Periodieke uitgave in het kader van het beleidsprogramma AVOICE van het Hoofdbedrijfschap Ambachten
Vakmensen máken het
Nummer 26 – maart 2013
Kiezen voor beroepsopleidingen Leonard Geluk:
‘Wij zijn er primair voor de samenleving’ Avans hogeschool: Kiezen voor een ambachtelijk beroep?! Platformleden over SER-advies
NUMMER 26 – maart 2013
8 SOS Vakmanschap bezorgd over kwalificatiestructuur onderwijs
4 Kabinet vraagt ser advies over toekomst ambachtseconomie
9 Thema
5 ‘De ser heeft de opdracht om spaghetti uit elkaar te halen’
Kiezen voor
beroepsopleidingen
10 ‘Wij zijn er primair voor de samenleving’ 12 Avans hogeschool: Kiezen voor een ambachtelijk beroep?!
6 ‘Nederland kan voorbeeld nemen aan Italië en Japan’ 6 ‘Ambachtelijke opleidingen hebben bescherming en goede infrastructuur nodig’ 7 ‘Combineer scholing, pensioen en betaalbare aov voor zzp’ers’ 14 Branche uitgelicht: kappersbranche
13 Investeren in aandacht voor ambachten op basisscholen
4/5
6/7
8/9
10/11
12/13
14/15
aVOICE is een uitgave van het Hoofdbedrijfschap Ambachten in het kader van het beleids programma 2010-2015 ‘De ambachtseconomie máákt het’ en verschijnt vier keer per jaar.
Redactie HBA Bosma Communicatie & PR Basisontwerp WIM Ontwerpers
Fotografie Guus Schoonewille
Opmaak Optima Forma bv Druk Opmeer Drukkerij bv
Column
De kracht van Nederlands fabrikaat Jammer dat wij onze maakindustrie niet echt koesteren, terwijl we in Nederland toch op een prachtige geschiedenis kunnen bogen in dat opzicht. Ik denk dan aan de automobielindustrie, de kaasproductie, meubelateliers, mode, scheepsbouw, productie van landbouwmachines en fietsen. Onze mooie pareltjes worden vaak niet voldoende gepolijst, ze worden evenmin op een voetstuk geplaatst. Hoewel geen maakindustrie, verdienen ook andere grote iconen van onze economie meer respect zoals de Rotterdamse haven, Schiphol en de scheepvaart. We moeten cultiveren waar we goed in zijn. En dat wordt vaak vergeten. Wij zouden onze actieve werkmentaliteit veel beter moeten inzetten voor met name de maakindustrie. Dat zou ons land dynamischer, economisch stabieler en onafhankelijker van andere landen maken. Het is belangrijk dat een land zelf een brede economische variëteit heeft. Ook de werkgelegenheid is daar bij gebaat. Nederland is een land vol mogelijkheden met mensen die hard willen werken, interessante dingen kunnen bedenken en maken én ondernemend zijn.
Ariane Inden, directeur Ariane Inden Cosmetics en lid Platform Ambachtseconomie
‘Onze mooie pareltjes worden vaak niet voldoende gepolijst’
Wat moet er veranderen zodat die trots weer terugkomt? Naar mijn mening wordt het tijd dat de wetten en regels voor kleine zelfstandigen en het MKB niet langer gelijk zijn aan die voor beursgenoteerde bedrijven. Ik vind dat kleinere bedrijven volledig gezien moeten worden als mensen en niet als instituten. Zij kunnen immers ook niet de risico’s dragen die grote ondernemingen zich kunnen veroorloven. Deze benadering zal ons land dynamischer en ondernemender maken. Ze zal ervoor zorgen dat veel meer mensen hun passie, talent en kracht zullen aanwenden voor het oprichten van een bedrijf waar de mooiste producten gemaakt zullen worden. Bovendien kunnen kleine zelfstandigen na de start doorgroeien tot een groter bedrijf, wat uiteindelijk de maakindustrie doet opbloeien, werkgelegenheid laat toenemen en ons land krachtiger en diverser zal maken. Door het succes van deze creatieve mensen zal ook onze mentaliteit veranderen. Nederlanders zullen trotser zijn op opleidingen en op ambachtelijk werk. Hierdoor worden we hopelijk chauvinistischer. Zoals Australië dat is, de VS, en andere Europese landen. Die houden veel meer van producten uit eigen land dan wij. Dit alles zal leiden tot een veel krachtiger land met een goede, gevarieerde en meer stabiele werkgelegenheid. Meer Nederlands fabrikaat werkt op vele fronten!
3
NIEUWS
Kabinet vraagt ser advies over toekomst ambachtseconomie “Hoe kan een bundeling van krachten tot stand worden gebracht in een sector met vele kleine brancheorganisaties en met veel zzp’ers, zodanig dat het ondernemerschap versterkt wordt, de continuïteit wordt verbeterd (denk bijvoorbeeld aan opvolgingsproblematiek) en de duurzame bedrijfsvoering en innovatieve kracht van ambachtelijke ondernemingen wordt bevorderd? Welke rol kunnen de sociale partners hierbij spelen?”
Vanuit onder andere dit uitgangspunt heeft het kabinet in december 2012 de SER gevraagd door middel van een advies ‘een bijdrage te leveren aan de toekomstbestendigheid van onze ambachtseconomie’. Het vorige kabinet had in september de adviesaanvraag al aangekondigd (zie ook A VOICE 24, oktober 2012).
Vergrijzing
In zijn adviesaanvraag wijst het kabinet verder op de vergrijzing waarmee de kleine ambachtssectoren kampen: “Ervaren vakmensen verlaten het ambacht terwijl weinig jongeren kiezen voor een toekomst in het ambacht. Daarnaast wil het kabinet advies over de wijze waarop de sectoren zich moeten organiseren met het oog op de voorziene opheffing van het HBA, dat onder meer de scholingsactiviteiten voor sectoren als schoenmakers, edelsmeden en rietdekkers mede financiert.” Het kabinet heeft de SER verzocht medio 2013 het advies uit te brengen.
De redactie van A VOICE heeft enkele leden van het Platform Ambachtseconomie verzocht te reageren op vragen die het kabinet heeft gesteld in de adviesaanvraag. Wilma Gillis-Burleson, Arjo Klamer, Walther Tibosch en Jaap Jongejan lieten hun gedachten de vrije loop.
Voor de volledige tekst van de adviesaanvraag zie: www.ser.nl
4
NIEUWS
‘De ser heeft de opdracht om spaghetti uit elkaar te halen’ “De politiek had maatwerk moeten leveren in plaats van alle ‘schappen’ met één pennenstreek af te schaffen. Men had eerst moeten nagaan welke pbo’s toegevoegde waarde hebben en welke niet. Nu hebben ze het paard achter de wagen gespannen. Dit terwijl iedereen onderschrijft dat ambachtelijke branches belangrijk zijn. De SER heeft de opdracht gekregen om spaghetti uit elkaar te halen.”
Zo reageert Wilma Gillis-Burleson, lid van het Platform Ambachts economie, op de adviesaanvraag van het kabinet over de toekomst van de ambachtseconomie aan de SER. De vraagstelling houdt volgens haar geen rekening met de versnipperde samenstelling en de kleinschaligheid van de ambachtseconomie. “Dat is een belangrijk verschil met bijvoorbeeld een sector met een paar grote partijen. Die laten zich op privaatrechtelijke wijze goed bundelen zodat ze vervolgens in staat zijn hun belangen adequaat te beharti gen. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat er, na opheffing van het HBA, straks toch nog enige ordening in de ambachtseconomie is en dat er ontwikkelingen plaats blijven vinden.” Niettemin aan het Platformlid het verzoek om mee te denken over één van de specifieke vragen die het kabinet aan het adviesorgaan stelt: “Hoe kunnen vraag en aanbod in de ambachtssector op de vaak regionaal bepaalde arbeidsmarkt beter op elkaar worden afgestemd? Welke rol ligt hier voor de ambachtssector zelf?” Gillis: “Het is helemaal niet zinvol om vraag en aanbod op regionaal niveau bij elkaar te brengen. Dit versterkt de kleinschaligheid alleen maar meer. Dan wordt het nóg ingewikkelder om bijvoor beeld een opleidingenstructuur voor ambachten op te zetten. Ik zou werkelijk niet weten hoe je dat voor elkaar moet krijgen.”
rechtelijke infrastructuur meer voor bestaat, moet dat privaatrech telijk van de grond getild worden. Ik kan me in theorie twee actoren voorstellen die dat oppakken: de bestaande ambachtelijke ondernemersorganisaties en de brancheorganisaties mits die beter voor dat doel worden uitgerust. Maar de werkelijkheid is dat deze vaak zelf al niet sterk zijn. Ik ben bang dat organisaties, die dat toch proberen, ondergesneeuwd raken onder de grote sectoren. Het wordt nog lastig voor de SER om hier een goed antwoord op te vinden.”
Ketenstructuur
Een alternatief zou volgens haar nog kunnen zijn dat ambachtelijke brancheorganisaties worden opgenomen in een ketenstructuur, zoals in het topsectorenbeleid het geval is. “Ik kan me dat wel voorstellen in de metaal/elektrotechnische industrie, een werk terrein waarin veel ambachten actief zijn. Ambachtsmensen kunnen helpen die sectoren sterker te maken. Maar over de hele linie bekeken, ben ik bang dat een aantal ambachten het onderspit gaat delven. Met name de branches op het snijvlak van kunst en cultuur zullen de klos zijn. Vooral omdat op kunst en cultuur enorm wordt bezuinigd.”
Ondergesneeuwd
Op de vraag welke rol hier voor de ambachtssector zelf ligt weggelegd, moet ze eveneens het antwoord schuldig blijven. “Als ondernemer streef je naar continuïteit in je sector. Daar kun je aan bijdragen door je te organiseren. Maar hoe kleinschaliger de sector, des te lastiger het wordt om belangrijke zaken zoals opleiding, scholing en imagocampagnes van de grond te tillen. Dat moet echt in groter verband gebeuren. Als er geen publiek
5
NIEUWS
Walther Tibosch:
‘Nederland kan voorbeeld nemen aan Italië en Japan’
‘Ambachtelijke opleidingen hebben bescherming en goede infrastructuur nodig’
Vraag in SER-advies: “Momenteel zien ouders van kinderen het kiezen voor vakwerk vaak als negatieve keuze. Aandacht voor de gelijkwaardigheid van werken met hoofd en werken met hoofd en handen, is daarom nodig. Onderdeel hiervan kan zijn een herkenbaarder en meer aansprekend loopbaanperspectief voor de ambachten te ontwikkelen.
“Hoe kunnen ontwikkelingen in het ambachtelijke onderwijsveld worden bijgehouden en hoe moet vernieuwing vorm krijgen zodat opleiding en scholing van vakmensen ook voor de toekomst gewaarborgd wordt?” Deze vraag stelt het kabinet aan de SER in zijn adviesaanvraag over de Ambachts economie.
Hoe kan het imago van ambachten verbeterd worden? Hoe kunnen de ambachtelijke branches aantrekkelijk blijven voor jongeren? Hierbij verdienen ook de onderwijskeuze en de beroepsoriëntatie van jongeren de aandacht.”
Walther Tibosch heeft wel suggesties voor het antwoord. Hij is lid van het Platform Ambachtseconomie, voorzitter van het vakcollege SintLucas in Boxtel en Eindhoven en bestuurslid van de MBO Raad.
Prof. Arjo Klamer:
Arjo Klamer, hoogleraar culturele economie aan de Erasmusuni versiteit en lid van het Platform Ambachtseconomie, deed mede in opdracht van het HBA vergelijkend onderzoek naar de waardering voor creatieve ambachten in verschillende landen. Hij concludeert: “Ondanks de aanwezigheid van goede, creatieve vakmensen en een aantal uitstekende opleidingen mist Nederland een vitale en dynamische ambachtscultuur, die Japan en Italië wel hebben. Nederland kan dan ook veel leren van die twee landen. Beide hebben handvaardigheid opgenomen in het basis- en middelbaar onderwijs. Werken met je handen wordt in genoemde landen gerespecteerd. Consumenten zijn, veel meer dan in Nederland, daar ook bereid te betalen voor kwaliteit.”
Zelfvertrouwen
Om het creatieve ambacht in ons land de aandacht te geven die het verdient, moeten de overheid en de sociale partners meer aandacht besteden aan de aanbod- en productiefactoren, infrastructuur, opleiding en beleid, vindt Klamer. “Naast het economische aspect in strikte zin, moeten partijen zich ook inspannen om een creatieve ambachtscultuur te scheppen die leidt tot een (hernieuwde) maatschappelijke waardering voor vakmanschap en kwaliteit. Vakmanschap moet meer dan nu kans bieden op een goede carrière. Een ambacht immers geeft identiteit en zelfvertrouwen. Goed zijn in je vak biedt voldoening. Niets is zo motiverend als ergens goed in zijn, dat geldt voor zowel de individuele ambachtsman als voor de samenleving in het algemeen.”
6
“Om ervoor te zorgen dat ambachtelijk onderwijs levensvatbaar wordt of blijft voor beroepen waar veel vraag naar is zoals timmerman, metselaar of loodgieter ben ik er voorstander van dat dit op een flink aantal plaatsen wordt aangeboden. Heel trotse, gespecialiseerde plaatsen waar leermeesters zijn die op heel praktische wijze jonge mensen opleiden in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven en met passie voor het vak.”
Bundeling
Maar als het gaat om kleine bijzondere opleidingen, pleit Tibosch voor bundeling op één centrale opleidingsplaats. “Onze keramiek opleiding bijvoorbeeld, de enige in Nederland, telt dertig studen ten. Nu staat het elk ROC of vakcollege vrij om ook zo’n opleiding op te zetten. Dat kan leiden tot een inefficiënte, versnipperde situatie. Ik vind dat heel specialistische opleidingen beschermd moeten worden. Dan blijft dat bijzondere en specifieke vakonderwijs betaalbaar en organiseerbaar.”
Gebreid servies
Verder vindt Tibosch een goede ambachtelijke infrastructuur onontbeerlijk. Met in elk geval goed geoutilleerde ateliers met leermeesters die, zoals gezegd, behalve vakkennis ook beroeps trots overdragen. Dan volgt innovatie bijna vanzelf: “Een van onze studenten keramiek heeft de interesse gewekt van driesterrenkok Sergio Herman met een servies dat ze uit klei had gebreid. Twee andere studenten zijn er hier in geslaagd om leer en keramiek met elkaar te verbinden. Ze hebben een leren tas gemaakt met hengsels van keramiek en ook schoenen met hoge, keramische hakken. Innovatie pur sang!”
NIEUWS
Jaap Jongejan:
‘Combineer scholing, pensioen en betaalbare aov voor zzp’ers’ Vraag van het kabinet aan de SER: “Hoe die werkt wil een pensioen opbouwen. Freelancers en zzp’ers zijn daarna als nieuwe sociaal-economische groep opgekomen, maar kan een bundeling van krachten tot stand de definitie van ‘werknemers’ is niet meeveranderd. Zo zijn ze worden gebracht in een sector met vele kleine buiten de boot gevallen in de bestaande wet- en regelgeving.” brancheorganisaties en met veel zzp’ers, Jongejan denkt aan een constructie waarbij zzp’ers hun wens gehonoreerd zien om arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (aov’s) zodanig dat het ondernemerschap versterkt en pensioenen tegen betaalbare tarieven te regelen. Met name wordt, de continuïteit wordt verbeterd (denk voor aov’s moeten zij nu torenhoge bedragen neertellen. De andere bijvoorbeeld aan opvolgingsproblematiek) en kant van de medaille zou moeten zijn dat er afspraken komen over extra scholing voor zzp’ers. de duurzame bedrijfsvoering en innovatieve kracht van ambachtelijke ondernemingen Keurmerk wordt bevorderd? Welke rol kunnen de sociale In aansluiting daarop ziet Jongejan er wel iets in dat zzp-organisaties, al dan niet samen met de andere sociale partners, een keurmerk partners hierbij spelen?”
Jaap Jongejan, lid van het Platform Ambachtseconomie, constateert dat de gewenste krachtenbundeling van zzp’ers al aan de gang is en dat de sociale partners daarbij een rol spelen. De eveneens beoogde professionalisering van bedrijfsvoering en innovatie zijn lastiger te realiseren: “Daarvoor is voortdurende scholing nodig. Het volgen van cursussen komt bij zzp’ers vaak op de tweede plaats. Als je als kleine zelfstandige veel werk hebt, heb je geen tijd voor bijscholing. Maar als je wél tijd hebt om te leren, heb je daar geen geld voor. Daarom moet je, als het gaat om opleiden, kijken hoe je daar een gezamenlijk belang bij kunt creëren. Je ziet dat de sociale partners, werkgeversorganisatie en vakbonden, druk bezig zijn om zzp’ers te organiseren. Zelfstandigen beseffen dat ze alleen zijn en dat ze anderen én een netwerk nodig hebben om goed te kunnen functioneren.”
Buiten de boot
Verder stelt hij vast dat zzp’ers arbeidsrechtelijk gezien nergens bij horen. “Toen de wetgeving over arbeidsongeschiktheid en pensioenopbouw werd geschreven, was het heel simpel. Iedereen die werkt is verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid en iedereen
ontwikkelen dat aangeeft dat de betrokken zelfstandige met scholing de ontwikkelingen in zijn vak goed bijhoudt. “Ook actuarissen en advocaten moeten jaarlijks punten halen om hun beroep te mogen blijven uitoefenen. ”Voorwaarde bij het instellen van zo’n keurmerk is dan dat zzp’ers jaarlijks evenveel dagen scholing moeten volgen als werknemers.
Belastinggeld
Hij verwacht draagvlak voor een dergelijke constructie: “Al helemaal als het gaat om zzp’ers in de ambachtseconomie. Iedereen zegt te beseffen dat we vakmensen keihard nodig hebben. Dan kom je automatisch tot de conclusie dat maatregelen nodig zijn. Politici lijken daar wel eens anders over te denken, maar belastinggeld is toch echt niet van hen maar van ons allemaal. Laten we dat geld gebruiken om de positie van zzp’ers te versterken.”
Voordelen
Jongejan ziet drie voordelen van de door hem beoogde constructie: “Ten eerste zijn zzp’ers minder geld kwijt aan arbeidsongeschikt heidsverzekeringen want die worden meegenomen met werkne mersverzekeringen. Ten tweede krijgen ze mogelijkheden om een pensioen op te bouwen. Ten derde is het fiscaal aantrekkelijk om scholing te volgen.”
7
thema – kiezen voor beroepsopleidingen
SOS Vakmanschap bezorgd over kwalificatiestructuur onderwijs
De indikking van de kwalificatiestructuur is zeker voor
kleinschalig, specialistisch vakmanschap een ongewenste ontwikkeling. Het gevaar bestaat dat branches hun heil buiten het regulier onderwijs gaan zoeken, omdat ze zich niet meer herkennen in de kwalificatiestructuur. Het is echter voor deze kleine branches – met veel zzp’ers, een lage organisatiegraad en het veelal ontbreken van een ontwikkelfonds – vrijwel onmogelijk eigen onderwijs te organiseren. Zeker zonder een externe organisator of aanjager die de branche bij de arm neemt. Deze zorg werd gehoord op de ‘expertsessie’ van SOS Vakmanschap op 25 februari jl. Vertegenwoordigers van verschillende lidorganisaties, waaronder het HBA, overlegden daar met elkaar over kleinschalig, specialistisch vakmanschap en bijbehorend beroepsonderwijs. De bijeen komst vond plaats ter voorbereiding op de SOS Monitor 2013 die in het voorjaar uitkomt. De monitor geeft een beeld van de trends en ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en bij de opleidingen tot kleinschalig specialistisch vakmanschap. Tegelijkertijd maakt dit instrument het mogelijk om actief te reageren op gesignaleerde ontwikkelingen.
Pilots
Het was niet uitsluitend bezorgdheid op de bijeenkomst. De aanwezigen waren bijvoorbeeld enthousiast over de mogelijkheden om tien pilots uit te voeren binnen SOS Vakmanschap. Deze zijn bedoeld om ervaring op te doen met oplossingsmogelijkheden voor kleinschalige opleidingen.
Meldpunt SOS Vakmanschap
Bij het Meldpunt Bedreigde Opleidingen en Beroepen van SOS Vakman schap blijven meldingen binnenkomen. Sinds september 2012 hebben de hoefsmeden, schoenherstellers, caravanherstellers, autorestaura teurs, carrosseriebouwers, bloemisten, graveurs en het metsel- en voegersambacht zich gemeld. SOS vakmanschap krijgt zo steeds scherper in beeld welke beroepsgroepen en hun opleidingen extra aandacht verdienen.
8
SOS Vakmanschap Het HBA, VNO-NCW, MKB-Nederland, Koninklijke Metaalunie en SVGB kenniscentrum hebben in 2010 de Samenwerkende Organisaties Specialistisch Vakmanschap (SOS Vakmanschap) opgericht. De organisatie zet zich in voor behoud en versterking van het specialistisch beroepsonderwijs zodat het kleinschalig, specialistisch vakmanschap in Nederland voor de toekomst wordt veiliggesteld. Aanleiding voor de oprichting was (en is nog steeds) de situatie dat het specialistisch vakmanschap in Nederland – van meubel- en horlogemakers tot tandtechnici en restauratiestukadoors – in zijn voortbestaan word bedreigd. Door vergrijzing en ontgroening ontstaat een groeiend tekort aan goed geschoolde vakmensen. Tegelijkertijd staan de specialistische vakopleidingen in Nederland onder druk. Leerlingaantallen lopen terug, specialistische vakdocenten wor den steeds schaarser en opleidingslocaties dreigen te sluiten. Bovendien kalft de ruimte voor verdieping en specialisatie steeds verder af door de veralgemenisering in het MBOonderwijs. Bij SOS Vakmanschap zijn inmiddels 56 organisaties uit het bedrijfsleven en onderwijs aangesloten.
thema – kiezen voor beroepsopleidingen
Vers bloed nodig Eind januari telde Nederland bijna 600.000 werklozen. Tegelijkertijd krijgt het bedrijfsleven te maken met tal van moeilijk vervulbare vacatures. Uit onderzoek in opdracht van het HBA blijkt bijvoorbeeld dat de ambachts economie tot 2021 nog 250.000 vacatures moet vervullen. Het HBA werkt al jaren keihard om jongeren geïnteresseerd te krijgen voor een carrière in het ambacht. Imagocampagnes, aanwezigheid met stands op beurzen, de Week van het Ambacht, mede-initiatiefnemer van SOS Vakmanschap, Vaktoppers, enzovoorts. Allemaal activiteiten die erop gericht zijn de ambachten op het netvlies te krijgen van leerlingen en werk zoekenden die zich op hun beroepskeuze oriënteren.
Het HBA neemt steeds weer nieuwe initiatieven om jongeren te interesseren voor ambachten. Bijvoorbeeld de samenwerking met de FHKN waarbij leerkrachten in het basisonderwijs lesmate riaal krijgen aangereikt in de vorm van kant-en-klare videoclips over werken in de ambachtseconomie. Het HBA bundelde onlangs eveneens de krachten met studenten Communication & Multi media Design om basisschoolleerlingen en 3e en 4e jaars vmbo-leerlingen enthousiast te krijgen voor het ambacht. Waar ligt de oplossing voor het tekort aan vakmensen in de ambachtseconomie? Studenten belonen als ze een bepaalde vakopleiding gaan volgen? Verlaging van het collegegeld van technische studies? Moeten de ROC’s, die tienduizenden leerlin gen tellen, worden opgesplitst in kleine zelfstandige MBO colleges? Hebben kleine kwetsbare ambachtelijke opleidingen daar kans op bestaan? Te midden van al deze vragen, twijfels en discussies staat één ding als een paal boven water: bij de ware ambachtsman en -vrouw blijft het bloed kruipen waar het niet gaan kan. Meubel maker Arthur van Vreumingen en pianotechnicus Rani van Emmerik vertellen daarover in dit katern over beroepsoriëntatie. Maar er is nog meer vers bloed nodig.
9
thema – kiezen voor beroepsopleidingen
ROCMN’s bestuursvoorzitter Leonard Geluk:
‘Wij zijn er primair voor de samenleving’ In januari maakten het Zadkine college en het Albedacollege
bekend de haalbaarheid te onderzoeken van eerst samen te fuseren en om de daaruit ontstane school met zo’n 40.000 leerlingen op te splitsen in een aantal afzonderlijke kleinere, gespecialiseerde zogeheten ‘MBO Colleges’. Deze zouden zich op specifieke sectoren binnen de arbeidsmarkt moeten richten zoals techniek, zorg en ict. Het haalbaarheidsonderzoek heeft de lopende discussie over de ideale schaalgrootte van ROC’s opnieuw een impuls gegeven. VNO-NCW en de in Deltalinq samenwerkende Rotterdamse werkgevers juichen het onderzoek toe. Leonard Geluk, bestuursvoorzitter van ROC Midden Nederland (ROCMN) en voormalig CDA-wethouder van onderwijs in de Maasstad, is vooral blij dat de twee voormalige concurrenten de krachten nu hebben gebundeld.
Slagkracht
Geluk streeft er echter naar om op ‘zijn’ school het goede van twee werelden te combineren: de bestuurlijke en financiële slagkracht van een groot ROC met de kleinschalige leeromge ving van MBO colleges. Het ROCMN telt in totaal 20.000 leerlingen en is daarmee het vierde ROC van het land. De school is opgedeeld in twaalf verschillende vakcolleges in Amersfoort, Nieuwegein, Utrecht, Woerden en Zeist. Geluk: “Wij vinden dat de leerlingen recht hebben op een kleinscha lige leer- en werkomgeving. Dat proberen we in alles door te laten klinken, waaronder in de huisvesting. We hebben liever kleine dan grote gebouwen. Wij willen niet zozeer ROC Midden Nederland zijn, maar we willen vooral sterke scholen, Colleges, in de lucht houden. We zijn anderhalf jaar geleden gestart met de Colleges, die kleinschalig zijn en goed zijn aangesloten bij de branches, zoals het Gezondheidszorg College en het ICT College. Wij kunnen dat doen als groot ROC.” Deze opzet maakt het volgens hem bovendien mogelijk om kwetsbare opleidingen te ondersteunen. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om opleidingen die door economische
10
thema – kiezen voor beroepsopleidingen
omstandigheden tijdelijk in zwaar weer zitten, zoals Bouw en Techniek. Maatschappelijk belang is een ander criterium voor het ROCMN om bepaalde kwetsbare ambachtelijke opleidingen in stand te houden, zoals parket leggen. Geluk: “Wij beseffen dat dergelijke opleidingen misschien wel voorgoed verdwijnen als we die nu niet steunen.” Financieel zijn de steunoperaties mogelijk doordat het ROC geld overhoudt van goedlopende opleidingen zoals Zorg, Economie en Welzijn. “Een deel van dat surplus investeren we in het in stand houden van kwetsbare opleidingen. Het is een vorm van solidariteit. Dat is een meerwaarde van het model waarvoor wij hebben gekozen,” aldus Geluk.
Belastinggeld
Waarom brengt het ROCMN die maatschappelijke verant woordelijkheid op in deze tijd van bezuinigingen waaraan het onderwijs ook zijn steentje moet bijdragen? Geluk: “We zijn geen bedrijf waarbij financiële afwegingen doorslagge vend zijn. Wij zijn er primair voor de samenleving. Omdat wij met belastinggeld worden betaald, moeten wij maatschap pelijke afwegingen maken. De maatschappelijke consequen ties zullen we altijd zwaar laten wegen bij onze keuzes. Maar daarbinnen moeten we het goed organiseren.”
Scheefgroei arbeidsmarkt
Hoe kijkt Geluk, vanuit zijn gevoel voor maatschappelijke verantwoordelijkheid, aan tegen de huidige scheefgroei op de arbeidsmarkt? Er zijn bijna 600.000 werklozen maar
tegelijkertijd ruim 100.000 vacatures. Het HBA verwacht dat er tot 2021 zo’n 250.000 vacatures moeten worden vervuld in de ambachtseconomie. Hebben ROC’s een maatschappe lijke verantwoordelijkheid bij de oplossing van dergelijke vraagstukken? Geluk: “Het arbeidsmarktperspectief is voor het ROCMN een belangrijke norm bij de afweging om een opleiding al dan niet in de lucht te houden. We willen niet opleiden voor werkloosheid. Een ander hard criterium is de vraag of er voor iedere leerling een stageplek beschikbaar zal zijn. Beroepsonderwijs zonder praktijkuren is immers per definitie onmogelijk.” Om-, her- en bijscholing van werklozen is natuurlijk een ander middel om de scheefgroei aan te pakken. “Toenmalig minster van Onderwijs, Job Ritzen, heeft de ROC’s destijds mede ingesteld om ‘een leven lang leren’ verder inhoud te geven. Vaak gaat het dan om mensen die in een reorganisa tie zitten en dan worden bijgeschoold om van de ene baan naar de andere te kunnen overstappen. Denk maar aan kleuterleidsters die na omscholing in de ouderenzorg gaan werken omdat er steeds meer crèches sluiten. Of een bouwvakker die moeite krijgt met het harde fysieke werk, die zich laat omscholen tot een andere functie in de bouw. Wij doen dat als ROCMN al wel. We hebben een commerciële poot die mensen of groepen mensen op verzoek van bedrijven bijschoolt. Maar de praktijk van permanent leren is nog magertjes in ons land. We moeten in Nederland veel meer werk maken van her-, bij- en omscholing,” vindt Geluk.
Arthur van Vreumingen heeft zijn draai gevonden “Zelfs als ik 100 miljoen in de loterij zou winnen, zou ik nog mijn huidige werkzaamheden voortzetten.” Het is duidelijk dat de Haagse houtbewerker Arthur van Vreumingen zijn draai helemaal heeft gevonden. Aanvankelijk wist hij niet precies waar zijn toekomst lag. “Op de diverse tests die ik tijdens mijn gymnasiumtijd deed, bleek dat ik het beste tot mijn recht zou komen in een beroep waarvoor handvaardigheid was vereist. Op aanraden van een vriend heb ik mij uiteindelijk opgegeven bij het hout- en meubilerings college. Dat bleek een schot in de roos. Hout is letterlijk en figuurlijk eindeloos materiaal, waaruit je bijna alles kunt ontwerpen en maken.”
Kuif in oorspronkelijke stijl
Van Vreumingen is na het behalen van zijn diploma voor zichzelf begonnen als meubelmaker en -restaurateur. Na verloop van tijd heeft hij zijn werkzaamheden uitgebreid met het maken van stijlelementen voor oude huizen. “Denk maar aan het in ere herstellen van houten hekjes in de oorspronkelijke stijl ter vervanging van de vaak lelijke omrasteringen die er later zijn gekomen. Andere voorbeelden zijn bogen op veranda’s en kozijnen in de oorspronkelijke stijl, maar dan zo gemaakt dat er wel dubbele beglazing in past. Ook heb ik voor een pand aan de Amsterdamse Groenburgwal een kuif in oorspronkelijke stijl gemaakt.” In zijn werkplaats verzorgt hij tevens diverse cursussen ambachtelijk meubelmaken en -restaureren. “Ik deel mijn kennis van en mijn liefde voor hout graag met anderen. Het ligt dus voor de hand om cursus te gaan geven aan enthousiastelingen die hobbymatig met hout aan de slag willen,”aldus Van Vreumingen.
11
thema – kiezen voor beroepsopleidingen
Kiezen voor een ambachtelijk beroep?! Studenten AVANS Hogeschool buigen zich over imago- en instroomprobleem ambachtseconomie September 2012 werd het HBA benaderd door de Avans Hogeschool Breda met het verzoek om studenten van de opleiding Communication & Multimedia Design (CMD) te begeleiden bij hun minor Interactie Strategie. De opleiding CMD “leidt studenten op tot bedenkers en makers van interactieve producten en diensten waardoor mensen effectiever, gemakkelijker en met meer plezier kunnen leren, werken en wonen”. Omdat er tot 2021 tenminste 250.000 nieuwe vakmensen nodig zijn vanwege ontgroening en vergrijzing en steeds minder mensen kiezen voor een ambachtelijk beroep, leek dit een uitgelezen kans om deze studenten een ‘frisse blik’ te laten werpen op dit instroom probleem. Ondanks de concurrentie van opdrachtgevers als Coca Cola en Maybelline kozen maar liefst twee groepen voor de uitdaging van het Hoofdbedrijfschap Ambachten.
Virtueel kind als spiegel voor eigen talent en belangstelling
De eerste groep bedacht een campagne, gericht op kinderen van groep 8 van de basisschool die samen met hun ouders begeleid worden naar een goede schoolkeuze. De campagne gaat van start met het informeren van kinderen en ouders en vervolgens het maken van een toets door de kinderen om te bekijken waar hun interesses liggen en wat hun eigenschap pen zijn. Op die manier ontstaat een ‘virtueel kind’. In de volgende vijf weken maken ouders en kinderen on- en offline opdrachten en komen onderwerpen aan bod als ‘imago ambachten/vmbo’ en ‘talenten benutten’. Ook de school (docent) wordt bij dit proces betrokken. Uiteindelijk kan een bewuste schoolkeuze gemaakt worden aan de hand van talenten, interesses en de uitkomsten van de opdrach ten. Vooral kinderen die naar verwachting minder goed
12
scoren op de Cito-toets wordt op deze wijze een serieus en weloverwogen advies geboden. Maar ook degenen die cognitief beter uitgerust zijn hebben baat bij deze bredere context in de oriëntatie op vervolgopleidingen.
Rolmodellen delen ervaringen via social media
Een complete mediastrategie met inzet van een website, radio, facebook, blogs, apps, social media, posters en narrow casting, gericht op 3e en 4e jaar vmbo-leerlingen, was het voorstel van de andere groep. Via de eerdergenoemde media raken de leerlingen bekend met ambachtelijke beroepen en kunnen zij een jonge vakvrouw/-man ‘volgen’ die een beroep uitoefent dat hen aanspreekt. Daarnaast kan informa tie over opleidingen en open dagen aan deze activiteiten gekoppeld worden. Deze strategie beoogt een goed en eigentijds beeld te geven van de ambachten, de instroom te bevorderen en de beroepstrots van vakmensen te verhogen. Beide plannen werden in januari 2013 gepresenteerd. De studenten van CMD zelf werden gaandeweg steeds enthousiaster over ambachtelijke beroepen die helaas te weinig aandacht krijgen in onze op kenniseconomie gerichte maatschappij. Wellicht kan het nieuw op te richten Centrum voor Ambachts economie haar voordeel doen met deze plannen! Met dank aan: Anique, Daan, Jeroen, Joost, Nick, Nico, Maxim, Thijs, Remy en Rick van de Avans Hogeschool Breda. Janwillem Leentfaar coördineerde de minor ‘Interactie Strategie’ binnen CMD Breda. Wim Hooijmans en Marijke Mulder begeleidden de studenten namens het HBA.
thema – kiezen voor beroepsopleidingen
Investeren in aandacht voor ambachten op basisscholen Hoe krijgen we meer kinderen geïnte
resseerd in een ambachtelijk beroep of in een beroepsopleiding? Op middel lange termijn wordt een groot tekort aan vakmensen verwacht (250.000 in 2021). Met steun van het HBA zijn de in de FHKN samenwerkende vakbonden een nieuw initiatief gestart om informatie over ambachten structureel een plaats te geven in het basisonderwijs. De drie grote vakbonden (CNV, FNV en De Unie) werken onder de naam FHKN samen, met als doel deelname aan beroepsopleidingen en vakcursussen te stimuleren. Samen met het HBA zijn mogelijkheden verkend om basisschoolleerlingen te informeren over ambachten. Samenwerking met Methodelink.nl. is een eerste concrete stap. Leerkrachten op de basisschool krijgen videoclips aangeboden over ambachten om lesstof te verrijken en te verlevendigen. De filmpjes geven een eigentijds beeld van ‘werken met je handen’ en maken daarmee duidelijk hoe leuk en ook belangrijk ambachten en vakmensen zijn. Vanzelfsprekend zijn de clips helemaal afgestemd op de doelgroep. De lesstof wordt daarmee veel sprekender en biedt een opening voor een dialoog met de kinderen.
Lange adem
Het onderwijzend personeel ontvangt tevens informatie over het maatschappelijk belang van ambachten, zodat ze in staat zijn kinderen enthousiast te maken. Dergelijke projecten vergen een lange adem. Maar ook hier geldt: ‘wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’.
FHKN
De in 1904 opgerichte FHKN wijst werkzoekenden en school verlaters op mogelijkheden om de eigen vakbekwaamheid verder te ontwikkelen. Daartoe stimuleert zij deelname aan beroepsopleidingen en vakgerichte cursussen. Dat laatste gebeurt voornamelijk op projectbasis. Het werkterrein en de precieze invulling van haar bijdrage worden bepaald in samenwerking met sectoren en branches. Daarop is de organisatie van het werk van de FHKN ingericht.
Pianotechnicus Rani van Emmerik:
‘Mijn klanten en ik hebben dezelfde passie’ “Ik vind aan mijn beroep fijn dat het heel concreet is.
Als ik een piano heb gestemd of als ik een kleine revisie heb uitgevoerd, maak ik met mijn werk mensen binnen de kortste keren gelukkig. Mijn klanten hebben ook allemaal iets met muziek, wij hebben dezelfde passie.”
Na het atheneum studeerde Rani van Emmerik HBO Milieukunde en deed ze vier jaar onderzoek aan de TU Delft. Toen dat onder zoeksproject werd beëindigd, verdiende ze enige tijd haar brood als netwerkbeheerder. “Daar raakte ik op uitgekeken en ik vond dat ik nog één keer een nieuwe keuze mocht maken. Muziek maken en de techniek daarachter zijn echt een hartstocht van mij. Tot mijn zestiende heb ik pianoles gehad en ik speel nog altijd blokfluit. Daarom lag het voor de hand dat ik mijn toekomst zou zoeken in de muziekwereld. Het werd pianotechniek. Piano’s en vleugels zijn mooie, interessante instrumenten met een boeiende techniek.” Rani koos voor de driejarige opleiding Pianotechniek in Amster dam: één dag school en drie dagen stage. Onder andere bij het Steinway Center Ypma in Alkmaar. “Ik stemde instrumenten in De Doelen, in het Concertgebouw en in het Muziekgebouw aan ’t IJ. Heel bijzonder dus. In die tijd ben ik afgestudeerd.” Na enige tijd in loondienst te hebben gewerkt, besloot ze eigen baas te worden. “Ik nam stemklanten van iemand over en ben aan de slag gegaan. Daarnaast werk ik drie dagen in de week voor Cox Pianoservice in Gouda. Twee dagen als stemmer en één dag in de werkplaats waar ik instrumenten reviseer. Ik heb het prima naar mijn zin.”
13
branche uitgelicht – kappersbranche
Aantal zzp’ers in de kappersbranche groeit In de periode 2009-2012 is het aantal kappersondernemingen gestegen van 17.000 naar 19.000 bedrijven. Zzp’ers vormen nu bijna tweederde van het totale aantal kappersbedrijven. Vooral het aantal ambulante kappers is gestegen. Het aantal kleinere salons met personeel is opvallend gedaald, terwijl het aantal grotere salons toeneemt. Dit blijkt uit het onlangs verschenen ‘Structuuronder zoek kappersbranche 2013’. Onderzoeksbureau EIM heeft, met medewerking van brancheorganisatie ANKO, het onderzoek gedaan in opdracht van het HBA. De totaalomzet van de branche is volgens het onderzoek gestegen van 1,2 miljard euro in 2008 naar 1,4 miljard in 2011. De 6.000 salons met personeel zijn verantwoordelijk voor 80% procent van de branche omzet. Van de zzp’ers is 35% ‘zeer’ tevreden over het bedrijfsresultaat in 2011 (2008: 33%), 57% toont zich ‘tamelijk’ tevreden (2008: 61%). Van de ondernemers met personeel is 18% ‘zeer’ tevreden over het bedrijfs resultaat 2011, een daling met 6% ten opzichte van 2008. Het percentage ‘tamelijk’ tevreden ondernemers met personeel nam af tot 18% (2008: 24%).
Sterke positie vrouwen
Op 1 januari 2012 waren circa 47.000 personen werkzaam in de kappersbranche, een stijging van 5.000 mensen vergeleken met 1 januari 2009. Zeventig procent van hen is werkzaam bij bedrijven met personeel. In de groep zzp’ers zijn vooral vrouwen actief. Ook de eigenaren van een kapsalon met medewerkers zijn in meerderheid vrouw (63%). In 2011 heeft 43% van de bedrijven met personeel (nieuwe) medewerkers aangenomen. In totaal waren dat ongeveer 3.800 mensen. In dezelfde periode heeft een gelijk aantal werknemers het bedrijf verlaten. Ruim 60% van hen is in de branche werkzaam gebleven.
Knelpunten
Bijna de helft van de kapsalons met personeel noemt concurrentie op prijs als een belangrijk knelpunt. Ook het verkrijgen van financiering, de stijging van de loonkosten en het aantrekken van gemotiveerd en bekwaam personeel wordt in hun ogen steeds lastiger. De groep alleen werkende kappers ervaart nauwelijks knelpunten. 18% Van hen noemt concurrentie op prijs als grootste probleem. Het rapport ‘Structuuronderzoek kappersbranche 2013’ is te downloaden via www.hba.nl > downloads > structuuronderzoek (HBA-publicatiereeksnr. 512).
De kappersbranche in kort bestek Aantal ondernemingen: 19.000 Gezamenlijke omzet: € 1,4 miljard Werkzame personen: 47.000 Brancheorganisatie: ANKO
14
branche uitgelicht – kappersbranche
Anko: ‘Tweedeling wordt steeds scherper zichtbaar’ De kappersbranche is behoorlijk in beweging, zo blijkt uit het recente EIM branchestructuuronderzoek. ANKO-directeur Rob Vos en Gert Jan Deben, manager Beleid, Advies & Diensten van deze brancheorganisatie, geven hun visie op de resultaten van het onderzoek.
Wat zijn voor u de meest opvallende resultaten uit dit onderzoek?
Vos: “Het onderzoek bevestigt de indruk die we al hadden. In onze branche tekent zich steeds meer een tweedeling af met sterke bedrijven aan de ene kant en zwakkere aan de andere kant. Het bovenste en het onderste segment van de ondernemingen wordt steeds scherper zichtbaar. Met name de economische opbouw speelt hierbij een rol. Ondernemers leiden hun mensen goed op, maar kunnen hen moeilijk aan hun bedrijf binden. Tegelijkertijd is de kostenstructuur door het arbeidsintensieve karakter van het beroep een belangrijke factor. Als de lonen sneller stijgen dan de omzet, wat de realiteit van de laatste jaren is, kan dit ondernemers voor problemen stellen.” Deben: “Bovendien is het tegenwoordig gemakkelijk om een bedrijf te beginnen. Dat werkt de opkomst van kleine en zwakke ondernemingen in de hand.” Vos: “Tegelijkertijd zien we ook dat kapsalons, die bedrijfsmatig goed worden geleid, een steeds professioneler uitstraling krijgen. De stijgende toepassing van automatisering en het inzetten van social media dragen daar flink aan bij.”
De totaalomzet van de branche is gestegen van circa 1,2 miljard in 2008 euro naar ruim 1,4 miljard euro in 2011. Bovendien zegt de meerderheid van de ondernemers tevreden te zijn over hun bedrijfsresultaat. Dat leidt gemakkelijk tot de veronderstelling dat het de branche voor de wind gaat, zeker in deze tijd van economische malaise. Is die conclusie juist? Vos: “Nee, dat is veel te kort door de bocht. De cijfers in dit onderzoek zijn niet zo hard als bijvoorbeeld die van het CBS. Daarom moet je voorzichtig zijn met dergelijke conclusies. De werkelijkheid is dat de afgelopen jaren geen substantiële omzetgroei te zien is geweest. Het gaat een aantal bedrijven goed, maar lang niet allemaal. Bovendien is de meerderheid van de ondernemers inderdaad nog wel tevreden, maar dat gevoel is de afgelopen jaren wel aanzienlijk afgenomen. Verder zien we ook hier de tweedeling. Veel kleine ondernemers beschouwen het knippen als bijverdienste. Zij bekijken hun activiteiten niet bedrijfsmatig. Hun uitspraken over bedrijfsresultaat moet je in die context zien. Ondernemers met een grote salon, die dus echt bedrijfsmatig bezig zijn, zijn daarentegen bezorgd over de loonkostenontwik keling.”
Deben: “De loonkostenontwikkeling staat niet op zichzelf als het gaat om personeelszaken. De verdere ontwikkeling van vakmanschap en de wens om medewerkers langer ‘aan boord’ te houden zijn andere onderwerpen die aandacht vragen. Ook in onze branche klinkt het geluid van het motto ‘een leven lang leren’ steeds sterker. Er wordt serieus nagedacht over de invoering van de meestertitel en over uitbreiding van het aanbod aan opleidingen met een branchediploma. Dat zal onze bedrijfstak professione ler en sterker maken.”
15
nieuws
Elfde Branchecode met ri&e in aantocht
Het programma van het HBA bestaat uit zes beleidsthema’s samengevat onder de titel :
Binnenkort brengt het HBA de elfde Branchecode uit met een checklist die geschikt is als Risico-Inventarisatie en Evaluatie (RI&E). Het betreft de Code voor het natuursteenbedrijf. Verder toetst een arbodeskundige op dit moment de Codes van de voetverzorger en van de schoonheidsspecialist zodat deze de komende jaren als branche-RI&E kunnen gelden. Hierbij gaat het om Codes die uit 2009 dateren en op verzoek van de sociale partners worden verlengd. “Als ondernemer heb je met veel overheidsbemoeienis te maken: wetgeving, vergunningen, richtlijnen en meldingen. Het HBA vindt dat een kleine ambachtelijke ondernemer kort, helder en krachtig geïnformeerd moet worden over deze regels. Ook richtlijnen voor veilig en gezond werken moeten onderdeel uitmaken van deze informatie en zijn daarmee gelijk ingebed in de bedrijfsvoering. En daarmee is het concept van de Code uniek”, zegt Jacques Rijk, projectleider Codes bij het HBA. “Meerdere losse, elkaar overlappende instrumenten zoals een arbocatalogus en een RI&E zoals de Arbowet voorstelt, is niet de oplossing voor het kleinbedrijf. Beter is alles te bundelen en het goed toegankelijk te maken. Hiermee wordt de kans op een goede implementatie van arboregels sterk vergroot. Met de Codes haken we in op het overheidsbeleid dat er op gericht is de branches zelf arborichtlijnen te laten ontwikke len. Het HBA neemt daarbij veelal het initiatief en zorgt dat de Codes en RI&E’s daadwerkelijk tot stand komen,” aldus Rijk.
Wat is een RI&E?
De Arbowet verplicht iedere ondernemer met personeel om periodiek (circa eens in de drie jaar) een RI&E te maken. Daarin staat: welke risico’s er zijn voor het personeel en de onderneming welke maatregelen de ondernemer heeft genomen om schade aan de gezondheid van zijn werknemers en zichzelf te voorkomen welke maatregelen hij verder nog zal nemen (Plan van Aanpak)
Het HBA helpt de ondernemers door branche-RI&E’s te ontwikkelen, zodat ze deze zelf niet hoeven te maken. En met een branche-RI&E is toetsing door een arbodienst niet meer nodig. Dat scheelt in tijd en kosten.
Recente HBA-publicaties Titel HBA-publicatiereeksnummer Structuuronderzoek kappersbranche 2013 *Ook te downloaden via www.hba.nl
16
nr. 512*
a
‘A’mbachtseconomie Het publiek en de beleidsmakers ervan over tuigen dat de ambachten nu en in de toe komst onmisbaar zijn voor de samenleving, met perspectieven voor jong en oud.
v
‘V’akmanschap Bevorderen van de instroom van jongeren en van zij-instromers en stimuleren van maatregelen om bestaande vakmensen te behouden.
o
‘O’ndernemerschap Versterken ondernemerschap en bedrijfs voering, van start tot finish.
i
‘I’mago De aantrekkingskracht en uitstraling van de ambachten vergroten.
c
‘C’ollectieve actie en belangenbehartiging Stimuleren van samenwerking tussen gelijk gestemde branches om een gemeenschappe lijk doel te bereiken.
e
‘E’ffectieve afstemming De boodschap van de ambachtseconomie intern en extern, naar de overheid en het brede publiek, eenstemmig overbrengen.
Hoofdbedrijfschap Ambachten Ierlandlaan 21 Postbus 895, 2700 AW Zoetermeer T 079 316 11 11 I www.hba.nl E
[email protected]