Wijzigingsverordening en wijzigingsbesluit Maatschappelijke ondersteuning Afdeling Samenleving
24 februari 2011
1
Inhoud 1. 2. 3.
Wijzingen in de Verordening Maatschappelijke ondersteuning ........................................................ 2 Wijzigingen in de Toelichting op de verordening maatschappelijke ondersteuning ......................... 7 Wijzigingen in het Uitvoeringsbesluit Maatschappelijke ondersteuning.........................................11
1. Wijzingen in de Verordening Maatschappelijke ondersteuning A Artikel 1.2 lid 2 komt te luiden: Geen voorziening wordt toegekend: a. indien de voorziening voor een persoon als de persoon met beperkingen algemeen gebruikelijk is; b. indien de persoon met beperkingen niet woonachtig is in de gemeente Diemen; c. voor zover er aan de zijde van de persoon met beperkingen geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd; d. voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de persoon met beperkingen of diens wettelijk vertegenwoordiger voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt, tenzij het college uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven tot het maken van de kosten; e. indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze Verordening of krachtens een aan deze Verordening voorafgaande Wmo-verordening of WVG-verordening is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de persoon met beperkingen of diens wettelijk vertegenwoordiger zijn toe te rekenen; f. indien de aanvrager op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning artikel 1.2 lid 2 voldoende financiële capaciteit heeft om zelf deze voorziening aan te schaffen. B Artikel 2.3 komt te luiden: Artikel 2.3 Persoonsgebonden budget. 1. Op het persoonsgebonden budget zijn de volgende voorwaarden van toepassing: a. een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt op verzoek van de persoon met beperkingen of diens wettelijk vertegenwoordiger; b. een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt indien daartegen geen overwegende bezwaren bestaan. 2. In de beschikking tot toekenning van de voorziening waarvoor een persoonsgebonden budget wordt verstrekt wordt aangegeven op welke kosten het persoonsgebonden budget betrekking heeft en worden de toepasselijke voorwaarden, de omvang, de looptijd en de wijze van uitbetaling van het persoonsgebonden budget opgenomen. 2
3. Bij de beschikking wordt, indien van toepassing, een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen. 4. Na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is, dan wel in ieder geval in elk kalenderjaar, wordt aan het college door de budgethouder verantwoording afgelegd over de verkregen budgetten, door middel van: a. de nota/factuur van de aangeschafte voorziening; b. een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening, of c. een overzicht van de salarisadministratie. 5. De budgethouder is verplicht om het persoonsgebonden budget te besteden aan het doel waarvoor het is verstrekt. Het college kan nagaan of aan dit vereiste is voldaan. C Artikel 2.5 komt te luiden: Artikel 2.5 Eigen bijdrage 1. De persoon met beperkingen danwel diens wettelijk vertegenwoordiger is voor de volgende voorzieningen een eigen bijdrage verschuldigd: a. hulp bij het huishouden; b. woonvoorzieningen van bouwkundige of woontechnische aard aan een eigen woning die het bedrag zoals vastgesteld in het Besluit te boven gaan. c. hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen (behalve rolstoel en sportrolstoel). D Artikel 3.4 komt te luiden: Artikel 3.4 Omvang van de hulp bij het huishouden. De omvang van de voorziening hulp bij het huishouden wordt berekend door gebruik te maken van het protocol huishoudelijke verzorging van het CIZ. Deze omvang wordt berekend in uren.
E Artikel 4.4 komt te luiden: Artikel 4.4 Geen toekenning van een woonvoorziening Een woonvoorziening wordt niet toegekend als genoemd in artikel 4.1: a. voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen; b. voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw; c. de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestaat/bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig is/was; d. de persoon met beperkingen niet verhuist/is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college; e de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak; f. de persoon met beperkingen verhuist/verhuisd is vanuit of naar een woning die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden of naar een AWBZ-instelling of een 3
andere instelling gericht op het verstrekken van zorg; g. indien er geen rechtstreeks oorzakelijk verband bestaat tussen de ondervonden beperkingen en één of meer bouwkundige of woontechnische kenmerken van de door de persoon met beperkingen bewoonde woning; h. indien de beperkingen niet in de woning zelf (waartoe ook de toegankelijkheid van de woning moet worden begrepen) worden ondervonden. i: indien de woning ook na aanpassingen niet langdurig geschikt is voor de bewoner(s). F Artikel 4.6 komt te vervallen.
G Artikel 4.8 komt te luiden: Artikel 4.8 Gemeenschappelijke ruimten Het college kan uitsluitend de volgende voorzieningen verlenen aan gemeenschappelijke ruimten, indien zonder (één van) deze voorzieningen de woning voor de persoon met beperkingen ontoegankelijk blijft: a. het verbreden van toegangsdeuren; b. het aanbrengen van elektrische deuropeners; c. aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw (mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel); d. drempelhulpen; e. het aanbrengen van een extra trapleuning bij een portiekwoning; f. een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw. H Artikel 4.9 komt te luiden: Artikel 4.9 Voorziening voor verhuizing en (her)inrichting 1. In afwijking van artikel 4.3 lid 1 kan het college een voorziening als genoemd in artikel 4.1 onderdeel a. ook verstrekken aan een persoon zonder beperkingen die op verzoek van het college een woning heeft ontruimd. 2. Het college verleent geen voorziening als genoemd in artikel 4.1 onderdeel a. indien: a. de persoon met beperkingen voor het eerst zelfstandig gaat wonen; b. de persoon met beperkingen verhuist van of naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verlenen van zorg naar een zelfstandige woning. 3. Na een periode van twee jaar vanaf de datum van de toekenningsbeschikking vervalt het recht op uitbetaling van een toegekende voorziening als genoemd in artikel 4.1 onderdeel a. I Artikel 5.1 komt te luiden: Artikel 5.1 Typen vervoersvoorzieningen De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen, te verstrekken voorziening kan bestaan uit: 4
a. een collectieve vervoersvoorziening; b. een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen; c. een open elektrische buitenwagen (scootmobiel uitsluitend voor vervoer buitenshuis); d. een (al dan niet elektrisch aangedreven) driewielfiets; e. een ander verplaatsingsmiddel; f. aanpassing van een eigen auto; g. vergoeding voor gebruik van een taxi of een eigen auto; h. vergoeding voor gebruik van een rolstoeltaxi; i. vergoeding voor gebruik van een ander verplaatsingsmiddel; j. medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het collectief vervoer. J Artikel 5.6 komt te luiden: Artikel 5.6 Omvang 1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag. 2. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van maximaal 1500 kilometer mogelijk maken. K Artikel 6.1 komt te luiden: Artikel 6.1 Typen rolstoelvoorzieningen De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning, dan wel voor sportbeoefening, te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit: a. een rolstoel voor verplaatsing binnen of buiten, dan wel een aanpassing daaraan; b. onderhoud, gebruik en reparatie van de in onderdeel a. genoemde rolstoel; c. noodzakelijke rolstoelaanpassingen; d. een sportvoorziening. L Artikel 7.1 komt te luiden: Artikel 7.1 Aanvraag 1. Een aanvraag dient schriftelijk te worden ingediend, bij voorkeur door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier. 2. De aanvraag dient te worden ingediend bij het Team Wmo van de gemeente Diemen, op welke plaats zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet als ook aanvragen zorg inzake de AWBZ kunnen worden ingediend. 3. De persoon met beperkingen of diens wettelijk vertegenwoordiger dient bij het indienen van de aanvraag desgevraagd een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel 1° tot en met 3° van de Wet op de identificatieplicht te overleggen. M Artikel 8.5 komt te luiden: 5
Artikel 8.5 Terugvordering 1. In geval een besluit geheel of gedeeltelijk is ingetrokken kan een op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële vergoeding of Persoongebonden Budget geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd. 2. Ingeval het recht op een in bruikleen of eigendom verstelde voorziening is ingetrokken kan deze voorziening dan wel de aanschafwaarde van deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is beleend op basis van valselijk verstrekte gegevens. 3. Ingeval bij controle van de verantwoording van het budget blijkt dat het bedrag niet volledig is besteed, niet volgens de in de beschikking gestelde voorwaarden is besteed of niet voldoende of binnen redelijk vooraf gestelde termijn is verantwoord, kan een op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële vergoeding of Persoongebonden Budget geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.
6
2. Wijzigingen in de Toelichting op de verordening maatschappelijke ondersteuning N Artikel 1.1 lid 1 onderdeel t komt te luiden: Lid 1 onderdeel t. algemeen gebruikelijk Evenals onder de WVG het geval was, is het ook onder de Wmo niet de bedoeling dat de gemeentelijke overheid voorzieningen verstrekt, waarover de persoon met beperkingen, gezien zijn individuele situatie, ook zonder zijn handicap of beperking, zou kunnen beschikken. Deze voorzieningen worden als algemeen gebruikelijk beschouwd. In het algemeen kan een gevraagde voorziening als algemeen gebruikelijk voor een persoon met beperkingen worden beschouwd indien een persoon zonder beperkingen, die zich voor wat betreft leeftijd, inkomen, etc. in een vergelijkbare positie bevindt, naar maatschappelijke maatstaf redelijkerwijs de beschikking zou (kunnen) hebben over een dergelijke voorziening. Wat in een concrete situatie als algemeen gebruikelijk te beschouwen is, hangt af van de geldende maatschappelijke normen van het moment van de aanvraag. Het begrip “algemeen gebruikelijk” is geconcretiseerd in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Het begrip heeft vaak voor verwarring gezorgd, omdat algemeen gebruikelijke voorzieningen soms wel specifiek voor een handicap worden aangeschaft, maar vanwege hun algemeen gebruikelijke karakter toch niet vergoed worden. Om duidelijk te maken wat in de wet verstaan wordt onder dit begrip is de begripsomschrijving vanuit de jurisprudentie in de Verordening opgenomen. Het gaat daarbij om voorzieningen: - die in de reguliere handel verkrijgbaar zijn; - die niet speciaal voor gehandicapten bedoeld zijn; - die niet aanzienlijk duurder zijn dan vergelijkbare producten met hetzelfde doel; en - die voor een persoon zonder beperkingen in een financieel vergelijkbare positie tot het normale aanschaffingspatroon kan worden gerekend. Het begrip “algemeen gebruikelijk” moet overigens niet worden verward met “gebruikelijke zorg”, zoals dat onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is geformuleerd in beleidsregels. In jurisprudentie zijn een aantal voorzieningen met name genoemd als algemeen gebruikelijk te weten: - Elektrische fiets - Fiets met trapondersteuning - Verhoogd toilet - Wandbeugels - Thermostatische kranen en hendelmengkranen Auto met automatische koppeling en stuurbekrachtiging O Artikel 2.3 lid 1 komt te luiden: Artikel 2.3 Persoonsgebonden budget Lid 1: In lid 1 zijn de voorwaarden opgenomen voor het verstrekken van een persoonsgebonden budget. Deze wordt alleen verstrekt op verzoek van de persoon met beperkingen of diens wettelijk vertegenwoordiger. Er wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt indien daartegen overwegende bezwaren bestaan. Het college legt in het Besluit vast in welke gevallen er sprake is van overwegende bezwaren (zie ook artikel 2.1 Verordening). In PGB beleid zijn deze regels nader uitgewerkt. 7
P Artikel 2.3 lid 4 en 5 komt te luiden: Lid 4 en 5: Afhankelijk van de vraag waarvoor het persoonsgebonden budget is bedoeld en de wijze waarop de noodzakelijke voorziening is verkregen, worden bewijsstukken door de budgethouder verstrekt. De in onderdeel onder a. bedoelde factuur is nodig in situaties waarin voorzieningen zijn aangeschaft bij een leverancier, bijvoorbeeld een rolstoel of een scootermobiel. In onderdeel b. is een betalingsbewijs genoemd, wat van belang kan zijn in situaties waarin er geen nota is, bijvoorbeeld bij een tweedehands aankoop bij een particulier of uitbetaling aan een dienstverlener, bijvoorbeeld iemand die hulp bij het huishouden heeft verleend. In onderdeel c. is genoemd een salarisadministratie; die kan noodzakelijk zijn in situaties waarin men iemand in dienst heeft genomen voor het verrichten van hulp bij het huishouden. Mocht uit de controle blijken dat er aanleiding is het toegekende persoonsgebonden budget van de budgethouder terug te vorderen, dan dient de in hoofdstuk 7 genoemde procedure te worden gevolgd. Q Artikel 3.2 komt te luiden: Artikel 3.2 Recht op hulp bij het huishouden In artikel 3.2 wordt geregeld onder welke basisvoorwaarden men gebruik kan maken van een voorziening voor hulp bij het huishouden. In aanmerking komen in eerste instantie personen met een aantoonbare beperking ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen. Verder komen in aanmerking mantelzorgers in het kader van de zogenaamde ‘respijtzorg’, dat wil zeggen dat de noodzaak aanwezig is om mantelzorgers te ontlasten. Nota bene: het is daarbij niet de bedoeling van de wetgever dat het huishouden van de mantelzorger wordt overgenomen, maar overname van het huishouden van degene die de mantelzorg ontvangt is wel degelijk tijdelijk mogelijk.
R Artikel 3.4 komt te luiden: Artikel 3.4 Omvang van de hulp bij het huishouden De omvang van de voorziening hulp bij het huishouden wordt berekend door gebruik te maken van het protocol huishoudelijke verzorging van het Ciz. Dit is een landelijk geaccepteerd instrument voor een gedegen onderbouwing van de indicering. Deze omvang wordt berekend in uren. S Artikel 4.3 komt te luiden: Artikel 4.3 Primaat van verhuizing en recht op woonvoorzieningen In dit artikel zijn de voorwaarden opgenomen om voor de diverse typen woonvoorzieningen in aanmerking te komen. Primaat van verhuizing 8
Al onder de WVG gold de regel dat bij een aanvraag voor een woonvoorziening eerst werd bezien of verhuizing naar een andere woning een oplossing kon bieden. Dit is het zogenaamde primaat van de verhuizing. In feite gaat het om een uitwerking van de regel dat in beginsel wordt gekozen voor de goedkoopst adequate voorziening. De mogelijkheid tot het hanteren van het primaat van de verhuizing is onder de WVG in de jurisprudentie erkend, zij het dat wel enkele duidelijke voorwaarden zijn gesteld. Het college kan besluiten om een financiële tegemoetkoming te verstrekken in de verhuis- en herinrichtingskosten, indien verhuisd wordt naar een aangepaste of een goedkoper dan de reeds bewoonde woonruimte aan te passen woning. Het college maakt de afweging of zij een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten willen geven of dat de woning van persoon met beperkingen aangepast moet worden. Indien aangepaste of aanpasbare woningen beschikbaar zijn kan uit doelmatigheidsoverwegingen de voorkeur gegeven worden aan verhuizen boven aanpassen van de huidige woonruimte van de persoon met beperkingen. Bij de uiteindelijke keuze van de te verstrekken voorziening wordt een afweging gemaakt tussen de kosten van het verhuizen versus het aanpassen van de huidige woonruimte. Daarnaast moeten de financiële gevolgen van de verhuizing voor de woonlasten voor de aanvrager binnen aanvaardbare financiële grenzen vallen. Tevens moet bij de afweging verhuizen of aanpassen rekening gehouden worden met de sociale omstandigheden waarin de persoon met beperkingen zich bevindt zoals de aanwezigheid van mantelzorg. Verder moet duidelijk zijn dat de oplossing in de vorm van een verhuizing kan worden gerealiseerd binnen een uit het medisch advies blijkende medisch verantwoorde termijn. Dat houdt dus in dat het college zicht moet hebben op de woningvoorraad om een indicatie te kunnen geven van de mogelijkheden om binnen die medisch verantwoorde termijn te kunnen verhuizen naar een geschikte aangepaste of goedkoper aan te passen woning. Ook diverse andere relevante aspecten, kunnen, afhankelijk van de situatie een rol spelen bij de afweging omtrent het toepassen van het primaat van de verhuizing in een concreet geval. Het moge duidelijk zijn dat wanneer een woning wordt vrijgemaakt, er twee maal een financiële tegemoetkoming voor verhuizing en inrichting kan worden verstrekt: allereerst aan degene die de woning vrijmaakt en vervolgens aan de persoon met beperkingen die naar de vrijgemaakte woning verhuist. De totaalkosten hiervan zullen een onderdeel uitmaken van de afweging of er een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten verstrekt zal worden dan wel een woning aangepast moet worden. Het primaat van verhuizing geldt ten aanzien van de voorziening van bouwkundige of woontechnische aard, de voorziening van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard en de uitraasruimte. In lid 4 is aangegeven dat het college in het besluit kan bepalen in welke situaties het primaat van verhuizing niet wordt toegepast.
T Artikel 4.4 onderdeel b komt te luiden: Artikel 4.4 Weigeringsgronden Onderdeel b: Wie een hoog inkomen heeft zal een groter huis kunnen bewonen dan iemand met een minimuminkomen. Een garage wordt in principe niet aangepast. Uitzondering kan worden gemaakt als de garage gebruikt moet worden als stalling voor een scootmobiel. Maar alle extra of duurdere voorzieningen worden door deze regel beheerst: uitgangspunt is niveau sociale woningbouw. En dat niveau biedt geen ruimte voor inpandige zwembaden, ook niet voor garages. 9
U Artikel 4.8 komt te luiden: Artikel 4.8 Gemeenschappelijke ruimten In dit artikel worden een aantal voorzieningen genoemd die kunnen worden verleend in gemeenschappelijke ruimten, indien zonder deze voorziening(en) de woning voor de persoon met beperkingen ontoegankelijk blijft. Een traplift komt in deze opsomming voor voorzieningen niet voor. Een traplift in een gemeenschappelijk trappenhuis (van een wooncomplex) wordt niet geplaatst omdat deze vaak andere gebruikers van de trap hindert, de voorziening gevoelig is voor vandalisme en er bezwaren kunnen zijn i.v.m. de brandveiligheid. Om deze redenen geven woningeigenaren doorgaans geen toestemming voor het plaatsen van een traplift in een gemeenschappelijke ruimte. V Artikel 4.9 lid 3 komt te luiden: Lid 3: In lid 3 is bepaald dat het recht op uitbetaling van de toegekende voorziening voor verhuizing en (her)inrichting vervalt na twee jaar vanaf de datum van de toekenningsbeschikking, omdat de noodzaak na twee jaar vervalt. Indien de medische situatie verandert, verandert ook de indicatie. W Artikel 6.3 komt te luiden: Artikel 6.3 Recht op een rolstoelvoorziening In dit artikel zijn de voorwaarden voor de toekenning van een (sport)rolstoel en rolstoelaanpassingen opgenomen. Een persoon met beperkingen kan slechts voor een rolstoelvoorziening als bedoeld in artikel 6.1 onderdeel a. in aanmerking kan komen als er een noodzaak bestaat voor dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning. Een persoon met beperkingen kan voor een sportvoorziening in aanmerking komen wanneer het sporten zonder sportvoorziening niet mogelijk is. X Artikel 7.1 lid 3 komt te luiden: Lid 3: In lid 3 is geregeld dat de persoon met beperkingen of diens wettelijk vertegenwoordiger bij het indienen van een aanvraag desgevraagd een geldig identiteitsbewijs dient te overleggen. Hiermee wordt voorkomen dat bijvoorbeeld aan vreemdelingen een voorziening wordt toegekend.
10
3. Wijzigingen in het Uitvoeringsbesluit Maatschappelijke ondersteuning Y Artikel 3 komt te luiden: Artikel 3: Omvang van de eigen bijdrage (Verordening artikel 2.5) De eigen bijdrage wordt jaarlijks vastgesteld door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Z Artikel 4 komt te luiden: Artikel 4: Persoon gebonden budget bij hulp bij het huishouden (Verordening artikel 3.1 en artikel 3.4) Het persoongebonden budget voor hulp bij het huishouden is gebaseerd op 75% van het laagste tarief zoals afgesproken in de aanbesteding voor hulp bij het huishouden in zorg in natura. AA Artikel 6 komt te luiden: Artikel 6: Primaat van de verhuizing (Verordening artikel 4.3) Het primaat van verhuizing zoals neergelegd in artikel 4.3 lid 2 en 3 van de Verordening blijft in ieder geval buiten toepassing indien: a. Het een woonvoorziening betreft waarden van de kosten een bedrag van €8.201,41 (inclusief BTW) niet te boven gaan; b. De persoon met beperkingen verhuist van een AWBZ-instelling naar een zelfstandige woning of van een zelfstandige woning naar een AWBZ-instelling; c. Verhuizing een aanzienlijke stijging van de woonlasten tot gevolg zou hebben; d. Er niet binnen een tijdsbestek van zes maanden een woning beschikbaar komt waar naartoe kan worden verhuisd; e. De woning waar naartoe kan worden verhuisd zich niet in dezelfde woonplaats bevindt als de woning die de persoon met beperkingen nu reeds woont; f. De kosten van de noodzakelijke woonvoorzieningen ten behoeve van de door de persoon met beperkingen bewoonde woning minder bedragen dan 125 procent van de kosten van verhuizing, noodzakelijke herinrichting en eventuele aanvullende woonvoorzieningen; g. Een contra-indicatie tot verhuizen aanwezig is op grond van objectieven psychische en/of sociale redenen. AB Artikel 10 komt te luiden: Artikel 10 Onderhoud, keuring en reparatie (Verordening artikel 4.12) 1. Alleen de werkelijk gemaakte kost van keuring, onderhoud en reparatie ten gevolge van normale slijtage aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming: a. Trapliften; b. Rolstoel- of sta-/plateauliften 2. Bij reparaties als gevolg van calamiteiten zal op basis van de werkelijke kosten vergoeding worden verleend, tenzij er sprake is van verwijtbaar handelen van de gebruiker. (bijlage 1 artikel 10 komt te vervallen)
11