AVS ONDERWIJSZORG EN ONTWIKKELPROFIEL Schooljaar 2012/13
Willibrordus - Breukelen BRIN nummer 03UB 30 januari 2013, Breukelen
1
INHOUDSOPGAVE
Inhoud
2
1. INLEIDING In dit AVS OnderwijsZorg en OntwikkelProfiel® (AVS-OZOP®) wordt een beeld gegeven van de voorzieningen die de school heeft als het gaat om het bieden van Passend onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Het AVS-OZOP® wordt opgesteld vanuit eigen gegevens en aangevuld met gegevens van de studiedag ` Kind op de Gang®’ . Uit dit profiel blijkt of de school voldoet aan de basiszorg die het samenwerkingsverband is vastgesteld. Bovendien wordt aangegeven voor welke leerlingen met extra zorg het team een aanpak heeft en voor welke onderwijsbehoeften het team niet competent is en de school als organisatie niet is toegerust. Op basis van dit profiel kan de schooldirectie een goede gesprekspartner zijn voor bestuur, ouders, samenwerkingsverband, het speciaal onderwijs en organisaties voor welzijn en zorg. Het schoolbestuur en het samenwerkingsverband kunnen op basis van alle onderwijszorgprofielen beleid ontwikkelen om te voldoen aan de zorgplicht voor het bieden van Passend onderwijs aan alle leerlingen uit de regio. De profielen van alle scholen vormen verder een belangrijke bouwsteen voor het ontwikkelen van beleid op onder andere de zorgtoewijzing, de verdeling van middelen en het arrangeren van een goede match tussen leerling en de school van plaatsing in de regio (ondersteuningsplan). De gegevens uit dit profiel worden jaarlijks bijgesteld. Als blijkt dat dit consequenties heeft voor de conclusies in het onderwijszorgprofiel, wordt het profiel herzien. Ook de vertaling van het onderwijszorgprofiel, zoals dat jaarlijks in de schoolgids wordt opgenomen, wordt in dat geval herzien. De ambities die in het AVS-OZOP® zijn opgesteld kennen een dynamisch verloop. Na vier jaar (of eerder) zijn er in uw school zaken verbeterd en gewijzigd, reden genoeg om het onderwijszorgprofiel aan te vullen of te wijzigen. Zo blijft het AVS-OZOP® van uw school een dynamisch document. Daar waar in de wettekst wordt gesproken over een ‘schoolondersteuningsprofiel’ wordt er in het referentiekader de term ‘onderwijszorgprofiel’ gehanteerd. De AVS heeft ervoor gekozen om de term OnderwijsZorg en OntwikkelProfiel te gebruiken. De medezeggenschapsraad van de school heeft adviesrecht bij de vaststelling van het schoolondersteuningsprofiel.
3
2. ALGEMENE GEGEVENS DATUM INVULLING NAAM VAN HET BEVOEGD GEZAG NAAM VAN DE SCHOOL SOORT SCHOOL BRINNUMMER NUMMER SWV VANAF 1-8-2013 NAAM WSNS - SWV
30 januari 2013 SKSWW Willibrordus - Breukelen PO 03UB 2604 SWV Woerden, Breukelen Maarssen (67)
ADRES POSTCODE PLAATS TELEFOONNUMMER MAILADRES
GS van Ruwiellaan 1 3621 XD Breukelen 0346-261832
[email protected]
NAAM SCHOOLLEIDER
JM Launspach
SCHOOLCONCEPT IDENTITEIT
Ontwikkelingsgericht onderwijs Katholiek onderwijs
Schooljaar 2009/10 AANTAL LEERKRACHTEN (FEITELIJK) 30 AANTAL LEERLINGEN – 1 OKTOBER 385 VASTGESTELD (G)MR VASTGESTELD BEVOEGD GEZAG
2010/11 30 389
2011/12 30 389
2012/13 31 380
-
Dit document is geaccordeerd door: Naam:
___________________________________
Handtekening bevoegd gezag: ___________________________________
4
3. TELGEGEVENS SCHOOLJAAR
09/10
10/11
11/12
12/13
ALGEMEEN VOOR DE SCHOOL INCLUSIEF EVENTUELE RUGZAK LEERLINGEN LEERLINGEN 385
389
389
399
AANTAL GEÏNDICEERDE LEERLINGEN GEDURENDE HET BETREFFENDE SCHOOLJAAR CLUSTER 1 CLUSTER 2 CLUSTER 3 CLUSTER 4
0 5 1 1
0 5 1 0
0 5 3 0
0 3 3 2
LEERLINGEN 0
1
0
0
IMPULSGEBIED Nee
Nee
Nee
Nee
0 410 0,3 0 1,2 0
411 0 0
410 0 0
409 0
3 1 0 0 0 1 0 0 0 0
4 0 0 0 0 0 0 0 0 0
2 0 0 0 0 0 0 0 0 0
AANTAL THUISZITTERS
IMPULSGEBIED
GEWICHTEN
VERVROEGDE UITSTROOM / VERWIJZING REGULIERE BAO SBO SO CLUSTER 1 SO CLUSTER 2 SO CLUSTER 3 SO CLUSTER 4 VERVROEGD NAAR OPDC VERVROEGD NAAR VO VERVROEGD NAAR PRO REBOUNDVOORZIENING
2 1 0 0 0 1 0 0 0 0
UITSTROOM NAAR VOORTGEZET ONDERWIJS (NA GROEP 8) VSO PRO LWOO VMBO – BRUGKLAS (ZONDER LWOO) HAVO – VWO BRUGKLAS HAVO VWO
0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 22 3 17 10
0 0 0 23 7 17 8
0 0 1 21 4 17 9 5
SCHOOLJAAR
09/10 GYMNASIUM 0
10/11 1
11/12 0
12/13 1
6
4. BASISZORG EN EXTRA ZORG Omschrijving basiszorg en extra zorg A. Wat is de vastgestelde basiszorg van het samenwerkingsverband waarin door de gezamenlijke scholen moet worden voorzien? Onderwijsbehoeften voortkomend uit het autistisch spectrum
De school is in staat aan de onderwijsbehoeften te voldoen door: Het visualiseren en concretiseren/kaderen van de lesstof; Gestructureerd aanbod van activiteiten en instructie te bieden; Kort en helder taalgebruik te hanteren; Het werken vanuit voor de leerling duidelijke afspraken en regels; Het begeleiden en benoemen van sociale interacties en de afstemming op anderen; Het zoeken van aansluiting bij de interesse van de leerling.
Leerkrachten beschikken onder meer over de volgende vaardigheden: Besef dat de leerling zich moeilijk kan inleven in de ander en hier ook naar handelen (begri p en inlevingsvermogen); Inzicht in groepsdynamische processen om adequaat te kunnen handelen in geval van pest en; Het kunnen onderscheiden van talenten van de leerling en deze in kunnen zetten; Besef dat relationele groei moeizaam tot stand komt.
Onderwijsbehoeften voortkomend uit concentratieproblemen, mogelijk gecombineerd met hyperactief gedrag
7
De school is in staat aan de onderwijsbehoeften te voldoen door: Het voorstructureren van activiteiten; Het voorbereiden van vrije situaties; Het geven van duidelijke en concrete instructie vanuit diverse invalshoeken; Het herhalen van lesstof en instructie; Het bieden van een afwisselend programma tussen denken en doen; Het leggen van nadruk op complimenten bij goede, sociale interacties; Het inbouwen van motorische activiteiten; Het bieden van een prikkelvrije omgeving.
Leerkrachten beschikken onder meer over de volgende vaardigheden Het niet laten leiden door gedragingen maar het kind en zijn onvermogen achter het gedra g te blijven zien; In staat onrust te signaleren en het lesprogramma flexibel te kunnen inzetten als de onrust te groot wordt. De vaardigheid om onrust om te buigen in wenselijke gedrag.
Onderwijsbehoeften voortkomend uit internaliserende gedragsproblemen waaronder faalangst
De school is in staat aan de onderwijsbehoeften te voldoen door: Een pedagogisch klimaat te scheppen waarbinnen het mogelijk is succeservaringen te creë ren evenals ruimte voor individuele aanmoedigingen; Een onderwijsprogramma aanbieden waarbinnen mogelijkheden zijn voor het aanleren va n positieve/helpende gedachten en coping vaardigheden; Het hanteren van een pestprotocol; Het hanteren van een eenduidige aanpak en consequenties voor ongewenst gedrag;
8
Het aangaan van een functionele samenwerking met ketenpartners als het gaat om de beh oefte aan specifieke ondersteuning danwel trainingen.
Leerkrachten beschikken over de volgende vaardigheden: In staat te investeren in een vertrouwensband en communicatief vaardig; In staat een goede groepssfeer te creëren; In staat tot vroegtijdig signaleren; Zinvolle en eenduidige feedback gericht op het gedrag en niet het kind zelf; Het aanleren van vaardigheden passend bij de ondersteuningsbehoefte van het kind.
Onderwijsbehoeften voortkomend uit leerproblemen
De school is in staat aan de onderwijsbehoeften te voldoen door: De leerling extra tijd te geven bij het lezen van teksten of het maken van rekenopgaven; Het inzetten van compenserende middelen, binnen het curriculum ruimte voor herhaling e n extra oefening; Het opstellen en uitvoeren van aangepaste didactische leerlijnen op basis van de specifiek e onderwijsbehoefte; Het toepassen van de benodigde protocollen inzake dyslexie en dyscalculie.
Leerkrachten beschikken over de volgende vaardigheden: Het signaleren van leerproblemen; Het aanbieden van stapsgewijze en meerdere oplossingsstrategieën; Het kunnen opstellen en uitvoeren van didactische leerlijnen in de vorm van een ontwikkel ingsperspectief; Het kunnen differentiëren binnen de gebruikte methodieken.
9
Onderwijsbehoeften voortkomend uit hoogbegaafdheid
De school is in staat aan de onderwijsbehoeften te voldoen door: Lesstof te compacten en verrijken middels eigen leerlijnen; Het aanbieden van uitdagende leerstof vanuit meerdere invalshoeken Het omgaan met gelijkgestemden mogelijk te maken. Aansluiting bij leeftijdsgenoten die niet hoogbegaafd zijn te bevorderen
Leerkrachten beschikken over de volgende vaardigheden: Het aanpassen van de leerlijnen aan de specifieke onderwijsbehoefte van het kind; Het erkennen van de onderwijsbehoefte van de leerling en het inspelen op de creativiteit van de leerling.
B. Wat is de vastgestelde extra zorg van het samenwerkingsverband waarin door de gezamenlijke scholen moet worden voorzien? Onderwijsbehoeften voortkomend uit een visuele beperking
De school is in staat aan de onderwijsbehoeften te voldoen door: Het geven van betekenisvol onderwijs middels gebruik van concreet, werkelijkheidsgetrou w materiaal; Het bieden van een voorspelbare, geordende leeromgeving; Het aanbieden van lesstof vanuit meerdere invalshoeken; Naast didactiek ook extra aandacht bieden voor zelfstandigheid, zelfredzaamheid en de so ciale component; Gericht te zijn op het versterken van compenserende vaardigheden; Het onderwijs sterk te richten op maatschappelijke participatie.
10
Leerkrachten beschikken over de volgende vaardigheden: Het beschrijvend en beeldend kunnen uitleggen; Abstracte zaken concreet kunnen maken voor leerlingen; Het planmatig en voorspelbaar kunnen communiceren; Aansluiten op de specifieke onderwijsbehoefte van het betreffende kind.
Onderwijsbehoeften voortkomend uit auditieve beperking
De school is in staat aan de onderwijsbehoeften te voldoen door: Het aanpassen van de auditieve communicatie (tempo, articulatie etc.); Het aanbieden van informatie vanuit verschillende invalshoeken (visuele ondersteuning); Het voortdurend checken tussen zender en ontvanger om zekerheid over de juistheid van het gehoorde te krijgen; De leerling de ruimte te geven om informatie te verwerken op eigen tempo.
Leerkrachten beschikken over de volgende vaardigheden: het afstemmen van de wijze van spreken (nadrukkelijk articuleren, langzaam spreken, leerl ing aankijken, stilstaan); het hanteren van meerdere leerstijlen en gebruik maken van concreet materiaal het gebruik van lichaamstaal en pictogrammen; in staat zijn de wijze van instructie af te stemmen (korte opdrachten, niet teveel taal, veel herhalen, vaak checken of instructie overgekomen is etc.); in staat zijn overzichtelijk te werken, het creëren van een voorspelbare omgeving en laten zien van voorspelbaar gedrag; het bieden van ruimte en veiligheid, aandacht voor gespreksvoering binnen een groepssetting.
11
Onderwijsbehoeften voortkomend uit een verstandelijke beperking
De school is in staat aan de onderwijsbehoeften te voldoen door: Meer instructie- en verwerkingstijd aan te bieden evenals herhaling en extra uitleg; In staat te zijn om lesstof te concretiseren en in stappen, enkelvoudig aan te bieden; Veel aandacht te schenken aan het vergroten van de sociale en praktische zelfredzaamheid; Communicatie vanuit meerdere invalshoeken aan te bieden; Ten aanzien van de sociale ontwikkeling heldere omgangsregels te hanteren, externe sturing toe te passen en aanbod te bieden ter verbreding van sociale vaardigheden.
Leerkrachten beschikken over de volgende vaardigheden: het aanpassen van het aanspreekniveau en hier flexibel mee om kunnen gaan; het aanbieden van extra instructie, herhaling en controle en het hebben van geduld hierbij; het abstractieniveau van lesstof concretiseren en stapsgewijs aanbieden; het kunnen omgaan met disharmonische profielen; het kunnen bieden van een gestructureerde leeromgeving;
Onderwijsbehoeften voortkomend uit een lichamelijke beperking
De school is in staat aan de onderwijsbehoeften te voldoen door: Fysieke toegang tot het gebouw mogelijk te maken; Aanpassing in het curriculum op basis van de (medische) onderwijsbehoeften voortkomend uit de beperking. 12
Leerkrachten beschikken over de volgende vaardigheden: In staat om integratie met niet-gehandicapte leeftijdgenoten te realiseren; In staat om fysieke aanpassingen en specifieke maatregelen door te voeren zoals medicijn gebruik, dieet, toepassing van aangepaste materialen etc.
Onderwijsbehoeften voortkomend uit bovengemiddeld externaliserend en/of internaliserend gedrag
De school is bij externaliserend gedrag in staat aan de onderwijsbehoeften te voldoen door: Het aanbieden van een gestructureerde leeromgeving waarin verwachtingen helder en co ncreet zijn; Het aanbieden van lesstof op niveau van de leerling waarbij een succeservaring behaald kan worden; Het bieden van een geïntegreerd onderwijsprogramma waarin didactische en sociaalemotionele doelstellingen worden gerealiseerd; De mogelijkheden om binnen de klas of school een time-out vorm en inhoud te geven. Een passend aanbod te bieden in samenwerking met ketenpartners.
De school is bij internaliserend gedrag in staat aan de onderwijsbehoeften te voldoen door: Het aanbieden van een veilige onderwijssetting waarin succeservaringen centraal staan; Het bieden van een geïntegreerd onderwijsprogramma waarin didactische en sociaalemotionele doelstellingen worden gerealiseerd vanuit positieve verwachtingen; Gebruik van ondersteunende methoden binnen de school met als doel het aanleren van p ositieve/helpende gedachten (RET) en coping vaardigheden; Het aanbieden van een passend aanbod in samenwerking met ketenpartners.
13
Leerkrachten beschikken over de volgende vaardigheden: Benadering vanuit een respectvolle en consequente houding; Zelfvertrouwen uitstralen en leerlingen op gedrag beoordelen, niet op persoon; In staat zijn escalaties terug te brengen naar aanvaardbaar niveau; Heldere en concrete instructie; Het doorzien van groepsprocessen en het preventief optreden ter voorkoming van sociale onveiligheid binnen de groep; In staat om de leerlingen succeservaringen te laten opdoen door afgestemde, uitdagende t aken aan te bieden en de benodigde ondersteuning hierbij te bieden; Alert zijn op pestgedrag binnen de groep en effectieve maatregelen ter voorkoming hierva n kunnen nemen; Het opbouwen van een vertrouwensband met de leerling.
Onderwijsbehoeften voortkomend uit non-verbale leerstoornissen
De school is in staat aan de onderwijsbehoeften te voldoen door: Instructie op meerdere manieren aan te bieden; De lesstof in kleine stappen aan te bieden; De mogelijkheid om veel herhaling aan te bieden; Het gebruik van compenserende middelen te integreren in het onderwijsaanbod; Het bieden van een gestructureerde en veilige leeromgeving waarbinnen de voorspelbaar heid en veiligheid groot is.
Leerkrachten beschikken over de volgende vaardigheden: Het bieden van korte en duidelijke instructie vanuit meerdere invalshoeken; Focus op datgene wat de leerling doet in plaats van de leerling zegt; Ondersteunen van het interpreteren van non-verbaal gedrag; In staat om veiligheid in de groep te creëren. 14
C. Inventarisatie van aantal leerlingen per groep vallend onder extra zorg
Aantal met extra zorg
Zonder financiële middelen Door school gefinancierd
Door bestuur gefinancierd
Door SWV gefinancierd
Anders gefinancierd
Combinatie van voorgaande
1/2 a 1/2b 1/2c 1/2d 3a 3b 4a 4b 5a 5b 6a 6b 7a 7b 8a 8b -
Aantal in de gehele groep
Groep
Aantal leerlingen in de groep met extra zorg
27 29 29 28 22 20 23 24 26 26 26 24 23 24 23 25 -
3 4 2 5 2 5 5 5 0 6 3 6 6 4 1 3 -
3 4 2 4 0 2 3 5 2 6 3 3 5 4 1 0 -
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 -
0 0 0 1 1 1 5 5 1 0 0 0 1 0 0 1 -
0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 3 0 0 0 1 -
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 -
0 0 0 0 1 1 1 0 1 6 0 0 0 0 0 2 -
15
5. INTERNE EN EXTERNE ZORGSTRUCTUUR INTERNE ZORG AARD VAN DE ONDERSTEUNING Schoolleider Leerkracht met speciale taken Intern begeleider/ zorgcoördinator (Motorische) remedial teacher LGF Begeleider Onderwijsassistent – klassenassistent SoVa – faalangstreductietrainer Stagiaires Logopedist Leraar in Opleiding (LIO) Ouderhulp Hoogbegaafdenspecialist Rekenspecialist Taal – dyslexiespecialist Gedragsspecialist Orthopedagoog OOP met behandeltaken Schoolmaatschappelijk werk Ondersteuning anders
KLOKUREN 3 8 32 30 32 8 2 0 0 0 0 0 4 -
AANTAL PERSONEN 2 1 2 1 2 1 2 1 -
DEELNAME ZAT Ja Nee Ja Nee Nee Nee Nee Nee -
KLOKUREN 1 1 1 2 2
AANTAL PERSONEN 4 1 1 1 1
DEELNAME ZAT Nee Nee Nee -
EXTERNE ZORG AARD VAN DE ONDERSTEUNING (Preventief) Ambulant Begeleider SoVa – faalangstreductietrainer Logopedist School Maatschappelijk Werk Schoolverpleegkundige Therapeuten Motorische Remedial Teacher Politie Leerplicht Opvoedingsondersteuning Orthopedagoog Video Interactie Begeleider Permanente Commissie Leerlingzorg Centrum Jeugd en Gezin Schakelklas Hoogbegaafde voorzieningen Ondersteuning anders
16
6a. METHODEN GEBRUIK De volgende methoden worden gebruikt:
Ambrasoft taal en rekenen groepen 1 t/m 8 Basislessen voor het bewegingsonderwijs Begeleiden van kinderen met spellingproblemen BEWEGINGSLESSEN BASISONDERWIJS GOED GELEZEN! VOORTGEZET TECHNISCH LEZEN (OUDE VERSIE, 1997) Jeugdverkeerskranten VVN LEEFWERELD LEESHUIS TECHNISCH LEZEN 2005 Maatwerk MOET JE DOEN DRAMA MOET JE DOEN HANDVAARDIGHEID EN TEXTIELE WERKVORMEN MOET JE DOEN MUZIEK MOET JE DOEN TEKENEN Nieuwsbegrip NIEUWSBEGRIP XL Pennenstreken PLUSPUNT (OUDE VERSIE 1991) 1991 Taal op Maat Taal op Maat spelling TAAL OP MAAT TAAL 2003 4 7 Trefwoord Verkeerskrant WIJZER DOOR DE TIJD (VERSIE 2006) Zien! The team in action
17
6b. ORTHODIDACTISCH – PEDAGOGISCH LEER- EN HULPMIDDELEN In de orthotheek van de school is een groot aantal orthodidactische materialen, additionele hulpmiddelen en programma’s opgenomen, die ingezet kunnen worden bij het bieden van een passend onderwijszorgarrangement. De orthotheek bevat niet alleen materialen van de educatieve uitgeverijen, maar ook materialen die door andere instanties zijn ontwikkeld of worden uitgegeven. Het volgende materiaal is binnen de school aanwezig en hiermee is ervaring opgedaan:
Ambrasoft Babbelspel Bas spreekt een woordje mee Bas woordenschat bloon CITO hulpboeken Compacten rekenen Curiculum kleuters De klepel De moeilijke klas De rekenkast Doos vol gevoelens Fonemisch bewustzijn (werkmap) HGW een handreiking voor de ib-er. N. Pameijer HGW: een handleiding voor het schoolteam. N. Pameijer Huis vol gevoelens Ik ben speciaal Kansrijke taalhoeken Kien Klankkast Knoop het in je oren Kurzweil Leeshuis beginnend lezen Leesladder Luc Koning (lezen) Maatwerk rekenen Nieuwsbegrip Nieuwsbegrip XL PI-dictee Pluspunt Protocol leersproblemen en dyslexie Rekentijger Rekentoppers Remelka Schatkist 18
Schrijfdans Somplex Speciale leesbegeleiding aanvankelijk lezen Speciale leesbegeleiding L. Koning spelling in de lift Tak Time timer Transparant deel 1 en 2 Tutorlezen Utrechtse getalbegrip Vooruit mappen billetjes poep rekenkasten
19
6c. KWALITEITSINSTRUMENTEN De volgende kwaliteitsinstrumenten worden binnen de school gebruikt:
Arbomeester CITO LOVS ParnaSsys inclusief ZIEN Schoolplan WMK-PO Werken met Kwaliteitskaarten
20
6d. VERANTWOORDINGSDOCUMENTEN De volgende verantwoordingsdocumenten worden binnen de school gebruikt:
Financieel jaarverslag Jaargids Jaarverslag Nascholingsplan Ongevallenregistratie Ozop RI&E Schoolgids Schoolplan Strategisch Beleidsplan Taakbeleid Zorgplan Zorgplan WSNS
21
7. INDICATOREN INSPECTIE (BASISZORG) Datum laatste inspectiebezoek: 8 december 2011 1= niet of nauwelijks; 2= onvoldoende; 3= voldoende; 4= in hoge mate KWALITEITSASPECT 1: OPBRENGSTEN 1.1
1.2
1.3
De resultaten van de leerlingen aan het eind van de basisschool liggen ten minste op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie mag worden verwacht. De resultaten van de leerlingen voor Nederlandse taal en voor rekenen en wiskunde tijdens de schoolperiode liggen ten minste op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie mag worden verwacht. De leerlingen doorlopen in beginsel de school binnen de verwachte periode van acht jaar.
4
4
3
3
0
4
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0 0 0
0 0 0
0
0
KWALITEITSASPECT 2: LEERSTOFAANBOD 2.1
2.2
2.3 2.4
Bij de aangeboden leerinhouden voor Nederlandse taal en rekenen en wiskunde betrekt de school alle kerndoelen als te bereiken doelstellingen. De leerinhouden voor Nederlandse taal en voor rekenen en wiskunde worden aan voldoende leerlingen aangeboden tot en met het niveau van leerjaar 8. De leerinhouden in de verschillende leerjaren sluiten op elkaar aan. De school met een substantieel aantal leerlingen met een leerlinggewicht biedt bij Nederlandse taal leerinhouden aan die passen bij de onderwijsbehoeften van leerlingen met een taalachterstand.
KWALITEITSASPECT 3: TIJD 3.1 3.2
De leraren maken efficiënt gebruik van de geplande onderwijstijd. De school heeft voor Nederlandse taal en rekenen en wiskunde de onderwijstijd afgestemd op de behoefte van de leerlingenpopulatie.
KWALITEITSASPECT 5: DIDACTISCH HANDELEN 5.1 5.2 5.3 5.4
De leraren geven duidelijke uitleg van de leerstof. De leraren realiseren een taakgerichte werksfeer. De leerlingen zijn actief betrokken bij de onderwijsactiviteiten. De leraren geven leerlingen de verantwoordelijkheid voor hun planning.
22
KWALITEITSASPECT 6: DIDACTISCH HANDELEN 6.1 6.2 6.3 6.4
De leraren stemmen de aangeboden leerinhouden af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen. De leraren stemmen de instructie af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen. De leraren stemmen de verwerkingsopdrachten af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen. De leraren stemmen de onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen.
0
0
0
0
0
0
0
0
KWALITEITSASPECT 8: ZORG 8.1 8.2
8.3 8.4
De school signaleert vroegtijdig welke leerlingen zorg nodig hebben. Op basis van een analyse van de verzamelde gegevens bepaalt de school de aard van de zorg voor de zorgleerlingen. De school voert de zorg planmatig uit. De school evalueert regelmatig de effecten van de zorg.
3
4
4
4
4 3
4 4
3
3
3
3
3 4 4 3
3 4 4 3
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
KWALITEITSASPECT 8: KWALITEITSZORG 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6
De school heeft inzicht in de onderwijsbehoeften van haar leerlingenpopulatie. De school evalueert jaarlijks de resultaten van de leerlingen. De school evalueert regelmatig het onderwijsleerproces. De school werkt planmatig aan verbeteractiviteiten. De school borgt de kwaliteit van het onderwijsleerproces. De school verantwoordt zich aan belanghebbenden over de gerealiseerde onderwijskwaliteit.
NALEVING WET- EN REGELGEVING NT1a NT1b NT2a NT2b NT3a NT3b NT4a
De inspectie is in het bezit gesteld van de geldende schoolgids (art. 16, lid 2 en 3, WPO). In de schoolgids is informatie opgenomen over standaard gecontroleerde onderdelen (art. 13 WPO). De inspectie is in het bezit gesteld van het geldende schoolplan (art. 16, lid 1 en 3, WPO). In het schoolplan is informatie opgenomen over een of meer standaard gecontroleerde onderdelen (art. 12 WPO). De inspectie is in het bezit gesteld van het geldende zorgplan (art. 19, lid 3, WPO). In het zorgplan is informatie opgenomen over een of meer standaard gecontroleerde onderdelen (art. 19, lid 2, WPO). Er is voldoende onderwijstijd geprogrammeerd om te kunnen voldoen aan de daarvoor gestelde minima (art. 8, lid 7 onder b, WPO).
23
NT4b
Er is maximaal zevenmaal een onvolledige schoolweek geprogrammeerd voor de groepen 3 t/m 8 (artikel 8, lid 7 onder b, WPO).
Ja
Ja
24
8. INDICATOREN HANDELINGSGERICHT WERKEN (BASISZORG) 1= niet of nauwelijks; 2= onvoldoende; 3= voldoende; 4= in hoge mate
1, 2, 3 of 4
A. Pedagogische kenmerken
De omgeving voor leerlingen is veilig De omgeving voor leerlingen is uitdagend De school besteedt structureel aandacht aan de sociaal emotionele ontwikkeling De school is gericht op voorkomen en aanpakken van incidenten Totaaloordeel indicator pedagogische kenmerken
4 2 4 2 3
B. Didactische kenmerken en opbrengstgericht werken
Wij stemmen de instructie af op de verschillen tussen leerlingen Wij werken met methoden en materialen waarmee wij rekening kunnen houden met verschillen tussen leerlingen: a) Op het gebied van taal b) Op het gebied van lezen c) Op het gebied van spelling d) Op het gebied van wiskunde Wij hebben een afgestemd aanbod voor leerlingen met dyslexie Wij hebben een afgestemd aanbod voor leerlingen met dyscalculie Wij stemmen werkvormen af op de onderwijsbehoeften van leerlingen Wij stemmen de verwerking af op de verschillen tussen leerlingen Wij geven onze leerlingen constructieve feedback Bij het onderwijsaanbod houden wij rekening met verschillen tussen leerlingen Wij werken met doorgaande leerlijnen Totaaloordeel indicator didactische kenmerken
4
3 4 3 4 4 2 2 3 2 3 3 3,1
C. Begeleiding (basiszorg)
Wij signaleren vroegtijdig de zorg- en ondersteuningsbehoefte van leerlingen Wij hebben een samenhangend leerlingvolgsysteem Wij werken opbrengstgericht met groepsplannen Wij werken handelingsgericht De leerlingen worden nauw betrokken bij de ondersteuning en evaluatie van de zorg Totaaloordeel indicator begeleiding
4 4 3 3 2 3,2
D. Zorg (extra zorg)
Zorgleerlingen hebben een smart handelingsplan Wij betrekken ouders bij het opstellen van handelingsplannen Wij werken met een ontwikkelingsperspectief voor onze zorgleerlingen Wij evalueren regelmatig de effecten van de zorg op individueel leerling niveau en op niveau van de school Totaaloordeel indicator zorg
4 3 4 3 3,5
25
E. Beleid
Wij hebben onze visie op zorg vastgelegd Onze interne zorgprocedures zijn vastgelegd Wij gaan vertrouwelijk om met informatie over leerlingen Wij werken continu aan het verbeteren van het lesgeven Wij evalueren jaarlijks ons zorgbeleid Wij gaan jaarlijks na of de middelen goed zijn ingezet Totaaloordeel indicator beleid
3 4 4 4 4 4 3,8
F. Organisatie zorg
Onze IB’er coacht en ondersteunt leraren Onze IB’er is goed opgeleid Onze IB’er is goed toegerust Onze IB’er beschikt over voldoende tijd voor zijn/haar takenpakket De rollen en verantwoordelijkheden voor betrokkenen bij de zorg zijn vastgelegd Wij analyseren en benutten systematisch data over de ontwikkeling van leerlingen Wij hebben op school een zorgteam Het zorgteam organiseert snel adequate hulp Wij werken samen met partners uit de omgeving Totaaloordeel indicator organisatie van de zorg
4 3 3 4 4 4 4 4 4 3,8
G. Overdracht
Er is warme overdracht van de vorige instelling naar onze school Er is warme overdracht van onze school naar het vervolgonderwijs / instelling Er is een warme overdracht binnen de school tussen de leerjaren Totaaloordeel indicator overdracht
4 4 4 4
H. OUDERS
De school is geïnteresseerd in de mening van ouders betreffend de kwaliteit van onderwijs De school heeft regelmatige terugkoppeling over het handelingsplan van de zorgleerling naar de ouders De school betrekt ouders bij het opstellen en evalueren van handelingsplannen De ontwikkeling van het kind staat centraal in oudergesprekken Bij oudergesprekken gaat de aandacht uit naar uitwisseling van ervaringen tussen school en ouders Bij aanmelding en plaatsing focust de school op de wederzijdse verwachtingen en verantwoordelijkheden De school ondersteunt ouders bij de overgang naar een andere school Totaaloordeel indicator ouders
4 3 2 4 3 3 4 3,3
26
9. OVERZICHTSTABELLEN Kenmerken van het schoolgebouw
Er is ruimte in een groep voor één-op-één begeleiding. Er is ruimte op de gang voor één-op-één begeleiding Er is een prikkelarme werkplek Er is ruimte voor een time out De lokalen zijn aangepast voor leerlingen met speciale bewegingsbehoeften Er zijn ruimten met specifieke functies voor bewegings- en leerbehoeften (fysio, schooltuin, gym, etc.) Er zijn werkplekken voor leerlingen beschikbaar op de gang of in flexibele ruimten
Nee Ja Ja Ja Nee Ja
Ja
Voorzieningen waarvan de school gebruikmaakt
Time out Schakelklas Hoogbegaafdengroep – plusklas Observatieklas Preventieve ambulante begeleiding Autiklas Voorschool (VVE) Regionale voorzieningen Expertisecentrum
Ja Nee Ja Nee Nee Nee Nee Ja Ja
Voorzieningen waarvan de school gebruikmaakt
Samenwerkingsverband PO (ib netwerken, trajectbegeleider) SBO (V) SO cluster 1 (V) SO cluster 2 (V) SO cluster 3 (V) SO cluster 4 SWV VO
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Nee
27
Onderwijs- en ketenpartners waarmee wordt samengewerkt
Schoolbegeleidingsdienst Lokale overheid Bureau jeugdzorg Centrum Jeugd en Gezin Maatschappelijk werk GGZ Leerplicht Buurtnetwerk Buurtregisseur, politie Club en buurthuiswerk
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Nee
Overige
Op school is er een protocol inzake medische handelingen Op school is er een document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding
Nee Ja
28
10. AFSTEMMING tussen diagnostiek, onderwijsbehoefte en handelingsbekwaamheid A. Casuïstiek Kind op de Gang® Kunde Ambitie
Middengroep Grens
29
B. Handelingsgerichte aanpak
Auditieve beperkingen KENMERKEN Leerling kan zich de wereld van geluid niet (volledig)eigen maken. Naarmate het gehoorverlies erger is, wordt steeds meer auditieve informatie gemist. Kan niet volledig participeren. Sociaal emotioneel component is aanwezig. ONDERSTEUNINGS-BEHOEFTE Aanpassing van auditieve communicatie (tempo, articulatie, licht, gerichtheid) Visuele ondersteuning van de communicatie, (software, ondersteunende gebaren, tekenen/verbeelden/pictogrammen. Sporadisch: gebarentolk. Voortdurende afstemming tussen zender en ontvanger om onzekerheid over juistheid van het gehoorde te krijgen. Leerling heeft meer verwerkingstijd nodig.. LEERKRACHTVAARDIGHEDEN Wijze van spreken: langzaam, nadrukkelijk articuleren, leerling aan kijken, stilstaan. Leerstijlen kunnen hanteren. Veel concreet materiaal. Je kunnen verplaatsen en bewust zijn van afwezigheid van auditieve indrukken. Gebruik van lichaamstaal en pictogrammen: ga ervan uit dat leerlingen ‘het niet on maar deels gehoord hebben’. Voortdurend checken. Overzichtelijk werken, voorspelbare omgeving en voorspelbaar gedrag. Korte en duidelijke opdrachten. Veel herhalen. Bereidheid apparatuur te dragen en te gebruiken bij zwaarder beperkte leerlingen OVERIGE AANDACHTSPUNTEN Ondersteuning uit cluster 2 is voorwaarde en beschikbaar (facilitair en onderwijskundig). Belangrijk: de hier gegeven informatie is beknopt. Voor consultatie, advies, onderwijsarrangementen en eventuele plaatsing op uw school neem contact op met:www.simea.nl De elementen om het ontwikkelperspectief voor een leerling te kunnen opstellen vanuit de ondersteuningsbehoefte en leerkrachtvaardigheden kunt u toevoegen aan het format op de link: www.avs.nl/ozop/ontwikkelperspectief Actiepunten om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren: Afstemming met externe hulpverleners in aanpak BASISONDERSTEUNING collegiale uitwisseling Deskundigheidsbevordering op teamniveau EXTRA ONDERSTEUNING Opstellen, uitvoeren en evelueren OPP
30
Communicatieve beperkingen (ESM-ASM) KENMERKEN Hier speelt een informatieverwerkingsprobleem. Leerling kan zich de wereld van communicatie niet (volledig)eigen maken. Kan niet volledig participeren. Sociaal emotioneel component is aanwezig. Deze beperking komt minder duidelijk naar voren. Leerling kan een probleem ontwikkelen: b.v. frustratie,faalangst teruggetrokkenheid, onzekerheid. ONDERSTEUNINGS-BEHOEFTE Visuele ondersteuning van de communicatie. Rustige en korte uitleg, gebruik eenduidige (en geen dubbelzinnige taal). Herhaling. LEERKRACHTVAARDIGHEDEN Ruimte geven en gespreksvoering is aandachtspunt in de groepssetting. Hanteren van verschillende leerstijlen (aanspreken van alle zintuigen…). OVERIGE AANDACHTSPUNTEN Ondersteuning uit cluster 2 is voorwaarde en beschikbaar (facilitair en onderwijskundig). Belangrijk: de hier gegeven informatie is beknopt. Voor consultatie, advies, onderwijsarrangementen en eventuele plaatsing op uw school neem contact op met:www.simea.nl De elementen om het ontwikkelperspectief voor een leerling te kunnen opstellen vanuit de ondersteuningsbehoefte en leerkrachtvaardigheden kunt u toevoegen aan het format op de link: www.avs.nl/ozop/ontwikkelperspectief Actiepunten om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren: BASISONDERSTEUNING collegiale uitwisseling Effectief gebruik van digitale middelen (tablets e.d.) EXTRA ONDERSTEUNING
Verstandelijke beperkingen KENMERKEN Zwakbegaafdheid (70
beperktere emotionele inhibitie (remming), vaker tot conflicten. Ondergemiddelde zelfredzaamheid. Licht verstandelijke beperking (50
Licht verstandelijke beperking (50
LEERKRACHTVAARDIGHEDEN Aanpassen c.q. verlagen van aanspreekniveau (en hier soepel en snel in kunnen wisselen); korte, bondige uitleg en extra controleren op begrip bij de leerling. Geduld. De leerling leert langzamer en heeft meer herhaling nodig. Besef dat dit geen onwil is, maar onkunde. Lesstof concreet kunnen maken; abstractieniveau kunnen verlagen en lesstof in kleinere deelstappen kunnen opdelen. Hoe lager het niveau, hoe meer een leerkracht met een disharmonisch leer- en ontwikkelingsprofiel moet kunnen omgaan. Progressie op het ene gebied, betekent niet automatisch ook vooruitgang op het andere. Isolatie van de leerling is een risico; de leerkracht moet de leerling betrekken in het klassenproces én de leerling kunnen begeleiden in de groep. OVERIGE AANDACHTSPUNTEN Co-morbiditeit met ADHD en ASS is erg groot. Dit leidt sneller tot gedragsproblemen en een disharmonisch vaardigheids- en ontwikkelingsprofiel. De elementen om het ontwikkelperspectief voor een leerling te kunnen opstellen vanuit de ondersteuningsbehoefte en leerkrachtvaardigheden kunt u toevoegen aan het format op de link: www.avs.nl/ozop/ontwikkelperspectief
32
Actiepunten om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren: BASISONDERSTEUNING EXTRA ONDERSTEUNING Ontwikkelperspectief / Protocol aanpassen Samenwerking met andere school
33
Lichamelijke beperkingen KENMERKEN De kenmerken van leerlingen met een lichamelijke beperking hangen af van de aard van de handicap. Veel leerlingen met een lichamelijke beperking zijn in staat een onafhankelijk en actief leven te leiden. Bepaalde beperkingen veroorzaken echter een verscheidenheid aan medische problemen. Afhankelijk van de ernst van de beperking en de leeftijd van de leerling, kan deze een aantal kenmerken tentoonspreiden. Enkele daarvan zijn: o beperkt spraak- of communicatievermogen; o problemen met de basismobiliteit (zitten, lopen, bewegen); o de behoefte aan hulp bij dagelijkse activiteiten (eten, wassen, aankleden, toiletgang); o de neiging om vaardigheden die enige tijd niet worden gebruikt te verleren; o gedragsproblemen, zoals agressiviteit. ONDERSTEUNINGS-BEHOEFTE De onderwijsbehoeften moeten, afhankelijk van de beperking, voor ieder individu apart worden bepaald. Ontwikkeling van sociale vaardigheden, taal, functionele vaardigheden (dat wil zeggen: vaardigheden ter bevordering van de zelfstandigheid). LEERKRACHTVAARDIGHEDEN Integratie met niet-gehandicapte leeftijdgenoten. In de klas moeten speciale regelingen worden getroffen, zoals aanpassingen aan de stoel/tafel van de leerling, maatregelen i.v.m. medicijnen en eventueel een speciaal dieet. Behalve aangepaste middelen kan speciale apparatuur nodig zijn om het functioneren te vergemakkelijken. Daartoe kan bijvoorbeeld het gebruik van computers behoren, alternatieve communicatiesystemen, communicatiekaarten, en aangepaste bedieningsinstrumenten waarmee leerlingen met ernstige handicaps kunnen deelnemen in een geïntegreerde omgeving. OVERIGE AANDACHTSPUNTEN www.bosk.nl De elementen om het ontwikkelperspectief voor een leerling te kunnen opstellen vanuit de ondersteuningsbehoefte en leerkrachtvaardigheden kunt u toevoegen aan het format op de link: www.avs.nl/ozop/ontwikkelperspectief Actiepunten om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren: EXTRA ONDERSTEUNING interne deskundigheid schoolbreed inzetten ondersteuning van onderwijsassistent Ortho-didactisch materiaal aanschaffen
34
Psychiatrische problemen – ADHD KENMERKEN Grote concentratieproblemen, kan zich niet lang op één taak richten. Raakt snel afgeleid door prikkels uit de omgeving. Laat druk en hyperactief gedrag zien, stoort hiermee de lessen. Pikt niet altijd de rode draad van instructie op. Vergeet snel. Kan zijn/haar omgeving niet ordenen, veroorzaakt chaos. Is impulsief in denken en doen. Overziet niet het geheel, is gericht op details. Friemelt/speelt met spullen. Heeft duidelijk moeite met het onderdrukken van prikkels. Is onhandig; raakt snel in conflict met anderen. Is overbeweeglijk en vertoont motorische onrust. Doet voor hij denkt; dit kan kwetsend overkomen. ONDERSTEUNINGSBEHOEFTE Structureer en bereidt alle situaties goed voor. Geef duidelijke, concrete, korte en enkelvoudige instructies. Ondersteun d.m.v. schema’s en beeldmateriaal. Herhaal lesstof en instructie. Bied een afwisselend programma, tussen denken en doen. Werk met geheugensteuntjes en alternatieve studiestrategieën. Laat het werk zelf controleren. Maak een onderscheid tussen kennis en de presentatie daarvan (handschrift, verzorging, grammatica, interpunctie). Geef de leerling keuze in volgorde van werkzaamheden. Geef een rustige plaats. Bereid voor op vrije situaties. Leg uit wat er misgegaan is en geef het goede voorbeeld/ een alternatief. Geef complimenten voor goede, sociale interacties. Tracht niet boos te worden. Bouw motorische activiteiten in en geef aan wanneer motorische onrust is toegestaan en wanneer niet. Koppelen aan een maatje bij activiteiten waar de leerling goed in is. LEERKRACHTVAARDIGHEDEN Zie ook sectie ondersteuningsbehoefte. De leerkracht moet zich in de omgang met ADHD niet laten leiden door de symptomen en steeds het kind achter de stoornis blijven zien. Dit is een grote opgave, omdat de gedragingen zo storend kunnen zijn. De leerkracht moet een goed oog hebben voor signalen van onrust en het programma om kunnen gooien als de onrust te groot wordt; kunnen improviseren en de leerling begeleiden in het geleiden van zijn onrust in wenselijk gedrag. Oppositioneel gedrag bij ADHD is principieel niet gericht tegen de ander. Het conflict is nooit persoonlijk. Dit besef voorkomt een negatieve spiraal. OVERIGE AANDACHTSPUNTEN Medicatie (Ritalin, Concerta) helpt goed tegen de symptomen. Ritalin moet op gezette tijden genomen worden, anders komen symptomen in verhevigde vorm terug. De elementen om het ontwikkelperspectief voor een leerling te kunnen opstellen vanuit de ondersteuningsbehoefte en leerkrachtvaardigheden kunt u toevoegen aan het format op de link: www.avs.nl/ozop/ontwikkelperspectief
35
Actiepunten om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren: Attitudewijziging van de leerkracht BASISONDERSTEUNING EXTRA ONDERSTEUNING Teamscholing timeout-plek Versterken component adaptief onderewijs: competentie - interactie Psychiatrische problemen - Autisme Spectrum Stoornissen (ASS) (incl. PDD – Nos) KENMERKEN Gestoord in de verbale en non- verbale communicatie. Vertoont beperkte en eenzijdige interesses. Centrale coherentie: moeite met het overzien van het grote geheel en er betekenis aan geven. Gericht op details. Loopt vast in eigen gedachten, patronen, strategieën. Moeizaam schakelen van de ene naar de andere opdracht, activiteit, les, onderwerp. Executieve functies: moeite met plannen en organiseren van taken. Moeite met het zien en begrijpen van gevoelens, wensen en ideeën van anderen en zichzelf; begrijpt daardoor weinig van de sociale wereld om hem heen. Verliest snel overzicht, zoekt houvast in vaste patronen en fixaties, wordt star en angstig. Kan gedrag wel naspelen maar blijft moeite houden met functioneel toepassen. ONDERSTEUNINGSBEHOEFTE Visualiseren en concretiseren waar mogelijk; gebruik van schema’s, lijstjes, planners. Kaderen. Gebruik van heldere, ondubbelzinnige taal. Geef expliciet aan wat het doel is van een activiteit en benadruk samenhang. Geef duidelijk de overgang aan tussen de ene en andere activiteit. Korte, duidelijke instructies. Vermijd in de instructie gebruik van veel bijwoorden, bijvoegsels, tussenvoegsels en abstracte tijdsbepalingen als: straks, zo meteen, later. Structuur in het dagprogramma (in ruimte, tijd, activiteit). Afspraken en regels strikt hanteren; veranderingen aankondigen en voorbespreken. Vermijden van woorden die onzekerheden teweegbrengen (als ‘misschien’, ‘straks’). Begeleiden van sociale interacties en de afstemming op anderen. Bevorderen van de communicatie, zonder een appèl te doen op emoties of het ‘ik’. Help bij het benoemen (vertalen) van gevoelens en gedachten. Probeer inzicht te krijgen in de factoren die de gedragingen uitlokken, tracht deze te vermijden. Ken de interesse van de leerling (treintjes, wieltjes, stoplichten, riolen) en sluit hier waar mogelijk op aan. LEERKRACHTVAARDIGHEDEN Zie ook sectie ondersteuningsbehoefte. De leerkracht moet beseffen dat deze leerling zich moeizaam kan inleven in de ander, moeite heeft met alle sociale omgang en er een strikte logica op nahoudt. Dit vraagt een groot begrip en inlevingsvermogen van de leerkracht. ASS- leerlingen worden doorgaans als
36
‘raar en vreemd’ beschouwd en daardoor snel mikpunt van pesterijen. De leerkracht moet groepsdynamische processen zien en kunnen hanteren om pesten te voorkomen. Talenten van de ASS-leerling kunnen benutten en hem deze leren gebruiken. Verwacht geen relationele groei. Consequent zijn in het kwadraat. Betrouwbaar en voorspelbaar zijn voor de leerling.
OVERIGE AANDACHTSPUNTEN Co-morbiditeit met verstandelijke beperkingen en ADHD komt veel voor, wat het beeld complexer maakt en moeilijker te hanteren. De elementen om het ontwikkelperspectief voor een leerling te kunnen opstellen vanuit de ondersteuningsbehoefte en leerkrachtvaardigheden kunt u toevoegen aan het format op de link: www.avs.nl/ozop/ontwikkelperspectief Actiepunten om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren: BASISONDERSTEUNING Deskundigheidsbevordering op teamniveau Doorgaande lijn klassenmanagement externe deskundige inzetten binnen de school EXTRA ONDERSTEUNING
Psychiatrische problemen - Oppositionele Gedragsstoornis (ODD) KENMERKEN Moeite met autoriteit van de leerkracht. Heeft moeite met opvolgen van instructies en weigert aan het werk te gaan. Doet precies niet wat er gevraagd wordt. Onderpresteert (soms) bewust. Heeft een negatieve instelling. Spreekt tegen. Is koppig. Wordt snel driftig bij een verbod. Wordt snel agressief. Eist aandacht op. Houdt zich niet aan de regels. Drijft vaak de eigen zin door. Wordt gemeden door andere leerlingen. Voelt zich verminderd schuldig na een vergrijp. Liegt veel. Loopt weg van problemen. Vloekt/gebruikt obscene taal. ONDERSTEUNINGSBEHOEFTE Formuleer neutraal en communiceer met respect. Zorg voor een georganiseerde, gestructureerde leeromgeving. Geef opdrachten op het niveau van de leerling, waarbij succes het doel is. Hanteer helder en concreet taalgebruik. Help de leerling bij het generaliseren van afspraken (wat in deze situatie geldt, geldt ook voor…). Help de leerling met structureren en ordenen. Zorg voor rust, regelmaat, duidelijkheid en houvast (routines). Hanteer consequente regels. Geef duidelijke grenzen aan. Toon overwicht, wees neutraal en spiegel.
37
Bestraf zinvol. Keur negatief gedrag af en niet de persoon. Hanteer een gedragskaart. Zet in op de sterke kanten van de leerling (hobby’s, sport). Help de leerling bij het oplossen van alledaagse problemen. Vermijd openlijke kritiek en argumenten. Leer de leerling door rollenspel en sociale vaardigheidstraining hoe om te gaan met kritiek. Leer de leerling assertief te zijn zonder agressief te zijn. Geef zelf het goede voorbeeld bij het verwerken van teleurstelling en spanning.
LEERKRACHTVAARDIGHEDEN Zie ook sectie ondersteuningsbehoefte. De leerkracht moet bij ODD zeer standvastig zijn en de autoriteit niet zichtbaar laten ondermijnen. Elke dag is weer een nieuwe dag met nieuwe kansen en mogelijkheden. Een onwankelbaar vertrouwen blijven hebben in de leerling, ook al probeert deze juist het tegendeel te bewijzen. Kwetsbare leerlingen kunnen beschermen tegen de gedragsstoornis van hun medeleerling. Hiervoor mag niets door de vingers gezien worden. Elke negatieve interactie moet besproken en gesanctioneerd worden, met het oog op de sociale veiligheid in de groep. OVERIGE AANDACHTSPUNTEN Leerlingen met een gedragsstoornis hebben doorgaans extra behoefte aan begeleiding, behandeling en therapie. De elementen om het ontwikkelperspectief voor een leerling te kunnen opstellen vanuit de ondersteuningsbehoefte en leerkrachtvaardigheden kunt u toevoegen aan het format op de link: www.avs.nl/ozop/ontwikkelperspectief Actiepunten om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren: BASISONDERSTEUNING externe deskundige inzetten binnen de school EXTRA ONDERSTEUNING Meer structuur Ontwikkelingsprofiel bijstellen / Protocol opstellen
Psychiatrische problemen - Angst/depressie KENMERKEN Rusteloos, slechte concentratie, opgejaagdheid. Snel afgeleid, verhoogde waakzaamheid. Slaapproblemen met gevolgen voor de schoolgang. Perfectionisme. Zoekt steeds naar bevestiging en goedkeuring. Checkt veel en onnodig. Anderzijds kan er ook een tegenovergesteld beeld zijn dat lijkt op de klassieke depressie bij volwassenen: verlies initiatief en levenslust, negatief zelfbeeld, emotionele vervlakking, uitgesproken gedachten over suïcide. Ziet er ongelukkig uit. Geeft snel op. Affectief moeilijk bereikbaar. Heeft vaak een zondebokpositie. Onredelijke angst voor op het oog gewone routines. Piekeren. Vage lichamelijke klachten. Ondervindt afkeuring en raakt in sociaal isolement. Vermijding.
38
ONDERSTEUNINGSBEHOEFTE Spreek positieve verwachtingen uit. Sluit aan bij de mogelijkheden en geeft opdrachten op niveau. Benadruk de goede dingen. Bied herkansingen. Geef taken die motiverend zijn. Toon interesse. Stimuleer en enthousiasmeer. Wijs op goede dingen. Spreek positieve verwachtingen uit. Gebruik (levens)humor; geen cynisme. Geef het gevoel dat je klaar staat. Wees alert op pesters. LEERKRACHTVAARDIGHEDEN Zie ook sectie ondersteuningsbehoefte. De leerkracht is vaak een vertrouwenspersoon voor de angstig/depressieve leerling. Weiger dit nooit, maar bewaak de eigen grenzen. Verwijs door als er over suïcide gesproken wordt of als de claim van de leerling op de leerkracht te groot wordt. Vertrouw hierbij op het ‘niet pluis’-gevoel. Probeer de leerling niet te overtuigen van zijn onrealistische beeld. OVERIGE AANDACHTSPUNTEN Angst en depressie wordt vaak niet als zodanig herkend bij kinderen, omdat het er vaak als ADHD of een gedragsprobleem uitziet. De elementen om het ontwikkelperspectief voor een leerling te kunnen opstellen vanuit de ondersteuningsbehoefte en leerkrachtvaardigheden kunt u toevoegen aan het format op de link: www.avs.nl/ozop/ontwikkelperspectief Actiepunten om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren: BASISONDERSTEUNING externe deskundige inzetten binnen de school EXTRA ONDERSTEUNING Relatie ouders versterken Structureel intensievere individuele communicatie Versterking leerlingondersteuning
Gedragsproblemen - Externaliserend gedrag KENMERKEN Externaliserend gedrag is gedrag dat naar buiten toe gericht is (ongehoorzaamheid, agressie, overactiviteit, ruziën en vechten). Deze kinderen zijn berekenend, vragen veel aandacht, komen vaak uit een laag sociaal milieu waarin de ouders de problematiek niet (h)erkennen en er is grote kans op instabiliteit. Jongeren met externaliserende problemen hebben vaak conflicten met andere mensen of met de maatschappij (vertonen soms delinquent gedrag). ONDERSTEUNINGSBEHOEFTE Bij deze kinderen vraagt het leergedrag veel aandacht. Heldere afspraken over verwachtingen en leerprocessen Duidelijke regels en afspraken en het consequent toepassen daarvan De aanpak moet vooral gericht zijn op de sociale aspecten en interacties. Hiervoor zijn een veelheid van lesmethodes ontwikkeld (zie overige aandachtspunten). Daarnaast kan een gedragstherapeutische insteek nodig zijn. Voorstructureren van ‘vrije situaties’ (pauzes) en evaluatie (bv. door gebruikmaking van sociogram) is zinvol. 39
Leerlingen reageren met ongewenst gedrag door gemaakte denkfouten en probleemnamen in de sociale context. De Equip-methode wint in het (V)SO terrein als een instrument om gedrag bespreekbaar te maken en om te buigen. Aandachtsgebieden zijn: omgaan met boosheid, sociale vaardigheden en morele ontwikkeling.
LEERKRACHTVAARDIGHEDEN Pedagogische elementen: consequent zijn/ handelen duidelijke verwachtingen sociale gedragingen expliciet aanleren (respect voor elkaar) voorbeeldgedrag Didactische elementen: structuur en duidelijke lesopbouw Relationele elementen: goede communicatie/ interactie feedback: zinvol en eenduidig; kritiek altijd op gedrag (niet de persoon afkeuren) Schoolelementen: overleg met ouders en hulpverlening effectief communiceren met ouders veilige school eenduidige aanpak en consequenties voor ongewenst gedrag pestbeleid/protocol verzuimregistratie en –beleid OVERIGE AANDACHTSPUNTEN Maak samenwerkingsafspraken met maatschappelijk werk, gezinsbegeleiding en ketenpartners. Centra voor Jeugd en Gezin en Zorgadviesteams voor scholen kunnen optreden als verbindingspunten voor communicatie tussen ketenpartners. Mogelijke methoden, training en begeleiding: o Kaleidoscoop (kleuters) o Alles Kidzzz: een training voor kinderen van 9 tot 12 jaar met externaliserend probleemgedrag, uitgevoerd binnen de context van basisscholen in samenwerking met ouders en leerkrachten. o Cognitieve gedragstherapie: zelfcontrole op school o Leefstijl o Kanjertraining o Kid Skills o Rots en Water o SVIB: schoolvideo interactiebegeleiding o Synchroon coachen o Gezinsinterventies: o intensieve pedagogische thuishulp o Systeemtherapie o www.gedragswerk.nl o www.leraar24.nl 40
(dossier: orde in de klas, filmpjes e.d.) Literatuur: Gedragsproblemen in scholen – Het denken en handelen van leraren Auteurs Kees van der Wolf, Tanja van Beukering De elementen om het ontwikkelperspectief voor een leerling te kunnen opstellen vanuit de ondersteuningsbehoefte en leerkrachtvaardigheden kunt u toevoegen aan het format op de link: www.avs.nl/ozop/ontwikkelperspectief o o
Actiepunten om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren: BASISONDERSTEUNING EXTRA ONDERSTEUNING Opstellen protocol timeout-plek
Gedragsproblemen - internaliserend gedrag KENMERKEN Emotionele of internaliserende problemen uiten zich door faalangst, angst, teruggetrokkenheid, depressieve gevoelens, stress, psychosomatische klachten. Emotionele problemen kunnen lang verborgen blijven, omdat deze kinderen minder opvallen. Deze kinderen zijn in de sociale context teruggetrokken. In de groep vallen ze vaak amper op, waardoor het probleem op school niet snel wordt onderkend. Het gedrag kenmerkt zich door passiviteit, schuwheid, weinig assertiviteit en sterke aanpassing aan de wensen van anderen. Bij veel van deze kinderen kunnen we spreken van een sociaal fobie en is angst de basis voor hun sociale problemen. ONDERSTEUNINGSBEHOEFTE Individuele aanmoediging Succeservaringen creëren. Aanleren van positieve/helpende gedachten (RET). Aanleren van copingsvaardigheden. Zelfmanagement Adaptief onderwijs Gedragsfunctie analyses Gedragsinterventiestrategie (handelingsplan) ‘Triple P’ uitgangspunten: o Kinderen een veilige en stimulerende omgeving bieden o Een aansprekende discipline hanteren o Realistische verwachtingen hebben van het kind o Kinderen laten leren door positieve ondersteuning o Als opvoeder goed voor jezelf zorgen LEERKRACHTVAARDIGHEDEN Pedagogische elementen: positieve verwachtingen vaardigheden expliciet aanleren
41
Didactische elementen: goed klassenmanagement en instructie goede voorbereiding, structuur (duidelijke lesopbouw), goede wisselmomenten, variatie Relationele elementen: Investeren in vertrouwensband goede communicatie/ interactie feedback: zinvol en eenduidig; kritiek altijd op gedrag (niet de persoon afkeuren) Goede groepssfeer creëren (nooit pesten) Schoolelementen: overleg met ouders en hulpverlening veilige school eenduidige aanpak en consequenties voor ongewenst gedrag pestbeleid/protocol verzuimregistratie en -beleid OVERIGE AANDACHTSPUNTEN Maak samenwerkingsafspraken met maatschappelijk werk, gezinsbegeleiding en ketenpartners. Centra voor Jeugd en Gezin en Zorgadviesteams voor scholen kunnen optreden als verbindingspunten voor communicatie tussen ketenpartners. Mogelijke therapieën: o sociale vaardigheidstraining o integratieve kindertherapie o integratieve jongerentherapie Links: o www.academie-psychotherapie.nl o www.triplep-nederland.nl o www.psycon.nl/data/leerenzorg.html Literatuur: o Gedragsproblemen in scholen – Het denken en handelen van leraren Auteurs Kees van der Wolf, Tanja van Beukering o Coöperatief leren binnen adaptief onderwijs Auteur: J.M.C.G. van Vugt De elementen om het ontwikkelperspectief voor een leerling te kunnen opstellen vanuit de ondersteuningsbehoefte en leerkrachtvaardigheden kunt u toevoegen aan het format op de link: www.avs.nl/ozop/ontwikkelperspectief Actiepunten om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren: BASISONDERSTEUNING De problematiek van het kind( stoornis) zou op de voorgrond moeten liggen, niet de intelligentie. Vinden van gelijkgestemden op cognitief gebied is moeilijk Doorgaande lijn klassenmanagement EXTRA ONDERSTEUNING interne deskundigheid schoolbreed inzetten Structureel intensievere individuele communicatie
42
Leerproblemen – dyslexie KENMERKEN Leesstoornis. Het leesniveau ligt aanzienlijk onder het niveau dat hoort bij de leeftijd, de intellectuele ontwikkeling en de bij de leeftijd passende opleiding. Heeft een significante invloed op de schoolresultaten of dagelijkse bezigheden waarvoor leesvaardigheid nodig is. Het technisch lezen en/of spelling en zelf schrijven gaat veel moeizamer dan de andere onderwijsvakken (automatiseringsprobleem op deze deelgebieden). Er is sprake van een lage leessnelheid. Er zijn problemen met het begrijpen van de tekst indien deze zelf wordt gelezen. Er zijn problemen met correct lezen (woorden worden weggelaten, letters worden omgedraaid; de betekenis van het gelezene wordt vervormd). Vaak zijn er problemen met spelling (spellen fonetisch en inconsequent), soms problemen met grammatica. Dyslectische leerlingen hebben vaak ook een tragere verwerking van klanken bij het spreken en kunnen een wisselend of onleesbaar handschrift hebben. Ze verwisselen vaak rechts en links en hebben moeite om hun aandacht te richten. Deze leerlingen kunnen gefrustreerd of emotioneel raken over school/lezen/toetsen. ONDERSTEUNINGS-BEHOEFTE Geef extra tijd bij lezen of laat een andere leerling de tekst of opdracht voorlezen. Extra inoefening bij dictees, stimulering van het klankaspect van taal Laat de leerling niet te veel van het bord overschrijven maar verstrek kopieën. Verschaf hulp bij het corrigeren van eigen werk (laat het kind taalwerk niet zelf corrigeren). Laat de leerling beschikbare software en hardware gebruiken en laat de leerling met spellingscorrectie werken. Gebruik een dyslexie-vriendelijk lettertype zoals comic sans, times new roman of verdana. Reken taalfouten en spellingsfouten niet aan bij andere vakken. Laat het kind werkstukken mondeling toelichten; sta extra gebruik van beeldmateriaal toe. LEERKRACHTVAARDIGHEDEN Praat en schrijf duidelijk. Nauwkeurige observatie t.a.v. de leerontwikkeling op het gebied van lezen en spelling Aanleren van geheugensteuntjes om nieuwe afspraken te onthouden Aanleren m.b.v. kleine tussenstapjes Kijk door spellingsfouten heen naar de kwaliteit van de taal. OVERIGE AANDACHTSPUNTEN Indien een zintuigelijk defect aanwezig is zijn de leesproblemen ernstiger dan die welke hier gewoonlijk bij horen. Gaat dikwijls gepaard met andere stoornissen zoals aandachtstoornissen, motorische stoornissen of spraak/taalstoornissen. In de kleutertijd: moeite met versjes onthouden, rijm, aanleren kleuren, links/rechts en een algemeen zwak taalniveau Groep 3: spellende of radende lezer, moeite met aandacht voor verbale informatie, moeite met verschillen tussen m/n, t/k, ba/da, moeite met het zien van verschil tussen p/q en b/d, moeite met reeksen zoals tafels en het onthouden van woordcombinaties en uitdrukkingen en gezegdes Relevante informatie (website, filmpjes, literatuur): o www.masterplandyslexie.nl en de diverse protocollen leesproblemen en dyslexie (downloaden: www.expertisecentrumnederlands.nl ) 43
www.steunpuntdyslexie.nl www.dyslexie.nl www.stichtingdyslexienederland.nl www.dedicon.nl (voorheen Federatie Nederlandse Blindenbibliotheken, voor het bestellen van aangepaste leermiddelen) De elementen om het ontwikkelperspectief voor een leerling te kunnen opstellen vanuit de ondersteuningsbehoefte en leerkrachtvaardigheden kunt u toevoegen aan het format op de link: www.avs.nl/ozop/ontwikkelperspectief o o o o
Actiepunten om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren: BASISONDERSTEUNING Deskundigheidsbevordering op teamniveau Doorgaande lijn klassenmanagement één kind, één plan Effectief gebruik van digitale middelen (tablets e.d.) EXTRA ONDERSTEUNING interne deskundigheid schoolbreed inzetten ondersteuning van onderwijsassistent
Leerproblemen – dyscalculie KENMERKEN Rekenstoornis. Het rekenniveau ligt aanzienlijk onder het niveau dat hoort bij de leeftijd, de intellectuele ontwikkeling en de bij de leeftijd passende opleiding en heeft een significante invloed op de schoolresultaten of dagelijkse bezigheden waarvoor rekenvaardigheid nodig is. De leerling blijft achter met rekenen t.o.v. zijn andere schoolresultaten; De automatisering komt niet op gang (problemen met tellen, cijferreeksen, breuken, waarde van de getallen, verbanden tussen de getallen); de leerling gebruikt simpele procedures (blijft bv. met zijn vingers tellen); de leerling maakt fouten in een stapsgewijze aanpak; de leerling heeft problemen met de volgorde van te nemen stappen bij het aanbieden van een bepaalde strategie; de leerling heeft problemen met ruimtelijke oriëntatie en ruimtelijk inzicht (links/rechts, lezen en interpreteren van kaarten en tabellen, de leerling kan sommen niet goed onder elkaar zetten; de leerling heeft moeite met de plaats van het getal, afkeer van strategiespelletjes en speelgoed); de leerling heeft vaak een minder gestructureerd lange termijn geheugen en heeft vaak een minder goed werkend korte termijn geheugen; de leerling heeft problemen met het vasthouden van instructie (het geleerde wordt weer vergeten/ beklijft niet); de leerling heeft problemen om de essentie van de opdracht te doorzien; de leerling heeft moeite om eigen werk te controleren en te reflecteren op eigen werk; de leerling kan emotionele problemen hebben, zoals faalangst/frustraties; de leerling heeft een passieve of impulsieve aanpak/gedrag; er kunnen werkhoudingsproblemen ontstaan. ONDERSTEUNINGSBEHOEFTE Veel extra oefening en herhaling vanwege de moeite met automatiseren (bv. tafels en vermenigvuldiging) Niet te veel informatie laten overschrijven van bord of leerboek. Werk met voorbedrukte rekenbladen, inoefenen van deelvaardigheden, automatiseringsoefeningen 44
handige oplossingen en biedt telstrategieën aan. Geef extra tijd of minder stof. Geef de noodzaak van strategieverandering duidelijk aan (bv. rood voor plussommen en blauw voor minsommen). Kies voor mondelinge uitleg en/of overhoring. Leer het kind met een rekenmachine om te gaan en sta gebruik ervan toe.
LEERKRACHTVAARDIGHEDEN Geef bondige adviezen en een sturende instructie (laten zien hoe materiaal gestructureerd kan worden zodat probleem makkelijker kan worden opgelost). Gestructureerd onderwijs aanbieden. Werk met meerdere oplossings -strategieën (bv. zowel verbaal als op handelingsniveau). Bied opgaven stap voor stap aan. Besteed aandacht aan emotionele ondersteuning. Stimuleer de denkvaardigheid van de leerling en laat ze met elkaar praten over hoe ze iets oplossen. Werk aan het zelfvertrouwen van de leerling. OVERIGE AANDACHTSPUNTEN Als er bij de leerling sprake is van een zintuigelijk effect dan zijn de rekenproblemen ernstiger dan die welke hier gewoonlijk bij horen. Ook hier kan sprake zijn van co-morbiditeit (het zich voordoen van meer dan een stoornis). Relevante informatie (website, filmpjes, literatuur): o www.dyscalculie.org o protocol Ernstige Reken- Wiskundeproblemen en Dyscalculie, mei 2011 o www.rekenstoornis.nl o Rekenhulp voor kleuters (Van Luit & Van der Rijt, 1995) o Speciaal rekenhulpprogramma vermenigvuldigen en verdelen (Van Luit, Kaskens & van der Krol) De elementen om het ontwikkelperspectief voor een leerling te kunnen opstellen vanuit de ondersteuningsbehoefte en leerkrachtvaardigheden kunt u toevoegen aan het format op de link: www.avs.nl/ozop/ontwikkelperspectief Actiepunten om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren: BASISONDERSTEUNING Doorgaande lijn klassenmanagement externe deskundigen inzetten binnen de school EXTRA ONDERSTEUNING rekencoordinator Teamscholing
45
Leerproblemen - non-verbale leerstoornis (NLD) KENMERKEN Het horen en praten gaat bij deze leerlingen beter dan het zien en voelen. Moeizaam aanpassingsvermogen (moeite met nieuwe situaties, wel goed kunnen opnemen van auditieve informatie) Op jongere leeftijd vaak hyperactief, op wat oudere leeftijd eerder faalangstig of driftig/koppig Vakken als inzichtelijk rekenen, klokkijken en begrijpend lezen, aardrijkskunde, handvaardigheid, tekenen en gymnastiek verlopen moeizaam (technisch lezen en spelling lukt wel). Het leggen van verbanden zoals oorzaak en gevolg is vaak lastig. Beperkt ruimtelijk inzicht Vaak zwakke motorische vaardigheden ((aanvankelijk) problemen met handschrift), Slechte oog-hand coördinatie Zwakke planning; hebben een letterlijk geheugen, weinig besef van tijd. Ongeremd spreken en/of vragen (praten veel, zeggen weinig) Contact met anderen kan moeizaam verlopen (eerder oudere of jongere vriendjes dan leeftijdsgenoten). Leren weinig door ervaring. Blijven vaak hangen in details, overzien het geheel niet. Hebben moeite informatie toe te passen en informatie te automatiseren. ONDERSTEUNINGSBEHOEFTE Mondelinge instructie Lesstof in vele korte stapjes aanbieden. Veel herhaling omdat onbekende stof moeilijk wordt opgenomen. Vaste stappen aanleren om een tekst te begrijpen. Laat zelf geschreven teksten zorgvuldig nalezen. Klassenomgeving organiseren zodat voorspelbaarheid zo groot mogelijk is. Vaste rituelen worden als prettig ervaren. Veel verbale feedback; evt. in blokletters laten schrijven of klassikale les opnemen met cassetterecorder o.i.d. Laptop en rekenmachine laten gebruiken. Werken met losbladige vellen. Schijf de opgaven zelf op en laat de leerling alleen de uitkomsten opschrijven; evt. mondeling toetsen. Benoem gewenst gedrag. Houd rekening met laag schrijftempo. Evalueer Structureer spelsituatie; vermijd competitie. Niet te veel van het bord laten overschrijven. Geen materiaal met ingewikkelde lay-out of plaatjes LEERKRACHTVAARDIGHEDEN Stimulerende leerkracht Hulp bij sociale omgangsproblemen Let niet alleen maar op wat de leerling zegt, maar vooral op wat de leerling doet. Laat de leerling verbaliseren om te controleren of het begrepen is. Help de leerling non-verbaal gedrag interpreteren(gebaren/gelaatsuitdrukkingen). 46
Systematisch allerlei materiaal aanbieden waarbij leerling zijn visuele en tactiele waarneming kan ontwikkelen. Taken in deeltaken aanbieden en later in het geheel aanleren. Eerst het praatje dan het plaatje; help de leerling de leertaak ordenen. Voorkom faalervaringen.
OVERIGE AANDACHTSPUNTEN Kenmerken zijn lang niet altijd eenduidig (er is een gedeeltelijke overlap met ADHD en PDDNOS). Naarmate een kind ouder wordt, worden er meer eisen aan het kind gesteld. Dit verklaart waarom NLD vaak pas op wat latere leeftijd ontdekt wordt. Er is vaak een grote discrepantie tussen verbale en performale IQ t.g.v. verbale intelligentie. De elementen om het ontwikkelperspectief voor een leerling te kunnen opstellen vanuit de ondersteuningsbehoefte en leerkrachtvaardigheden kunt u toevoegen aan het format op de link: www.avs.nl/ozop/ontwikkelperspectief Actiepunten om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren: BASISONDERSTEUNING EXTRA ONDERSTEUNING Individuele scholing visuele en verbale ondersteuning
Hoogbegaafdheid KENMERKEN Het gemiddelde gemeten IQ ligt boven de 130. Zelfstandig werken geniet de voorkeur boven samenwerken. Het nastreven van perfectie, hoge persoonlijke normen Faalangstig Specifieke interesses Uitgebreide woordenschat Verbaal sterk, schriftelijk soms chaotisch Redeneren op hoger abstractieniveau Doorvragen ONDERSTEUNINGS-BEHOEFTE Weinig instructie en oefening nodig (te veel oefenen zorgt voor demotivatie). Uitdagende taken Omgaan met gelijkgestemden. LEERKRACHTVAARDIGHEDEN Onderwijs aanpassen op de leerstijl van de leerling. Inspelen op de creativiteit van de leerling. Pedagogisch klimaat is voorwaardelijke (erken de ongelijkheid). Stimuleren opdrachten (filosofie, informatiekunde, etc.)
47
OVERIGE AANDACHTSPUNTEN Literatuur: o Omgaan met (hoog)begaafde kinderen, ISBN: 90-5574-274-0 o Hoogbegaafde leerlingen, ISBN: 90-5352-279-4 Websites: o www.lich.nl o www.pharos.nl De elementen om het ontwikkelperspectief voor een leerling te kunnen opstellen vanuit de ondersteuningsbehoefte en leerkrachtvaardigheden kunt u toevoegen aan het format op de link: www.avs.nl/ozop/ontwikkelperspectief Actiepunten om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren: BASISONDERSTEUNING collegiale uitwisseling EXTRA ONDERSTEUNING Teamscholing Technische hulpmiddelen / leermiddelen verbetering signalering en diagnostiek
48
11. SCHOOLSPECIFIEKE FACTOREN A. Grenzen aan de zorg De school-specifieke en actuele grenzen aan de zorg worden als volgt omschreven: Omgevingsfactoren: -In school is geen aparte ruimte om zieke leerlingen op te vangen. - Er wordt gymles gegeven op een andere locatie.
Leerling factoren: - Ernstige gedragsproblematiek waarbij de veiligheid van de leerling en andere leerlingen in gevaar komt. - Stagnatie in de ontwikkeling, waarbij de school niet meer aan de onderwijsbehoeften van de leerling kan voldoen. - Ernstig zieke leerlingen waarbij de schoolomgeving een groot beroep doet aan hygiëne en veiligheid. - Blinde en slechtziende leerlingen, hiervoor is de school niet ingericht. - Leerlingen met een syndroom/stoornis/handicap die een groot beroep doen op de leerkracht, schoolomgeving en medeleerlingen.
Groepsfactoren: In een groep van meer dan 25 leerlingen passen niet meer dan 3 leerlingen die specifieke zorg nodig hebben. Welbevinden van alle leerlingen moet een belangrijke plaats innemen. De zwaarte van de zorg die een leerling nodig heeft bepaalt of hij/zij in de groep geplaatst kan worden. Er is een grote discrepantie tussen de cognitieve mogelijkheden die de leerlingen hebben. Veel leerlingen met diagnose dyslexie.
Leerkrachtfactoren: Startende leerkrachten moeten in staat gesteld worden zich eerst te kunnen ontwikkelen op didactisch en pedagogisch gebied Onze school is tevens een opleidingsschool en er wordt verantwoording gegeven aan studenten.Deze dienen zich goed te kunnen ontwikkelen.. leerkrachten dienen zichzelf bij te scholen op de specifieke zorg die een leerling nodig heeft. i.v.m werkdruk is hier niet voldoende tijd voor. Er gaat teveel tijd verloren aan de administratie voor zorgleerlingen.
49
Teamfactoren: Het team is samengesteld uit leerkrachten met veel en weinig onderwijs ervaring,(oude en jonge leerkrachten)
Schoolfactoren: Bij begeleiding van extra zorg zijn er te weinig handen in de klas.
Thuissituatie: Hoogopgeleide ouders hebben een hoog verwachtingspatroon t.a.v de schoolprestaties van hun kinderen. Ondersteuningsfactoren: Ambulante begeleiding in de vorm van fysieke begeleiding van een zorgleerling wordt gemist.
B. Kunde De school-specifieke kunde om de zorg te kunnen bieden wordt als volgt omschreven: Omgevingsfactoren: School heeft regelmatig contact met instellingen die te maken hebben met leerlingenzorg. Schoolgebouw is rolstoelvriendelijk . In het schoolgebouw is ruimte voor 16 groepen en er is aparte ruimte ingericht voor directie,IB en RT.
leerling factoren: Leerlingen met dyslexie worden optimaal begeleid Groepsfactoren: Geen combinatie klassen Leerkrachtfactoren: Leerkrachten zijn in staat op een professionele manier om te gaan met de (on)mogelijkheden een zorgleerling optimaal te begeleiden.
50
Teamfactoren: Er heerst een open sfeer op school. Alle leerkrachten professionaliseren zich op gebied van onderwijs en zijn in zgn. leerwerkgroepen in staat om kritisch naar hun eigen onderwijs te kijken en dit bij te stellen.
Schoolfactoren: De school heeft voldoende OOP`ers Er wordt opbrengstgericht gewerkt en er wordt gebruik gemaakt van goed methodes.
Schoolfactoren: Hoog opgeleide ouders Ondersteuningsfactoren: School beschikt over 1 RT er en 2 IBers
51
12. PROFESSIONALISERING Scholing 2011/12 Gewenst (algemeen): zie scholingsplan A. Aanwezige ontwikkelingsplannen:
-
B. Scholingsplan:
-
C. Meerjarenscholingsplan:
-
D. Samenwerking partners rond de school:
-
E. Aannamebeleid leerlingen:
-
F. Opbrengsten:
-
Veranderingsparagraaf (concreet): A. Aanwezige ontwikkelingsplannen:
-
B. Scholingsplan:
-
C. Meerjarenscholingsplan:
-
D. Samenwerking partners rond de school:
-
E. Aannamebeleid leerlingen:
-
F. Opbrengsten:
-
Speerpunten
-
52
Scholing 2012/13 Gewenst (algemeen): zien scholingsplan
B. Scholingsplan:
opbrengstgericht werken op 3 niveaus, zie ook schoolgids en kwaliteitsgesprekken inzetten van leerwerkgemeenschappen op gebied van taalontwikkeling, systeemleren (Jan Jutten)
C. Meerjarenscholingsplan:
-
D. Samenwerking partners rond de school:
binnen de stichting SKSWW
E. Aannamebeleid leerlingen:
16 groepen met elk 25 leerlingen
F. Opbrengsten:
-
A. Aanwezige ontwikkelingsplannen:
Veranderingsparagraaf (concreet): A. Aanwezige ontwikkelingsplannen:
-
B. Scholingsplan:
-
C. Meerjarenscholingsplan:
-
D. Samenwerking partners rond de school:
-
E. Aannamebeleid leerlingen:
-
F. Opbrengsten:
-
Speerpunten
-
53
Scholing 2013/14 Gewenst (algemeen): zie scholingsplan A. Aanwezige ontwikkelingsplannen:
B. Scholingsplan:
voortzetten van opbrengstgericht werken in 3 niveaus, meer ervaring opdoen met groepsplannen In de leerwerkgemeenschappen de relatie taal en expressie onderzoeken, zie scholingsplan
C. Meerjarenscholingsplan:
-
D. Samenwerking partners rond de school:
netwerken SKSWWen Passenderwijs
E. Aannamebeleid leerlingen:
streven is 385 leerlingen op 01-10-2013
F. Opbrengsten:
door de relatie expressie en taal, de niveauwaarden verhogen
Veranderingsparagraaf (concreet): A. Aanwezige ontwikkelingsplannen:
- scholingsplan
B. Scholingsplan:
-
C. Meerjarenscholingsplan:
-
D. Samenwerking partners rond de school:
-
E. Aannamebeleid leerlingen:
-
F. Opbrengsten:
-
Speerpunten
werken in de Leerwerkgemeenschappen aan taal en expressie
54
Scholing 2014/15 Gewenst (algemeen): zie scholingsplan A. Aanwezige ontwikkelingsplannen:
-
B. Scholingsplan:
-
C. Meerjarenscholingsplan:
-
D. Samenwerking partners rond de school:
-
E. Aannamebeleid leerlingen:
-
F. Opbrengsten:
-
Veranderingsparagraaf (concreet): A. Aanwezige ontwikkelingsplannen:
-
B. Scholingsplan:
-
C. Meerjarenscholingsplan:
-
D. Samenwerking partners rond de school:
-
E. Aannamebeleid leerlingen:
-
F. Opbrengsten:
-
Speerpunten
-
55
13. FINANCIËN Schooljaar
2011/12
2012/13
KOSTEN (€)SCHOLING
SCHOLING AANSCHAF ADDITIONEEL MATERIAAL Kosten personeel REMEDIAL TEACHER LOGOPEDIE OVERIG TOTAAL
-
-
-
-
0
0
-
-
-
-
-
-
n.v.t.
n.v.t.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
0
0
-
-
BATEN (€)
LEERLING GEBONDEN FINANCIERING MATERIEEL LEERLING GEBONDEN FINANCIERING PERSONEEL ZORGMIDDELEN SWV WSNS VOOR EXTRA ZORG ZORGMIDDELEN SWV (NIEUW) VOOR EXTRA ZORG PERSOONSGEBONDEN BUDGET (VAN OUDERS) EXTRA BIJDRAGE VANUIT EIGEN LUMPSUM (eenpitter) EXTRA BIJDRAGE VANUIT BESTUUR EXTRA BIJDRAGE VANUIT GEMEENTE OVERIG TOTAAL ONDERBOUWD, ZIE BIJLAGE
Maakt de school gebruik van het persoonsgebonden budget (van ouders)? Is er binnen de school beleid geformuleerd ten aanzien van de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen?
Nee Ja
56
14. TEAMCOMPETENTIES 1. Pedagogische competentie
Pedagogisch groepmanagement: bevorderen van het pedagogisch klimaat in de groep waardoor leerlingen zich gestimuleerd, gesteund en veilig voelen. Sub niveau (%) 0
Basis niveau (%) 20
Ervaren niveau (%) 50
Excellent niveau (%) 30
2. Orthopedagogische competentie
Orthodidactische competentie: bevorderen van een krachtige leeromgeving in de groep en in de aangeboden lessen. Sub niveau (%) 0
Basis niveau (%) 50
Ervaren niveau (%) 40
Excellent niveau (%) 10
3. Orthopedagogische competentie
Orthodidactische competentie: bevorderen van een krachtige leeromgeving in de groep en in de aangeboden lessen. Sub niveau (%) 10
Basis niveau (%) 50
Ervaren niveau (%) 30
Excellent niveau (%) 10
4. Vak-, didactische- en organisatorische competenties
Didactisch groepmanagement: bevorderen van een leerklimaat in de groep waardoor leerlingen zich gestimuleerd, gesteund en uitgedaagd worden in hun leerproces. Gedifferentieerd werken: speelt het onderwijsleerproces optimaal in op verschillen tussen leerlingen. Onderwijskundige wendbaarheid: speelt in op de leefwereld van leerlingen uit meerdere leeftijdsgroepen en ontwikkelingsproblemen. Vakmatige beheersing: beheerst vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden met betrekking tot het werken met leerlingen met een verstandelijke handicap. Sub niveau (%) 0
Basis niveau (%) 50
Ervaren niveau (%) 30
Excellent niveau (%) 20
57
5. Competenties met betrekking tot het samenwerken met collega’s
Samenwerking: actief meedenken aan en meebeslissen met het versterken van de samenwerking binnen de school. Collegiale consultatie: ondersteunt en stimuleert de professionele en persoonlijke ontwikkeling van collega’s en staat open voor de ondersteuning en begeleiding van zichzelf door collega’s. Sub niveau (%) 0
Basis niveau (%) 50
Ervaren niveau (%) 30
Excellent niveau (%) 20
6. Competenties met betrekking tot werken met mensen en instellingen buiten de school
Externe contacten: kan in uiteenlopende contacten komen tot bespreking van en afstemming over de onderwijs- en leerprocessen. Sub niveau (%) 10
Basis niveau (%) 40
Ervaren niveau (%) 30
Excellent niveau (%) 20
7. Competenties met betrekking tot persoonlijke ontwikkeling
Vernieuwend denken: reflecteert op eigen ervaring en op veranderingen in onderwijsbehoeften en komt op basis daarvan tot nieuwe ideeën. Stimuleren tot vernieuwing: staat open voor verandering en draagt bij aan de implementatie van veranderingen. Uitbreiden vakmatige beheersing: is actief in het verdiepen en verbreden van vakinhoudelijke- en vakdidactische kennis en vaardigheden. Sub niveau (%) 0
Basis niveau (%) 60
Ervaren niveau (%) 30
Excellent niveau (%) 10
8. Samenvatting van de teamcompetenties Welke competenties wilt u de komende periode versterken? Pedagogische competentie Orthopedagogische competentie Orthodidactische competentie Vak-, didactische- en organisatorische competenties Competenties met betrekking tot het samenwerken met collega’s Competenties met betrekking tot werken met mensen en instellingen buiten de school Competenties met betrekking tot persoonlijke ontwikkeling
Ja Nee Nee Ja Ja Ja Ja
Welke instrumenten zijn er op school aanwezig dat de leerkrachten haar bekwaamheden onderhoudt? 58
Beoordeling en functioneringscyclus collegiale consultatie Gesprekkencyclus LWG Opleiden in school Teamcoaching Leren en werken in leerwerkgemeenschappen
59
15. PRIORITEITEN EN TE ONDERNEMEN ACTIES Welke acties moeten worden ingezet om de schoolontwikkeling te stimuleren (inclusief de extra ondersteuningsbehoefte) voor de komende 2 jaar, welke prioriteiten hanteert u hierbij? Beschrijf uw huidige situatie als vertrekpunt voor de gewenste situatie (knelpunten, verbeterelementen, opdrachten etc.) Huidige situatie: eigen scholing door het team in de leerwerkgemeenschappen hierdoor worden scholingskosten beperkt, daarnaast is het voor leerkrachten moeilijk om 3 niveaus per vakgebied te hanteren Gewenste situatie: kleine groepen om het begeleiden van leerlingen beheersbaar te houden, extra handen in de groep
60
BIJLAGE 1 – NOODZAKELIJKE INVESTERING In onderstaand tabel kunt u aangeven welke noodzakelijke investering u noodzakelijk acht ten behoeve ten behoeve van de extra zorg. leesondersteuning kinderen met dyslexie ondersteunende software leesonderwijs, jaarlijks maatwerk, jaarlijks, materiaal op rekengebied abonnementen ondersteunende leesmateriaal voor thuis, jaarlijks
3.000 600 1.000 500 500 5.600
+
61
BIJLAGE 2 – BEGRIPPENLIJST Arrangement
Extra zorg op maat, met inzet van bovenschoolse voorzieningen, expertise en financiën. Een arrangement kan variëren van licht curatief en tijdelijk van aard tot intensief en langdurend of structureel van aard. Een onderwijszorgarrangement beperkt zich tot het domein van het onderwijs. Een onderwijs- en zorgarrangement betreft altijd een samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg.
Basiszorg
Het door het samenwerkingsverband afgesproken geheel van preventieve en licht curatieve interventies die binnen de onderwijszorgstructuur van de school planmatig en op een overeengekomen kwaliteitsniveau worden uitgevoerd.
Basiskwaliteit
Inspectienorm: leerprestaties (primair onderwijs) en opbrengsten (voortgezet onderwijs) zijn ten minste voldoende en het onderwijsleerproces of de zorg en begeleiding voldoet op de kernindicatoren.
Clusterindeling speciaal onderwijs
Cluster 1: Visueel gehandicapte kinderen. Cluster 2: Auditief en communicatief gehandicapte kinderen, dove kinderen, slechthorende kinderen, kinderen met ernstige spraakproblemen. Cluster 3: Lichamelijk gehandicapte kinderen, verstandelijk en meervoudig gehandicapte kinderen, langdurig zieke kinderen. Cluster 4: Kinderen met ernstige gedragsproblemen.
Extra zorg
Alle vormen van onderwijszorg die de basiszorg overstijgen. Binnen ‘extra zorg’ kunnen verschillende typeringen voor het aanbod worden gebruikt, zoals breedte- en dieptezorg of een indeling in zorgzwaartes.
Onderwijszorg-profiel
De door het samenwerkingsverband vastgestelde omschrijving van de basiszorg en de eventuele extra zorg die een individuele school biedt.
Onderwijszorgplan
Beleidsdocument van het samenwerkingsverband dat laat zien op welke wijze een dekkend aanbod van onderwijszorg in de regio wordt gerealiseerd. In het onderwijszorgplan zijn ten minste de onderwijszorgprofielen van de scholen opgenomen en het door het samenwerkingsverband vastgestelde (ambitie)niveau van basiszorg dat voor alle scholen geldt.
Referentiekader
Het geheel van werkwijzen en afspraken waarnaar schoolbesturen en samenwerkingsverbanden zich richten bij de vormgeving van de zorgplicht passend onderwijs.
62
Zorgplicht
Het geheel van maatregelen dat betrekking heeft op de onderwijszorg van zittende en nieuwe leerlingen (inclusief aanmelding, inschrijving en toelating).
63
BIJLAGE 3 – AFKORTINGEN AB AOC AWBZ CGB CJG LEA LGF MBO OCW OOGO OPDC OZOP PCL PGB PO PrO REC RMC ROC S(B)AO SO SWV VO VSO VSV VVE WEC WMO WMR WMS WOR WOT WPO WSNS WVO ZAT ZVW
Ambulante begeleiding Agrarische onderwijscentra Algemene wet bijzondere ziektekosten Commissie Gelijke Behandeling Centrum voor Jeugd en Gezin Lokale educatieve agenda Leerlinggebonden financiering Middelbaar beroepsonderwijs Ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Op overeenstemming gericht overleg Ortho-pedagogisch Didactisch Centrum OnderwijsZorg en OntwikkelProfiel Permanente Commissie Leerlingzorg Persoonsgebonden budget Primair onderwijs Praktijkonderwijs Regionale Expertisecentrum Regionaal Meld- en Coördinatiefunctie Regionaal Opleidingencentrum Speciaal basisonderwijs Speciaal onderwijs Samenwerkingsverband Voortgezet onderwijs Voortgezet Speciaal onderwijs Voortijdig schoolverlaten Voor- en vroegschoolse educatie Wet op de Expertisecentra Wet maatschappelijke ondersteuning Wet op de ondernemingsraad Wet medezeggenschap scholen Wet op de ondernemingsraden Wet op het onderwijstoezicht Wet op het primair onderwijs Weer samen naar school Wet op het voortgezet onderwijs Zorg- en adviesteam Zorgverzekeringswet
64
BIJLAGE 4 – TEAMCOMPETENTIE NIVEAUS 1. Pedagogische competentie:
Basisniveau: richt zich voornamelijk op ordehandhaving en geeft weinig ruimte voor interactie tussen leerlingen. Stelt en bewaakt regels en routines ter handhaving van de orde. Stelt regels eenzijdig vast en geeft weinig ruimte.
Ervaren niveau: kan zorgen voor een goed pedagogisch klimaat door het juiste gebruik van het geven van ruimte dan wel het hanteren van regels en ordehandhaving Gaat in gesprek met leerlingen en maakt hen bewust van hoe ze met elkaar behoren om te gaan. Maakt onderlinge verschillen in normen en waarden bespreekbaar.
Excellent niveau: kan inschatten hoe een groep zal reageren en is in staat om binnen een groep waar het pedagogisch klimaat negatief is, te komen tot een constructieve houding van de groep. Kan in moeilijke groepen de effecten van het gedrag van de leerlingen bespreekbaar maken. Laat leerlingen in overleg eigen groepsgedrag reguleren.
2. Orthopedagogische competentie:
Basisniveau: richt zich voornamelijk op het sociale klimaat in een groep en van het individuele welbevinden van de leerlingen. Is goed op de hoogte van sociaal-emotionele kenmerken van ieder van zijn leerlingen, hun basisbehoeften, verwachtingen en ontwikkelingen. Heeft inzicht in de opvoedingssituatie en de culturele bepaaldheid daarvan.
Ervaren niveau: Is in staat leerlingen uit te dagen tot het nemen van initiatieven en is in staat om hen naar vermogen zelfstandig te kunnen laten werken. Stelt individuele handelingsplannen op die gericht op de sociaal emotionele ontwikkeling van de leerlingen. Is in staat om op basis van individuele handelingsplannen te komen tot haalbare groepsplannen volgens de leerlijnen. Stemt zijn orthopedagogisch handelen en gedragsinterventies af op de behoeften en mogelijkheden van de leerlingen en van de groep.
Excellent niveau: Is in staat om tijdens de uitvoering van handelen zijn beeld van de sociaalemotionele ontwikkeling van de leerlingen verder te ontwikkelen. Heeft inzicht in de specifieke individuele ontwikkelingsmogelijkheden en -belemmeringen van kinderen. Is in staat om voor leerlingen relevante benaderingen en programma’s voor sociaalemotionele ontwikkeling en gedragsbeïnvloeding te kunnen toepassen. Weet welke opvoedingssituatie en de individuele belemmeringen kunnen hebben voor de sociaal-emotionele en identiteitsontwikkeling van de leerlingen.
65
3. Orthodidactische competentie:
Basisniveau: leerinhoud en het doen en laten worden afgestemd op de leerlingen waarbij rekening wordt gehouden met individuele verschillen. Heeft een goed beeld van het leerniveau, de leerbehoeften, -mogelijkheden en stijlen van alle leerlingen. Ontwerpt leeractiviteiten die voor de individuele leerlingen en de groep uitvoerbaar zijn, hen motiveert tot zelfstandigheid.
Ervaren niveau: motiveert leerlingen voor hun leertaken, hen uitdaagt om er het beste van te maken en hen helpt om ze met succes af te ronden. Is in staat het didactisch handelen af te stemmen op de leermogelijkheden van de groep. Is in staat tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het beeld van de (speel- en) leerontwikkeling van de leerlingen verder te ontwikkelen.
Excellent niveau: leerlingen te laren leren, ook van elkaar, om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te bevorderen. Is in staat om op basis van beeldvorming, diagnose, het plan van aanpak bij te stellen, voor de individuele leerling en voor de gehele groep.
4. Vak-, didactische- en organisatorische competenties: Didactisch groepsmanagement:
Basisniveau: richt zich voornamelijk op het volgen van methodes en geeft weinig ruimte om hiervan af te wijken en geeft weinig ruimte voor interactie tussen leerlingen. Staat weinig tot geen overleg toe tussen leerlingen onderling. Hanteert weinig tot geen opdrachten waarbij leerlingen in groepjes en/of individueel zelfwerkzaam kunnen zijn.
Ervaren niveau: kan zorgen voor een goed leerklimaat door het juiste gebruik van het geven van ruimte Past samenwerkingsvormen toe waarbij leerlingen samen een probleem moeten oplossen. Past werkvormen toe waarbij leerlingen individueel een probleem moeten oplossen. Groepeert leerlingen zodanig binnen een klas dat de werkvorm aansluit bij de doelstelling van de lessen.
Excellent niveau: kan inschatten hoe een groep zal reageren en is in staat om binnen een groep waar het leerklimaat negatief is, te komen tot een goede leerhouding van de groep. Kan een groep die onvoldoende taakgericht is, sturen zodanig dat er weer een adequaat leerklimaat ontstaat. Is ook bij moeilijke groepen in staat om werkvormen te hanteren waardoor leerlingen samen moeten werken.
66
Gedifferentieerd werken:
Basisniveau: stuurt het leerproces overwegend zelf aan; geeft weinig ruimte aan leerlingen Reikt zelf oplossingen aan voor problemen. Is vooral zelf aan het woord. Draagt kennis over. Stelt gesloten vragen en geeft aan of een antwoord goed of fout is. Leerlingen richten zich direct tot de leerkracht als ze iets niet weten.
Ervaren niveau: maakt bij het sturen geven aan het leerproces onderscheid tussen leerlingen, maar beperkt zich door differentiatie naar enkele subgroepen. Deelt leerlingen in naar leerstijl, leerhouding etc. en geeft elke subgroep een eigen opdracht. Laat leerlingen een deel van de les zelfstandig werken. Geeft leerlingen enige ruimte om na te denken en onderling te overleggen over problemen. Stelt merendeels open vragen. Richt zich vooral op leerdoel en lesstof en minder op de motivatie en het ontdekkingsproces van leerlingen.
Excellent niveau: gebruikt opdrachten die leerlingen stimuleren om zelf invulling te geven aan hun leerproces; stemt dit af op waar een leerling aan toe is. Legt problemen voor die stimuleren tot het zelf verzamelen en toepassen van kennis Laat leerlingen eigen leerstrategieën ontwikkelen. Komt op basis van reacties van leerlingen tot realisatie leerdoelen. Laat leerlingen naar hun mogelijkheden zelfstandig werken of in overleg aan opdrachten werken. Speelt bewust in op verschillen in motivatie en capaciteiten van leerlingen.
Onderwijskundige wendbaarheid:
Basisniveau: speelt in op de leefwereld van één bepaalde leeftijdsgroep Past taalgebruik aan het taal-/ontwikkelingsniveau van de leeftijdsgroep. Legt verbindingen tussen onderwijs en de leefwereld van de leerlingen. Schakelt ervaren collega’s in bij het beantwoorden van de vraag of een probleem van een leerling een leerprobleem is of dat er specifieke deskundigheid moet worden ingeschakeld.
Ervaren niveau: speelt in op de leefwereld van twee leeftijdsgroepen en/of begeleidt leerlingen met enkelvoudige ontwikkelingsproblemen. Kan leerlingen uit twee leeftijdsgroepen op een bij hun leeftijd passende manier aanspreken en stimuleren. Past zijn taalgebruik aan het taal-/ontwikkelingsniveau van de leeftijdsgroepen aan. Is in staat leerlingen te onderwijzen/te begeleiden die het tempo van de groep niet kunnen volgen, door die meer structuur te bieden en passend te bemoedigen, zo nodig met inschakeling van een specialist.
Excellent niveau: speelt in op leefwereld van meer dan twee leeftijdsgroepen en/of begeleidt leerlingen met meervoudige ontwikkelingsproblemen Kan leerlingen uit meer dan 2 leeftijdsgroepen op een bij hun leefwereld passende manier aanspreken en stimuleren. Past zijn taalgebruik aan het taal-/ontwikkelingsniveau van de leeftijdsgroepen. Is in staat, zo nodig met inschakeling van een specialist, leerlingen met meervoudige problemen (leerproblemen, gedragsproblemen of sociaal emotionele problemen) te onderwijzen/te begeleiden.
67
Vakmatige beheersing:
Basisniveau: beheerst vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden op basisniveau. Beheerst de vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden in relatie tot de onderwijsdoelen die hij/zij moet realiseren.
Ervaren niveau: beheerst vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden op ervaren niveau. Is in staat zijn vakinhoudelijke kennis integraal in te zetten in onderwijsprojecten.
Excellent niveau: beheerst vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden op een excellent niveau en fungeert als vraagbaak en voorbeeld voor anderen. Is in staat op basis van herziene of nieuwe onderwijsdoelen een passende selectie van kennis en vaardigheden toe te passen. Is in staat onderwijsproblemen te analyseren op vakinhoudelijke en vakdidactische aspecten en oplossingen voor die problemen aan te dragen.
5. Competenties met betrekking tot samenwerken met collega’s: Samenwerking:
Basisniveau: op constructieve wijze participeren in bestaande overlegvormen binnen de onderwijsinstelling. Luistert actief naar de standpunten en voorstellen van anderen en vraagt door om beter inzicht te krijgen in hun ideeën. Brengt op rustige wijze een eigen mening in tijdens overleg. Hanteert een heldere, gestructureerde opbouw bij het toelichten van het eigen standpunt. Sluit met eigen opmerkingen en reacties aan op de agenda c.q. de doelstellingen van het overleg.
Ervaren niveau: kan sturing geven aan kleinschalig overleg en aan projectteams binnen de onderwijsinstelling. Werkt bij het sturing geven aan projecten met een duidelijk projectplan (specificatie van resultaten, tijdsplanning, mensen en middelen, etc.). Stuurt bij wanneer de doelstelling van het overleg c.q. project uit het oog wordt verloren door betrokkenen. Hanteert bij het voorzitten van overleg een expliciete agenda. Zorgt ervoor dat een ieder die deelneemt aan het overleg gelegenheid krijgt om een standpunt naar voren te brengen.
Excellent niveau: neemt in overleg met de leiding initiatieven die structureel bijdragen aan de samenwerking binnen de onderwijsinstelling en aan de samenwerking met andere onderwijsinstellingen. Is actief in onderwijsinstelling overstijgende activiteiten. Neemt initiatieven om andere personeelsleden binnen de onderwijsinstelling te betrekken bij onderwijsinstelling overstijgende activiteiten. Initieert overleg en samenwerking tussen leraren binnen de onderwijsinstelling. Treedt op als projectleider van grote, complexe projecten.
68
Collegiale consultatie
Basisniveau: staat open voor aanwijzingen van collega’s en neemt initiatieven om van hen te kunnen leren Legt eigen werkwijzen en programma’s regelmatig voor aan collega’s en vraagt om suggesties ter verbetering Vraagt naar de aanpak die collega’s hanteren bij bepaalde reacties van individuele of groepen leerlingen Houdt een dagboek bij van de eigen ervaringen met bepaalde lesvormen en de effecten van eigen gedrag op leerlingen; vraagt feedback van collega’s.
Ervaren niveau: ondersteunt minder ervaren collega’s bij hun onderwijs- en onderwijsinstellingtaken door het geven van adviezen Wekt vertrouwen door de tijd te nemen om vragen van collega’s door te praten en door zelf hulpvragen te stellen Stimuleert collega’s om lessen bij hem/haar te komen observeren en/of bij de ander lessen te komen observeren en die samen door te spreken Onderhoudt ook goede informele contacten met collega’s en maar zichzelf mede daardoor makkelijk aanspreekbaar.
Excellent niveau: ondersteunt ervaren en minder ervaren collega’s in hun persoonlijke en professionele ontwikkeling door op te treden als coach. Bevordert de persoonlijke effectiviteit van collega’s door hen te helpen bij het zelf leren oplossen van problemen Stimuleert collega’s om over problemen te praten in teamvergaderingen door zelf het goede voorbeeld te geven en zich kwetsbaar op te stellen Heeft oog voor problemen van collega’s en neemt initiatieven om deze met hen te bespreken.
69
6. Competenties met betrekking tot werken met mensen en instellingen buiten te school: Externe contacten:
Basisniveau: verschaft op adequate wijze informatie over de ontwikkeling en resultaten van de eigen leerlingen. Neemt ruim de tijd voor gesprekken bij de bespreking van resultaten of voor verzoeken om problemen te bespreken. Stemt eigen woordgebruik e.d. af op de gesprekspartner door bijvoorbeeld rekening te houden met hun opleidingsniveau en/of culturele achtergrond. Bespreekt problemen met een leerling tijdig met hulpverleners.
Ervaren niveau: initieert, in overleg met de leiding, incidentele contacten die bijdragen aan de ontwikkeling en komt in die contacten tot een effectieve informatie-uitwisseling en afstemming. Komt met programmavoorstellen waardoor leerlingen uit voorgaand onderwijs gemakkelijker de overstap kunnen maken. Kan voor externe hulpverleners helder aangeven welke problemen zich voordoen bij leerlingen en welke ondersteuning wordt verwacht. Zoekt samen met externe hulpverleners naar mogelijkheden om hun adviezen in de dagelijkse praktijk te integreren.
Excellent niveau: initieert, in overleg met de leiding, structurele contacten die bijdragen aan de ontwikkeling van leerlingen en komt in die contacten tot een effectieve informatieuitwisseling en afstemming. Levert een bijdrage aan voorlichtende activiteiten via schoolkrant, nieuwsbrieven etc. Inventariseert knelpunten in de externe hulpverlening en komt met oplossingsvoorstellen. Stemt initiatieven bij het komen tot overleg met externen tot afstemming van onderwijsaanbod.
7. Competenties met betrekking tot persoonlijke ontwikkeling: Vernieuwend denken:
Basisniveau: denkt na over eigen ervaringen en over onderwijsbehoeften en legt vragen die daaruit voortvloeien voor aan anderen Evalueert regelmatig de eigen aanpak en effecten daarvan en bespreekt deze met collega’s. Brengt bewust (kleine) variaties aan in eigen aanpak en registreert het effect daarvan op het gedrag en het leerproces bij leerlingen.
Ervaren niveau: denkt na over eigen ervaringen en ontwikkelingen in onderwijsbehoeften en komt op basis daarvan tot (voorstellen voor) verbetering. Experimenteert in de eigen lessituatie en komt op basis daarvan met voorstellen ter verbetering van de lespraktijk op de eigen onderwijsinstelling. Denkt na over veranderingen in de samenleving en de gevolgen daarvan voor het eigen vakgebied en komt op basis daarvan tot voorstellen gericht op verbetering.
Excellent niveau: denkt na over eigen ervaringen en ontwikkelingen in onderwijsbehoeften en komt op basis daarvan tot (voorstellen voor) vernieuwing. Draagt bij aan vernieuwingen in het onderwijs door (deelname aan) experimenten en door het publiceren van nieuwe ideeën en/of werkwijzen. Denkt na over veranderingen in de samenleving en de gevolgen daarvan voor het onderwijs en komt met vernieuwende voorstellen.
70
Stimuleren tot vernieuwen:
Basisniveau: staat open voor nieuwe mogelijkheden. Probeert nieuwe ideeën uit. Luistert aandachtig en vraagt door als de huidige praktijk ter discussie wordt gesteld. Participeert in projecten die bijdragen aan de introductie van nieuwe technieken b.v. ICT.
Ervaren niveau: levert een bijdrage aan de implementatie van gangbare ontwikkelingen. Fungeert als trekker van veranderingen die een deel van de onderwijsinstelling (bouw) betreffen. Ondersteunt en begeleidt collega’s bij het zich eigen maken van nieuwe werkwijzen. Neem initiatieven om mensen van buiten de eigen onderwijsinstelling toelichting te laten geven op nieuwe ontwikkelingen. Toont een grote vasthoudendheid bij het overtuigen van collega’s ten aanzien van de voordelen van bepaalde ontwikkelingen.
Excellent niveau: levert een bijdrage aan de implementatie van substantiële vernieuwingen Fungeert als trekker van veranderingen die de onderwijsinstelling betreffen. Experimenteert met andere werkwijzen, concepten e.d. en treedt daarmee naar buiten. Kan duidelijk benoemen welke factoren binnen de eigen organisatie een positieve bijdrage kunnen leveren aan een bepaalde vernieuwing. Kan duidelijk aangeven met welke concrete acties weerstanden tegen vernieuwingen overwonnen kunnen worden.
Na- en bijscholing:
Basisniveau: is actief in de verdieping/verbreding van de vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden. Zorgt door middel van (zelf)studie, trainingen, cursussen en aanwijzingen van collega’s voor het onderhouden en actualiseren van zijn/haar vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden Bezoekt conferenties e.d. waar nieuwe werkwijzen aan bod komen.
Ervaren niveau: is actief in het verbreden en verdiepen van vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden op basisniveau. Bouwt zelfstandig en door het volgen van bijscholing voortdurend een systematisch bestand van vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden uit.
Excellent niveau: is actief zich op hoog niveau te ontwikkelen op vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden. Bouwt door het volgen van post HBO of universitaire studie de eigen kennis en vaardigheden uit van va inhoud en vakdidactiek.
71
BIJLAGE 5 – PROTOCOLLEN Protocol inzake medische handelingen -
Protocol inzake vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding -
Protocol inzake aanvaarding van materiële of geldelijke bijdragen -
72