dossier europa
‘Wij kiezen met gezond verstand voor Europa!’
Foto: Leonard Walpot
Een halfjaar geleden werd Esther de Lange door de lezen gekozen als lijsttrekker voor de Europese verkiezingen na een campagne- en debattoer in heel Nederland. In de aanloop naar 22 mei zal ze opnieuw alle provincies aandoen. De Lange maakte indruk tijdens haar campagne en wist menig zaal door haar boodschap en haar overtuigingskracht voor zich te winnen. Hoe gaat ze straks de kiezer overtuigen om op 22 mei op het CDA te stemmen?
10 |
Bestuursforum s April 2014
door Marjolijn van der Stel drs. M.J. van der Stel werkt op het partijbureau als eindredacteur.
DOSSIER EUROPA
Hoe gaan we deze verkiezingen winnen? Esther de Lange: ‘Het cda gaat de verkiezingen in met een duidelijk verhaal. Nederland kan niet zonder Europa. Voor onze banen, economie, veiligheid en stabiliteit. Wij kiezen met gezond verstand voor Europa, dat gedeelde problemen oplost waar dat nodig is, maar zich niet bemoeit met zaken die we zelf kunnen oplossen. Geen populistisch “nee” of federalistische “ja” dromen. Wij kiezen ervoor om de komende jaren het vertrouwen binnen de Europese Unie te herstellen. Want dat is in het belang van Nederland. Als cda zeggen we dan ook: voor Nederland, in Europa. Vanuit de overtuiging dat we Nederland welvarend en veilig door willen geven aan onze kinderen. Wij zijn de partij die van onderop, vanuit de zorgen van mensen oplossingen zoekt. Liefst lokaal, dicht bij mensen. Maar als het moet regionaal, in Den Haag of in Brussel. Daarom hebben we iedereen nodig om deze heldere cda-boodschap sterk neer te zetten. En ik ben ervan overtuigd dat we dat kunnen met onze fantastische club.’
‘Wij kiezen ervoor om de komende jaren het vertrouwen binnen de Europese Unie te herstellen’ Welke Europese onderwerpen die in de komende jaren op de agenda staan, zijn van groot belang voor raadsleden en statenleden? Esther de Lange: ‘De belangrijkste onderwerpen die gemeenten raken zijn die onderwerpen die dicht bij mensen komen. De problemen die in de grensregio’s spelen voor het midden- en kleinbedrijf, de arbeidsmigranten die bijvoorbeeld de tuinbouw komen versterken, het Europees aanbesteden van schoonmaakwerk van het gemeentehuis wat je eigenlijk gewoon lokaal wilt oplossen, lokale transportondernemingen die via schijnconstructies eruit geconcurreerd worden, je agrarische ondernemers die met een nieuw landbouwbeleid te maken krijgen (zie BF 2013, nr. 6/7, p. 4,5 Interview met Esther de Lange over de toekomst van het gemeenschappelijke Europese landbouwbeleid, red.). Er is veel Europese regelgeving die aandacht verdient. Omdat het met een beetje gezond verstand een stuk beter kan.’ Zes jaar geleden, in 2007 begon je als Europarlementariër. Je hebt inmiddels één volle periode achter de rug. Wat beschouw je als je grootste succes in de afgelopen periode? Esther de Lange: ‘Drie zaken vind ik belangrijke successen. Ten eerste dat ik op mijn dossiers het strategisch nadenken over de toekomst op de agenda heb kunnen krijgen. We zijn als Europeanen een steeds kleiner clubje ten opzichte van de rest van de wereld. Gaan we vechten om voedsel, energie en grondstoffen, of zijn wij het continent dat de concurrentie met slimme oplossingen voorblijft? Die grote uitdaging krijgt te weinig aandacht, en dat heb ik op de agenda gekregen.
Provincietour Esther de Lange Tijdens de campagne voor de Europese verkiezingen op 22 mei bezoekt Esther de Lange alle provincies. Donderdag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Maandag Dinsdag Donderdag Vrijdag Zaterdag
17 april 22 april 23 april 24 april 2 mei 3 mei 5 mei 6 mei 8 mei 9 mei 10 mei
Flevoland Gelderland Friesland Groningen Zuid-Holland Overijssel Noord-Holland Limburg Drenthe Utrecht Noord-Brabant
N.B. Op vrijdag 28 maart vond Esthers eerste bezoek plaats, aan Zeeland.
Ten tweede is mijn Europees voedselfrauderapport een belangrijk signaal geweest om de achilleshiel van de Europese Unie aan te pakken: regels worden Europees afgesproken, handhaving is nationaal. En het is te vaak zo dat zij die zich niet aan de regels houden aan het langste eind trekken. Dat moet anders. Niet met meer regels, maar door het eerlijk handhaven van de regels die we samen hebben afgesproken. Het cda heeft ook in de persoon van Corien Wortmann succes geboekt om de stabiliteit van en het vertrouwen in de Europese bankenwereld terug te brengen.’
‘Gaan we vechten om voedsel, energie en grondstoffen, of zijn wij het continent dat de concurrentie met slimme oplossingen voorblijft?’ De opkomst bij Europese verkiezingen is vaak laag. In 2009 ging maar 36,5 procent van de stemgerechtigden naar de stembus. Vijf jaar eerder was het 39,1 procent. Hoe kun je burgers zich weer meer laten interesseren voor Europa? Esther de Lange: ‘Ik denk dat mensen wel weten hoe belangrijk Europa is. Alleen zijn ze de afgelopen jaren geconfronteerd met onnodige en gedetailleerde regelgeving, die nauwelijks bijdraagt aan de zorgen van gewone mensen: hoe verdien ik mijn boterham en hoe waarborg ik een goede toekomst voor mijn kinderen? Onze opdracht is: het vertrouwen terugwinnen. En daar ga ik me de komende maanden, met hopelijk jullie hulp, met volle overtuiging voor inzetten.’
s
Reageren?
[email protected]
Bestuursforum s April 2014
| 11
dossier europa
Belangenvertegenwoordiging in Brussel
Verbinding tussen Europees en lokaal bestuur In Europa is Brussel de stad met de meeste lobbyisten binnen haar grenzen. Schattingen lopen uiteen van 15.000 tot 20.000 lobbyisten, gezamenlijk actief voor ongeveer 2.500 lobbykantoren, al spreekt men zelf liever over belangenvertegenwoordiging. Wat kunnen deze belangenvertegenwoordigers voor decentrale bestuurders betekenen? En vice versa? De beleidskracht komt op veel terreinen niet meer uitsluitend uit Den Haag, maar in steeds ruimere mate uit Brussel. De Europese Unie vaardigt elk jaar honderden wetten uit. Deze wetten betreffen vaak verregaande richtlijnen. Sinds de jaren tachtig is het aantal wetten significant gestegen doordat ‘Brussel’ steeds meer bevoegdheden heeft gekregen. Naast het creëren van een interne markt beslist de eu tevens over allerlei grensoverschrijdende terreinen, bijvoorbeeld op het gebied van milieuwetgeving en landbouw, maar ook transport en consumentenbescherming. De Brusselse invloed verschilt per beleidsterrein. Zo berekende het T.M.C. Asser Instituut in 2007 dat bij milieu ten minste 66 procent van de nationale regelgeving een Brusselse oorsprong heeft, bij onderwijs was dit slechts 6 procent. Het blijft echter een feit dat al deze wetten op nationaal niveau geïmplementeerd moeten worden. Voor Nederlandse bedrijven, maar ook gemeenten en provincies is het dus van belang dat ze uit de voeten kunnen met wetgeving uit Brussel.
door Barend Tensen B. Tensen MSc is trainee bij Wilfried Martens Centre for European Studies in Brussel (Denktank Europese Volkspartij).
vertegenwoordigen ze ongeveer 35.000 boeren in Nederland. Vrijwel elke gemeente in Nederland heeft ook een eigen lto-afdeling, bestuurd door een aantal leden uit diezelfde gemeente of regio. Luc Groot: ‘De vicevoorzitter van de afdeling Ede is bijvoorbeeld een melkveehouder die zijn leden vertegenwoordigt als het over landschapsinrichting gaat. Op het moment dat er in een gemeente gestemd wordt over een bestemmingsplan dat invloed kan hebben op een groep boeren uit zijn gemeente, spreekt hij met leden van de gemeenteraad. Deze afdelingen worden ondersteund door mensen vanuit onze werkorganisatie, zoals ik daar op Europees niveau verantwoordelijkheid voor draag.’ Om concurrerend te kunnen blijven heeft de Nederlandse agrarische sector veel baat bij het openhouden van de grenzen en gelijke standaarden met betrekking tot milieu- en dierenwelzijnrichtlijnen. Groot: ‘Boeren en tuinders in Nederland verdienen hun brood grotendeels over de grens. Meer dan de helft van onze landbouwproducten wordt over de grens geconsumeerd.’
Belangenbehartiging op Europees niveau Luc Groot is sinds 4,5 jaar Hoofd van het Brusselse kantoor van lto Nederland, een brancheorganisatie die zich inzet voor de Nederlandse belangen in Europa. lto Nederland vertegenwoordigt drie regionale landbouworganisaties. Gezamenlijk
12 |
Bestuursforum s April 2014
Het oor te luister leggen In veel regio’s is er contact tussen raadsleden en lto-afdelingsbestuurders. Toch wordt dit niet snel gezien als lobbyen. Groot: ‘Het besef van de mogelijkheden is er wel degelijk en hoewel er
DOSSIER EUROPA
in dergelijke situaties ook sprake is van informele beïnvloeding, gelijk aan de praktijk in Brussel, beschouwt men dit in de lokale context meer als natuurlijk gedrag.’ Groot bemerkt hier wel een lichte irritatie: ‘Boeren en tuinders hebben het gevoel dat er minder naar ze geluisterd wordt. Dit heeft vooral te maken met het numerieke aspect, vroeger waren het er gewoonweg veel meer. Door de schaalvergroting die de laatste jaren is doorgezet, staan mensen letterlijk verder af van de boeren. In beleid wordt er daarom minder rekening mee gehouden. Als belangenorganisatie staan we echter wel ons mannetje en weten we onze kanalen te vinden, zowel lokaal, nationaal als Europees. Boeren zijn voor een groot deel verantwoordelijk voor het landschap en voor de economische vitaliteit van Nederland. Het is dus belangrijk dat raadsleden regelmatig hun oor te luister leggen bij de mensen uit de praktijk.’
echter uitsluitend een adviesfunctie. Groot: ‘Om regionale vraagstukken op de kaart te zetten kan samenwerking met het Comité van de Regio’s nuttig zijn, wij richten ons vanuit Brussel echter vooral op het Europees Parlement, de Europese Commissie en de Raad van Ministers, omdat daar de Europese richtlijnen en verordeningen direct vandaan komen.’
Ergens in het proces een meerderheid regelen Goede contacten met de delegaties in het Europees Parlement zijn essentieel voor lobbyorganisaties in Brussel. Groot: ‘Het cda, maar ook de vvd en de kleine christelijke partijen hebben van oudsher veel aandacht voor landbouw. De huidige realiteit wijst echter uit dat deze partijen lang niet altijd meer automatisch de meerderheid hebben. Groot: ‘Het is de taak voor de belangenvertegenwoordiger om uiteindelijk ergens in het politieke besluitvormingsproces een meerderheid voor zijn ideeën te regelen. Wij richten ons daarom ook op andere politieke partijen en organisaties.’
Aansluiting bij de Europese agenda Simon Rooze, lobbyist voor FleishmanHillard, een van de grotere adviesbureaus in Brussel voor onder andere de financiële en de energiesector, geeft aan dat het ook voor bedrijven belangrijk is aangesloten te blijven bij de Europese agenda. Rooze: ‘De Brusselse lobbywereld is zo groot en divers dat het vrij moeilijk is voor belanghebbenden om daarin hun plaats te vinden. Ik zie mijn rol als lobbyist dan ook vooral als vertolker tussen het Europees beleid en de belanghebbers.’ Een onderbelichte rol van de Brusselse lobbyisten is bijvoorbeeld het voorlichten van Europarlementariërs. Rooze: ‘Vaak is het voor beleidsmakers moeilijk om te beoordelen wat precies de gevolgen zijn voor het bedrijfsleven. In dat kader dragen lobbyisten bij aan het wetgevingsproces, al maken parlementariërs natuurlijk zelf de afweging.’ Ook een adviesbureau als FleishmanHillard kan volgens Rooze iets betekenen voor regionale belangen: ‘Ons werk kan complementair zijn aan het werk van gemeenten en provincies. Zo zijn we nauw betrokken bij een project voor landelijke energie, waarbij we voor een energiebedrijf en in samenwerking met een aantal maatschappelijke organisaties en diverse regio’s kijken hoe Europees energiebeleid ervoor kan zorgen dat dunbevolkte provincies zonder gasnetwerk ook van duurzame energie kunnen worden voorzien. Als het gaat om specifieke belangen voor een gemeente of een provincie dan kan een adviesbureau uitkomst bieden. De snelste route gaat echter via de Nederlandse Europarlementariër verantwoordelijk voor het betreffende beleidsterrein. Zij hebben ook vaak de regionale binding. Verder is er ook regelmatig contact met het Huis van de Nederlandse Provincies, het platform voor de gezamenlijke belangenbehartiging van de provincies op Europees niveau.’ Het Comité van de Regio’s, het politieke orgaan van de eu waarin vertegenwoordigers van het lokale en regionale bestuur plaatsnemen, biedt decentrale overheden als provincies, gemeenten en steden de mogelijkheid om de Europese instellingen van advies te voorzien. Op voordracht van de lidstaten worden leden van decentrale instanties in hun regio voor vijf jaar door de Raad van Ministers benoemd. Zo kunnen raadsleden in een vroeg stadium proberen verbindingen te leggen tussen het Europees beleid en lokaal bestuur. Het Comité heeft
‘Ons werk kan complementair zijn aan het werk van gemeenten en provincies’ Het is belangrijk vroeg in het wetgevingsproces in te stromen. Rooze: ‘Op het moment dat je weet dat de Commissie over een bepaald wetsvoorstel nadenkt, is het van belang dat je als vertegenwoordiger tijdens de hiervoor speciaal georganiseerde hoorzittingen je stem laat horen. Vervolgens ga je waar mogelijk het gesprek aan met de rapporteurs, de Europarlementariërs die verantwoordelijk zijn voor de inhoudelijke beoordeling van de wetten die op initiatief van de Commissie worden voorgesteld.’
Openheid van zaken Een veelvoorkomend bezwaar tegen Europese politiek is de grote invloed van lobbyisten in Brussel. Omdat een klein nuanceverschil in een wetsvoorstel grote (financiële) gevolgen kan hebben voor een complete sector, heeft iedere bestuurslaag, multinational of non-gouvernementele organisatie medewerkers in Brussel, dicht bij het vuur. Deze nuanceverschillen kunnen soms slechts een komma of een lidwoord betreffen. Om meer inzicht te kunnen bieden in het informele beïnvloedingsproces van de eu is er op initiatief van de Europese Commissie en het Europees Parlement enkele jaren geleden een lobbyregister geopend waarin lobbyorganisaties maar ook hun klanten zich kunnen inschrijven. Ter bevordering van de transparantie zouden Groot en Rooze graag zien dat dit verplicht wordt gesteld. Groot: ‘Om van het negatieve imago van lobbyisten af te komen moet je gewoon transparant zijn. Bij sommige lobbyorganisaties is het niet duidelijk waar ze precies voor staan, of ze verschuilen zich achter een stichting. Dit past echt niet meer in deze tijd, mensen willen gewoon openheid van zaken.’
s
Reageren?
[email protected]
Bestuursforum s April 2014
| 13
dossier europa
Wonen en verblijven: een grijze grenszone Dat onderdanen uit andere EU-lidstaten in ons land als werknemers aan de slag mogen, is het probleem niet. Het zijn vaak werkgevers die ongecontroleerd hun gang kunnen gaan met het niet voldoen aan de Europese regels. In deze regels is opgenomen dat mensen betaald moeten worden volgens de Nederlandse loon- en arbeidsvoorwaarden. Het niet voldoen aan deze regels zorgt voor de oneerlijke concurrentie. Dat er bovendien te veel schijnzelfstandigen zijn die onze bouwvakkers het werk afnemen, moet de inzet van de controle zijn. Dat bijvoorbeeld Bulgaren in Nederland fraudeerden met de zorgtoeslag is niet te wijten aan de eu, maar aan lokale overheden die bij de inschrijving verzuimden om de vraag te stellen of er voldoende middelen van bestaan én een ziektekostenverzekering in het land van herkomst was. Ik heb eens gebeld naar enkele gemeenten om te vragen of ze dat controleren. ‘Nee’ was het antwoord, want het heeft te maken met de privacy. Dat zet dus de deur open naar fraude met miljoenen euro’s. Dus meer inspectie en controle zijn gewenst!
Hoe geregeld? Het verblijfrecht van eu-burgers is geregeld in Richtlijn 2004/38/EG. In die richtlijn is overigens geen definitie gegeven van verblijven/wonen. Echter, op grond van de socialezekerheidsverordening 883/2004 & 987/2009 en het van toepassing zijnde dubbelbelastingverdrag kan een persoon slechts in één lidstaat wonen. Hij kan slechts in één lidstaat sociaal verzekerd zijn en dubbele belasting is onmogelijk. De betrokkene kan niet kiezen waar hij sociaal verzekerd is of waar hij wil wonen. Waar iemand woont, wordt vastgesteld volgens de bepalingen van Verordening 883/2004 respectievelijk het belastingverdrag.
Inschrijving in de GBA Het is wel mogelijk dat iemand in meer lidstaten van de Europese Unie in het bevolkingsregister is ingeschreven. Dit kan het gevolg zijn van de toepassing van de wet- en regelgeving van de verschillende lidstaten. Bij de inschrijving in Nederland wordt hier niet op gecontroleerd. Bepalend voor de inschrijving in Nederland is de feitelijke vastgestelde woonsituatie, waarbij het gegeven of een persoon in het buitenland geregistreerd is, niet relevant is. Overigens biedt ook de Europese Richtlijn 2004/38/EG de ruimte aan lidstaten om te verlangen dat voor verblijfsperioden van meer dan drie maanden de burger van de Unie zich laat inschrijven bij de bevoegde autoriteiten van de plaats waar hij verblijft. Er bestaat geen verplichting bij inschrijving in Nederland in de gemeentelijke basisadministratie – tegenwoordig Basisregistratie Personen (brp) genaamd – te bewijzen, dat men uitgeschreven is in een ander land. De verplichting tot inschrijving in
14 |
Bestuursforum s April 2014
door Ria Oomen Mevr. M.G.H.C. Oomen is sinds 1989 lid van het Europees Parlement voor de EVP.
Nederland strekt ertoe dat mensen die hier feitelijk verblijven, worden geregistreerd. Voor de inschrijving in de basisregistratie is het niet relevant wat er in het land van herkomst al dan niet is geregistreerd over de persoon die zich in Nederland inschrijft. Nederland gaat niet over de registratie en het registratiebeleid van andere landen in de Europese Unie. Bovendien is er sprake van vrij verkeer van personen – werknemers in het bijzonder – binnen de Europese Unie.
Bepalend voor de inschrijving in Nederland is de feitelijke vastgestelde woonsituatie Onderscheid tussen wonen (permanent) en verblijven (tijdelijk) oftewel ingezetenen en niet-ingezetenen Iemand die voor een periode van vier maanden of langer in Nederland woont, is ingezetene (inwoner). Naast ingezetenen zijn er niet-ingezetenen. Dit zijn personen die niet of korter dan vier maanden in Nederland wonen en een relatie hebben met Nederlandse overheidsinstellingen. Het gaat bijvoorbeeld om mensen die tijdelijk in Nederland werken, maar nog in het buitenland wonen. Of mensen die in Nederland hebben gewoond en die nu in het buitenland een Nederlands pensioen genieten.
Registratie niet-ingezetenen De Registratie Niet-Ingezetenen (rni) registreert personen die niet in Nederland wonen, maar die wel een relatie hebben met (meerdere) Nederlandse overheidsinstellingen1. Het is voor niet-ingezetenen belangrijk om geregistreerd te zijn, omdat zij daarmee een burgerservicenummer (bsn) ontvangen. Overheidsinstellingen (svb, Belastingdienst, enz.) houden nu elk hun eigen registratie bij van niet-ingezetenen met wie zij te maken hebben. Dit op grond van Nederlandse én eu-wetgeving en belastingverdragen. De Wet Basisregistratie personen maakt het mogelijk dat gegevens van niet-ingezetenen centraal en op dezelfde manier worden vastgelegd2.
Foto: Martin Lahousse
DOSSIER EUROPA
Voorbeelden van verschillen tussen ingezetenen (wonen) en niet-ingezetenen (verblijven)
Een EU-student studeert in Nederland Wanneer een student voor langere tijd in Nederland studeert, is hij ingezetene. Dat betekent niet dat hij sociaal verzekerd is in Nederland4. Hij bouwt geen aow, enz. op. Hij is dan ook niet verzekerd volgens de Zorgverzekeringswet. Buitenlandse studenten kunnen wel recht hebben op huurtoeslag, mits aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt voldaan. Het feit dat ze niet sociaal verzekerd zijn staat dit niet in de weg. Hij heeft aanspraak op medische zorg in Nederland via zijn ehic, die afgegeven wordt door het land van herkomst. Heeft betrokkene zich niet uitgeschreven in zijn land van herkomst dan heeft hij dubbel kiesrecht (ook voor de gemeente). Pas wanneer een student in Nederland werkt, is hij sociaal verzekerd in Nederland. Om in aanmerking te komen voor de Nederlandse wsf moet er 64 uur per maand gewerkt worden. Controle door duo (wsf) en svb.
Werknemer op Nederlandse loonlijst a. De eu-werknemer is niet-ingezetene. Hij werkt in Nederland voor een Nederlandse werkgever. Hij wordt werkloos. Hij kan dan kiezen voor een Nederlandse werkloosheidsuitkering3 en moet verder in Nederland verblijven. Hij kan ook onmiddellijk teruggaan naar zijn woonland en daar recht hebben op woonlanduitkering. Is deze werknemer ingezetene? Dan heeft hij alleen aanspraak op een Nederlandse werkloosheidsuitkering. Er vindt controle plaats door het uwv. b. De eu-werknemer is ingezetene. Hij werkt in Nederland voor een Nederlandse werkgever. Hij heeft aanspraak op Nederlandse akw, kindgebondenbudget (kgb) en zorgtoeslag. Wanneer zijn in een ander lidstaat wonende huwelijkspartner aanspraak heeft op gezinsuitkeringen daar, dan worden deze in mindering gebracht op de Nederlandse akw, kgb. Controle vindt plaats door Belastingdienst (toeslagen) en svb.
Werknemer op niet-Nederlandse loonlijst Het gaat dan om een vanuit het buitenland gedetacheerde werknemer, die sociaal verzekerd is en dit blijft in het land van herkomst (maximaal 2 of 5 jaar). Is er sprake van langdurige detachering? Dan is er sprake van ingezetenschap. Geen Nederlandse socialezekerheidsrechten (aow/akw/toeslagen), maar wel belastingplichtig in Nederland bij daadwerkelijk wonen in Nederland. Controle door svb en Belastingdienst (toepassing belastingverdrag).
s
Reageren?
[email protected]
Sinds 6 januari 2014 kunnen niet-ingezetenen zich inschrijven in de rni bij achttien gemeenten in Nederland. Dit zijn Alkmaar, Almelo, Amsterdam, Breda, Den Haag, Doetinchem, Eindhoven, Groningen, Goes, Heerlen, Leeuwarden, Leiden, Nijmegen, Rotterdam, Terneuzen, Utrecht, Venlo en Zwolle. 2
In de toekomst zal de registratie van niet-ingezetenen plaatsvinden in de centrale ictvoorziening die wordt ontwikkeld door het programma modernisering Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (mGBA). Voorlopig zal de bijhouding van de gegevens van niet-ingezetenen in de Registratie Niet-Ingezetenen (rni) plaatsvinden. De rni vormt samen met de gemeentelijke GBA’s en de GBA-Verstrekkingsvoorziening (GBA-V) de Basisregistratie Personen.
Heeft betrokkene slechts een maand in Nederland gewerkt en voorheen 10 jaar in het buitenland, dan heeft hij toch aanspraak op een Nederlandse werkloosheidsuitkering alsof hij 10 jaar + 1 maand in Nederland zou hebben gewerkt. Hoogte is 70/75% van Nederlands loon. Artikel 11 van EU-Vo 987/2009
Bestuursforum s April 2014
| 15