met diverse
Tevredenheid per regio en woonmilieu
De tevredenheid met de woonomgeving ligt in elke regio ongeveer gelijk. In de tevredenheid met de woning valt de regio Walcheren op. Dat is de enige regio waar de tevredenheid met de huidige woning onder negentig procent ligt. Dat heeft er deels mee te maken dat in Walcheren het percentage jonge gezinnen in een huurwoning veel groter is. Figuur 8.5 Percentage jonge gezinnen dat tevreden is met huidige woning en woonomgeving, per regio (%)
SchouwenDuiveland
Tholen
voorzieningen in de buurt (%) Walcheren
jongerenvoorzieningen (12-18 jaar) haltes openbaar vervoer
ZeeuwsVlaanderen
speelgelegenheid jonge kinderen
Bevelanden
parkeergelegenheid het groen
50%
60%
70% woning
creches winkels
80%
90%
100%
woonomgeving
Bron: Microdata bestand WoON 2006
basisscholen 0%
20%
40%
60%
80%
zeer tevreden tevreden niet tevreden, niet ontevreden ontevreden zeer ontevreden
Bron: Microdata bestand WoON 2006
100%
Niet in elk woonmilieu is men even tevreden met de woning en de woonomgeving. Met name op woonplekken in de stad, maar buiten het centrum, is de tevredenheid gering. Daarin verschillen jonge gezinnen overigens niet van andere huishoudens in Zeeland en zelfs in Nederland. Buiten-centrum valt steeds op als duidelijk minst aantrekkelijk woonmilieu. Wederom hangt dit gedeeltelijk samen met het hoge percentage huurwoningen in buiten-centrum woonmilieus.
45
Wonen in Zeeland
Het grootste verschil tussen de tevredenheid met de woning en met de woonomgeving is te zien bij jonge gezinnen die in een stadscentrum wonen. Zij zijn hier vrijwel unaniem tevreden met hun woning, maar een stuk minder met de woonomgeving. Overigens is de tevredenheid met de woonomgeving hier ongeveer gelijk aan de gemiddelde tevredenheid van jonge gezinnen met de woonomgeving. Figuur 8.6 Tevredenheid jonge gezinnen met huidige woning en woonomgeving per type woonmilieu (%)
Tabel 8.2 Verhuisgeneigdheid jonge gezinnen en alle huishoudens, naar huur en koop (%)
jong gezin
alle huishoudens
koopwoning
16
13
huurwoning
38
24
Bron: Microdata bestand WoON 2006
De verhuisgeneigdheid van jonge gezinnen ligt extreem hoog onder huurders. Maar liefst 38% van deze groep wil binnen twee jaar verhuizen.
buiten-centrum
Voor jonge gezinnen is de woning vaak het belangrijkste verhuismotief. Meer dan een derde van de jonge gezinnen wil om deze reden verhuizen. Ook werk wordt in deze groep veel vaker genoemd dan in andere groepen. Wordt doorgevraagd wat het is aan de woning dat men om deze reden wil verhuizen, dan antwoordt tweederde dat de huidige woning te klein is.
centrum-stedelijk
Tabel 8.3 Door jonge gezinnen meest genoemde belangrijk-
landelijk wonen
centrum-dorps
groen-stedelijk
ste motieven gewenste verhuizing (%) 50%
60%
70% woning
80%
90%
100%
Bron: Microdata bestand WoON 2006
8.4
jong gezin
alle huishoudens
woning
36%
27%
woonomgeving
Verhuisgeneigdheid
andere reden
21%
23%
woonomgeving
14%
11%
werk
12%
6%
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Een op de vijf jonge gezinnen geeft aan van plan te zijn in de komende twee jaar te gaan verhuizen. Daarmee ligt de verhuisgeneigdheid hoger dan gemiddeld in Zeeland: gemiddeld wil een op de zes huishoudens in de komende twee jaar gaan verhuizen. Vooral op Walcheren ligt de verhuisgeneigdheid hoog. Daar geeft een kwart aan te willen gaan verhuizen. Op Schouwen-Duiveland is slechts een op de zeven jonge gezinnen dat van plan. Hier ligt de verhuisgeneigdheid van jonge gezinnen zelfs onder die van de overige huishoudens.
Omdat de woning zo’n belangrijke rol speelt voor jonge gezinnen in het willen verhuizen, is gekeken naar de verhuisgeneigdheid per woningtype. Dan valt op dat de verhuisgeneigdheid het hoogst is bij bewoners van tussenwoningen en hoekwoningen. Een kwart of meer van de jonge gezinnen in dit woningtype wil binnenkort gaan verhuizen. Bij hoekwoningen zie je het grootste contrast met andere huishoudens. Overigens is vooral voor jonge gezinnen in tussenwoningen en 2-onder-1-kapwoningen de woning het overheersende verhuismotief.
Figuur 8.7 Verhuisgeneigdheid jonge gezinnen en alle huishoudens, per regio (%)
Figuur 8.8 Verhuisgeneigdheid jonge gezinnen en alle huishoudens per woningtype (%)
Zeeland SchouwenDuiveland
tussenwoning
Tholen
hoekwoning Walcheren Zeeuws-Vlaanderen
2-onder-1-kap
Bevelanden 0%
10% jong gezin
20%
30%
vrijstaand
alle huishoudens
0%
Bron: Microdata bestand WoON 2006
10% jong gezin
20% alle huishoudens
Bron: Microdata bestand WoON 2006
46
30%
Wonen in Zeeland
8.4.1
8.5
Prijselasticiteit
Vier van de vijf jonge gezinnen bewoont een koopwoning. De overgrote meerderheid daarvan is niet geneigd te gaan verhuizen bij een stijging van de woonlasten met 200 euro. Hierin verschillen ze niet van andere huishoudens in koopwoningen. Tussen de regio’s zie je weer weinig verschillen. Een op de vijf jonge gezinnen woont in een huurwoning. Al bij een verhoging van de woonlasten met 100 euro is tweederde van deze groep geneigd de huidige woning te verlaten. Daarmee zijn zij een stuk gevoeliger voor prijsstijgingen dan andere bewoners van huurwoningen.
Woonwensen
Van de jonge gezinnen die willen verhuizen, is bekend welke wensen zij hebben voor hun volgende woning. Op basis daarvan is weer een profiel te maken van de gewenste woonsituatie van jonge gezinnen. Daaruit blijkt dat jonge gezinnen meer dan andere huishoudens op zoek zijn naar een ruime koopwoning in een niet stedelijk woonmilieu. In de gerichtheid op de huidige woonplaats en op nieuwbouwwoningen wijken zij niet af van de wensen van het gemiddelde verhuisgeneigde huishouden in Zeeland. Figuur 8.10 Kenmerken gewenste woning, jonge gezinnen
Figuur 8.9 Verhuisgeneigdheid bij stijging maandelijkse
en alle verhuisgeneigde huishoudens (%)
woonlasten jonge gezinnen en alle huishoudens koopwoning
naar huur en koop (%)
niet-stedelijk woonmilieu
alle huishoudens in huurwoning
woonoppervlak 120 m2 of meer
jong gezin in huurwoning
vijf of meer kamers in de woonplaats waar u nu ook woont
alle huishoudens in koopwoning
woonoppervlak 150 m2 of meer
jong gezin in koopwoning 0%
vrijstaande woning
20%
40%
60%
80%
100%
bij 100 Euro bij 200 Euro bij hoger bedrag of bij geen enkele verhoging
Bron: Microdata bestand WoON 2006
bij voorkeur nieuwbouwwoning 0%
20%
40% alle huishoudens
60%
80%
jong gezin
Bron: Microdata bestand WoON 2006
47
100%
Wonen in Zeeland
48
Wonen in Zeeland
Literatuur ABF Research. 2003. Thuis in Zeeland. Kernpublicatie WBO 2002. Delft: ABF Research. Jeugdmonitor Zeeland. 2006. Themarapport Ouders en de buurt. www.jeugdmonitorzeeland.nl. Ministerie van VROM. 2007. Wonen op een rijtje. De resultaten van het Woononderzoek Nederland 2006. Den Haag: VROM.
49
Wonen in Zeeland
50
Wonen in Zeeland
Bijlagen
51
Wonen in Zeeland
52
Wonen in Zeeland
Bijlage I Starters Starters op de woningmarkt Tevredenheid over info raden/platforms
Figuur I.1
Huidige woning naar woonmilieu, starters op
Figuur I.4
Huidige woning naar aantal kamers, starters
de woningmarkt en alle huishoudens (%)
op de woningmarkt en alle huishoudens (%)
alle huishoudens
alle huishoudens
starter starter
0%
20%
40%
centrum-stedelijk groen-stedelijk landelijk wonen
60%
80%
100% 0%
buiten-centrum centrum-dorps
20%
40%
1-2 kamers 5 kamers
Bron: Microdata bestand WoON 2006
60%
3 kamers 6+ kamers
80%
100%
4 kamers
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Tevredenheid over info raden/platforms
Figuur I.2
Huidige woning naar type, starters op
Figuur I.5
Eigendom en prijsklasse huidige woning van
de woningmarkt en alle huishoudens (%)
starters op de woningmarkt (%) starter
7% 3% alle huishoudens
43% 28% starter
0%
20%
40%
egw, vrijstaand egw, hoekwoning egw, overig
60%
80%
huurwon goedkoop huurwon middelduur huurwon duur koopwon goedkoop koopwon middelduur koopwon duur
100%
2%
egw, 2-onder-1-kap egw, tussenwoning meergezinswoning
17%
Bron: Microdata bestand WoON 2006 Bron: Microdata bestand WoON 2006 Figuur I.3
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Huidige woning naar eigendomsverhouding en Tevredenheid over info raden/platforms
Figuur I.6
Aandeel eenpersoonshuishoudens onder Tevredenheid over info raden/platforms
vorm, starters op de woningmarkt en alle
starters op de woningmarkt, per regio (%)
huishoudens (%)
Zeeland
alle huishoudens Tholen
Walcheren ZeeuwsVlaanderen
starter
Bevelanden
0%
20%
40%
eengezinskoopwoning eengezinshuurwoning
Bron: Microdata bestand WoON 2006
60%
80%
100%
meergezinskoopwoning meergezinshuurwoning
0%
20%
40%
60%
80%
100%
eenpersoonshuishouden meerpersoonshuishouden
Bron: Microdata bestand WoON 2006
53
Wonen in Zeeland
Tevredenheid over info raden/platforms
Figuur I.7 Aandeel huishoudens in levensfase tot 30
Figuur I.10 ‘Echte’ starters, semi-starters, starters totaal
Tevredenheid over info raden/platforms
jaar onder starters op de woningmarkt,
en alle huishoudens naar levensfase (%)
per regio (%) Zeeland
alle huishoudens
Tholen
starters totaal
Walcheren semi-starters
ZeeuwsVlaanderen 'echte' starters
Bevelanden 0%
0%
20%
40%
tot 30 jaar
60%
80%
20%
100%
40%
tot 30 jaar 60 jaar en ouder
30 jaar en ouder
60%
80%
100%
30 tot 60 jaar
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Figuur I.8 Aandeel bovenmodale inkomens onder starters
Figuur I.11 ‘Echte’ starters, semi-starters, starters totaal
Tevredenheid over info raden/platforms
op de woningmarkt, per regio (%)
en alle huishoudens naar huishoudens samenstelling (%) Tevredenheid over info raden/platforms
Zeeland
alle huishoudens
Tholen
starters totaal
Walcheren semi-starters
ZeeuwsVlaanderen 'echte' starters
Bevelanden 0%
0%
20%
40%
60%
boven modaal
80%
20%
40%
eenpersoonshuishouden paar met kinderen
100%
60%
80%
100%
paar zonder kinderen overig
tot modaal
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Figuur I.9 Aandeel huishoudens in aandachtsgroep onder
Figuur I.12 ‘Echte’ starters, semi-starters, starters totaal
Tevredenheid over info raden/platforms
starters op de woningmarkt, per regio (%)
Zeeland
Tevredenheid over info raden/platforms
en alle huishoudens naar opleidingsniveau (%)
alle huishoudens
Tholen starters totaal Walcheren semi-starters
ZeeuwsVlaanderen
'echte' starters
Bevelanden 0%
20%
40%
aandachtsgroep
60%
geen aandachtsgroep
Bron: Microdata bestand WoON 2006
54
80%
100%
0%
20% laag
40%
60%
80%
midden
hoog
anders
Bron: Microdata bestand WoON 2006
100%
Wonen in Zeeland
Koopstarters Figuur I.13 ‘Echte’ starters, semi-starters, starters totaal Tevredenheid over info raden/platforms
en alle huishoudens naar huishoudens
Figuur I.16 Levensfase, koopstarters en alle woningbezitters (%)
inkomen (%)
Tevredenheid over info raden/platforms
alle huishoudens alle woningbezitters
starters totaal
semi-starters koopstarter
'echte' starters
0%
20%
40%
60%
tot minimum 1-2 keer modaal
80%
0%
100%
20%
40%
tot 30 jaar
tot modaal meer dan 2x modaal
60%
80%
100%
30 jaar en ouder
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Figuur I.14 ‘Echte’ starters, semi-starters, starters totaal
Figuur I.17 Huishoudensamenstelling, koopstarters en alle
Tevredenheid over info raden/platforms
en alle huishoudens naar aantal inkomens (%)
woningbezitters (%)
Tevredenheid over info raden/platforms
alle huishoudens alle woningbezitters
starters totaal
semi-starters koopstarter
'echte' starters
0%
20%
40%
60%
80%
100%
0%
geen twee verdieners twee verdieners
Bron: Microdata bestand WoON 2006
20%
40%
eenpersoonshuishouden paar met kinderen
60%
80%
100%
paar zonder kinderen overig
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Figuur I.15 ‘Echte’ starters, semi-starters, starters totaal Tevredenheid over info raden/platforms
en alle huishoudens naar huishoudenstype en
Figuur I.18 Opleidingsniveau, koopstarters en alle woningbezitters (%)
Tevredenheid over info raden/platforms
aandachtsgroep (%) alle huishoudens
alle woningbezitters starters totaal
semi-starters
koopstarter 'echte' starters
0%
20%
40%
eenp.hh aandgr eenp.hh niet-aandgr
Bron: Microdata bestand WoON 2006
60%
80%
100%
meerp.hh aandgr meerp.hh niet-aandgr
0%
20%
40%
laag
midden
60%
80%
hoog
anders
100%
Bron: Microdata bestand WoON 2006
55
Wonen in Zeeland
Figuur I.19 Huishoudensinkomen, koopstarters en alle
Figuur I.22 Huidige woning naar aantal kamers,
Tevredenheid over info raden/platforms
woningbezitters (%)
koopstarters en alle woningbezitters (%)
alle woningbezitters
alle woningbezitters
koopstarter
koopstarter
0%
20%
40%
tot modaal meer dan 2x modaal
60%
80%
0%
100%
20%
40%
1-3 kamers 5 kamers
1-2 keer modaal
60%
80%
4 kamers 6 kamers of meer
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Figuur I.20 Aantal inkomens per huishouden,
Figuur I.23 Huidige woning naar woonoppervlak,
Tevredenheid over info raden/platforms
koopstarters en alle woningbezitters (%)
100%
koopstarters en alle woningbezitters (%)
alle woningbezitters
alle woningbezitters
koopstarter koopstarter
0% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
20%
40%
minder dan 70 m2 90-119 m2 150 m2 of meer
geen twee verdieners twee verdieners
60%
80%
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Figuur I.21 Huidige woning naar woningtype,
Figuur I.24 Huidige woning naar WOZ-waarde, koopstarters en alle woningbezitters (%)
koopstarters en alle woningbezitters (%)
alle woningbezitters
alle woningbezitters
koopstarter
koopstarter
0%
20%
40%
vrijstaand hoekwoning eengezinswoning overig
Bron: Microdata bestand WoON 2006
56
60%
80%
2-onder-1-kap tussenwoning meergezinswoning
100%
70-89 m2 120-149 m2
100%
0%
20%
40%
60%
80%
minder dan 150.000 euro 150.000-199.000 euro 200.000 euro of meer
Bron: Microdata bestand WoON 2006
100%
Wonen in Zeeland
Figuur I.25 Huidige woning naar aankoopbedrag,
Figuur I.28 Huidige woning naar woonmilieu,
koopstarters en recente koopdoorstromers (%)
koopstarters (%) 17% 29%
koopstarter
15%
koopdoorstromer
0%
20%
40%
60%
80%
100%
minder dan 100.000 euro
100.000-149.000 euro
150.000-199.000 euro
200.000 euro of meer
centrum-stedelijk buiten-centrum groen-stedelijk centrum-dorps landelijk wonen
8%
31%
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Figuur I.26 Huidige woning koopstarters (%)
Figuur I.29 Slaagkansen in koopsegment per type woonmilieu
landelijk wonen
24%
centrum-dorps
groen-stedelijk
61%
buiten-centrum
15% goedkope koopwoning middeldure koopwoning dure koopwoning
centrum-stedelijk 0
10
20
30
40
50
60
70
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Figuur I.27 Slaagkansen in segment goedkope koopwonin-
Figuur I.30 Voorkeur voor huidige of andere woonplaats
gen, per regio
bij vorige verhuizing, koopstarters en koopdoorstromers (%)
Zeeland
koopstarter Tholen
Walcheren
koopdoorstromer
ZeeuwsVlaanderen
Bevelanden
0% 0
10
20
30
40
Bron: Microdata bestand WoON 2006
50
60
70
20%
40%
huidige woonplaats geen voorkeur
60%
80%
100%
andere woonplaats
Bron: Microdata bestand WoON 2006
57
Wonen in Zeeland
58
Wonen in Zeeland
Bijlage II Huishoudens met een zorgvraag
Figuur II.1
Huishoudenssamenstelling naar mate beper-
Figuur II.4 Huishoudenssamenstelling naar levensfase (%)
king (%)
ernstige beperking
80 jaar en ouder
matige beperking
60 tot 80 jaar
lichte beperking
30 tot 60 jaar
tot 30 jaar
geen beperkingen
0%
20%
40%
eenpersoonshuishouden paar met kinderen
60%
80%
0%
100%
20%
40%
60%
eenpersoonshuishouden paar met kinderen
paar zonder kinderen overig
100%
paar zonder kinderen overig
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Figuur II.2
Figuur II.5
Huishoudensinkomen, naar mate beperking
80%
Huishoudensinkomen naar levensfase (%)
(%) ernstige beperking
80 jaar en ouder
matige beperking
60 tot 80 jaar
lichte beperking
30 tot 60 jaar
geen beperkingen
tot 30 jaar
0%
20%
40%
tot minimum 1-2 keer modaal
60%
80%
100%
0%
tot modaal meer dan 2x modaal
20%
40%
60%
tot minimum 1-2 keer modaal
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Figuur II.3
Figuur II.6
Behorend tot aandachtsgroep per huishoudenstype naar mate beperking (%)
matige beperking
60 tot 80 jaar
lichte beperking
30 tot 60 jaar
geen beperkingen
tot 30 jaar 20%
40%
Bron: Microdata bestand WoON 2006
60%
80%
tot modaal meer dan 2x modaal
denstype naar levensfase (%) 80 jaar en ouder
eenp.hh aandgr meerp.hh aandgr
100%
Behorend tot aandachtsgroep per huishou-
ernstige beperking
0%
80%
100%
eenp.hh niet-aandgr meerp.hh niet-aandgr
0%
20%
40%
eenp.hh aandgr meerp.hh aandgr
60%
80%
100%
eenp.hh niet-aandgr meerp.hh niet-aandgr
Bron: Microdata bestand WoON 2006
59
Wonen in Zeeland
Tevredenheid over info raden/platforms
Tevredenheid over info raden/platforms Huidige woningvorm van huishoudens
Figuur II.7
met
Figuur II.10 Huidige woningvorm van huishoudens in
lid met beperking, per regio (%)
levensfase 80-plus, per regio (%)
SchouwenDuiveland
SchouwenDuiveland
Tholen
Tholen
Walcheren
Walcheren
ZeeuwsVlaanderen
ZeeuwsVlaanderen
Bevelanden
Bevelanden
0%
20%
40%
eengezinswoning
60%
80%
100%
0%
meergezinswoning
20%
40%
eengezinswoning
Bron: Microdata bestand WoON 2006
60%
80%
100%
meergezinswoning
Bron: Microdata bestand WoON 2006 Tevredenheid over info raden/platforms
Figuur II.8
Eigendom huidige woning van huishoudens Tevredenheid over info raden/platforms
Figuur II.11 Huidige woning is ouderenwoning van huis-
met lid met beperking, per regio (%)
houdens in levensfase 80-plus, per regio (%) SchouwenDuiveland
SchouwenDuiveland
Tholen
Tholen
Walcheren
Walcheren
ZeeuwsVlaanderen
ZeeuwsVlaanderen
Bevelanden
Bevelanden
0%
20%
40% koopwoning
60%
80%
100%
0%
huurwoning
20%
40%
ouderenwoning
60%
80%
100%
geen ouderenwoning
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Figuur II.9
Figuur II.12 Toegankelijkheid huidige woning van huis-
Toegankelijkheid woning van huishoudens
Tevredenheid over info raden/platforms
Tevredenheid over info raden/platforms
met lid met beperking, per regio (%)
houdens in levensfase 80-plus, per regio (%) SchouwenDuiveland
SchouwenDuiveland
Tholen
Tholen
Walcheren
Walcheren
ZeeuwsVlaanderen
ZeeuwsVlaanderen
Bevelanden
Bevelanden
0%
20%
40%
toegankelijk
60%
Bron: Microdata bestand WoON 2006
60
80%
niet-toegankelijk
100%
0%
20%
40%
toegankelijk
60%
80%
niet-toegankelijk
Bron: Microdata bestand WoON 2006
100%
Wonen in Zeeland
Bijlage III Jonge gezinnen Figuur III.1 Huishoudensinkomen jonge gezinnen en alle Tevredenheid over info raden/platforms
Figuur III.4 Huishoudensinkomen jonge gezinnen per regio
huishoudens (%)
(%)
Tevredenheid over info raden/platforms
Zeeland
alle huishoudens Tholen
Walcheren ZeeuwsVlaanderen
jong gezin
Bevelanden
0%
20%
40%
laag
60%
midden
hoog
80%
100%
0%
20%
anders
Bron: Microdata bestand WoON 2006
40%
60%
tot modaal meer dan 2x modaal
80%
100%
1-2x modaal
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Tevredenheid over info raden/platforms
Figuur III.2 Opleidingsniveau jonge gezinnen per regio (%)
Figuur III.5 Aandeel tweeverdieners onder jonge gezinnen Tevredenheid over info raden/platforms
en alle huishoudens (%)
Zeeland SchouwenDuiveland
alle huishoudens
Tholen Walcheren ZeeuwsVlaanderen
jong gezin
Bevelanden 0%
20% laag
40%
60%
midden
hoog
80%
100%
0%
20%
anders
40%
60%
twee verdieners
80%
100%
geen twee verdieners
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Figuur III.3 Huishoudensinkomen jonge gezinnen en alle
Figuur III.6 Aandeel tweeverdieners onder jonge gezinnen Tevredenheid over info raden/platforms
huishoudens (%)
per regio (%)
Tevredenheid over info raden/platforms
Zeeland
alle huishoudens
Tholen
Walcheren ZeeuwsVlaanderen
jong gezin
Bevelanden 0%
20%
40%
tot minimum 1-2 keer modaal
Bron: Microdata bestand WoON 2006
60%
80%
tot modaal meer dan 2x modaal
100%
0%
20%
40%
twee verdieners
60%
80%
100%
geen twee verdieners
Bron: Microdata bestand WoON 2006
61
Wonen in Zeeland
Figuur III.7 Aandeel koopwoningen onder jonge gezinnen
Figuur III.10 Woningtype jonge gezinnen, per regio (%)
en alle huishoudens (%)
Tevredenheid over info raden/platforms
SchouwenDuiveland Tholen
alle huishoudens
Walcheren
Zeeuws-Vlaanderen
jong gezin Bevelanden
0%
20%
40%
koopwoning
60%
80%
0%
100%
20%
40% vrijstaand hoekwoning overig
huurwoning
60%
80%
100%
2-onder-1-kap tussenwoning
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Figuur III.8 Aandeel koopwoningen onder jonge gezinnen
Figuur III.11 Aantal kamers woning jonge gezinnen en alle
per regio (%)
huishoudens (%) Tevredenheid over info raden/platforms
SchouwenDuiveland alle huishoudens
Tholen
Walcheren
ZeeuwsVlaanderen
jong gezin
Bevelanden 0%
0%
20%
40% koopwoning
60%
80%
20%
40%
100%
60%
1-3 kamers 5 kamers
huurwoning
80%
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Figuur III.9 Woningtype, jonge gezinnen en alle
Figuur III.12 Aantal kamers woning jonge gezinnen per
huishoudens (%)
100%
4 kamers 6+ kamers
regio (%)
Tevredenheid over info raden/platforms
Tevredenheid over info raden/platforms
Schouwen-Duiveland
alle huishoudens Tholen
Walcheren
jong gezin
Zeeuws-Vlaanderen
Bevelanden
0%
20%
40%
60%
80%
100% 0%
egw, vrijstaand egw, hoekwoning egw, overig
Bron: Microdata bestand WoON 2006
62
egw, 2-onder-1-kap egw, tussenwoning meergezinswoning
20%
40%
1-4 kamers
60% 5 kamers
Bron: Microdata bestand WoON 2006
80% 6+ kamers
100%
Wonen in Zeeland
Tevredenheid over info raden/platforms
Tevredenheid over info raden/platforms
Figuur III.13 Woonoppervlak woning jonge gezinnen en
Figuur III.16 WOZ-waarde woning jonge gezinnen in
alle huishoudens (%0)
koopwoning, per regio (%) SchouwenDuiveland
alle huishoudens
Tholen
Walcheren ZeeuwsVlaanderen
jong gezin
Bevelanden 0%
20%
40%
minder dan 70 m2 90-119 m2 150-199 m2
60%
80%
100%
0%
20%
70-89 m2 120-149 m2 200 m2 of meer
40%
minder dan 150.000 euro 200.000-249.000 euro
Bron: Microdata bestand WoON 2006
60%
80%
100%
150.000-199.000 euro 250.000 euro of meer
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Tevredenheid over info raden/platforms
Figuur III.14 Woonoppervlak woning jonge gezinnen naar regio (%)
Figuur III.17 Type woonmilieu jonge gezinnen en alle Tevredenheid over info raden/platforms
huishoudens (%)
SchouwenDuiveland
alle huishoudens Tholen
Walcheren
Zeeuws-Vlaanderen
jong gezin Bevelanden 0%
20%
40%
minder dan 90 m2 120-149 m2 200 m2 of meer
60%
80%
100%
90-119 m2 150-199 m2
0%
20%
40%
centrum-stedelijk groen-stedelijk landelijk wonen
Bron: Microdata bestand WoON 2006
60%
80%
100%
buiten-centrum centrum-dorps
Bron: Microdata bestand WoON 2006
Figuur III.15 WOZ-waarde woning jonge gezinnen en alle huishoudens in koopwoning (%) Tevredenheid over info raden/platforms
alle huishoudens in koopwoning
jong gezin in koopwoning
0%
20%
40%
minder dan 150.000 euro 200.000-249.000 euro 300.000 euro of meer
60%
80%
100%
150.000-199.000 euro 250.000-299.000 euro
Bron: Microdata bestand WoON 2006
63
Wonen in Zeeland
Tevredenheid met woning nader beschouwd Figuur 3.19 Voorkomen van vormen van overlast in woonomgeving volgens jonge gezinnen (%) Tevredenheid over info raden/platforms
bekladding van muren en gebouwen overlast door omwonenden vernieling van telefooncellen, bus- of tramhokje vormen van stank, stof en vuil overlast door jongeren overlast door directe buren rommel op straat vormen van geluidsoverlast last van het verkeer hondenpoep op straat 0%
20%
40%
vaak
60%
soms
80%
100%
(bijna) nooit
Bron: Microdata bestand WoON 2006 Figuur 3.20 Stellingen over woonomgeving, volgens jonge gezinnen (%) Ik ben bang in deze buurt om lastiggevallen of beroofd te worden Mensen kennen elkaar in deze buurt nauwelijks Ik heb veel contact met andere buurtbewoners Ik woon in een gezellige buurt met veel saamhorigheid Ik vind de verkeerssituatie in deze buurt veilig Ik heb veel contact met mijn directe buren Ik voel mij mede verantwoordelijk voor de leefbaarheid in buurt Ik ben tevreden met de bevolkingssamenstelling in deze buurt In deze buurt gaat men op een prettige manier met elkaar om 0%
20%
40%
helemaal mee eens niet eens, niet oneens helemaal mee oneens
Bron: Microdata bestand WoON 2006
64
60%
80%
mee eens mee oneens
100%