Salarisadministratie Wijzigingen per 1 januari 2014
Geachte relatie, Graag brengen wij u op de hoogte van wijzigingen in de fiscale wet- en regelgeving 2014 voor de salarisadministratie. Indien u nog vragen heeft, verzoeken wij u contact op te nemen met uw contactpersoon binnen onze organisatie. Uiteraard zijn wij altijd bereid tot het geven van een nadere toelichting. Bij de samenstelling van deze uitgave is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan. Deze uitgave is gebaseerd op de stand van de wetgeving per 1 januari 2014.
WIJZIGINGEN IN 2014 Per 1 januari 2014 veranderen er onder andere de volgende zaken voor de salarisadministratie. Let op; de hieronder opgenomen wijzigingen zijn niet uitputtend! Vervallen Sofinummer Door de inwerkingtreding van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) verdwijnt het sofinummer per 6 januari 2014. De BRP bevat persoonsgegevens van zowel ingezetenen als niet-ingezetenen. Vanaf 6 januari 2014 dienen personen die niet of korter dan 4 maanden in Nederland wonen en een relatie hebben met Nederlandse overheidsinstellingen zich te registreren in de Registratie Niet Ingezetenen (RNI). Inschrijven kan bij 1 van de 18 loketgemeenten. Na inschrijving in het RNI ontvangt deze persoon een burgerservicenummer (BSN). Personen die voor een periode van 4 maanden of langer in Nederland wonen dienen zich in te schrijven bij hun woongemeente. Zij zijn verplicht om dit binnen 5 dagen na aankomst in Nederland te doen. Na inschrijving ontvangt deze persoon een burgerservicenummer (BSN). Het BSN wordt dus niet meer aangevraagd bij de Belastingdienst. Als de werkgever een nieuwe werknemer in dienst neemt, moet deze het BSN van de werknemer in de loonadministratie opnemen. Verhoging AOW leeftijd De AOW leeftijd wordt de komende jaren verhoogd naar uiteindelijk 67 jaar. Voor 2014 geldt dat de AOW-leeftijd 65 jaar en twee maanden bedraagt.
Veranderingen heffingskortingen Werkbonus Met ingang van 1 januari 2014 is de werkbonus onderdeel van de loonheffingskorting. U mag de werkbonus toepassen als uw werknemer voldoet aan de volgende twee voorwaarden: • hij geniet loon uit tegenwoordige dienstbetrekking; • hij is 60, 61, 62 of 63 jaar op 31 december 2013. De hoogte van de werkbonus hangt af van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking van uw werknemer.
Salarisadministratie Wijzigingen per 1 januari 2014
Algemene heffingskorting Met ingang van 1 januari 2014 wordt de algemene heffingskorting in 3 jaarlijkse stappen afgebouwd. Voor 2014 is de algemene heffingskorting maximaal € 2.103 en minimaal € 1.366. De algemene heffingskorting wordt afgebouwd met 2% van het inkomen uit werk en woning als dit inkomen meer is dan € 19.645 per jaar, maar minder is dan € 56.495. Arbeidskorting De arbeidskorting voor lagere inkomens wordt in 2014 verhoogd en is maximaal € 2.097. Daarnaast wordt de arbeidskorting voor hogere inkomens verder afgebouwd. In 2014 wordt de arbeidskorting verminderd met 4% van het inkomen uit tegenwoordige dienstbetrekking als dit inkomen meer is dan € 40.721 per jaar, maar minder is dan € 83.971. De arbeidskorting is € 367 als het inkomen uit tegenwoordige dienstbetrekking € 83.971 of hoger is. Stamrechtvrijstelling afgeschaft Voor ontslagvergoedingen die op of na 1 januari 2014 worden verstrekt, geldt de zogeheten stamrechtvrijstelling niet meer. Dat betekent dat een dergelijke vergoeding integraal in de heffing wordt betrokken. Overgangsregeling Voor op 31 december 2013 bestaande aanspraken op een stamrecht geldt een overgangsregeling. Daarbij gelden de volgende voorwaarden: 1. de aard en omvang van de stamrechtaanspraak is op 31 december 2013 bepaald of bepaalbaar; 2. vóór 1 januari 2014 is een vaststellingsovereenkomst getekend waaruit het stamrecht blijkt en dat voldaan wordt aan de wettelijke eisen; 3. de ontslagdatum dient op 31 december 2013 vast te staan en het feitelijke ontslag moet binnen korte termijn volgen. Van een korte termijn is sprake als het gaat om een wettelijke opzegtermijn. In de praktijk zal dit betekenen dat het feitelijke ontslag voor 1 juli 2014 dient plaats te vinden. Voorts geldt een overgangsregeling met betrekking tot het aanwenden in 2014 van de gehele stamrechtaanspraak. Indien in 2014 de gehele stamrechtaanspraak wordt aangewend, dan is geen revisierente verschuldigd. Daarnaast wordt de aanspraak slechts voor 80% van de waarde in de heffing betrokken. Wel geldt de voorwaarde dat het geld voor de financiering van de stamrechtaanspraak vóór 15 november 2013 is overgemaakt naar de uitvoerder. Bijtelling terbeschikking gestelde auto De bijtelling van een ter beschikking gestelde auto is afhankelijk van de CO2₂uitstoot. In de onderstaande tabel is een overzicht voor 2014 en 2015 vermeld. Alle brandstoffen m.u.v. diesel
1-1-2014
1-1-2015
4% bijtelling
0
0
7% bijtelling
1-50
1-50
14% bijtelling
51-88
51-82
20% bijtelling
89-117
83-110
25% bijtelling
>117
<110
Diesel 4% bijtelling
0
0
7% bijtelling
1-50
1-50
14% bijtelling
51-85
51-82
20% bijtelling
86-111
83-110
25% bijtelling
>111
<110
Afschaffing afdrachtvermindering onderwijs en introductie subsidieregeling Praktijkleren Per 1 januari 2014 is de afdrachtvermindering onderwijs afgeschaft. Let op! Dat betekent nog wel dat eventuele niet geclaimde afdrachtvermindering, mits voldaan aan de voorwaarden, nog kan worden geclaimd vanaf 2009! Let op! Op dit moment loopt er een landelijke controleactie naar de uitvoering van de afdrachtvermindering onderwijs. Subsidieregeling Praktijkleren Het doel van deze regeling is het stimuleren van werkgevers tot het bieden van praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen. De subsidie is een tegemoetkoming voor een werkgever in de kosten die hij maakt voor de begeleiding van een leerling, deelnemer of student. Ook is de subsidie een tegemoetkoming in de loon- of begeleidingskosten van een promovendus of technologisch ontwerper in opleiding (toio). Die begeleidingskosten kunnen onder andere bestaan uit materiaalkosten, kosten van in te zetten werknemers voor de begeleiding of kosten verbonden aan de inschakeling van intermediaire partijen om te beschikken over de deelnemer of student. Onder voorwaarden wordt de subsidie gegeven aan een werkgever voor: • • • •
een gerealiseerde praktijkleerplaats voor een deelnemer in het kader van een beroepsopleiding voor zover het de beroepsbegeleidende leerweg betreft; een gerealiseerde praktijkleerplaats voor een student in het kader van een duale opleiding in het hoger beroepsonderwijs; een gerealiseerde werkleerplaats voor een promovendus of technologisch ontwerper in opleiding; een gerealiseerde praktijkleerplaats voor een leerling in het kader van een leer-werktraject in het voortgezet onderwijs (VMBO).
Praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen voor buitenlandse opleidingen die aan dezelfde voorwaarden voldoen komen tevens in aanmerking voor deze subsidie. De subsidie wordt per studiejaar verstrekt. De aanvraag voor de subsidie moet uiterlijk op 15 september vóór 17.00 uur na het studiejaar ingediend worden via Agentschap.nl/praktijkleren. Vanwege de invoering van de subsidie per 1 januari 2014 geldt als eerste studiejaar de periode 1 januari tot en met 31 juli 2014 voor de BBL en de VMBO-opleidingen. Voor de HBO-opleiding, promovendi en de technologisch ontwerpers geldt als eerste studiejaar de periode 1 januari tot en met 31 augustus 2014. Voor de opleidingsbedrijven is daarbij als overgang een extra voorziening getroffen. Deze bedrijven kunnen na de eerste drie maanden in 2014 al een aanvraag voor subsidie indienen. Per begeleide deelnemer kunnen zij dan al een bedrag van ten hoogste € 1.000 ontvangen. Als zij voor 15 september dan ook een reguliere aanvraag indienen voor het studiejaar 2014, wordt die subsidie verlaagd met de eerder verstrekte middelen.
Salarisadministratie Wijzigingen per 1 januari 2014
Het subsidiebedrag voor een werkgever of opleidingsbedrijf per gerealiseerde praktijk- of werkleerplaats wordt berekend aan de hand van het beschikbare bedrag voor een categorie gedeeld door het aantal gerealiseerde praktijk- of werkleerplaatsen dat in aanmerking komt voor subsidie binnen die categorie. Het maximumbedrag is € 2.700 per gerealiseerde praktijk- of werkleerplaats. Agentschap NL voert de regeling uit en heeft als doel om de aanvraag zo eenvoudig mogelijk te maken voor de werkgever. De aanvraag kan digitaal ingediend worden. In de controle- en handhavingsfunctie zal Agentschap NL controleren of een werkgever aan alle eisen voldoet. Verruiming afdrachtvermindering S&O Vanaf 1 januari 2014 kan een S&O verklaring worden aangevraagd voor 12 maanden per kalenderjaar. Daarnaast kan een S&O afdrachtvermindering verrekend worden met alle tijdvakken in het kalenderjaar waarop de verklaring betrekking heeft. Het tarief tot € 250.000 bedraagt 35% en daarboven 14%. Het plafond blijft € 14 mio. Voor starters bedraagt de eerste schijf 50%. Eindheffing hoge lonen (crisisheffing) De zogeheten crisisheffing is voor één jaar verlengd. Dat betekent dat voor werknemers die in 2013 een loon uit tegenwoordige dienstbetrekking hebben genoten van meer dan € 150.000 de werkgever in het aangiftetijdvak waarin 31 maart 2014 valt een eindheffing moet opnemen en afdragen van 16% over het loon dat de grens van € 150.000 overschrijdt. Let op! Ingeval een werknemer in 2013 zijn volledige tegoed uit de levensloopregeling heeft opgenomen, telt die opname van het tegoed niet mee voor de grens van € 150.000. Advies! Deze heffing is ook in 2013 aan de orde geweest. Thans lopen er proefprocedures of deze regeling wel in rechte stand houdt. Het advies is dan ook om tegen de afdracht van de crisisheffing bezwaar te maken. Dit is alleen mogelijk indien ook feitelijk de verschuldigde eindheffing wordt afgedragen! Modernisering Ziektewet Per 1 januari 2014 is de Wet Beperking Ziekteverzuim en Arbeidsongeschiktheid Vangnetters (BeZaVa) in werking getreden, ook bekend als de Modernisering Ziektewet. Deze wet moet het ziekteverzuim en de instroom van flexwerkers in de Wet WIA beperken. De werkgever gaat vanaf 1 januari 2014 via een nieuwe gedifferentieerde premie bijdragen aan ziektekosten van flexwerkers die in de Ziektewet of WIA komen. Dit heeft ook gevolgen voor het eigenrisicodragerschap voor de ZW en de WGA. Daarnaast verandert per 1 januari 2014 de opbouw van de premie WW. De delen voor de kinderopvang, ZW en WGA komen te vervallen. Let op! Onlangs hebben de werkgevers van de Belastingdienst de beschikking ontvangen waarin ook de premies voor hen zijn aangegeven. Van belang is dat deze premies door de werkgever gecontroleerd worden of deze correct zijn vastgesteld en dat de salarisadministratie, of servicebureau, de inhoud van deze beschikking krijgt overgedragen om zodoende met de juiste kengetallen te kunnen rekenen en de gemoeide afdrachten via de aangifte loonheffingen te kunnen verzorgen.
Per 1 januari 2014 draagt de werkgever via een nieuwe gedifferentieerde premie bij aan ziektekosten van flexwerkers. Met flexwerkers wordt in dit verband bedoeld: 1. werknemers met een fictieve dienstbetrekking, zoals thuiswerkers, stagiaires, provisiewerkers of uitzendkrachten, die ziek worden; 2. werknemers die ziek uit dienst gaan; 3. werknemers die binnen 4 weken na het einde van hun dienstverband ziek worden (zogenoemde nawerking). Door de Modernisering Ziektewet per 1 januari 2014 verandert de premie WW. Verder verdwijnt de gedifferentieerde premie WGA en komt er een nieuwe gedifferentieerde premie: de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk). Gedifferentieerde premie WGA wordt gedifferentieerde premie Whk per 1 januari 2014 Per 1 januari 2014 gaat de werkgever ook een gedifferentieerde premie betalen voor flexwerkers. De gedifferentieerde premie WGA gaat op in de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk), die daarnaast bestaat uit premies voor flexwerkers. De gedifferentieerde premie Whk bestaat uit de volgende delen: • premiedeel WGA-vast; • premiedeel WGA-flex; • premiedeel ZW-flex. De werkgever krijgt van de Belastingdienst een beschikking met het totaalpercentage en de drie premiepercentages die dan voor de werkgever gelden. Nieuwe werkgeverscategorie Voor de berekening van de gedifferentieerde premie Whk komt er een nieuwe categorie werkgever bij: de middelgrote werkgever. Binnen elke werkgeverscategorie komt de premie op een andere manier tot stand: • • •
kleine werkgevers hebben een premieplichtig loon dat maximaal 10 keer het gemiddelde premieplichtige loon is. Zij betalen een premie per sector; middelgrote werkgevers hebben een premieplichtig loon dat meer dan 10 keer en maximaal 100 keer het gemiddelde premieplichtige loon is. Zij betalen het gewogen gemiddelde van een premie per sector en een individuele premie; grote werkgevers hebben een premieplichtig loon dat meer is dan 100 keer het gemiddelde premieplichtige loon. Zij betalen een individuele premie.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt het gemiddelde premieplichtige loon vast. Voor het berekenen van de gedifferentieerde premie Whk gebruikt UWV de loongegevens van twee jaar eerder. De gedifferentieerde premie Whk over 2014 is dus gebaseerd op de gegevens van 2012. Strafbaarstelling niet (tijdig) betalen Het opzettelijk niet (tijdig) betalen van de verschuldigde loonheffingen kan worden bestraft met een vergrijpboete. In geval van fraude kan het niet (tijdig) betalen worden aangemerkt als een misdrijf. Daarop staat een maximum gevangenisstraf van zes jaren of een geldboete van € 78.000. Is het bedrag aan te betalen belasting hoger dan kan de boete worden vastgesteld op 100% van dat bedrag.
Salarisadministratie Wijzigingen per 1 januari 2014
Invoering depotstelsel per 1 juli 2014? Het wetsvoorstel Fiscaal stimuleringspakket en overige fiscale maatregelen, waarin onder meer de introductie van het depotstelsel is opgenomen, is op 30 juni 2009 door de Eerste Kamer aangenomen. Het depotstelsel treedt echter pas in werking bij een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip. Op de website van de Belastingdienst is op 6 november 2013 een bericht geplaatst, inhoudende dat de inwerkingtreding zal plaatsvinden per 1 juli 2014. De stortingen ten behoeve van een depot komen binnen bij een speciaal daarvoor bij een bankinstelling door de Belastingdienst aangehouden rekening (vrijwaringsrekening genoemd). Deze rekening staat ten name van de ontvanger. De regels voor de vrijwaringsrekening zijn neergelegd in art. 57a IW 1990. Overgangsmaatregel De g-rekening blijft tot een jaar na de invoering van het depotstelsel bestaan. Nadien worden de g-rekeningen automatisch opgeheven. Het storten naar een g-rekening blijft nog tot een jaar na de invoering van de vrijwaringsregeling mogelijk, ofwel tot 1 juli 2015. Introductie artikel 34a Invorderingswet 1990 Gekoppeld aan de invoering van het depotstelsel is de introductie van een uitbreiding van de inlenersaansprakelijkheid. In artikel 34a Invorderingswet 1990 is bepaald dat elke onderneming die als uitzendorganisatie moet worden aangemerkt en niet NEN 4400-I of 4400-II is gecertificeerd een vrijwaringsrekening bij de ontvanger dient aan te houden zodra het depotstelsel in werking is getreden. Als uitzendonderneming wordt aangemerkt elke onderneming die personeel ter beschikking stelt in de zin van artikel 1, lid 1, onderdeel c van de WAADI. Dit ongeacht hoe kort of lang die ter beschikkingstelling duurt. Indien een inlener zaken doet met een uitzendonderneming die niet gecertificeerd is, dan bepaalt het tweede lid van artikel 34a Invorderingswet 1990 dat de inlener verplicht is 35% van het factuurbedrag (inclusief btw) over te maken naar de bij de ontvanger aangehouden vrijwaringsrekening van de uitlener. De sanctie op het niet voldoen aan het storten van 35% van het factuurbedrag (inclusief btw), indien zaken worden gedaan met een niet geregistreerde uitzendonderneming, is dat de inlener aansprakelijk is voor de belastingschulden van de uitlener en wel tot 35% van het factuurbedrag (inclusief btw). Dit is slechts anders indien de inlener aannemelijk kan maken dat de aansprakelijkheid lager moet zijn. Daarnaast kan, wegens het niet voldoen aan de verplichting voor de uitlener om een depotrekening te openen en voor de inlener wegens het niet daarop storten, een verzuimboete worden opgelegd aan zowel de uitlener (max. € 20.250) als de inlener (max. € 8.100). De ontvanger kan beide maatregelen (het opleggen van een boete en het aansprakelijk stellen) naast elkaar toepassen. Deze verplichtingen en aansprakelijkheid gelden niet voor gecertificeerde uitleners. Deze wijziging zal in werking treden nadat het stelsel van depotrekeningen is ingegaan.
Wijziging in gebruikelijkloonregeling De gebruikelijkloonregeling houdt in dat u het loon van een aanmerkelijkbelanghouder vaststelt op een loon dat gebruikelijk is voor het niveau en de duur van zijn arbeid. Uitgangspunt is dat het gebruikelijk loon voor 2014 minimaal € 44.000 bedraagt per kalenderjaar bij een volledige werkweek. Wel geldt dat in beginsel dient te worden aangesloten met de meestverdienende werknemer binnen de
onderneming. Hiervan kan worden afgeweken indien die werknemer bijzondere deskundigheid of specifieke ervaring heeft. Ingeval van parttime werken kan een lager bedrag in aanmerking worden genomen. Kan de Belastingdienst aannemelijk maken dat een hoger loon gebruikelijk is, dan vindt correctie plaats zodra dat meer dan 30% afwijkt van het loon dat u in aanmerking heeft genomen. Is het gebruikelijkloon niet hoger dan € 5.000, dan is de gebruikelijkloonregeling niet van toepassing. Voor een aanmerkelijkbelanghouder met een gebruikelijk loon van € 5.000 of lager, geldt het volgende: • krijgt deze aanmerkelijkbelanghouder geen loon voor zijn werkzaamheden, dan hoeft u vanaf 1 januari 2013 geen loonheffingen meer te betalen over het gebruikelijk loon; • krijgt deze aanmerkelijkbelanghouder wel loon voor zijn werkzaamheden, dan is het loon dat u hem betaalt, belast loon en dienen hier gewoon de reguliere inhoudingen op plaats te vinden. Let op! De wijziging in de gebruikelijkloonregeling geldt voor alle werknemers voor wie de gebruikelijkloonregeling geldt, dus bijvoorbeeld ook voor de partner van de aanmerkelijkbelanghouder. Premiekorting voor jonge uitkeringsgerechtigden In de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015 krijgt een werkgever een korting voor elke jonge uitkeringsgerechtigde zolang hij in dienst is van maximaal € 3.500 per jaar. Voorwaarde is dat de dienstbetrekking voor ten minste 32 uur per week wordt aangegaan en voor ten minste 6 maanden. Voorts dient de werkgever een doelgroepverklaring van het UWV of gemeente te bewaren in zijn administratie. In verband met de aanpassing van de software treedt de regeling per 1 juli 2014 in werking. De regeling mag echter ook worden toegepast (vanaf 1 juli 2014) voor jongere werknemers (vanaf 18 tot en met 26 jaar) die in de periode 1 januari 2014 tot 1 juli 2014 in dienst zijn getreden. De voornoemde tweejaarsperiode vangt aan per 1 juli 2014. Premiekorting werknemer van 62 jaar of ouder vervalt De premiekorting voor het in dienst hebben van een werknemer van 62 jaar of ouder is vervallen. De overgangsregeling voor de premievrijstelling van oudere werknemers blijft bestaan. U kunt de premievrijstelling in 2014 toepassen zolang de werknemer nog geen 62 jaar is. Premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers De premiekorting is per 1 januari 2014 ongewijzigd gebleven en is € 7.000 per jaar bij een werkweek van ten minste 36 uur. U mag de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers en de premiekorting in dienst nemen oudere werknemers sinds 1 januari 2013 niet meer tegelijk toepassen. Indien van toepassing past u alleen de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers toe. Premiekorting in dienst nemen van een uitkeringsgerechtigde De werkgever heeft recht op een ouderenkorting als hij iemand in dienst neemt van 50 jaar of ouder én de werknemer direct voorafgaande aan het dienstverband recht had op een uitkering op grond van de WW, WAO, WAMIL, Wwb, IOW, IOAW, IOAZ of APPA. Vanaf 1 januari 2010 hebt u ook recht op premiekorting als u een werknemer in dienst neemt die aan alle drie de volgende voorwaarden voldoet: • de werknemer is 50 jaar of ouder; • de werknemer heeft al ten minste twee jaar recht op een nabestaandenuitkering (Anw); • de werknemer heeft in die twee jaar geen arbeidsinkomen gehad.
Salarisadministratie Wijzigingen per 1 januari 2014
Indien een werknemer aan deze voorwaarden voldoet, dient u een zogenaamde doelgroepverklaring op te vragen en een kopie van deze verklaring op te sturen naar ons zodat wij de korting kunnen toepassen. Werkgevers kunnen drie jaar lang een korting van € 7.000 krijgen op de WW-/Awf-premie en arbeidsongeschiktheidspremies bij een werkweek van ten minste 36 uur. Ww-Awf premie Het werkgeversdeel wordt verhoogd van 1,70% naar 2,15%. Premie WAO/WIA De basispremie WAO/WIA van de werkgever wordt verhoogd van 4,65% naar 5,45%. Zorgverzekeringswet Vanaf 1 januari 2014 gaan de kosten voor de werkgever omlaag doordat de werkgeversheffing Zorgverzekeringswet wordt verlaagd van 7,75% naar 7,50%. De bijdrage Zorgverzekeringswet wordt verlaagd van 5,65% naar 5,40%. Minimumloon 2014 In onderstaande tabel is het minimumloon per 1 januari 2014 weergegeven. Leeftijd
% Minimumloon
Per maand
Per week
Per dag
Per uur
23 jaar +
100%
€ 1.485,60
€ 342,85
€
68,57
€
8,57
22 jaar
85%
€ 1.262,75
€
291,40
€
58,28
€
7,29
21 jaar
72,5%
€ 1.077,05
€
248,55
€
49,71
€
6,21
20 jaar
61,5%
€
913,65
€
210,85
€
42,17
€
5,27
19 jaar
52,5%
€
779,95
€
180,00
€
36,00
€
4,50
18 jaar
45,5%
€
675,95
€
156,00
€
31,20
€
3,90
17 jaar
39,5%
€
586,80
€
135,45
€
27,09
€
3,39
16 jaar
34,5%
€
512,55
€
118,30
€
23,66
€
2,96
15 jaar
30%
€ 445,70
€
102,85
€
20,57
€
2,57
Werkkostenregeling De overgangsregeling (dat wil zeggen het gebruik maken van de regels van vrije vergoedingen en verstrekkingen zoals die golden per 31 december 2010) is met één jaar verlengd. Indien u in 2013 hebt besloten om met ingang van 1 januari 2014 over te gaan op de administratievoering middels de werkkostenregeling, dient u dit voor de salarisrun van januari 2014 aan ons door te geven.
Op basis van de fiscale regelgeving zijn de volgende methodes mogelijk: • op basis van fiscaal loon vorig kalenderjaar, volloopmethode; • op basis van fiscaal loon vorig kalenderjaar, voorschotmethode; • op basis van de actuele loonsom. Volloopmethode 1. neem 1,5% van het totale fiscale loon van het voorafgaande kalenderjaar; 2. toets gedurende het lopende jaar of de vergoedingen, verstrekkingen en ter beschikkingstellingen binnen de vrije ruimte blijven. Over het bedrag dat boven de vrije ruimte uit komt, berekent u 80% eindheffing en verwerkt u deze in uw aangifte loonheffingen; 3. bereken na afloop van het kalenderjaar de werkelijke vrije ruimte op basis van het feitelijke totale fiscale loon; 4. toets de vergoedingen en verstrekkingen aan de vrije ruimte; 5. verreken de eindheffing over het positieve of negatieve verschil uiterlijk in uw 1e aangifte van het volgende kalenderjaar: is de vrije ruimte groter dan de vergoedingen en verstrekkingen, dan krijgt u 80% eindheffing over het verschil terug; is de vrije ruimte kleiner, dan moet u alsnog 80% eindheffing over het verschil betalen (uiteraard kan de eindheffing nooit negatief zijn). Voorschotmethode 1. neem 1,5% van het totale fiscale loon van het voorafgaande kalenderjaar en deel dit door het aantal aangiftetijdvakken van het afgelopen kalenderjaar. Zo schat u de vrije ruimte per aangiftetijdvak; 2. toets gedurende het lopende jaar of de vergoedingen, verstrekkingen en ter beschikkingstellingen per aangiftetijdvak binnen de vrije ruimte blijven. Over het bedrag dat boven de vrije ruimte uitkomt, berekent u 80% eindheffing en verwerkt u deze in uw aangifte loonheffingen; 3. bereken na afloop van het kalenderjaar de werkelijke vrije ruimte op basis van het feitelijke totale fiscale loon; 4. toets de vergoedingen en verstrekkingen aan deze vrije ruimte; 5. verreken de eindheffing over het positieve en negatieve verschil uiterlijk in uw 1e aangifte van het volgende kalenderjaar: is de vrije ruimte groter dan de vergoedingen en verstrekkingen, dan krijgt u 80% eindheffing over het verschil terug; is de vrije ruimte kleiner, dan moet u alsnog 80% eindheffing over het verschil betalen (uiteraard kan de eindheffing nooit negatief zijn). Actuele loonsom (verplicht van toepassing bij startende ondernemer) 1. neem 1,5% van het totale fiscale loon per aangiftetijdvak van het lopende kalenderjaar; 2. toets per aangiftetijdvak of de vergoedingen, verstrekkingen en ter beschikkingstellingen binnen de vrije ruimte blijven. Over het bedrag dat boven de vrije ruimte uitkomt, berekent u 80% eindheffing en verwerkt u deze in uw aangifte. Een nadeel van deze methode is dat u grote kostenposten niet volledig belastingvrij kunt vergoeden. Ook moet u met deze methode per aangiftetijdvak rekening houden met wisselende loonsombedragen door bijvoorbeeld veranderingen in uw personeelsbestand en uitbetaling van vakantiegeld of een dertiende maand. Bovendien mag u het bedrag waarmee u uw vrije ruimte overschrijdt, niet doorschuiven naar volgende aangiftetijdvakken waarin u misschien vrije ruimte overhoudt. En u mag ook niet herrekenen. Indien u advies wenst te ontvangen over de voor- en/of nadelen die het overgaan naar de werkkostenregeling voor uw onderneming met zich meebrengt, dan kunt u contact opnemen met uw relatiebeheerder. Uitgangspunt bij de werkkostenregeling is dat alle vergoedingen, verstrekkingen en ter beschikkingstellingen tot het loon van de werknemer behoren. In het kader van de werkkostenregeling kan de werkgever besluiten om een of meer vergoedingen, verstrekkingen of ter beschikkingstellingen aan te wijzen als eindheffingsbestanddeel. Dit betekent dat het aangewezen loonbestanddeel onder de werkkostenregeling valt. In beginsel valt dat aangewezen eindheffingsbestanddeel in de forfaitaire ruimte van 1,5%. Wordt genoemde
Salarisadministratie Wijzigingen per 1 januari 2014
ruimte overschreden dan is de werkgever over het meerdere 80% eindheffing verschuldigd. Echter, in een aantal gevallen geldt dat er sprake is van intermediaire kosten of dat er geen sprake is van loon. Dat heeft dan uiteraard geen effect op de werkkostenregeling. Daarnaast kent de werkkostenregeling een limitatie opgesomd aantal gerichte vrijstellingen en in een aantal gevallen geldt een nihil waardering of een forfaitaire waardering. De volgende gerichte vrijstellingen zijn in de wet opgenomen: 1. reiskosten, voor zowel zakelijk als woon-werkverkeer; 2. tijdelijke verblijfkosten; 3. cursussen en dergelijke; 4. studiekosten; 5. extraterritoriale kosten; 6. zakelijke verhuiskosten. Stel dat u een kilometervergoeding van € 0,24 geeft voor zakelijke ritten, dan valt € 0,19 onder de gerichte vrijstelling en het meerdere (€ 0,05) valt wel in de forfaitaire ruimte. De vergoeding komt dus niet meer als belaste vergoeding of verstrekking op de loonstrook te staan. Een beperkt aantal zaken mag niet worden aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Het gaat dan om de ter beschikking stelling van een auto van de zaak, het genot van de dienstwoning en vergoedingen en verstrekkingen ter zake van (strafrechtelijke gevolgen van) criminele activiteiten. Deze inkomensbestanddelen blijven dan ook tot het loon van de werknemer behoren. Bij overschrijding van het algemeen forfait wordt het meerdere niet bij de werknemer belast. De loonheffing (loonbelasting en premie volksverzekeringen) verschuldigd over het meerdere, komt via eindheffing voor rekening van de werkgever. Het vaste eindheffingstarief is vastgesteld op 80% en deze eindheffing vormt voor de werkgever een kostenpost, die hij in aftrek kan brengen op de winst voor de inkomstenbelasting (IB) of de vennootschapsbelasting (Vpb). Bij de invoering van het nieuwe stelsel vervallen alle bestaande afspraken met de Belastingdienst omtrent vergoedingen en verstrekkingen waarvoor geen gerichte vrijstelling geldt. Ter financiering van het keuzeregime voor deze jaren zal voor bedrijven die geen gebruik maken van de werkkostenregeling ingaande 1 januari 2011 een plafond voor personeelsreizen en personeelsfeesten van € 454 per werknemer per jaar gelden. Let op! Met ingang van 2015 is de werkkostenregeling verplicht. Het is aan te bevelen om, indien u nog niet bent overgestapt, wel in 2014 te inventariseren wat de impact voor uw onderneming is. Dan heeft u nog de tijd om de impact van de overstap in 2015 mogelijk te beperken of te voorkomen. Uiteraard zijn wij graag bereid u daarbij behulpzaam te zijn.
Alkmaar, januari 2014 RSM Loonadviesgroep B.V.
De in dit memorandum opgenomen informatie is van algemene aard en heeft geen betrekking op de specifieke omstandigheden van een bepaald individu of een bepaalde entiteit. Hoewel bij de totstandkoming van dit memorandum de grootst mogelijke zorgvuldigheid is betracht, kunnen wij niet garanderen dat de daarin opgenomen informatie op de datum van ontvangst juist en volledig is of dat in de toekomst zal blijven. Op grond van deze informatie dient geen actie ondernomen te worden zonder adequate professionele advisering na een grondig onderzoek van de specifiek van toepassing zijnde situatie.
Lokaal betrokken, wereldwijd verbonden
Alkmaar Amsterdam Haarlem Utrecht Toermalijnstraat 9 Hilversumstraat 324 Diakenhuisweg 11 Maliesingel 24-26 Postbus 366 Postbus 36310 Postbus 5037 Postbus 14046 1800 AJ Alkmaar 1020 MH Amsterdam 2000 CA Haarlem 3508 SB Utrecht T 072 5 411 111 T 020 6 352 000 T 023 5 300 400 T 030 2 317 344 F 072 5 405 040 F 020 6 352 030 F 023 5 367 574 F 030 2 313 249 E
[email protected] W www.rsmloonadviesgroep.nl © Legal Copyright Text