W!J-land
Wijlandgoed.indd 1
28-04-2009 16:14:35
Wijlandgoed.indd 2
28-04-2009 16:14:37
BartBrandsma en ManuelaKalsky
W J-l
and
Voorbij de bindingsangst
Wijlandgoed.indd 3
28-04-2009 16:14:38
W!J is een samenwerkingsproject van het Dominicaans Studiecentrum voor Theologie en Samenleving (www.dsts.nl), Interreligieuze Werkplaats/ Intermonde (www.interreligieuze-werkplaats.nl) en Echte Welvaart (www.echtewelvaart.nl). Dit boek kwam tot stand met de financiële steun van de Nederlandse dominicanen en het ministerie van VROM.
© 2009, Uitgeverij Ten Have Postbus 5018, 8260 GA Kampen www.uitgeverijtenhave.nl Omslag Garage BNO Foto’s binnenwerk Bernd Out ISBN 978 90 259 5959 3 NUR 740 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording, or otherwise, without the prior written permission of the publisher.
Wijlandgoed.indd 4
28-04-2009 16:14:38
Inhoud Woord vooraf 7 Wie zoekt is kwetsbaar 13 Hans Alma Het vreemde is een gave 25 Jean-Jacques Suurmond Waarachtigheid is altijd gericht op de ander 35 Joep Dohmen Is dit alles? 47 Varamitra We geloven er niet meer in 57 Halleh Ghorashi Kerken moeten scholen voor mystici worden 69 Jan Oegema Wat is echt? 79 Anneke Smelik De samenleving dat ben jij 91 Doekle Terpstra Er is veel meer binding dan we beseffen 101 Willem Schinkel
Wijlandgoed.indd 5
28-04-2009 16:14:38
nabeschouwingen: Het conflict bindt 113 Bart Brandsma Verbindt de verschillen 125 Manuela Kalsky
Wijlandgoed.indd 6
28-04-2009 16:14:38
Woord vooraf
Vroeger was geluk nog heel gewoon. Iedereen sprak Nederlands en ging op zondag naar de kerk. Weliswaar ging men naar verschillende kerken, maar toch, het was tenminste nog een gebouw met een kerktoren ernaast. Ook al liepen de verschillende “bloedgroepen” bij elkaar de deur niet plat, je leefde toch in redelijke harmonie met elkaar. En op zondagmiddag wandelde je – of je fietste als dat mocht – tevreden langs de boerderijen waar koeien en schapen gemoedelijk kauwend naast elkaar in de wei stonden. Maar toen ging het mis. Eerst kwam de secularisatie, daarna het individualisme en uiteindelijk ook nog de moslims en alles werd anders. Kerken liepen leeg – tot vreugde van de een en verdriet van de ander. Nu zijn ze rijp voor de sloop of veranderen ze als cultureel erfgoed in supermarkten. Moskeeën rijzen als paddenstoelen uit de grond en als je de kranten mag geloven, duurt het niet lang meer totdat er naast onze koeien en schapen, struisvogels en dromedarissen in het weiland staan. Menigeen duizelt het bij de razend snelle ontwikkelingen en de vele keuzes die elke dag, elk uur, elke minuut moeten worden gemaakt. De roep om overzichtelijkheid, veiligheid en terug naar vroeger is luid en duidelijk hoorbaar en de politieke partijen die hierop inspelen, scoren goed. Nederland is verstrikt geraakt in wij-zij tegenstellingen. De fronten zijn verhard: “verlichte” geesten vinden alles achterlijk wat met geloof te maken heeft en houden alle clichés over de religieuze medemens in ere, niet gehinderd door enige vorm van kennis over welke religie dan ook. Vooral de moslims kregen het sinds de aanslagen van 11 september 2001 zwaar te verduren. En een aanzienlijk deel van de autochtone bevolking geeft aan af te willen van “al die buitenlan woord vooraf 7
Wijlandgoed.indd 7
28-04-2009 16:14:38
ders die Nederland overstromen”, zonder te willen onderkennen hoe nodig we ze als vergrijzende natie in de toekomst zullen hebben. Iedereen chargeert en spreekt in clichés, zoals ook ik in deze inleidende zinnen. In dit boek gooien we het over een andere boeg. We gaan op zoek naar antwoorden op de vraag wat er nodig is om een “nieuw wij” in Nederland te vinden. Een wij dat niet op het principe van uitsluiting berust maar dat erin slaagt álle Nederlanders een thuisgevoel te geven. We vroegen aan negen mensen die in het publieke domein actief zijn – in de wetenschap, de politiek, de media, de religie, et cetera – hoe zij hierover denken. Hoe kijken zij aan tegen het idee van een “nieuw wij” dat verschillen tussen mensen weet te verbinden zonder uit te sluiten? Bestaat dat wel? Wat zijn de mogelijkheden? Waarvoor willen zij waken en wat vinden ze nodig? Wat inspireert hen en wat willen ze achter zich laten? En, willen ze wel op zoek naar een “nieuw wij” of roept alleen al het woord herinneringen op aan knellende groepsverbanden uit het verleden? Alle geïnterviewden hebben zich door Bart Brandsma laten verleiden tot een open en persoonlijk gesprek over deze kwesties. Aan de hand van hun (levens)ervaringen schetsen zij hun spirituele en/of intellectuele zoektocht naar wat voor hen van waarde is en wat tegelijkertijd hun eigen wereld overstijgt met het oog op het goede leven voor allen. Welke rol speelt het gevoel van veiligheid in de ontmoeting met de ander? Kunnen mystici uit de verschillende religieuze tradities ons iets leren? Wat is de invloed van de beeldcultuur en hoe gaan jongeren om met het fenomeen binding? Biedt de levenskunst een gemeenschappelijk perspectief of blijft de praktische wijsheid tot het individu beperkt? Wat betekent het fenomeen individualisering in dit verband? En door welk vocabulaire, welk begrippenkader laten we ons leiden in de publieke discussie over wij en zij? Met hart en verstand, twijfelend en toch ook vasthoudend aan hun eigen inzichten en overgeleverde wijsheden verkennen zij nieuw land – een land waar mensen met verschillende levensovertuigingen mogen en willen wonen en zich thuis kunnen voelen. Kortom, een W!J-land. 8 w!j-land
Wijlandgoed.indd 8
28-04-2009 16:14:38
De idee voor het boek W!J-land kwam tot stand in het kader van het Project W!J dat op 1 december 2008 onder het motto “W!J – verbindt de verschillen” van start is gegaan. De multimediale website www. nieuwwij.nl is het hart van het project. Op de site is geen kant-enklaar recept voor een nieuw W!J te vinden, wel inspirerende ideeën, gesprekken, informatie en meningen over wat daarvoor nodig is. Het W!J-team vraagt het aan mensen op straat, in buurten, aan jongeren, aan laag- en hooggeleerden, aan bekende en minder bekende Nederlanders. Mensen en hun initiatieven, waarvan we niet wisten dat ze bestonden, komen in beeld. En ook de sceptici krijgen een stem. Om duidelijk te maken dat het beoogde wij nog gezamenlijk vorm moet worden gegeven, is voor de suggestieve schrijfwijze W!J gekozen, waarbij het uitroepteken de urgentie benadrukt om een einde te maken aan de tweedeling in de samenleving. De oproep “verbindt de verschillen” onderstreept de noodzaak verschillen serieus te nemen, ze in de zoektocht naar verbindingen juist niet ten gunste van de gemeenschappelijkheden weg te moffelen, maar onder ogen te zien. Hoe kunnen we de angst voor de ander overwinnen? Hoe kunnen we ons met elkaar verbinden, zonder hetzelfde te hoeven worden? Verschillen onder ogen zien en tegelijk naar onderlinge verbindingen zoeken. Voorbij de bindingsangst en met een open vizier op zoek naar een én-én benadering in plaats van een óf-óf! Dat is de focus van Project W!J. In de laatste twee bijdragen van het boek geven de twee redacteuren zelf hun visies op dit nieuwe W!J in relatie tot de negen gesprekken die eraan voorafgingen. Ze schrijven elkaar een brief en nemen daarin verschillende routes door het W!J-land. Soms kruisen hun wegen elkaar, maar ze blijven hun eigen pad volgen. Hun bijdragen vormen geen slotakkoord maar de opmaat naar een voortgaande discussie over W!J-land, die samen met de lezers van het boek gevoerd zal worden op www.nieuwwij.nl. We zijn benieuwd welke route zij door het W!J-landschap kiezen. Rest mij nog alle geïnterviewden te danken voor hun openhartige medewerking aan dit boek. Bart Brandsma dank ik voor het maken woord vooraf 9
Wijlandgoed.indd 9
28-04-2009 16:14:38
van de interviews en het inhoudelijke gesprek. Ook dank aan Regine Dugardyn van uitgeverij Ten Have voor haar enthousiaste en kundige ondersteuning. Bernd Out komt dank toe voor zijn fotografische bijdrage die ons eraan herinnert dat niet alleen mensen maar ook dieren aan migratie onderhevig zijn. Manuela Kalsky
10 w!j-land
Wijlandgoed.indd 10
28-04-2009 16:14:38
Wijlandgoed.indd 11
28-04-2009 16:14:38
12 w!j-land
Wijlandgoed.indd 12
28-04-2009 16:14:40
wie Hans Alma geboren Nijmegen, 1962 werk Hoogleraar Psychologie en zingeving, rector Universiteit voor Humanistiek te Utrecht meer weten Lees haar inaugurele rede De parabel van de blinden. Psychologie en het verlangen naar zin (2005) of het hoofdstuk ‘Verbeeldingskracht en transcendentie’ in De stille kracht van transcendentie. Wijsheid in beelden, verhalen en symbolen (2007). website www.uvh.nl
Wijlandgoed.indd 13
28-04-2009 16:14:40
Wie zoekt is kwetsbaar
We nemen onze antwoorden op levensvragen veel te serieus. Neem liever de zoektocht van de ander ernstig. Daar liggen onze verbindingskansen; in de verbeeldingskracht en symbolen van zoekende, persoonlijke verhalen. Maar dat vergt veel. Wie durft echt open te staan voor de ander, voor het onbekende?
Elk mens strijdt in zichzelf met twee tegengestelde krachten. We slingeren heen en weer tussen polen: een verlangen naar geborgenheid aan de ene kant en nieuwsgierigheid naar het onbekende aan de andere kant. Het zijn twee fundamentele drijfveren die voortdurend in onze inborst vechten om voorrang. Zo zijn we. Hans Alma verklaart: ‘We zijn als baby afhankelijk en hulpeloos, zodat geborgenheid op de eerste plaats komt. Vanaf het prille begin wordt daarbij ons contact met de wereld zintuiglijk gestuurd; lust- en onlustgevoelens staan centraal. Als een baby zich maar warm voelt en goed gevoed is, voelt hij zich veilig. Met de nabijheidzintuigen, tastzin en smaak, leert het stukje bij beetje hoe de wereld in elkaar steekt. Zachte stof zorgt voor een aangename aanraking, terwijl een hard geluid kan kwetsen. Nog voor een kind goed en wel om zich heen kan kijken, heeft hij ervaren dat lust en onlust van buiten komen. Daarin verlangt het bescherming. Onze eerste lichamelijke ervaringen roepen dit basale verlangen op. En daarnaast zie je bij jonge kinderen een ander verlangen opkomen. Het verkennen van de wereld gaat een rol spelen. Een kind grijpt naar dingen, want alleen veiligheid is niet genoeg. Het wil op zoek naar het onbekende. Mensen willen hun grenzen verleggen. Ze trekken de wereld in.’ Maar let op, dit is een spanningsveld dat nooit wordt opgeheven. 14 w!j-land
Wijlandgoed.indd 14
28-04-2009 16:14:40
Nooit is de mens zo nieuwsgierig dat veiligheid er niet meer toe doet. En nieuwsgierigheid bestaat alleen bij de gratie van voldoende veiligheid. Hans Alma ziet het als een fundamenteel spanningsveld dat het leven van mensen stuurt en bewust of onbewust bepaalt. Ontzag en verwondering Psychoanalyse laat prachtig zien hoe mensen in dit spanningsveld hun weg zoeken. Hans Alma legt er ook mee bloot hoe we omgaan met “de ander”; hoe we ons verbinden met anderen of juist binding mijden. Ze baseert zich op psychoanalyticus Ernest Schachtel (19031975), die de twee polen benoemt als “het geborgenheidprincipe” en “het transcendentieprincipe”. Alma: ‘De mens houdt het graag bij het bekende en wil toch ook het eigen bekende wereldje transcenderen, letterlijk overstijgen. Maar we vinden dat niet gemakkelijk. Culturele factoren spelen daarbij een rol. ‘Ze beschrijft die in haar oratie De parabel van de blinden (2005). ‘Het belang en de kracht van het transcendentie- en het geborgenheidprincipe verschilt van persoon tot persoon en van situatie tot situatie. Maar ook culturele invloeden zijn van groot belang. Schachtel ziet in de technische en economische doelgerichtheid van onze cultuur een belangrijke bron van ontkenning als de dominante levenshouding. Denken in termen van nut en efficiëntie wordt sterk bevorderd, waardoor wij selectief die elementen van onze omgeving waarnemen die relevant zijn met het oog op onze eigen behoeften en angsten. De aandacht wordt beperkt tot wat bruikbaar is en gemanipuleerd kan worden. Ondanks of misschien wel dankzij de vele vernieuwingen waarmee we geconfronteerd worden, sluiten we ons op in de beschermende cocon van onze cultuur of subcultuur en verliezen ons enthousiasme voor een werkelijke exploratie van de wereld, voor de ervaring van wat Schachtel noemt “het ontzag voor en de verwondering over wat oneindig nieuw en onbekend is”. Schachtel benadrukt dat het moed vraagt om de ontmoeting met het onbekende aan te gaan: de moed om een vertrouwd referentiekader te doorbreken en de angst te overwinnen die daardoor veroorzaakt wordt. Angst is de sterkste blokkade van openheid voor en aandachtige betrokkenheid op de wereld.’ hans alma 15
Wijlandgoed.indd 15
28-04-2009 16:14:40
Dit is het denkuniversum van Hans Alma. Ze heeft oog voor onze behoefte aan geborgenheid – ‘ik veroordeel dat niet’ – en zoekt naar transcendentie – ‘ik heb dat zelf ook’. Alma: ‘Transcendentie is erg belangrijk. Het zoeken naar iets dat ons overstijgt, is een manier om een diepere laag aan te boren in de werkelijkheid. Dat klinkt religieus. Maar dat is dan wel religie in ruimere zin, niet per se gekoppeld aan een god, maar als een zoektocht naar zin. Religie is vaak erg gericht op het oplossen van zingevingsproblemen, terwijl mij de vraag juist interesseert wanneer een zingevingsvraag opkomt. Wat mij betreft is het zoeken interessant, niet zozeer het antwoord. In veel spiritualiteit zie je dat zoekende naar transcendentie terug; de fundamenteel menselijke zoektocht naar het onbekende. Het is onmogelijk om daarbij eindoplossingen aan te bieden. We kunnen niet aan de vragen ontsnappen. Dat willen we natuurlijk wel. We vluchten in geborgenheid, of we ontkennen onze behoefte aan geborgenheid. De westerse mens probeert dat door zijn grote autonomie ten opzichte van alles en iedereen te benadrukken, maar dat lukt niet.’ Wij kunnen het spanningsveld niet opheffen. Alma zelf ook niet. ‘Soms zou ik het willen’, zucht ze. ‘Dan zou ik me met één visie willen verbinden. Dan ben je klaar. Maar dan komen bij mij toch altijd weer vragen op, dan is er weer dat verlangen naar het onbekende. Als ik nu eens verder kijk, over mijn grens heen...’ De beweging herhaalt zich. Vragen blijven komen. Er zit dus maar één ding op. Als we dan het spanningsveld niet kunnen opheffen, is het zaak om het beter te leren kennen, in al zijn finesses. Daarop richt Hans Alma haar wetenschappelijk zoekwerk. Rigide denkstroom Ontkennen of geraakt worden, zo kun je de polen van het spanningsveld ook benoemen. ‘Wie zich laat raken is kwetsbaar, die waagt zich aan het onbekende. Wie het bestaan van het onbekende ontkent, is gericht op veiligheid. En dit soort ontkenning hebben we vaak ook hard nodig. In de psychoanalyse wordt dat ook wel onze behoefte genoemd aan “onschuld bij een verontrustend besef”. Als we maar ontkennen worden we niet ongerust. We ontdekken liever niet dat 16 w!j-land
Wijlandgoed.indd 16
28-04-2009 16:14:40
we een fout hebben gemaakt of dat we snel actie moeten ondernemen. Ontkennen werkt op de korte termijn beter voor de gemoedsrust. Ontkenning is een afweermechanisme. Het is tegengesteld aan kwetsbaarheid en de openheid om geraakt te worden. Alleen als je in staat bent uit je eigen rigide denkstroom te stappen en op een andere manier te kijken, kun je plotseling geraakt worden. En als dat gebeurt voel je meteen een grote verbondenheid met de wereld, met de ander. Maar dat is moeilijk. Het lukt mondjesmaat. Ik kan zelf niet precies aangeven wanneer dat nu wel lukt en wanneer niet. Het is de “stille kracht van transcendentie”. Sommige mensen hebben het met muziek, ikzelf heb het met beeldende kunst. Anderen ervaren die stille kracht in een liturgie in de kerk, waar religieuze taal tot ze spreekt. Maar ik vat het allemaal samen onder “open staan voor de ander”. Of je dat “de ander” nu met een hoofdletter schrijft of niet. De Ander met een hoofdletter is God, een transcendentie die de werkelijkheid overstijgt. Ik benoem het zelf niet zo. Ik ben aardser en zoek het veel meer in de werkelijkheid zelf. Die is op zich al zo weerbarstig, dat hij ons plotseling in het hart kan raken. Dan ben je even gevangen, geraakt door het vreemde. Soms ga ik naar een tentoonstelling en dan gebeurt er niets. Dan is het doods en ben ik bezig met de zorgen van de vorige dag. Dan vind ik het bijna vervelend om in een museum te zijn. Je kunt het niet plannen; geraakt worden. Op een ander, onverwacht moment op weg naar mijn werk vanuit de groene wijk waar ik woon, word ik plotseling geraakt door een boom die prachtig is getooid met bloesem. Ik noem het hier als voorbeeld. Het komt terloops en ongevraagd. Dat is kenmerkend. Het is “het vreemde” waar je wel of niet voor openstaat. We kunnen dat niet programmeren.’ Vaststellen dat kwetsbaarheid en aanraking in onze cultuur niet de boventoon voeren, is een understatement. ‘Op een bepaalde manier is er wel een groot verlangen naar geraakt worden, maar het lastige is dat we de gelegenheid in onze maatschappij zo hebben geïsoleerd. Kunst hangen we in musea die van negen tot vijf open zijn. De kerken zijn doorgaans dicht, behalve op de zondagochtend. We hebben hans alma 17
Wijlandgoed.indd 17
28-04-2009 16:14:40
de gelegenheid teruggedrongen naar het domein van de individuele beleving. Dat is een paradox van deze tijd. We snakken ernaar, maar kunnen er zo moeilijk bij. We hebben veel rituelen afgeschreven en hebben geen vervangende voorhanden. Ik heb een Lutherse achtergrond. Ik heb zelf beleefd hoe nietszeggend religieuze rituelen soms voor mij waren; bezinningsmomenten als het bidden voor het eten en de wekelijkse kerkgang kunnen hun werking verliezen. Maar met het wegvallen van deze bezinningsmomenten is er geen vervanging, geen alternatief moment voor aanraking door het transcendente.’ Ook dit verwijst naar het zelfde onontkoombare spanningsveld. Doodse rituelen, die eeuwenlang houvast hebben geboden, plaatst Alma aan de ontkenningskant van het spanningsveld, eerder dan aan de kant waar aanraking en kwetsbaarheid ruimte krijgen. ‘Als religies verstarren dan verschaffen ze alleen nog maar houvast en geborgenheid. Terwijl in een gunstig geval, religieuze rituelen nu juist momenten van openheid zouden moeten kunnen geven. Die maken ons ontvankelijk. Die helpen om ons te verbinden met het transcendente. Daar is naar mijn overtuiging het massale spirituele zoeken ook op gericht; hoe kun je toch weer geraakt worden? Hoe kun je rituelen een plek geven in je leven en daarin betekenisvolle momenten beleven?’ Het transcendentieprincipe is een pool die sterk aan haar trekt. Maar de vindplaats ervan ligt voor haar wel in het hier en nu, op aarde. ‘Ik heb geen ervaringen van een andere werkelijkheid. Transcendentie, het onbekende dat ons overstijgt, moet voor mij gevonden worden in mijn ervaring van onze concrete werkelijkheid. Dat is voor veel religieuzen niet zo, maar dat is geen probleem. Ik denk dat je niet moet proberen om een verbinding te leggen tussen mensen op het niveau waarop ze antwoorden formuleren op hun levensvragen. Het gemeenschappelijke is juist het zoeken. Op dat niveau staan we er hetzelfde voor. Ik kan de vormen die mensen kiezen ongelukkig vinden, maar hun zoeken waarderen. Wie zoekt is kwetsbaar. Dat is goed. Daar lopen mensen nu juist zo vaak voor weg. Ze vluchten in antwoorden. We zouden het zoveel beter doen als we elkaars ant18 w!j-land
Wijlandgoed.indd 18
28-04-2009 16:14:40
woorden op de grote vragen van het leven niet zo serieus zouden nemen. Het zoeken moet je serieus nemen, bloedserieus.’ Hoe doe je dat? Lukt het Hans Alma om kwetsbaar te blijven? ‘Daar loop ook ik vaak voor weg. Dat doe ik al door de vraag naar een intellectueel niveau te tillen. Ik neem afstand door het tot onderwerp van mijn onderzoek te maken. Het tilt de vraag op een niveau waardoor het allemaal wat makkelijker te dragen valt. Je kunt er met anderen over praten, je kunt het bediscussiëren. Je kunt er boeken over lezen. Maar ik weet natuurlijk dat daaronder ook een heel kwetsbaar persoonlijk zoeken zit. En in dat zoeken blijf je als het ware met lege handen staan. Dat moet je verdragen. In het spanningsveld tussen het bekende en onbekende, tussen geborgenheid en transcendentie, tussen ontkenning en geraakt worden sta je met lege handen. Dat is mijn mensbeeld. Dat is ten diepste de condition humaine. Het wekt misschien verwondering , maar als humanist vind ik het begrip transcendentie erg belangrijk. In de transcendentie vinden mensen, ieder voor zich, de sleutel om de condition humaine – de menselijke aard – te verdragen. Ze putten er vertrouwen uit, terwijl ze met lege handen staan.’ Feit en verbeelding Verbeelding is in de denkwereld van Hans Alma een sleutelterm. Verbeeldingskracht en het aanboren van inspiratiebronnen, mag je van haar gerust met elkaar in verband brengen. Maar verwar verbeelding niet met fantasie. ‘We hebben als mens een neiging tot ontkenning en de fantasie maakt daarbij een weefsel van troostende, maar ook ontkennende dromen en wensen, die ons afsluiten van de werkelijkheid. Iemand die fantaseert sluit zich af voor een relatie met de omgeving. In onze fantasie laten we onszelf gelden zonder dat we daarin per se de ander erkennen. Tegenover de fantasie kun je de verbeelding in stelling brengen, zoals schrijfster en filosofe Iris Murdoch zegt. De verbeelding verbindt ons juist met de buitenwereld en kan ons waardevolle idealen verschaffen. Met de verbeelding halen we de rijkdom van de werkelijkheid binnen en overstijgen we de wereld van alleen de naakte feiten.’ Alma benoemt het fundamentele spanningsveld opnieuw, maar nu hans alma 19
Wijlandgoed.indd 19
28-04-2009 16:14:40
op het niveau van feit en verbeelding. ‘Je kunt het als mens houden bij de wereld van de naakte feiten, dan weet je precies wat je hebt. Maar je kunt ook de tegenhanger daarvan een kans geven; niet de wereld van feiten maar van mogelijkheden.’ Verbeelding, zo opgevat, bereidt ons voor op een ontmoeting met dat wat onbekend is, schrijft Alma in De parabel van de blinden. ‘We hebben verbeelding nodig om ons met anderen te kunnen verbinden. Verbeelding kan ons vertrouwd maken met datgene wat ons vreemd is. Verbeelding opent ons voor zin en mogelijkheden.’ Verhalen inspireren en zetten de verbeelding aan het werk. En precies op dit punt laten religieuze tradities het afweten. ‘Als religieuze levensbeschouwingen sluitende antwoorden verschaffen, spreken ze ons niet meer aan, dan staan ze onze verbeelding in de weg. Kaders moeten met de verbeelding nu juist opengebroken worden. Maar ons probleem is nu niet zozeer dat de kaders nog moeten worden opengebroken, of doorbroken. Ze zijn afgebroken. Leegte. Onze verbeelding wordt nog wel op allerlei manieren geprikkeld, in onze cultuur, in fantasy en computergames, maar dat is een heel beperkt gebruik van de verbeelding. Het gaat dan om irreële werelden waar de mens in kan vluchten om maar niet met de werkelijkheid bezig te zijn. Dat is fantasie. Terwijl de kracht van wat ik nu maar even de grote verhalen noem – en dat kunnen voor mij net zo goed sprookjes zijn als bijbelverhalen of andere religieuze verhalen – is dat ze wél over de werkelijkheid gaan. Ze gaan over vragen waar mensen in hun gewone leven mee worden geconfronteerd, op zo’n manier dat het ze uittilt boven hun gewone wereldje. Ze zetten alles in een breder perspectief. Dat is wat ik de symboolfunctie noem. Een symbool verbindt je met je eigen werkelijkheid, maar overstijgt die werkelijkheid ook. We hebben een gebrek aan symbolen en symbolische verhalen. In onze samenleving worden de dingen zo platgemaakt of zo onwerkelijk dat er geen verbinding met het gewone leven mogelijk meer is. Verhalen zijn verbindingskansen. Mensen kunnen elkaar vinden in verhalen over wat ten diepste belangrijk voor ze is. Dat werkt veel beter dan het ten beste geven van principiële verklaringen met allerlei 20 w!j-land
Wijlandgoed.indd 20
28-04-2009 16:14:40
geboden en verboden. Dat deden we vroeger. Daarmee sluit je mensen buiten. Ik houd een pleidooi voor verhalen omdat die verbindend kunnen werken. Laten de religies hun schatkisten maar openen. Laat ook de vaderlandse cultuur zijn verhalen maar prijsgeven. We kunnen ook luisteren naar een verhaal over Willem van Oranje. Dat kan een inspirerende figuur zijn, al hebben verhalen over onze geschiedenis op dit moment snel het effect dat ze mensen buiten sluiten. Ik wil eigenlijk geen criterium aanleggen, maar de kwaliteit van verhalen kun je misschien wel vaststellen; echt goede, inspirerende verhalen zijn in staat om mensen met elkaar te verbinden.’ Twijfelzucht ‘Een geloofsgemeenschap kan mensen helpen voldoende vertrouwen te vinden om een stap in de richting van de ander te zetten. Religie verschaft geborgenheid, maar ze kan de menselijke nieuwsgierigheid ook aanzetten tot een “verkennend geloven”. Dat is dan niet meer gericht op geruststellende of omvattende antwoorden op zinvragen. Integendeel, verhalen confronteren en maken het ons soms ongemakkelijk. We zien dat in de mystieke tradities, die mensen oproepen tot een zelfkritische houding. Het humanisme heeft daarin ook veel te bieden al heeft het niet de symbooltaal, de rituele vorming of de heilige plaatsen en mystieke ervaringen. Maar daar staat een andere rijkdom tegenover die de verbeelding levend houdt en ons confronteert met onbekende werelden; literatuur, beeldende kunst, film en muziek. Kunst heeft de kracht om onze verbeelding open te breken.’ We moeten alleen wat meer durven. Alma: ‘Ik denk dat de verbeelding altijd iets op het spel zet. Zodra je de verbeelding toelaat, zet je jezelf op het spel. Want misschien moeten we daardoor oude zekerheden opnieuw onder de loep nemen. Dat is lastig. Dan moet ik misschien ook wel op een andere manier naar mezelf kijken. Het vraagt oefening.’ Zelf heeft ze geoefend, veel geoefend. Noodgedwongen. ‘Dat heeft te maken met wat ik niet als mijn makkelijkste kant ervaar. Ik ben geneigd om steeds opnieuw dingen in twijfel te trekken. Ik ben niet een mens die zich vastlegt op zekerheden. Daar hans alma 21
Wijlandgoed.indd 21
28-04-2009 16:14:40
ervaar ik vaak de positieve kant van, want ik blijf open staan voor nieuwe inzichten. Ik kan tegen mezelf indenken. Maar dat eindeloze “is het nou wel zo?” kan ook heel verlammend werken. Dan wordt het twijfelzucht. En dan zet je geen enkele stap meer in het leven. Op mijn minder goede momenten geeft dat een diep gevoel van onveiligheid. En met alleen maar twijfel heb je de ander uiteindelijk niets te bieden.’ Hans Alma wil geen sluitende antwoorden, maar ze wil zich ook niet laten vangen door eindeloze twijfel. Ze wil zoeken, liefst samen.
22 w!j-land
Wijlandgoed.indd 22
28-04-2009 16:14:40
Wijlandgoed.indd 23
28-04-2009 16:14:40
24 w!j-land
Wijlandgoed.indd 24
28-04-2009 16:14:42
wie Jean-Jacques Suurmond geboren Vlissingen, 1950 werk Predikant, psychotherapeut en columnist meer weten Lees Van religie naar geloof; een essay over de kerk en het individualisme (1999), Geestesgaven zijn gewone mensen. Een praktische handreiking (1995), zijn vertaling en inleiding bij Evelyn Underhill. praktische mystiek: voor nuchtere mensen (2001) of lees zijn columns in het ochtendblad Trouw. website www.jean-jacquessuurmond.nl
Wijlandgoed.indd 25
28-04-2009 16:14:42
Het vreemde is een gave
Onze individualisering is nog niet af. De onderlinge binding die we zoeken is vaak conformerend; we proberen heel hard om op elkaar te lijken, omdat we zo graag eenheid willen. Alleen een volwassen individualiteit geeft ons zicht op echte, werkelijke binding. De mystici wijzen ons de weg.
‘Ik begin mijn verhaal niet met binding, maar met ontbinding,’ zegt Jean Jacques Suurmond. ‘Misschien een te sterk woord hoor, maar ik groeide op in een gezin dat niet geweldig veel cohesie had. Mijn moeder kwam uit Bordeaux, mijn vader was een Zeeuw en ze konden niet goed met elkaar overweg en ook niet met anderen. Moeder kon de klik met de Nederlandse samenleving niet maken en mijn vader was in zichzelf gekeerd. Het waren geen helden in het onderhouden van relaties. Zoals ik het heb ervaren, waren we eilandjes. En daar heb ik als tiener erg onder geleden. Het verlangen om erbij te horen had ik natuurlijk ook. Maar hoe deed je dat? Ik werd van alle middelbare scholen getrapt, vier in totaal, want ik was een dwarsligger. Ik had nooit het gevoel dat ik bij de klas hoorde. En met die paar vrienden die ik had, vormden we een club in verzet. Ik was een onruststoker. Terwijl leraren toch echt hun best voor me deden. Dat herinner ik me nu, maar toen zag ik het niet. Ik kon me niet verplaatsen in een ander. Achteraf heb ik daar wel verdriet over. Ik maakte in miniatuur mee wat veel kinderen van allochtone ouders doormaken. Het lukte me niet om de aansluiting te vinden.’ Dit is dé contrastervaring van zijn leven geworden, zegt hij nu. ‘Je specialiseert je in je zwakheid, zegt de Talmoed ergens. Dat heb ik 26 w!j-land
Wijlandgoed.indd 26
28-04-2009 16:14:42
precies gedaan. Komend van een tegenovergestelde kant is dit mijn ding geworden, in mijn werk als predikant, als therapeut en als columnist. Ik wil steeds opnieuw het aspect van universele verbondenheid proberen te onderscheiden en leren om werkelijk verbinding aan te gaan met anderen. Dat is van het grootste belang.’ Suurmonds inzichten zijn gerijpt in een leven waarin hij door schade en schande leerde wat verbinding is, in allerlei uitwerkingen. ‘Binding kan verstikken, maar ons verlangen naar binding is in essentie ook het verlangen naar eenheid met God.’ Een nieuw gezin God was er niet in zijn jeugd. Die kwam pas na de middelbare school, toen hij met zijn ziel onder de arm liep. Wat te beginnen in het leven? ‘Ik ontdekte de Pinksterbeweging en dat was een weldaad voor me. Ik kwam in een omgeving waar ik onderlinge warmte voelde. Een gevoel van samen, een gevoel van wij, op een wat primaire manier, maar toch. Komend vanuit een isolement was het onweerstaanbaar. Ik liet me opnemen in een nieuw gezin. En het had ook alle trekken van een gezinsstructuur, met een sterke voorganger die een beetje de patriarch speelde. Op den duur was dat verstikkend, maar in het begin helemaal niet. De Pinkstergemeente schermde zich af van de buitenwereld. Het had een sektarisch trekje. Niet zo erg als in de wilde verhalen die wel de ronde doen, maar er werd wel van mij verwacht dat ik de banden doorsneed met mijn wereldse vrienden. De binding binnen de club was groot, ten koste van relaties met anderen. Dat had ik niet meteen in de gaten. In de gemeente wachtten we als gelovigen met elkaar op de komst van de Heer en het koninkrijk Gods en onderwijl was het zaak om zo veel mogelijk mensen te redden. De voorganger was de autoriteit. We vergaderden weinig, want hij besliste. We haalden daklozen van de straat, begeleidden stervenden, verzorgden bejaarden. Soms haalden we oudjes van de straat die we eerst een tijd in bad moesten laten weken, voordat we de korsten eraf konden wassen. Dat had wel iets heldhaftigs voor mij, maar het was beperkt. We gingen namelijk wel met anderen om, maar hadden een eigen jean-jacques suurmond 27
Wijlandgoed.indd 27
28-04-2009 16:14:42
agenda. Je deed het toch niet helemaal goed als je die mensen niet ook het Koninkrijk van God binnensleepte. Mensen wassen was hard nodig, maar het ging uiteindelijk om de doop. De ander moest zich aanpassen aan de ideologie van ons weldoeners. Hij of zij moest het anders-zijn inleveren. Eigenlijk konden we alleen met de ander omgaan omdat die hulpbehoevend was.’ Werkend in de Pinkstergemeente groeide een verlangen naar kennis. Suurmond zocht richting en verdieping in zijn geloof. Dat betekende binnen de beweging eerst drie jaar Pinksterbijbelschool in Den Haag, met een vierde jaar op de internationale Bijbelschool van de beweging in Brussel. En van daar ging het naar het hoogste academische platform, Fuller Seminary in de Verenigde Staten. ‘Daar studeerden mensen van allerlei gezindte. Mijn horizon werd breder en ik kon me daar aan mensen binden van andere kerken. Die ontwikkeling heb ik daar eigenlijk pas doorgemaakt. Als je eerlijk bent, heeft iedereen de instinctieve houding dat de vreemde pas oké is als hij op jezelf lijkt. Dat zit in onze basisuitrusting. Ik ben me daar op Fuller Seminary gaandeweg bewust van geworden; onze primaire reactie is egocentrisch, waarbij wij in het middelpunt staan, en de ander zich aan ons aanpast. Spiritualiteit is voor mij nu juist de ommekeer daarvan. Mijn centrum ligt dan niet meer in mijzelf, maar in God. En dat omvat óók die ander. De ander is niet de hel, zoals in Sartres motto, maar eerder de hemel. Zo beleef ik het nu veel meer. De ander kan, omdat hij anders is, me iets geven wat ik zelf niet in huis heb. Mijn vrouw Marianne heeft me in dat opzicht misschien wel het meeste geleerd. Ze ontwikkelde zich tegelijk met mij en stelde zich steeds minder op als de onderdanige vrouw die ze volgens de pinksterbronnen moest zijn. Ze was fier en zelfbewust, en heel anders dan ik. En dat betekende dat zij zich in een andere richting ontwikkelde. Toen we met onze relatie begonnen, waren we meer met elkaar versmolten en ik had dan ook grote moeite met haar onafhankelijkheid. Dat knalde enorm. Maar in onze confrontatie, van twee gegroeide en zelfstandige mensen, ontstond er uiteindelijk 28 w!j-land
Wijlandgoed.indd 28
28-04-2009 16:14:42
een tussenruimte, die ik nu heb geleerd te ervaren als een weldaad. Ik bedoel een tussenruimte zoals Martin Buber dat benoemde. Hij noemt dat “de tussenruimte van de geest”. Daarin kan ik ik zijn en jij jij, waarbij we ons verbonden voelen op een dieper niveau. Ik ervaar dat nu echt en vind het een weldaad. De binding tussen Marianne en mij werd groter toen het er op leek dat we uit elkaar werden getrokken. Ik denk dat we die paradox ook meemaken in onze Nederlandse cultuur. Het is de ontwikkeling van een binding, waarin we allemaal op elkaar moeten lijken, naar een binding die ik nu als volwassen beschouw, een binding waarover de mystici spreken. Die binding zit niet meer aan de oppervlakte, in die zin dat we op elkaar zouden moeten lijken. Dat is van buitenaf opgelegd. Eenheid in verscheidenheid is iets anders. En voor mij is de bron daarvan God. Of wat Martin Buber de geest noemt, de geest die creëert en de tussenruimte in stand houdt.’ Volwassen individualiteit ‘In de Nederlandse cultuur waren we gewend te leven in levensbeschouwelijke zuilen. Je was één door je bloed- en geestverwantschap. Dat is een primitief clan-idee, want de eenheid wordt daarbij van buitenaf opgelegd. Dat is waar Jan Wolkers en Maarten ’t Hart zo aan hebben geleden. Een eenheid die ten koste ging van verbindingen met anders gelovigen. Pas na de jaren zestig is er een omslag gekomen in de manier waarop we naar onszelf kijken. Door de individualisering zijn we zelfstandiger en staan meer op eigen benen. En dat ook de ander die we tegenkomen op eigen benen staat, hoeft niet langer een bedreiging te zijn. Het kan ons ook verrijken.’ Maar daar zijn we nog niet. ‘We zijn nog vaak verward nu het oude bindingskader van de zuil is weggevallen. Dat is waarom we zo’n moeite hebben met allochtonen. Het bestaan van de vreemdeling drukt ons op het feit dat we zelf ook het verlangen hebben om “erbij te horen”. Dat is belangrijk voor elk mens! Meteen na het vervullen van de eerste levensbehoeften – eten, drinken – duikt de behoefte op om “erbij te horen”. Waar horen we bij? Als je daar onzeker over bent, werkt de spiegel die de vreemde je voorhoudt heel verwarrend. jean-jacques suurmond 29
Wijlandgoed.indd 29
28-04-2009 16:14:42
Het confronteert. In die zin is de komst van de allochtoon een zegen, al ervaren we dat niet zo. We hebben de kans om er wat van te leren. Het vreemde is een gave. De traditie van de kerk vertelt ons dat we verschil nodig hebben. Vanuit het verschil kun je verlangen naar eenwording. De mystici verwoordden hun grote verlangen naar het een worden met God. Maar die eenwording begint eenvoudig, leren ze ons. We zijn er elke dag al mee bezig. Heel praktisch: je kunt je verbonden voelen met je kat, hem brokjes geven. Hij komt zomaar spinnend op je af. Je kijkt ernaar en je laat het dier toe. Je hebt hem “leren kennen” en dat is in zekere zin liefhebben. Dat is eenwording, zoals je ook heel concreet een kunt worden met je werk, als je het met liefde beoefend. Door eenwording met iets of iemand anders ervaren we zin en samenhang in ons bestaan. De traditie van de westerse spiritualiteit ziet dat achter al onze verlangens het grondverlangen schuilt naar eenwording met God, die in en achter alle dingen is. Als je die gedachte betrekt op de ander, dan kun je het “vreemde of andere” verdragen. Ze staan als het ware voor convergerende lijnen die in de verte samenkomen in God. De grote mystici zagen dat. Die hebben met overtuiging hun eigen leven in het teken gesteld van anderen. Of het nu ging om de hervorming van een kloosterorde, zoals Teresa van Avila doorvoerde, of het verzorgen van zieke soldaten op de Krim, zoals Florence Nightingale; ze waren er voor de hele wereld. Ik en jij, dat is er. En daarachter zit God. Daarvan ben ik overtuigd. Het is een standpunt zo oud als religie, maar niet gebonden aan één religie. Het wordt vaak de universele liefde genoemd. Dat klinkt natuurlijk erg plakkerig, maar dat is het nu juist niet! Het heeft niet met een wee liefdesgevoel te maken, maar met een sterke omvorming van de wil.’ Suurmond geeft een voorbeeld uit zijn praktijk als therapeut. ‘Ik had een stel op de bank. Die waren heel gezellig samen begonnen, want ze hadden veel gemeenschappelijk, hun hobby’s en interesses. Maar toen ze een paar jaar samenwoonden, liepen ze er tegen aan dat de ander toch anders was dan gedacht. Die ander doet niet wat ik wil! Hoe nu verder? Daar probeer ik om een diepere 30 w!j-land
Wijlandgoed.indd 30
28-04-2009 16:14:42
verbondenheid en een diepere wil op te graven. De verbondenheid en tussenruimte waar Buber over schrijft. En daar zijn we als cultuur op dit moment ook mee bezig. Wat we oppervlakkig samen hebben, daar zijn we in Nederland al wel achter; voetbal, het koningshuis, de canon van de geschiedenis. Maar daar redden we het niet mee. Op dat punt aangekomen moet je iets durven zeggen over de universele liefde. We moeten op het spoor komen van een diepere verbinding. Alleen, hoe doen we dat? Die stap probeer ik uit te leggen met behulp van de mystici. Zij zeggen in feite; je moet een sterker ik ontwikkelen, zonder egocentrisme. Dat sterkere ik is gegrond in het universele, wat ik God noem. Je verbindt je met elkaar vanuit een volwassen vorm van individualiteit.’ Diepere laag ‘In Nederland hebben we ons na de jaren zestig als individu losgemaakt uit het collectief. Dat was in feite het begin van de brede individualisering. We kozen onze eigen weg en dachten zelf na. Reflexiviteit, naar jezelf kunnen kijken, is de kern van die individualisering. Maar de zoektocht naar het eigen ik is in onze maatschappij nog lang niet voltooid. We zijn er heel hard mee bezig, zonder dat we echt op eigen benen staan. Kijk maar naar waar de bladen in de kiosk over gaan. Wie ben ik? Hoe doe ik dit, hoe doe ik dat? Hoe ervaar ik seksualiteit en hoe kan ik die verbeteren? Ze staan vol met zelfkennistesten. Dat heeft allemaal te maken met die reflexiviteit, al is die – met de focus op persoonlijke groei – nog vaak erg egocentrisch. De reflexiviteit die we hebben verworven moeten we koesteren, maar ook op een hoger plan brengen. Ik zie het als de rol van de kerk om ruimte te maken voor een diepere, mystieke laag. De Bijbel is en blijft daarbij mijn inspiratiebron. In de mystieke lezing van de Bijbel komt er een bijzondere taal naar voren. Die doorbreekt ons gewone, zelfgerichte denken. En zodra ik me daardoor laat onderbreken, zonder dat ik het vreemde probeer in te lijven in wat ik al ken en wil, gebeurt er iets moois. Daarom denk ik ook dat gastvrijheid zo hoog staat aangeschreven in de Bijbel. De vreemdeling moet je verwelkomen. Onwetend hebt gij engelen geherbergd, jean-jacques suurmond 31
Wijlandgoed.indd 31
28-04-2009 16:14:43
staat er. Het is moeilijk om dit inzicht te verwoorden, maar wel nodig. Ik probeer mensen met het vreemde te confronteren door ze op het verkeerde been te zetten. Ik zoek het onverwachte. Dat doe ik in mijn columns, maar ook als predikant. Een belangrijke rol van de predikant, zoals ik die zie, is die van onruststoker. Als het vertrouwde denken wordt verstoord, kan er als bij verrassing licht tussen de kieren van het bestaan doorschijnen. Laat de kerk alsjeblieft een beetje vreemd blijven en zich niet aanpassen aan de tijdgeest.’ En ten slotte is er dan nog “de ultieme vreemdeling”, de dood. De terminologie komt van de filosoof Emmanuel Levinas. ‘Op de dood hebben we geen greep. We gaan eromheen, zoals we om de mystiek en de kerk heenlopen. Maar als er iets bindt, dan is het juist de dood. Ik heb op mijn werk in Trouw nog nooit zoveel reacties gehad als toen ik mijn stukken schreef over de ziekte kanker die me getroffen heeft. Dozen vol met brieven heb ik staan. Oude schoolvrienden belden op me op om te informeren naar mijn gezondheid. Met wat ik schreef, raakte ik blijkbaar aan de diepere, universele laag in ons bestaan. Dat werkt verbindend. Het wordt ons in onze maatschappij niet gemakkelijk gemaakt bij die diepere laag te komen. De dood wordt bij ons weggehouden. Het kerkhof ligt allang niet meer midden in het dorp. We komen hem gewoon te weinig tegen, maar het is juist die dood die bij uitstek een openende, verbindende kracht heeft. Waarom? Omdat hij zich niets aantrekt van onze egocentrische houding. Hij conformeert zich niet en gaat ook geen symbiotische relatie met ons aan. De dood is de ultieme vreemde, maar hij is ook een gave. Ook deze vreemdeling leert ons om elkaar te raken op de laag die ons ten diepste met elkaar verbindt.’
32 w!j-land
Wijlandgoed.indd 32
28-04-2009 16:14:43
Wijlandgoed.indd 33
28-04-2009 16:14:43
34 w!j-land
Wijlandgoed.indd 34
28-04-2009 16:14:44
wie Joep Dohmen geboren Tilburg, 1949 werk Hoogleraar Wijsgerige en praktijkgerichte ethiek aan de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht meer weten Lees Het leven als kunstwerk. Een hartstochtelijk pleidooi voor een stijlvol en waarachtig leven (2008), Tegen de onverschilligheid. Pleidooi voor een moderne levenskunst (2007), Over levenskunst. De grote filosofen over het goede leven (2002) of zijn proefschrift Nietzsche over de menselijke natuur (1994). website www.uvh.nl
Wijlandgoed.indd 35
28-04-2009 16:14:44
aarachtigheid is altijd gericht W op de ander
De hedendaagse westerse mens is niet zomaar geschikt voor een samenleving, zegt Joep Dohmen. Om onszelf goed te kunnen binden, moeten we de levenskunst beoefenen en autonoom en authentiek leven. Juist door eerlijk te zijn tegenover onszelf, leren we misschien om beter met elkaar om te gaan.
Joep Dohmen ontwerpt een moraal van de “levenskunst”. Een begrip dat gemakkelijk met veel vraagtekens en misverstanden wordt omgeven. Doelt hij op levensgenieters? Op alleskunners of verlichte geesten? En hoe kan levenskunst mensen met elkaar verbinden? In zijn boek Het leven als kunstwerk (2008) bakent Dohmen zijn domein af: ‘Wittgenstein heeft ooit gezegd dat de taal ons vaak de verkeerde kant op stuurt. Dat geldt in hoge mate voor het woord levenskunst. De term “zorg” brengt een veel bredere oriëntatie in het spel dan kunst of kunde. Ze haalt de term levenskunst weg uit de sfeer van de succesagenda. In het vervolg van mijn boek verwijst de term levenskunst – die ik intussen toch maar aanhoud, omdat het zo’n mooie vertaling is van het klassieke begrip ars vitae – dan ook naar “zorg voor zichzelf”. Zelfzorg betekent dat je een relatie aangaat met jezelf met het oog op praktische wijsheid. Levenskunst als zelfzorg verwijst naar een actuele moraal van zelfverantwoordelijkheid. Moderne mensen moeten leren om te leven vanuit een eigen levenshouding.’ En dan komt er nog één zinnetje achteraan, aan het slot van het eerste hoofdstuk. Het gaat Dohmen niet alleen om onszelf. Hij schrijft: ‘Op die manier kunnen mensen hun leven beter afstemmen op dat 36 w!j-land
Wijlandgoed.indd 36
28-04-2009 16:14:44
van anderen.’ Zijn levenskunst is zelfzorg, maar in alle aandacht voor dat “zelf” schuilt wel degelijk ook een sociale belofte. Toch is het de filosoof niet meteen om die belofte begonnen. ‘Mijn verhaal begint niet met de zorg om binding tussen mensen, maar bij het grote ontbindingsproces van de westerse samenleving. Ik heb me tien jaar met Nietzsche beziggehouden. Die had daar oog voor. Hij laat in een van zijn boeken een idioot over de markt lopen, al roepend: ik zoek God, ik zoek God! Hij wordt uitgelachen: weet je dan niet dat we allang in een atheïstisch tijdperk leven? Toch zegt de idioot als enige waar het op staat. We zijn niet slechts een christelijke waarheid kwijt, we zijn de waarheid met de grote W kwijt. Wat moet je als de traditionele religie de hoofdlijnen niet meer uitzet? Als de cultuur niet meer kan terugvallen op een diepe, algemeen gedeelde moraliteit? Dan stelt Nietzsche: “Wij mensen zijn niet meer geschikt voor een samenleving, omdat wij niet meer geschikt zijn voor instituties.”’ Dit is de ontbinding waar Dohmen op reageert. ‘Nietzsche betwijfelt radicaal het hele idee van een moderne gemeenschap, en ziet de opkomst van een nihilisme onder ogen: een algeheel gevoel van zinloosheid. Ik ben daar enorm van onder de indruk geraakt. Ik was, denk ik nu, daar zo door geïmponeerd vanuit mijn eigen biografie. Omdat ik als student zelf een soort romantisch nihilist was, die aan de ene kant schwärmde met een behoefte aan creativiteit, zelfexpressie en warme gevoelens. Maar tegelijkertijd was ik ook behoorlijk cynisch over allerlei zingeving. Die twee zielen vochten in mijn borst en ik wist geen fatsoenlijke uitweg.’ Slaven- en herenmoraal Uitgerekend Nietzsche zelf gaf ten slotte de richting aan. ‘Ik ontdekte dat hij nog een stap verder dacht. Er is een Nietzsche voorbij dat nihilisme. En dat is voor mij de Nietzsche van de levenskunst geworden. Je moet “je karakter stijl geven”, zei hij. Hij maakte een belangrijk onderscheid tussen slaven- en herenmoraal. Die termen moet je natuurlijk decoderen, hij doelt niet op koloniale slaven of landeigenaren. Een heer, dat is iemand die soeverein kan leven. Iemand die autonoom en authentiek door het leven kan gaan. Iemand die beseft joep dohmen 37
Wijlandgoed.indd 37
28-04-2009 16:14:44
dat hij gebonden is, in een cultureel schema, maar die daartoe een verhouding weet te vinden. Iemand die vormgeeft, zowel aan zijn eigen bestaan als aan de context waarin hij leeft. En slaven, dat zijn de slachtoffers; mensen die op de een of andere manier niet de kracht hebben hun eigen ideeën en waarden overeind te houden. Mensen die meegaan in een beweging die hen ondergeschikt maakt. Die de woede over hun slachtofferschap niet kunnen beteugelen, en die zich voortdurend wreken op anderen voor hun onmacht.’ Het zijn de brutalen en de dikke-ikken, zoals Dohmen het graag zegt. Nietzsche noemt hen de “slaaf van hun rancune”. Dohmen: ‘En als we eerlijk zijn, dan zit die rancune ook altijd min of meer in jou en in mij. Dat is de moraal van mijn verhaal: als je niet heel sterk in je schoenen staat, kun je niet goed samenleven met anderen.’ Dit is Dohmens “lees- en denkervaring” uit het werk van Nietzsche. ‘Daar komen andere auteurs en bewegingen bij, het existentialisme van Albert Camus; de levenskunst van de late Michel Foucault; “het goede leven” van Charles Taylor. En daarnaast is er mijn eigen levenservaring. Die is sterk gevormd door de jaren zestig, waarin de ontbinding zich heeft doorgezet. Door de emancipatie van de vrouw van de man, de homo van de hetero, de knecht van de baas, de student van de hoogleraar. Door de informalisering van de onderlinge betrekkingen. Ik heb de tijd nog meegemaakt dat professoren hun eigen toilet hadden, en nu staat een student naast je in het urinoir. Dat mag een gelijkschakeling zijn die studenten van nu niets meer zegt, toch vind ik die belangrijk. De hiërarchische verhoudingen zijn opgeheven, en daar is een type vrijheid onder vandaan gekomen die een geheel nieuwe problematiek oproept: de suggestie van vrijheid als willekeur, als niet-inmenging, als totale zelfbeschikking.’ ‘In de jaren zestig draaide het om emancipatie en verbeelding. De emancipatie is voltooid, maar de verbeelding heeft het ergens laten afweten. Dat ontaardde in de jaren tachtig en negentig in een permissieve samenleving. Een samenleving waarin alles werd toegestaan, elke begrenzing en discipline werd afgewezen, waardoor onze zelfverwerkelijking in de knel is gekomen. We raakten in een tweespalt tussen publiek en privé, carrière en huwelijk, ik en de ander. 38 w!j-land
Wijlandgoed.indd 38
28-04-2009 16:14:44
Alles kon, alles mocht, maar wat bood onze vrijheid houvast? We zijn luidruchtiger geworden, maar we klinken onzeker. We missen oriëntatie en discipline’ Systeemdwang We hebben enorme behoefte aan nieuwe bindingen, op verschillende niveaus. Dohmen kiest een onverwachte insteek: wat bindt een individu aan zichzelf? Wat is de basis? Hij legt uit. ‘Sinds de jaren negentig spreken sociologen als Bauman, Beck en Giddens over de posttraditionele orde. Dat is natuurlijk eerst en vooral een kapitalistische orde. Daarin hebben de systemen, het geld, de media, wetenschap en techniek het stokje overgenomen van de moraal en religie. Het oude vertrouwen van de traditionele orde is zoek. Giddens heeft overtuigend laten zien dat moderne individuen totaal op zichzelf teruggeworpen worden en veroordeeld zijn tot hun eigen lifestyle. Op alle gebieden van het leven: voeding, gezondheid, wonen, reizen, relaties en omgangsvormen moeten mensen hun eigen expertise opdoen. De emancipatiepolitiek is ingeruild voor een levenspolitiek.’ Volgens Dohmen is dat de echte cultuuromslag. ‘De individualisering, de ik-gerichtheid is in principe niet zozeer een morele als wel een maatschappelijke beweging. Die is ons opgedrongen. We worden door een systeemdwang heel erg op ons zelf gericht.’ Dat is ooit wel anders geweest, weet de filosoof. ‘Ken je de documentaire van Jos de Putter, die zijn vader, een Zeeuwse boer, in zijn nadagen filmt? Nadat de vader zeventig jaar op de boerderij heeft gewerkt, vraagt zijn zoon wat hij er nou van vindt dat hij zijn bedrijf op zal moeten geven. Die boer weet bij god niet hoe hij die vraag moet verstaan. Want de man is nooit bezig geweest zichzelf te realiseren. Die heeft gewoon gedaan.’ De vraagsteller in de film vertrekt vanuit een ideaal van zelfverwerkelijking. Dohmen: ‘Vandaag zijn we allemaal noodgedwongen narcisten. We moeten wel onze eigen levensstijl ontwikkelen. Dat vereist als het ware een nieuw zelfvertrouwen. Sociologen zijn daar behoorlijk optimistisch over; nou, ik niet. Niet dat ik net zo’n pessimist ben als bijvoorbeeld Christopher Lasch, joep dohmen 39
Wijlandgoed.indd 39
28-04-2009 16:14:44
dat is echt zo’n ondergangsprofeet. Nee, maar als je ook maar een beetje eerlijk bent, moet je vaststellen dat het twee kanten op kan. Als het goed gaat verbinden mensen zich met elkaar, met het milieu, met de wereld. Dan zoeken ze hun zelfverwerkelijking in sociale omgangsvormen. Maar als het slecht gaat dan richten ze zich helemaal naar binnen. Dan krijg je bijvoorbeeld de spiritualiteit van vandaag. Dat levert geen sterke mensen op. In onze samenleving lijkt de bindende kracht het consumentisme te zijn. Velen identificeren hun zelfverwerkelijking met een aangenaam leven; met comfort. Lekker pizzaatje,filmpje, huisje, boompje, beestje. De mensen verbinden zich met het aangename leven. De grootste dreiging voor onze cultuur is het actuele hedonisme. Maar ook daar hebben veel mensen weer genoeg van. Laat ik het plat zeggen: ze hebben de kots van het consumentisme. Gelukkig gaat ook een flinke groep de strijd aan tegen deze leegte. Mensen ervaren elke dag de grofheid, de kaalheid en de armoede van het Zwitserleven.’ Beschavingsslag met onszelf We beleven een nieuwe cultuuromslag, we voeren een beschavingsslag met onszelf, zegt de filosoof. Maar gelukkig hebben we de geschiedenis. ‘We hebben voorgangers van wie we van kunnen leren. Er liggen educatielijnen. Die hele levenskunst is niet zomaar een leuke hobby van mij. Ik heb er – samen met anderen – meer dan 10 jaar – over nagedacht hoe je onze individualistische levensstijl een basis, een grondslag kunt geven!’ In Het leven als kunstwerk schrijft Dohmen over de auteurs die ons vandaag kunnen bijstaan: ‘Klassieke levenskunst was nooit een eenzame bezigheid, maar een sociale praktijk, die maatschappelijk verankerd lag in scholen en leefgemeenschappen, in relaties en vriendschappen. In de Griekse filosofische scholen werden de eigen leefregels onderzocht en beoefend. In het publieke domein wezen raadgevers in zelfzorg de weg. Dat waren professionele begeleiders, mensen met een goede reputatie die bewezen hadden dat ze vrijmoedig durfden spreken. Levenskunst was een publieke moraal.’ Dohmen zelf werkt aan de opzet van een academie in de levenskunst 40 w!j-land
Wijlandgoed.indd 40
28-04-2009 16:14:44
waar mensen praktische wijsheid kunnen opdoen. Mengt hij zich daarmee niet in andermans autonomie? ‘Ik kan niet voorschrijven welke lijn de juiste is, maar ik ben er wel toe geneigd te zeggen dat je een lijn moet kiezen. Ik ben het eens met Giddens als hij zegt dat we niet leven in een tijd van keuzevrijheid maar een van keuzenoodzakelijkheid. We moeten de hele dag door keuzes maken. En dat vereist levenskunst. Je moet jezelf vormgeven, waarbij je zelf moet uitzoeken hóé je dat doet. Als ethicus wil ik bovendien laten zien dat een gevormd leven waardevoller is dan dat van iemand die er een puinhoop van maakt. Dat is een belangrijk humanistisch gezichtspunt: orde is beter dan chaos. En daarin moet je je stem laten horen! Dat biedt perspectief, in tegenstelling tot het werk van mensen als Arnon Grunberg en Michel Houellebecq. Daar heb ik een enorme aversie tegen. Die literatoren koketteren met het “feit” dat beschaving een heel dun laagje is. Ze schrijven het prachtig op en verdienen er flink geld mee. Arnon Grunberg gaat naar Afghanistan en laat ons zien wat er gebeurt in het vrije krachtenspel van de natuur, waarin de mens als beest tekeergaat. Zulke laffe estheten wil ik te vuur en te zwaard bestrijden.’ Als moralist maakt Dohmen zichzelf kwetsbaar. ‘Dat weet ik, maar het moet. En ik geef toe, het is ook de demon in mijzelf die ik bestrijd: het cynisme. Ik ken zelf ook de neiging om elk idealisme diep te wantrouwen en te lijf te gaan.’ Navolging bindt Praktische wijsheid begint bij binding. En je bindt onder meer door navolging, zegt Dohmen. ‘Vorming draait bij mij om de vraag: hoe ontstaat persoonlijke identiteit? Je wordt niet alleen bepaald door wat je van huis meekrijgt en alles wat je in het leven door schade en schande opdoet. Er is ook een actief vormingsmoment. Je moet – dat zeg ik Montaigne na – een kamertje hebben voor jezelf, waarin je over jezelf nadenkt. Op die plaats, bij momenten, kies je. Je leest, je voert gesprekken met vrienden, en uiteindelijk besluit je tot navolging. Je kunt filosofen navolgen, religieuze leiders, sporthelden of filmacteurs. Je vader of een oom die een bepaalde invloed op je heeft joep dohmen 41
Wijlandgoed.indd 41
28-04-2009 16:14:44
gehad. Uiteindelijk volg je natuurlijk idealen of waarden na.’ De filosoof Charles Taylor wijst er op dat we onze eigen bronnen en tradities weer moeten ontsluiten. Spiritualiteit beschouwt Dohmen als een van de vele westerse bronnen. ‘De christelijke bron, daar kun je nog steeds niet omheen, die bevat belangrijke elementen, bijvoorbeeld de naastenliefde. Het hele solidariteitsbeginsel is in feite een verklede act van het idee van naastenliefde. Het christendom maakte bovendien alle mensen gelijk voor God. Dus ook het gelijkheidsbeginsel kun je erin vinden. Maar aandacht en zelfdiscipline zijn dan weer noties die de stoïcijnen hebben ontwikkeld en uitgewerkt. Vrijheid is de kernwaarde bij uitstek van de moderniteit.’ Al deze inspiratiebronnen roepen op tot navolging, tot een reflectie die je brengt bij die ene notie die voor Dohmen centraal staat: authenticiteit. ‘Solidariteit of naastenliefde, aandacht, vrijheid, dat zijn heel belangrijke waarden voor ons. Sinds de Romantiek komt daar nog een grondwaarde bij: zelfexpressie, authenticiteit, ruimte voor verschil. Rousseau ontdekt de innerlijke stem waarnaar je moet luisteren. Dit betekent dat elke mens van de ander verschilt, uniek is en dat je moet proberen om jezelf uit te drukken. Precies dit idee dat je trouw wilt zijn aan jezelf, is de basis van onze moderne levensstijl. Dat gaat verder dan vrijheid.’ Wat Dohmen betreft, heeft dit authenticiteitsdenken vandaag een grote maatschappelijke betekenis. ‘Iedereen wil zijn eigen leven leiden, dat weet ik heel zeker! En authenticiteit en waarachtigheid zijn altijd gericht op de ander. Dat vergeten we wel eens, want waarachtigheid wordt heel vaak misbruikt. Zo heb je het type van de vrije kunstenaar die zijn waarachtigheid in een kunstwerk probeert te leggen. Volgens een bepaalde opvatting van kunstenaarschap gaat het dan om het pure individuele, solistische scheppen. Maar dat is nog lang geen authenticiteit: dat is juist een eigen soort invulling van een al bestaande stijlvorm. Authenticiteit betekent dat je verantwoordelijkheid aflegt. Iemand die waarachtig is, laat zijn eigen stem klinken. Waarachtigheid is de verantwoorde vormgeving van de verbinding met de ander, of met een zaak. Duurzaamheid en milieu, kredietcrisis en oorlog, de 42 w!j-land
Wijlandgoed.indd 42
28-04-2009 16:14:44
integratieproblematiek, dat zijn weliswaar allemaal sociale en politieke vraagstukken maar daar moet jij als individu stelling in nemen. Die zaken vragen ook om jouw persoonlijk antwoord. Het zijn de agendapunten van onze laatmoderne samenleving. Je leven vormgeven betekent dus dat je geen genoegen neemt met een bepaalde onmacht die ons vandaag allemaal treft. Dit is de sociale belofte die schuilt in de moraal van de levenskunst. Uiteindelijk probeer je alle inspanningen om jezelf te verwerkelijken zowel persoonlijk als ook sociaal te verzilveren.’ Positieve bindingsangst ‘De werkelijk autonome mens kent zijn afhankelijkheden. Hij is vrij, maar in gebondenheid.’ Dit is de navolging die Dohmen voorstaat. ‘De ironie is dat ik zelf, net als velen van de generatie van het existentialisme, een enorme bindingsangst heb gekend. Ik ben 59, niet getrouwd, geen kinderen, niet samenwonend. Geen eigen huis en een halve baan. Ik ben een product van de tijdgeest, half liberaal half existentialist. Maar die bindingsangst kun je op twee manieren formuleren. Je kunt hem negatief duiden: als bang zijn om je te verbinden, omdat je dan wordt ingeperkt. Je kunt hem ook positief formuleren: als op je hoede zijn voor wat er gebeurt telkens als mensen zich met iets verbinden. Dat is voorzichtigheid, maar ook authenticiteit. Steeds op scherp staan om te beoordelen of het klopt wat er gebeurt. Het moet kloppen!’ Nog één keer de oude meester die navolging verdient. ‘Nietzsche heeft een prachtige beschrijving gegeven van het ontstaan van de vrije geest. Een ontwikkelingspsychologie van binding en ontbinding. Je bent jong, rukt je los van thuis. Bij alle schaamte dat je weggaat bij je dierbare ouders, denk je toch uit alle macht: wegwezen. Vervolgens sla je als een anarchist in het rond. Niets in de wereld deugt. Totale revolte. Totdat je merkt dat het toch wel lastig is zo te leven. Want je hebt alle schepen achter je verbrand, alle deuren dichtgeslagen. Nu kun je nergens meer binnen. Dat was ook weer niet de bedoeling… Dus je loopt rond met je ziel onder je arm. Na een eerste fase van afscheid komt dus de fase van het vernietigen en joep dohmen 43
Wijlandgoed.indd 43
28-04-2009 16:14:44
daarna komt er een hele tijd van geen ja en geen nee. Je probeert dit eens uit en dat weer dat. Dit is een tussenfase. Maar ook die duurt niet eeuwig. Want dan komt er een moment waarop je durft te zeggen: misschien was het wel nodig om deze weg af te leggen, om in de buurt te komen van waar ik me echt mee wil verbinden. Nietzsche noemt dat de fase van genezing. Hij drukt het hele proces van verbinding en ontbinding uit in de metafoor van ziekte en gezondheid. Ten slotte ontdekt hij dan de diepste binding waar je uiteindelijk op uitkomt. Dat is dan jouw echte gezondheid. De ware verbintenis. De eindfase van de gezonde geest. Je ontdekt dus gaandeweg de logica van je eigen leven. Uiteindelijk neem je toch het besluit en zegt: Oké, hier kies ik voor. Hier hoor ik bij. Dit is mijn binding. Dit is mijn loyaliteit. Hier ga ik mee verder. Je eigen weg vinden, je eigen levensstijl, dat is levenskunst. Leren om autonoom te worden. En leren om je eigen stem te vinden. Maar het heeft wel een hele tijd geduurd voordat ik ontdekt heb hoe belangrijk de ander daarbij is. Vooral als tegenstem.’
44 w!j-land
Wijlandgoed.indd 44
28-04-2009 16:14:44
Wijlandgoed.indd 45
28-04-2009 16:14:44
46 w!j-land
Wijlandgoed.indd 46
28-04-2009 16:14:45
wie Varamitra geboren ’s-Gravenhage, 1953 werk Mede-oprichter en docent Boeddhistisch Centrum Haaglanden, tot februari 2009 voorzitter van de Boeddhistische Unie Nederland, Hoofd Boeddhistische Geestelijke Verzorging bij de Dienst Justitiële Inrichtingen meer weten Luister naar zijn maandelijkse radiocolumns voor de Boeddhistische Omroep Stichting (BOS) of lees zijn columns en artikelen op zijn website. website www.bchaaglanden.nl
Wijlandgoed.indd 47
28-04-2009 16:14:45
Is dit alles?
We staren ons blind op de vorm van religies. Vormen, rituelen en stellingen, ze staan ons tegen of we vinden ze aantrekkelijk. Waarom kijken we niet gewoon naar de inhoud die erachter steekt? Op inhoud kunnen we elkaar vinden, is de overtuiging van Varamitra. De vorm is maar vorm.
Varamitra betekent “dierbare vriend”. Theo Alkemade kreeg die naam van zijn boeddhistisch leraar in Spanje tijdens een vier maanden durende retraite. Varamitra: ‘Mijn leraar zag direct dat ik veel interesse had in anderen, daarom koos hij bij mijn inwijding deze naam voor mij. Vaak zie je dat mensen die gegrepen worden door een geloof of een studie vooral met zichzelf bezig zijn; ik had dat niet. In de acht jaar die ik weggeweest ben heb ik altijd mijn contacten in Nederland goed onderhouden. Als ik samen met mijn leraar ’s ochtends een uurtje wandelde, zag hij hoe ik bijna elke dag mijn brieven naar Nederland op de bus deed. We hadden het erover aan wie ik schreef, wat ik schreef, en misschien ook wel waarom ik schreef. Het merendeel van mijn vrienden en familie had er geen notie van waarom ik voor het boeddhisme gevallen was. Maar dat maakte me niet uit. Ik ben blijven schrijven. Als je een nieuwe draai aan je leven geeft, zoals ik dat heb gedaan, dan kun je vanuit een spirituele arrogantie zeggen: ze snappen het toch niet. Maar ik heb dat nooit gedaan. Ook al snappen ze me niet, dat ontslaat me niet van de plicht om te zeggen waar ik mee bezig ben. Vanuit die gedachte hield ik contact. En dat loonde. Ik kreeg ooit een brief van een zus, die schreef: “Ik begrijp geen jota van wat je schrijft, maar ik heb wel in de gaten dat het je goed doet”. Prima, denk ik dan, zo blijven we in gesprek. 48 w!j-land
Wijlandgoed.indd 48
28-04-2009 16:14:45
Ik heb een hele grote familie, en die heb ik allemaal bij mijn besluit om boeddhist te worden betrokken. Ook degenen die het maar niets vonden, zoals een van mijn broers. Hij heeft me jarenlang gevraagd wanneer ik nou weer eens normaal ging doen. Pas na jaren was er ineens een klik tussen ons, maar ook in de periode dat die klik er niet was, zijn we elkaar blijven waarderen. Het geloof hoeft geen splijtzwam te zijn, daarvan zijn mijn broer en ik het levende bewijs. We zijn elkaar nooit uit het oog verloren, ook al hadden we ieder onze eigen levensloop. Ik leerde inzien hoe bijzonder hij is. In een tijd dat het individualisme hoogtij viert, heeft hij samen met zijn vrouw twee geweldige kinderen op de wereld gezet die hij een warm nest aanbood. Dat is een kwaliteit van hem die ik heb leren zien. Ik had ook kunnen roepen: wat een burgertruttig bestaan heeft hij! Wat leeft hij spiritueel aan de oppervlakte! Maar je moet je juist verbinden met de kwaliteiten van de ander die niet lijken op de jouwe. Als je onder de oppervlakte kunt kijken, dan vind je elkaar op een dieper niveau.’ Donderslag bij heldere hemel ‘Dat diepere niveau bereik je niet zomaar. Je moet er wel moeite voor doen. Je moet als het ware over je eigen schaduw heenstappen. Zolang je je eigen zelfbeeld als norm gebruikt, lukt dat niet. Vroeger kon ik die stap naar de ander niet maken. Ik had altijd een houding van “mijn gelijk is het gelijk” en ik verzamelde een groep om me heen van gelijkgestemden. Ik had het ook allemaal goed voor elkaar.’ Ineens in de derde persoon: ‘Theo Alkemade had een leuke vrouw en materieel was het allemaal perfect. Hij had een groot huis aan het water en een mooie kunstverzameling om zich heen. Door zijn werk als organisatieadviseur had hij voldoende inkomen om interessante dingen te kunnen doen.’ Nu weer in de eerste persoon: ‘Ik hield de opera’s bij en was vooral bezig met verzamelen van kunst. En toen kwam die dag waarop ik een verkooptentoonstelling bezocht. Ik liep er rond en bekeek de mensen die tot mijn kring behoorden. En als donderslag bij heldere hemel realiseerde ik me dat niemand echt geïnteresseerd was in mij. Wel in mijn schilderijen – heb je nog iets te ruilen? – maar dat ging niet over mij. Het ging trouwens ook varamitra 49
Wijlandgoed.indd 49
28-04-2009 16:14:46
niet over de ander, maar altijd over de dingen tussen ons in. Dat wil niet zeggen dat het leven voortdurend oppervlakkig was, maar er miste wel iets. We vonden onze inspiratie in de kunst en ik was bezig in de vernieuwingsbeweging van de rooms-katholieke kerk, maar uiteindelijk was dat allemaal buitenkant. Tijdens het bezoek aan die tentoonstelling heb ik een geweldige oplawaai gekregen.’ Het is een klassiek motief: de westerling aan wie het niets ontbreekt, moet vaststellen dat er iets mist in z’n leven. Varamitra heeft er geen moeite mee zichzelf in dit cliché te plaatsen. ‘Ik had dat liedje in mijn hoofd. Is that all there is? Ik kan nu zien dat mijn verbinding met mensen, of eigenlijk het gebrek eraan, mijn grote drijfveer is geweest om mijn spirituele zoektocht te starten. Ik heb mijn zakelijke verplichtingen keurig afgerond en mijn relatie beëindigd. Dat was een drama, maar het moest. Daarna heb ik mijn spullen verkocht en ben met een rugzak de wereld ingetrokken. Dat was in 1987. Ik wist toen wel wat ik niet wilde, maar nog niet wat ik wel wilde.’ Hij trok er jaren voor uit. ‘Uiteindelijk vond ik mijn heil in het boeddhisme. Tegen wil en dank, mag ik wel zeggen, want ik dacht in eerste instantie daar heb je weer zo’n “isme”. Maar de leer was te machtig en mijn twijfels vielen weg. En om nog iets aan het cliché toe te voegen: ik had een gevoel van thuiskomen. Dat was voor mij niet eens zozeer het vinden van een groep gelijkgestemden, maar meer de logica van de leer van de Boeddha! Ik ben een wijsneus en een pietje precies, maar ik wist meteen dat het klopte. Met het christendom heb ik dat nooit gehad en met het geloof in God evenmin. Overgave, naastenliefde, onthechting; alles kreeg zijn plaats in een logisch verband, maar zonder een gecompliceerd godsbeeld.’ Religie stolt ‘De leer klopte voor mij, maar ik wist nog niet waarmee ik me moest verbinden. Er zijn zoveel verschillende vormen en tradities in het boeddhisme, ga dan maar eens zoeken waarin jij je thuis voelt! Uiteindelijk viel het kwartje voor mij bij De Westerse Boeddhisten Orde. Dat was een tamelijk nieuwe orde die nog niet de ballast droeg van hon50 w!j-land
Wijlandgoed.indd 50
28-04-2009 16:14:46
derd of duizend jaar. Ik koos bewust niet voor een orde met 2000 jaar traditie, want tradities gaan op den duur stollen en zetten zich vast. Daarmee kan ik me niet goed verbinden. De inhoud stolt te vaak in een vorm die geen flexibiliteit meer kan opbrengen. Terwijl stolling in essentie niet bij religie hoort en zeker niet bij boeddhisme. Ik ben uiteindelijk 15 jaar lid geweest van De Westerse Boeddhisten Orde, totdat ik voelde dat ook daar het geloof stolde in de vorm. Ik heb jarenlang aan de top geprobeerd om het open te houden, maar eigenlijk weet ik ook wel dat dit bijna niet kan. Het hoort kennelijk bij de menselijke conditie: religie stolt. Mensen willen een houvast en vaste regels. Daar ben ik tegen. Ik ben nu autonoom. Eigenlijk ben ik een soloreligieus, maar wel in verbinding. Dat klinkt paradoxaal, maar dat is het niet. Ik verbind me gewoon niet op vorm maar op inhoud. Religieuze inhoud zit altijd verpakt in vormen en de inhoudelijke boodschap zit verpakt in specifieke rituelen. Maar die rituelen zijn dus bij uitstek vormen en ik wil voorbij die vorm mogen en kunnen kijken. In mijn optiek gaat het er niet om dat we allemaal op dezelfde manier buigen of een stokje wierook aansteken. Ik wil over mijn religieuze vorming heenkijken en zo contact maken met mensen uit een andere vorm. Op inhoud kun je zo het boeddhisme en het christendom verbinden. Daarom spreken ideeën over multireligieuze identiteit – bijvoorbeeld boeddhist én christen zijn – me ook zo aan. Ik denk dat daar voor de samenleving veel winst te boeken valt, juist als we op zoek zijn naar “een nieuw wij”. De grote tradities hebben wat dat betreft dezelfde opdracht als het individu. Ze moeten leren om over hun eigen schaduw heen te stappen.’ Vorm moet de inhoud volgen. En niet andersom. Verbinding maken met mensen, zegt Varamitra moet je doen op de inhoud. Al is dat lastig omdat inhoud in een vorm zit, die je op het eerste gezicht kan tegenstaan. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de katholieken dan zie je dat bij hen de vorm centraal staat; de mis op zondagmorgen. Katholieken zeggen zelf, we doen het al duizend jaar zo en dus blijven we het zo doen. Maar als je de inhoud centraal zou durven stellen dan varamitra 51
Wijlandgoed.indd 51
28-04-2009 16:14:46
kun je misschien de vorm, het format van de kerkdienst, maar beter wijzigen. Dat moet ook wel als je mensen nog wilt aanspreken met de inhoudelijke boodschap. Mensen gaan namelijk niet meer naar de kerk om een vaststaand verhaaltje aan te horen, een preek en het hele ritueel van de eucharistie. Bij de katholieken domineert de vorm de inhoud. Ik zat als voorzitter van de Boeddhistische Unie Nederland wel eens met bisschoppen aan tafel en dan was mijn opmerking dat ze het format eens moeten wijzigen natuurlijk zoiets als “pissen in het doopvont”.’ Wat ontbreekt is de zelfreflectie, zegt Varamitra. ‘Hun boodschap is goed. Dat maakt het zo schrijnend. Het zou namelijk zoveel gemakkelijker voor mensen zijn om in hun eigen vertrouwde christelijke traditie een nieuwe vorm voor hun geloof te kunnen vinden. De inhoud die al in je lijf zit, omdat je als kind in de kerk hebt gezeten en hebt geluisterd naar de verhalen, die hoef je alleen maar naar boven te halen en in een nieuwe, eigentijdse vorm beleven.’ Dat gaat uiteindelijk ook wel gebeuren, spreekt Varamitra zijn vertrouwen uit. ‘Maar het zal nog even duren. Voorlopig overschaduwt de vorm de inhoudelijke christelijke boodschap. Voor het boeddhisme geldt hetzelfde. Het boeddhisme is als religie geen haar beter. Het wordt tijd dat de mythe van het boeddhisme als uitzonderlijke religie eens wordt doorgeprikt. Het boeddhisme lijkt het zoveel beter te doen, maar ze is geen uitzondering. Steeds opnieuw moeten we de vorm aanpassen. Ik zal mijzelf als voorbeeld nemen. In Amsterdam gaf ik jarenlang cursussen boeddhisme, waarbij mensen de grondbeginselen krijgen aangereikt. Die cursussen liepen uitstekend. Maar toen ik naar Den Haag verhuisde en dezelfde cursussen aanbood, stokte de aanloop. De Hagenees zit kennelijk anders in elkaar, dus de vorm waarin ik mijn boodschap verpakte moest anders. Ik ben toen syllabi gaan maken, heb mijn aanbod in modules verpakt die mensen los van elkaar konden volgen, en pas daarna ging het lopen. De Hagenees begint niet zomaar aan iets, die wil tevoren weten wat er gaat gebeuren. De inhoud bleef al die tijd gewoon hetzelfde. En dat wilde ik ook, want de vorm mag dan variëren, de inhoud waar ik voor sta beslist niet. 52 w!j-land
Wijlandgoed.indd 52
28-04-2009 16:14:46
Als mensen bij mij komen met de motivatie: ik kom wat mediteren, want ik wil van mijn stress af, dan zeg ik meteen dat ik daar geen zin in heb. Dan kun je beter een yogacursus doen. De inhoud van het boeddhisme is in welke vorm dan ook juist confronterend. Boeddhisme geeft niet meteen rust, het zorgt juist voor onrust. Ik vertel dat aan iedereen: boeddhisme is geen navelstaren en een beetje zoemen met elkaar. Als je het boeddhisme serieus neemt, gaat er wat verschuiven. Mijn credo – en dat maak ik zo goed mogelijk duidelijk – is: boeddhisme gaat niet over jou. Boeddhisme gaat over de ander. Boeddhisme gaat over verbinding leren maken. Nieuwe cursisten spreek ik meteen streng toe: “Jij zit hier, maar het gaat niet over jou. Het gaat over degene die naast je zit. Dan zie ik ze soms wel eens denken: “O, jee, verkeerde cursus”. Waar het eigenlijk om gaat is, wat je de Boeddha noemt: afhankelijkontstaan; je bestaat bij de gratie van de ander. Het is een lastig en abstract begrip, “afhankelijk-ontstaan”. Gooi maar in mijn pet, zeggen sommigen dan. Maar de blijvers, merken het. Ze leren mediteren en ineens gaan ze een beweging maken naar buiten toe. Ze worden zich bewust van hun omgeving en van het effect dat ze op hun omgeving hebben. Alles ontstaat in verbinding met elkaar, niemand leeft alleen op deze wereld. Autonomie is een ongelukkige illusie. Afhankelijkheid ervaren, is wat ik noem “afhankelijk-ontstaan”. Het is het principe van “wederkerigheid” dat helemaal zit ingebakken in de centrale thematiek van het boeddhisme. Dus je brengt mensen af van het met zichzelf bezig zijn. Hoe moeilijk dat ook is.’ Echte vriendelijkheid ‘Voordat we toekomen aan “een nieuw wij”, moeten mensen hun ik een beetje loslaten. Je kunt dat wij-gevoel niet afdwingen. Het is een diep menselijke kwaliteit die van binnenuit moet groeien. Dat kan ik uitleggen aan de hand van vriendelijkheid. Dat bestaat in allerlei vormen. Het begint bij wijze van spreken met klantvriendelijkheid. De enige reden waarom je klantvriendelijk bent, is omdat je iemand iets in de maag wilt splitsen. En daar volgen allerlei stadia op, tot en met een soort universele belangeloze vriendelijkheid waarin je varamitra 53
Wijlandgoed.indd 53
28-04-2009 16:14:46
beschikbaar bent voor iedereen. Klantvriendelijkheid kun je leren, maar je wordt er doodmoe van, want je doet iets wat niet echt is. En de échte vriendelijkheid kun je niet aanleren, en kost juist geen enkele moeite. Zo is het ook met het nieuwe wij-gevoel. Dat nieuwe wij ontstaat pas echt als we inzicht ontwikkelen. Wat is “afhankelijkontstaan”? Hoe manifesteert zich dat in jouw wereld en in de wereld van de ander? Pas als je daar antwoorden op vindt, gaan er deurtjes open. Eerder niet. Spiritualiteit is dé sleutel om die deuren te openen. Uit welke religieuze traditie je daarbij put, maakt niet uit. Er zijn overal vindplaatsen. Hier in het gemeentemuseum in Den Haag heb ik rondleidingen gehouden over de overeenkomsten tussen de schilder Piet Mondriaan en Boeddha. Maar ik probeer ook het boeddhisme in de islam te ontdekken. En dat kan. Een van mijn leraren heeft zelfs een boek geschreven over de broederschapsplichten van een moslim uit de 14e eeuw. Humanisme, islam, christendom; ze kunnen de ingang zijn om elkaar te leren waarderen. Onderling zijn er natuurlijk grote verschillen, maar die moet je vooral niet willen opheffen. Je moet ze hoog houden. Je moet leren om van die verschillen te houden. Ik heb dat door schade en schande geleerd. Op het moment dat ik waardering krijg voor het verschil, komt er ruimte om een verbinding te maken met de ander. En om die verbinding maatschappelijk op grote schaal tot stand te brengen, is tijd nodig. En geduld. Dat geduld heb ik ook niet altijd gehad. Ik herinner me nog dat ik eens naast mijn leraar zat – we waren in Californië en keken samen uit over de Stille Oceaan. “Wanneer hebben we het hier gefixed in Amerika,” vroeg ik. “Wanneer is Amerika klaar?” Ik zat nog met een gedachtekader uit het verandermanagement, want daar kwam ik vandaan. Maar mijn leraar kwam uit een heel andere wereld en zei: “Dat duurt nog wel 300 tot 400 jaar, denk ik zo”. Ik dacht eerst dat hij een grapje maakte. Maar het is natuurlijk zo, we kunnen het niet even snel regelen. In dat licht plaats ik nu ook mijn eigen, bescheiden bijdrage. Ik geef mijn passie door, zonder al te veel verwachtingen. Zonder dat ik weet 54 w!j-land
Wijlandgoed.indd 54
28-04-2009 16:14:46
wat mensen er op hun beurt mee doen. Uiteindelijk moet je het zelf doen, dat is “het alenige”, maar je doet het in een context met anderen. Dat is zo mooi. Dan is het boeddhisme prachtig, want het is vooral potentiegericht, niet probleemgericht. Je kijkt vooral naar je mogelijkheden, en niet naar problemen. Dat spreekt mensen van nu ook aan. Veel mensen die op mijn bijeenkomsten verschijnen, hebben het al erg goed voor elkaar in het leven; een leuk gezin, een paar vakanties per jaar. Ze willen graag nog weten wat er nog meer in het leven zit. Wat ligt er nog in het verschiet? “Wat kan ik nog wakker maken?”, zijn de woorden die een boeddhist zou kiezen. Dat is ook de letterlijke vertaling van “Boeddha”: “hij die wakker is”. Dat is de grote uitdaging, wakker worden. Dat drijft veel mensen. Ze zijn op zoek naar wat ik de plusfactor in het leven noem. En die plusfactor, dat is de verbinding met de ander. Daar moeten we met zijn allen nog achter komen. Daar begint een nieuw wij.’
varamitra 55
Wijlandgoed.indd 55
28-04-2009 16:14:46
56 w!j-land
Wijlandgoed.indd 56
28-04-2009 16:14:47
wie Halleh Ghorashi geboren Teheran, 1962 werk Bijzonder Hoogleraar Management van diversiteit en integratie aan de Vrije Universiteit Amsterdam meer weten Lees haar inaugurele rede Paradoxen van culturele erkenning. Management van Diversiteit in Nieuw Nederland (2006) of een van de vele artikelen op haar website. website www.hallehghorashi.com
Wijlandgoed.indd 57
28-04-2009 16:14:47
We geloven er niet meer in
We denken essentialistisch en categoraal. Dat is een gevaarlijke combinatie, die oprechte en open ontmoetingen in de weg staat. Zo moet het niet, zegt Halleh Ghorashi. Goed samenleven begint met een zekere gevoeligheid in het contact met de ander. Waar is de sensitiviteit?
De jury van de Triomfprijs 2008, een jaarlijkse Nederlandse onderscheiding voor bijdragen aan empowerment van zwarte, migrantenen vluchtelingenvrouwen, omschrijft het werk van Halleh Ghorashi kernachtig: ‘In haar wetenschappelijke en maatschappelijke activiteiten en in het publieke debat is zij een bruggenbouwer, die aan de verbindingen die zij weet te leggen tussen vrouwen en culturen verdieping geeft en daarbij oog blijft houden voor de kracht die uit verschillen voortkomt. Daarmee zorgt zij niet alleen voor verbinding, maar ook voor visie en richting. Zij heeft integratie als vraagstuk geplaatst naast diversiteit en heeft het diversiteitvraagstuk binnen de multiculturele samenleving in zijn volle breedte naar een hoger niveau getild.’ Een groter compliment kan een hoogleraar zich nauwelijks wensen. Ook vragen over nut of noodzaak van “een nieuw wij” tilt ze naar een hoger, beschouwend niveau. ‘In de vroegmoderne samenleving hadden we een bepaalde binding voor ogen als we het over “de gemeenschap” hadden. Idealen en ideologieën waren daarin belangrijk en “we” wilden ergens naartoe. Dat was onze binding, een utopische binding zou je kunnen zeggen. Dromen over gelijkheid of dromen over emancipatie speelden bijvoorbeeld een grote rol. Maar de westerse samenlevingen zijn veranderd. We leven nu in een laatmoderne samenleving, waarin we als losse individuen onze weg zoeken, zon58 w!j-land
Wijlandgoed.indd 58
28-04-2009 16:14:47
der die utopische binding. De denker Zygmunt Bauman spreekt over liquid modernity. De laatmoderne samenleving is liquide, vloeibaar en beweeglijk, waarin grote gemeenschappelijke idealen als ankerpunt in het leven van mensen ontbreken. Dat neem ik ook waar om me heen. Ik zie een extreme vorm van individualisme; ik heb rechten, ik eis mijn ruimte op. Het gaat “om mij”. De relatie met anderen is vervaagd en de teneur is dat we ons daar ook maar niet druk over moeten maken. In de vroegmoderne samenleving was idealisme nog belangrijk – gelijkheid, solidariteit. In de laatmoderne samenleving zijn we behalve door individualisme ook bevangen door een extreem realisme. We zijn wars van idealisme geworden. Dat is de grootste bedreiging voor onze onderlinge binding; niet eens zozeer dat de onderlinge binding zelf zoek is, maar het feit dat we er niet meer in durven geloven. Dat is beangstigend. We zijn het optimisme en de sensitiviteit voor de ontmoeting met de ander kwijt. Dat constateer ik. Je kunt dan natuurlijk zeggen: “Wat je kwijt bent geraakt, kun je terugvinden.” Maar dan moet je wel in de mogelijkheid ervan blijven geloven! Onderkoeld reageren we op de terminologie “het nieuwe wij”. ‘Dat concept spreekt ons niet meer aan. Het is zijig. We willen in Nederland niet meer op dezelfde manier naar gemeenschappelijkheid kijken. Ik ook niet. Moeten we het soms weer gaan hebben over gezelligheid? Gaan we het bij dat “nieuwe wij” weer hebben over gemeenschappelijkheid waarin we de verschillen moeten onderdrukken? Dat is al snel het soort gemeenschappelijkheid waarin de normen en waarden duidelijk zijn, en waarin de details van de gezamenlijkheid heel goed beschreven staan, waardoor het verschil wordt uitgebannen. Dat is het wij van de vroegmoderne samenlevingen. Ik geloof daar niet in. Laten we gewoon onze sensitiviteit voor elkaar weer terugvinden.’ Dikke identiteit Halleh Ghorashi is op haar hoede. Vooral voor wat ze de “dikke Nederlandse identiteit” noemt, waarin je als migrant altijd de “absolute halleh ghorashi 59
Wijlandgoed.indd 59
28-04-2009 16:14:48
ander” blijft, zelfs als je in Nederland geboren en getogen bent. ‘In mijn werk heb ik laten zien dat de Nederlandse identiteit te dik is. Hiermee bedoel ik dat een identiteit niet open genoeg is voor het toelaten van mensen van diverse achtergronden. Er is maar weinig echt expliciet aan de Nederlandse identiteit, maar er bestaat wel degelijk een duidelijk beeld van “de Nederlander”. De Nederlander heeft een lichaam en een religie. Hij is wit en heeft een joodschristelijke achtergrond. En omdat we in Nederland in vaststaande categorieën denken, is alles wat afwijkt van dit uiterlijk geen “echte Nederlander”. We hebben dus te maken met een veelal onuitgesproken, maar vaststaande “dikke notie” van Nederlanderschap, die heel veel mensen diskwalificeert. Je kunt assimileren tot een nette burger, maar dat maakt je nog niet tot een echte Nederlander. We denken daarin essentialistisch; een of-of denken. Of je bent Nederlander, of je komt uit Marokko. Of je hebt je hart in Marokko, of je bent geassimileerd en wilt hier begraven worden na je dood. Een mengvorm past niet in het dikke Nederlanderschap. Dat staat een verbinding van het Nederlanderschap met allerlei culturen in de weg. Het gevolg is dat zelfs migranten die hier zijn geboren zich vaak niet als Nederlander kunnen positioneren. De grenzen tussen wij en zij worden in het of-of denken steeds opnieuw aangescherpt. We moeten af van die dikke Nederlandse identiteit. Om een nieuwe eenheid te creëren in Nederland is het essentieel dat de Nederlandse identiteit zo dun mogelijk wordt gedefinieerd, zodat het verschil kan worden ingesloten. De belangrijkste voorwaarde om tot een gezamenlijke basis te komen is dat mensen stappen opzijzetten. Nieuwe Nederlanders moeten de culturele patronen van hun land erkennen, oude Nederlanders moeten een stap opzijzetten om ruimte te maken voor een nieuw Nederland. We moeten af van de categorieën wij en zij in absolute termen, zodat we ook oog voor gemeenschappelijkheden krijgen, en dat kan alleen als we een dunne identiteit uitvinden. Dat is echt de enige manier.’ Halleh Ghorashi bestrijdt “het categorale denken”. ‘Mijn kritiek is niet gericht op het denken in categorieën in het algemeen. Denken 60 w!j-land
Wijlandgoed.indd 60
28-04-2009 16:14:48
zonder categorieën is onmogelijk. Het probleem is dat mensen vanuit categorieën het gedrag van de ander verklaren. Filosofisch gezegd: je gaat ervan uit dat de cultuur van iemand – waarden en normen, rituelen en symbolen – bepalend is voor zijn of haar handelingen. In deze zin worden categorieën absoluut en deterministisch, waardoor individuele handelingen alleen vanuit vaste categorieën worden verklaard. Zo hebben we elkaar in Nederland heel lang behandeld. Maar die visie op mensen, in feite een visie op de identiteit van mensen, is simplistisch. Culturele en dus ook religieuze identiteiten zijn nooit een afgerond geheel, maar veranderlijk. Je identiteit als individu wijzigt zich en krijgt pas eenheid in het verhaal dat een individu over zichzelf vertelt. Onze ervaringen in het verleden spelen daarbij mee, onze culturele bagage, maar ook de verhalen die anderen over ons vertellen spelen mee. Al die invloeden – ook in de media – werken in op het verhaal dat iemand over zichzelf houdt. Zo komt de identiteit van iemand in de praktijk tot stand. Dat betekent dat je niet meer in absolute categorieën zou moeten denken. Mensen verbinden zich als ze zich maar vrij kunnen ontplooien met heel verschillende werelden. Ze experimenteren met hun identiteit. Als ze tenminste niet in de verdrukking komen doordat de politiek ze in één categorie wil onderbrengen. Dat is in Nederland vaak het geval. Mijn oratie heette “paradoxen van culturele erkenning”. Ik wil dat er maatschappelijke erkenning komt voor de talloze verschillende achtergronden die Nederlanders hebben, maar vooral ook voor de inzet van veel mensen die vanuit hun verschil verbindingen proberen te maken met Nederland. Alleen als die erkenning er is, komt er veiligheid voor mensen om te experimenteren met hun identiteit. Erkenning van verschil is de belangrijkste basis voor een gezonde samenleving en het weigeren van erkenning beschadigt mensen. Alleen als je erkenning krijgt en je veilig voelt, kun je een nieuwe identiteit creëren, of nieuwe identiteiten een kans geven.’ Aan die erkenning ontbreekt het. Incident op incident Halleh Ghorashi is op haar hoede, uit noodzaak. ‘We hollen in Ne halleh ghorashi 61
Wijlandgoed.indd 61
28-04-2009 16:14:48
derland van incident naar incident. Het opiniedebat wordt beheerst door mensen die elkaar na-apen. Opeens kunnen er thema’s opduiken; we vinden bijvoorbeeld dat het maar eens afgelopen moet zijn met al het geld dat naar internationale ontwikkelingssamenwerking gaat. Ik noem maar een voorbeeld. Daar zijn we dan zomaar een paar weken over in discussie. Het incident bepaalt de agenda. En we bevestigen elkaar daarbij voortdurend. In uitzendingen van bijvoorbeeld Pauw en Witteman laten we ons vertellen hoe de zaken ervoor staan. Terwijl daar – ik erger me juist aan dat programma omdat het intellectueel hoog staat aangeschreven – nog niet de meest elementaire beleefdheid voor elkaar wordt opgebracht, laat staan dat we bereid zijn om te luisteren naar meningen die tegen de algemene teneur van het incident of de hype van dat moment ingaan. Gemakzuchtig denken en hypegevoeligheid spelen ons in Nederland parten. Helaas zie ik steeds meer na-apers en na-praters in de media. Dat komt niet overeen met ons zelfbeeld. We zien onszelf juist als zelfstandige, heel originele individuen. Maar we zijn het niet werkelijk. We zijn het de jure, formeel, maar niet de facto, niet in werkelijkheid. In feite zijn we niet die zelfstandige denkers waar we voor door willen gaan, die zich werkelijk een eigen oordeel weten te vormen. Het is een bijzondere paradox dat we in een tijd dat het individualisme zo’n hoogtij viert, zo weinig werkelijke individualisten hebben. Waar zijn de werkelijk vrije, open geesten? We weten het individualisme niet te verzilveren. We hebben wel de kans om ons te ontwikkelen, maar we weten nog niet hoe we onze individuele positie moeten claimen. We moeten die nog leren opeisen. We zijn nu nog te veel als de mensen uit die filmscene in Life of Brian. De menigte schreeuwt daarin als uit één mond “We are all individuals!”. We doen alsof we individuen zijn, maar wat ons werkelijk tot individu maakt, is natuurlijk echte zelfstandige reflectie. En daar doen we juist niet aan. Daar hebben we in Nederland geen ruimte voor. We hollen liever van incident naar incident. Het incident, mij krijgt het niet in de greep. Dat is mijn hoop en mijn inzet. Als je incidenten geldingskracht geeft, heb je geen leven meer. 62 w!j-land
Wijlandgoed.indd 62
28-04-2009 16:14:48
Dat weet ik als vluchteling als geen ander. Je houdt niets over wanneer je het leven laat bepalen door incidenten. In mijn geval heb ik meegemaakt dat iemand die me zeer nabij was, mijn meest dierbare persoon, is omgebracht door het islamitische regime. Dat heeft natuurlijk mijn leven veranderd. Het is me in mijn leven overkomen, en groter of kleiner kan ik het ook niet maken. Maar ik moet als mens wel in staat zijn om incidenten uit het verleden een plaats te geven. Ik zal het nooit vergeten, en wil het eigenlijk ook niet vergeven, al moet ik het wel vergeven, wil ik er voor zorgen dat ik mijn leven terugkrijg. Ik moet het een plaats geven, want pas op dat moment kan ik mijn individualiteit opeisen. Alleen door dat te doen kan ik van een gevangen individu, gegijzeld door het incident, veranderen in een vrij individu. Dan moet je dus in staat zijn om te zeggen: genoeg is genoeg. Dit incident is belangrijk in mijn leven, maar ik wil verder. Ik wil meer en ik ben meer. Dat heb ik gedaan en nu kan ik zelfs opkomen voor de rechten van islamitische migranten om hier hun geloof te hebben en hun geloof te beleven zoals zij dat willen. Het incident heeft me niet gereduceerd tot een reactief persoon. Ik eis mijn vrijheid op door me niet op te sluiten in het incident. Dat is bevrijding. We zouden ons best moeten doen in de Nederlandse samenleving het incident zijn macht te ontnemen. Zolang incidenten in de media en de politiek de agenda bepalen, zijn we overgeleverd. Dan blijven we gegijzeld. Dan zijn we volgers en na-apers. Alleen als we echt durven reflecteren hebben we de kans om de samenleving te scheppen die we willen. Ik geloof niet in de absolute maakbaarheid van de samenleving, maar wel dat we moeten streven naar een betere samenleving. Het geloof in de beperkingen van de mens heeft van mij geen cynicus gemaakt maar een idealist met oog voor realisme.’ ‘Geloof in de ontmoeting! Daarmee wil ik niet zeggen dat we steeds meer dialoog moeten voeren. Dialoogbijeenkomsten ontaarden vaak in discussie. En discussie is goed, maar het blijft vaak oppervlakkig. Ik geloof in gewone ontmoetingen in mijn werk. In echte ontmoetingen gebeurt er altijd iets met mensen. Ik ben tegenwoor halleh ghorashi 63
Wijlandgoed.indd 63
28-04-2009 16:14:48
dig tevreden met kleine resultaten. Vroeger was ik als marxiste een hemelbestormer met grote idealen, gelijkheid en vrijheid! Nu heb ik geleerd om het eerder te zoeken in het kleine. Die ene geïnspireerde student waar ik wekelijks contact mee heb of die ene lezing, waarbij er van de tweehonderd mensen misschien tien met een vraagteken in hun hoofd naar huis gaan. Het moet gaan met kleine stappen, langzaam maar duurzaam. En ondertussen hoop ik dat we niet ontmoedigd raken. In kleine verbanden zie ik mooie dingen gebeuren. Ik houd soms masterclasses op diverse plekken en merk dan dat mensen de wil hebben om dingen te veranderen. En meteen merk ik dat de wil niet genoeg is. Mensen moeten ook bereid zijn zichzelf te onderzoeken. Ze moeten hun gevoeligheid durven inzetten, zichzelf kwetsbaar opstellen. Op het moment dat je je veilig en sterk genoeg voelt, ben je daar ook toe in staat. Dan kun je een stap opzij doen om de ander toe te laten. Dan ontstaat er een tussenruimte in de ontmoeting met de ander. De term tussenruimte vind ik belangrijk. Ik ben erg geïnspireerd geraakt door het werk van de joodse filosoof Emmanuel Levinas. Hij stelt dat de westerse filosofie te veel vertrekt vanuit het ik. Dat is beperkend. We zouden de ander als vertrekpunt moeten nemen. De ander doet een appel op ons. Dat spreekt me aan. Wat ons bijzonder maakt als mensen is dat we de ander in een tussenruimte kunnen ontmoeten. Als je niet alleen denkt vanuit jezelf, maar ook vanuit de ander, neem je verantwoordelijkheid voor die tussenruimte. De vreemde ander is dan een bedreiging, maar ook een kans op verrijking. De ontmoeting zelf is daarbij wezenlijk, want alleen in de ontmoeting, in het openstaan voor de ander, maak je als mens ontwikkeling door. De ander inspireert je en wijst je met zijn of haar levensverhaal op jouw verantwoordelijkheid. Wat we nodig hebben is de sensitiviteit die deze ontmoeting van ons vraagt. We moeten onze gevoeligheid voor de ander weer trainen.’ Dit geluid wordt wel eens gemakkelijk afgeserveerd. Toch is het, hoe klein ook, het verhaal van Halleh Ghorashi. De charme van Nederland is het visioen van de democratie, zegt ze. Daar moeten we 64 w!j-land
Wijlandgoed.indd 64
28-04-2009 16:14:48
weer in durven geloven. ‘De eigen kracht van Nederland is verloren gegaan. Wat Nederland mooi maakte toen ik hier kwam, twintig jaar geleden, was het experimentele, het verder durven kijken dan je neus lang is. Het was niet alleen maar mooi of prachtig, maar er was wel openheid. Nederland had veel zelfvertrouwen en een sterk verhaal; geloof in de democratie van Nederland. En ook al zeggen sommigen dat wat ik nu schets maar schijn was, het was een verhaal dat mij aansprak als een nieuwe bewoner van dit land. Nederland was namelijk sterk genoeg om ruimte te laten voor het anders-zijn. Die positieve insteek is belangrijk. Het ergste van alles vind ik het wanneer landen als Amerika en Nederland en andere sterke democratische tradities het vertrouwen in hun eigen basis verliezen. Wat is er erger dan dat je de democratische principes ter discussie gaat stellen? Wat is er erger dan dat je racistische uitspraken gaat doen, omdat het nu eenmaal realistisch zou zijn. Daar maak ik me het meeste zorgen over. Nederland, weet wat de kracht is van je samenleving en houd dat vast! Ga er weer op bouwen. Met negativiteit kom je nergens.’ Onuitgepakte doos ‘Vluchtelingen hebben bindingsangst. Jarenlang stond er bij mij in de kamer nog een onuitgepakte doos, omdat het per slot zo kan zijn dat je snel weg moet. Dat heb je al eens meegemaakt. Hechten is dus lastig, een beetje zoals de mythe gaat dat het voor mannen vaak lastig is om zich te binden; de angst om te settelen, om een keuze te maken. Toch is dat de enige mogelijkheid om rust te krijgen. Als je altijd “weg wilt kunnen”, krijg je die rust niet. Dan kun je misschien elk ogenblik weg, maar dan leef je in het verleden. Als je altijd maar beweegt, kun je geen toekomst opbouwen. De vluchteling is zo bezien een exemplarisch voorbeeld voor de mens in de liquid society. Alles is beweeglijk en je maakt geen vaste plannen, want alles is veranderlijk. In de liquid society zijn we tot op zekere hoogte allemaal die vluchteling. Maar ik heb gemerkt – en daar gaat tijd over heen – dat je pas zicht kunt krijgen op de toekomst als je in staat bent om je leven te parkeren. Ook in de liquid society kun je settelen, al gaat dat op een halleh ghorashi 65
Wijlandgoed.indd 65
28-04-2009 16:14:48
andere manier dan vroeger. Je thuis, je keuzes die je maakt, zijn conditioneel. Je schept en kiest je eigen voorwaarden zodat je op termijn een emotionele binding met de samenleving kunt aangaan. Dat is een stap die het individu in onze samenleving veelal nog moet maken. We verkeren in het stadium dat we onze toekomst nog laten bepalen door het krachtenspel van incidenten. Dat blijft zo tot op het moment dat mensen hun eigen toekomst durven te claimen en niet langer geleefd willen worden. Willen we de beslissers zijn over ons eigen leven, of hebben we liever dat er voor ons beslist wordt door anderen, door stromingen die komen en gaan, door de media, door politieke debatten, hypes en incidenten? Daarin komen het lot van Nederland en dat van de vluchteling overeen. Je moet op een zeker moment op durven staan.’
66 w!j-land
Wijlandgoed.indd 66
28-04-2009 16:14:48
Wijlandgoed.indd 67
28-04-2009 16:14:48
68 w!j-land
Wijlandgoed.indd 68
28-04-2009 16:14:49
wie Jan Oegema geboren Zwolle, 1963 werk Uitgever en publicist meer weten Lees Lucebert, mysticus (1999) of Een vreemd geluk. De publieke religie rond Auschwitz (2003).
Wijlandgoed.indd 69
28-04-2009 16:14:50
erken moeten scholen voor K mystici worden
De invloed van religie wordt overschat als ze in de maatschappij voor sociale binding moet zorgen. Wat dat betreft lijkt hun rol uitgespeeld. Ze doen er beter aan mystici op te leiden en een nieuwe taal aan te reiken, vindt Jan Oegema. Daarmee kunnen mensen leren zich kwetsbaar op te stellen. En dat maakt ze open voor anderen.
‘Niemand noemt zichzelf ietsist,’ zegt Jan Oegema. ‘De term ietsist is ooit bedacht door een columnist die zocht naar een aanduiding voor mensen die vagelijk iets met religie hebben maar niet meer naar de kerk gaan. Die moesten ook een naam hebben. De term ietsist sloeg meteen aan en vond ingang in het publieke debat. Maar het bleef een naam van buitenstaanders. Niemand zal zich uit eigen beweging met die term identificeren. Ik vond het nodig om een woord te vinden waarmee ik me wel kon identificeren. Dat werd “soloreligieus”.’ Ook deze benaming werd verrassend snel opgepikt. Oegema etiketteerde niet alleen zichzelf met deze term, hij stelde ook dat Nederland grote aantallen soloreligieuzen kent. Ze zijn niet verbonden met genootschappen of met kerken, maar horen toch bij elkaar omdat ze in hun zoeken een religiositeit delen die ze voor zichzelf houden. Ze dragen die niet uit, omdat ze daarvoor te bescheiden zijn of te bang voor misverstanden, of gewoon omdat bij religiositeit nu eenmaal een individuele beleving hoort die je maar moeilijk in algemene termen kan benoemen. Vanuit een combinatie van deze drie motieven treden ze niet graag op de voorgrond. Totdat Jan Oegema sprak. De term soloreligiositeit figureerde maandenlang in de ko70 w!j-land
Wijlandgoed.indd 70
28-04-2009 16:14:50
lommen van het dagblad Trouw. Veel bijval was er, maar ook kritiek. Kan dat wel samengaan, religieus zijn en solo blijven? Voor Oegema zelf werkte het schrijven over soloreligiositeit als een coming out. Het kostte hem moeite. ‘Nu ben ik niet meer bang om vrijuit te spreken, maar ik ben heel bang geweest’, blikt hij terug. Zijn angst had te maken met zijn intellectuele milieu en zijn persoonlijke geschiedenis. Die waren doortrokken van kritische standpunten tegenover religie. ‘Maarten ’t Hart, Karel van het Reve, Rudy Kousbroek, dat waren ook mijn helden, mijn leraren. En ik wil hen ook niet verraden. Daarom zoek ik naar een religiositeit die volkomen eerlijk kan zijn, ook tegenover hen. Alleen zo kan ik mezelf in de spiegel blijven zien. Ik mag en wil de wereld op geen enkele manier “mooi liegen”.’ Vals en verwaand ‘Voor mensen met een traditionele opvatting over religie werkt de term soloreligieus provocerend. Ze nemen aan dat het begrip religie van religare komt, wat verbinden betekent. Dat zou dan verwijzen naar het verbinden van mensen onderling en de mens zelf met God. Maar dat idee klopt niet. Religie komt van relegere, wat betekent “de regels in acht nemen”. In de antieke oudheid gaat het dan om het eerbiedigen van de rituelen voor de goden. Om gehoorzaamheid dus. Maar de meeste mensen maken er nu iets anders van. Zij associëren religie met je opgenomen weten in een groter geheel en van daaruit verantwoordelijkheid nemen voor de medemens en de samenleving.’ Jan Oegema wil juist deze betekenis van religie laten varen, hij stoort zich eraan. Saamhorigheid is geen exclusief bezit van de religieuze mens. ‘Ook zonder een specifiek religieuze motivatie kun je uitstekend sociale verantwoordelijkheid op je nemen. Kijk naar politieke partijen als de PvdA, de Socialistische Partij, GroenLinks en de Partij voor de Dieren. Ik vind het een valse en verwaande manier van denken dat je per se religieus zou moeten zijn om goed te zijn of om goed te doen. Als je voor religie een historische balans zou kunnen opmaken – op het ene schaaltje goede daden, op het andere euveldaden – dan zou die weleens sterk door kunnen slaan naar één kant. jan oegema 71
Wijlandgoed.indd 71
28-04-2009 16:14:50
Door de eeuwen heen is de kerk een stuwende factor geweest als het gaat om sociale binding. Die rol is nu uitgespeeld, de kerken zijn bijna onzichtbaar geworden. Ze zijn nu een van de vele spelers in een samenleving die ze zelf hebben helpen voortbrengen. En het spel in die samenleving, dát vind ik belangrijk. Mensen hoeven niet religieus te zijn, het is veel belangrijker dat ze weten wat democratie betekent en zich ontwikkelen tot verantwoordelijk burgers die kunnen omgaan met conflicterende visies en belangen. Het is onze taak als mens en als burger om het spel van de democratie te spelen. Als het goed is, leer je dat op school. Goed onderwijs acht ik in onze complexe samenleving vele malen noodzakelijker dan volle kerken of moskeeën.’ Geen sociale autisten Maar de kerken lopen toch juist leeg? ‘Zeker,’ beaamt Oegema, ‘maar daar ligt vermoedelijk een kans voor ze. Er is een omslag gaande van een godsdienstige naar een spirituele religiositeit. Ook de soloreligieuzen spelen daarin een rol. Dat zijn natuurlijk geen sociale autisten, die soloreligieuzen, maar mensen met een gevoeligheid voor en een diepe en langdurige interesse in religiositeit, filosofie, kunst, poëzie… Ze voldoen niet aan het beeld dat past bij een bepaalde kerkelijkheid van weleer, maar ik weerspreek dat ze zich sociaal isoleren. Ze nemen hun verantwoordelijkheid als burger, zijn actief op allerlei fronten, maken zich druk om het milieu of buurtprojecten, kortom, ze gedragen zich even sociaal of asociaal als hun kerkende medemens. Een monnik uit Zundert, een leeftijdgenoot van mij, zei onlangs tegen me dat hij de vernieuwing van de kerken juist verwacht van de randkerkelijken, van kunstenaars en schrijvers en andere dwarsliggers. Voor hem was het klip en klaar dat zij de toekomst van religie en spiritualiteit vormen, niet de kerkvorsten die het momenteel voor het zeggen hebben.’ Bij de term spiritualiteit heeft Oegema overigens zijn twijfels. Maar als hij de omslag in religieus Nederland wil duiden, kan hij niet om dit woord heen. ‘Om het woord hangt iets zoetigs en gemakkelijks, daarom zou ik het woord religiositeit liever niet laten vallen. Als het 72 w!j-land
Wijlandgoed.indd 72
28-04-2009 16:14:50
moet, dan maar een combinatie van die twee termen: “spirituele religiositeit”. Wat is het eigene van religiositeit? Religie begint voor mij met het besef van ontzettende kleinheid, vanuit een besef van niet-weten. Jij en ik, we hebben onszelf niet kunnen bedenken. We zijn een heel kleine spatje op de immense liniaal van de tijd. Dat we hier zijn is zo’n wonder! Het is ook zo’n absurditeit, tegelijkertijd. Dat besef heb ik elke dag bij me. Het besef dat er een geest is, die in mijn hoofd woorden kan maken en dat die vastzit aan een lichaam dat me in staat stelt om geest te zijn. Die kleinheid is mijn basis. En dat hoeft iemand natuurlijk helemaal niet religieus te noemen. Noem het mijn levensgevoel.’ En toch, om één reden heeft Oegema een voorkeur voor de term spiritualiteit boven levensgevoel. ‘We bewandelen allemaal een weg, niet om ergens te komen, maar om zo volledig, zo wijs en waardig mogelijk te leven. Het idee van de weg zit in de notie spiritualiteit. Het manco van de grote kerken is dat ze juist daarvoor geen aandacht hebben, al eeuwen niet meer. Daar ligt echt een kans voor ze.’ Spiritualiteit begint voor Jan Oegema met reflecteren, en reflecteren begint met vragen stellen. Een van mijn favoriete auteurs is Imre Kertész, die als puber drie concentratiekampen overleefde. Hij laat een van zijn personages zeggen, na een lange meditatie over het menselijk lijden: “het is onze religieuze opdracht de wereld te begrijpen.” Voor mij zijn dat bevrijdende woorden, ze maken namelijk duidelijk dat intellectualiteit en religiositeit elkaar allerminst hoeven uit te sluiten. Sterker nog, dat ze elkaar nodig hebben.’ ‘Dat kan ik verduidelijken. Voor mij is bijvoorbeeld mededogen een essentieel goed, een essentiële waarde. Het bepaalt de houding van mij als schepsel tegenover mijn medeschepselen. Maar tegelijkertijd is het de moeilijkste plicht die er bestaat. Want mededogen is iets anders dan grootmoederliefde. Mededogen hoef je niet te voelen. Help ik een verslaafde dakloze bij het Centraal Station door hem geld in de handen te drukken? Vermoedelijk niet. In veel gevallen kun je mensen niet onmiddellijk helpen. Ik zal me serieus in zijn situatie moeten verdiepen om te snappen wat goed voor hem is. Mededogen vraagt om verdieping en ontmoeting, en ontmoeting doet dikwijls jan oegema 73
Wijlandgoed.indd 73
28-04-2009 16:14:50
pijn. Het lijden van anderen is afstotelijk, hun lijden maakt dat ik liever de ander kant op kijk. Voor mededogen is dus een koele, begrijpende blik nodig, zowel ten opzichte van mijzelf als ten opzichte van mijn medemens. Dat maakt ook dat ik voorzichtig ben met grote woorden als mededogen of barmhartigheid. Ik ben in het algemeen erg gefocust op taal. Taal is voor mij een instrument voor zuiverheid, een graadmeter voor zuiver denken en handelen. Ik haat leuzen en grote waarheden, want die leiden vroeg of laat tot onbegrip, versimpeling, uitsluiting. Daarom wil ik proberen mijn voelen en denken zo open mogelijk te houden.’ Intiem en kwetsbaar ‘Wat we aan kennis kunnen verwerven, is als een verloren kiezelsteentje hoog in de bergen. Het feit dat ik weet dat ik niets weet, is het meest religieuze gevoel dat ik bezit. Dat niet-weten, waarover verschillende mystici het hebben, moet je trouwens niet verwarren met onwetendheid. De spanning tussen de twee uitersten die dit inzicht oplevert – je weet dat je niet weet en toch maak je keuzes – is waar spiritualiteit over gaat. En in die spanning moet je tot overgave bereid zijn, je moet risico durven nemen en kwetsbaar durven zijn.’ Jan Oegema voelt zich aangetrokken door verschillende religieuze en spirituele tradities. ‘Christendom, yoga , boeddhisme, zen – het is me allemaal dierbaar. Toch ontleen ik er mijn identiteit niet aan, ik ben huiverig om me uit te geven voor dit of dat. Ik heb liever het onzekere van het ongebonden zijn. Daarom voel ik me thuis bij een groep mensen bij de Vrije Gemeente in Amsterdam die met elkaar mediteert zonder gemeenschappelijke ideologie. Om de week is er op zondag een stiltemeditatie, die heel intiem en kwetsbaar kan zijn. We zitten samen rondom een kaars en zijn het eerste half uur helemaal stil. Dan gaat een belletje, waarna iets gezegd mag worden. Het mag, het is geen verplichting. Er is maar één spelregel, en dat is dat we niet op elkaar reageren. Wat je zegt, zeg je als het ware in de kaars, die je woorden meteen verbrandt. Het blijft eng, elke keer opnieuw. Zeker wanneer je dichtbij jezelf blijft. Echt zijn, daar gaat het om. Niet de schijn ophouden, geen fraaie theorieën, geen ferme overtui74 w!j-land
Wijlandgoed.indd 74
28-04-2009 16:14:50
gingen. De drempel overgaan. Mijn overgave zit daar, in het moment dat ik de verdediging opgeef, dat ik me in het ongewisse begeef. Dat werkt, daar word ik zacht van. En juist in die kwetsbaarheid ontstaat er verbinding met anderen. Soms is het zo dat ik de stilte pas werkelijk ervaar wanneer ik anderen iets hoor zeggen, luisterend naar wat zij in alle naaktheid naar voren brengen. Soms krijg ik kippenvel als dat gebeurt. Ik voel hún overgave, het risico dat ze nemen. Als je de controle echt opgeeft – wat misschien maar zelden volledig gebeurt – dan laat je niet alleen je gewone ego los maar ook je spirituele of godsdienstige ego. Dan kom je in de buurt van wat Johannes van het Kruis de nacht van het niet-weten noemt.’ Een mystieke ervaring dus? Oegema schudt het hoofd. ‘Nee, daarvoor is het te eenvoudig, te simpel. En het kan beter ook simpel blijven, zodra je het als iets bijzonders of mystieks gaat zien, breng je iets oneigenlijks in dat alleen maar vertroebelend kan werken. Mystici worden nog steeds gezien als religieuze genieën die je met een lampje moet zoeken, een zeer zeldzaam slag mensen. Maar uit onderzoek blijkt telkens weer dat heel veel mensen ervaringen hebben die je als mystiek moet beschouwen. In het onderzoek van de RKK uit 2007, God in Nederland, blijkt dat 28 procent van de ondervraagden meent ooit in nauw contact te hebben gestaan met iets heiligs. Van die 28 procent zegt ruim de helft dat die ervaring een blijvende invloed heeft gehad op hun leven. En die 28 procent bestaat niet alleen uit kerkelijken, maar evengoed uit randkerkelijken en soloreligieuzen. Kijk, dit is een ware revolutie. Niet dat die percentages of die ervaringen nieuw zijn, maar het is nu voor het eerst in onze westerse geschiedenis dat mensen ernaar gevraagd wordt, dat ze ermee naar buiten kunnen treden. Nu het gezag van de kerken is verbleekt, beleven we de doorbraak van mystieke veelkleurigheid die altijd al heeft bestaan. We leven in een overgangstijd, een tijd met veel verwarring, veel nep, veel goedkope taal, maar tegelijk een tijd die door het brede aanbod een enorme rijkdom kent en nieuwe kansen biedt. Ook voor de kerken. Het progressieve deel van de kerken moet, als het aan mij ligt, een andere taal gaan spreken, waarin voldoende gevoeligheid ligt voor jan oegema 75
Wijlandgoed.indd 75
28-04-2009 16:14:50
de religieuze ervaring, zonder dat die meteen wordt verabsoluteerd of ingekaderd. De kerk die in de toekomst ook een rol wil spelen voor andersdenkenden moet zich ontwikkelen tot een school voor mystici. Het klinkt vast wat onwennig, maar vergelijk het met de schrijversvakschool van nu. Het idee van een schrijversschool was vroeger uit den boze. Schrijven kon je immers niet leren, dat had je in je of je had het niet. Zo is het ook met de hedendaagse mystiek. Er zijn zulke rijke mystieke bronnen, ook trouwens binnen het christendom. De kerk zou mystici moeten opleiden om mensen in hun persoonlijke religieuze leven te begeleiden en hen daarin de taal aan te reiken die ze nodig hebben.’ Zwervende zielen Oegema is voor een soloreligieus opvallend groepsgericht. Hij is actief binnen de Vrije Gemeente, bezoekt wel eens vespers in de Amsterdamse Oude Kerk, neemt regelmatig deel aan meerdaagse zenmeditaties van Ton Lathouwers in het Limburgse Steyl. ‘Ik ben intussen een atypische soloreligieus. In praktische zin is die term eigenlijk niet meer zo op mij van toepassing. Maar wat ik doe of niet doe is eigenlijk niet wezenlijk. Wezenlijk is dat we in een transformatieperiode zitten waarin vaste kaders zijn weggevallen en waarin een substantieel deel van de religieus gevoelige mensheid een persoonlijke reis is aangegaan. We zijn pelgrims geworden, spirituele pelgrims. We gaan van de ene plaats naar de andere. Ons lot is kennelijk om te verkennen, te verbreden, te ontmoeten, met als enig werkelijke kompas de stem van ons innerlijk. In het algemeen worden mensen voorzichtiger om zich te hechten. Dat bespeur ik ook onder een deel van de jongeren. Een deel daarvan wil zich niet hechten aan een zienswijze. Dan voelen ze dat ze de verbinding met anderen verliezen. Ze willen zich vrij voelen om verschillende religieuze tradities te onderzoeken en daaruit mee te nemen wat zij waardevol vinden. Juist vanuit een diepere binding met de hele maatschappij, met de hele wereld. Een vorm van spiritueel globalisme waar ik heel blij van word. Een boek waaraan ik nu werk heet Open geest, open religie. Liefdesverklaring aan de zwervende ziel. Met dat laatste doel ik op mensen die zich 76 w!j-land
Wijlandgoed.indd 76
28-04-2009 16:14:50
op religieus vlak op meerdere plaatsen thuis voelen, maar voor de goegemeente nogal ongrijpbaar zijn omdat niet altijd duidelijk is wat ze geloven of waaraan ze zich verbinden. Zwervende zielen zijn niet van vandaag of gisteren, die hebben altijd al bestaan. Ze zijn nu alleen zichtbaarder geworden, al zijn het per definitie geen mensen die de schijnwerpers zoeken en anderen vertellen hoe het zit. Ze leven vanuit diepe intuïties en overtuigingen, maar hun diepste intuïtie is misschien wel hun angst voor taal en dogma. Geloven wordt pas werkelijk geloven als je niets hebt om de ander mee te overreden of te overtuigen, als je niets anders in te brengen hebt dan de kale, beschamende feiten van je eigen bestaan. De schrijver Thomas Bernhard zegt ergens dat voor de moderne mens de mislukking de enige echte ervaring vormt. Daarin zit volgens mij een kern van waarheid. De mislukking is het enige wat mystiek of muzisch aangelegde mensen wérkelijk met elkaar delen. Waarin ze elkaar kunnen herkennen en ontmoeten, wereldwijd, waar je ook geboren bent. Misschien is ontmoeting de opdracht van het leven, de grote opdracht van ieders leven. Ik ben ervan overtuigd dat geen enkele levensbeschouwelijke traditie daarvoor het ultieme recept bezit. En volgens mij is het beter helemaal geen recept te willen hebben. Technieken wel, maar geen theorieën. Daarom ben ik zo gesteld op de soloreligieuzen. Voor hen komt niet het collectief op de eerste plaats, maar het eenzame tasten en afwegen. Weet je wat Nelson Mandela zei toen hij president werd? We denken altijd dat we bang zijn voor het duistere in ons. Maar dat is niet zo. Het is precies andersom. We zijn bang voor het licht in ons. Waarmee hij wilde zeggen: uiteindelijk komt het op jou aan, op jou en niemand anders. Jij moet het verschil maken, ook al heb je het gevoel dat niemand daar ongeschikter voor is dan jij, dat je compleet met lege handen staat.’
jan oegema 77
Wijlandgoed.indd 77
28-04-2009 16:14:50
78 w!j-land
Wijlandgoed.indd 78
28-04-2009 16:14:51
wie Anneke Smelik geboren Groningen, 1956 werk Hoogleraar Visuele cultuur aan de Radbouduniversiteit Nijmegen meer weten Lees Stof en as. De neerslag van 11 september in kunst en populaire cultuur (2006), haar inaugurele rede Zwemmen in het asfalt. Het behagen in de visuele cultuur (2003) of een van de vele artikelen en lezingen op haar website. website www.annekesmelik.nl
Wijlandgoed.indd 79
28-04-2009 16:14:51
Wat is echt?
We leven in een overdonderende beeldcultuur. Media produceren onophoudelijk beelden waartussen we ons als individu staande moeten zien te houden. Dat is lastig. We proberen onszelf te zijn in een snelle, visuele en virtuele wereld. Maar kan dat wel? Is het nog mogelijk authentiek te zijn?
Het verschil tussen een origineel en een kopie is soms lastig te zien. Wat maakt het onderscheid? Met de uitvinding van fotografie en film en met de opkomst van de mediacultuur in de twintigste eeuw is deze vraag vaak niet meer te beantwoorden. Een schilderij of tekening is natuurlijk “origineel”, want er heeft iemand met kwast en verf of houtskool aan gewerkt, maar van een film of foto kunnen we dat niet op voorhand zeggen. Er kunnen seriematig honderden of duizenden exemplaren van zijn gemaakt, al of niet bewerkt of gemanipuleerd in Photoshop. Origineel en kopie zijn in dit geval niet meer van elkaar te onderscheiden. Door de technische mogelijkheden van de reproductie verdwijnt “het aura van originaliteit en authenticiteit”, stelde de Duitse cultuurfilosoof Walter Benjamin in de jaren dertig van de twintigste eeuw. En dat verandert de mens en zijn cultuur. ‘Benjamin heeft helemaal gelijk gekregen, we zijn met elkaar in een cultuur van de kopie beland’, zegt Anneke Smelik, hoogleraar visuele cultuur. ‘We reproduceren beelden, steeds opnieuw. Beelden die vertellen wie we zijn en beelden die vertellen wie we zouden willen zijn. We kijken naar beelden die ons worden voorgeschoteld en we produceren zelf beelden.’ Wat doet dat met ons? Dat is waar Anneke Smelik vat op probeert te krijgen. En wat doet dat met de manier waarop we elkaar 80 w!j-land
Wijlandgoed.indd 80
28-04-2009 16:14:51
zien? Is er in de “cultuur van de kopie” nog wel plaats voor echte binding tussen echte mensen? ‘Jongeren geven op dit moment hun identiteit voor een deel vorm via internet, op Hyves en Facebook, en andere gelijksoortige programma’s. Ze presenteren zichzelf en maken er vrienden. Ik vind het haast ontroerend om te zien dat ze daarmee bezig zijn op een creatieve manier. Ze houden zich met precies dezelfde dingen bezig als wij vroeger: wat is de zin van het leven? Hoe geef ik m’n identiteit vorm? Hoe zet ik mezelf neer in deze wereld? Dat is een tijdloos gegeven dat bij jongeren hoort. Met het internet hebben ze een virtueel forum om hun levensstijl en identiteit spelmatig uit te proberen. Ze wisselen van personage, proberen van alles uit, om het daarna in het leven in het echt te gaan doen. Ze hebben een grote vrijheid om spelenderwijs hele netwerken op te bouwen en ze verbinden zich daarbij ook met anderen, al zijn het dan tijdelijke en virtuele verbindingen. Ze zitten vaak voor hun scherm, maar het zijn geen solisten. Ze hebben via het net vrienden in Amerika. De wereld is hun buurt geworden, terwijl ze in de praktijk hun feitelijke buurman niet meer kennen. Dat is sterk veranderd in vergelijking met eerdere generaties. Nu kun je daar heel pessimistisch naar kijken en er ongemakkelijk van worden, maar dat lijkt me verkeerd. De bindingen die jongeren aan durven te gaan, zijn namelijk echt. En als je ziet hoe vaak – dag en nacht – mensen online zijn met anderen, dan kun je spreken van extreme binding met “de ander”. Ik word eerlijk gezegd ongemakkelijker van de generatie die op dit punt tussen wal en schip valt. Dat is de generatie die de buurman in de straat niet meer kent, maar ook nog niet online zit en elders contacten heeft. Dat is de generatie die z’n oude verbanden is kwijtgeraakt en nieuwe mogelijkheden nog niet weet te benutten.’ Negatieve binding ‘Jongeren zijn geëngageerd. Ik krijg daar een inkijkje in, niet alleen door mijn contacten met studenten, maar ook door wat ze in hun anneke smelik 81
Wijlandgoed.indd 81
28-04-2009 16:14:51
onderzoeksbijdragen laten zien over de jongerencultuur van dit moment. Ik vind ze verbazingwekkend betrokken bij hun studie en ook meer betrokken bij de wereld dan ik wel eens heb gemeend. Ze hebben natuurlijk niet meer de tijd om acht jaar over hun studie te doen, dus vrijwilligerswerk en het verenigingsleven schieten er veelal bij in. Maar wat zegt dat? Mensen zijn en blijven in elke generatie heel hard op zoek naar wie ze zijn en waar ze bijhoren. Dat is van alle tijden, maar we komen erachter dat tegenwoordig de groep waar je “op” bindt anders tot stand komt. We zijn in onze vakgroep bijvoorbeeld net begonnen met een modeproject, om te kijken welke rol kleding daarbij speelt. Kleding is een prachtig visueel middel om identiteit en dus ook groepen te creëren. Dat zie je bijvoorbeeld bij de hoofddoek en überhaupt bij het statement dat je afgeeft door je wel of niet westers te kleden. Op dit vlak gelden onder jongeren talloze regels en codes, soms open en duidelijk, soms meer verborgen. Dat proberen we in kaart te brengen. Als je vroeger bij een groep hoorde, door je sociale klasse of je religieuze afkomst, liet je meteen ook de bijbehorende kledingstijl zien. Dat lag vast. Dat blijkt niet meer zo te zijn. Er zijn nu allerlei keuzestijlen voor jongeren; de alto’s, de emo’s en de techno’s. Het interessante is dat het milieu waarin je dagelijks verkeert niet meer bepalend is voor de groep waarmee jij je verbindt. Groepen vinden elkaar niet alleen meer op het schoolplein, laat staan in de kerk. Jongeren zijn verbonden via beeldkenmerken in de media en ze sluiten zich via internet aan bij het netwerk dat het meest aanspreekt. Om maar een voorbeeld uit de mode te pakken: G-star, een spijkerbroekenmerk. Mensen die G-star kiezen, horen bij de “G-star-tribe”. Je kunt daar geen concrete eigenschappen aan koppelen, maar mensen ontlenen daar wel een deel van hun identiteit aan; ze worden herkend en ze krijgen daarmee ook een zekere erkenning. Uit sociologisch onderzoek blijkt dat mensen bereid zijn om veel tijd te besteden aan het creëren van hun identiteit op deze manier. Ze vullen bijvoorbeeld graag marketingenquêtes in over dit soort onderwerpen. Ze willen er zo graag bij horen! De behoefte 82 w!j-land
Wijlandgoed.indd 82
28-04-2009 16:14:51
aan binding is enorm. Jongeren van nu hebben in mijn ogen een gewone, gezonde bindingsdrang, al zijn de banden wel vluchtiger. Je “bent G-star” voor bijvoorbeeld drie jaar en daarna ga je over op een ander merk. Zo is identiteit flexibeler dan vroeger; vluchtiger misschien, maar ook vrijer. De mode is wel vergelijkbaar met wat je ook op religieus vlak ziet gebeuren. De term relishoppen is niet voor niets uitgevonden. Je shopt: je bent een tijdje het een, en daarna ga je over op een andere spiritualiteit die iets nieuws belooft. Zo draag je ook een bepaalde kledingstijl en daarna ga je over op iets anders. Stereotypen spelen daarbij een grote rol. In de media maak je kennis met allerlei herkenbare stereotypen. Ze werken sterk polariserend. Ze creëren tegenstellingen en een wij-zij denken, maar bedenk bij al die polarisatie dat mensen ondertussen in feite op zoek zijn naar binding. Ook stereotypen werken bindend. Polarisatie is een voorbeeld van wat ik negatieve binding zou willen noemen. Je bindt “op” diegenen die je wilt uitsluiten. Polarisatie is een teken aan de wand, net als een vermeend “gebrek aan sociale cohesie” of “gebrek aan gedeelde normen en waarden” voor wat er leeft onder mensen. Onder die sociologische feiten gaat gewoon een diep menselijke drijfveer schuil naar binding met anderen. Ook negatieve binding is binding. Zelf ben ik in mijn leven altijd bezig geweest met de vraag: hoe kun je positief binden? Je moet je volgens mij engageren met dingen waar je in gelooft.’ Dat is een houding die schril contrasteert met het negatief binden dat in Nederland de boventoon voert, denkt Smelik. In NRC-Handelsblad verweert zij zich dan ook met twee Nijmeegse collega’s tegen de alomtegenwoordige negativiteit in het publieke debat. Ze geeft daarbij op de eerste plaats columnistenNederland een veeg uit de pan: ‘Het is hoog tijd om het cynisme te keren. We stellen voor een nieuwe regel in te voeren. Lever alleen kritiek vanuit datgene wat je dierbaar is en waarmee je je sterk verbonden voelt. Vertel niet waar je tegen bent, maar wat je belangrijk vindt. Ruil cynisme en onverschilligheid in voor passie en verantwoordelijkheidsgevoel. Wij zien cynisme, stoere taal en smakeloze anneke smelik 83
Wijlandgoed.indd 83
28-04-2009 16:14:51
woorden als een gebrek aan durf. Cynisme maskeert de angst om betrokkenheid te tonen, met zaken die er echt toe doen. We zijn in Nederland o zo bang ons gezicht te tonen en te zeggen; hier sta ik, dit wil ik verdedigen.’ Deze woorden in NRC Handelsblad zijn een hartenkreet van Smelik, nadat in haar ogen columnisten jarenlang bezig zijn geweest met “vuilbekken.” ‘Cynisme leidt alleen maar tot een versterking van de wij-zij cultuur. De ander wordt niet langer beschouwd als gesprekspartner. De cynicus is zelf “de tegencultuur” in optima forma. De cynicus gelooft nergens meer in, neemt niets meer serieus, en erger nog, voelt zich nergens verantwoordelijk meer voor.’ Koffieboon en slow food De cynicus is een menstype dat zich heeft laten gijzelen door de mediacultuur. De cynicus geeft het op. Hij weet dat de media de eigen en echte ervaring van de hedendaagse mens sturen en beïnvloeden. Met de opkomst van de kopie is authenticiteit een schaars goed geworden. Dat is een feit waar de cynicus zich bij voorbaat bij neerlegt. ‘De hele wereld is fake, zo voelt de cynicus het. Wat is nog echt? Ik begrijp dat gevoel, maar terwijl de scheidslijnen tussen echt en onecht vervagen, weten we allemaal haarfijn het verschil. In de overheersende beeldcultuur ontwikkelen we van de weeromstuit een grote hang naar “het echte”. Dat is een neveneffect. Ondertussen wordt authenticiteit overgewaardeerd.’ Smelik is boeddhist en schrijft erover in het tijdschrift Vorm & Leegte, een maandelijkse tijdschrift voor Boeddhisme, mens en samenleving. Ze benoemt daarin onze authenticiteitsdrang met al zijn beeldkenmerken. ‘Authenticiteit is in de mode. We vinden het overal om ons heen in de hausse aan eerlijke, echte producten. Zo is de koffieboon terug. In de keuken koken we “slow food” om aan het jachtige leven te ontsnappen en het aardewerken schaaltje van Fair Trade is gemaakt door een echte arme Afrikaan in Ghana of Gambia. Mensen proberen authentiek te zijn, ook in de politiek en in het management; authenticiteit pays off. We willen geen kuddedier zijn, we spreken ons uit, en bouwen aan een authentieke levensloop, passend bij wie we zelf 84 w!j-land
Wijlandgoed.indd 84
28-04-2009 16:14:51
denken te zijn. Authenticiteit heeft een ongekende aantrekkingskracht. De cynicus is in dit opzicht laf. Hij lacht om de wereld en hij lacht zichzelf uit. Hij houdt helemaal nergens meer van. Hij durft geen hoop te koesteren, heeft geen geloof. Want elke droom is immers al eens doorgeprikt. Zijn we op safari in Kenia dan hebben we het gevoel dat we in een uitzending van National Geographic zitten. Zeggen we “ik hou van jou” dan lijkt het alsof we in een soap acteren. Tegelijkertijd zijn we via het journaal getuige van allerlei grote gebeurtenissen, van de tsunami in Azië tot en met de aanslagen in New York van elf september. Het heeft enorme consequenties voor ons dat we daar als toeschouwers bovenop zitten. We zijn getuige. Niet zozeer medeplichtig, maar wel getuige en dus zijn we betrokkenen. We zijn met zijn allen allesziend geworden, maar blijven daarbij machteloze getuigen. We kunnen niets doen terwijl we televisiekijken. We kunnen een giro uitschrijven bij het zien van rampen. Dat is wat. Maar daar houdt het ook mee op. En dat traumatiseert. We weten uit onderzoek dat getuigen, bijvoorbeeld bij ernstige auto-ongelukken, die een ongeluk niet hebben kunnen voorkomen op een vergelijkbare manier machteloos zijn. Je staat erbij, je kijkt ernaar en je hebt het drama niet kunnen voorkomen. Je kunt niet ingrijpen. De mediacultuur traumatiseert ons in deze zin als onmachtige getuigen. We zijn er als toeschouwers bij, maar niet echt. Of het nu fictie is of nieuws, onze ervaring als betrokken mensen wordt ingeblikt door de media. In zo’n mediacultuur wordt authenticiteit haast zoiets als de heilige graal.’ Veilige positie Voor een boeddhist als Smelik betekent “authenticiteit van het ik” iets anders dan voor de gemiddelde westerling. Authenticiteit bestaat niet, op de plaats van het ego is het leeg, stelt elke praktiserende boeddhist. ‘Het is niet zo dat het “ik” helemaal niet bestaat, maar het is geen vaststaand gegeven of een substantiële entiteit. Hier komt dezelfde opvatting terug als over identiteit; het ik is vloeibaar, flexibel en relationeel. Je geeft dus de authenticiteitsgedachte op, anneke smelik 85
Wijlandgoed.indd 85
28-04-2009 16:14:51
maar als boeddhist doe je dat op een andere manier dan de cynicus. De cynicus maakt zichzelf onkwetsbaar door nergens meer enig geloof aan te hechten. De cynicus kán alleen maar afstand nemen. Cynisme verschaft hem een veilige positie en opent de kleppen van het cynisch gemoed, zodat het zich negatief kan ontladen.’ De boeddhist gaat een andere, positieve weg. ‘Iedereen kan en mag natuurlijk op zoek naar z’n echte zelf, maar weet daarbij wel dat het een illusie is. Authenticiteit bestaat niet. Bij een mens gaat het als bij een ui. Als je doorpelt, laag voor laag, is het op een gegeven moment op. Wat is nou authenticiteit? Is onze menselijke natuur authentiek? Bovendien is het ook een mythe dat het authentieke ik, als er al iets authentieks aan is, zo mooi zou zijn. Je komt ook veel lelijks tegen, dat helemaal niet nastrevenswaardig is.’ Uiteindelijk is authenticiteit gewoon een sociale constructie, stelt Smelik. ‘En dat is misschien wel een van de blinde vlekken die we hebben. We willen dat niet zien. Ik begrijp wel waar het gevoel vandaan komt en ik begrijp ook de hang naar authenticiteit. We leven in een complexe maatschappij waardoor het heel moeilijk is om een goede relatie met jezelf te onderhouden. Dat is op een bepaalde manier ondoenlijk. Maar mijn ervaring met meditatie vertelt me dat ik uiteindelijk een leegte tegenkom als ik “die relatie met mezelf goed wil onderhouden”. Dat is misschien confronterend, maar ook weer niet nieuw. Sigmund Freud zei het in feite al. Dat “ik” is niet zoveel. Je hebt het ego nodig om sociaal te kunnen functioneren. Maar als je dat ik voor jezelf kunt loslaten, scheelt dat enorm veel pijn en ellende.’ Het is postmodern om te zeggen dat je het ik moet los laten. Hét ik bestaat niet. Er leven in elk van ons vele ikken. Hier geven de postmodernist en de boeddhist elkaar de hand. ‘Je kunt zeggen dat we in een identiteitscrisis verkeren en dat we het ik niet meer kennen. Je kunt het ook positiever zeggen; het ik bestaat alleen relationeel. Ik ben ik, in zoverre ik de vriendin ben van een ander, of de dochter van mijn moeder. Zo uitgelegd “word” je dus via de ander, en dat is misschien wel de mooist manier om te zijn. Dat illustreert Thich Nhat Hanh – na de Dalai Lama een van de bekendste boeddhisten – heel mooi met een voorbeeld van een gesprek met een vrouw die zich bij 86 w!j-land
Wijlandgoed.indd 86
28-04-2009 16:14:51
hem beklaagt. Ze zegt precies dat wat je in de damesbladen ook zo vaak leest. “Ik ben moeder en ik heb een drukke baan. Ik ben vriendin en ’s nachts ook nog eens minnares. En waar blijf ik nou zelf in dat overvolle leven van mij, waar is er een beetje tijd voor mezelf?” Thich Nhat Hanh schiet daarop in de lach. “Jij bent dat allemaal. Al die rollen ben jij, en daarnaast is er niets.” Het is vaak zo schizofreen gedacht, dat je naast die rollen een harde kern, een apart ik hebt. Alsof jij niet samenvalt met die rollen. Je zou het moeten omdraaien en zeggen “ik speel die rollen, maar ik ben het ook”. Dat is positief binden voor mij. En tijd voor mezelf? Ik denk dat daar een foutief ik-begrip achter zit. In de verbinding met een ander wordt je mens. Religie kan een grote rol spelen om dat in te leren zien. Ik zie religie dan ook niet als een zoektocht naar wat er is, zoals in het ietsisme. Religie is misschien wel bovenal wat de term ook al zegt, verbinding, van religare. Religie heeft vooral een sociale functie en kan een gezonde houding oproepen waardoor mensen elkaar kunnen vinden en de illusie van dat ik kunnen doorgronden. Binden is voorbij je ego gaan. Ik kan me overigens niet voorstellen dat er iemand bestaat die binding met anderen uit de weg zou willen gaan. We hebben echt allemaal de ander nodig. Het is dus maar hoe je religie definieert. Als je het ziet als verbinden, dan zijn we allemaal religieus. Dat kan ook vanuit een humanisme en ik denk ook niet dat je daar een God voor nodig hebt. Het boeddhisme laat zien dat er transcendentie mogelijk is zonder een godsbegrip.’ In de opleving van spiritualiteit de afgelopen decennia zijn mensen zich daar niet altijd bewust van. ‘Ik zie dat mensen toch ook vaak met zichzelf bezig zijn. Ze willen groei, maar het is groei van ik-sterkte. Ik heb dat altijd gezien als een verkeerd begrepen spiritualiteit. Het is een van de grootste vergissingen van de westerling.’ Waar zou het dan wel om moeten gaan? ‘Spiritualiteit gaat om wijsheid en compassie. Dat zegt de boeddhist. Wijsheid is besef van de leegte van het ik, of de leegte van de werkelijkheid. En compassie draait altijd om de liefdevolle relatie met de ander. Compassie be anneke smelik 87
Wijlandgoed.indd 87
28-04-2009 16:14:51
tekent zowel het mededogen met mensen die lijden als blij kunnen zijn voor iemand anders als die het goed heeft. Dat zijn interessante lessen, want daar raakt compassie aan praktische wijsheid. Spiritualiteit, op deze manier begrepen, heeft heel veel te bieden. Wijsheid is voorbij kunnen gaan aan je ego – voorbij die droom van een authentiek en sterk ik om je makkelijker te kunnen verbinden met de ander.’
88 w!j-land
Wijlandgoed.indd 88
28-04-2009 16:14:51
Wijlandgoed.indd 89
28-04-2009 16:14:51
90 w!j-land
Wijlandgoed.indd 90
28-04-2009 16:14:52
wie Doekle Terpstra geboren Witmarsum, 1956 werk Voorzitter van de HBO-Raad te Den Haag meer weten Lees Benoemen en bouwen (2008) of Waar het visioen verdwijnt, verwildert het volk (2006), zijn Titus Brandsmalezing te Nijmegen. website www.benoemenenbouwen.nl
Wijlandgoed.indd 91
28-04-2009 16:14:52
De samenleving dat ben jij
We moeten als burgers weer verantwoordelijkheid nemen. Dat zijn we verleerd. We dachten al onze problemen aan de politiek en aan instanties over te kunnen laten. Dat kan niet, zegt Doekle Terpstra. Echte solidariteit kun je niet door de overheid laten organiseren.
Elke avond voor het slapen gaan, kijkt Doekle Terpstra in de spiegel. Hij neemt even de tijd om zijn gemoed te peilen. ‘In het afgelopen jaar, na het schrijven van het manifest Benoemen en Bouwen, is me van alles overkomen. Dat heeft me uiteindelijk sterker gemaakt, maar ’s avonds kijk ik mezelf toch even aan en neem ik de tijd om antwoord te geven op een voor mij belangrijke vraag: ben ik vandaag in mijn werk integer geweest? Als ik daar bevestigend antwoord op kan geven, dan denk ik: ga vooral door en wees niet al te beducht… Ze mogen me knippen en scheren, in de politiek en in de media, als ik op dat moment maar ja kan zeggen, dan is het goed.’ Hij is geknipt en geschoren na Benoemen en Bouwen (Trouw, 2 januari 2008), waarin hij pleit voor een “prettige en waardige manier van samenleven”. Met zijn voorstel om te komen tot een “redelijk gesprek” en zinsneden waarin hij stelt dat “burgers zich met elkaar moeten verbinden” sluit hij niet aan op de tijdgeest. In het Nederlandse debatklimaat wordt een andere toon gebezigd. Doekle Terpstra vecht tegen die toon, tegen wat hij de verwildering noemt. Hij schrijft in zijn manifest: ‘Samenleven kan alleen als we oog hebben voor elkaars opvattingen en gewoonten. Als we respect hebben voor verschillen in afkomst in culturele en religieuze oriëntaties.’ Dat was en is Terpstra’s uitgangspunt. We gaan weer praten, sneerden kritische journalisten al snel. Terpstra is naïef, klonk het. Met lief zijn tegen 92 w!j-land
Wijlandgoed.indd 92
28-04-2009 16:14:53
elkaar redden we het niet in Nederland. Terpstra verzet zich tegen die karikatuur van zijn standpunt. Hij is daarbij heel zeker van zijn zaak én optimistisch. ‘De verwildering zal slechts een zwarte bladzijde zijn in de lange Nederlandse geschiedenis van verdraagzaamheid.’ Talenten benutten “De duif laat eindelijk zijn tanden zien”, is de titel van zijn inleiding op het pamflet Benoemen en Bouwen. Hij is er om uitgelachen. ‘Dat heeft me alleen maar een rechte rug gegeven. Het kan toch niet zo zijn dat een samenleving gesegmenteerd wordt? Dat er in de samenleving mensen worden buitengesloten, zoals gebeurt in het debat over migranten. Dat de samenleving bestaat uit gaten in kazen, waarin geen bindend element meer aanwezig is?’ Het kan toch niet zo zijn. Dat is een typerende uitspraak voor Doekle Terpstra. In de zin klinkt stelligheid en verontwaardiging door, maar nauwelijks een vraagteken. De uitspraak bepaalt zijn koers. Hij werkt vanuit verontwaardiging, maar dan wel een verontwaardiging zonder pessimisme of verongelijktheid. ‘Ik voel mij verbonden met wat er in de samenleving gebeurt. Dat is altijd al zo geweest. De samenleving loopt bijna als een rode draad door mijn persoonlijkheidsstructuur heen. Ik ben gepokt en gemazeld in de gereformeerd synodale traditie, waarin kerk, staat en samenleving een onlosmakelijk geheel vormen. Daar voel ik me nog steeds senang bij. Je bent er niet alleen voor jezelf, maar je hebt je taak in de samenleving te vervullen. Dat is een opdracht. Ik zie het als een mooie uitnodiging om tot leven te komen. Noem het bestemming. Mijn werk nodigt me uit om tot bestemming te komen. Het is dus geen zware last die ik met me meetors. En daarbij denk ik aan het visioen van Paulus; het visioen dat geloof, hoop en liefde vorm krijgen in een samenleving die duurzaam bestaat en die er is voor iedereen. Want het gaat niet alleen om míjn bestemming, iedereen levert een bijdrage aan het geheel, in het klein of in het groot. Iedereen heeft onnoemelijk veel talenten meegekregen. De kunst is nu juist om talenten van mensen boven te laten komen en ze een plek te geven in het grote geheel.’ doekle terpstra 93
Wijlandgoed.indd 93
28-04-2009 16:14:53
Talent staat voor Doekle Terpstra centraal. Dat heeft een reden. ‘Een van mijn broers is wat zwakker begaafd. Hij doet al jaren hetzelfde werk in een fabriek, steeds dezelfde handeling. Hij heeft een ongelofelijke vreugde in wat hij doet. Die jongen, behulpzaam als hij is, doet nog heel veel andere dingen in de samenleving; voor anderen. Hij is goud waard. Mensen zoals mijn broer zijn er natuurlijk nog meer. Mensen bij wie de gaven niet direct zichtbaar zijn, maar wel belangrijk. Ik wil er aan meewerken dat ook deze talenten – verborgen kapitaal – zich kunnen manifesteren. Het kan niet zo zijn dat het alleen maar gaat om de excellente student of hoogleraar. Toptalenten hebben we nodig, maar het is het geheel dat goed moet functioneren. Alle ledematen zijn nodig om het lichaam te laten werken. Talent aan de bovenkant kan alleen excelleren als ze wordt gefaciliteerd. Dat zijn we ons niet altijd bewust. In de samenleving gaat het erom dat mensen met hun diverse talenten met elkaar verbonden zijn. Daar schuilt de kracht.’ Moet elk talent dan worden benut voor het grote geheel, vraagt Terpstra zich af. ‘Dat heeft me erg beziggehouden. Ik wil talent ook weer niet kapitaliseren; alleen maar vanuit nut en efficiëntie benaderen. Ik geloof simpelweg dat veel talent van mensen onzichtbaar blijft en dat we met elkaar ons best moeten doen om die tevoorschijn te halen en tot hun recht laten komen.’ In zijn gezin leerde hij die les van zijn broer. Maar later in het vakbondswerk zag hij hetzelfde. ‘Ik herinner me een situatie in een fabriek. Op de werkvloer had een groep allochtone vrouwen een plan om het productieproces te verbeteren. Ze konden het alleen nog niet opschrijven in het Nederlands. Het is nu 25 jaar geleden, maar ik zie nog voor me hoe die kerels van de afdeling logistiek het plan afhielden, want ze konden zich niet voorstellen dat ongeletterde Turkse vrouwen in staat waren om een logistiek proces te doorgronden. Toch is er met hun plan geëxperimenteerd en de resultaten waren een succes. Dat is voor mij een voorbeeld dat je niet alleen moet kijken naar het talent op de eerste rij. Soms zit het op de achterste rij.’
94 w!j-land
Wijlandgoed.indd 94
28-04-2009 16:14:53
Amnesty, Greenpeace en de kerk Solidariteit is een woord dat past in het vocabulaire van de gewezen vakbondsman Terpstra. ‘Het woord solidariteit is geen hypewoord. Het is van alle tijden. Al verschilt de invulling per periode. Ik ben zelf van de generatie van de afgekochte solidariteit. Wij hebben vormgegeven aan solidariteit met onze lidmaatschappen. Ik betaalde mijn bijdragen aan Amnesty, aan Greenpeace en aan de kerk. Ik ben solidair, betekende dat. De vraag is nu of dat wel echt doorleefde solidariteit was. Mijn generatie deed heel veel met geld en nam op die manier verantwoordelijkheid. Ik vind dat niet verwerpelijk, maar in de huidige tijd zit het ’m niet meer in die lidmaatschappen. Ik zie nu veel authentieker vormen van solidariteit. Ideologie en abstractie hebben plaatsgemaakt voor het kleine, persoonlijke. Je verbindt je ergens aan vanuit een authentieke betrokkenheid, bezorgdheid, of boosheid. Niet de armoedeproblematiek in de wereld vangt de aandacht, het is eerder een voedselbank in onze eigen stad die op steun kan rekenen, omdat je bijvoorbeeld een gezin hebt leren kennen dat er van afhankelijk is. Ik zie dat jongeren op die manier wel degelijk betrokken zijn en vind dat hoopgevend. Mij zul je niet horen zeggen dat ze zo op zichzelf gericht zijn. Ze zijn niet meer betrokken dan de oudere generaties, maar ook niet minder.’ Terpstra noemt de jongere generaties “zelfredzaam”; ze weten zich goed te handhaven. Dat is geen egoïsme. ‘Zelfredzaamheid van mensen, daar kun je positief naar kijken. Dat heeft alles te maken met zelfverwerkelijking, met het beproeven van je talent en je bestemming proberen te vinden. Dat is juist prachtig. In het vinden van je bestemming zit altijd een dosis solidariteit meegebakken. Want mensen zullen elkaar altijd nodig hebben. Dat wil niet zeggen dat ik problemen bagatelliseer. Ik zie ook hoe oppervlakkig de jongere generatie kan zijn. Maar er is talent, en met die zelfredzaamheid kun je het benutten en met volle kracht in het leven gaan staan.’ Lamlendige democratie Terpstra is een optimist. Media en politiek zijn vaak veel te negatief, stelt hij. ‘Er bestaan twee realiteiten, dat neem ik in toenemende doekle terpstra 95
Wijlandgoed.indd 95
28-04-2009 16:14:53
mate waar. Aan de ene kant is er de politieke realiteit, aan de andere kant is er de maatschappelijke realiteit. En soms heb ik het gevoel dat de samenleving in zijn dynamiek veel verder is dan politici veronderstellen. De Haagse wereld is bezig met de werkelijkheid van gisteren. Politici proberen solidariteit te organiseren door het aan professionals uit te besteden. Ik ben daar zelf ook schuldig aan geweest. We hebben voor alle domeinen van het leven autoriteiten in het leven geroepen, die werken als zaakwaarnemers voor burgers. Als buren ruzie hebben, bellen ze de politie in plaats van met elkaar om tafel te gaan zitten. Als er een boom omvalt wordt de brandweer ingeroepen. We hebben voor alle denkbare problemen autoriteiten in het leven geroepen, vanuit het idee dat we met beleid de problemen van de samenleving kunnen oplossen. Maar dat is niet zo en daarom groeit ook de frustratie bij burgers. Door overal zaakwaarnemers aan te stellen, creëer je uiteindelijk een samenleving van onbehagen. De samenleving moet weer terug naar de burger. Daar schuilt de belofte van een nieuw wij. Wat we moeten afleren, wat vooral onze leiders moeten afleren, is het eindeloze vasthouden aan die zaakwaarnemingsgedachte. De samenleving dat ben jij. En dus moet je kijken naar je eigen rol in het grote geheel. Wij hebben een lamlendige democratie, omdat burgers niet meer in staat zijn zich vitaal op te stellen. Dat hebben we laten gebeuren. Daardoor zijn we veel van onze onderlinge verbindingen kwijtgeraakt. Iemand als Rita Verdonk borduurt voort op oude ideeën van politiek bedrijven, als ze ons voorhoudt: jullie mogen roepen wat de problemen zijn, dan lossen wij het voor jullie op. Dat is die zaakwaarnemingsgedachte ten voeten uit. Daarmee ontkent ze de verantwoordelijkheid van mensen en haalt de kracht juist uit de samenleving. Ik geloof niet in zo’n samenleving. Dat is een doodlopende weg. We hebben nu een man of vrouw nodig die visionair kan denken. Iemand die kan inspireren en de politiek weer op de sterren durft te richten. Waar is de Nederlandse Barack Obama? We moeten de samenleving van onbehagen van ons afschudden. Iemand als Balkenende heeft dat ook benoemd. Wordt het niet eens tijd om onze zegeningen te tellen? Dat leverde hoon op. Of Alexander Rinnooy 96 w!j-land
Wijlandgoed.indd 96
28-04-2009 16:14:53
Kan, die zei: kunnen we het woord dankbaarheid nog gebruiken? We hebben het erg goed in Nederland. Dankbaarheid lijkt een woord te zijn dat helemaal uit ons vocabulaire is verdwenen. Ik denk dat het tijd wordt om na te denken over de vraag hoe we ons perspectief kunnen verschuiven, want waar het visioen verdwijnt, verwildert het volk. Het visioen is en blijft belangrijk.’ Van de politiek verwacht Doekle Terpstra weinig heil. ‘Ik merk dat ik me steeds meer van Den Haag afwend. De echte ontwikkelingen vinden in de samenleving plaats. Ik tuf nog braaf elke dag naar Den Haag, naar de HBO-Raad, maar je komt in Den Haag niet te weten hoe het land ervoor staat. De denker Richard Florida beschrijft in The Rise of the Creative Class heel mooi dat de politiek denkt in constructen. We hebben het over blauwdrukken en we tekenen blauwdrukken. We hebben het over kenniseconomie, alsof we kunnen uittekenen wat kenniseconomie is. We denken hiërarchisch en patriarchaal, alsof we onze plannen kunnen opleggen. Dat is verleden tijd, zegt Florida. De samenleving bestaat inmiddels uit mensen die vorm willen geven aan hun zelfverwerkelijking. Die willen op hun eigen manier en in hun eigen creativiteit worden uitgedaagd. Dat betekent dat de samenleving van onderaf vorm krijgt en niet meer van bovenaf, zoals de leiders nog wel denken. Ik vind dat een sprankelend beeld en ik zie het ook gebeuren. De samenleving legt zijn vragen op aan de politiek. We hebben dan ook behoefte aan een ander soort leiderschap. We willen gefaciliteerd worden in onze maatschappelijke ontwikkeling en ik hoop dat mensen daarin hun eigen verantwoordelijkheid gaan nemen. Je kunt de verbinding tussen mensen namelijk niet organiseren als mensen zichzelf niet zien als eigenaar van die verbinding.’ En dan roept hij een beeld op, niet grandioos metaforisch, niet Bijbels, maar heel huiselijk. ‘We hebben steeds minder zicht op wat er gebeurt, juist omdat de samenleving van onderaf vorm krijgt. Het is als met een borduurwerkje. De samenleving van pakweg twintig jaar geleden liet zich van de voorkant zien; een keurig borduurwerk met steekjes en kleurtjes. Alle gebouwtjes, de tekeningen, ze stonden doekle terpstra 97
Wijlandgoed.indd 97
28-04-2009 16:14:53
erop. Ik denk dat we in toenemende mate een samenleving krijgen die zich niet meer zomaar van de voorkant laat zien, maar van de achterkant. Je kunt nog wel de contouren zien, maar met veel rafels en touwtjes. Dat is de samenleving waar we nu inzitten. Als we op zoek zijn naar wat ons bindt, dan zitten we aan de grove achterkant van het borduursel, met allemaal losse eindjes. Het vastomlijnde zijn we kwijt. We moeten accepteren dat we de voorkant niet meer te zien krijgen.’ Doekle Terpstra voelt zich thuis achter het borduursel. ‘Ik laat het politieke debat los en zoek het maatschappelijk debat op. Daar gebeurt het. Het hele integratiedebat moet nog beginnen. Ik merk dit, omdat er een enorme behoefte is aan debat, aan een werkelijk gesprek. Ik ga dat debat niet in met kennis, maar met betrokkenheid. We hebben een samenleving die fragmenteert en tegelijkertijd antwoord zoekt op de vraag; wat bindt ons nou? Dat is inspirerend. Ik zoek het borduurwerk aan de achterkant op. Daar heb ik mijn hoop op gevestigd.’ De opdracht ‘Om hoop te hebben en hoop te houden, is geloof belangrijk. Maar het hoeft natuurlijk niet mijn geloof te zijn. Van mij zul je geen kritieken horen op de vluchtige zelfverwerkelijkingsmarkt. Mensen zijn aan het relishoppen, maar dat is natuurlijk niet voor niets. Er is een grote behoefte aan antwoorden op tal van levensvragen. Wat voor verbinding heb ik met de aarde? Wat voor verbinding heb ik met mensen? Wat voor verbinding heb ik met het eeuwige? Als mensen de antwoorden op die vragen zoeken in bijvoorbeeld het omarmen van bomen, so be it. Als mensen een weg kiezen om hun levensvragen beantwoord te krijgen, laat het toch gebeuren! Laat ik nu niet aanmatigend zijn in mijn eigen antwoord. Laat ik nu niet beweren dat ik een exclusieve claim op de waarheid kan leggen. Dat heb ik nou juist een beetje afgeleerd. Ik sta open voor andere geluiden. En ik ben de bindingsangst wel wat voorbij. De islam heb ik bijvoorbeeld altijd gedoogd, meer dan dat ik die heb omarmd. Ik ga me er nu pas echt mee verbinden. Als 98 w!j-land
Wijlandgoed.indd 98
28-04-2009 16:14:53
Benoemen en Bouwen me iets heeft geleerd is het dit: wat levert de confrontatie met de islam mij veel op! Mijn eigen vooroordelen worden duidelijk, maar ook mijn gebrek aan betrokkenheid. Nu hoeft natuurlijk niet iedereen zo betrokken te zijn, maar de confrontatie met deze “ander” is voor mij een zegenrijke operatie. Ik voel me nu met moslims verbonden. Net als ik, stellen zij het levensbeschouwelijk perspectief centraal. De manier waarop we dat doen verschilt en ook die verschillen probeer ik te zien. Ik wil de rituelen en tradities wel leren kennen. Waar raken we elkaar?’ Benoemen en bouwen is niet een grote maatschappelijke beweging geworden, het is geen invloedrijk maatschappelijk succes kunnen we een jaar na verschijning ook wel vaststellen, maar voor Doekle Terpstra zelf is het wel het begin van een enerverende kennismaking. ‘Door de aanraking met de islam, maar ook dankzij andere religieuze tradities, begin ik langzaam maar zeker een ander beeld te krijgen van wat de Eeuwige zou kunnen zijn. Het is niet meer alleen die gereformeerde God, wat ik vroeger wel dacht. De Eeuwige heeft eerder iets te maken met een allesoverstijgende waarheid die zich in alle tradities heeft verankerd. Dat is geen gereformeerde God, geen katholieke God en ook geen Allah. Dat zit in… iets heel groots wat wij niet kunnen bevatten. Dat beeld begint bij mij te beklijven. Het reikt verder dan het beeld waarmee ik ben opgegroeid. Ik heb geleerd dat er in exclusiviteit iets fundamentalistisch en ontkennends zit. Daar ben ik van af. Het kan toch niet zo zijn dat dat de bedoeling is! Dat is niet de opdracht in ons bestaan.’
doekle terpstra 99
Wijlandgoed.indd 99
28-04-2009 16:14:53
100 w!j-land
Wijlandgoed.indd 100
28-04-2009 16:14:54
wie Willem Schinkel geboren Kampen, 1976 werk Theoretisch socioloog, verbonden aan de faculteit Sociale Wetenschappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam meer weten Lees Denken in een tijd van sociale hypochondrie. Aanzet tot een theorie voorbij de maatschappij (2007), het wat handzamere boek De gedroomde samenleving (2008) of bekijk de televisieuitzending van de VPRO, Zomergasten (augustus 2008). website www.eur.nl
Wijlandgoed.indd 101
28-04-2009 16:14:54
E r is veel meer binding dan we beseffen
In Nederland willen we zo graag verbinden dat we geen verschillen dulden en daardoor mensen juist uit elkaar drijven, zegt Willem Schinkel. Terwijl multiculturalisme is: onze tenen krommen en toestaan wat ons tegen de borst stuit. Als we dat eenmaal durven, zullen we inzien dat juist de verschillen ons verbinden.
Nederland moet beter op z’n gezondheid letten. We moeten daarbij niet alleen bedacht zijn op een dreigend infarct, maar ook op infecties van buitenaf. Behalve ons eigen egoïsme en de algemene verhuftering bedreigen namelijk ook nieuwkomers onze samenleving. Vertrouwde bindingen – normen en waarden – zullen daardoor steeds meer loslaten, waardoor het sociaal lichaam aan veerkracht verliest. Als we niets doen, stokt vandaag of morgen de bloedsomloop en zullen de vitale organen van onze maatschappij het begeven. Mensen die zo redeneren – ze zijn talrijk – gebruiken de metafoor van het sociaal lichaam, zegt Willem Schinkel. En of iemand dat nu bewust of onbewust doet: die metafoor is nooit neutraal. De socioloog schrijft erover in zijn studie De gedroomde samenleving: ‘Bij het idee samenleving denken we aan een lichaam, met een hoofd dat aanstuurt, met handen die het werk doen en een onderbuik vol gevoelens. En bij alles wat dit lichaam doet, is vooral gezondheid een belangrijk begrip geworden. Iedereen en alles moet meewerken, anders worden “we” ziek. En de lichaamsmetafoor verwijst nog naar iets anders. Een gezond lichaam kan immers infecties oplopen. Dus is het zaak de buitenwereld scherp in de gaten te houden. 102 w!j-land
Wijlandgoed.indd 102
28-04-2009 16:14:54
Een gezond lichaam, een gezonde samenleving, is steeds op zijn hoede voor bedreigingen en omgevingsinvloeden.’ We zijn volgens Schinkel zo bang voor gezondheidsverlies dat we leven in een tijd van sociale hypochondrie. Een hypochonder vermoedt bij elk kwaaltje meteen een dodelijke aandoening. Een sociaal hypochonder ziet in de geringste tekenen des tijds direct grote bedreigingen voor de sociale samenhang. Daar komt nog iets bij: ‘Sociale hypochondrie is de krampachtige fixatie van een sociaal lichaam op zijn mogelijke eenheidsbedreigende ziektes, om de aandacht van zijn komende dood af te wenden. De lichaamsmetafoor heeft een consequentie waar we niet meteen aan denken. Een lichaam is namelijk sterfelijk. Dat brengt met zich mee dat de samenleving niet alleen ooit “geboren” is, maar ook zal sterven.’ Een nare bijkomstigheid, zegt Schinkel: ‘De geschiedenis wijst uit dat sociale lichamen zichzelf wel altijd graag als lichaam gezien hebben, maar niet de consequentie van hun sterfelijkheid willen aanvaarden.’ In de tijd van de grote utopieën en grote godsdienstigheid leverde dat minder problemen op dan nu. Voor communisten was de samenleving nog op weg naar een heilstaat. Voor christenen wachtte er in de eindtijd altijd de bijbelse Dag des Oordeels. En voor veel twintigste-eeuwers zou de samenleving uiteindelijk haar voltooiing krijgen in een Technische Vooruitgang die al onze problemen oplost. Na de dood van de bestaande samenleving gloorde dus altijd een utopische hemel. Maar wat rest ons in deze tijd, waarin een utopie ontbreekt en de hemel regelrecht wordt betwijfeld? Dan gaan we hard nadenken over wie “wij” zijn en wat “ons” bedreigt, meent Schinkel: ‘Sociale hypochondrie ontstaat op het moment dat het maatschappelijke lichaam niet langer onderweg is naar een eind-doel, maar met zichzelf opgescheept zit. Het is dus een lichaam met geamputeerde benen, want het gaat nergens meer naartoe. Daarom zijn we in Nederland nu zo bezorgd over eenheid en orde, over het “oude” of “nieuwe wij”.’ Moeten we de vraag naar een nieuw wij dan nog wel stellen? ‘Ik wil willem schinkel 103
Wijlandgoed.indd 103
28-04-2009 16:14:54
die vraag niet onderuit schoffelen,’ antwoordt de socioloog. ‘Je kunt constateren dat er een sterke behoefte is aan een wij, maar niet zozeer aan een nieuw wij. Je ziet nu vooral dat mensen opnieuw een wij proberen te smeden, en daarvan zeggen dat het ons oude, vertrouwde wij is. Ik noem dat het neonationalisme. Denk aan het integratiedebat, de Nederlandse canon, het Nationaal Historisch Museum. Er bestaat een sterke behoefte aan een wij waarin de noties natie en samenleving de hoofdrol spelen.’ Onder het vergrootglas Met “natie” doelt Schinkel op het concept dat eind achttiende eeuw opgang deed, het idee van één volk dat één culturele en politieke eenheid vormt. ‘Het wij van de samenleving kwam overeen met het wij van de natie. Daarbij diende de natie om verschillen te overstijgen. En dat werkte. De natie was een fictie: God, Nederland en Oranje. Maar wel een hele functionele fictie. Ze schiep namelijk eenheid. Veel mensen aanbaden God en de Oranjes en voelden zich werkelijk Nederlander. Precies zo moet het nieuwe wij ook weer voor eenheid zorgen.’ Schinkel legt de ficties zonder voorkeuren, maar genadeloos, onder het vergrootglas. Net als de metaforen waarvan ficties zich bedienen, zijn ze nooit neutraal. Het sociale leven bestaat zelfs uit die ficties. De combinatie van het neonationalisme met de lichaamsmetafoor werkt bijvoorbeeld heel sterk door in de samenleving. ‘Die combinatie produceert wat zij veronderstelt,’ betoogt de socioloog. ‘Zo onderscheidt ze traditioneel van modern. Wij zijn modern. Zij zijn achterlijk. Allerlei vormen van religie, zoals de islam, kunnen daardoor geen deel uitmaken van het sociaal lichaam. En wat daarbuiten valt, is meteen ook bedreigend voor “onze”gezondheid”.’ Zoeken naar een definitie van een wij problematiseert de integratie dus, schrijft Schinkel: ‘Dat wil zeggen, juist de aandacht voor integratie houdt de scheiding tussen “de samenleving” en “nietgeïntegreerden” in stand. De aandacht is goed bedoeld, maar de sociaal-hypochondrische thematisering van de integratie is nu precies sociaal-hypochondrisch omdat de bedreiging die het integratie104 w!j-land
Wijlandgoed.indd 104
28-04-2009 16:14:54
probleem vormt, voorgesteld wordt als een probleem dat van buiten komt. Zoals gezegd voelt het sociaal lichaam zich altijd bedreigd door virussen en bacteriën. Daardoor stelt het niet-geïntegreerden voor als mensen die buiten de samenleving staan. Een dwingende manier van denken. Een manier waar je met de beste bedoelingen niet aan ontsnapt.’ Het wij als project Berusten dan maar? Nee, zegt Schinkel. Probeer liever inzicht te krijgen in de manier waarop we onszelf klemzetten door onze manier van kijken en ons gebruik van metaforen. ‘Je moet de discussie over het nieuwe wij wél voeren, alleen al om te laten zien hoe mensen worden buitengesloten. Daarbij zul je gebruik moeten maken van een zeker nationalisme, maar dat nationalisme zul je open moeten definiëren. Zie het wij als een project dat nog niet af is. Als een project waaraan iedereen meewerkt.’ Het is een fundamentele koerswijziging, die hij hiermee voorstelt. Een project kent namelijk altijd een doel. ‘Ieder wij definieert zichzelf door zich sterk te identificeren met wat het níét is. Het wij zet zich af tegen een afwezige ander. Die afwezigheid ligt er altijd, maar die kun je ook omschrijven als een onvoltooidheid.’ We hoeven het wij dus niet te definiëren door te zeggen wie er niet toe behoren. We kunnen het wij van nu ook afzetten tegen wat wij (nog) niet zijn, in de toekomst. Schinkel vervolgt: ‘Het is utopisch wat ik nu zeg. Maar je kunt het vergelijken met de Amerikaanse situatie. Ik was in New York, voor een aantal maanden. Het nationalisme is er veel opener. Het land definieert zich altijd als een land in opbouw, de Amerikaanse droom is die van een land in constructie en opbouw. Ook illegale immigranten, die ik heb zien demonstreren in de straten van New York, kunnen zich de symbolen van de Amerikaanse droom toe-eigenen. Dat is zeer productief. Ook zij zeggen: wij zijn Amerika. En dat kunnen ze, omdat het nationalisme in Amerika een project is.’ Een wij dat niet buitensluit, een wij dat verbindt, is een wij dat in de toekomst wordt geformuleerd. Waar willen we heen? Wat willen we bereiken? Welke welvaart willen we garanderen? Schinkel stelt hier willem schinkel 105
Wijlandgoed.indd 105
28-04-2009 16:14:54
volstrekt andere vragen dan de gangbare: Wie zijn wij? Waar komen we vandaan? Die vragen kijken naar het verleden en zorgen voor uitsluiting. ‘Nu nog vooral van de Marokkanen. Maar op een dag zal dat een andere groep zijn, misschien zijn het dan de Oost-Europeanen en de Oekraïners.’ Van mechanische naar organische solidariteit Nieuwe vragen. Nieuwe bindingen. Daarbij past ook een nieuwe voorstelling van solidariteit. Nu gaan we nog vaak uit van de mechanische solidariteit, zoals de socioloog Emile Durkheim die omschreef. Dat is de binding van de dorpsgemeenschap, waarin mensen elkaar kennen en waarderen. Schinkel: ‘Daar hoort een Gemeinschaftsretoriek bij; we horen bij elkaar omdat we elkaar fysiek nabij zijn. We moeten een gemeenschap vormen. Daar hebben we ook een nostalgische voorstelling van. Terwijl we weten dat fysieke nabijheid geen sociale binding meer geeft. Ik woon zelf in Delfshaven en heb geen enkele band met mijn buren. Maar is dat erg?’ Gemeenten willen mensen nog vaak fysiek spreiden om zo de sociale cohesie te versterken. Daarmee laten ze zich vangen in het oude idee van mechanische solidariteit. ‘Maar ons maatschappijtype onderscheidt zich juist doordat mensen elkaar niet kennen,’ stelt Schinkel. ‘Mensen zijn anoniem in het dagelijks leven. In onze maatschappij is er wel binding, maar vanuit wat Durkheim de organische solidariteit noemde. De maatschappij is verdeeld in sferen, die elkaar (organisch) aanvullen. Er is een arbeidsdeling. Elk orgaan heeft zijn functie. Mensen zijn gespecialiseerd en verschillen van elkaar, en juist daardoor zijn ze van betekenis voor het geheel. Een bakker hoeft geen fietsen te maken, een fietsenmaker hoeft geen brood te maken. Het verschil dat mensen maken, zorgt voor de binding die hen bij elkaar houdt.’ Dit verklaart waarom volgens Schinkel mensen die pleiten voor een nieuwe, bindende moraal zich vergissen. ‘Ze willen de verschillen wegpoetsen. Dat werkt destructief. Want in onze maatschappij is de druk op het individu om verschil “te produceren” bijzonder groot. En tegelijkertijd bestaat de neiging om te denken dat we met minder 106 w!j-land
Wijlandgoed.indd 106
28-04-2009 16:14:55
verschil meer eenheid zouden hebben.’ Een dubbele boodschap. ‘En we hebben al zoveel binding!’ zegt Schinkel. ‘Veel meer dan mensen we beseffen. Het is duidelijk dat de maatschappij niet in chaos verkeert. We kunnen met elkaar een gesprek hebben en elkaar begrijpen, dat is een bewijs voor de binding die we hebben. Maar we zijn zo gericht op eenheid dat we ons focussen op mensen die een verschil laten zien, die willen we erbij betrekken, omdat die onvoldoende in eenheid geïnteresseerd zouden zijn. Helaas produceren we daarmee nu juist het verschil. En dan verschuiven de doelen ook nog eens. Iedere keer komen er nieuwe eisen bij voor diegenen die erbij moeten horen. Praten over een collectief “wij” legt steeds meer claims op mensen die bij dat wij zouden moeten horen.’ Staat: blijf erbuiten Maar hoe moeten we de bestaande discussie over integratie dan voortzetten? Schinkel: ‘Volgens mij gaat het hierom: Kunnen we nadenken over een collectieve identiteit op basis van verschil? Zeker, dat is moeilijk. En in elk geval zou ik willen dat de staat deze discussie niet voert. Die moet zich minder bemoeien met collectieve identiteit, omdat hij met uitspraken hierover altijd groepen buitensluit. We moeten deze discussie voeren in de publieke sfeer. Alleen daar kan een wij zich uitkristalliseren.’ Dat moet gebeuren door “een denken in complexiteit”. De socioloog omschrijft dat als volgt: ‘Dat denken gaat uit van de veronderstelling dat er altijd verschil bestaat binnen datgene wat je wilt definiëren. Dus het moet het verschil zijn dat je bindt. Anders ga je het verschil proberen teniet te doen en ga je het alleen maar sterker benadrukken.’ Is denken vanuit het verschil hetzelfde als denken in diversiteit? Het woord “diversiteit” kan niet op Schinkels genade rekenen. ‘Diversiteit is een notie die goed past bij management; diversiteitsmanagement. Diversiteit is leuk als het gaat om folkloristische verschillen. Maar het gaat er nu juist om spannen op het moment dat je in die diversiteit dingen moet tolereren die niet tolerant zijn. En dat kennen we niet in Nederland. Nederland kent ook geen multiculturele willem schinkel 107
Wijlandgoed.indd 107
28-04-2009 16:14:55
traditie. Er is dan wel heel veel kritiek op de multiculturele samenleving, maar die heeft hier nooit bestaan. Echt multiculturalisme betekent: je tenen krommen en toestaan wat je tegen de borst stuit. Dat is precies wat tolerantie ooit betekende.’ Werkelijk verschillen van elkaar tolereren, dat is een belangrijke opdracht, zegt de socioloog. ‘Dat moeten we proberen. Dan zal blijken dat de verschillen erg meevallen. Er zijn maar weinig radicale moslims in Nederland, er zijn ook maar weinig terroristen en we hebben nog geen terroristische aanslag meegemaakt in Nederland. De moord op Van Gogh was geen terroristische daad, maar een losstaande actie. Het terrorisme wordt al te sterk aangezet, we worden er als het ware mee geterroriseerd door onze eigen overheid.’ De kracht van de democratie is nu juist dat er ruimte bestaat voor antidemocratische meningen. ‘Door die opinies ruimte te geven, incorporeer je ze in de democratie en maak je ze onschadelijk. Dat is de koninklijke weg, dat is de democratische weg. Het werkt slinks en tegelijk vernuftig – deze kracht van de democratie. Als je zegt dat je het niet met de democratie eens bent, ben je het er toch mee eens.’ De democratische staatsvorm is onovertroffen, stelt Schinkel. En voorlopig is de natie de enige vorm waarin we de democratie kunnen gieten. ‘De natie maakt de democratie mogelijk. Het blijft daarom wenselijk om op nationaal niveau een notie van een wij te hebben. Nationalisme verschaft een binding en legitimiteit aan de democratie en de democratie blijft voorlopig gebonden aan natiestaten. Dat zal niet zo snel veranderen, want een alternatieve collectieve binding ontbreekt nog. We kunnen ons wereldburgers voelen, maar we zijn voorlopig inwoners van een natie, met het paspoort van die natie. Ik denk zelfs dat er niet zoveel transnationalen bestaan als wel wordt aangenomen. Weet je wie de echte transnationalen zijn? Dat zijn niet de Turken die jaarlijks twee keer heen en weer reizen of de Marokkanen met hun twee paspoorten. Nee, het zijn de bedrijfsmanagers en businesslieden die Europa rondvliegen. Die zijn transnationaal, die ontwikkelen een thuis in verschillende werelden. Ze doen dat niet vanuit een binding met een moederland, maar vanwege economische bindingen. Het wij dat daaruit ontstaat is niet een wij van een108 w!j-land
Wijlandgoed.indd 108
28-04-2009 16:14:55
heid, van op elkaar lijken, maar een organisch wij, waarin elk onderdeel een eigen functie vervult. De onderdelen kennen elkaar niet, ze zijn ook niet sociaal op elkaar afgestemd, maar sluiten functioneel wel goed op elkaar aan. Dat is voldoende. Meer is niet nodig, meer is niet wenselijk, voor dat wij.’ Religie: niet van belang Voor dat “wij” is ook religie of spiritualiteit niet van belang, zegt Schinkel. ‘De vormen van religie waar behoefte aan bestaat, passen bij onze tijd waarin mensen hun identiteit zoeken op basis van iets wat eigen aan henzelf is. Opnieuw: op basis van verschil. Mensen zoeken spiritualiteit in zeer individuele vormen, omdat ze functioneel met anderen zijn verbonden, waarbij ieder veel verschillende rollen speelt. Toch kun je er nog steeds behoefte aan hebben om alle rollen die je speelt te verbinden. Je zoekt dan naar je zelf, naar je eigen authentieke zelf bijvoorbeeld. Vandaar dat ook de meer mystieke varianten van de wereldgodsdiensten in trek zijn. Die pushen de individuele beleving.’ Je kunt volgens de socioloog van die spiritualiteit dan ook geen maatschappelijke binding verwachten. ‘Religie creëerde lange tijd een mechanische binding tussen mensen, op basis van eenheid en herkenning van overeenkomsten. Zo’n overkoepelende binding behoort tot het verleden. Ook de politiek kan die niet geven. De maatschappij heeft een dusdanige complexiteit gekregen dat je er niet vanuit één punt een omvattende beschrijving aan kunt geven die overal aanslaat en de delen bindt. Dus religie kan een mooie maatschappijvisie geven, en een zeer positieve wat mij betreft, maar die is simpelweg niet plausibel in andere domeinen. Niet in de economie, niet in de politiek, niet in de rechtspraak – om maar drie andere domeinen te noemen. Tussen die werelden zien we allemaal breuklijnen lopen die maken dat religie niet meer zo kan binden als voorheen.’ En omdat religie dat niet meer kan, stelt Schinkel, is de individualisering ermee weggelopen. ‘Je zou kunnen zeggen met de filosoof Nietzsche: God is dood, en de mens heeft hem vermoord. Toen was willem schinkel 109
Wijlandgoed.indd 109
28-04-2009 16:14:55
de plaats van God vacant en is de mens daarop gaan zitten. Maar als individu zit hij nu opgezadeld met de last om zijn eigen identiteit en zingeving te verzorgen. Dat vraagt om een individueel antwoord. Juist omdat het individu zichzelf een identiteit moet geven op basis van verschil, kan het niet accepteren dat een algemene religie zijn zingeving verzorgt.’ Ook Willem Schinkel zelf kan dat niet. ‘Ik voel me aangesproken door de mystieke tak van de christelijke religie, door bijvoorbeeld Angelus Silesius en Meester Eckhart. Ook ik zoek naar consistentie, om het idee te hebben dat ik bepaalde handelingen aan mezelf kan toeschrijven. We functioneren nu in talloze subsystemen. Dat is soms totaal schizofreen. Daarin een plan zien, daar hebben mensen behoefte aan. Ikzelf ook. Ik definieer mezelf sterk in termen van mijn werk. Dat is belangrijk voor mij, ook buiten de uren van negen tot vijf. En soms definieer ik me ook wel in termen van mijn eigen spiritualiteit. Want mystiek blijft op afstand, terwijl je haar toch kunt gebruiken om te bouwen aan een zekere identiteit. Je bindt je aan iets wat je individualiteit overstijgt, maar wat toch zo abstract blijft dat het je nooit in de weg gaat zitten. Er komen nooit directe geboden of verboden uit voort, anders dan bij de religie van weleer.’
110 w!j-land
Wijlandgoed.indd 110
28-04-2009 16:14:55
Wijlandgoed.indd 111
28-04-2009 16:14:55
112 w!j-land
Wijlandgoed.indd 112
28-04-2009 16:14:56
Het conflict bindt
wie Bart Brandsma geboren Dronten, 1967 werk Zelfstandig gevestigd publicist, (media-)projectmanager, filosofisch consultant en trainer meer weten Lees De hel, dat is de ander. Het verschil in denken van moslims en niet-moslims (2006). website www.bartbrandsma.nl
Wijlandgoed.indd 113
28-04-2009 16:14:56
Beste Manuela,
Voor ik je iets schrijf over dit boek, z’n vraagstelling en negen sterke verhalen – sterk, divers en verrijkend vind ik ze – moet ik je iets uitleggen. De afgelopen jaren waarin ik me met de Nederlandse integratiethematiek heb beziggehouden, heb ik me een tamelijk indringend inzicht eigen gemaakt. Om mij en mijn beschouwing hier te begrijpen moet dat eerst maar aan bod komen. Dat inzicht stuurt mijn blik, het scherpt mijn oordeelsvermogen en het wijst me op een alternatieve omgang met het “wij- en zijdenken”. Nederland worstelt met de vraag hoe we in onze samenleving vrede en eenheid kunnen bewaren. Van een monoculturele samenleving zijn we in relatief korte tijd veranderd in een multiculturele samenleving. Die multiculturele samenleving is op zichzelf geen fenomeen waar je het mee eens kunt zijn, of oneens, zoals lange tijd werd beweerd in de krantenkolommen op opiniepagina’s. Nee, ze is een sociologisch feit. We leven met grote en kleine culturele, sociale en religieuze verschillen met elkaar, naast elkaar en langs elkaar heen. Over het algemeen gaat dat goed. Soms gaat het goed fout. En over de keren dat het dan fout gaat, lezen we berichten en bekijken we reportages op televisie. En telkens roept dat weer de volgende idealistische vraag op: kunnen we ondanks bestaande verschillen toch vreedzaam samenwonen, levend op een en hetzelfde stuk grond onder een en hetzelfde hemeldak? Die vraag nu is naar mijn overtuiging de verkeerde. De vraag is veel te ambitieus. Als vredeswens is de geformuleerde vraag legitiem en de humane grondhouding die uit deze woorden spreekt, zou je kunnen zeggen, is in het onderlinge sociale verkeer zelfs zeer gewenst. Maar als aanzet tot adequaat denken over de integratiekwestie is ze funest. De vraag dient misschien als aanzetje om tijdens een lange wandeling wat te mijmeren over vrede of om tijdens een bijeenkomst met elkaar te filosoferen over “eenheid in verscheidenheid”. Als vertrekpunt om adequaat na te denken over de toe114 w!j-land
Wijlandgoed.indd 114
28-04-2009 16:14:56
komst van de Nederlandse samenleving is deze vraag ongeschikt. Ik heb twee vervangende vragen in de aanbieding die een adequaat denken wél op gang brengen. Kunnen we leren accepteren dat culturele en religieuze conflicten erbij (blijven) horen? En kunnen we leren omgaan met die conflicten? In deze twee vragen komen de woorden “vreedzaam” , “verschillen” en “samenleven” helemaal niet meer voor. Het zijn namelijk twee vragen die afdalen van een hooggestemde idealistische oriëntatie op vrede en eenheid naar een minder abstract niveau. En in die afdaling nemen ze het volgende basale en brute biologische feit heel serieus: dat de mens een conflictzoekende natuur heeft. Wij zijn mensen en er is maar weinig voor nodig om de biologische aanleg die we hebben voor competitie, confrontatie, conflict en polarisatie op te roepen. We zijn geboren ruziemakers. We leven dan ook in een samenleving waar competitie de onverbloemde spil is van ons maatschappelijk functioneren en waarin dus ook conflict en polarisatie aan de orde van de dag zijn. Van een oriëntatie op vreedzaamheid en eenheid – veel goedbedoelende (interreligieuze) dialoogdenkers hebben die oriëntatie – vind ik dat we primair moeten kijken naar de fenomenen conflict en polarisatie, en wel aan de hand van mijn twee vragen. Kunnen we leren accepteren dat culturele en religieuze conflicten erbij (blijven) horen? En kunnen we leren omgaan met die conflicten? Ik leg de negen verhalen in dit boek dan ook langs deze meetlat: kunnen ze me helpen bij de beantwoording van deze vragen? Het conflict bindt Kunnen we leren accepteren dat culturele en religieuze conflicten erbij horen? Dat vinden we moeilijk. Ik heb het dan niet over het inzicht dat gewelddadige conflicten wereldwijd een zware tol vergen in het bestaan van de mensheid. Israël en Irak houden ons die spiegel wel voor. En nog maar enkele jaren geleden was ik in Oost-Congo, waar massaverkrachtingen en afslachtingen het leven tot een regelrechte hel maken. Nee, ook dat is een inzicht dat in Nederland wel doordringt dankzij krant en televisiejournaal: de wereld is bepaald geen paradijselijk oord. bart brandsma 115
Wijlandgoed.indd 115
28-04-2009 16:14:56
Maar dat bedoel ik niet. Het gaat me hier om het inzicht dat het conflict ook in onze samenleving de regel is en niet de kwalijke uitzondering. Moslims, christenen, homo’s, hetero’s, ouderen, jongeren, mannen, vrouwen, ze willen allemaal andere dingen in het leven, en soms is “de ander” pertinent tegenstander van hun specifieke gedrag of levenskeuze. Dat botst natuurlijk. En met deze vaststelling lijken we de meest zichtbare aanleiding voor maatschappelijke conflicten te hebben gedetecteerd; we hebben sterk uiteenlopende doelen in het leven. Toch is dat naar mijn overtuiging niet de grote boosdoener. Want eigenlijk willen we veel vaker juist allemaal precies hetzelfde; erkenning, welvaart, autonomie. En dat botst nog veel meer. En met deze constatering stuiten we op de kern van veel van onze conflicten. Erkenning, welvaart en autonomie zijn schaarse, deels immateriële goederen, die we op elkaar moeten zien te veroveren. We hebben conflicten met elkaar omdat we allemaal hetzelfde willen! Het conflict is de regel, de afwezigheid van conflict is de uitzondering. Wie voorstander is van vreedzaam samenleven, zal het conflict moeten accepteren. Confrontatie en conflict horen erbij, en dat niet alleen, ze zijn bij uitstek de schakel die groepen in onze samenleving aan elkaar bindt. Juist in die gevallen dat we allemaal hetzelfde willen; erkenning, welvaart en autonomie. Het conflict bindt. En we zullen moeten wennen aan het angstwekkende gegeven dat er tussen groepen in onze samenleving soms geen ander bindmiddel, geen enkel ander raakvlak is, dan het conflict zelf. Te veel mensen zijn niet bereid dit gegeven te accepteren, bijvoorbeeld omdat het te weinig optimistisch zou zijn, omdat het te veel zou uitgaan van het slechte in de mens. We moeten toch durven hopen? Ik ben van mening dat hoop en optimisme zeer op hun plaats zijn, maar pas nadat we deze feiten onder ogen zien. Ik krijg pas hoop als we het bestaan van conflicten niet langer veroordelen, waardoor we niet langer voortdurend de schuldvraag blijven stellen. Alleen dan kunnen we misschien leren om conflicten beter te hanteren, zonder daarbij te suggereren dat we een eind zullen weten te maken aan bestaande hardnekkige culturele en religieuze conflicten in onze maatschappij. Als we 116 w!j-land
Wijlandgoed.indd 116
28-04-2009 16:14:56
namelijk één specifiek conflict hebben bedwongen, is het slechts een kwestie van tijd voordat het volgende zich aandient. Ook daar moeten we aan wennen. Dit is de natuurlijke menselijke conditie; de mens is een conflictueus, competitief wezen en in een democratie als de onze hebben we gelukkig een politiek systeem weten op te zetten dat deze natuurlijke toestand hanteerbaar maakt zonder dat er al te veel slachtoffers bij vallen. Dit inzicht ontbreekt. Idealisten hebben nogal eens de neiging om de zevenmijlslaarzen aan te trekken waarmee ze naar het land van melk en honing willen marcheren, liefst met zo veel mogelijk medestanders – onderwijl allerlei oplossingen aanreikend en vreedzame vergezichten debiterend. Dat gaat niet. Dit is naar mijn sterke overtuiging de blinde vlek van dialogiserend Nederland dat te veel door ideologie en religieuze intenties is bevangen. We willen vrede en een wij-gevoel en weten ons geen raad met verschil en conflict. Zeker niet als de conflicten zo hardnekkig zijn dat we bijna zouden moeten vaststellen dat ze onoplosbaar zijn. Willem Schinkel wijst als socioloog aan waar de angel zit; multicultuur betekent je tenen krommen, het verschil verdragen, accepteren dat een conflict niet tot een bevredigend einde kan worden gebracht. Onbegrip en conflict zijn onvermijdelijke ingrediënten binnen gemeenschappen. Het onbegrip zal dan ook niet verdwijnen en het conflict dient zich steeds opnieuw aan. Homo’s zullen moeten leven met mensen die hun geaardheid veroordelen. Pedofielen krijgen een tweede kans en komen ongemerkt in onze buurt wonen. Vrouwen spelen in talloze gezinsverbanden de tweede viool. Geestelijken spuwen vuur als extreme politieke uitlatingen over hun heilige geschriften hun oor bereiken. Werkelozen weten heel zeker dat buitenlanders “hun” banen hebben ingepikt. Het zijn maar enkele voorbeelden. Ten overvloede wellicht, maar voor de zekerheid, ik pleit niet voor onverschilligheid ten aanzien van deze lastige geschilpunten, maar voor het vaststellen van het juiste vertrekpunt. Deze conflicten zijn onvermijdelijk en ze zijn niet “oplosbaar”. We kunnen in onze democratie – en alleen met vertrouwen in de kracht van de democratie – er aan werken ze op een humane en rechtvaardige manier te hanteren. Vrede en eenheid zijn bart brandsma 117
Wijlandgoed.indd 117
28-04-2009 16:14:56
in dit verband geen passende woorden omdat ze ons het zicht ontnemen op heel reële, blijvende problemen. In deze context vechten we nu als land tegen het wij- en zij-denken. In deze context zouden we eenheid moeten voelen, en weten daardoor geen weg met “het verschil”. We weten naar mijn overtuiging niet om te gaan met conflicten en willen al te graag “een nieuw wij”, waarbij we niets weten aan te vangen met het “zij” dat nu eenmaal bij het creëren van elk wij overblijft. Conflict is here to stay. Wen er aan of heb er moeite mee. Vecht er tegen, maar ontken het niet. Eieren voor je geld In Noord-Ierland, in het plaatsje Corrymeela even boven Belfast, heb ik me twee jaar geleden laten strikken voor een bijzondere training Dialogue for Peacefull Change (DPC). Ik werd ervoor uitgenodigd en was meteen gefascineerd. De Noord-Ieren hebben in een dertig jaar lange burgeroorlog tussen protestanten en katholieken ervaring kunnen opdoen met dialoogmethodieken, waarbij geloof en groepsdenken een grote rol spelen, dus – zo redeneerde ik – zit er voor Nederland vast veel waardevols in hun werkwijze en ervaring. Daar kunnen we vast wat van leren, in ons land met zijn moslim- en niet-moslimtegenstelling. En wat bleek? De trainers hebben in hun werk de grootste moeite om mensen te laten inzien dat conflicten erbij horen. Juist vanuit hun religieuze vorming staan mensen zeer afwijzend tegenover de gedachte dat conflict deel uit moet maken van hun bestaan. We moeten toch liefdevol omgaan met elkaar? Conflicten moet je onderdrukken, is de algemeen gedeelde moraal. Kies voor harmonie! Verschillen moet je hoe dan ook leren waarderen. Verhef je stem niet, kies eieren voor je geld. Vrede betekent voor velen “de lieve vrede” bewaren. In de Noord-Ierse community-trainingen is dit steeds opnieuw de zwaarste dobber: het verduidelijken aan de deelnemers van conflicttrainingen dat het conflict zelf de partijen bindt. Een andere binding is er vaak niet voorhanden, en geen culturele sensitiviteit of religieuze sensitiviteit, geen religieus verhaal over “vergeving en barmhartigheid” kan daar iets aan af doen. Het conflict bindt. 118 w!j-land
Wijlandgoed.indd 118
28-04-2009 16:14:56
Ik ben voorstander van een nieuwe trainingsmethodiek – nu ik deze brief schrijf, heb ik net in samenwerking met de Nederlandse organisatie Oikos een methode “polarisatiemanagement” uitgewerkt – die mensen confronteert met hun eigen opstelling in polarisatiesituaties. Het is de Ierse methode DPC, uitgewerkt voor de Nederlandse situatie. Het aanleren van een dialooghouding wordt daarin getraind, maar pas nadat je hebt ontdekt wat je conflicthouding is. En wat is in het verlengde van jouw conflictgedrag precies jouw opstelling in een maatschappelijke situatie waarin polarisatie “wij”- en “zij”-spanningen oproept? Een “polarisatiemanager” heeft die kennis nodig, over zichzelf en over anderen. Je moet daarbij situaties soms aan den lijve ervaren om je eigen aandeel in en oordeel over een conflict te kunnen zien. Trainingen bieden die mogelijkheid. Het is prachtig om te zien hoe mensen – slechts enkelingen uitgezonderd – voor de bijl gaan zodra ze tijdens de training in spelsituaties op hun competitiegevoel worden aangesproken. Met iets eenvoudigs als het uitdelen van snoepjes – beloning naar prestatie – kunnen wij- en zij-gevoelens naar believen worden opgeroepen en gemanipuleerd. Er is geen ontsnappen aan. Polarisatiemanagement, daar zet ik vol op in. Aangeboren nieuwsgierig In mijn gesprekken met de negen geïnterviewden is mijn interesse geleidelijk aan verschoven van een politiek, maatschappelijke agenda waarop je de kwestie van binding tussen mensen aan de orde kunt stellen naar een meer individueel niveau. Daar ontstaan de mooie perspectieven. De vraag naar een “nieuw wij” blijft van belang, maar werd ook minder urgent voor me. Het is duidelijk dat een “nieuw wij” in ons toekomstig Nederland geen eenheid is. Er zit van alles wat in. Het geeft ons geen houvast, als we dat er ooit al van konden verwachten. Soms zit er iets in om trots op te zijn, soms iets om je diep voor te schamen, soms is het een inspirerende bron, soms lijkt het eerder een beerput. Zo af en toe ontmoeten vreemden elkaar en zijn ze even “wij”, dan weer hebben ze conflicten en is er van een “wij” helemaal geen sprake meer. Ons houvast in de komende jaren zal ergens anders vandaan moeten komen. bart brandsma 119
Wijlandgoed.indd 119
28-04-2009 16:14:57
Op individueel niveau geven de verhalen in dit boek aan hoe we kunnen leren omgaan met “het vreemde” in de ander. Hans Alma laat daarbij als eerste zien hoe we pendelen tussen enerzijds een verlangen naar veiligheid en anderzijds een bijna aangeboren nieuwsgierigheid, en het is maar net welke van de twee voor ons het zwaarste weegt of we de ander tegemoet durven te treden. Mooi is daarbij dat Alma niet eenzijdig benadrukt dat we onze nieuwsgierigheid moeten leren cultiveren, zoals dat ons binnen het “multicultureelidealistisch paradigma” zo vaak wordt voorgehouden. We hebben altijd ook behoefte aan veiligheid. Ze schetst daarbij wat mij betreft een realistisch uitgangspunt waarop interculturele en interreligieuze ontmoetingen wél kunnen plaatsvinden. Ze heeft oog voor de bijna biologische condities die ons bepalen. Ook de mystici hebben daar oog voor. Het is opvallend dat veel geïnterviewden een zwak voor mystici van verschillende religieuze tradities hebben. En de Joodse denker Martin Buber, die de ontmoeting met “de ander” beschrijft in zijn boek Ik en Jij (1923) scoort ook heel hoog bij de mensen die ik sprak voor dit boek. Denkers en mystici kunnen ons iets leren over binding: niet op sociologisch niveau, niet op politiek niveau, maar op individueel niveau. Zowel Jean-Jacques Suurmond als Halleh Ghorashi benadrukken dat we zo onvermogend zijn als het gaat om het geven van ruimte aan de ander. We willen zo graag eenheid, de vrede bewaren, dat we de tussenruimte vullen die nodig is om de ander te ontmoeten. “Het vreemde” leren verwelkomen, dat is de route die Suurmond en Ghorashi schetsen. Maar dat blijkt een helse toer. Het mooie van mystieke denkers – zelf denk ik daarbij aan bijvoorbeeld Simone Weil, Titus Brandsma of Dag Hammerskjöld – is dat ze daarbij een scherp oog hebben voor onze conflictzoekende, menselijke aard. Vrede en eenheid zijn mooie en nastrevenswaardige idealen, maar alleen als we in staat zijn ook onze nare eigenschappen onder ogen te zien; ons streven naar zelfbehoud, onze angst om te verliezen in de meest brede zin van het woord. Als we die stap overslaan, worden alle religieuze idealen – verdraagzaamheid, mededogen en barmhartigheid, om er maar eens drie te noemen – lege hulzen. We kunnen er zo weinig mee. Respect, 120 w!j-land
Wijlandgoed.indd 120
28-04-2009 16:14:57
de seculiere variant is een al even onmachtig woord. Naarmate we de term meer gebruiken, boet ze aan betekenis in. Woorden alleen, stellen teleur. Mystici beschrijven de werkelijke ontmoeting met de ander. Ze inspireren tot een ontmoeting waarbij “het vreemde” van de ander niet wordt ingelijfd. Ze werpen ons terug op onszelf zodat we ons de vraag stellen, waarom we de ander eigenlijk niet kunnen verdragen, waarom we onze tenen krommen? Politiek-maatschappelijk hoort dat tenen krommen erbij, zo laat Willem Schinkel wel zien, maar individueel persoonlijk kan het ons misschien iets vertellen. We hebben een sterke drang om het vreemde van de ander in te lijven, om het gelijk aan onszelf te maken. We willen de ontmoeting met de ander “oplossen”, nog voor er een ontmoeting heeft plaatsgevonden, dan kunnen er in elk geval geen conflicten ontstaan. We proberen – en ik spreek nu maar even in het algemeen en mijzelf niet uitgezonderd – de ontmoeting met de ander te beheersen. Vanuit beschavingsidealen of religieuze inspiraties proberen we conflicten te mijden of ze zelfs te onderdrukken. Echte mystici doen dat niet. Ze zijn conflictzoekers, niet uit voorliefde voor het conflict, maar omdat ze het conflict niet uit de weg gaan. Ze gaan de werkelijkheid niet uit de weg. Ze beheersen niet, ze zijn bereid om risico te lopen. Mystici kijken met een open blik naar de wereld en naar zichzelf. Dat maakt ze kwetsbaar, maar in die kwetsbaarheid geven ze de ontmoeting een werkelijke kans. De ontmoeting met de ander valt niet te beheersen. Wie de ontmoeting met de ander, met “het vreemde” wil beheersen, sluit de ontmoeting uit. Dat gebeurt veelvuldig in Nederland. Ik noem dit maar even het regisseurscomplex. We leven in de veronderstelling dat we de ontmoeting tussen “wij en zij” beter moeten leren regisseren. Dat is niet zo. We moeten de regie leren loslaten. En juist hier ligt naar mijn idee de schone taak van religie of spiritualiteit: het zijn opnieuw vaak mystici die ons vertellen dat – in welke traditie ook, christelijk, islamitisch of boeddhistisch – het niet-weten, dat de ontvankelijkheid en de kwetsbaarheid van waarde is. In een ontmoeting bart brandsma 121
Wijlandgoed.indd 121
28-04-2009 16:14:57
die we niet tot in de puntjes regisseren zijn we natuurlijk kwetsbaar. Er kan zomaar iets onverwachts gebeuren. En het ontstaan van een conflict is een voor de hand liggende uitkomst. Wie de ontmoeting niet beheerst, kan worden geraakt, in negatieve, maar ook in positieve zin. Dat is onze opdracht. Dat is geen zware last. Dat juk is licht, zou ik bijna durven zeggen. Zwaar wordt het pas als je de morele opdracht moet vervullen op korte of langere termijn “een nieuw wij” te creëren, waarbij we onszelf als christen, moslim of boeddhist op onze morele plichten drukken om dat “nieuwe wij” in stand te houden. Harmonie wordt dan een einddoel, waarbij we eindeloos tekortschieten. Het is een ernstige overschatting van onze mogelijkheden als regisseur. Godsdiensten sporen mensen aan om te stoppen met regisseren en een wat bescheidener rol te spelen. Ik zou het voorstel van Jan Oegema, om van kerken scholen voor mystici te maken, dan ook willen onderschrijven. Mystici kunnen ons aansporen, niet zozeer om te vertellen wat nu precies het universeel goede is – het is een misvatting te denken dat mystici zich op de eerste plaats daar mee bezighouden – maar om in het kleine het goede te doen. Juist religies zijn hierbij van waarde, want terwijl de kleine gelovige zijn kleine bescheiden bijdrage kan leveren door open ontmoetingen met de ander aan te gaan, zal hij daarbij de toekomst in goed vertrouwen moeten overlaten. In het christendom heet dit godsvertrouwen. De islam en het boeddhisme voorzien op hun eigen wijze in de opdracht bescheidenheid en vertrouwen te zoeken. En Hans Alma en Joep Dohmen maken vanuit de humanistiek duidelijk dat dit niet slechts is voorbehouden aan “gelovigen”, maar dat ook humanisten met beschavingsidealen de kwetsbaarheid opzoeken, simpelweg omdat daarin een mens zichzelf het allerbeste kan ontplooien. In de ontmoeting met de ander is de zelfverwerkelijking van de mens pas mogelijk. Hoe vreemd de ander ook is, voor de ander ben ik vreemd. In het ongewisse Hiermee is ook mijn antwoord op de tweede vraag gegeven. Na te hebben geaccepteerd dat het conflict deel uitmaakt van de condition 122 w!j-land
Wijlandgoed.indd 122
28-04-2009 16:14:57
humaine kunnen we op individueel niveau leren omgaan met conflicten door de kwaliteit van onze persoonlijke ontmoeting met de ander te waarborgen; de regie te laten varen en kwetsbaar te zijn. Dat is van waarde. Ik zie dat prachtig verwoord in de bijdrage van Jan Oegema: “Het blijft eng, elke keer opnieuw. Zeker wanneer je dicht bij jezelf blijft. Echt zijn, daar gaat het om. Niet de schijn ophouden, geen fraaie theorieën, geen ferme overtuigingen. De drempel overgaan. Mijn overgave zit daar, in het moment dat ik de verdediging opgeef, dat ik me in het ongewisse begeef. Dat werkt, daar word ik zacht van. En juist in die kwetsbaarheid ontstaat er verbinding met anderen.” Mooie woorden om mijn brief aan je mee te beëindigen. Met vriendelijke groet, Bart
bart brandsma 123
Wijlandgoed.indd 123
28-04-2009 16:14:57
124 w!j-land
Wijlandgoed.indd 124
28-04-2009 16:14:58
Verbindt de verschillen
wie Manuela Kalsky geboren Salzgitter-Bad, 1961 werk Theologe, directeur van het Dominicaans Studiecentrum voor Theologie en Samenleving (DSTS) en van Project W!J. meer weten Lees vooral ‘Het flexibele geloof van Pi. Meervoudige religieuze identiteiten als toekomstvisioen’ in: Buigzame gelovigen. Essays over religieuze flexibiliteit (2008) of een van de vele artikelen op haar website. website www.manuelakalsky.nl en www.dsts.nl
Wijlandgoed.indd 125
28-04-2009 16:14:58
Beste Bart,
Ken je het gedicht Ithaka van de Griekse dichter Konstantinos Kavafis? Het gaat over de reis naar Ithaka. Een lange tocht, rijk aan ontdekkingen en belevenissen. Je meert aan in onbekende havens en doet nieuwe ervaringen en wijsheden op die je leven verrijken, mits je je ervoor open stelt. De bijdragen in dit boek doen mij denken aan dit gedicht. Een reis die je maakt om nieuw land, W!J-land, te ontdekken. Je maakt die reis alleen en tegelijkertijd ontmoet je onderweg vele anderen. En dan komt het erop aan hoe je je opstelt. Laat je je door de huiver voor het onbekende afschrikken? Ben je op je hoede? Of stel je je nieuwsgierig en open op? Wil je het verschil tussen jou en die ander doorgronden of ervaar je het toch als te bedreigend en denk je: liever niet? Bewust of onbewust maak je op dat moment een keuze en bepaal je daarmee je levenshouding, of in woorden van Joep Dohmen: hier begint de levenskunst. Uiteraard zal je biografie een belangrijke rol spelen bij de beslissing of je onderweg eerder de richtingwijzer “avontuur” of “geborgenheid” volgt. En bovendien hebben de maakbaarheidsgoeroes mij er nog steeds niet van kunnen overtuigen dat alles in het leven van je eigen keuzes en beslissingen afhangt. Er is ook contingentie, toeval. Onverwachte tegenslag: verlies, ziekte, dood. En dan ben je niet meer de regisseur van je eigen film, maar toeschouwer. Blijf je dan overeind? Kun je dan terugvallen op goede vrienden of heb je in het hectische leven van alledag je relaties en vriendschappen dusdanig verwaarloosd dat van diepere bindingen geen sprake is? Bindingsangst Over diepere bindingen gesproken. Wat mij opvalt is dat het merendeel van de mannen in dit boek spreekt over bindingsangst die zij hebben moeten overwinnen. Joep Dohmen vertelt dat hij, net als velen van zijn generatie, een “enorme” bindingsangst heeft gekend. 126 w!j-land
Wijlandgoed.indd 126
28-04-2009 16:14:58
En ook Jean-Jacques Suurmond heeft door schade en schande moeten leren wat diepere verbindingen zijn en hoe je je kunt verplaatsen in een ander. Doekle Terpstra spreekt over een bindingsangst die “nu wel wat voorbij is” en Jan Oegema – bij wie ik sinds zijn coming out als soloreligieus altijd het beeld van de lonesome cowboy voor me zie die eenzaam op zijn paard over de eindeloze prairie rijdt – straalt als eigentijdse mysticus met zijn pleidooi voor “het eenzame tasten en afwegen” een zekere schroom, zo niet lichte aversie tegen binding uit. Ook de stelligheid waarmee hij beweert dat de term religie niet van religare afkomstig is maar van relegere en daarom beslist niet “verbinden” maar “de regels in acht nemen” betekent, bevestigt mijn indruk. Ik waag zijn bewering trouwens te betwijfelen, want bij mijn weten is het geen uitgemaakte zaak waar het Latijnse “religio” etymologisch vandaan komt. Inderdaad zou het van relegere (Cicero) kunnen komen, wat trouwens niet alleen “de regels in acht nemen” hoeft te betekenen, maar ook met “herlezen” of “overdoen” kan worden vertaald. Maar het zou ook van re-eligere afkomstig kunnen zijn, wat dan zoveel betekent als “opnieuw kiezen” – de mens kiest voor God, zoals Augustinus het interpreteerde. Of het komt van religare – opnieuw verbinden, met de medemens en/of met een hogere macht. Kortom, er is meer diversiteit in de uitleg van het woord religie mogelijk dan Jan Oegema ons wil doen geloven. Maar waar het woord religie dan ook vandaan mag komen, het verschijnsel bindingsangst bij de mannen in onze bundel intrigeert mij. Hoe zal deze angst voor binding tot uiting zijn gekomen in de door mannen bedachte concepten voor onze samenleving? Zou het uitmaken of het ontwerp van een toekomstig W!J-land door vrouwen wordt gemaakt, die zoals bekend zeer aan relaties hechten en door hun socialisatie sterk op onderlinge verbindingen zijn getraind, of door mannen die meer met bindingsangsten kampen en autonomie hoog in het vaandel hebben staan. Kortom, de vraag luidt: hoe seksespecifiek is ons “wij” en op welke manier willen we deze genderverschillen terug laten komen in een toekomstig W!J-land? Een niet onbelangrijk aandachtspunt, lijkt mij.
manuela kalsky 127
Wijlandgoed.indd 127
28-04-2009 16:14:58
Transcendentie in de tussenruimte Hans Alma stelt dat het verlangen naar geborgenheid en de nieuwsgierigheid naar het onbekende steeds met elkaar in tweestrijd zijn. “Wie zich laat raken is kwetsbaar, die waagt zich aan het onbekende. Wie het bestaan van het onbekende ontkent, is gericht op veiligheid.” Zij zoekt naar een transcendentiebegrip, dat je eigen wereld overstijgt en desondanks niet verwijst naar een andere werkelijkheid dan die waarin wij leven. Ik deel deze zoektocht met haar. Binnen de theologie heet deze opvatting “immanente transcendentie”. Er is geen sprake meer van een buiten onze werkelijkheid aanwezige God, maar van een goddelijke kracht die zich in de dagelijkse relatie tussen mensen openbaart. In deze benadering is er ruimte voor de ander. En wat mij betreft maakt het niet uit of je deze “stille kracht van transcendentie” humanistisch of religieus duidt. Wat mij in deze relationele benadering van transcendentie aanspreekt is dat het zoeken naar de betekenis van je leven niet louter met de mens als autonoom subject verbonden wordt. Niet de spirituele groei van het individuele bewustzijn staat centraal, maar de ontmoeting met de ander. Alhoewel niet ontkend wordt dat de vraag naar de zin van het leven persoonlijk is, kan het antwoord erop niet door de desbetreffende persoon zélf gegeven worden. Niet het afdalen in de krochten van het ik, maar het zich openstellen voor een ander, wordt de voorwaarde om een antwoord te vinden op de vraag: wie ben ik? Connie Palmen verwoordt dat in haar roman De Vriendschap (1995) heel mooi: Je kunt geen verhouding hebben met jezelf, noch liefde, respect, bewondering, betekenis hebben voor jezelf. Sommige, de meest menselijke, zaken spelen zich alleen maar tussen mensen af, niet in mensen afzonderlijk. Liefde, respect, bewondering, betekenis, hebben alleen maar plaats in een tussenruimte, in dat onzichtbare iets wat door een verbintenis geschapen wordt. Ergens anders bestaan ze niet. (p. 310-311)
128 w!j-land
Wijlandgoed.indd 128
28-04-2009 16:14:58
Met andere woorden, pas verbintenissen geven betekenis aan je bestaan, vormen je identiteit. En deze verbintenissen scheppen een onzichtbare ruimte tussen mij en de ander, waarin zich de belangrijke relationele zaken afspelen – liefde, respect, bewondering, betekenis. Het belang van de tussenruimte wordt ook in verschillende andere bijdragen in dit boek genoemd. Zij vervult een belangrijke functie in de verhouding tussen mij en de ander. Martin Buber noemde haar het “rijk van het tussen”, waar het ik en het jij elkaar ontmoeten op het smalle pad dat voorbij de subjectiviteit en objectiviteit ligt. In de spontane ontmoeting met de ander wordt volgens hem de mens door het jij tot het ik. Met andere woorden: mensen veranderen in de ontmoeting. Hun eigen ik wordt in dit “tussen” getranscendeerd en ze komen ver-ander-d uit deze ontmoeting te voorschijn, maar blijven toch verschillend. De tussenruimte fungeert als een lege ruimte, een ruimte om te ontmoeten. Een open ruimte waarin de een de ander niet als alter ego beschouwt, als een afgeleide van mijn eigen ik. De Franse filosoof Emmanuel Levinas heeft het totalitaire karakter van dit subject/ object denken aan de kaak gesteld. Hij noemde dit verschijnsel Egologie: het “ik” dat geneigd is alles tot zichzelf te herleiden en zo “het primaat van hetzelfde” in stand houdt, in plaats van ruimte te bieden aan het anders-zijn van de ander. De tussenruimte biedt de mogelijkheid het verschil tussen mensen, het anders-zijn van en voor elkaar te behouden en te waarderen. Het verschil waarderen betekent niet alleen de ondoorzichtigheid van de ander te aanvaarden, maar ook die van het eigen ik. Dit postulaat van de “opaciteit”, de ondoorzichtigheid, vormt mijns inziens een belangrijke correctie op het penetrerende karakter van het verlichtingsdenken dat alles probeert te doordringen en transparant wil maken – kenbaar, eenduidig en helder. De consequentie hiervan is wel dat in de ontmoeting niet harmonie en de overwinning van het verschil het hoogste goed is, maar juist de confrontatie met het verschil, de verstoring van het eigen verhaal door die ander die niet hetzelfde denkt en voelt als ik, die mijn rust manuela kalsky 129
Wijlandgoed.indd 129
28-04-2009 16:14:58
verstoort en mijn denken en doen in verwarring brengt. Midden in deze crisis van vermeende zekerheden ontstaat de mogelijkheid voor “trans-cendere”, voor het overschrijden van grenzen die aan mijn eigen beperkte blik zijn gesteld. Paradoxaal genoeg is daarmee juist het verschil datgene wat samenbindt, want zo zegt Connie Palmen treffend: “...geen verschil kunnen maken leidt tot onverschilligheid”. (De vriendschap, p. 258) Zonder het onderkennen en het erkennen van onderlinge verschillen kan er geen W!J-land ontstaan dat een thuis weet te bieden aan álle inwoners van Nederland: jong en oud, mannen en vrouwen, oud-ingezetenen en nieuwkomers. Wat is ervoor nodig om elkaar recht te doen in al onze verscheidenheid? Empathie en zelfreflectie Halleh Ghorashi, die eveneens de kracht van diversiteit belangrijk acht voor de onderlinge binding, meent dat wij onze sensitiviteit voor de ander eerst weer moeten trainen, willen wij dit project kans van slagen geven. Hans Alma voegt daar een volgens mij erg belangrijke eigenschap als voorwaarde aan toe: het zelfreflectief vermogen. Ben je instaat om tegen jezelf in te denken? Durf je het aan je eigen zekerheden te betwijfelen? Kun je je verplaatsen in een ander door te proberen met zijn of haar ogen naar de desbetreffende situatie te kijken? Empathisch vermogen en de moed je eigen zekerheden te bevragen, je “dikke identiteit” op te geven, om het met de woorden van Ghorashi te zeggen, betekent niet een onkritische houding aannemen. Het betekent wel dat een vaststaand identiteitsconcept vloeibaar moet worden, voorbij de vaste labels. De Duitse theoloog Theo Sundermeier heeft over de omgang met de ander, de vreemde behartigenswaardige dingen gezegd. Hij leefde velen jaren in Afrika en heeft zich uitvoerig met het vraagstuk van de interculturele communicatie beziggehouden. Sundermeier meent dat de ontmoeting met de vreemde in de westerse traditie werd gebruikt voor het vinden van de eigen identiteit. We hebben de 130 w!j-land
Wijlandgoed.indd 130
28-04-2009 16:14:58
vreemde gefunctionaliseerd. Sundermeier pleit dan ook voor een “hermeneutiek van de vreemde”, waarin respect voor de ander, voor vreemde religies en culturen en de erkenning van het verschil belangrijke thema’s zijn. Respect voor de ander heeft voor hem alles te maken met verwondering die hij als de oergrond van de hermeneutiek beschouwt. Hij schrijft: In de verwondering sta ik open voor het geringe, het onaanzienlijke en ontdek erin andersheid, schoonheid, veelvoud. Wie verwonderd is, kan dissonanten gelaten verdragen en zoekt niet te snel naar harmonie. Want ook de dissonant hoort bij de volheid van het leven. (Den Fremden verstehen, 1996, p. 184-185, vert. MK) Hier wordt niet het “recht op beledigen” bepleit, zoals dat de laatste tijd in het publieke debat zo vaak als hoogste goed van de verlichting, van het vrije woord wordt opgeëist, juist de plicht de kunst van de empathie te beoefenen – het zich kunnen verplaatsen in de situatie van de ander als bijdrage tot wederzijdse sympathie. Ook wat hem betreft mogen empathie en sympathie het verschil tussen het ik en de ander niet opheffen. Wel maken zij het mogelijk de ander te zien, zonder hem of haar tot jezelf te willen herleiden. Het verschil tussen het ik en de ander wordt bewaard. Pas als we hebben geleerd, in de vreemde niet alleen onszelf te zoeken en het vreemde niet langer alleen als het vreemde in onszelf te zien, maar de vreemde als vreemde waar te nemen, kan het begrijpen beginnen, meent Sundermeier. Mij lijkt dit inzicht van wezenlijk belang voor een toekomstig W!Jland. Het vraagt een grote mate aan zelfreflectie en zelfkritiek. Wil je je beperkte blik door die ander laten verruimen? Wil je je eigen horizon verbreden en afstappen van het idee dat jouw wereldvisie de enig ware is? Wil je je naaste liefhebben als jezelf – om maar een bijbelse waarde in de omgang met elkaar te noemen – dan zul je je ook altijd de empathische vraag moeten stellen: wat doen mijn uitspraken “met de ander”?
manuela kalsky 131
Wijlandgoed.indd 131
28-04-2009 16:14:58
Bijvoorbeeld: Hebben wij ons in Nederland afgevraagd, toen het referendum over de Europese grondwet aan de orde was en daarmee ook de kwestie van de toetreding van Turkije tot de Europese Unie, wat het voor onze Turkse medeburgers betekende dat Turkije consequent als achterlijk en anti-emancipatoir werd bestempeld en daarom de toegang tot onze verlichte geëmancipeerde Europese Unie geweigerd zou moeten worden? Een islamitisch land trouwens waar 25,5 procent van de hoogleraren vrouw is – in Nederland is dat nog geen 10 procent. Hoe moet het op Turkse mensen in Nederland zijn overgekomen dat het land waar hun wortels liggen, waar vrienden en familie wonen, waar men nog steeds – voor de een minder en de ander sterker – een band mee heeft op deze manier door Nederlandse politici en een groot deel van de Nederlandse bevolking wordt afgeschilderd? Zie ik dit alleen omdat ik zelf ook als “ vreemde” in Nederland leef en geregeld heb ervaren hoe het voelt als er over “de moffen” wordt gesproken? Mocht dat zo zijn, dan moet er misschien op school het vak “empathisch vermogen” worden gedoceerd, waarbij kinderen zich in de rol van de ander, de vreemde moeten leren verplaatsen. Spelenderwijs leren zij dan een “hermeneutiek van de vreemde”, waarbij mij een goed evenwicht tussen eigenwaarde en de erkenning van de waarde van de ander van groot belang lijkt. Het gaat er niet om je eigen wensen en verlangens weg te cijferen omwille van die ander, maar om met respect en wederkerigheid elkaars waarden te erkennen. Respect, verwondering, empathie en sympathie zijn belangrijke bouwstenen om vorm te geven aan een nieuw W!J, maar ik ben ervan overtuigd dat er meer nodig is dan dat, namelijk de breuk met aloude denkstructuren. Van of-of naar en-en Ik ga nog een keer terug naar de bijdrage van Jan Oegema in ons boek. Ik ben het met hem eens: je hóéft niet per se religieus te zijn om goed te doen, maar je mág het toch wel zijn? Waar ik me tegen 132 w!j-land
Wijlandgoed.indd 132
28-04-2009 16:14:58
verzet is de of-of benadering die ik in Oegema’s denken bespeur. Hij suggereert dat wij zouden moeten kiezen tussen óf goed onderwijs óf een volle kerk/moskee om in onze complexe samenleving op een goede wijze met elkaar te kunnen leven. Ik denk niet dat het een het ander uitsluit. Volgens mij is het veel meer én-én. Reflectie en intuïtie, kennis verwerven en datgene mogen beleven wat richting en waarde geeft aan het leven, horen bij elkaar. Dat we in Nederland de vrijheid hebben om hoofd en hart bij elkaar te houden is wat mij betreft het grote voorrecht van een democratische samenleving. Ik wantrouw het postulaat van “zuiverheid”, de “zuiverheid in denken en handelen” waar Oegema het over heeft en waarnaar hij wil streven. De hiermee gesuggereerde eenduidigheid wordt volgens mij door het echte leven als intellectuele illusie ontmaskerd. De complexe verhoudingen waarin wij vandaag de dag leven, vragen niet langer om oplossingen die op de leest van het denken in eenheid zijn geschoeid. Dingen vloeien in elkaar over, mixen en mengen. Er ontstaan hybride vormen van levensstijlen, mensen en zeker migranten ontwikkelen meervoudige culturele identiteiten. Op religieus gebied laten mensen zich steeds meer door elementen uit verschillende religieuze tradities inspireren, waardoor religieuze bricolages ontstaan. Binnen de religiewetenschappen zijn multireligieuze identiteiten of patchwork religiositeit inmiddels bekende verschijnselen. Het gaat niet langer om het principe van zuiverheid en de daarbij horende indeling in gescheiden groepen, in “wij” en “zij”. Er is nu een manier van denken noodzakelijk die in staat is aan verscheidenheid recht te doen. Een denken dat nieuwe verbindingen weet te leggen door verschillen vruchtbaar te maken en mengvormen van denken en doen als positieve uitdaging op te vatten. Ook al is de dagelijkse werkelijkheid om ons heen al lang pluriform, ons denken is nog steeds geprogrammeerd op eenheid en het geloof in één waarheid. Maar we zullen er niet aan ontkomen de verscheidenheid in ons denken en in onze opvatting van identiteit te moeten opnemen. Nu al blijkt dat de oplossingen die bedacht worden voor manuela kalsky 133
Wijlandgoed.indd 133
28-04-2009 16:14:59
de problemen in een multiculturele en multireligieuze samenleving niet het gewenste effect opleveren. Geen wonder. Ze worden niet vanuit het oogpunt van diversiteit bedacht, maar vanuit het oude denken in eenheid. Het exclusieve denken werkt niet meer en het vastomlijnde zijn we kwijt, constateert ook Doekle Terpstra in zijn bijdrage. En Anneke Smelik laat er geen misverstand over bestaan dat de internetjeugd al lang beseft dat diversiteit bij hun leven hoort en de wereld hun buurt is geworden. Willem Schinkel heeft gelijk: we moeten nadenken over een collectieve identiteit op basis van verschil. Kortom: een statische opvatting van identiteit die mensen binnen een of-of-schema in “autochtoon” en “allochtoon” indeelt, past niet in een dynamisch geworden wereld. Een meervoudige culturele en religieuze identiteit toelaten, betekent ruimte maken voor een denken in en-en, waarin onderlinge verschillen als een verrijking kunnen worden gezien. Ook in Nederland is niet een groot wij te vinden maar vele kleine wij’s, aangewezen op onderlinge verbindingen. Vandaar het motto: W!J – verbindt de verschillen. Meervoudige identiteiten Waarom zijn de kerken zo bang voor syncretisme, voor het vermengen van verschillende religieuze tradities? In wiens belang is het om religieuze tradities “zuiver” te houden? Waarom wordt het niet als een verrijking gezien als iemand meer dan één culturele en religieuze identiteit bezit, zoals de theoloog Raimon Panikkar in zijn beroemde uitspraak aangeeft: “Ik ben als Christen vertrokken, heb me als Hindoe gevonden en kom terug als Boeddhist, zonder ermee te zijn opgehouden Christen te zijn.” Panikkar zit niet tussen twee (of zelfs drie) stoelen in. Hij zit erop. Hij en vele anderen met hem ervaren een multireligieuze identiteit als verrijking en niet als een persoonlijke crisis. Ligt in het opgeven van dogmatische posities en exclusieve waarheidsclaims werkelijk een probleem voor het christelijke zelfverstaan? Of ligt hier juist een kans om de eigen horizon te 134 w!j-land
Wijlandgoed.indd 134
28-04-2009 16:14:59
verbreden, door te geloven in een waarheid die groter is dan de eigen beperkte voorstelling ervan? Vele vragen waarover opnieuw nagedacht en gediscussieerd zou moeten worden. Maar hoe dan ook, de ontwikkeling van meervoudige religieuze identiteiten zal niet afhankelijk zijn van het oordeel der kerken, maar van de power of love. In het boek Let’s make love. 27 onmogelijke liefdes van Annet de Groot en Frénk van der Linden komen biculturele en bireligieuze paren aan het woord over de problemen en kansen van multiculturele relaties. Het verhaal van Susan en Yahya vind ik ontroerend en hoopgevend. Zij is een Deense jodin en hij is moslim en komt uit Marokko. Ze hebben elkaar leren kennen bij een mimeopleiding in Amsterdam. Op het eerste gezicht hebben zij een “onmogelijke liefde”. De groep – bekenden, familie, vrienden – maakt het de geliefden niet eenvoudig. Ze moeten niet alleen met hun verschillen op persoonlijk gebied leren omgaan, nee, ze krijgen ook nog de politieke lading van het joods-Palestijns conflict op hun bord. Toch zijn ze niet bereid hun liefde daarvoor op te geven. Met behulp van hun mimevoorstellingen voor kinderen proberen zij het denken in vriend en vijand te verminderen. Hun dochter hebben ze een Arabischjoodse naam gegeven: Blume Yamina. Zij is voor hen een teken van hoop te midden van een hopeloze oorlog. Zij willen hun kind bicultureel en bireligieus opvoeden en het beste van beide tradities aan haar doorgeven. Een bijdrage aan de vrede tussen de volkeren, onder het motto: de Joslims komen! W!J-land als horizon Voor mij is dit een W!J-land verhaal. Het overeind houden van het visioen en de hoop dat er een samenleven mogelijk is dat naar het goede leven voor allen streeft. Ik denk dat Halleh Ghorashi gelijk heeft, wanneer zij zegt dat onderlinge binding alles te maken heeft met een gedeeld geloof in idealen. De zogenaamde “realisten” die idealisme gelijkstellen aan naïeve dwaasheid, willen ons laten geloven dat Nederland toe is aan een terug naar de wortels – back to the manuela kalsky 135
Wijlandgoed.indd 135
28-04-2009 16:14:59
roots. De laatste jaren staan wij met de rug naar de toekomst en staren op het verleden met een nationale canon op zak die een gepast nationalisme naar boven moet halen om trots op Nederland te kunnen zijn. Realistischer zouden de realisten moeten zijn en beseffen dat een dergelijk advies de onlustgevoelens bij de nieuwe Nederlanders alleen maar aanwakkert in plaats van verzacht. We hebben geen uitsluitend Nederlandse maar een gemengde historische en culturele canon voor scholen nodig die recht doet aan de achtergronden van alle kinderen die op school zitten, zodat Nederlandse kinderen iets leren over de achtergrond van hun klasgenoten uit andere culturen en religies en de andere kinderen kunnen begrijpen waarom hun Nederlandse vrienden en vriendinnen andere dingen eten en belangrijk vinden dan zij. Zo stimuleer je intercultureel leren en ben je voorbereid op de eenentwintigste eeuw. Kennis van het verleden is belangrijk, maar ik ben het met Willem Schinkel eens dat een wij dat niet buitensluit maar verbindt, een wij is dat in de toekomst moet worden gelokaliseerd en niet in het verleden. In theologische termen is dat een eschatologisch wij, een toekomstige identiteit die je samen moet vormgeven. Daarom is W!J-land een horizon, waar met behulp van ervaring en verbeelding een gedeelde toekomstige identiteit kan ontstaan, geïnspireerd door het verleden en vertrekkend vanuit het heden. Een ideaal waarop je je richt, maar ook hiervoor geldt dat de reis ernaartoe belangrijker is dan het doel zelf. En mooier dan Kavafis kan ik het niet zeggen. Daarom is het laatste woord in deze brief aan jou aan de dichter: Houd Ithaka wel altijd in gedachten. Daar aan te komen is je doel. Maar overhaast de reis in geen geval. Beter is dat die vele jaren duurt, zodat je oud zult zijn wanneer je bij het eiland het anker uitwerpt, rijk aan wat je onderweg verwierf, en niet verwachtend dat Ithaka je rijkdom schenken zal. 136 w!j-land
Wijlandgoed.indd 136
28-04-2009 16:14:59
Ithaka gaf je de mooie reis. Was het er niet, dan was je nooit vertrokken, verder heeft het je niets te bieden meer. En vind je het er wat pover, Ithaka bedroog je niet. Zo wijs geworden, met zoveel ervaring, zul je al begrepen hebben wat de Ithaka’s beduiden. (K.P. Kavafis, Gedichten, 1986, p.121-123).
Hartelijke groet, Manuela
manuela kalsky 137
Wijlandgoed.indd 137
28-04-2009 16:14:59
Wijlandgoed.indd 138
28-04-2009 16:14:59
Wijlandgoed.indd 139
28-04-2009 16:14:59
Wijlandgoed.indd 140
28-04-2009 16:14:59
Wijlandgoed.indd 141
28-04-2009 16:14:59
Wijlandgoed.indd 142
28-04-2009 16:14:59
Wijlandgoed.indd 143
28-04-2009 16:14:59
Wijlandgoed.indd 144
28-04-2009 16:14:59