Beleidsplan Awbz/Wmo Gemeente Ede
Gemeente Ede, december 2013
INHOUDSOPGAVE Inleiding................................................................................................................. 3 1.Wet en regelgeving en beleid.............................................................................4 1.1.Decentralisaties.....................................................................................4 1.2.Sociaal domein Ede...............................................................................4 2.Budget................................................................................................................ 5 3.De doelgroep, vraag en aanbod ........................................................................7 3.1.Doelgroep algemeen.............................................................................7 3.2.Doelgroep Ede ......................................................................................9 3.3.Huidig aanbod algemeen.......................................................................9 3.4.Huidig aanbod Ede..............................................................................10 4.Toegang en toekenning.....................................................................................12 4.1.Huidige toegang en toekenning...........................................................12 4.2.Toekomstige toegang en toekenning...................................................12 5.5 Uitgangspunten toekomstig ondersteuningsarrangement .............................15 5.1 Aanbod en keuzevrijheid......................................................................15 5.2 Ondersteuningsarrangementen...........................................................15 5.3 Mantelzorg...........................................................................................15 5.4 Maatwerkvoorziening...........................................................................16 5.5 Sturen op maatschappelijke effecten...................................................16 5.6 Kwaliteit............................................................................................... 17 6 Toekomstig aanbod........................................................................................... 19 6.1 Aanbod 2015........................................................................................ 19 6.2 Oplossingen vanuit de nieuwe Wmo....................................................19 6.3 Bijzondere doelgroepen.......................................................................20 6.4 Ondersteuning bij de Algemene dagelijkse levensverrichtingen..........20 6.5 Persoonsgebonden budget..................................................................21 6.6 Eigen bijdrage......................................................................................21 6.7 Vervoer................................................................................................21 6.8 Maatwerkvoorziening ter vervanging chronisch ziekenregelingen.......22 6.9 Hulp bij het Huishouden ......................................................................22 7 Opdrachtgeverschap......................................................................................... 24 7.1 Samenhang Jeugd, Participatiewet en Awbz/Wmo.............................24 8 Clientparticipatie............................................................................................... 26 Bijlage 1 Aanbieders begeleiding in Ede.............................................................27
2
Inleiding In januari 2015 worden de extramurale begeleiding, het kortdurend verblijf en de ondersteuning bij de Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (nu nog onderdeel van de Persoonlijke verzorging in de Awbz) vanuit de AWBZ onder de Wmo gebracht. Dit heeft voor cliënten, aanbieders van ondersteuning en de gemeente grote consequenties. De decentralisatie Awbz gaat gepaard met veel onzekerheden. In het najaar van 2013 is nog niet bekend welk budget gemeenten hiervoor in 2015 en daarna overgeheveld krijgen, en ligt er nog geen wetsvoorstel ter behandeling in de Tweede en Eerste Kamer. Vanwege de grote impact van de decentralisatie kunnen we het ons echter niet veroorloven met de voorbereiding te wachten tot deze onzekerheden zijn weggenomen. In dit beleidsplan geven we, voor zover dat op dit moment mogelijk is, aan welke besluiten de gemeente Ede neemt om de decentralisatie in goede banen te leiden. Er resteren vraagstukken die we alleen met meer informatie vanuit de landelijke overheid verder kunnen uitwerken. In de komende periode ligt daar voor de gemeente en haar partners nog een grote uitdaging.
De belangrijkste besluiten die de gemeente moet nemen betreffen de toegang en de toekenning van voorzieningen, het ontwikkelen van ondersteuningsarrangementen, de opdrachtverstrekking voor maatwerkvoorzieningen op basis van subsidiëren of inkoop. De besluitvorming vindt plaats tegen de achtergrond van de wet en regelgeving, het gemeentelijk beleid, de beschikbare budgetten en uiteraard de ondersteuningsbehoefte van mensen met een beperking. In de tekst beschrijven we een aantal cases om inzicht te geven in de doelgroep en ter illustratie en onderbouwing van de keuzes die we maken. Het betreft werkelijke gevallen, maar niet noodzakelijkerwijs uit de gemeente Ede. De indeling van dit beleidsplan is als volgt: In hoofdstuk 1 beschrijven we de wet- en regelgeving en het landelijke beleid. Het budget dat gemoeid is met de decentralisatie vindt u in hoofdstuk 2. Een beeld van de huidige doelgroep, hun vraag en het huidige aanbod vindt u in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 tot en met 7 beschrijven we achtereenvolgens de toegang en toekenning, toekomstig aanbod en opdrachtgeverschap. In deze vier hoofdstukken zitten de beleidskeuzes die Ede maakt. Iedere paragraaf waarin we keuzes maken besluiten we met een kader met daarin de keuzes van de gemeente Ede. Dit om de keuzes overzichtelijk weer te geven. Tot slot gaan we in hoofdstuk 8 in op het belang van cliëntparticipatie.
3
1.
Wet en regelgeving en beleid
1.1.
Decentralisaties
Per 1 januari worden de extramurale begeleiding vanuit de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz), de Participatiewet en de Jeugdzorg naar de gemeenten gedecentraliseerd. Deze decentralisaties gaan gepaard met een substantiële vermindering van de beschikbare middelen. Voor extramurale begeleiding en kortdurend verblijf en persoonlijke verzorging doen burgers nu nog een beroep op de Awbz. Straks kloppen ze, voor een groot deel daarvan, aan bij de gemeente. De gemeente krijgt vanaf 2015 veel meer verantwoordelijkheden voor het ondersteunen van zelfstandig wonende mensen met een beperking. Het vertrekpunt bij het bieden van die ondersteuning is de eigen kracht van de burger en diens sociale netwerk. Daar waar mensen het op eigen kracht niet redden, is er het vangnet van de gemeente. De gemeente biedt mensen (tijdelijk) een oplossing op maat. Ook de intramurale zorg verandert ingrijpend. Het kabinet heeft besloten tot extramuralisering van de lichtere groep in de (Awbz gefinancierde) intramurale zorg. Dit betekent dat zowel ouderen als mensen met een verstandelijke of psychische beperking zo lang mogelijk thuis moeten blijven wonen. Alleen mensen die het echt zelfstandig niet meer redden, krijgen nog een indicatie voor wonen met zorg. Ouderen die voorheen een indicatie voor wonen met zorg kregen met een Zorgzwaartepakket (ZZP) 1 of 2 krijgen nu al geen indicatie meer voor het woongedeelte. Dit geldt straks ook voor de ZZP 3. En voor ZZP 4 geldt, volgens de laatste berichtgeving, dat mensen met een lichamelijke beperking vanaf 2016 ook geen indicatie meer krijgen voor wonen. Ouderen met regieverlies en een ZZP 4 behouden de grondslag wonen. Voor mensen met een psychische of verstandelijke beperking geldt een zelfde beweging. Voor een lichte beperking wordt geen indicatie wonen meer gegeven. Voor mensen die intramuraal verblijven zal de begeleiding vanuit de Awbz gefinancierd blijven. Voor mensen die langer zelfstandig blijven wonen, geldt dat ook zij een beroep gaan doen op door de gemeente gefinancierde ondersteuning. De extramuralisering is geen onderdeel van de decentralisatie, maar door de samenloop met de decentralisatie Awbz is de veranderopgave voor gemeenten wel extra gecompliceerd. 1.2.
Sociaal domein Ede
De gemeente Ede heeft in het najaar van 2013 de notitie Het is mensenwerk! Opgesteld. Daarin wordt beschreven hoe Ede om wil gaan met sturing en toegang binnen het sociaal domein. In het verlengde van die notitie ligt het voorliggende beleidsplan dat toegespitst is op de decentralisatie Awbz.
4
2.
Budget
Met ingang van het jaar 2015 komen de nieuwe Wmo-taken over vanuit de Awbz. Op basis van globale informatie vanuit het regeerakkoord werd uitgegaan van een overkomend budget, dus inclusief korting, van circa 40 miljoen euro. Door het voornemen (brief staatsecretaris van Rijn) om de persoonlijke verzorging voor 95% in de zorgverzekeringswet onder te brengen wordt dit budget gehalveerd tot ca. € 20 miljoen. Dit budget moet met grote voorzichtigheid worden benaderd. We zijn nog steeds in afwachting van nadere informatie over de overkomende middelen van de nieuwe Wmo. Het budget wordt in de komende tijd nog verder beïnvloed door beslissingen op landelijk en lokaal niveau. Ook is er nog veel onduidelijkheid over de gevolgen van de decentralisatie van de 5% vanuit de persoonlijke verzorging die overkomt, de zogeheten ondersteuning bij Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen. Historisch beeld van bestedingen Om toch een beeld te krijgen van de onderdelen van het budget voor 2015 hebben we de beschikbare informatie over de bestedingen op zorg in natura (ZIN) in het jaar 2012 en persoonsgebonden budget (PGB) in het jaar 2011, geanalyseerd. De kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van de functies van de Awbz die gedecentraliseerd worden naar de gemeente Ede betreffen samen 27,2 miljoen euro. Naast 15,6 miljoen euro extramuraal betreft dit 11,6 miljoen euro aan intramurale bestedingen. Dit betreft overigens bestedingen, die in de nieuwe situatie geëxtramuraliseerd worden. Het kabinet wil namelijk de zorg uit de lichtere zorgzwaartepakketten voor nieuwe cliënten in de eigen omgeving laten plaatsvinden. Overzicht kosten naar functie
Zorgvorm Extramuraal BG-GRP: Begeleiding in groepsverband BG-IND: Begeleiding individueel PV: Persoonlijke verzorging VBTYD: Verblijf tijdelijk Subtotaal extramuraal Intramuraal
ZIN
Kosten (in mln. Euro) PGB Vervoer
4,0
1,8
5,9
2,0 1,1 0,2 5,1
0,0 9,9
Totaal
0,6
6,4
0,6
7,9 1,1 0,2 15,6
Geestelijke Gezondheidszorg Gehandicaptenzorg Subtotaal intramuraal
4,8 5,9 10,7
0,9 0,9
0,0
4,8 6,8 11,6
Totaal
20,6
6,0
0,6
27,2
Met inachtneming van de opgelegde korting van 25% komen de verwachte bestedingen in de richting van de beschikbare middelen van ca. 20 miljoen euro. Transitiekosten/Invoeringsbudget Het kabinet stelt budget beschikbaar voor transitie- en invoeringskosten. Deze middelen worden via de algemene uitkering ontvangen. De middelen zijn bedoeld om gemeenten te compenseren voor de (transitie)kosten die samenhangen met de inwerkingtreding van de nieuwe Wmo per 2015. Voor Ede betreft dit voor de periode 2012-2014 een bedrag van 615.000 euro. Deze middelen zijn toegevoegd aan de stelpost decentralisaties. Vanuit deze
5
stelpost zijn, naast de gedeeltelijke bekostiging van de programmakosten, ook pilots en proeftuinen opgestart. Eigen bijdragen De nieuwe Wmo stelt gemeenten in de gelegenheid een eigen bijdrage te heffen op de nieuwe taken. Het staat gemeenten daarbij vrij te bepalen wat de hoogte van die bijdragen is. In de huidige Awbz betalen cliënten een inkomensafhankelijke eigen bijdrage. Voor Ede schatten we dat het daarbij gaat om een bedrag van ongeveer € 0,7 miljoen euro. Regelingen voor financiële compensatie In het Regeerakkoord is afgesproken dat de bestaande regelingen voor financiële compensatie met ingang van 2014 worden afgeschaft. De huidige fiscale voorziening voor chronisch zieken en gehandicapten wordt in aangepaste vorm in de jaren 2014 en verder gehandhaafd. De maatregel wordt wel aangescherpt. Uitgaven waarvoor een voorliggende voorziening bestaat in de Wmo (onder andere uitgaven voor woningaanpassingen) worden van de fiscale aftrek uitgezonderd. Overheveling betreft: 1. Wet tegemoetkoming chronisch zieken – Wtcg 2. Compensatie eigen risico – CER Het budget van bovenstaande regelingen wordt vanaf 2014 dus overgeheveld naar het gemeentefonds. Gemeenten kunnen hiermee gerichter en rechtvaardiger maatwerk bieden door het compenseren van beperkingen met voorzieningen via de Wmo of het geven van directe inkomenssteun via de bijzondere bijstand. De middelen zijn niet geoormerkt en bedragen voor Ede circa 1,5 miljoen euro. MEE cliëntondersteuning De middelen voor MEE, nu nog gefinancierd uit de Awbz, gaan per 2015 over naar de gemeenten. Het budget dat beschikbaar is voor de cliëntondersteuning van mensen die zorg nodig hebben, wordt per 2015 van de organisatie MEE naar gemeenten overgeheveld. Om gemeenten en MEE voor te bereiden krijgt MEE in 2014 de plicht om afspraken te maken met gemeenten. Het budget wordt in 2015 zoveel mogelijk op historische grondslag verdeeld. Per 2016 gaan de middelen voor cliëntondersteuning mee in de objectieve verdeling van het macrobudget Wmo. Over de transitie, de voorwaarden waaronder, en de ondersteuning vindt nog overleg plaats.
6
3.
De doelgroep, vraag en aanbod
3.1.
Doelgroep algemeen
De doelgroep waarvoor de gemeente vanaf januari 2015 verantwoordelijk is bestaat uit mensen met matige tot zeer zware beperkingen. Een gemeenschappelijk kenmerk van deze mensen is hun kwetsbaarheid. Van het begrip “kwetsbaarheid” kan geen sluitende definitie gegeven worden, maar wel een omschrijving. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) omschrijft kwetsbare mensen als: “Mensen met onvoldoende hulpbronnen om op eigen kracht moeilijkheden en tegenslagen te overwinnen en om hun leven vorm te geven op de manier die zij wensen” Met betrekking tot kwetsbaarheid onderscheiden we vijf dimensies: een fysieke, psychische, sociale, financiële en een belevingsdimensie. Uiteraard zijn niet alle mensen die kwetsbaar zijn dit in gelijke mate. Voor de doelgroep van de decentralisatie geldt dat zij hoog scoren op de vijf dimensies van kwetsbaarheid. Gezien de doelgroep en haar ondersteuningsbehoefte is er vaak sprake van samenhang met andere regelingen en beleidsterreinen. Hierbij moeten we een onderscheid maken tussen regelingen die buiten het domein van de gemeente vallen en regelingen en beleidsvelden die daar (op termijn) binnen vallen. Bijna alle mensen die onder de decentralisatie vallen ontvangen ook zorg in het kader van de Zorgverzekeringswet en een groot aantal onder hen zal ook na de decentralisatie gebruik blijven maken van de Awbz. Het betreft dan vooral de verschillende klassen verpleging en behandeling. Afhankelijk van hun leeftijd, problematiek en (arbeids)verleden is de doelgroep van de decentralisatie voor hun inkomen afhankelijk van een groot aantal regelingen. Dit kan de Aow of een inkomen uit de Wsw, een uitkering van het Uwv, de Wwb of de Wajong zijn. De gemeente is verantwoordelijk voor de Wwb en in de toekomst voor de Participatiewet. Deze wet vervangt het voormalige wetsvoorstel Werken naar vermogen. Met uitzondering van de Aow en mensen met een Uwv-uitkering is de doelgroep van de decentralisatie voor hun inkomen (straks) afhankelijk van de gemeente. Dat er sprake is van een samenloop van regelingen wil niet zeggen dat er ook sprake is van een samenloop van voorzieningen. In veel gevallen zullen de regelingen voor arbeidsparticipatie gelden, maar in verband met de kwetsbaarheid van de doelgroep zal er in de meeste gevallen nauwelijks sprake zijn van arbeidspotentie. Het is belangrijk om te realiseren dat het landelijk om een grote groep mensen gaat, maar dat dit op lokaal niveau kan verschillen. Een middelgrote gemeente als Ede heeft te maken met zo’n 1.500 nieuwe cliënten als gevolg van de decentralisatie Awbz. Deze mensen ontvangen nu een grote verscheidenheid aan vormen van ondersteuning. Gezien de diversiteit van de doelgroep van de decentralisatie is het bijzonder moeilijk om de ondersteuningsbehoefte van deze mensen voor de toekomst op voorhand precies vast te stellen. Dit hangt per individu sterk af van de beperking, het gevolg hiervan op het dagelijks leven, de beschikbaarheid van hulp in eigen kring en de mate van zelfredzaamheid. Een dementerende man van 75 met een hartkwaal en een zeer beperkt sociaal netwerk heeft uiteraard een andere ondersteuningsbehoefte dan een jonge vrouw van 35 met psychische problemen. En jongeren met een verstandelijke beperking hebben een andere ondersteuningsvraag dan volwassenen met een psychiatrische stoornis.
7
We illustreren de diversiteit van de doelgroep van de decentralisatie, en hun verschillende ondersteuningsbehoefte, aan de hand van vier voorbeelden: Michiel, Marieke, Karin en mevrouw Janssens Casus Michiel Michiel is een jongen van bijna 8 jaar. Michiel heeft het syndroom van Down en een hartafwijking. Omdat zijn gezondheid verslechterde is hij geopereerd. De operatie is niet helemaal goed gegaan en daarom moest Michiel opnieuw naar het ziekenhuis. De ouders van Michiel moeten voortdurend op hem letten en kunnen de dagelijkse zorg niet gemakkelijk aan een ander uitbesteden. Ook ‘s nachts heeft Michiel zorg en toezicht nodig. Michiel gaat een keer in de maand logeren in een instelling voor kinderen. Dit biedt zijn ouders de gelegenheid even bij te komen en het contact met hun vrienden en familie te onderhouden. Casus Marieke Marieke is een jonge vrouw van 25 jaar en woont met haar ouders in een buitenwijk van de stad. Marieke is vanaf haar geboorte doof en toen ze nog een peuter was werd vastgesteld dat ze leed aan een lichte vorm van autisme. De combinatie van doofheid en autisme heeft een grote invloed op haar ontwikkeling gehad. Door haar doofheid kon ze niet met woorden worden aangesproken en vanwege haar autisme begrijpt ze weinig van sociaal en emotioneel gedrag in haar omgeving. Marieke volgt een zelfstandigheidstraining. Met haar begeleider oefent ze praktische dingen. Ze kan nu zelfstandig met de trein reizen. Casus Karin Karin is 61 jaar en heeft MS (multiple sclerose) en is daardoor steeds meer rolstoelafhankelijk. Met haar man woont ze achter hun kleine supermarkt, met een trap tussen de woonetage en de winkel. Twee volwassen kinderen wonen buiten de gemeente. Karin heeft huishoudelijk hulp. Om niet te snel achteruit te gaan, is het belangrijk dat zij minstens drie keer in de week gaat zwemmen. Casus mevrouw Janssens Casus mevrouw Janssens Mevrouw Janssens is 75 jaar. Ze is getrouwd en woont met haar man in een eengezinswoning. Sinds 2 jaar heeft mevrouw de ziekte van Alzheimer. Haar situatie wordt langzaam slechter. Mevrouw Janssens kan geen moment alleen gelaten worden. Opstaan, douchen en aankleden kan zij niet meer zelfstandig. De heer Janssens is 80 jaar en kan de zorg voor zijn vrouw niet meer aan. Door alle spanning werd hij ziek en moest zelfs in het ziekenhuis worden opgenomen. Mevrouw is toen in een verpleeghuis geplaatst. Nu wordt gezocht naar een plek op een zorgboerderij waar mevrouw overdag naar toe kan. Om binnen de Awbz in aanmerking te komen voor een voorziening moet er sprake zijn van (gezondheids)problematiek. Dit wordt een grondslag genoemd. Binnen de Awbz zijn er zes grondslagen: Somatiek Psychogeriatrisch Psychiatrisch Lichamelijke handicap 8
-
Verstandelijke handicap Zintuiglijke handicap
De doelgroep van de decentralisatie kan op basis van deze grondslagen ingedeeld. Wat dit voor Ede betekent laten we zien in paragraaf 3.2. 3.2.
Doelgroep Ede
Zoals gezegd bestaat de doelgroep van de decentralisatie uit mensen met matige en zware beperkingen. In onderstaande tabel wordt voor Ede de totale doelgroep van de decentralisatie, onderverdeeld naar subgroepen, gepresenteerd. De indeling is gebaseerd op de Awbz grondslagen Indeling van de totale doelgroep decentralisatie onderverdeeld naar begeleiding, groep en individueel.
Klantgroep 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Somatiek 0-64 Somatiek 65-74 Somatiek 75+ Psychogeriatrisch Psychische stoornis Verstandelijke handicap (kinderen) Verstandelijke handicap Zintuiglijke handicap Lichamelijke handicap Totaal;
BG – groep/individueel 60 35 155 110 580 160 225 90 110 1.525
Het betreft in totaal 1.525 mensen die begeleiding (groep of individueel) ontvangen. Het betreft zowel zorg in natura als persoonsgebonden budgetten. De groep die een aanspraak op de ondersteuning bij de ADL vanuit de Wmo kan gaan doen is in bovenstaande schatting nog niet meegenomen. De omvang van deze groep is op basis van de informatie die voorhanden is niet goed in te schatten. 3.3.
Huidig aanbod algemeen
De ondersteuningsbehoefte van de doelgroep van de decentralisatie verschilt per subgroep en vaak zelfs per individu. Daarom is de huidige dienstverlening gevarieerd. Sommige voorzieningen zijn op gemeentelijk niveau georganiseerd en anderen op regionaal niveau. Voor een kleine groep mensen met een zeer bijzondere ondersteuningsbehoefte zijn er bovenregionale voorzieningen. Dit geldt bijvoorbeeld voor mensen met een niet aangeboren hersenafwijking, zintuiglijk gehandicapten, volwassenen en kinderen met een verstandelijke beperking en gedragsproblemen, mensen in de maatschappelijke- of vrouwenopvang. Maar het betreft ook palliatieve zorg en kortdurend verblijf in een zorginstelling. Het huidige aanbod aan Awbz voorzieningen is enorm. Het gaat om tientallen producten die door een groot aantal aanbieders wordt aangeboden. Met betrekking tot de doelgroep van de decentralisatie gaat het in hoofdzaak om voorzieningen die we in algemene zin kunnen omschrijven als: begeleiding, kortdurend verblijf en persoonlijke verzorging
9
Begeleiding individueel In de Awbz wordt begeleiding geïndiceerd als groepsvoorziening (dagbesteding) of als individuele begeleiding. Individuele begeleiding richt zich vooral op het ondersteunen van zelfredzaamheid in het dagelijks leven. Denk aan ondersteuning bij praktische dingen als administratie, regie op het eigen leven en zelfstandig wonen. Maar ook het aanleren van sociale vaardigheden en terugval preventie valt onder individuele begeleiding. Begeleiding groep (dagbesteding + vervoer) Dagbesteding voor volwassenen beslaat een breed palet van ondersteuning. Dagbesteding wordt bijvoorbeeld ingezet om verwaarlozing te voorkomen, voor het behouden van een dagstructuur (dag- en nachtritme, voedselinname) en om vaardigheden te behouden. Voor mensen met psychische problemen of een verstandelijke handicap richt dagbesteding zich op het opbouwen van een werkritme en het leren samenwerken met anderen. Maar dagbesteding kan ook ingezet worden bij de begeleiding van mensen die niet kunnen werken in een normaal dienstverband. Kortdurend verblijf Kortdurend verblijf (ook wel logeeropvang) wordt voor diverse doelgroepen om verschillende redenen ingezet. Voor ouders met kinderen of jongeren met gedragsproblemen wordt kortdurend verblijf ingezet als een vorm van respijtzorg om ouders tijdelijk te ontlasten. Maar kortdurend verblijf wordt ook ingezet voor mensen met een zorgvraag waarbij 24 uur toezicht nodig is. Het betreft dan mensen die voor een korte tijd opgenomen worden in een verpleegof een verzorgingstehuis. Bijvoorbeeld voor ouderen met dementie. 3.4.
Huidig aanbod Ede
Begeleiding en kortdurend verblijf wordt in Ede door een groot aantal verschillende aanbieders aangeboden. Een klein deel van die aanbieders is echter verantwoordelijk voor het grootste deel van de uitvoering. Om u een indruk te geven, ruim 81% van alle individuele begeleiding wordt geboden door 10 aanbieders en 71% van alle begeleiding groep wordt geboden door 10 aanbieders (zie bijlage 1). Kortdurend verblijf De samenwerkende gemeenten in de regio FoodValley hebben met het oog op de decentralisatie een onderzoek laten doen naar kortdurend verblijf in de regio. Het doel van het onderzoek was om zicht te krijgen op de verhouding tussen vraag en aanbod, de kosten, de kwaliteit en alternatieve oplossingen. Enkele conclusies uit dat onderzoek zijn: Stimuleer samenwerking Zoek (boven) regionale voorzieningen Kies voor een zelfde systematiek van financiering en verantwoording Investeer in het maatwerkgesprekken Investeer aan de voorkant Koppel deskundigheid Zie kortdurend verblijf als een van de mogelijke vormen/onderdelen van respijtzorg. Wat opvalt in de cijfers is dat kinderen meer gebruik maken van de logeeropvang dan volwassenen, het is dan ook goed om hier een verbinding met jeugdzorg te maken. Aanbieders in de regio zijn zowel grotere zorginstellingen als kleinere aanbieders zoals zorgboerderijen. 10
Voor ouderen is er voldoende opvang bij reguliere instellingen, maar voor mensen met een lichamelijke handicap en niet aangeboren hersenletsel is er zeer beperkt kortdurend verblijf beschikbaar.
11
4.
Toegang en toekenning
De organisatie van de toegang en de toekenning is voor cliënten, aanbieders en de gemeente belangrijk omdat de manier waarop dit georganiseerd wordt de ‘sturing op de vraag’ regelt. Toegang en toekenning zijn niet het zelfde. De toegang organiseert waar, hoe en wanneer een cliënt in aanmerking komt voor een passend ondersteuningsarrangement. Onder een ondersteuningsarrangement verstaan we de sociale infrastructuur rond de cliënt, de inzet van algemene voorzieningen, bijvoorbeeld het welzijnswerk, en de inzet van maatwerkvoorzieningen. Het begrip ‘maatwerkvoorziening’ vervangt in de Wmo het begrip ‘individuele voorzieningen’, zoals rolstoelen of hulp bij het huishouden. De toekenning regelt via de verordening en de afgifte van een beschikking de formele, juridische, toegang tot maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wmo. Vanuit het perspectief van de gemeente is de organisatie van de toekenning van groot belang vanwege juridische en financiële overwegingen. De decentralisatie Awbz gaat gepaard met forse kortingen en de Wmo is per definitie een open einde regeling met alle risico’s van dien. 4.1.
Huidige toegang en toekenning
De toegang en de toekenning van de huidige Wmo maatwerkvoorzieningen loopt alleen via het Wmo-loket. Het Wmo loket regelt op grond van de verordening de toegang en de toekenning van Wmo voorzieningen als een woonvoorziening, hulp bij het huishouden, een parkeervergunning, een rolstoel of een Wmo pas voor de Regiotaxi. Het aantal mensen dat nu een voorziening via het Wmo loket ontvangt is ruim 5.500. Met de decentralisatie komt het aantal (potentiële) klanten van het Wmo loket op bijna 7.000. 4.2.
Toekomstige toegang en toekenning
Met de decentralisatie van Begeleiding en Kortdurend verblijf komt het aantal (potentiële) klanten van het Wmo loket op bijna 7.000 De positie van de gemeente als toekenningspoort tot maatwerkvoorzieningen wordt gecontinueerd. Dit betekent dat de gemeente ook na de decentralisatie verantwoordelijk is voor het afgeven van een beschikking voor een maatwerkvoorziening. De beschikking regelt immers de formele toekenning, waartegen altijd beroep aangetekend kan worden. Dit is in lijn met de conceptwettekst van de nieuwe Wmo. De gemeente Ede hecht er belang aan dat ondersteuningsarrangementen breed toegankelijk zijn. De uitgangspunten voor de toegang tot voorzieningen zijn geformuleerd in de nota ‘Het is mensenwerk’. Ede kiest voor een variant op het regisseursmodel. De regisseurs vormen de spil in het regisseursmodel. Een burger krijgt naar gelang de aard van de vraag een consulent / regisseur in het gemeentelijk loket, een regisseur in het sociaal team of een regisseur bij een aanbieder. Samen stellen zij een ondersteuningsarrangement samen. Ede kiest voor opdrachtgeverschap op verschillende niveaus. Dit betekent dat we op onderdelen aanbieders contracteren om de rol van regisseur (en uitvoerder) te vervullen. Gemeentelijk sturen we dan op macroniveau, via budget, monitoring en verantwoording. Op andere onderdelen vervullen we gemeentelijk zelf de regisseursrol, dan stuurt de gemeente direct op cliëntniveau. Daar waar aanbieders van zorg en welzijn de rol van regisseur vervullen maken we afspraken over gedelegeerd opdrachtgeverschap. Onder gedelegeerd opdrachtgeverschap verstaan we de afspraken die we met aanbieders maken om namens de gemeente maatwerkvoorzieningen in te zetten. We hebben daarbij oog voor de juridische en financiële risico’s die mandatering met zich mee brengt. 12
De gemeente regisseert op deze wijze altijd de regisseurs, of die nu vanuit de gemeente of vanuit een aanbieder worden ingezet. Het zal voorkomen dat burgers niet altijd tevreden zijn met het maatwerkgesprek of ondersteuningsarrangement. Wij beraden ons er op om voor die situaties de mogelijkheid van een ombudsachtige functie/ second opinion in te richten. De gemeente Ede denkt bij gedelegeerde toekenning bijvoorbeeld aan burgers die langdurige zorg ontvangen waarin weinig schommelingen of progressie voorzien is, zoals verstandelijk gehandicapten of bepaalde groepen ouderen. Maatschappelijke organisaties als kerken en sportclubs gaat Ede helpen om in het kader van de ondersteuning die zij aan burgers bieden professioneel en specialistisch advies uit de eerste en tweede lijn beter te benutten. De gemeente kan voor hen die ondersteuning toegankelijk maken. De gemeente Ede leert door te doen. In dat kader ‘oefenen’ we op dit moment met gedelegeerde toekenning in een aantal experimenten binnen onze gemeentegrenzen zoals de proeftuin Hervorming Langdurige Zorg (Opella, Vilente, Icare, Buurtzorg) en de vier pilots Awbz (onder andere Welstede, Arta, Eleos, de Medewerker en maatschappelijke organisaties). We ontwikkelen daar nieuwe werkwijzen, ondersteuningsarrangementen en samenwerkingsmogelijkheden. De uitkomsten van de proeftuin en de pilot gebruiken we om, in overleg met aanbieders en maatschappelijke organisaties, het gedelegeerde opdrachtgeverschap verder vorm te geven. Bij de toegang tot meervoudige ondersteuningsarrangementen speelt het zogenaamde maatwerkgesprek een belangrijke rol. Een maatwerkgesprek heeft als doel om samen met de cliënt een ondersteuningsarrangement op te stellen met daarin een of meerdere maatwerkvoorzieningen uit de Wmo. Met behulp van een maatwerkgesprek wordt eerst het sociale netwerk van de cliënt in kaart gebracht, vervolgens worden de beschikbare algemene voorzieningen geïnventariseerd en pas daarna wordt besloten tot het aanvragen (en eventueel toekennen) van een maatwerkvoorziening. Dit is voor de WMO de concretisering van het ondersteuningsplan en het regisseursmodel uit de nota Het is mensenwerk. Maatwerkgesprekken zijn een goed instrument bij het vaststellen van een breed en meervoudig ondersteuningsarrangement. Veel enkelvoudige maatwerkvoorzieningen, bijvoorbeeld de aanvraag voor een Wmo pas voor de regiotaxi, kunnen echter ook telefonisch of digitaal afgehandeld worden.
13
De gemeente Ede kiest voor: - Toekenning maatwerkvoorzieningen via het Wmo loket. - De mogelijkheid van gedelegeerd opdrachtgeverschap. - Maatwerkgesprek als vertrekpunt voor het samenstellen van meervoudige ondersteuningsarrangementen. - Maatwerkgesprekken worden door de gemeente, sociale teams en aanbieders gevoerd. - Alle partijen die een maatwerkgesprek voeren teneinde een meervoudig ondersteuningsarrangement samen te stellen volgen dezelfde systematiek om het gesprek te voeren en hetzelfde format om het arrangement te beschrijven. - Enkelvoudige aanvragen voor maatwerkvoorzieningen kunnen telefonisch of digitaal door het Wmo loket afgehandeld worden. - In 2014 maakt de gemeente Ede keuzes voor onder meer: de systematiek voor het voeren van een maatwerkgesprek het format voor de beschrijving van een ondersteungingsarrangement de criteria voor de toekenning van maatwerkvoorzieningen (verordening) de route voor complexe ondersteuningsvragen waarbij externe deskundigheid noodzakelijk is.
14
5.
5
Uitgangspunten toekomstig ondersteuningsarrangement
5.1
Aanbod en keuzevrijheid
Paragraaf 3.4 over het huidig aanbod in Ede illustreert de grote verscheidenheid aan aanbieders in Ede en omgeving die op dit moment actief zijn op de taken die overkomen. Veel gemeenten kennen net als Ede een breed veld van aanbieders. Sommige gemeenten sturen aan op een reductie van het aantal aanbieders om overzichtelijker, eenduidiger en efficiënter te werken. In de gemeente Ede kiezen we voor een andere koers. Ede kiest expliciet voor dat brede palet van aanbieders. Op die manier is het mogelijk burgers de keuzevrijheid te geven die past bij een regio met een grote diversiteit aan levensovertuigingen. Begeleiding is een algemene term voor tientallen producten die binnen de Awbz worden aangeboden. In plaats van producten willen we na de decentralisatie werken aan ondersteuningsarrangementen. Een ondersteuningsarrangement is breder van opzet dan de huidige Awbz producten en doet daardoor meer recht aan de vraag van de cliënt. Onder een ondersteuningsarrangement verstaan we een samenhangend pakket dat bestaat (of kan bestaan) uit het sociale netwerk van de cliënt, algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen, zoals formeel binnen de Wmo gedefinieerd. 5.2
Ondersteuningsarrangementen
We spreken in algemene zin over ondersteuningsarrangementen. Bij het ontwikkelen hiervan is het belangrijk om steeds rekening te houden met de achtergrond van een cliënt of een groep cliënten. Een ondersteuningsaanbod voor een alleenstaande dementerende man van 80 is anders opgebouwd dan een arrangement voor een jongere met psychische problemen die nog een beroep kan doen op zijn ouders of andere familieleden. Het ontwikkelen van ondersteuningsarrangementen vindt nadrukkelijk plaats in open dialoog met aanbieders, overkoepelende raden en binnen de context van experimenten, pilots en nieuwe samenwerkingsverbanden. Denk bijvoorbeeld aan de Proeftuin Hervorming Langdurige Zorg (HLZ), de pilot met de twee sociale teams en de pilot integrale toegang. Een ondersteuningsarrangement bestaat in principe uit een keuze uit de 4 componenten: Sociaal netwerk en informele zorg Algemene voorzieningen Collectieve voorzieningen Individuele voorzieningen (Wmo maatwerkvoorzieningen)
Bij het aanbieden van een ondersteuningsarrangement wordt het volgende uitgangspunt gehanteerd: Eerst eigen netwerk, dan algemeen, dan collectief en dan pas individueel. 5.3
Mantelzorg
Binnen de toekomstige ondersteuningsarrangementen is een belangrijke rol weggelegd voor het sociale netwerk van burgers en voor informele zorg. Om die reden wil de gemeente Ede eigen kracht stimuleren. Wij doen dit door in te zetten op mantelzorgondersteuning en het ondersteunen van vrijwilligersinitiatieven. Mantelzorgondersteuning/steunpunt mantelzorg is in Ede ondergebracht bij De Medewerker. Deze vorm van ondersteuning bestaat uit een combinatie van individuele ondersteuning van mantelzorgers en collectieve ondersteuning in de vorm van bijvoorbeeld mantelzorgsalons. Waar we ons vooral op richten is kennis delen met organisaties waar mantelzorgers deel van uitmaken, zoals zorginstellingen. De ondersteuning van mantelzorg moet een door de gemeenschap gedragen taak worden. Dat wil zeggen een taak die wordt uitgevoerd door gemeente/overheid, De Medewerker, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. 15
5.4
Maatwerkvoorziening
In de Wmo wordt gesproken over ‘maatwerkvoorzieningen’. De toekenning van maatwerkvoorzieningen heeft een formele status en wordt geregeld binnen de verordening. De gemeente is dus verplicht om cliënten, die hier formeel voor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening aan te bieden. Maatwerkvoorzieningen worden door de gemeente ingekocht bij aanbieders. Bij de keuze van aanbieders is de manier waarop aanbieders er op een verantwoorde wijze in slagen het beroep op de WMO voorzieningen te beperken een van de selectiecriteria. Wij zullen dat beoordelen door te bepalen in welke mate bij de maatwerkvoorziening gebruik is gemaakt van eigenkracht en de inzet van vrijwilligers en mantelzorgondersteuning. Wij beoordelen het aanbod tevens aan de hand van het substitutiecriterium. Dat wil zeggen de wijze waarop specialistische zorg uit bijvoorbeeld de tweede lijn vroegtijdig in het hulpverleningsaanbod wordt ingezet. Het ‘naar voren’ halen van kortdurende specialistische hulp in plaats van ‘verwijzen naar’ heeft zowel een preventief als kostenbesparend effect. Met de decentralisatie van de Awbz wordt het product dagbesteding vervangen door een maatwerkvoorziening. De gemeente kan er voor kiezen om de huidige producten dagbesteding onder de titel maatwerkvoorziening in te kopen. De financiële mogelijkheden daarvoor zijn beperkt. Daarom zetten we met de huidige aanbieders en maatschappelijke organisaties in op het ontwikkelen van nieuwe arrangementen, waarbij ook het meer benutten van organisaties en activiteiten in de wijk, samenwerken met bedrijfsleven, het snijvlak van dagbesteding en arbeid alle aandacht hebben. De gemeente Ede kiest voor - Stimuleren van 2de lijn naar 1ste lijn, van 1ste lijn naar 0de lijn. - Het ontwikkelen van nieuwe vormen van dagbesteding: in de wijk, samen met bedrijfsleven en op het snijvlak van dagbesteding en arbeid. - Stimuleren eigen kracht door ondersteuning mantelzorgondersteuning en vrijwilligersinitiatieven. - Contracteren en subsidiëren van aanbieders die beroep op Wmo voorzieningen beperken.
5.5
Sturen op maatschappelijke effecten
Daarom kiest de gemeente Ede met betrekking tot inkoop van maatwerkvoorzieningen voor een sturing op basis van maatschappelijke effecten. Dit betekent dat de gemeente niet de inspanning van een aanbieder inkoopt, maar de resultaten die geboekt worden met betrekking tot het maatschappelijk effect dat we willen bereiken. De gemeente legt de aanbieder niet op hoe en hoe vaak een handeling moet worden uitgevoerd, maar wat het maatschappelijk effect van zijn inspanning moet zijn. Bijvoorbeeld, de mate van zelfredzaamheid, maatschappelijke deelname of het onderhouden van sociale contacten. De maatschappelijke effecten van de maatwerkvoorzieningen stelt de gemeente niet eenzijdig vast. In een constructieve dialoog tussen aanbieders en gemeente willen we de maatschappelijke effecten per maatwerkvoorziening definiëren. Bij deze dialoog hebben beide partijen belang. De aanbieders helpen de gemeente, zodat niet gevraagd wordt wat niet geleverd kan worden of wat teveel eisend is. Het maatschappelijke effect kan niet voor de totale doelgroep van de decentralisatie worden vastgesteld. Daarvoor is de ondersteuningsvraag van de verschillende subgroepen van de decentralisatie te heterogeen. Bijvoorbeeld, het maatschappelijk effect van een maatwerkvoorziening voor een eenzame oudere met somatische klachten is een andere dan voor iemand met een verstandelijke beperking. En verder is er natuurlijk per cliënt altijd sprake van maatwerk. 16
Een methode om zoveel mogelijk op maatschappelijke effecten te sturen is de participatiematrix. Voor verschillende doelgroepen wordt door de gemeente in dialoog met aanbieders vastgelegd waar het streven van een maatwerkvoorziening op gericht is. Belangrijk is de nuancering dat deze matrix helpt bij het verkrijgen van inzicht in het gewenste maatschappelijke effect hoofdlijnen. Per cliënt blijft het maken van afspraken natuurlijk maatwerk en kan de praktijk per geval verschillen. Hieronder geven we voor een paar subgroepen een voorbeeld van een primitieve participatiematrix. In dit voorbeeld is het maatschappelijk effect voor cliënten van 75 jaar en ouder met een somatische problematiek sociale contacten, terwijl voor de groep mensen met een verstandelijke beperking het maatschappelijk effect gericht is op zelfstandig functioneren, sociale contacten, opdoen van vaardigheden en voorzien in eigen inkomen. Uiteraard kan het aantal velden worden uitgebreid, bijvoorbeeld waar de uitvoering gerealiseerd moet worden, op wijk- of regionaal niveau. Sturing
Zelfstandig functioneren
Somatiek > 75 jaar Psychogeriatrisch Mensen met een verstandelijke handicap Mensen met een lichamelijke handicap
Sociale contacten
Opdoen van vaardigheden
Voorzien eigen inkomen
x x x
x
x
X
x
x
x
X
De gemeente Ede kiest voor: - Sturing op basis van maatschappelijke effecten. - De participatiematrix als instrument.
5.6
Kwaliteit
In de conceptwettekst Wmo staat het volgende vermeld over kwaliteit: -
Gemeenten zijn verplicht om periodiek een plan en verordening vast te stellen waarin zij de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning borgen. Gemeenten formuleren eisen aan de kwaliteit van voorzieningen en beroepskrachten. De gemeenten zullen hierbij steunen op landelijke professionele kwaliteitsstandaarden voor aanbieders. De gemeente bepaalt in de verordening welke eisen zij stelt aan de afhandeling van klachten van een cliënt over gedragingen van een aanbieder. Aanbieders worden verplicht om over een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te beschikken. Aanbieders worden verplicht om voor personen die beroepsmatig in contact kunnen komen met cliënten een verklaring omtrent gedrag (VOG) te hebben.
Het wetsvoorstel draagt gemeenten op toezicht op de uitvoering van de wet te houden. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) zal belast worden met het directe toezicht op de aanbieders van de maatschappelijke ondersteuning. Het kader voor dit toezicht vormen de landelijk te ontwikkelen professionele kwaliteitstandaarden voor de (individuele) maatwerkvoorzieningen.
17
Deels zullen kwaliteitsnormen landelijk worden bepaald en getoetst. Maar ook lokaal kunnen we hierop sturen: - Ontwikkelen van regionale/lokale kwaliteitsnormen. Naast de landelijke normen kunnen gemeente ook regionale/lokale eisen stellen. Denk aan de mogelijkheid dat cliënten kunnen kiezen voor identiteitsgebonden ondersteuning. - Resultaatgerichte financiering: Gemeenten zullen die aanbieders willen contracteren die resultaatgericht werken en kunnen aantonen een actieve bijdrage te leveren aan de beoogde maatschappelijke resultaten (participatie en zelfredzaamheid, met inzet van eigen kracht en sociaal netwerk). - Gemeenten kunnen aan aanbieders vragen ervaringen vanuit het klantperspectief te onderzoeken en te rapporteren. Het idee is dat mensen zelf kunnen aangeven wat zij aan de ondersteuning hebben gehad. - Gemeenten kunnen in de inkoopprocessen zelf kiezen hoeveel waarde ze toekennen aan kwaliteitsaspecten ten opzichte van de prijs. De gemeente wil in samenspraak met aanbieders en cliëntvertegenwoordigers de kwaliteitscriteria vaststellen. Per kwaliteitscriterium formuleren we de indicatoren en het meetinstrument waarmee de resultaten kunnen toetsen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een kwaliteitsmatrix. Voorbeeld van een kwaliteitsmatrix Kwaliteit Afspraken nakomen Uitvoeringskwaliteit
Resultaat kwaliteit Administratie
Indicatoren Tijdig inleveren Tevredenheid dienstverlening Houding Niveau van ….. Verantwoording
Methode van meten Clientinterviews Panelgesprel Monitorgesprek cliënt Steekproefcontrole Accountsverklaring
De gemeente Ede kiest ervoor: - Om op het gebied van kwaliteit aan te sluiten bij landelijke wet-enregelgeving en professionele kwaliteitsstandaarden. - Om samen met aanbieders en cliëntvertegenwoordigers de kwaliteitscriteria vast te stellen en daarbij de kwaliteitsmatrix te hanteren.
18
6
Toekomstig aanbod
In de voorbereiding op de decentralisatie Awbz heeft de gemeente Ede tot op heden een intensieve dialoog gevoerd met aanbieders van ondersteuning en welzijn, MEE, Menzis, cliëntenraden en gemeenten in de regio. In eerste instantie was dat met de intentie om de aanbieders, het aanbod en de doelgroepen te leren kennen. Gaandeweg is de focus van de bijeenkomsten, gesprekken en experimenten verlegd naar productinnovatie en het gezamenlijk ontwikkelen van nieuwe werkwijzen. Het resultaat van die inspanningen is dat de gemeente Ede samen met haar partners een aantal experimenten en onderzoeken heeft opgestart (onder meer de proeftuin HLZ, pilots Awbz en het onderzoek logeeropvang). Daarnaast zijn er initiatieven ondersteund en opgestart met partners die in de komende periode verder worden uitgewerkt. Denk aan het initiatief van een aantal aanbieders van begeleiding voor ouderen om gezamenlijk tot productinnovatie te komen. Ook in de komende periode tot 1 januari 2015 belegt Ede gesprekken en bijeenkomsten met aanbieders van ondersteuning en welzijn, het Zorgkantoor, burgers en overkoepelende raden. We faciliteren en entameren zo ontmoetingen en mogelijkheden tot co-creatie tussen en met aanbieders, bedrijfsleven, burgers en gemeente. 6.1
Aanbod 2015
In het conceptwetsvoorstel wordt gesproken van een overgangsrecht. De strekking van het overgangsrecht is dat bestaande Awbz-cliënten in beginsel hun oude rechten houden tot eind 2015. De nieuwe Wmo taken komen echter al per 1 januari 2015 over. De verwachting is dat veel van de huidig geïndiceerden ervoor kiezen gebruik te maken van hun oude rechten. Daarom verwachten we dat we maar een beperkt aantal huidig geïndiceerden een aanbod te hoeven doen. Daar waar de gemeente dezelfde dienstverlening inkoopt wordt dat voor 25% minder ingekocht bij de huidige aanbieders. Alle nieuwe cliënten en alle geïndiceerden die in aanmerking willen komen voor een aanbod kunnen kiezen tussen het bestaande en een nieuw aanbod. De gemeente Ede kiest ervoor om in 2015 een aanbod te doen aan: - Indien mogelijk huidige geïndiceerden die gebruik willen maken van het nieuwe aanbod; - Huidige geïndiceerden wiens indicatie in de loop van 2015 verloopt; - Nieuwe cliënten 6.2
Oplossingen vanuit de nieuwe Wmo
De onderstaande casus geeft de oplossingsrichting aan die we in Ede vanaf 1 januari 2015 in willen gaan zetten. Casus Wendy Wendy is een opgewekte vrouw van 27 jaar. Zij is geboren met het syndroom van Down. Sinds twee jaar woont Wendy met een PGB in een woongemeenschap voor verstandelijk gehandicapten. Hier heeft ze haar eigen appartement. Voor Wendy is het belangrijk dat er altijd iemand in de buurt is die haar kan helpen kleine, dagelijkse problemen op te lossen.
19
Het is 7 maart 2015. Tijdens een maatwerkgesprek met de gemeente stelt Wendy samen met haar ouders en een regisseur van de gemeente een ondersteuningsarrangement samen. In plaats van de individuele en groepsbegeleiding die ze voorheen uit de Awbz kreeg toegewezen worden nu andere vormen van ondersteuning ingezet. Vanuit de Wmo gedachte wordt er ingezet op maatschappelijke participatie. Door een vorm van dagbesteding te integreren met een vorm van bemiddeling naar betaald werk en door vanuit de Wmo/Participatiewet intensieve begeleiding in te zetten zou Wendy in de bediening aan de slag kunnen. Om zelfstandig te kunnen functioneren zal Wendy afhankelijk blijven van een vorm van individuele woonbegeleiding. De professionele begeleider van Wendy wordt bijgestaan door een vrijwilligster die op twee vaste dagen in de week haar diensten aanbiedt. 6.3
Bijzondere doelgroepen
Bijzondere aandacht verdienen de bijzondere doelgroepen binnen de totale doelgroep van de decentralisatie. Het betreft mensen met een niet aangeboren hersenafwijking, zintuiglijk gehandicapten en volwassenen en kinderen met een verstandelijke beperking en gedragsproblematiek. Een goed voorbeeld van iemand uit deze bijzondere doelgroep is Pieter Casus Pieter Pieter is een man van 48 jaar. Door een ongeluk raakte een ader in zijn hals bekneld. Tijdens zijn revalidatie bleek dat hierdoor hersenletsel ontstaan was. Sinds een jaar woont Pieter in een instelling voor mensen met een lichamelijke handicap. Hij ontvangt begeleiding bij de zorg voor zichzelf. Elke dag bespreekt zijn begeleider samen met Pieter wat hij die dag gaat doen. De dienstverlening aan deze groep is regionaal georganiseerd. Gezien de complexiteit van de doelgroep gaat de voorkeur van de gemeente er naar uit met de aanbieders van dienstverlening, en in overleg met de regiogemeenten, voor deze doelgroep apart afspraken maken. Ede brengt dat in in de regio FoodValley De gemeente Ede kiest er voor: - Om de dienstverlening voor bijzondere doelgroepen op regionaal niveau, en in overleg met de regiogemeenten, te organiseren en de dienstverlening in te kopen. 6.4
Ondersteuning bij de Algemene dagelijkse levensverrichtingen
Uit de brief van staatsecretaris van Rijn van 6 november jl. wordt duidelijk dat de persoonlijke verzorging per 2015 niet naar de nieuwe Wmo gedecentraliseerd wordt, maar grotendeels (95%) naar de Zorgverzekeringswet. Het betreft cliënten met somatische problematiek. Slechts verzorging voor mensen met cognitieve problemen (5%) gaat naar de Wmo. Daarmee wordt ondersteuning bij de Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) onder de Wmo gebracht. Het betreft echter een moeilijk te definiëren doelgroep die een zintuigelijke, psychische of verstandelijke beperking heeft. De knip die wordt aangebracht, tussen het leveren van lijfsgebonden zorg enerzijds en begeleiding en aansturing om ADL handelingen zelf uit te voeren, draagt mogelijke uitvoeringsproblemen en afschuifrisico’s met zich mee. De komende periode onderzoeken wij de gevolgen van deze wijziging.
20
6.5
Persoonsgebonden budget
De mogelijkheid voor cliënten om een Persoonsgebonden budget (PGB) aan te vragen is wettelijk verankerd in de Wmo. Het toekennen van een PGB is geregeld in de verordening en de toekenningscriteria zijn dezelfde als voor zorg in natura. Aan het toekennen van een PGB is in de Wmo wel de beperking verbonden dat de aanvrager in staat moet zijn om de juridische en administratie verplichtingen die met een PGB verbonden zijn na te komen. De tarifering van het PGB en de kwaliteitseisen worden in de verordening opgenomen. Het PGB stimuleert eigen regie en oplossingen, ook andere oplossingen dan gemeente en aanbieders kunnen realiseren. Ede staat toe dat een toegekend PGB door de cliënt uitgegeven wordt binnen zijn sociale netwerk of zijn gezin. Ede stelt wel een eigen norm op voor Gebruikelijke zorg, oftewel de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. De gemeente Ede kiest voor: - De gemeente staat toe dat een toegekend PGB door de cliënt uitgegeven wordt binnen zijn sociale netwerk of zijn gezin. - Het opstellen van een norm voor gebruikelijke zorg. 6.6
Eigen bijdrage
In de nieuwe wet kan voor alle voorzieningen een eigen bijdrage worden opgelegd. Voor maatwerkvoorzieningen is dit veelal een inkomensafhankelijke eigen bijdrage. Als uit het maatwerkgesprek blijkt dat er sprake is van een hoog inkomen kan met deze aanvragers een gesprek worden gevoerd over de mogelijkheden die men zelf heeft om de gevraagde ondersteuning te organiseren. Nieuw is dat ook voor rolstoelen, woningaanpassingen en hulpmiddelen voor kinderen een eigen bijdrage mag worden gevraagd en de termijn van maximaal 3 jaar voor het betalen van een eigen bijdrage voor woningaanpassingen is losgelaten. De eigen bijdrage mag doorlopen totdat de kostprijs van de voorziening is bereikt. Voor gemeenten betekent dit dat zij meer inkomsten kunnen genereren. Voor algemene voorzieningen kan alleen een niet-inkomensafhankelijke bijdrage worden gevraagd. Gemeenten mogen zelf een bijdrage vragen tot maximaal de kostprijs van de voorziening. Gemeenten hebben de mogelijkheid om een korting te geven op de algemene voorziening bijvoorbeeld door middel van stadspassen. Deze eigen bijdrage wordt niet door het CAK geïnd maar door de gemeente zelf. De gemeente Ede kiest voor: - Het heffen van een inkomensafhankelijke eigen bijdrage. - Het vragen van een eigen bijdrage voor enkele in de verordening op te nemen algemene voorzieningen. - In 2014 besluit de gemeente hoe de systematiek van eigen bijdragen vorm gegeven wordt. 6.7
Vervoer
Vervoer is binnen de Awbz een belangrijk onderdeel van het product dagbesteding. Als gevolg van een eerder opgelegde bezuiniging op de vervoerkosten hebben Awbz instellingen besparingen op het vervoer doorgevoerd. Denk in dit verband vooral aan dagbesteding dicht bij huis en bloktijden. 21
Awbz vervoer maakt deel uit van het doelgroepenvervoer, zoals leerlingenvervoer en de Wmo regiotaxi. Door middel van gerichte maatregelen werkt de gemeente aan een reductie van de vraag naar vervoer. We doen dit door het toegankelijk maken van haltes en bussen van het reguliere openbaar vervoer, het aanbieden van trainingen in het gebruikmaken van het openbaar vervoer, de inzet van vrijwilligers, de ontwikkeling van nieuwe vervoersconcepten (bijvoorbeeld, servicebus Ede) en het indicatiebeleid. Door vervoer slimmer te organiseren bedienen we onze inwoners beter en blijft het financieel ook mogelijk kwetsbare inwoners maatwerk te bieden. Op regionaal niveau onderzoeken we de mogelijkheden tot bundeling van vervoer en de mogelijke inrichting van een regionale mobiliteitscentrale. De gemeente Ede kiest voor: - De organisatie van vraagreductie op lokaal niveau, en op regionaal niveau voor de volgtijdelijke bundeling van vervoer en de mogelijkheden van een regionale mobiliteitscentrale. 6.8
Maatwerkvoorziening ter vervanging chronisch ziekenregelingen
Het kabinet introduceert een maatwerkvoorziening ter vervanging van de compensatie eigen risico (CER), de aftrek specifieke zorgkosten in de inkomstenbelasting en de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg). Het budget wordt overgeheveld naar het brede sociale domein. Gemeenten kunnen maatwerk bieden door het compenseren van beperkingen met voorzieningen via de Wmo of het geven van directe inkomenssteun via de bijzondere bijstand. De gemeente Ede kiest er voor: - Om de maatwerkvoorziening ter vervanging van de chronische ziekenregelingen in 2014 zorgvuldig vorm te geven. 6.9
Hulp bij het Huishouden
De hulp bij het huishouden (HH) maakt onderdeel uit van de huidige Wmo taken van de gemeente. De overheid laat de HH niet ongemoeid. In de komende periode dienen gemeenten een korting van 40% door te voeren. Het gaat om plus minus 3 miljoen euro. Een ingrijpende korting die niet los gezien kan worden van de beleidskeuzes die in het kader van de decentralisatie Awbz gemaakt moeten worden. De gemeente Ede heroriënteert zich op dit moment op de uitgangspunten voor Hulp bij het Huishouden. De nieuwe Wmo maakt het mogelijk dat gemeenten voor eenvoudige schoonmaakondersteuning verwijzen naar de particuliere markt. De gemeente hoeft hierin geen ondersteuning te bieden. In principe dragen mensen de kosten van de schoonmaakondersteuning dan zelf. De gemeente kan besluiten voor mensen met een laag inkomen wel een bijdrage in de kosten aan te bieden. Als er sprake is van gemis aan regie voor de organisatie van het huishouden heeft de gemeente wel een rol bij de ondersteuning tot participatie en zelfredzaamheid. Hiervoor kan bijvoorbeeld het instrument begeleiding worden ingezet. Ede verkent op dit moment een aantal denkrichtingen en gaat daarover in gesprek met aanbieders. Uitgangspunt daarbij is dat in de jaren 2015/16 we het met een budget moeten doen dat 40% lager is dan het budget over 2012. Hoe het budget zich zal ontwikkelen vanaf 2017 is onduidelijk. VWS geeft aan dat er nog geen nieuwe budgetvoorstellen op de lange 22
termijn zijn en dat vooralsnog uitgegaan wordt van een korting van 75% (conform de eerste afspraken in het regeerakkoord). Over de jaren 2015/16 moet dus in ieder geval aan de volumeknop en/of de prijsknop worden gedraaid. We willen de hulp bij het huishouden, die overigens niet meer uitdrukkelijk in de nieuwe Wmo wordt genoemd, voor zover dit financieel mogelijk is, wel onder gemeentelijke regie houden. Dit betekent niet dat elke Edese burger op dezelfde wijze en condities als voorheen HH ontvangt als er een beperking bestaat in het uitvoeren van huishoudelijke taken. Het betekent wel dat wij een rol willen blijven spelen in de matching tussen de aanvrager van deze voorziening en de aanbieder. Wil een reductie van 40% op het budget over 2012 gehaald worden dan kan waarschijnlijk niet volstaan worden met het uitsluitend draaien aan de prijs en volumeknop. Er zal daarnaast ook onderscheid gemaakt moeten gaan worden tussen de mensen die in staat zijn zelfstandig hulp bij het huishouden in te kopen, en de mensen die een te laag inkomen hebben om de kosten hiervan volledig dan wel deels zelf te betalen. De concepttekst van de WMO 2015 maakt sturen op de hoogte van het inkomen mogelijk in tegenstelling tot de huidige WMO. Het onderscheid tussen mensen met een hoog en laag inkomen brengt met zich mee dat we stringent gaan onderscheiden in puur schoonmaakondersteuning(dat in principe voor eigen rekening kan komen) en (woon)begeleiding van mensen die een beperking hebben op de regie bij het voeren van een huishouden. We onderzoeken op dit moment de effecten van deze mogelijke beleidsrichting.
23
7
Opdrachtgeverschap
Als opdrachtgever bepaalt de gemeente het toekomstig speelveld in het sociaal domein. De gemeente bepaalt door haar keuzes als opdrachtgever onder meer de wijze waarop het aanbod is georganiseerd, de mate waarin aanbieders bereid zijn risico’s te nemen en te innoveren en de prijsstelling van het nieuwe aanbod. Een verantwoordelijkheid waarvan de gemeente Ede zich zeer bewust is. Om een goed ondersteuningsstelsel tot stand te laten komen heeft de gemeente verschillende mogelijkheden om afspraken te maken met aanbieders. Deze variëren van het afsluiten van bestuursrechtelijke overeenkomsten tot trajectfinanciering, van subsidie tot het sluiten van raamcontracten. Zoals beschreven in de nota Het is mensenwerk, kiest Ede, met een eigen variant op het Regisseursmodel van professor Jan Telgen, voor opdrachtgeverschap op twee niveaus. De gemeente kan optreden als regisseur, maar kan ook een aanbieder contracteren in de rol van opdrachtgever. De veelzijdigheid van de dienstverlening binnen de decentralisaties leidt tot een gedifferentieerde inkoopstrategie. De keuze voor een bepaalde inkoopstrategie is afhankelijk van een aantal factoren waaronder de complexiteit van de ondersteuning, de grootte en complexiteit van de doelgroep en de geografische reikwijdte van de problematiek en de voorzieningen. Vertaald naar de decentralisatie Awbz worden ondersteuningsarrangementen en maatwerkvoorzieningen via onderstaande systematiek ingekocht:
Algemene voorzieningen Maatwerkvoorzieningen voor bijzondere doelgroepen Alle andere maatwerkvoorzieningen
Inkoop Subsidie Inkoop bij voorkeur in regionaal verband Divers (aanbesteding, trajectfinanciering, veilen)
Het feit dat we gaan aanbesteden of subsidiëren zegt nog niets over de systematiek van aanbesteden of subsidiëren. Hierover wordt in een later stadium een besluit genomen. 7.1
Samenhang Jeugd, Participatiewet en Awbz/Wmo
De drie decentralisaties kennen een grote samenhang. Zo staat binnen alle drie de decentralisaties de burger met zijn ondersteuningsvraag centraal. En ligt de focus bij het bieden van ondersteuning op de eigen kracht van burgers en op een integrale aanpak. De doelgroepen van de decentralisaties kennen onmiskenbaar een overlap. Voor het overgrote deel van de burgers die met een van de decentralisaties te maken heeft geldt echter dat de oplossing van het probleem vaak in een enkelvoudige oplossing ligt die afkomstig is uit een van de drie domeinen (jeugd, participatie en maatschappelijke ondersteuning). Een relatief klein deel van de gezinnen of huishoudens met een ondersteuningsvraag heeft te maken met multi-problematiek. In die gevallen is het cruciaal om domein-overstijgend en integraal te zoeken naar oplossingen.
24
De gemeente Ede besteedt in de voorbereiding op de decentralisaties veel aandacht aan de gebieden waar overlap tussen de decentralisaties is. Zo werken we op dit moment aan arrangementen op het snijvlak van Wwb en Wmo. Door integrale arrangementen te ontwikkelen kunnen verschillende doelstellingen tegelijk worden behaald en middelen zo efficiënt mogelijk besteed. Ook maken we afspraken over een zorgvuldige en warme overdracht voor burgers die vanuit de Jeugdwet overkomen naar de Wmo als ze de leeftijd van 18 jaar passeren.
25
8
Clientparticipatie
De drie decentralisaties hebben grote gevolgen voor burgers/cliënten. Zij moeten geïnformeerd worden over de gevolgen van de decentralisaties in het sociaal domein en betrokken worden bij het beleid. Het is belangrijk om de communicatie zorgvuldig vorm te geven. De communicatie richting burgers wordt vanuit het programma Herstructurering sociaal domein opgepakt. Binnen de projectgroep decentralisatie Awbz is er daarnaast aandacht voor de Awbz/Wmo specifieke communicatie. Daarbij hebben we in het bijzonder aandacht voor de behoefte aan informatie bij de huidige Awbz cliënten. In overleg met de afdeling communicatie bepalen we welke communicatiemiddelen voor welk doel en op welk moment ingezet zullen worden. De gemeente Ede heeft de lokale medezeggenschap georganiseerd in een Adviesraad Wmo een WWB-raad, een adviesraad Participatie en Integratie en de Jongerenraad. Daarnaast zijn er organisaties die meer op basis van belangenbehartiging opereren dan op basis van advisering. Het betreft de GRE gehandicaptenraad, de COSBO (overkoepelende stichting voor oudere bonden) en de WSW-raad. Burgerparticipatie, cliëntenparticipatie, medezeggenschap zijn begrippen die door elkaar heen gebruikt worden, omdat ze deels overlappen. Bij alle begrippen gaat het voornamelijk om het meedenken over beleid/uitvoering, het recht op inspraak en het invloed uitoefenen op zaken waarbij men betrokken is. Alle partijen zijn uitgenodigd deel te nemen aan de voorbereiding van de decentralisaties, dus vooraf aan de formele adviesaanvraag van het college die medio november uitgaat richting de adviesraden. De verschillende raden bepalen zelf hun speerpunten en de wijze waarop zij willen aansluiten in deze fase van het proces. Het programma sociaal domein faciliteert hen door, indien mogelijk, informatie beschikbaar te stellen en gezamenlijke bijeenkomsten te organiseren. De gemeente Ede kiest voor: - betrokkenheid van de adviesraden in het voorbereidingstraject van de decentralisaties
26
Bijlage 1
Aanbieders begeleiding in Ede
Overzicht grootste aanbieders in Awbz zorg in natura (geen persoonsgebonden budget) in de gemeente Ede verdeeld naar begeleiding individueel (BGI) en begeleiding groep (BGG): Grootste aanbieders van BGI:
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
RIBW Philadelphia Zorg Veluwezoom Opella Thuiszorg Siza (Doetinchem) Icare Gelderhorst RIBW Eleos Stichting Arta Humanitas Kraam- en Thuiszorg Nijmegen Totaal % dat deze 10 aanbieders van totaal aantal trajecten BGI aanbiedt
Doelgroep PSY VG VG - NAH ouderen doven PSY PSY
Aantal trajecten 553 333 293 250 168 139 111 88 86 83 2.104 81%
Grootste aanbieders van BGG:
1 Icare 2 's Heeren Loo - Hartenberg (Wekerom) 3 Gelderhorst 4 Opella - Honskamp (Lunteren) 5 Siza (Doetinchem) 6 Maanderzand 7 Bethanië 8 De Rozelaar (Barneveld) 9 RIBW Eleos 10 Vilente - Pieter Pauw (Wageningen) Totaal % dat deze 10 aanbieders van totaal aantal trajecten BGG aanbiedt
Doelgroep ouderen VG
Aantal trajecten 327 158
doven ouderen VG - NAH ouderen ouderen VG PSY ouderen
132 108 107 94 69 42 40 32 1.109 71%
27