ruimtelijke onderbouwing
Winkelcentrum Velperbroek, Velp
gemeente Rheden
Datum: 15 oktober 2009 Projectnummer: 80728
INHOUD
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11
3 Inleiding Ligging projectgebied Het project Geldend bestemmingsplan De vrijstelling Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid Milieuaspecten Overige aspecten Economische uitvoerbaarheid Zienswijzen Conclusie separate bijlagen − zienswijzennotitie, gemeente Rheden − situatieschets bladnummer 300, Op ten Noort Blijdenstein, d.d. 16 mei 2007 − parkeerbalans winkelcentrum Velperbroek, Oranjewoud B.V., d.d. 11 december 2007 − onderzoek externe veiligheid planontwikkeling winkelcentrum Velperbroek, Inogen Environmental Alliance, Oranjewoud B.V., d.d. juni 2008 − akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Winkelcentrum Velperbroek, DGMR Bouw B.V., d.d. 10 september 2008 − verkennend bodemonderzoek NEN 5740 President Kennedylaan te Velp, Infrasoil Adviseurs voor Infrastructuur & milieu, d.d. 9 januari 2006, mei 2008 − onderzoek naar de luchtkwaliteit vanwege wegverkeer Winkelcentrum Velperbroek, DGMR Bouw B.V., d.d. 15 april 2008 − notitie 256, Past2Present ArcheoLogic, d.d. 10 maart 2008
3 4 5 9 12 13 21 28 34 34 34
1 1.1
Inleiding Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rheden is voornemens om met toepassing van artikel 19 tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling te verlenen voor de realisatie van het project winkelcentrum Velperbroek op de locatie ten zuidoosten van de kruising President Kennedylaan / Reigerstraat te Velp. Het project betreft de bouw van 106 appartementen en de realisatie van een winkelcentrum met de daarbij behorende parkeer-, verkeer- en groenvoorzieningen. De ontwikkeling is een initiatief van Rabo Vastgoed. Het voorliggende document bevat een ruimtelijke onderbouwing van de voorgenomen vrijstelling. In deze ruimtelijke onderbouwing zullen achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan de orde komen: − beschrijving van het projectgebied; − beschrijving van het project; − beschrijving van de strijdigheden met het geldende bestemmingsplan; − beschrijving op welke punten de vrijstelling wordt aangevraagd; − toetsing van het project aan het geldende beleid; − toetsing van het project aan milieuregelgeving; − toetsing van het project aan overige ruimtelijke relevante aspecten; − economische uitvoerbaarheid van het project; − procedure; − conclusie. Deze ruimtelijke onderbouwing onderbouwing na de ontvangst van bezwaren tegen de verlening van vrijstelling en bouwvergunning voor het project, doch voor de beslissing in heroverweging, bijgesteld. Met de opbouw van deze ruimtelijke onderbouwing wordt voldaan aan de eisen die de provincie Gelderland stelt in de beleidsnota “Wijziging Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO)” d.d. 29 februari 2000 en in navolging daarop de beleidsnota van 16 maart 2004. Daarnaast wordt voldaan aan de vrijstellingenlijst, zoals de provincie Gelderland deze op 13 december 2005 heeft vastgesteld. De provincie Gelderland heeft een vrijstellingenlijst opgesteld waarin opgenomen is wanneer het college van burgemeester en wethouders een vrijstellingsbesluit op grond van artikel 19 lid 2 WRO mogen nemen. Krachtens deze vrijstellingenlijst krijgt het college van Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid vrijstelling te verlenen op basis van artikel 19 lid 2 WRO voor vrijstellingsverzoeken die passen in het regionale hergebruikbeleid. Voorliggend vrijstellingsverzoek sluit aan op het beleid van de provincie Gelderland ten aanzien van hergebruiklocaties. Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van kracht geworden en vervangt hiermee de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Aanvragen voor vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO die voor 1 juli 2008 bij de gemeente Rheden zijn ingediend, vallen onder het overgangsrecht van de Wro. Om die reden kan voor onderhavig project nog een vrijstellingsprocedure conform de WRO worden gevoerd.
SAB
3
1.2
Ligging projectgebied Het projectgebied is gelegen ten zuidoosten van de kruising President Kennedylaan / Reigerstraat in het zuidelijke deel van de kern Velp. Het projectgebied maakt deel uit van woonwijk Nieuw Velp-Zuid. Op onderstaand kaartfragment is de globale ligging van het projectgebied aangegeven. Voor een exacte aanduiding van het projectgebied wordt verwezen naar de projectkaart in de separate bijlagen.
globale aanduiding projectgebied, bron Google
SAB
4
1.3 1.3.1
Het project Omgeving projectgebied Van medio de negentiende eeuw tot heden is Velp aan een duidelijke groei onderhevig geweest. Ten zuidwesten van Velp en Velp-Noord werden in het begin van de twintigste eeuw grote woonwijken aangelegd, waarvoor verschillende oude landgoederen verdwenen. Na de Tweede Wereldoorlog is de groei explosief verder gegaan. Het zuidwesten van Velp werd bebouwd, waarna ook ten zuidoosten van Velp grote woonwijken werden gerealiseerd. Deze woonwijken bestaan voornamelijk uit eengezinswoningen, rijenwoningen en twee-onder-één-kap woningen. Vanaf die tijd is de infrastructuur ook aan een ontwikkeling onderhevig geweest. Ten zuiden van Velp bevindt zich momenteel het knooppunt van de A12, de A348 en de N325 genaamd verkeersplein “Velperbroek”. De President Kennedylaan is de zuidelijke ontsluiting van Velp en sluit aan op het voornoemde knooppunt. Ten oosten van dit knooppunt is het industrieterrein De Beemd gerealiseerd. Het projectgebied maakt deel uit van woonwijk Nieuw Velp-Zuid. Deze wijk is als een verlengstuk van de gelijktijdig ontwikkelde Arnhemse wijk Presikhaaf in de zestiger jaren van de vorige eeuw gerealiseerd. Geheel in de geest van de tijd werden stempelverkavelingen ontworpen met veelal open bouwblokken, (middel-)hoogbouw en een eenvormige architectuur. De wijk heeft hiermee een, voor de schaal van Velp, opvallend grootstedelijk karakter.
Stedenbouwkundige structuur Velp met aanduiding locatie Bron: Houtskoolschets Velp, gemeente Rheden
SAB
5
situatieschets, bron: Op ten Noort Blijdenstein Architecten en ingenieurs
3d impressie, bron: Rapport B.2007.0427.03.R001, DGMR Bouw B.V.
SAB
6
1.3.2
Projectbeschrijving Voorliggend project voorziet in de bouw van 106 appartementen. Daarnaast wordt ter plaatse een winkelcentrum met de daarbij behorende parkeer-, verkeer- en groenvoorzieningen gerealiseerd. Voorheen was op deze plek ook een winkelcentrum gelegen en deze is enige tijd geleden gesloopt. In het projectgebied zijn momenteel een supermarkt, een bakker, en een cafetaria gehuisvest in een tijdelijke voorziening tot uiterlijk 13 juni 2010. Hiervoor is een besluit conform artikel 17 WRO genomen door het college van Burgemeester en Wethouders. Voor het overige is het projectgebied momenteel deels in gebruik voor parkeren. Ten slotte is een deel van de projectlocatie momenteel onbebouwd. het ontwerp Aan de President Kennedylaan is in de loop der tijd hoogbouw veel hoogbouw gerealiseerd. Dit is te verklaren door de prominente functie van de President Kennedylaan als noordzuidroute en de aansluiting op het knooppunt van de A12, de A348 en de N325. Kenmerkend aan de Reigerstraat is de aanwezigheid van onderwijsinstellingen. Door de prominente ligging van de projectlocatie aan de President Kennedylaan is het de ambitie het project te realiseren in de vorm van twee “woontorens”, een winkelcentrum en medisch gerelateerde voorzieningen. Het project bestaat uit twee bouwmassa’s met daartussen een plein. Voor een impressie van de plannen wordt verwezen naar de afbeeldingen op nevenstaande pagina alsmede naar de situatieschets, die als separate bijlage is toegevoegd. De eerste bouwmassa is opgebouwd uit totaal 12 bouwlagen en is vrijwel direct aan de President Kennedylaan gelegen. Op de begane grond bevinden zich voorzieningen in de vorm van een aantal winkelunits (circa 420 m²). Boven deze winkelunits bevinden zich 44 appartementen in 11 bouwlagen, die via een trappenhuis en lift bereikbaar zijn. De tweede bouwmassa is groter in omvang en is meer ten oosten van de President Kennedylaan geprojecteerd. Deze bouwmassa is opgebouwd uit winkelunits en units voor medisch gerelateerde voorzieningen op de begane grond (circa 4.445 m²). Daarnaast is de bouwmassa opgebouwd uit een parkeerdek op de eerste verdieping met daarboven appartementen. De appartementen zijn hier onderverdeeld in twee delen. Het eerste deel presenteert zich naar de President Kennedylaan en bestaat uit drie bouwlagen met 26 appartementen. Het tweede deel oriënteert zich op de Reigerstraat en is deels opgebouwd uit 3 bouwlagen en 8 bouwlagen met een totaal aan 36 appartementen. Het gedeelte bestaande uit 8 bouwlagen is het meest gelegen in de nabijheid van de kruising President Kennedylaan / Reigerstraat. De appartementen zijn via een trappenhuis en lift bereikbaar. verkeer en parkeren In totaal omvat het plan 277 parkeerplaatsen, waarvan 143 op het parkeerdek,16 parkeerplaatsen aan de Reigerstraat en 118 parkeerplaatsen op het maaiveld ten zuiden van de geprojecteerde bebouwing. Inzake het aantal benodigde parkeerplaatsen is een parkeerbalans opgesteld waaruit blijkt dat voldoende in de toekomstige parkeerbehoefte kan worden voorzien.
SAB
7
Het openbare parkeerterrein op het maaiveld wordt ontsloten op de President Kennedylaan en de Lepelaarstraat. Op de ontsluiting aan de President Kennedylaan is het alleen mogelijk om in noordelijk richting te rijden. Hierdoor wordt de doorstroming op de President Kennedylaan gehandhaafd en worden er conflicten op voornoemde weg gemeden. Verkeer richting het zuiden (richting verkeersplein “Velperbroek”) vanaf het parkeerterrein moet daarom gebruik maken van de ontsluiting op de Lepelaarstraat. De ontsluiting van het parkeerdek verloopt via de weg waaraan de drive-inwoningen President Kennedylaan 305-325 zijn gelegen. Via een hellingbaan is het parkeerdek bereikbaar. Voor extra informatie omtrent verkeer en parkeren wordt verwezen naar paragraaf “1.8.4 Verkeer en parkeren”. bevoorrading winkelunits Het vrachtverkeer wordt ontsloten op de Meerkoetstraat. Op de begane grond aan de oostzijde van het plangebied vindt het laden- en lossen plaats ten behoeve van het winkelcentrum. Ter plaatse bevinden zich een inpandige laad- en losplaats en een aanvoerroute. De laad- en losplaats is inpandig omdat het dan mogelijk is de ruimte e hier boven, op de 1 verdieping, te gebruiken als parkeerdek. Daarnaast wordt door de inpandige vorm mogelijke overlast van het laden- en lossen voor de omliggende bewoners tot een minimum beperkt. De aanvoerroute heeft een breedte van 10 m en biedt hierdoor de mogelijkheid om met behulp van de inpandige laad- en losruimte te keren. ruimtelijke inpasbaarheid Het project wordt om de volgende redenen als een wenselijke ontwikkeling gezien, die ruimtelijk goed inpasbaar is: -
-
-
-
-
SAB
De beoogde ontwikkeling sluit in hoofdzaak aan op de stedenbouwkundige eisen die de raad heeft vastgesteld op 21 februari 2006. Hiernaast is de ontwikkeling passend binnen het geldende gemeentelijke beleid, zoals opgenomen in onder meer de structuurvisie en de houtskoolschets. Gezien de ligging van de projectlocatie, is een project met grootschalige bebouwing passend. De projectlocatie is gelegen aan een belangrijke ontsluitingsweg van Velp (President Kennedylaan) en op een knooppunt van wijkontsluitingswegen. Zoals ook uit de houtskoolschets blijkt, is een stedenbouwkundig accent in de vorm van een ‘landmark’, een stedenbouwkundig accent, hier gewenst. Het project omvat de realisatie van een winkelcentrum dat een belangrijke functionele en centrale rol zal spelen in de wijk Nieuw Velp-Zuid. Het winkelcentrum zal relatief veel bezoekers aantrekken. Bij deze belangrijke functie past een wat opvallender en wat grootschaliger complex, dat zich goed presenteert naar de omgeving. Gesteld wordt dat de grootschaligheid ook passend is binnen de karakteristiek van de wijk Nieuw Velp-Zuid. Deze wijk wordt gekarakteriseerd als een grootstedelijke stadswijk. Binnen deze huidige karakteristiek is hoogbouw, op hiervoor geëigende plaatsen, passend. Hiernaast wordt gesteld dat in de directe omgeving van het projectgebied reeds meerdere hoge gebouwen aanwezig zijn, namelijk het ziekenhuis, het gebouw van “De Ulenpas” en flatgebouwen nabij knooppunt Velperbroek. Hoogbouw komt
8
-
-
1.4
in de omgeving dus reeds relatief veel voor. Binnen dit bebouwingsbeeld en binnen het silhouet van Velp is onderhavig project goed in te passen. Wat betreft de architectonische opzet kan gesteld worden dat hiermee de impact voor de directe omgeving zo beperkt mogelijk is gehouden. Hiervoor zijn de hoogste delen van het project op een zo groot mogelijke afstand van de woningen aan de Fuutstraat en de Meerkoetstraat geprojecteerd. Hiermee zal de privacy van de bestaande woningen niet in het geding komen. Verder kan nog worden aangedragen dat het inrichtingsplan zodanig is uitgewerkt dat de hinder op de omgeving geminimaliseerd wordt. Dit uit zich met name wat betreft het laden- en lossen, Dit wordt goed afgeschermd en vindt inpandig plaats. Hier kan aan toegevoegd worden dat ook bij het vroegere winkelcentrum al sprake was van bevoorrading, dus wat dit punt betreft is zeker geen sprake van een verslechtering.
Geldend bestemmingsplan Voor het perceel waarop voorliggend project is geprojecteerd geldt het bestemmingsplan Velperbroek. De raad van de gemeente Rheden heeft dit bestemmingsplan vastgesteld op 25 februari 2003 en Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland heeft dit bestemmingsplan goedgekeurd op 22 juli 2003. Opzet bestemmingsplan Het bestemmingsplan is opgesteld om de destijds voorliggende bouwplannen mogelijk te maken. Deze bouwplannen gingen uit van een complex met winkels, kantoren, voorzieningen (woonzorgcentrum) en woningen. Het complex zou bestaan uit deels 4 bouwlagen, deels 4 tot 7 bouwlagen en een toren bestaande uit maximaal 18 bouwlagen. Het gebouw zou hiernaast worden voorzien van een parkeerkelder.
Plankaart vigerend bestemmingsplan
SAB
9
Overlaykaart footprint bouwplan met bouwvlak uit vigerend bestemmingsplan
SAB
10
Dit was beoogd voor het wonen en de personeelsleden. Op maaiveld werd het parkeren beoogd voor de bezoekers van het winkelcentrum en de voorzieningen. Volgens het bestemmingsplan betreft het 3.500 m² detailhandel e.d. met daarboven maximaal 69 woningen. Ook zijn aan de Reigerstraat in totaal 4.750 m² dienstverlenende bedrijven en maatschappelijke voorzieningen beoogd (zoals consultatiebureau’s, artsen/fysiotherapiepraktijken, kinderopvang en openbare dienstverlening).. In dit plan was de bevoorrading van de supermarkten via de Meerkoetstraat gedacht. Ook het inmiddels gesloopte winkel/kantorencentrum Velperbroek werd via de Meerkoetstraat bevoorraad. Opzet voorschriften De voorschriften zijn toegespitst op specifiek het destijds voorliggende bouwplan. Het betreft niet alleen de beoogde functiemenging, maar ook de contouren waarbinnen gebouwd mag worden. Er is gewerkt met een hoofdbestemming ‘centrumdoeleinden’ en een bestemming ‘verkeersdoeleinden’. Het destijds beoogde complex is geheel gelegen binnen de centrumbestemming. Hierbinnen zijn vier bouwvlakken aangeduid: − Binnen bouwvlak A zijn dienstverlenende bedrijven en maatschappelijke voorzieningen alsmede daaraan ondergeschikt de ontsluiting van de parkeerkelder toegestaan. De maximale goot en bouwhoogte bedragen respectievelijk 16 en 27 m. − Binnen bouwvlak B zijn op de begane grond detailhandel, bakfilialen, reisbureaus en horeca in de categorieën I en II alsmede daaraan ondergeschikt de benodigde stijgpunten voor de woonruimten, de ontsluiting van de parkeerkelder toegestaan. Daarboven is wonen toegestaan De maximale bouwhoogte bedraagt deels 12 en deels 6 meter. − Binnen bouwvlak C zijn op de begane grond detailhandel, bakfilialen, reisbureaus en horeca in de categorieën I en II alsmede daaraan ondergeschikt de benodigde stijgpunten voor de woonruimten, de ontsluiting van de parkeerkelder en voorts verblijfsgebieden toegestaan. Daarboven is wonen toegestaan. De maximale gooten bouwhoogte bedragen 52 en 57 m. − Binnen bouwvlak D is alleen het laden en lossen ten behoeve van detailhandel toegestaan. De maximale bouwhoogte bedraagt 6 m, het maximale bebouwingspercentage 80%. Onder het bebouwingsvlak is ten slotte een parkeerkelder toegestaan voor ten hoogste 225 parkeerplaatsen. Verder is er een aantal wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan opgenomen. Voor vlak B kan onder voorwaarden middels een wijziging een woon/zorgcentrum worden toegelaten met bijbehorende voorzieningen tot max 6.000 m². Hiernaast gelden er wijzigingsbevoegdheden voor hoogtes e.d. Projectie voorliggend bouwplan op bestemmingsplankaart Op nevenstaande kaartbeeld is de footprint van onderhavig bouwplan gelegd over de bouwvlakken van het vigerende bestemmingsplan. Zoals uit dit kaartbeeld blijkt, overschrijdt het voorliggende bouwplan de bebouwingsmogelijkheden in het vigerende bestemmingsplan op diverse plaatsen. Conclusie Het geldende bestemmingsplan geeft onvoldoende ruimte voor de voorliggende bouwplannen. De belangrijkste reden is dat de voorliggende bouwplannen qua afmetingen op onderdelen afwijken van wat binnen het vigerende bestemmingsplan moge-
SAB
11
lijk is. Daarnaast wijkt het functionele programma van de beoogde ontwikkeling af van het vigerende bestemmingsplan. In plaats van kantoren of zorgvoorzieningen zijn winkels, medisch gerelateerde voorzieningen en méér woningen (106 wooneenheden in plaats van de toegestane 69 wooneenheden) geprojecteerd. Voorliggende vrijstelling ex artikel 19, lid 2 WRO is dan ook gewenst om de functieverandering en beoogde bebouwing mogelijk te maken.
1.5
De vrijstelling gebruik Voor de gronden binnen het projectgebied bestemd voor ”Centrumdoeleinden”, wordt vrijstelling verleend voor het gebruik van deze gronden voor detailhandel, woondoeleinden en de bijbehorende voorzieningen als parkeren, groen en ontsluiting. bouwen Vrijstelling wordt verleend voor de overschrijding van de op de plankaart van het vigerende bestemmingsplan, aangewezen bouwgrenzen, zoneringen en bouwhoogten ten behoeve van het nieuw te bouwen winkelcentrum en de nieuw te bouwen woningen conform de situatieschets van Op ten Noort Blijdenstein Architecten en ingenieurs, van 16 mei 2007, projectnummer 274606, bladnummer 300. Deze situatieschets is als separate bijlage toegevoegd aan deze ruimtelijke onderbouwing.
SAB
12
1.6 1.6.1
Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid Rijksbeleid 1
Nota Ruimte De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het schept ruimte voor ontwikkeling uitgaande van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet' en verschuift het accent van het stellen van ruimtelijke beperkingen naar het stimuleren van gewenste ontwikkelingen. De nota ondersteunt gebiedsgerichte ontwikkeling. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Daarbij is het belangrijk dat iedere overheidslaag in staat wordt gesteld de eigen verantwoordelijkheid waar te maken. Meer specifiek richt het kabinet zich in het nationaal ruimtelijk beleid op: − versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; − bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; − borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; − borging van de veiligheid. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd en zijn een uitdrukking van de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn. 1.6.2
Provinciaal beleid Streekplan Gelderland 2005 In het streekplan Gelderland 2005 maakt het projectgebied, aangemerkt als bebouwd gebied 2000, onderdeel uit van het (inter)nationaal stedelijk netwerk Stadsregio Arnhem-Nijmegen. Dit deel van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur heeft betrekking op de hoogdynamische functies samenhangend met de hoofdinfrastructuur en intensieve vormen van ruimtegebruik, zoals stedelijke functies, intensieve vormen van recreatie/leisure, met stedelijke ontwikkeling samenhangende groenontwikkeling en intensieve agrarische teelten. Binnen een stedelijk netwerk streeft de provincie naar een bundeling van stedelijke functies. Dit bundelingsbeleid moet bijdragen aan efficiënt ruimtegebruik en aan een versterking van draagvlak van een kwalitatief hoogwaardig voorzieningenniveau. Stedelijke netwerken moeten aantrekkelijk, sterk en goed bereikbaar zijn. In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen ‘bestaand bebouwd gebied’ en stedelijke uitbreiding.
1
SAB
Nota Ruimte, Ruimte voor ontwikkeling, vastgesteld in de Ministerraad d.d. 23 april 2004.
13
Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig: − een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen; − het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling; − door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners van Gelderland; − intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen; − optimalisering van het gebruik van het bestaand bebouwd gebied: meer gebruik van de verticale dimensie (hoogte, diepte) en van de tijdsdimensie (meervoudig gebruik van dezelfde gebouwde ruimte). Het Gelders kwalitatief woonbeleid richt zich eveneens zowel op bestaand bebouwd gebied (herstructurering, transformatie) als op nieuw stedelijk gebied (uitbreiding). Een belangrijk ruimtelijk beleidsaccent is dat het aanbod aan woningen en woonmilieus beter moet aansluiten bij de voorkeuren van bewoners. 1.6.3
Regionaal beleid regionaal structuurplan Het Regionaal Plan 2005-2020 Stadsregio Arnhem - Nijmegen (Stadsregio), ‘Werken aan een aantrekkelijke en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa’, heeft de formele status van ‘Regionaal Structuurplan’, conform artikel 36 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Het is de opvolger van het Regionaal Structuurplan KAN 1995 - 2015. Het doel van dit Regionaal Plan is het werken aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat van de regio Arnhem-Nijmegen voor haar inwoners, ondernemers en bezoekers. De Stadsregio wil burgers en bedrijven aan de regio binden door hen mogelijkheden te bieden om in een mooie en aantrekkelijke omgeving te wonen en werken. In het plan is vastgelegd dat woningbouw binnen de ‘contour woningbouw’ dient plaats te vinden. Transformatie van het bestaand stedelijk en landelijk gebied staat in het plan centraal. Bij transformatie moet worden voorzien in voldoende voorzieningen, die goed bereikbaar zijn. Herstructurering en transformatie is noodzakelijk om in een aantrekkelijk dorpsklimaat te blijven voorzien en te zorgen voor sociaal-economische vitaliteit. Dat kan door te zorgen voor variatie in aanbod van woningen, voorzieningen en woonmilieus toegesneden op de woonwensen van de huidige en toekomstige inwoners. Vooral kernen met grotere, enigszins monotone wijken van enkele decennia geleden hebben een impuls nodig. Ook Velp wordt hier genoemd. In deze kernen is aanpassing van de woningvoorraad en het voorzieningenniveau op de woonbehoefte van ouderen, alleenstaanden en starters nodig.
SAB
14
visiekaart uit structuurvisie
SAB
15
1.6.4
Gemeentelijk beleid structuurvisie 2006 algemeen 2 In januari 2006 is de Structuurvisie 2006 vastgesteld door de gemeenteraad van Rheden. Met deze structuurvisie heeft het gemeentebestuur de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Rheden in de komende 15 tot 20 jaar op hoofdlijnen aangeven. Om de gewenste ontwikkeling te bereiken worden in de visie vijf thema’s onderscheiden: − de bewoner centraal; − onderdeel van een economische regio; − versterking van de identiteit van de plek; − mobiliteit biedt ruimte; − landschap en cultuurhistorie als basis; beleid De onderhavige projectlocatie is gelegen binnen de wijk Nieuw Velp-Zuid. Volgens de Structuurvisie is hier sprake van een groen stedelijk woonmilieu, dat qua karakter meer aansluit bij de Arnhemse woonwijken. In deze wijk is sprake van een menging van laagbouw en hoogbouw, een woonomgeving met veel water en groenvoorzieningen, een goed voorzieningenniveau en frequente busverbindingen. Gesteld wordt dat hier voor alle doelgroepen kan worden gebouwd. Er is echter een grote behoefte aan woningen die geschikt zijn voor ouderen. Het grootste tekort voor deze doelgroep zit in de huursector. Ook op de directe omgeving van de projectlocatie wordt ingegaan in de structuurvisie. Gesteld wordt dat naast het centrumgebied, Velp ook een concentratie van voorzieningen aan de kruising van de Waterstraat, Reigerstraat en President Kennedylaan (Nieuw VelpZuid) kent. Dit punt zal versterkt worden met de bouw van o.m. een nieuw winkelcentrum. Daarmee ontstaat een duidelijker middelpunt van een groot wigvormig gebied met grote gebouwen in een open structuur. Dit ruimtelijke structuur Velp met aanduiding locatie wordt geïllustreerd in nevenstaand kaartbeeld. concrete maatregelen Concrete maatregelen worden geformuleerd in 10 programmapunten. Het projectgebied is volgens de structuurvisie onderdeel van programmapunt 6 “Nieuw Velp-Zuid”. Het onderhavige projectgebied wordt in de structuurvisie aangeduid als inbreidingsingslocatie. Voor het gebied Nieuw Velp-Zuid wordt in de structuurvisie aangegeven dat in de komende jaren nieuwe ontwikkelingen beoogd zijn. Onderhavig project wordt hierbij specifiek genoemd: “een nieuw winkelcentrum Velperbroek met woningen en kantoren”.
2
gemeente Rheden, Structuurvisie 2006, Een droom om in te wonen, januari 2006.
SAB
16
woonvisie 2003 - 2007 Op 2 maart 2004 is de Woonvisie 2003 – 2007 door de gemeenteraad van Rheden vastgesteld. De woonvisie geeft het woonbeleid van de gemeente Rheden weer. Per dorp/ wijk geldt de richtinggevende woningdifferentiatie zoals in de woonvisie is weergegeven. Het projectgebied valt in de woonvisie onder Nieuw Velp-Zuid. Aanknopingspunten voor beleid ten aanzien van het wonen in Nieuw Velp Zuid zijn onder andere: een groenstedelijk woonmilieu met aandacht voor: − huurwoningen; − woningen voor starters; − woningen voor ouderen (levensloopbestendig) en zorgvragers; − woningen voor gezinnen in het middeldure segment. Uit de woonvisie blijkt verder dat in de wijk enkele nieuwbouwlocaties zijn die zich goed lenen voor de vraag vanuit geheel Velp-Zuid. Het onderhavige projectgebied wordt in de visie aangeduid als nieuwbouwlocatie. woonvisie 2009 - 2013 3 Deze woonvisie vormt het meest recente woonbeleid van de gemeente Rheden. In tegenstelling tot de vorige woonvisie 2003-2007 wordt in deze woonvisie meer het accent gelegd op de bestaande woningvoorraad en minder op nieuwbouw en versnelling. De woonvisie 2009-2013 gaat ervan uit dat in de bestaande woningvoorraad de grootste mogelijkheden zitten voor een verbetering van de woonkwaliteit. De nieuwbouwcapaciteit die resteert, wordt benut met grote zorgvuldigheid. Doelstelling van de woonvisie is dan ook te streven naar een toekomstbestendige woningvoorraad. In de periode 2009 t/m 2013 krijgt verbetering van de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad meer aandacht. Speerpunten zijn onder meer het werk maken van herstructurering, wonigaanpassing ten behoeve van senioren, investeren in duurzaamheid en particuliere woningverbetering De nieuwbouwmogelijkheden moeten zorgvuldig benut worden. speerpunten bij nieuwbouw zijn het voldoen aan de behoefte, het voorop stellen van kwaliteit en een locatiegerichte benadering ter versterking van lokale identiteit. De nieuwbouwproductie bedraagt 60 tot 80 woningen per jaar. Hiervan moet 50% middels inbreidingen worden gerealiseerd. Er wordt een stevig accent gelegd op het toevoegen van middeldure en grondgebonden woningen. Er wordt verder een energieprestatiecoëfficiënt gehanteerd die scherper is dan voorgeschreven. Per locatie wordt beoordeeld of een nieuwbouwplan een kwaliteitsimpuls betekent voor de omgeving. De gemeente wil verder de gewenste kwalitatieve ontwikkelingen mogelijk maken via structuurvisies, grondbeleid en inrichting planvormingsproces (prijsvragen en collectief particulier opdrachtgeverschap). In Velp worden de mogelijkheden voor nieuwbouw momenteel niet zozeer voorzien op grote nieuwe locaties, maar zijn deze vooral gelegen in het bestaande stedelijk gebied van Velp-Zuid. Dit deel van Velp staat aan de vooravond van een ingrijpende wijkvernieuwing. De locatie Velperbroek wordt in de woonvisie specifiek genoemd als een ontwikkeling die in voorbereiding is.
3
Woonvisie 2009 t/m 2013, Wonen met toekomst, Gemeente Rheden, vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 26 mei 2009.
SAB
17
houtskoolschets Velp 4 De Houtskoolschets is een uitwerking van de reeds vastgestelde Structuurvisie en biedt meer inzicht in de mogelijke ruimtelijke consequenties van de Structuurvisie. Aangezien de visie niet is vastgesteld door het College van B&W, kan niet worden gesproken van vastgesteld beleid. Wel wordt hieronder nader ingegaan op de houtkoolschets aangezien deze een beeld geeft van de mogelijke ruimtelijke uitwerking van de structuurvisie. De Houtskoolschets is bedoeld als ideeënrijke inspiratiebron en dient in de ambtelijke praktijk als achterliggend beoordelingskader voor ruimtelijk beleid, projecten en bestemmingsplanwijzigingen. Ten eerste zorgt dit ervoor dat binnen projecten belangrijke kansen voor Velp als geheel gesignaleerd worden. Ten tweede wordt zo voorkomen dat projecten onvoldoende op elkaar en hun omgeving aansluiten.
diverse sectorale kaartbeelden uit Houtskoolschets
In de houtskoolschets worden beleidsaccenten geformuleerd op verschillende gebieden c.q. sectoren. Uit bovenstaande kaartbeelden blijkt dat: -
ter hoogte van de projectlocatie een landmark gewenst is (kaart ‘identiteit’); ter hoogte van de projectlocatie een detailhandelsvestiging moet komen (kaart ‘economie’); ter hoogte van de projectlocatie woningbouw wordt beoogd (kaart ‘de bewoner centraal’). In de houtskoolschets wordt specifiek ingegaan op de deelgebieden Nieuw Velp-Zuid en Velperbroek. Deze komen hieronder aan de orde. Nieuw Velp-Zuid De gestapelde woningbouw in deze wijk biedt vanaf de bovenverdiepingen uitzicht over de Velperwaard en de IJssel. Omgekeerd zijn deze woongebouwen in het landschap zichtbaar en mede bepalend voor het silhouet van Velp. De relatie tot het centrum van Velp is zeer zwak. Binnen de buurt zelf bepalen openbaar groen en waterpartijen het vrij anonieme beeld. De Beemd is met zijn ligging aan de snelweg en grote wateroppervlak eigenlijk een onderdeel van het gebied Velperbroek. Als beleidsvoornemen wordt gesteld om de relatie tot in de eerste plaats het centrum en de tweede plaats het landschap te verbeteren. Het karakteristieke beeld van Velp 4
Velp Houtskoolschets, gemeente Rheden, definitief, februari 2007
SAB
18
als een dorp tussen het open, Hollandse rivierdal en de hoog oplopende, beboste Veluwe op de achtergrond mag niet worden aangetast. Eventuele voorstellen voor nieuwe hoogbouw moeten mede op hun gevolgen voor het silhouet van Velp als geheel worden beoordeeld. Velperbroek De Velperbroek was een langgerekt en laaggelegen, groen en nat gebied, met een kleine uitloper naar het noorden. Vanaf de jaren ‘60 van de vorige eeuw zijn juist hier Rijkswegen, de President Kennedylaan, grootschaliger woningbouw, voorzieningen en De Beemd terecht gekomen. Grote gebouwen, openbaar groen, waterpartijen en autoverkeer bepalen nu het beeld. Beleidsambitie is om het gebied veel meer als ‘bebouwd landschap’ voelbaar te maken. De aanwezigheid van de auto moet worden ingeperkt, met name richting het centrum van Velp. Verdere ontwikkeling blijft echter wel mogelijk en wordt gezien als een middel om landschappelijke kwaliteit te bereiken. De dominantie van de auto wordt ingeperkt tot de zuidelijke President Kennedylaan; vanaf de Waterstraat-Reigerstraat rijdt de auto ‘in het dorp’. Bebouwing staat los in een grote, doorlopend groene ruimte, met inpandig of ondergronds parkeren. Eventuele voorstellen voor nieuwe hoogbouw moeten mede op hun gevolgen voor het silhouet van Velp als geheel worden beoordeeld.
beleidskaart Nieuw Velp-Zuid
beleidskaart Velperbroek
welstandsnota In de welstandsnota van de gemeente Rheden wordt vastgelegd hoe het welstandstoezicht is geregeld. Tevens geeft deze nota uitgangspunten en criteria voor het welstandsoordeel. Het doel van het welstandsbeleid is om een bijdrage te leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van Rheden. Door het opstellen van welstandsbeleid kan de gemeente in alle openheid een effectief, controleerbaar en klantvriendelijk welstandstoezicht inrichten en opdrachtgevers en ontwerpers in een vroeg stadium informeren over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen. In de welstandsnota is de kern Velp in een aantal deelgebieden verdeeld. Binnen ieder deelgebied worden de welstandscriteria gepresenteerd voor de aanwezige bebouwingsthema's. Het projectgebied is gelegen in deelgebied “T3 Instituten”.
SAB
19
De institutionele terreinen in Velp zijn in hun functie en verschijningsvorm van belang voor de leefbaarheid van Velp als woonkern. Het beleid er op gericht om de specifieke ruimtelijke opzet en architectonische uitwerking in zijn huidige kwaliteit te behouden en waar mogelijk te versterken. Dit vanwege de visuele impact op de omgeving, de bijdrage aan het bebouwingsbeeld en de relatief hoge bezoekersaantallen die door deze instellingen worden aangetrokken. Voor alle gebouwen geldt vanwege hun representatieve ligging en functie welstandsniveau 2. 1.6.5
Conclusie Voorliggend project is een gebiedsgerichte ontwikkeling, waarbij sprake is van een herstructurering van bestaand stedelijk gebied binnen de bebouwingscontour. Met het ontwerp voor de locatie wordt het gebruik van het bestaand bebouwd gebied geoptimaliseerd, door gebruik van de verticale dimensie “hoogte”. Daarnaast is voorliggend project een inzet van kwalitatief woonbeleid dat zich richt op bestaand bebouwd gebied (herstructurering, transformatie en inbreiding). Hierbij is een belangrijk ruimtelijk beleidsaccent dat het aanbod aan woningen en woonmilieus aansluit bij de voorkeuren van bewoners. De ontwikkeling rond het winkelcentrum Velperbroek is een inzet voor nieuwbouw van appartementen voor ouderen en senioren. In de gemeentelijke structuurvisie staat de projectlocatie reeds aangeduid als herontwikkelingslocatie. Uitgangspunt is dat deze locatie “een duidelijker middelpunt van een groot wigvormig gebied met grote gebouwen in een open structuur”. Onderhavig project voldoet aan deze uitgangspunten. In de Woonvisie wordt de locatie Velperbroek genoemd als een ontwikkeling die in voorbereiding is. Aangezien het een binnenstedelijke locatie betreft en een herstructurering, is het project in algemene zin passend binnen de Woonvisie. Het project past eveneens in de houtskoolschets en binnen de inrichtingsvoorstellen die worden gedaan voor de deelgebieden Nieuw Velp-Zuid en Velperbroek. De bouwaanvraag van voorliggend project is getoetst aan de welstandscriteria die volgens het welstandsbeleid gelden. Op 21 oktober 2008 heeft de welstandscommissie een positief advies uitgebracht over het bouwplan. Uit het voorgaande blijkt dat de ontwikkeling van het project bijdraagt aan een aantal relevante gemeentelijke, regionale en provinciale beleidsambities en dus past binnen zowel het gemeentelijk beleid als het beleid van hogere overheden.
SAB
20
1.7 1.7.1
Milieuaspecten Geluid De mate waarin het geluid veroorzaakt door het (spoor) wegverkeer het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor wegverkeer stelt de wet dat in principe de geluidsbelasting op woningen niet de voorkeurgrenswaarde van 48 dB mag overschrijden. Voor spoorwegverkeer mag de voorkeurgrenswaarde van 55 dB niet worden overschreden. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van alle (spoor) wegen op een bepaalde afstand van de geluidsgevoelige functie(s). Het project is gelegen in de geluidszone van de A12, de President Kennedylaan, de Reigerstraat, de Lepelaarstraat en de Meerkoetstraat. In opdracht van de initiatiefne5 mer heeft DGMR Bouw B.V. een akoestisch onderzoek verricht naar het wegverkeerslawaai vanwege voornoemde wegen ter plaatse van de beoogde ontwikkeling. Uit het akoestisch onderzoek komt naar voren dat de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege het verkeerslawaai op vrijwel alle gevels van de geprojecteerde appartementen wordt overschreden. Op de President Kennedylaan wordt ook de maximale toegestane hogere grenswaarde van 63 dB ten gevolge van het wegverkeer overschreden. In het onderzoek wordt geadviseerd om maatregelen treffen die de geluidsbelasting ten gevolge van de President Kennedylaan kan reduceren tot maximaal 63 dB. Dit kan bijvoorbeeld door het toepassen van geluidsreducerend asfalt op voornoemde wegen en geluidwerende maatregelen aan de gevel. In het kader van de bouwvergunning zal aangetoond moeten worden dat de geluidwerende maatregelen aan de gevels voldoen aan de eisen uit het bouwbesluit. In het onderzoek wordt verder gesteld dat indien gevels worden uitgevoerd zonder te openen delen (dove gevel) deze in de zin van de Wgh (Wet geluidhinder) niet getoetst hoeven te worden aan de grenswaarde. Wel moet aangetoond worden dat deze geluidwerende maatregelen voldoende zijn om de wettelijke vereiste binnenwaarde van 33dB te garanderen. Daarnaast wordt aanbevolen dat het bevoegd gezag hogere grenswaarden vaststelt voor de geluidsbelasting afkomstig van de President Kennedylaan en de Reigerstraat. De realisatie van de beoogde ontwikkeling komt niet in het geding indien voornoemde geluidwerende maatregelen worden getroffen. aanpassing bouwplan a.d.h.v. akoestisch onderzoek Daar waar de maximaal toegestane hogere waarde van 63 dB overschreden wordt, zullen dove gevels worden gerealiseerd. Concreet betekent dit dat de onderste vier woonlagen aan de zijde van President Kennedylaan van de toren zullen worden uitgevoerd met een dove gevels.
5
DGMR bouw B.V., Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai versie 0.2, rapport B.2007.04270.01.R001, september 2008.
SAB
21
vervolg De gemeente heeft de benodigde hogere grenswaarden procedure inmiddels doorlopen en op 21 oktober 2008 is verleende ontheffing onherroepelijk geworden. In een nader akoestisch onderzoek zal nog worden aangetoond dat de te realiseren dove gevels voldoende zijn om te voldoen aan de wettelijk vereiste binnenwaarde van 33 dB. 1.7.2
Luchtkwaliteit luchtkwaliteitsonderzoek Op 15 november 2007 is de nieuwe ‘Wet luchtkwaliteit’ in werking getreden. Hiermee wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (hoofdstuk 5 titel 2) bedoeld. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit uit 2005 en is een implementatie van de Europese kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de vier dochterrichtlijnen waarin onder andere grenswaarden voor de luchtkwaliteit ter bescherming van mens en milieu zijn vastgesteld. De nieuwe wet- en regelgeving onderscheidt projecten die ‘in betekenende mate’ (IBM) en ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast worden er bestemmingen benoemd die extra gevoelig zijn voor luchtvervuiling (gevoelige bestemmingen). Uiteraard moet niet alleen bij gevoelige bestemmingen maar bij alle projecten sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Uit dit oogpunt moet afgewogen worden of het aanvaardbaar is om een bepaald project op een bepaalde plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het project zelf niet of nauwelijks bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Projecten die ‘niet in betekenende mate’ leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk te worden getoetst op de grenswaarde, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. Tot 2009 ligt de grens van ‘niet in betekenende mate’ volgens de gelijknamige AMvB bij 1% van de grenswaarde van een stof. Voor fijn stof 3 en stikstofdioxide betekent dit een maximale toename van 0,4 µg/m . Hiervan is volgens de ministeriële regeling sprake bij de realisatie van woningbouwprojecten tot 500 woningen of 3,3 hectare b.v.o. kantoren. Volgens de Wet luchtkwaliteit leidt onderhavig project ‘niet in betekenende mate’ tot een verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse. Dit laat onverlet dat mensen beschermd moeten worden tegen een blootstelling aan hoge concentraties schadelijke stoffen in de lucht. Daarom dient in het kader van ‘een goede ruimtelijke ordening’ onderzocht te worden of de luchtkwaliteit ter plaatse van voldoende kwaliteit is voor de gewenste ontwikkeling. Het projectgebied is gelegen in de invloedsfeer van de A12, de President Kennedylaan, de Reigerstraat, de Lepelaarstraat en de Meerkoetstraat. In opdracht van de 6 initiatiefnemer is door Bureau DGMR een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit ter plaatse. In het onderzoek is de luchtkwaliteit berekend ter plaatse van voornoemde 6
DGMR, Onderzoek naar de luchtkwaliteit vanwege wegverkeer, rapport: B.2007.0427.03.R001, 15 april 2008.
SAB
22
wegen met behulp van verkeergegevens, verkregen van de gemeente Rheden, voor het jaar 2006 en 2016. De verkregen gegevens over de verkeersintensiteit zijn in het onderzoek opgehoogd met 1,5% tot de jaren 2008, 2010 en 2018 alvorens de berekeningen uit te voeren. Daarna zijn de berekende waarden voor de luchtverontreinigende stoffen getoetst aan de grenswaarden van de Wet milieubeheer. Voor uitgebreide gegevens en onderzoeksresultaten wordt verwezen naar het onderzoek in de separate bijlagen. conclusie onderzoek Uit het onderzoek blijkt dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit (NIBM). De Wet Luchtkwaliteit levert dus geen belemmeringen op voor onderhavig project. Wel is in het luchtkwaliteitsonderzoek nader ingegaan op de blootstelling, een aspect dat in het kader van een ‘goede ruimtelijke ordening’ nader dient te worden belicht. Uit het onderzoek blijkt dat de grenswaarde van luchtverontreinigende stoffen benzeen, CO, SO2, NO2 en PM10 (fijnstof) niet worden overschreden. In het kader van een ‘goede ruimtelijke ordening’ zijn er daarom geen belemmeringen voor de realisatie van de beoogde ontwikkeling. Effect verbreding A12 De projectlocatie ligt op ruim een halve kilometer van de rijksweg A12. Er zijn plannen de rijksweg te verbreden. Het is niet uitgesloten dat dit invloed heeft op de luchtkwaliteit in het plangebied. Met het mogelijke effect van de verbreding van de A12 is bij dit project geen rekening gehouden. De planvorming inzake de A12 verloopt via een apart traject. Wel kan worden gesteld dat uit het luchtonderzoek dat hoort bij het ontwerptracébesluit A12 blijkt dat de concentratie PM10 en NO2 in zowel de autonome situatie als bij de voorkeursvariant onder de grenswaarde liggen. Dit geldt zowel voor het hoofdnet als het onderliggende wegennet. Er worden dus wat dit punt betreft geen belemmeringen verwacht.
1.7.3
Bodem inleiding Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet aangetoond worden dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. In opdracht van de initiatiefnemer heeft Infrasoil B.V., Adviseurs voor infrastructuur & Milieu een tweetal verkennend bodemon7 derzoeken uitgevoerd in het deel van het projectgebied waar de geplande woningbouw is geprojecteerd. De aanleiding van het onderzoek uit 2006 was de voorgenomen overdracht van de grond aan de initiatiefnemer. In het onderzoek uit 2008 is vastgesteld of ter plaatse bodemverontreinigingen aanwezig zijn die een belemmering kunnen zijn voor de realisatie van de beoogde ontwikkeling. Voor uitgebreide gegevens en onderzoeksresultaten wordt verwezen naar de onderzoeken in de separate bijlagen.
7
Infrasoil, Adviseurs voor infrastructuur & Milieu, Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de President Kennedylaan te Velp, projectnummer: 01.08.681, mei 2008. Infrasoil, Adviseurs voor infrastructuur & Milieu, Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de President Kennedylaan te Velp, projectnummer: 01.05.454, januari 2006.
SAB
23
verkennend bodemonderzoek 2006 Uit het onderzoek blijkt dat in de boven- en ondergrond en het grondwater geen verhogingen aangetroffen van de onderzochte parameters ten opzichte van de streefwaarde. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de transactie van de grond. verkennend bodemonderzoek 2008 Uit het onderzoek blijkt dat in het onderzoeksgebied een licht verhoogd gehalte aan kobalt is gemeten. In het onderzoek wordt gesteld dat deze verhoging een gevolg is van de verhoogde natuurlijke achtergrondconcentraties. Daarnaast is in het grondwater een licht verhoogd gehalte aan zink en barium aangetoond. Deze verhogingen worden eveneens verklaard als gevolg van de verhoging van natuurlijke achtergrond concentraties. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat de kwaliteit van de grond en het grondwater geen belemmering is voor de realisatie van de beoogde ontwikkeling. Verder onderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht. beoordeling bodemonderzoek 2008 Bij het bodemonderzoek 2008 is door het onderzoeksbureau op details afgeweken van de norm NEN5740 (voor de goede orde: het bodemonderzoek uit 2006 is wel uitgevoerd conform NEN5740). De afwijking betrof de peilbuizen, die in afwijking op de norm, direct zijn voorgepompt en bemonsterd. Als een onderzoeksbureau afwijkt van de genoemde norm moet dit worden gemeld en moet het bevoegd gezag beoordelen of het onderzoek op voldoende wijze is uitgevoerd. Daarbij wordt gekeken naar de opzet van het onderzoek (de resultaten van het vooronderzoek(historie), de toegepaste norm én de eventuele afwijkingen, de plaatsing van de boringen en de zintuiglijke waarnemingen tijdens het veldwerk) en het resultaat van het onderzoek (aangetroffen waarden in grond en grondwater). Het bevoegd gezag, in dit geval de gemeente Rheden, heeft het bodemonderzoek akkoord bevonden
1.7.4
Externe veiligheid Algemeen Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-tankstations) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen, buisleidingen). Externe veiligheid wordt beoordeeld op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico kent een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico richt zich op het optimaliseren van de veiligheid binnen het invloedsgebied en heeft als doel om maatschappelijke ontwrichting ten gevolge van een incident met gevaarlijke stoffen te voorkomen. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs) is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen.
SAB
24
Externe veiligheidsonderzoek 8 Door advies- en ingenieursbureau Oranjewoud is een onderzoek naar de externe veiligheid omtrent de beoogde ontwikkeling uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen. Doel van het onderzoek is het bepalen in hoeverre externe veiligheid beperkingen oplegt aan de ontwikkeling binnen het projectgebied. Als eerste heeft Oranjewoud het risico van een nabijgelegen LPGtankstation voor de beoogde ontwikkeling in beeld gebracht door een risicoanalyse. In navolging hierop heeft Oranjewoud de consequenties op de ruimtelijke inrichting van het projectgebied aangegeven en elementen uitgewerkt voor de invulling van de verantwoording van het groepsrisico. Ligging in invloedsgebied LPG tankstation Het projectgebied is gelegen nabij een LPG-tankstation aan de President Kennedylaan 108. Een LPG-tankstation valt onder de werkingssfeer van het Bevi. Het LPGtankstation heeft een doorzet van ongeveer 2000 m² op jaarbasis. Bij het huidige ruimtelijk besluit is sprake van overgangsrecht, en moet worden uitgegaan van de vorige versie van het Revi. Het invloedsgebied bedraagt dan 300 meter voor LPGtankstations waarvoor de doorzet van LPG niet beperkt is. Voor een overzicht van dit gebied wordt verwezen naar de rapportage van Oranjewoud. Uit de risicoanalyse van Oranjewoud valt op te maken dat het winkelcentrum buiten de -6 10 -contour voor het plaatsgebonden risico valt. Verantwoording groepsrisico Ontwikkelingen binnen het invloedsgebied hebben een invloed op de hoogte van het groepsrisico. In de onderhavige situatie valt alleen het parkeerterrein van het winkelcentrum binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation. Uit de risicoanalyse is gebleken dat in de huidige situatie de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico al wordt overschreden. Conform de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico hoeven verkeersdeelnemers niet bij een groepsrisico berekening betrokken te worden. De toekomstige situatie is dus gelijk aan het huidige groepsrisico. Vanuit het Bevi dient een ruimtelijk besluit binnen het invloedsgebied verantwoord te worden. Het Bevi stelt dat het groepsrisico binnen het invloedsgebied 'verantwoord' dient te worden. De hoogte van het groepsrisico is hiervan één criterium, de totale verantwoording omvat verder: 1. maatregelen aan de bron; 2. ligging GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde; 3. de mogelijkheden van zelfredzaamheid van de bevolking; 4. de mogelijkheden voor de bestrijding van een calamiteit; 5. nut en noodzaak van de ontwikkeling en voor- en nadelen van alternatieven. De conclusies van de bovenstaande en overige zaken relevant voor de verantwoording worden onderstaand benoemd: − Wat betreft de aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied wordt gesteld dat alleen het beoogde parkeerterrein hierbinnen valt. De inzittenden van de auto’s zijn hier slechts voor een korte duur aanwezig. 8
Oranjewoud, Onderzoek externe veiligheid planontwikkeling winkelcentrum Velperbroek, projectnummer: 184285, juni 2008
SAB
25
− Uit de risicoanalyse blijkt dat het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt voor de huidige en toekomstige situatie. − Bronmaatregelen zijn niet te treffen in de onderhavige procedure. − Ruimtelijke maatregelen bestaan uit bijvoorbeeld een vergroting tussen de risicobron en de ontvanger. Het parkeerterrein zorgt er juist voor dat de afstand tussen het LPG-tankstation en winkelcentrum groter is. Hierdoor ligt het winkelcentrum buiten het invloedsgebied. Een verkleining van het parkeerterrein ook geen optie omdat deze is afgestemd op de grootte van het winkelcentrum. − Gelet op de bestrijding van een mogelijk ongeval is onvoldoende bluswater aanwezig voor een optimale bestrijding van een calamiteit met brandbare gassen. Aan de zorgnorm van 8 minuten wordt voldoen; het LPG-tankstation kan binnen 6 minuten worden bereikt. Daarnaast is het LPG-tankstation aan twee zijde bereikbaar. − Voor de zelfredzaamheid van de bevolking geldt dat het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem dekkend is voor het plangebied alleen zet deze de bevolking aan voor een onjuiste vluchtstrategie in geval met een calamiteit met brandbare gassen. Voor de mensen op het parkeerterrein is het zaak een schuilplaats te vinden; zoals het winkelcentrum. De regionale brandweer heeft in haar advies ook aangegeven dat mensen in het winkelcentrum veilig kunnen schuilen. Het parkeerterrein biedt ook voldoende vluchtmogelijkheden richting het winkelcentrum. − Gelet op de toekomst kan gesteld worden dat uit de risicoanalyse blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt wanneer de convenantmaatregelen zijn doorgevoerd. De LPG-branche heeft aangegeven dat deze maatregelen in november 2010 zijn doorgevoerd. − Vanuit de nut en noodzaak van de ontwikkeling wordt opgemerkt dat de ontwikkeling vanuit een brede context moet worden bezien. Externe veiligheid is slechts één van de aspecten van een ruimtelijke onderbouwing. Daarnaast is de impact vanuit externe veiligheid al redelijk mager omdat enkel het parkeerterrein binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation ligt. De plaatsing van het parkeerterrein hangt nauw samen met de ontwikkeling van het winkelcentrum. Uit de elementen van de verantwoording kan geconcludeerd worden dat het risico, vanwege de korte aanwezigheid van personen op een parkeerterrein laag is. Wijziging Revi Opgemerkt kan worden dat per 13-2-2009 de Revi is gewijzigd. Onder deze regelgeving gelden nu ook voor een LPG-station met een doorzet van >1500 m³ vaste afstanden. Als er geen sprake zou zijn van een artikel 19-procedure WRO en overgangsrecht, ligt het invloedsgebied van het groepsrisico op 150 m vanaf het vulpunt en de tank en niet meer op 300 m, zoals waar in het hiervoor besproken externe veiligheidsrapport is uitgegaan. Uitgaande van een invloedsgebied van 150 m valt het gehele projectgebied, dus ook het parkeerterrein, buiten het invloedsgebied. Gesteld moet worden dat er op basis van de nieuwe Revi er sowieso geen belemmeringen meer zijn als gevolg van het LPG-tankstation.
SAB
26
1.7.5
Bedrijven en milieuzonering Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de milieuzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van een nieuwe gevoelige functie. Het plan voorziet in een gevoelige functie in de vorm van woningen. In de VNG9 brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ worden op basis van onderzoeks- en ervaringsgegevens richtafstanden aanbevolen tussen bedrijvigheid en milieuhindergevoelige functies. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in richtafstanden voor zowel het omgevingstype ‘gemengd gebied’ als ‘rustige woonwijk en rustig buitengebied’. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een rustige woonwijk en buitengebied komen vrijwel geen andere functies voor. De richtafstanden gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf en gaan uit van het gebiedstype ‘rustige woonwijk’. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd. Aan de hand van de VNG-brochure is in 2004, als onderdeel van het raadsbesluit m.b.t. de wijze van actualisering van bestemmingsplannen, een gemeentelijk milieuzoneringsbeleid vastgesteld. Het plangebied ligt net zoals om omliggende bebouwing (woningen, scholen, kantoren) in een groter gebied in Velp-Zuid dat is aangemerkt als gebiedstype gemengd gebied. De richtafstanden voor nieuwe bedrijven zijn daarin voor geur en geluid een afstandsstap lager dan in het gebiedstype rustige woonwijk. Aan de Waterstraat, de Reigerstraat en de President Kennedylaan bevindt zich een aantal grootschalige kantoorgebouwen en onderwijsinstellingen. Op basis van de VNG-uitgave en het gemeentelijke milieuzoneringsbeleid geldt een richtafstand voor kantoren en onderwijsinstellingen respectievelijk 0 m en 10 m (omgevingstype gemengd gebied). In de omgeving van het projectgebied liggen geen bedrijven waar de milieucontour zich uitstrekt tot in het projectgebied. Er zijn wat betreft de hinder van de omgeving op het project dus geen belemmeringen. De realisatie van het initiatief leidt ook niet tot hinder op omliggende milieugevoelige functies of beperking in de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven. Opgemerkt kan worden dat voorheen al een winkelcentrum gevestigd was op de projectlocatie. Verwacht kan dus worden dat de huidige situatie hier reeds op afgestemd is. Hiernaast kan gesteld worden dat activiteiten die mogelijk hinder opleveren (parkeren en expediëren) in de plannen op een goede manier zijn afgeschermd, zodat optredende hinder wordt geminimaliseerd. De realisatie van de beoogde ontwikkeling ter plaatse van het oude winkelcentrum kan dus als een passend initiatief worden beschouwd. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt dus geen belemmering voor de ontwikkeling van het project.
9
Bedrijven en milieuzonering, Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 2009
SAB
27
1.8 1.8.1
Overige aspecten Water provinciaal beleid De provincie heeft haar beleid voor water nader vastgelegd in het waterhuishoudingsplan “Water leeft in Gelderland”. Het waterhuishoudingsplan heeft als doel om in 2030 het waterbeheer volledig op orde te hebben ten behoeve van de maatschappelijke functies. Hiervoor worden in het waterhuishoudingsplan de volgende ordeningsprincipes gehanteerd: − waterkwantiteit: vasthouden – bergen – afvoeren; − waterkwaliteit: niet vervuilen – zuinig gebruiken – hergebruik – schoonmaken. Voor stedelijke ontwikkelingen zijn in het waterhuishoudingsplan de volgende uitgangspunten opgenomen: − afkoppelen waar mogelijk; − infiltreren waar mogelijk, gezien de bodem en het grondwatersysteem; − elke verandering van het rioolstelsel leidt tot scheiden van regen- en afvalwater; − voorgenomen activiteiten beïnvloeden de geohydrologie niet: scheidende lagen blijven intact; geen effecten bij (ondergronds) bouwen. Het projectgebied heeft de functie stedelijk gebied. Zowel in nieuw als in bestaand stedelijk gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Het water in de stad wordt met het omringend watersysteem als één geheel beschouwd. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel voorkomen worden. regionaal beleid Het projectgebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Rijn en IJssel. In de ‘Watervisie van het Waterschap Rijn en IJssel’ beschrijft het waterschap hoe zij aankijkt tegen de gewenste ruimtelijke inrichting van haar beheersgebied om de wateropgaven duurzaam op te lossen. De onderstaande aandachtspunten worden genoemd: − om regionale wateroverlast te voorkomen, is voor de aanpak ‘vasthouden, bergen en afvoeren’ gekozen; − uitgangspunt is dat schoon regenwater van daken en verhardingen niet via de riolering moet worden afgevoerd. Bij nieuwe rioolstelsels dient eerst te worden gekeken of infiltratie van regenwater mogelijk is en pas daarna of het regenwater geloosd kan worden op oppervlaktewater. Een verbeterd gescheiden rioolstelsel is hierbij het uitgangspunt; − voor het afkoppelen van regenwater wordt de aan- en afkoppelbeslisboom van het Waterschap Rijn en IJssel gehanteerd; − het afkoppelen van verhard oppervlak wordt als belangrijk alternatief gezien voor het vergroten van de bergingscapaciteit van de riolering. Schoon (hemel)water moet zo min mogelijk via het vuilwaterriool worden afgevoerd. Schoon hemelwater moet zo veel mogelijk worden afgekoppeld en bij voorkeur worden geïnfiltreerd zodat het grondwater wordt aangevuld; − bij het aanpassen van bestaande riolering staat eveneens het reduceren van de vuillast naar het oppervlakte voorop; − stimuleren van het gebruik van niet-uitloogbare bouwstoffen. gemeentelijk beleid
SAB
28
Het Waterplan Rheden en Rozendaal bevat een integrale visie van genoemde gemeenten en de waterschappen Veluwe en Rijn en IJssel op het waterbeheer en een aantal daaraan gekoppelde maatregelen. De visie is een beeldbeschrijving van de situatie in het jaar 2025. Wat betreft riolering en hemelwaterafvoer zijn de volgende ambities uitgesproken: − maximaal afkoppelen tegen de laagst maatschappelijke kosten; − geen ongezuiverde lozingen op bodem en oppervlaktewater in 2006; − doelmatige riolering (optimalisatie waterketen); − duurzaamheidsprincipes toepassen voor de afvalwaterketen (vasthouden/bergen/ afvoeren) en waterketen schoonhouden/scheiden/reinigen. water in Bestemmingsplan Velperbroek In het kader van het bestemmingsplan “Velperbroek, Velp” is het aspect ‘waterhuishouding’ bestudeerd en is een onderzoek naar de waterhuishouding uitgevoerd (Aveco De Bondt, 18 juni 2002). Op basis hiervan is een waterparagraaf opgesteld, die in het bestemmingsplan is opgenomen. In de waterparagraaf wordt opgemerkt dat, omtrent de afweging om ter plaatse het nieuw te bouwen complex toe te laten, de locatie gelegen is in de bebouwde kom. Het betreft vervangende nieuwbouw. Er is daarom geen sprake van een verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie. Het watersysteem wordt verder, zo blijkt uit het uitgevoerde onderzoek, niet door de bouw beïnvloed. Het realiseren van watergangen is bij deze locatie niet aan de orde. Wat betreft de opvang van overtollig regenwater, is gekeken naar de mogelijkheden om water eerst zoveel mogelijk vast te houden, vervolgens het overtollige water tijdelijk te bergen en in de laatste plaats naar het afvoeren van water. Op basis van het uitgevoerde onderzoek, wordt geconcludeerd dat het hemelwater gescheiden kan worden afgevoerd. Gesteld wordt dat bij de uitwerking van het inrichtingsplan nader onderzocht dient te worden op welke wijze het hemelwater vastgehouden kan worden, danwel tijdelijk geborgen kan worden (daarvoor zijn potenties aanwezig), danwel op welke wijze het hemelwater kan worden afgevoerd naar oppervlaktewater. water bij de voorliggende plannen Binnen de voorliggende plannen is het realiseren van watergangen of voorzieningen in de vorm van bijvoorbeeld wadi’s niet aan de orde. Aangesloten zal worden op de eerdere bevindingen zoals vermeld in het bestemmingsplan Velperbroek. Uitgangspunt is dat het hemelwater gescheiden van het rioolwater aangeboden wordt. Het hemelwater zal hierbij naar de vijvers bij het knooppunt Velperbroek worden afgevoerd. Hierbij zal worden voldaan aan de gemeentelijke regels voor het afkoppelen en afvoeren van water. 1.8.2
Flora en fauna Bij ruimtelijke ingrepen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden van het projectgebied. Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur van toepassing. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet. Voorheen was ter plaatse van het projectgebied een winkelcentrum gelegen met de daarbij behorende verharding. Deze is enige tijd geleden gesloopt. In het projectge-
SAB
29
bied zijn momenteel een supermarkt, een bakker, en een cafetaria gehuisvest, in een tijdelijke voorziening. Het overige deel van het projectgebied is braakliggend. De gemeente Rheden acht een onderzoek naar flora en fauna niet noodzakelijk. Verwacht wordt dat er geen natuurwaarden in het kader van de natuur wet- en regelgeving in het projectgebied aanwezig zijn. 1.8.3
Cultuurhistorie en archeologie Cultuurhistorie Er bevinden zich geen cultuurhistorisch waardevolle elementen op of in de nabijheid van de projectlocatie. De projectlocatie is gelegen in een woonwijk uit de jaren zestig van de vorige eeuw. Er hoeven dus ook geen cultuurhistorische waarden verwacht te worden. Geconcludeerd kan worden dat het project geen cultuurhistorische waarden schendt. Archeologie Algemeen Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Archeologisch onderzoek zal moeten worden uitgevoerd indien sprake is van een hoge of middelhoge trefkans, of indien het projectgebied niet is gekarteerd. Uit de Wateratlas Gelderland blijkt dat het projectgebied niet is gekarteerd.
projectgebied in uitsnede kaart Wateratlas Gelderland
Onderzoeken De gemeentelijke archeoloog Defilet heeft in 2007 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd op basis van voorhanden gegevens met als doel aan te tonen of archeologische resten aanwezig kunnen zijn in het projectgebied. De initiatiefnemer heeft “Past2Present-ArcheoLogic” verzocht om een ‘second opinion’ aangaande de bevindingen en conclusies van het onderzoek van Defilet. Hieronder volgen beknopt
SAB
30
10
de resultaten van het onderzoek van Defilet op basis van een notitie opgesteld door Past2Present-Archeologic gevolgd door de bevindingen van Past2PresentArcheoLogic. Voor meer gegevens en onderzoeksresultaten wordt verwezen naar de notitie in de separate bijlagen. archeologisch bureau onderzoek Defilet 2007 Uit het archeologisch onderzoek van Defilet blijkt dat het plangebied op de concept archeologische verwachtingskaart van de gemeente Rheden een lage verwachtingskans heeft. Uit het onderzoek blijkt verder dat de bodemopbouw van het projectgebied bestaat uit kom- en oeverwalafzettingen. In het projectgebied is de archeologische verwachting van komafzettingen en oeverwalafzettingen respectievelijk laag en middelhoog tot hoog. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat de aanwezigheid van een nederzetting uit de laat Romeinse tijd niet kan worden uitgesloten op basis van een schatvondst in 1851, circa 160 m ten noorden van het projectgebied. Uit een studie van een kadastrale situatiekaart uit 1832 is gebleken dat er een oude boerderij heeft gestaan ter plaatse van het projectgebied. Gesteld wordt dat de archeologische verwachtingskans op die locatie middelhoog is, omdat boerderijen uit de Nieuwe Tijd vaak werden gebouwd op nederzettingen uit de Middeleeuwen. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat voor het projectgebied een lage verwachtingskans kent voor de Prehistorie, Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Daarnaast wordt in het onderzoek geconcludeerd dat de archeologische verwachting voor de Romeinse Tijd en de locatie van de boerderij middelhoog is. Geadviseerd wordt een booronderzoek uit te voeren. notitie second opinion Past2Present-Archeologic Uit de notitie blijkt dat het projectgebied op basis van de archeologische verwachtingskaart voor de bebouwde kommen (Willemse, 2005) is gelegen in een gebied met een ondergrond bestaande uit komafzettingen. In de notitie komt naar voren dat geen Romeinse vindplaatsen bekend zijn in dergelijke gebieden. Tot de vorige eeuw, toen de wijk Nieuw Velp-Zuid werd gebouwd, was de Velperbroek een langgerekt en laaggelegen, groen en nat gebied, dat niet geschikt was voor bewoning. De archeologische verwachting wordt om die reden laag geschat. Daarnaast blijkt uit de notitie op basis van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente (RAAP, 2003) dat de locatie van de schatvondst in 1851 op circa 1000 m van het projectgebied heeft plaatsgevonden op de flank van een stuwwal, in tegenstelling tot de 160 m uit het onderzoek van Defilet. Er is dus geen aanleiding om te veronderstellen dat zich in de directe nabijheid van de projectlocatie vindplaatsen bevinden. Uit een studie van een kadastrale situatiekaart uit 1832, gedaan door Defilet, is gebleken dat er een oude boerderij met een mogelijke middeleeuwse basis heeft gestaan ter plaatse van het projectgebied. Past2Present stelt dat uit de gepresenteerde gegevens van het onderzoek van Defilet niet valt op te maken dat het een boerderij betreft. Past2Present stelt dat het een gebouw betreft zonder bijgebouwen, gelegen in een broekgebied. In de late Middeleeuwen waren mensen in staat dergelijke gronden te bedijken, maar het bleven tot in de Nieuwe Tijd marginale vestigingslocaties. 10
Past2Present-Archeologic, Notitie 256, Second opinion archeologie winkelcentrum Velperbroek te Velp, project: 789, 10 maart 2008.
SAB
31
Past2Present geeft hiermee aan dat er geen Middeleeuwse vondsten te verwachten zijn. In de notitie wordt geconcludeerd dat de archeologische verwachting voor het gebied laag is. Geadviseerd wordt om geen nader archeologisch onderzoek uit voeren. 11
memo gemeentelijk archeoloog De gemeentelijk archeoloog heeft in een memo een reactie gegeven op de bovengenoemde second opinion. Er is uiteindelijk voor gekozen dat de ontwikkelaar de graafwerkzaamheden archeologisch zal laten begeleiden en hierover de Archeologische Werkgemeenschap Nederland vroegtijdig zal informeren. Aangezien uit de archeologische onderzoeken blijkt dat geen archeologische waarden verwacht hoeven te worden, zal er geen nader archeologisch veldonderzoek uitgevoerd worden. 1.8.4
Verkeer en parkeren verkeer Het plangebied wordt voor autoverkeer ontsloten op de President Kennedylaan en de Lepelaarstraat. Voor vrachtverkeer wordt het projectgebied ontsloten op de Meerkoetstraat. Het parkeerterrein tussen de Churchillflat en het winkelcentrum alsmede het parkeerdek zijn toegankelijk vanaf Lepelaarstraat en de President Kennedylaan. Het parkeerterrein en het parkeerdek kunnen ook via deze wegen verlaten worden, waarbij geldt dat het niet mogelijk is vanaf het parkeerterrein linksaf de President Kennedylaan op te rijden richting knooppunt Velperbroek. Bij de feitelijke inrichting van het terrein zal ook gezorgd worden voor een afgescheiden weg vanaf de Lepelaarstraat voor de bewoners van de aanliggend drive-in woningen en voor de gebruikers van het parkeerdek zoals dat in het bouwplan is opgenomen. Het ontsluitingsverkeer kan worden opgenomen in het heersende verkeersbeeld op deze wegen. parkeren algemeen Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald door de aard en omvang van de activiteit waarin het plan voorziet. Om de parkeerbehoefte te bepalen is gebruik gemaakt van de normen die behoren bij de bouwverordening, welke normen zijn afgeleid van de parkeerkencijfers van het CROW
12
.
Voor het vaststellen van de parkeerbehoefte is op basis van de normen bepaald hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn bij het te realiseren bouwplan. Hierbij is ook de parkeerbehoefte vanuit de Churchillflat en de drive-in woningen betrokken. In de toale parkeerbehoefte wordt voorzien door de aanleg van het parkeerdek en de openbare parkeerplaatsen.
11 12
Memo gemeentelijke archeoloog Martijn Defilet gedateerd 8 april 2008 CROW, ‘parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering’, 2004.
SAB
32
In het projectgebied zijn momenteel een supermarkt, een bakker, en een cafetaria tijdelijk gehuisvest tot uiterlijk 13 juni 2010. De beoogde ontwikkeling omvat de nieuwbouw van 106 appartementen en de realisatie van een winkelcentrum met de daarbij behorende parkeer- verkeer en groenvoorzieningen. In de huidige situatie genereert het plangebied daarom een lagere parkeervraag in tegenstelling tot de nieuwe situatie. De realisatie van de 106 appartementen en het winkelcentrum betekenen een uitbreiding van de parkeerbehoefte waarin het plan in voldoende mate moet voorzien. parkeerbalans In het kader van de ontwikkelingen in het projectgebied is door ingenieursbureau 13 Oranjewoud B.V. een onderzoek gedaan naar de parkeerbalans voor dit gebied. Door een aantal wijzigingen in het bouwplan is de parkeerbalans gewijzigd. Oranjewoud heeft opnieuw een onderzoek gedaan naar de parkeerbalans en de resultaten 14 daarvan verwerkt in een notitie . Voor uitgebreide onderzoeksresultaten wordt verwezen naar de notitie in de separate bijlagen. Uit de notitie blijkt dat in de parkeerbalans uit januari 2006 is gerekend met een parkeernorm uit de gemeentelijke bouwverordening van 1,4 parkeerplaatsen per woning. Hiernaast zijn de gemeentelijke normen gebruikt voor de te realiseren winkelruimten. Deze normen worden verklaard in het hierboven genoemde onderzoek. Op basis van de meest recente parkeerbalans van het meest recente bouwplan blijkt dat de parkeernorm van de woningen is verhoogd naar 1,42 parkeerplaatsen per woning (gerekend op het piekmoment, een koopavond). Op een doordeweekse avond is de parkeernorm 2,36 parkeerplaats per woning. In totaal omvat het plan 277 parkeerplaatsen, waarvan 143 op het parkeerdek,16 parkeerplaatsen aan de Reigerstraat en 118 parkeerplaatsen op het maaiveld ten zuiden van de geprojecteerde bebouwing. Deze parkeerverdeling is opgesteld op basis van de verwachte parkeervraag vanuit de nieuw te bouwen appartementen, de bestaande woningen rondom het projectgebied, het bruto vloeroppervlak van de winkelvoorzieningen en personeel ten behoeve van de winkelvoorziening. Uit de meest recente parkeerbalans blijkt dat voldoende parkeercapaciteit is geprojecteerd in het nieuwe bouwplan door een grotere overcapaciteit in vergelijking met de eerder opgestelde parkeerbalans. conclusie De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de haalbaarheid van het plan. Gezien de beoogde parkeercapaciteit hoeven voor de omgeving geen parkeerproblemen te worden verwacht.
13
Oranjewoud B.V., Haalbaarheidsonderzoek ontwikkeling winkelcentrum Velp, projectnummer: 160530, revisie 2, januari 2006.
14
Oranjewoud B.V., Parkeerbalans winkelcentrum Velperbroek, kenmerk: 7024-181048, februari 2008.
SAB
33
1.9
Economische uitvoerbaarheid Het project wordt op particulier initiatief gerealiseerd. De kosten van het project komen voor rekening van initiatiefnemer, Bouwfonds Ontwikkeling B.V., en het project zal derhalve geen financiële consequenties hebben voor de gemeente Rheden. Bouwfonds verwacht het project rendabel te kunnen exploiteren. De initiatiefnemer heeft voor dit plan een exploitatieopzet gemaakt, daaruit blijkt dat het plan financieel haalbaar is. In een samenwerkingsovereenkomst zijn afspraken vastgelegd tussen de initiatiefnemer en de gemeente Rheden met betrekking tot de beoogde ontwikkeling. De kosten in verband met de realisatie zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor het volgen van de artikel 19-procedure worden via de gemeentelijke legesverordening aan de initiatiefnemer doorberekend. Aldus is de economische uitvoerbaarheid van voorliggend project voldoende gewaarborgd.
1.10
Zienswijzen Het ontwerpbesluit tot het verlenen van vrijstelling op grond van artikel 19, lid 2 WRO heeft voor eenieder ter inzage gelegen voor zienswijzen. Burgemeester en wethouders hebben die zienswijzen voorzien van een reactie. Onderhavige ruimtelijke onderbouwing is na de ontvangst van bezwaren tegen de verlening van vrijstelling en bouwvergunning voor het project, bijgesteld.
1.11
Conclusie Geconcludeerd kan worden dat het project, overeenkomstig de in de vorige paragrafen gegeven omschrijving van het project en het projectgebied, ruimtelijk inpasbaar is en geen onaanvaardbare negatieve effecten heeft op de in de omgeving aanwezige waarden en belangen.
SAB
34